14.10.2013 Views

L ANCIA L YBRA - Fiat-Service

L ANCIA L YBRA - Fiat-Service

L ANCIA L YBRA - Fiat-Service

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

L <strong>ANCIA</strong> L <strong>YBRA</strong><br />

603.45.316 NL<br />

GEBRUIK EN ONDERHOUD


Zeer geachte cliënt,<br />

Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een L<strong>ANCIA</strong> hebt gekozen.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto<br />

gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische<br />

kwaliteiten van uw L<strong>ANCIA</strong> te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken<br />

van uw L<strong>ANCIA</strong> maar ook belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de<br />

rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />

In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd<br />

onderhoud:<br />

het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd<br />

zult raken en dat uw nieuwe auto en de ondersteuning van de L<strong>ANCIA</strong>-organisatie u volledig<br />

tevreden zullen stellen.<br />

Veel leesplezier en goede reis!


VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de<br />

Lybra.<br />

Dankzij deze opvatting kon de Lybra strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />

De Lybra voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid,<br />

al voorbereid op de toekomstige normen.<br />

Daarnaast is de Lybra door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan<br />

het behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />

Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van<br />

het milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat L<strong>ANCIA</strong> hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te<br />

bereiken: 100% recycling. Aan het einde van zijn lange levensduur kan de Lybra eenvoudig ontmanteld<br />

en al zijn onderdelen gerecycleerd worden.<br />

Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn<br />

minder nieuwe grondstoffen nodig.


BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De bescherming van het milieu is het uitgangspunt geweest in alle fasen van de ontwikkeling en<br />

productie van de Lybra. Het resultaat is zichtbaar in het gebruik van de materialen en de toepassing<br />

van systemen om de schadelijke effecten te voorkomen of drastisch te beperken.<br />

De Lybra, uitgerust met systemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu door beperking<br />

van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, is klaar voor de start en voldoet aan de strengste internationale<br />

milieu-eisen.<br />

GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de auto bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning<br />

bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het<br />

gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn<br />

niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium<br />

en/of chroom.


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN BIJ BENZINEMOTOREN<br />

Drieweg-katalysator (katalysator)<br />

Koolmonoxide, stikstofoxide en onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste schadelijke<br />

bestanddelen in de uitlaatgassen.<br />

De katalysator is een “mini-laboratorium” waarin een zeer hoog percentage van de bestanddelen<br />

tot onschadelijke stoffen wordt omgevormd.<br />

Dit proces wordt uitgevoerd door zeer kleine deeltjes edelmetaal in het keramisch element dat<br />

wordt omgeven door een metalen huis.<br />

Lambdasonde<br />

Alle benzine-uitvoeringen zijn uitgerust met een lambdasonde. Deze zorgt voor de juiste mengselverhouding<br />

van lucht en benzine, wat zeer belangrijk is voor de juiste werking van de motor en de<br />

katalysator.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit<br />

systeem de dampen in een speciaal actieve-koolfilter, waaruit de dampen bij draaiende motor<br />

vervolgens afgezogen en verbrand worden.


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN BIJ DIESELMOTOREN<br />

Oxidatie-katalysator<br />

De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande kool -<br />

waterstoffen zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de<br />

typische dieselgeur verminderd worden.<br />

De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch<br />

binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />

Uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R. Cooled)<br />

Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het<br />

percentage dat gerecirculeerd wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />

Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.


SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />

De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje<br />

waar we extra aandacht voor vragen.<br />

Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk<br />

onderwerp het gaat:<br />

Veiligheid van de inzittenden.<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies kan<br />

gevaar opleveren voor de inzittenden.<br />

Bescherming van het milieu.<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto zo min<br />

mogelijk schade aan het milieu op -<br />

levert.<br />

Conditie van de auto.<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies schaadt<br />

de conditie van de auto en zal in veel<br />

gevallen ook de garantie doen ver -<br />

vallen.


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen<br />

van uw Lybra zijn specifiek<br />

gekleurde plaatjes aangebracht met<br />

daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht moet nemen<br />

als u met het betreffende onderdeel te<br />

maken krijgt.<br />

Hierna volgen kort samengevat de<br />

symbolen die vermeld staan op de<br />

plaatjes die op uw Lybra zijn aangebracht<br />

met daarnaast het onderdeel<br />

waarop het symbool betrekking heeft.<br />

Bovendien zijn de symbolen naar<br />

betekenis in groepen onderverdeeld:<br />

gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.<br />

SYMBOLEN DIE GEVAAR<br />

AANDUIDEN<br />

motor.<br />

is.<br />

Accu<br />

Corrosieve vloeistof.<br />

Accu<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Ventilateur<br />

Kan automatisch inscha -<br />

kelen, ook bij stilstaande<br />

Expansiereservoir<br />

Draai de knop niet los als<br />

de koelvloeistof nog heet<br />

Bobine<br />

Hoge spanning.<br />

Riemen en poelies<br />

Bewegende delen; niet<br />

dichtbij komen met<br />

lichaamsdelen of kledingstukken.<br />

Slangen van de<br />

airconditioning<br />

Niet openen. Gas onder<br />

hoge druk.<br />

7


VERBODSSYMBOLEN<br />

8<br />

Accu<br />

Niet dichtbij komen met<br />

open vuur.<br />

Accu<br />

Houd kinderen op afstand.<br />

Hitteschilden - riemen -<br />

poelies - ventilateur<br />

Niet aanraken.<br />

WAARSCHUWINGSSYMBOLEN<br />

Katalysator<br />

Parkeer niet boven brandbare<br />

materialen. Raadpleeg<br />

het hoofdstuk: “Voorzorgmaatregelen<br />

voor het behoud van de emissie -<br />

reductiesystemen”.<br />

Stuurbekrachtiging<br />

De vloeistof in het re servoir<br />

mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden. Gebruik<br />

uitsluitend de vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

Remcircuit<br />

De vloeistof in het reservoir<br />

mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden. Gebruik<br />

uitsluitend de vloei stof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

tabel”.<br />

Ruitenwissers<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

Motor<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

smeermiddelen die zijn aangegeven<br />

in de “Vullings -<br />

Auto rijdt op<br />

milieuvriendelijke<br />

benzine<br />

Tank uitsluitend loodvrije<br />

benzine met een octaangetal<br />

van ten minste 95 R.O.N.


DIESEL<br />

Auto rijdt op diesel<br />

Tank uitsluitend dieselbrandstof.<br />

Expansiereservoir<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Bescherm de ogen.<br />

Accu<br />

Krik<br />

Raadpleeg het instructieboekje.<br />

9


INHOUD<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

L<strong>YBRA</strong> STATION WAGON<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

ACCESSOIRES MONTEREN<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

11


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Wij raden u aan dit hoofdstuk te lezen terwijl<br />

u comfortabel in uw nieuwe Lybra zit. Zo kunt<br />

u de in dit boekje beschreven delen direct<br />

herkennen en alles proberen.<br />

Op deze manier raakt u in korte tijd vertrouwd<br />

met de bedieningsknoppen en de installaties waarmee<br />

uw Lybra is uitgerust. Wanneer u de motor<br />

start en de weg op gaat, zult u nog veel meer<br />

aardige eigenschappen van uw nieuwe auto ontdekken.<br />

DASHBOARD.................................................. 13<br />

START-/CONTACTSLOT................................ 14<br />

L<strong>ANCIA</strong> CODE ............................................... 15<br />

DIEFSTALALARM.......................................... 18<br />

ZITPOSITIE INSTELLEN .............................. 26<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ............................... 32<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN ................ 35<br />

GORDELSPANNERS....................................... 39<br />

AIRBAGS VOOR EN SIDE-BAGS.................... 40<br />

INSTRUMENTENPANEEL ............................. 45<br />

INSTRUMENTEN ........................................... 46<br />

CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES48<br />

12<br />

CHECK CONTROL......................................... 54<br />

ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> MET MULTIFUNCTIONEEL<br />

DISPLAY......................................................... 57<br />

AUTORADIO................................................... 68<br />

KLIMAATREGELING ..................................... 98<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ........... 100<br />

HULPVERWARMING ..................................... 110<br />

HENDELS AAN HET STUUR......................... 111<br />

BEDIENINGSKNOPPEN................................. 114<br />

HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK 117<br />

AUTOMATISCHE SNELHEIDSREGELAAR<br />

(CRUISE CONTROL)...................................... 118<br />

INTERIEURUITRUSTING .............................. 121<br />

OPENDAK ...................................................... 127<br />

PORTIEREN ................................................... 129<br />

BAGAGERUIMTE ........................................... 133<br />

MOTORKAP.................................................... 136<br />

DOP VAN DE BRANDSTOFTANK .................. 138<br />

INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE<br />

TELEFOON .................................................... 139<br />

INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS......... 139<br />

IMPERIAAL/SKI-DRAGER............................. 140<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN ........................... 140<br />

EOBD-SYSTEEM ............................................ 141<br />

ABS ................................................................. 142<br />

AUTORADIO................................................... 144


DASHBOARD<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />

fig. 1<br />

1) Luchtroosters voor lucht naar de zijruiten - 2) Uitstroomopeningen aan de zijkant - 3) Hoogteregelaar koplampen - 4) Instrumenten paneel -<br />

5) Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel - 6)Multifunctioneel scherm van het ICS: autoradio, klokje, boordcomputer (Trip) en check<br />

control - 7) Uitstroomopeningen in het midden - 8) Luchtrooster voor lucht naar de voorruit - 9) Airbag passagierszijde (indien aanwezig) -<br />

10) Schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde - 11) Dashboardkastje - 12) Beker-/blikjeshouder - 13) Schakelaar waarschuwingsknipperlichten<br />

- 14) Bedieningsorganen automatische airconditioning en schakelaar achterruitverwarming - 15) Asbak en aansteker<br />

- 16) Schakelaar mistlampen voor en achter - 17) Pasjeshouder - 18) Bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeiers voor en<br />

achter - 19) Start-/contactslot - 20) Claxon - 21) Bedieningshendel stuurwielverstelling - 22) Airbag bestuurderszijde - 23) Bedieningshendel<br />

buiten ver lichting - 24) Opbergvakje/toegangsklepje zekeringenkastje - 25) Hendel voor ontgrendelen van de motorkap.<br />

P4T0001<br />

13


START-/<br />

CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in 4 standen worden<br />

gedraaid (fig. 2):<br />

STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

stuurslot geblokkeerd. Enkele<br />

elektrische installaties werken (bijv.<br />

autoradio).<br />

MAR: contact aan. Alle elektrische<br />

installaties werken.<br />

AVV: starten van de motor.<br />

PARK: motor uit, parkeerverlichting<br />

aan, sleutel uitneembaar, stuurslot geblokkeerd.<br />

Om de sleutel in stand<br />

PARK te draaien, moet knop A<br />

worden ingedrukt.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv. bij een<br />

poging tot diefstal) moet u,<br />

voordat u weer met de auto gaat<br />

rijden, de werking van het slot<br />

laten controleren bij een Lanciadealer.<br />

14<br />

Verwijder de sleutel altijd<br />

uit het start-/contactslot als<br />

u de auto verlaat, om onvoorzichtig<br />

gebruik van de bedieningsknoppen<br />

te voorkomen.<br />

Vergeet niet de auto op de hand -<br />

rem te zetten, en schakel de eerste<br />

versnelling in als de auto op een<br />

helling omhoog staat. Schakel de<br />

achteruit in als de auto op een helling<br />

omlaag staat.<br />

fig. 2<br />

P4T0005<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen: zet de sleutel in stand<br />

STOP of PARK, trek de sleutel uit en<br />

draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen: draai het stuur iets<br />

heen en weer terwijl u de sleutel in<br />

stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel nooit<br />

uit het contactslot als de<br />

auto nog in beweging is.<br />

Bij de eerste stuuruitslag blok -<br />

keert het stuur automatisch. Dit<br />

geldt in alle gevallen, ook als de<br />

auto gesleept wordt.


L<strong>ANCIA</strong> CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstal is de auto uitgerust met een<br />

elektronische startblokkering (Lancia<br />

CODE) die is goedgekeurd volgens de<br />

EU-normen 95/56. Het systeem scha -<br />

kelt automatisch in als de start-/contactsleutel<br />

wordt uitgenomen. In de<br />

handgreep van de sleutels zit een elektronisch<br />

component gemonteerd dat bij<br />

het starten van de motor een signaal<br />

ontvangt via een speciale antenne die<br />

in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />

Dit signaal wordt omgezet in een ge -<br />

codeerd signaal en vervolgens naar de<br />

regeleenheid van de Lancia CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend,<br />

het starten van de motor mogelijk<br />

maakt.<br />

Bij krachtige stoten of bij<br />

blootstelling aan direct<br />

zonlicht kunnen de elektronische<br />

componenten in de sleutel<br />

beschadigd worden.<br />

DE SLEUTELS (fig. 3)<br />

Bij de auto worden geleverd:<br />

–<br />

twee sleutels A met afstands bediening<br />

voor de centrale portiervergrendeling,<br />

het openen van de motorkap en het<br />

kofferdeksel, het ontgrendelen van het<br />

slot van de tankdop en de in-/uitschakeling<br />

van het diefstalalarm (indien<br />

aanwezig);<br />

– twee sleutels B voor de uitschakeling<br />

van het diefstalalarm (indien<br />

aanwezig); zie voor de werking de<br />

para graaf “Diefstalalarm”.<br />

Knop 1 dient voor de centrale portiervergrendeling,<br />

het slot van de<br />

tankdop en het diefstalalarm (indien<br />

aanwezig).<br />

fig. 3<br />

P4T0006<br />

Als op knop 1 wordt gedrukt, gaat<br />

het rode lampje 2 op de sleutel knipperen.<br />

Als lampje 2 slechts één keer kort<br />

knippert, moet zo snel mogelijk de<br />

batterij van de afstandsbediening<br />

worden vervangen. Na het vervangen<br />

van de batterij werkt het lampje normaal<br />

als twee keer op knop 1 is gedrukt.<br />

Door het indrukken van knop 3<br />

worden, ook bij ingeschakelde centrale<br />

portiervergrendeling, de motor -<br />

kap en het kofferdeksel ontgrendeld.<br />

Sleutel A dient voor:<br />

– het start-/contactslot;<br />

– het slot van het portier aan bestuurderszijde;<br />

– het slot van het dashboardkastje;<br />

–<br />

het slot van het kofferdeksel;<br />

– de sleutelschakelaar voor de uitschakeling<br />

van de airbag aan passagierszijde<br />

(indien aanwezig).<br />

15


Samen met de sleutels hebt u een<br />

CODE-card (fig. 4) ontvangen waar -<br />

op staat aangegeven:<br />

E - de elektronische code voor het<br />

uitvoeren van een noodstart (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk “Noodgevallen”);<br />

F - de mechanische code van de<br />

sleu tels, die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />

aan de Lancia-dealer<br />

moet worden meegedeeld.<br />

G en H - vakjes voor het aanbrengen<br />

van de codestickers van de afstands -<br />

bedieningen als de auto is uitgerust<br />

met het optionele “Diefstalalarm”.<br />

De codes op de CODE-card moeten<br />

op een veilige plaats worden opgeborgen,<br />

niet in de auto.<br />

fig. 4<br />

16<br />

P4T0229<br />

Wij raden u aan de elektronische<br />

code van de CODE-card altijd bij u te<br />

hebben omdat deze onmisbaar is voor<br />

het uitvoeren van een noodstart.<br />

Als de auto wordt ver -<br />

kocht, moeten alle sleutels<br />

en de CODE-card over -<br />

handigd worden aan de nieuwe<br />

eigenaar.<br />

WERKING<br />

Iedere keer als u de start-/contactsleutel<br />

in stand STOP of PARK uitneemt,<br />

schakelt de Lancia-CODE de<br />

functies van de elektronische regel -<br />

e enheid van de motor uit.<br />

Als bij het starten van de motor de<br />

sleutel in stand MAR wordt gedraaid,<br />

stuurt de regeleenheid van de Lancia-<br />

CODE een code naar de regeleenheid<br />

van de motor die, als de code wordt<br />

herkend, de blokkering van de functies<br />

opheft. De geheime code, die meer<br />

dan 4 miljard combinaties heeft,<br />

wordt alleen verzonden als de regel -<br />

eenheid van het systeem de code, die<br />

door de zender in de sleutel wordt<br />

verzonden, heeft herkend via een<br />

in het start-/contactslot ingebouwde<br />

antenne.<br />

1) Als de code wordt herkend, gaat<br />

het controlelampje ¢ op het instrumentenpaneel<br />

kort knipperen; het beveiligingssysteem<br />

heeft de door de<br />

sleutel gezonden code herkend en de<br />

startblokkering wordt opgeheven.<br />

Draai de sleutel in stand AVV om de<br />

motor te starten.<br />

2) Als het lampje ¢ (samen met<br />

lampje U) blijft branden, wordt de<br />

code niet herkend. In dat geval raden<br />

wij u aan de sleutel in stand STOP en<br />

vervolgens in MAR te draaien; als de<br />

motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />

dan opnieuw met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk “Noodgevallen”)<br />

of wendt u tot een Lanciadealer.


Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />

in stand MAR:<br />

1) Als het controlelampje ¢ gaat<br />

branden, betekent dit dat het systeem<br />

zichzelf controleert (bijv. bij een vermindering<br />

van de spanning). Als u het<br />

systeem wilt controleren, moet u de<br />

auto stilzetten,de motor uitzetten en<br />

de contactsleutel in stand STOP en<br />

vervolgens opnieuw in stand MAR<br />

draaien: het controlelampje ¢ gaat<br />

branden en moet na ongeveer 1 seconde<br />

doven. Als het controlelampje<br />

blijft branden, dan moet de gehele<br />

procedure herhaald worden, waarbij<br />

de contactsleutel ten minste 30 seconden<br />

in stand STOP moet blijven.<br />

Als het controlelampje blijft branden,<br />

dient u contact op te nemen met de<br />

Lancia-dealer.<br />

2) Als het lampje ¢ knippert, betekent<br />

dit dat de auto niet beveiligd<br />

wordt door de startblokkering. Wendt<br />

u onmiddellijk tot een Lancia- dealer<br />

om alle sleutels in het geheugen te<br />

laten opslaan.<br />

Als ongeveer 2 seconden<br />

na het draaien van de contactsleutel<br />

in stand MAR,<br />

het controlelampje van de Lancia<br />

CODE opnieuw gaat knipperen<br />

met een interval van ongeveer een<br />

halve seconde, betekent dit dat de<br />

code van de sleutels niet is op -<br />

geslagen en de auto dus niet door<br />

de Lancia CODE wordt beveiligd<br />

tegen eventuele diefstalpogingen.<br />

Wendt u in dat geval tot een<br />

Lancia-dealer om alle sleutels in<br />

het geheugen te laten opslaan.<br />

BELANGRIJK Bij een snelle start<br />

waarbij de contactsleutel direct<br />

van stand STOP in stand AVV<br />

wordt gedraaid, kan het gebeuren<br />

dat de code niet volledig wordt<br />

verzonden, waardoor de motor<br />

niet kan worden gestart: voer de<br />

startprocedure langzamer uit.<br />

DUPLICAATSLEUTELS<br />

Bedenk dat bij aanvraag van extra<br />

sleutels, zowel de nieuwe sleutels als<br />

de reeds in uw bezit zijnde sleutels<br />

opnieuw in het geheugen (tot een<br />

maximum van 7 sleutels) moeten<br />

worden ingevoerd. Wendt u onmiddellijk<br />

tot een Lancia-dealer en<br />

neem alle in uw bezit zijnde sleutels,<br />

de CODE-card, een identiteitsbewijs<br />

en de papieren van de auto mee. Het<br />

is mogelijk bij de Lancia-dealer een<br />

duplicaat van de CODE-card aan te<br />

vragen.<br />

BELANGRIJK Als tijdens het<br />

opslaan van een nieuwe sleutelcode de<br />

reeds opgeslagen sleutelcodes niet<br />

opnieuw worden ingevoerd, worden<br />

ze uit het geheugen gewist, zodat<br />

eventueel verloren of gestolen sleutels<br />

niet meer gebruikt kunnen worden<br />

voor het starten van de motor.<br />

BATTERIJEN VERVANGEN<br />

Als u op knop 1 (fig. 3) drukt en<br />

lampje 2 knippert één keer kort, dan<br />

moet u zo snel mogelijk de batterijen<br />

van de afstandsbediening vervangen.<br />

Ga voor het vervangen van de batterijen<br />

als volgt te werk:<br />

1)Draai schroef A (fig. 5) los m.b.v.<br />

een schroevendraaier met een scherpe<br />

punt.<br />

2) Verwijder het klepje B bij de<br />

inkeping.<br />

17


3) Vervang de batterijen en let daarbij<br />

op de polariteit.<br />

De batterijen moeten worden vervangen<br />

door exemplaren van hetzelfde<br />

type, die normaal in de handel<br />

verkrijgbaar zijn.<br />

Na het vervangen van de batterij<br />

werkt het lampje normaal als twee<br />

keer op knop 1 is gedrukt.<br />

Lege batterijen zijn schadelijk<br />

voor het milieu. Ze<br />

moeten bij een daarvoor<br />

bestemd depot worden ingeleverd.<br />

Ze kunnen ook ingeleverd worden<br />

bij een Lancia-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

fig. 5<br />

18<br />

DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het op de auto gemonteerde diefstalalarm<br />

is goedgekeurd volgens de EUnormen<br />

95/56 en bestaat uit:<br />

– een zender met radiofrequentie (in<br />

de contactsleutel ingebouwd);<br />

– een ontvanger met radiofrequentie;<br />

– een elektronische regeleenheid met<br />

ingebouwde uitschakelbare sirene;<br />

– uitschakelbare volumetrische sensoren<br />

(in de plafondverlichting voor);<br />

– een kantelsensor;<br />

– een drukschakelaar motorkap;<br />

– een drukschakelaar kofferdeksel/achterklep;<br />

P4T0632<br />

– een drukschakelaar portieren;<br />

– een controlelampje;<br />

– een schakelaar voor het uitschakelen<br />

van het systeem;<br />

– een sleutel voor de sleutelschakelaar.<br />

Het diefstalalarm wordt bediend via<br />

een ontvanger en in-/uitgeschakeld<br />

door de in de sleutel ingebouwde<br />

knop A (fig. 6) in te drukken, waardoor<br />

de geheime code wordt verzonden.<br />

Het diefstalalarm, dat ook de centrale<br />

portiervergrendeling bedient,<br />

beveiligt tegen:<br />

– het ongeoorloofd openen van<br />

portieren, motorkap en kofferdeksel<br />

(omtrekbeveiliging);<br />

fig. 6<br />

P4T0266


– het bedienen van het start-/contactslot;<br />

– de aanwezigheid van bewegende<br />

lichamen in het interieur (volumetrische<br />

beveiliging);<br />

– het proberen op te krikken van de<br />

auto;<br />

– het doorknippen van de accu -<br />

kabels en de kabels van de sleutelschakelaar.<br />

De werking van de sirene en de<br />

volumetrische beveiliging kunnen<br />

naar wens worden uitgeschakeld, volgens<br />

de hieronder vermelde aan -<br />

wijzingen.<br />

BELANGRIJK De startblokkering<br />

wordt uitgevoerd door de Lancia<br />

CODE en wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de contactsleutel uit het<br />

slot wordt genomen.<br />

AFSTANDSBEDIENING (fig. 6)<br />

De in de contactsleutel ingebouwde<br />

afstandsbediening is uitgerust met een<br />

knop A en een rood lampje B; de<br />

knop schakelt de afstandsbediening in<br />

en het lampje knippert als de zender<br />

een code stuurt naar de ontvanger.<br />

Deze code (type “rolling code”) is<br />

gecodeerd door middel van een specifiek<br />

algoritme en dus bij iedere verzending<br />

verschillend.<br />

Met de afstandsbediening met radio -<br />

frequentie kan het diefstalalarm op<br />

afstand (tot aan ongeveer 10 meter)<br />

worden ingeschakeld, zonder te richten<br />

en ook als de ruiten van de auto<br />

vuil zijn.<br />

BELANGRIJK Als u op knop A<br />

drukt en lampje B knippert één keer<br />

kort, dan moet u zo snel mogelijk de<br />

batterijen van de afstandsbediening<br />

vervangen. Na het vervangen van de<br />

batterijen werkt het lampje normaal<br />

als twee keer op knop A is gedrukt.<br />

ALARM INSCHAKELEN<br />

Het alarm kan alleen worden ingeschakeld<br />

als de contactsleutel in stand<br />

STOP of PARK staat, of als hij is uitgenomen.<br />

Druk om het alarm in te schakelen<br />

op knop A (fig. 6) op de contact sleutel<br />

en laat de knop weer los.<br />

Met uitzondering van bepaalde<br />

markten, zendt de sirene een geluidssignaal<br />

(“BIEP”) uit, knipperen, als<br />

de centrale portiervergrendeling<br />

wordt ingeschakeld, de richting -<br />

aanwijzers ongeveer 3 seconden, en<br />

begint het rode lampje C (fig. 7) bij<br />

het stuurwiel te knipperen.<br />

fig. 7<br />

19<br />

P4T0268


Het inschakelen van het alarm<br />

wordt voorafgegaan door een zelf -<br />

diagnose waarin het lampje C (fig. 7)<br />

met verschillende frequenties gaat<br />

knipperen:<br />

– 4 keer knipperen in 1 seconde:<br />

geen enkele storing gesignaleerd;<br />

– 8 keer knipperen in 1 seconde:<br />

portier/motorkap/kofferdeksel ge -<br />

opend of defecte sensor;<br />

– constant branden: defecte volumetrische<br />

sensoren of defecte kantelsensor.<br />

Bij een gesignaleerde storing, wordt<br />

het betreffende component niet meer<br />

beveiligd en zendt het systeem nog<br />

een “BIEP” uit.<br />

Bewaking<br />

Als na het inschakelen van het<br />

alarm, lampje C (fig. 7) gaat knipperen,<br />

betekent dit dat de bewakings -<br />

fase in werking is getreden.<br />

Het lampje knippert zolang de<br />

bewakingsfase actief is.<br />

20<br />

BELANGRIJK De wijze waarop het<br />

diefstalalarm inschakelt, verschilt per<br />

land.<br />

Zelfdiagnose en portieren,<br />

motorkap en kofferdeksel<br />

controleren<br />

Als u na het inschakelen van het<br />

alarm een tweede “BIEP” hoort, moet<br />

u het systeem uitschakelen, controleren<br />

of de portieren, de motorkap en<br />

het kofferdeksel gesloten zijn en vervolgens<br />

het systeem weer inschakelen.<br />

Als de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel niet goed gesloten zijn,<br />

worden ze niet door het diefstalalarm<br />

gecontroleerd.<br />

Als bij goed gesloten portieren,<br />

motorkap en kofferdeksel het geluidssignaal<br />

wordt herhaald, betekent<br />

dit dat door de zelfdiagnose van het<br />

sys teem een storing is gesignaleerd in<br />

de werking van het systeem. Neem<br />

contact op met de Lancia-dealer.<br />

ALARM INSCHAKELEN<br />

ZONDER SIRENE<br />

Als u het geluidssignaal van de<br />

sirene wilt uitschakelen bij ingeschakeld<br />

diefstalalarm, dan moet u bij<br />

inschakeling van het systeem knop A<br />

(fig. 6) van de afstandsbediening 4<br />

seconden indrukken.<br />

Het systeem zendt dan, na de normale<br />

akoestische en zichtbare signalen,<br />

een snelle reeks van 5 “BIEPS”<br />

uit.<br />

Als het systeem opnieuw wordt ingeschakeld,<br />

wordt automatisch de<br />

normale werking van de sirene weer<br />

ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK De hierboven be -<br />

schreven procedure moet iedere keer<br />

worden herhaald als het alarm wordt<br />

ingeschakeld en u opnieuw de sirene<br />

wilt uitschakelen.


ALARM INSCHAKELEN<br />

ZONDER VOLUMETRISCHE<br />

BEVEILIGING<br />

De volumetrische beveiliging kan<br />

worden uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld<br />

dieren aan boord zijn) door de<br />

volgende handelingen snel achter<br />

elkaar uit te voeren: draai de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand STOP<br />

en direct daarna weer in stand MAR<br />

en vervolgens opnieuw in stand STOP.<br />

Neem vervolgens de sleutel uit het slot.<br />

Het lampje op het stuurwiel gaat ongeveer<br />

2 seconden branden om de uitschakeling<br />

te bevestigen.<br />

U schakelt de volumetrische beveiliging<br />

weer in door de sleutel in stand<br />

MAR te draaien en langer dan 30 seconden<br />

te wachten.<br />

Als u bij uitgeschakelde volumetrische<br />

beveiliging een elektrische installatie<br />

wilt gebruiken die werkt met<br />

de contactsleutel in stand MAR (bijv.<br />

de elektrische ruitbediening), dan<br />

moet de contactsleutel in stand MAR<br />

worden gedraaid, de installatie worden<br />

bediend en de sleutel binnen 30<br />

seconden weer in stand STOP worden<br />

gedraaid. Op deze manier wordt de<br />

volumetrische bewaking niet opnieuw<br />

ingeschakeld.<br />

ALARM AUTOMATISCH<br />

INSCHAKELEN<br />

(indien aanwezig)<br />

In bepaalde markten kan het diefstalalarm<br />

worden geprogrammeerd<br />

met de functie “automatisch inschakelen”.<br />

Ongeveer 30 seconden na het ver -<br />

laten van de auto schakelt het alarm<br />

automatisch in, met uitzondering van<br />

de centrale portiervergrendeling. Dit<br />

wordt gesignaleerd aan de hand van de<br />

volgende opeenvolgende handelingen:<br />

– contactsleutel van stand MAR in<br />

stand STOP draaien.<br />

– openen en vervolgens weer sluiten<br />

van het laatste portier.<br />

Bij het openen van een portier, de<br />

motorkap en het kofferdeksel wordt<br />

binnen 30 seconden de automatische<br />

inschakeling geblokkeerd. Als het<br />

portier, de motorkap of het kofferdeksel<br />

vervolgens weer gesloten worden,<br />

duurt het opnieuw 30 seconden<br />

voordat het alarm automatisch wordt<br />

ingeschakeld.<br />

U schakelt het automatisch ingeschakelde<br />

alarm weer uit door knop<br />

A (fig. 6) op de contactsleutel in te<br />

drukken.<br />

ALARM UITSCHAKELEN<br />

U schakelt het alarm uit door de<br />

knop van de afstandsbediening in te<br />

drukken. Het systeem voert de volgende<br />

handelingen uit (met uitzondering<br />

van bepaalde markten):<br />

– richtingaanwijzers knipperen twee<br />

keer (pijlen);<br />

– twee korte geluidssignalen<br />

(“BIEP”) van de sirene;<br />

– blokkeren van de centrale portiervergrendeling.<br />

BELANGRIJK Als na uit schakeling<br />

van het systeem het lampje in de auto<br />

blijft branden (maximaal 2 minuten<br />

of totdat de sleutel in stand MAR<br />

wordt gezet), moet het volgende<br />

onthouden worden:<br />

–<br />

als het lampje constant blijft branden,<br />

betekent dit dat de batterijen van de<br />

afstandsbediening leeg zijn en vervangen<br />

moeten worden;<br />

–<br />

als het lampje blijft knipperen, maar<br />

met verschillende intervallen dan die<br />

bij een normale signalering, betekent<br />

dit dat er geprobeerd is de auto open<br />

21


te breken, waarbij het aantal keren<br />

knipperen de reden van het alarm<br />

aangeeft:<br />

1 keer knipperen: rechter voorportier<br />

2 keer knipperen: linker voorportier<br />

3 keer knipperen: rechter achterportier<br />

4 keer knipperen: linker achter -<br />

portier<br />

5 keer knipperen: volumetrische<br />

sensoren of kantelsensor<br />

6 keer knipperen: motorkap<br />

7 keer knipperen: kofferdeksel/achterklep<br />

8 keer knipperen: losmaken kabels<br />

voor het starten van de auto<br />

9 keer knipperen: losmaken accu -<br />

kabels of doorknippen kabels van de<br />

sleutelschakelaar<br />

10 keer knipperen: ten minste drie<br />

alarmoorzaken tegelijkertijd.<br />

22<br />

VOLUMETRISCHE<br />

BEVEILIGING<br />

Om een correcte werking van de volumetrische<br />

sensoren te garanderen,<br />

mogen geen personen of dieren in de<br />

auto worden achtergelaten en moeten<br />

de ruiten en het opendak (indien<br />

aanwezig) volledig gesloten zijn. Contoleer<br />

bovendien of de portieren, de<br />

motorkap en het kofferdeksel op de<br />

juiste wijze gesloten zijn.<br />

KANTELSENSOR<br />

De kantelsensor meet iedere verandering<br />

in de hellingshoek van de auto<br />

en signaleert daardoor het geheel of<br />

gedeeltelijk optillen van de auto (bijv.<br />

bij het verwijderen van een wiel).<br />

De sensor is in staat minimale ver -<br />

anderingen te meten in de hellings -<br />

hoek van de auto, zowel in lengte- als<br />

breedterichting. Veranderingen van<br />

minder dan 0,5°/min worden niet<br />

aangegeven. (bijv. bij het langzaam<br />

leeglopen van een band).


KOFFERDEKSEL OPENEN MET<br />

INGESCHAKELD ALARM<br />

Als het alarm is ingeschakeld, kan<br />

het kofferdeksel geopend worden door<br />

knopje D (fig. 8) op de contactsleutel<br />

in te drukken.<br />

In dit geval werkt het alarmsysteem<br />

op de volgende manier:<br />

– uitschakeling van de volumetrische<br />

beveiliging;<br />

– uitschakeling van de kantelsensor;<br />

– uitschakeling druksensor motorkap/kofferdeksel.<br />

Als de motorkap en het kofferdeksel<br />

weer gesloten worden, worden de uitgeschakelde<br />

functies weer ingeschakeld.<br />

fig. 8<br />

P4T0265<br />

WANNEER GAAT HET ALARM<br />

AF<br />

Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />

het alarm in de volgende gevallen af:<br />

– als één van de portieren, de motor -<br />

kap of het kofferdeksel wordt ge -<br />

opend;<br />

– als de accu wordt losgekoppeld of<br />

de voedingskabels van het diefsta -<br />

lalarm of van de sleutelschakelaar<br />

worden losgemaakt;<br />

– als er iets in het interieur komt,<br />

bijv. bij het breken van de ruiten<br />

(volumetrische beveiliging).<br />

– bij een startpoging (contactsleutel<br />

in stand MAR);<br />

– als geprobeerd wordt de auto op te<br />

tillen.<br />

Als het alarm in werking treedt,<br />

wordt de sirene geactiveerd (maximaal<br />

3 keer gedurende 26 seconden),<br />

en knipperen de richtingaanwijzers<br />

ongeveer 4 à 5 minuten (alleen bepaalde<br />

landen). De manier waarop<br />

het systeem werkt en het aantal cycli,<br />

kunnen per land verschillen.<br />

Toch is een maximum aantal cycli<br />

voorzien voor de akoestische en zicht -<br />

bare signalen.<br />

Na een alarmsignalering schakelt het<br />

systeem over naar de normale be wa -<br />

kingsfunctie.<br />

ALARM ONDERBREKEN<br />

Druk op de knop van de afstands -<br />

bediening om het alarm te onderbreken.<br />

Als dit niet lukt, kunt u het<br />

alarm uitschakelen met de sleutelschakelaar,<br />

zoals in de volgende para -<br />

graaf wordt beschreven.<br />

23


DIEFSTALALARM BUITEN<br />

WERKING STELLEN<br />

(indien aanwezig)<br />

Om het diefstalalarm volledig buiten<br />

werking te stellen (bijvoorbeeld bij<br />

onderhoudswerkzaamheden aan de<br />

elektrische installatie of als de accu<br />

van de auto vervangen moet worden,<br />

enz.), moet als volgt te werk worden<br />

gegaan:<br />

–<br />

open het geklemde dekseltje A (fig.<br />

9);<br />

–<br />

verwijder het beschermdekseltje B<br />

(fig. 10) van de sleutelschakelaar;<br />

–<br />

steek de sleutel C (fig. 10) in het slot<br />

en draai deze linksom (stand OFF).<br />

fig. 9<br />

24<br />

P4T0154<br />

Om het systeem weer in te schakelen,<br />

draait u de sleutel rechtsom<br />

(stand ON).<br />

Na het in- of uitschakelen van het<br />

alarm moet de sleutel uit het slot worden<br />

genomen en de sleutelschakelaar<br />

met het beschermdekseltje worden afgesloten.<br />

BELANGRIJK Als de auto langere<br />

tijd niet wordt gebruikt (langer dan<br />

drie weken), is het raadzaam het diefstalalarm<br />

uit te schakelen om te<br />

voorkomen dat de accu wordt uitgeput.<br />

Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />

blijft het altijd mogelijk de centrale<br />

portiervergrendeling in- en uit te<br />

schakelen met de afstandsbediening.<br />

fig. 10<br />

P4T0269<br />

BATTERIJEN VERVANGEN<br />

Als knop A (fig. 6) op de sleutel<br />

wordt ingedrukt en het lampje B<br />

knippert één keer kort en het lampje<br />

C (fig. 7) bij het stuur blijft ongeveer<br />

2 minuten constant branden (na uitschakeling<br />

van het systeem), dan<br />

moeten de batterijen van de afstands -<br />

bediening zo snel mogelijk worden<br />

vervangen.<br />

Ga voor het vervangen van de batterijen<br />

als volgt te werk:<br />

1)Draai schroef A (fig. 11) los<br />

m.b.v. een schroevendraaier met een<br />

scherpe punt.<br />

2) Verwijder het klepje B bij de<br />

inkeping.<br />

3) Vervang de batterijen en let daarbij<br />

op de polariteit.<br />

De batterijen moeten worden vervangen<br />

door exemplaren van hetzelfde<br />

type, die normaal in de handel<br />

verkrijgbaar zijn.<br />

Na het vervangen van de batterij<br />

werkt het lampje normaal als twee keer<br />

op knop A (fig. 6) is gedrukt.


Lege batterijen zijn schadelijk<br />

voor het milieu. Ze<br />

moeten bij een daarvoor<br />

bestemd depot worden ingeleverd.<br />

Ze kunnen ook ingeleverd worden<br />

bij een Lancia-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

fig. 11<br />

EXTRA AFSTANDSBEDIE -<br />

NINGEN BESTELLEN<br />

De ontvanger kan in totaal 8 afstandsbedieningen<br />

herkennen.<br />

Als u extra exemplaren hebt aangeschaft,<br />

bedenk dan dat het programmeren<br />

voor alle afstandsbedieningen<br />

moet worden uitgevoerd als de auto<br />

nieuw is.<br />

Hierna maakt het diefstalalarm het<br />

onmogelijk nieuwe zenders te programmeren.<br />

Zo wordt voorkomen dat<br />

derden een andere afstandsbediening<br />

“bekend maken” aan de regeleenheid.<br />

Als u in loop der tijd een nieuwe afstandsbediening<br />

nodig hebt, kunt u<br />

zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />

Neem dan alle in uw bezit zijnde sleu-<br />

P4T0632<br />

tels, de CODE-card, een identiteits -<br />

bewijs en de autopapieren mee.<br />

Ministeriële goedkeuring<br />

In overeenstemming met de wet -<br />

geving in ieder land ten aanzien van<br />

radiozendapparatuur:<br />

–<br />

zijn op de laatste pagina’s, na het alfabetisch<br />

register, de typegoedkeuringen<br />

voor de verschillende landen<br />

weergegeven;<br />

– is voor de landen waar een zendmachtiging<br />

verplicht is, de typegoedkeuring<br />

op het component vermeld.<br />

Afhankelijk van de uitvoering/markt<br />

kan de code ook zijn aangebracht op<br />

de zender en/of ontvanger.<br />

25


ZITPOSITIE<br />

INSTELLEN<br />

26<br />

De bestuurdersstoel mag<br />

alleen worden afgesteld als<br />

de auto stilstaat.<br />

VOORSTOELEN MET<br />

HANDBEDIENDE VERSTELLING<br />

(fig. 12-13-14)<br />

Verstelling in lengterichting<br />

Trek hendel A (fig. 12) omhoog en<br />

schuif de stoel naar voren of naar<br />

achteren. Als u rijdt, moeten de armen<br />

fig. 12<br />

P4T0007<br />

licht gebogen zijn en de handen op het<br />

stuurwiel steunen. Laat de hendel los<br />

en controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />

is door hem naar voren en<br />

naar achteren te schuiven. Als de stoel<br />

niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />

verschuiven, waardoor een<br />

gevaarlijke situatie kan ontstaan.<br />

Hoogteverstelling<br />

Trek of duw hendel B meerdere<br />

keren omhoog of omlaag om de stoel<br />

respectievelijk in een hogere of lagere<br />

stand te zetten.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Draai knop C naar voren of naar<br />

achteren om de rugleuning rechtop te<br />

zetten of naar achteren te verplaatsen.<br />

fig. 13<br />

P4T0009<br />

Lendensteun van de<br />

bestuurdersstoel verstellen<br />

(indien aanwezig)<br />

De lendensteun zorgt voor een betere<br />

steun in de rug. Draai voor de gewenste<br />

instelling aan knop D (fig. 13).<br />

Bij uitvoeringen met een airbag aan<br />

de zijkant kan de lendensteun van de<br />

bestuurdersstoel worden afgesteld met<br />

knop E (fig. 14).<br />

fig. 14<br />

P4T0270


VOORSTOELEN MET ELEK -<br />

TRISCHE VERSTELLING<br />

(indien aanwezig) (fig. 15)<br />

De bestuurdersstoel mag alleen worden<br />

afgesteld als de auto stilstaat.<br />

De elektrische verstelling werkt alleen<br />

als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat (behalve de verstelling in<br />

lengterichting, hoogteverstelling en<br />

verstelling van de rugleuning bij de<br />

bestuurdersstoel).<br />

Bedien de knoppen A en B (fig. 15):<br />

¯˙ voor verstelling in lengterichting<br />

(knop A)<br />

voor de hoogteverstelling van de<br />

voor- en achterkant van de bestuurdersstoel<br />

en van alleen de achterkant<br />

van de passagiersstoel (knop A)<br />

fig. 15<br />

P4T0333<br />

¯˙ voor het verstellen van de rug -<br />

leuning (knop B).<br />

Lendensteun van de<br />

bestuurdersstoel verstellen<br />

Hiermee kan de steun in de rug ver -<br />

anderd worden voor meer comfort.<br />

Druk op de voorzijde van knop C (fig.<br />

15) om de steun te vergroten en op de<br />

achterzijde om de steun te verlagen.<br />

Stoelverwarming (indien<br />

aanwezig)<br />

Druk op knop D (fig. 15) om de stoelverwarming<br />

in te schakelen; druk de<br />

knop nogmaals in voor uitschakeling.<br />

Als de verwarming is ingeschakeld,<br />

branden de lampjes op de tunnel -<br />

console(A-fig. 16 bestuurdersstoel, B<br />

passagiersstoel).<br />

fig. 16 fig. 17<br />

P4T0271<br />

Instellingen van de bestuurders -<br />

stoel opslaan (indien aanwezig)<br />

(fig. 17)<br />

Met deze voorziening kunnen drie<br />

verschillende instellingen van de bestuurdersstoel<br />

en de buitenspiegels in<br />

het geheugen worden opgeslagen en<br />

opgeroepen.<br />

De instellingen van de stoel en de buitenspiegels<br />

kunnen alleen worden opgeslagen<br />

als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

Stel de positie van de bestuurdersstoel<br />

in met de hiervoor beschreven<br />

bedieningsknoppen en stel de stand<br />

van de buitenspiegels af.<br />

Druk vervolgens gelijktijdig op knop<br />

“MEM” en op één van de oproeptoetsen<br />

“1”, “2” of “3” waaronder een in-<br />

27<br />

P4T0332


stelling kan worden opgeslagen, totdat<br />

u een dubbel geluidssignaal hoort<br />

ter bevestiging.<br />

Als u een nieuwe stand van de stoel<br />

of de buitenspiegels in het geheugen<br />

opslaat, wordt automatisch de vorige<br />

stand, die met dezelfde knop is opgeslagen,<br />

gewist.<br />

Druk om de instelling op te roepen,<br />

bij geopend portier, op de gewenste<br />

knop “1”, “2” of “3”. De stoel verplaatst<br />

zich automatisch in de gewenste<br />

positie en u hoort een geluids -<br />

signaal ter bevestiging.<br />

BELANGRIJKDe instelling van de<br />

lendensteun en de inschakeling van de<br />

stoelverwarming kunnen niet in het<br />

geheugen worden opgeslagen.<br />

fig. 18<br />

28<br />

P4T0232<br />

HOOFDSTEUNEN (fig. 18)<br />

Om de veiligheid van de passagiers<br />

te vergroten kunnen de hoofdsteunen<br />

van de voorstoelen en de zijzitplaatsen<br />

achter afgesteld worden, zodat het<br />

hoofd op de juiste wijze wordt gesteund.<br />

Let erop dat de hoofdsteunen<br />

zo zijn ingesteld<br />

dat ze het hoofd steunen<br />

en niet de nek. Alleen in deze<br />

positie bieden ze bescherming,<br />

wanneer de auto van achteren<br />

aangereden wordt.<br />

fig. 19<br />

P4T0010<br />

Zitplaatsen voor (fig. 19)<br />

De hoofdsteunen voor kunnen in<br />

hoogte worden versteld.<br />

Houd voor de afstelling de onderkant<br />

van de hoofdsteun vast en houd gelijktijdig<br />

knop A ingedrukt. Verplaats<br />

vervolgens de hoofdsteun omhoog of<br />

omlaag in de gewenste stand.<br />

De hoofdsteunen voor kunnen niet<br />

worden verwijderd.<br />

Zijzitplaatsen achter (fig. 20)<br />

Deze zijn in hoogte verstelbaar. Trek<br />

voor de afstelling de hoofdsteun van -<br />

uit de ruststand omhoog, totdat hij<br />

hoorbaar vergrendelt. In deze stand<br />

kan, als knop A wordt ingedrukt, de<br />

hoofdsteun omhoog worden getrokken<br />

en afhankelijk van de lengte<br />

van de passagier in één van de standen<br />

worden vergrendeld. Om de<br />

hoofdsteun in ruststand terug te<br />

plaatsen, moet u knop A indrukken<br />

en de hoofdsteun omlaag duwen.<br />

fig. 20<br />

P4T0011


Zitplaats middenachter (fig. 21)<br />

De hoofdsteun heeft een hoge en lage<br />

instelling.<br />

Om de hoofdsteun te verhogen, moet<br />

u de hoofdsteun aan de onderkant<br />

vast pakken en volledig uittrekken,<br />

totdat hij hoorbaar vergrendelt.<br />

Om de hoofdsteun te verlagen, moet<br />

u knop A indrukken en de hoofdsteun<br />

in de zitting terugduwen, totdat hij<br />

hoorbaar vergrendelt.<br />

fig. 21<br />

P4T0012<br />

ARMSTEUN VOOR (fig. 22)<br />

Deze is verstelbaar en kan worden<br />

op- of neergeklapt.<br />

Voor het verstellen moet de armsteun<br />

iets omhoog worden geklapt en<br />

aan haak A worden getrokken.<br />

In de armsteun is een opbergvakje<br />

geplaatst. Druk voor het openen van<br />

het dekseltje op knop B.<br />

fig. 22<br />

P4T0013<br />

BELANGRIJK Als de armsteun<br />

geheel omhoog is geklapt, moet u erop<br />

letten dat niet per ongeluk knop B<br />

wordt ingedrukt, om te voorkomen<br />

dat de klep van het dashboardkastje<br />

wordt geopend en de inhoud naar<br />

buiten valt.<br />

ARMSTEUN ACHTER (fig. 23)<br />

Voor gebruik moet de armsteun<br />

worden neergeklapt zoals is afgebeeld.<br />

Gebruik hiervoor de handgreep op de<br />

armsteun.<br />

Til de armsteun op om deze weer in<br />

de zitting te plaatsen.<br />

fig. 23<br />

29<br />

P4T0014


STUURWIEL (fig. 24)<br />

Het stuurwiel kan horizontaal en<br />

verticaal versteld worden:<br />

1) Zet hendel A in stand 1.<br />

2) Stel het stuurwiel af (dichterbij of<br />

verderaf en hoger of lager).<br />

3) Zet de hendel terug in stand 2 om<br />

het stuur weer te vergrendelen.<br />

fig. 24<br />

30<br />

Verstel het stuur alleen<br />

als de auto stilstaat.<br />

P4T0015<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

Handbediende verstelling (fig. 25)<br />

De achteruitkijkspiegel kan in 2<br />

richtingen worden versteld. Zet hendel<br />

A in stand:<br />

1) normale stand<br />

2) anti-verblindingsstand.<br />

De spiegel is uitgerust met een veilig -<br />

heidsvoorziening: de spiegel springt<br />

tijdens een botsing los.<br />

fig. 25<br />

P4T0272<br />

Automatische regeling<br />

(indien aanwezig) (fig. 26)<br />

De kleur van de spiegel wordt automatisch<br />

aangepast aan de dag of de<br />

nacht.<br />

fig. 26<br />

P4T0016


BUITENSPIEGELS<br />

(fig. 27-28-29)<br />

De elektrische verstelling is alleen<br />

mogelijk met de contactsleutel in<br />

stand MAR.<br />

Draai voor het verstellen van een<br />

spiegel schakelaar A (fig. 27-28) in<br />

stand 1 (linker spiegel) of in stand 2<br />

(rechter spiegel).<br />

De gekozen spiegel kan met schakelaar<br />

A in 4 richtingen worden versteld.<br />

Draai na het instellen schakelaar A<br />

in stand 0 om onverwachtse verplaatsingen<br />

te voorkomen.<br />

fig. 27<br />

P4T0056<br />

Als de buitenspiegel problemen op -<br />

levert, kan de spiegel hand matig of<br />

automatisch (indien aanwezig) worden<br />

ingeklapt.<br />

De buitenspiegels worden automa -<br />

tisch ingeklapt (indien aan wezig) als<br />

schakelaar A (fig. 28) in stand 3<br />

wordt gedraaid. Om de spiegels weer<br />

in de normale stand te zetten, moet de<br />

schakelaar in stand 0 worden gedraaid.<br />

Als de breedte van de<br />

buitenspiegel problemen<br />

oplevert in een nauwe<br />

doorgang of in een automatische<br />

wastunnel, dan kunt u de spiegel<br />

van stand 1 in stand 2 klappen<br />

(fig. 29).<br />

fig. 28<br />

P4T0029<br />

De verwarming van de spiegels<br />

schakelt automatisch in als u de<br />

achter ruitverwarming inschakelt.<br />

BELANGRIJK Door de bolling van<br />

de spiegel lijken objecten verder weg<br />

dan ze in werkelijkheid zijn.<br />

Instellingen van de spiegels<br />

opslaan (indien aanwezig)<br />

Op uitvoeringen die zijn uitgerust<br />

met elektrische stoelverstelling en een<br />

geheugen voor het opslaan van de instellingen<br />

van de bestuurdersstoel,<br />

wordt de stand van de buitenspiegels<br />

samen met de positie van de stoel in<br />

het geheugen opgeslagen.<br />

fig. 29<br />

31<br />

P4T0017


VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIG HEIDS GORDELS<br />

(zitplaatsen voor en achter - fig. 30)<br />

Maak de gordel vast door gesp A in<br />

sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />

blokkeert.<br />

Trek de veiligheidsgordel geleidelijk<br />

uit. Als de oprolautomaat blokkeert,<br />

laat dan de gordel een stukje terug -<br />

lopen en trek hem vervolgens weer geleidelijk<br />

uit.<br />

Als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde<br />

niet is omgelegd en de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt gedraaid,<br />

gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje < branden.<br />

Druk op knop C om de gordel los te<br />

maken. Begeleid de gordel tijdens het<br />

teruglopen om te voorkomen dat de<br />

gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager, waarbij<br />

er voldoende bewegingsruimte<br />

overblijft. Als de auto op een steile<br />

32<br />

helling staat, kan de rolautomaat<br />

blokkeren; dit is een normaal verschijnsel.<br />

Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />

als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />

blokkeert ook bij hard remmen, botsingen<br />

en bij hoge snelheden in bochten.<br />

Voor maximale bescherming<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten, tegen de leuning<br />

aan gaan zitten en de gordel<br />

goed laten aansluiten op borst en<br />

bekken.<br />

fig. 30<br />

P4T0019<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />

(fig. 31)<br />

Pas de hoogte van de geleidebeugel<br />

van de veiligheidsgordels altijd aan<br />

het postuur van de inzittende aan. Zo<br />

wordt de kans op letsel bij een ongeval<br />

verkleind.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij<br />

over de schouder halverwege tussen<br />

nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />

De geleidebeugel kan in 5 standen<br />

worden gezet.<br />

De hoogteverstelling van<br />

de veiligheidsgordels mag<br />

alleen worden uitgevoerd<br />

als de auto stilstaat.<br />

fig. 31<br />

P4T0018


Omhoog<br />

Trek beugel A omhoog in de gewenste<br />

stand.<br />

Omlaag<br />

Druk op knop B en schuif tegelijkertijd<br />

beugel A omlaag in de<br />

gewenste stand.<br />

Controleer na het instellen altijd of<br />

de beugel A goed vergrendeld is door<br />

hem naar beneden te duwen zonder<br />

knop B in te drukken.<br />

Controleer na het instellen<br />

altijd of de beugel goed<br />

vergrendeld is in één van<br />

de vaste punten.<br />

TREKKRACHTBEGRENZER OP<br />

DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR<br />

Om de passieve veiligheid te vergroten,<br />

zijn de oprolautomaten van de<br />

veiligheidsgordels voor voorzien van<br />

een trekkrachtbegrenzer die de belas -<br />

ting op de schouders doseert als de<br />

gordel de inzittende op zijn plaats<br />

moet houden.<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIG -<br />

HEIDS GORDELS ACHTER<br />

De veiligheidsgordels achter moeten<br />

worden omgelegd zoals is aangegeven<br />

in het schema (fig. 32).<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />

de rugleuning en leg dan de gordel<br />

om.<br />

Als de zitplaatsen achter niet worden<br />

bezet, gebruik dan de uitsparingen in<br />

de rugleuning van de achterbank om<br />

de sluitingen en de gordels op te bergen.<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen<br />

tijdens een ernstig ongeval,<br />

ook gevaar opleveren voor<br />

de voorpassagiers.<br />

fig. 32<br />

33<br />

P4T0003


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS EN<br />

KINDERZITJES<br />

De bestuurder is verplicht zich te<br />

houden aan de wettelijke voorschriften<br />

met betrekking tot het verplichte<br />

gebruik van de veiligheidsgordels (en<br />

de inzittenden erop attent te maken).<br />

Draag altijd veiligheids -<br />

gordels zowel voorin als<br />

achterin. Rijden zonder<br />

veiligheidsgordels vergroot het<br />

risico op ernstig letsel of dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.<br />

34<br />

De gordelband mag nooit<br />

gedraaid zijn. Het diagonale<br />

gordelgedeelte moet<br />

via het midden van de schouder<br />

schuin over de borst liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over<br />

het bekken en niet over de buik liggen,<br />

zodat wordt voorkomen dat u<br />

tijdens een botsing onder de gordel<br />

uitschuift (fig. 33). Draag geen<br />

voorwerpen (sieraden, gespen, enz.)<br />

die een goed aansluiten van de gordel<br />

op het lichaam van de passagier<br />

verhinderen.<br />

BELANGRIJK Het kinderzitje moet<br />

op de achterbank worden geplaatst<br />

(achter de passagiersstoel voor) omdat<br />

die plaats bij een ongeval de meeste<br />

bescherming biedt.<br />

fig. 33<br />

P4T0042<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />

moeten een gordel dragen: ook voor<br />

hen (zowel voor de aanstaande moeder<br />

als het kind) is de kans op letsel<br />

bij een ernstig ongeval groter als ze<br />

geen gordel dragen. Uiteraard moeten<br />

zwangere vrouwen het onderste deel<br />

van de gordel meer naar beneden omleggen,<br />

zodat de gordel onder de buik<br />

langs loopt (fig. 34).<br />

fig. 34<br />

P4T0043


Gebruik de gordel niet<br />

voor een kind dat bij een<br />

volwassene op schoot zit,<br />

waarbij de gordel beiden zou moeten<br />

beschermen (fig. 35).<br />

fig. 35<br />

P4T0044<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS -<br />

GORDELS IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is.<br />

2) Vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschijnlijk niet<br />

beschadigd.<br />

3) U kunt de gordels met de hand<br />

wassen met warm water en een neutrale<br />

zeep. Knijp ze uit en laat ze in de<br />

schaduw drogen. Gebruik geen bijtende,<br />

blekende of kleurende middelen.<br />

Vermijd het gebruik van alle chemische<br />

producten die het weefsel kunnen aantasten.<br />

4) Voorkom dat er vocht in de oprol -<br />

automaat komt: de werking van de<br />

oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn geweest.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het lichaam<br />

groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn<br />

ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen beschermd<br />

worden dan door de veilig -<br />

heidsgordels.<br />

35


De resultaten van het onderzoek<br />

over de optimale bescherming van<br />

kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />

Europese ECE/R44-voorschriften die<br />

wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />

zijn onderverdeeld in vier groepen<br />

(fig. 36):<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen; daar -<br />

om zijn er in de handel systemen<br />

verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />

verschillende gewichtsgroepen.<br />

fig. 36<br />

36<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />

dat absoluut niet mag worden<br />

verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36<br />

kg of met een lengte van meer dan<br />

1,50 m worden, met betrekking tot de<br />

veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />

volwassenen en moeten dan ook normaal<br />

de veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het Lancia Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen<br />

voor elke gewichtsgroep, die speciaal<br />

ontworpen en ontwikkeld zijn voor de<br />

Lancia-modellen.<br />

Wij raden u aan kinderen<br />

altijd op de zitplaatsen achter<br />

te vervoeren omdat die<br />

plaatsen bij een ongeval de meeste<br />

bescherming bieden. Monteer absoluut<br />

geen kinderzitje op de stoel van<br />

de passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een ongeval<br />

de airbag in werking treedt<br />

(opblaast), kan dit ernstig letsel en<br />

zelfs de dood tot gevolg hebben,<br />

onafhankelijk van de zwaarte van<br />

het ongeluk. Kinderen kunnen op de<br />

passagiersstoel voor worden vervoerd<br />

bij auto’s die zijn uitgerust met<br />

een uitschakelbare airbag aan passagierszijde.<br />

In dit geval moet u er<br />

absoluut zeker van zijn dat de airbag<br />

is uitgeschakeld (het gele waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

moet branden).<br />

P4T0234


GROEP 0 (fig. 37)<br />

Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes<br />

worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst, waardoor het achter -<br />

hoofd wordt gesteund en bij abrupte<br />

snelheidswisselingen de nek niet<br />

wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheids -<br />

gordel en het kind moet op zijn beurt<br />

worden beschermd door de gordel van<br />

het wiegje zelf.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen ge -<br />

geven voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van het<br />

kinderzitje aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 37<br />

P4T0238<br />

GROEP 1 (fig. 38)<br />

Kinderen vanaf 9 kg kunnen in kinderzitjes<br />

worden vervoerd die naar<br />

voren zijn gekeerd, waarbij de veilig -<br />

heidsgordel van de auto zowel het<br />

kind als het kinderzitje op zijn plaats<br />

houdt.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen ge -<br />

geven voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van het<br />

kinderzitje aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 38<br />

P4T0237<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1.<br />

Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf gordels<br />

om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk<br />

zijn als ze verkeerd worden<br />

gemonteerd, waarbij een kussen<br />

tussen het kinderzitje en de<br />

veiligheidsgordels van de auto<br />

wordt geplaatst. Houdt u voor de<br />

montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

37


GROEP 2 (fig. 39)<br />

Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />

door de veiligheidsgordels van de auto<br />

worden beschermd. Kinderen moeten<br />

zo in de kinderzitjes worden geplaatst,<br />

dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet langs de<br />

nek komt te liggen.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen ge -<br />

geven voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van het<br />

kinderzitje aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 39<br />

38<br />

P4T0236<br />

GROEP 3 (fig. 40)<br />

Vanaf 22 kg kunnen kinderen op<br />

een kussen vervoerd worden. De<br />

borst omvang is dan van dien aard dat<br />

de kinderen gewoon tegen de rugleuning<br />

kunnen steunen en niet meer in<br />

een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de<br />

veilig heidsgordels omleggen.<br />

Hieronder zijn de richtlijnen<br />

voor een veilig vervoer van<br />

kinderen aangegeven, waaraan u<br />

zich dient te houden:<br />

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op de achterbank omdat deze plaats<br />

bij een ongeval de meeste bescherming<br />

biedt.<br />

fig. 40<br />

P4T0235<br />

2) Vervoer kinderen nooit op de<br />

stoel van de passagier voor als deze is<br />

uitgerust met een airbag.<br />

3) Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren. Bewaar de instructies<br />

samen met het instructieboekje<br />

in de auto. Monteer geen gebruikte<br />

kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />

ontbreken.<br />

4) Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken.<br />

5) In elk kinderzitje kan slechts één<br />

kind vervoerd worden; vervoer nooit<br />

twee kinderen in één zitje.<br />

6) Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

7) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding aanneemt<br />

of de gordel losmaakt.<br />

8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />

ook geen pasgeboren kinderen.<br />

Niemand is sterk genoeg om ze bij een<br />

ongeval vast te houden.<br />

9) Na een ongeval moet het zitje<br />

door een nieuw exemplaar worden<br />

vervangen.


GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor<br />

van de Lybra voorzien van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een<br />

heftige botsing door een sensor in<br />

werking gesteld en trekt gelijktijdig de<br />

gordel enige centimeters aan. Op deze<br />

wijze worden de inzittenden veel beter<br />

op hun plaats gehouden en wordt<br />

de voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheids -<br />

gordel geeft aan dat de gordelspanner<br />

in werking is geweest; de gordel wordt<br />

niet meer opgerold, ook niet als hij<br />

wordt begeleid.<br />

Tijdens het in werking treden van de<br />

gordelspanners kan er een beetje rook<br />

ontstaan. Deze rook is niet schadelijk<br />

en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering. Elke verandering<br />

van de oorspronkelijke staat zal<br />

de doelmatigheid verminderen. Als de<br />

gordelspanner door extreme natuurlijke<br />

omstandigheden (overstromingen,<br />

zeestormen) met water en mod-<br />

der in contact is geweest, dan moet hij<br />

worden vervangen.<br />

Voor een maximale bescherming<br />

door de gordelspanners moet de veiligheidsgordel<br />

zo worden omgelegd<br />

dat hij goed aansluit op borst en<br />

bekken.<br />

Werkzaamheden in de<br />

buurt van de gordelspanners,<br />

waarbij stoten, sterke<br />

trillingen of verhitting optreden<br />

(maximaal 100°C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners<br />

beschadigen of activeren:<br />

bij die omstandigheden horen niet<br />

trillingen die voortgebracht worden<br />

door een slecht wegdek of<br />

door contacten met kleine obstakels<br />

zoals trottoirs. Als er iets<br />

aan de gordelspanners moet<br />

gebeuren, dient u zich tot een<br />

Lancia-dealer te wenden.<br />

Het is streng verboden de<br />

gordelspanners te demonteren<br />

of open te maken.<br />

Onderhoud van de gordelspanners<br />

moet worden uitgevoerd door<br />

gekwalificeerd personeel. Wendt u<br />

uitsluitend tot een Lancia-dealer.<br />

De gordelspanner kan<br />

slechts één keer worden<br />

gebruikt. Als de gordelspanner<br />

geactiveerd is geweest,<br />

moet u zich tot een Lancia-dealer<br />

wenden om de gordelspanner te<br />

laten vervangen. De gordelspanners<br />

hebben een geldigheid van<br />

10 jaar. Als deze termijn is verstreken,<br />

dient u contact op te<br />

nemen met de Lancia-dealer.<br />

39


AIRBAGS VOOR EN<br />

SIDE-BAGS<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een airbag<br />

aan bestuurderszijde (fig. 41); als<br />

optional kunnen voor bepaalde uit -<br />

voeringen/markten een airbag aan de<br />

passagierszijde (fig. 42) en side-bags<br />

worden geleverd (fig. 43).<br />

fig. 41<br />

fig. 42<br />

40<br />

P4T0293<br />

P4T0294<br />

AIRBAGS VOOR (fig. 44)<br />

Beschrijving en werking<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening<br />

die onmiddellijk in werking treedt bij<br />

een frontale botsing.<br />

fig. 43<br />

fig. 44<br />

P4T0295<br />

P4T0004<br />

De airbag bestaat uit een opblaas -<br />

baar luchtkussen dat in een daarvoor<br />

bestemde ruimte is geplaatst:<br />

– in het midden van het stuurwiel<br />

aan bestuurderszijde;<br />

– een luchtkussen met een groter volume<br />

boven het dashboardkastje aan<br />

passagierszijde.<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening<br />

die onmiddellijk in werking treedt bij<br />

een middelzware frontale botsing.<br />

Bij een ongeval verwerkt een regel -<br />

eenheid de gegevens van een vertragingssensor<br />

en zorgt ervoor, indien<br />

nodig, dat het kussen wordt opge -<br />

blazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam wordt opgevangen<br />

en de kans op letsel beperkt<br />

wordt. Direct daarna loopt het kussen<br />

weer leeg.<br />

Bij een ongeval kan een inzittende<br />

die geen veiligheidsgordel<br />

heeft omgelegd in contact komen<br />

met een airbag die nog niet volledig<br />

opgeblazen is, waardoor de inzittende<br />

minder beschermd wordt.<br />

De airbag voor (bestuurder en pas


sagier) is geen vervanging voor de<br />

veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veilig -<br />

heidsgordels. Bovendien is het<br />

dragen van veiligheidsgordels wettelijk<br />

verplicht in Europa (en in de<br />

meeste landen daarbuiten).<br />

Bij lichte frontale botsingen (waarbij<br />

de veiligheidsgordel de inzittende<br />

op zijn plaats houdt), wordt de airbag<br />

niet geactiveerd.<br />

Bij botsingen tegen snel vervormbare<br />

of beweegbare objecten (zoals ver -<br />

keerspalen, sneeuw- of ijs-ophopingen,<br />

geparkeerde auto’s, enz), bij aanrijdingen<br />

van achteren (zoals een aanrijding<br />

door een andere auto) en bij<br />

zijdelingse aanrijdingen tegen andere<br />

auto’s of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld<br />

tegen de onderkant van de<br />

auto of de vangrail), wordt de airbag<br />

niet geactiveerd omdat geen enkele<br />

aanvullende bescherming wordt geboden<br />

ten opzichte van de veiligheids -<br />

gordels.<br />

Als de airbag in deze gevallen niet<br />

geactiveerd wordt, betekent dit niet<br />

dat het systeem niet goed functioneert.<br />

AIRBAG VOOR AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

(indien aanwezig)<br />

De airbag voor aan passagierszijde<br />

is ontwikkeld om de bescherming te<br />

verbeteren van een inzittende voor<br />

met omgelegde veiligheidsgordel.<br />

Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />

vult deze het grootste deel van de<br />

ruimte tussen het dashboard en de<br />

ZEER GEVAAR-<br />

LIJK: bij auto’s<br />

die zijn uitgerust<br />

met een airbag aan passagierszijde<br />

mag geen kinderzitje op de voorstoel<br />

worden gemonteerd. Als er<br />

geen andere mogelijkheid is moet<br />

in ieder geval de airbag aan passagierszijde<br />

(indien aanwezig) uitgeschakeld<br />

worden als het kinderzitje<br />

op de passagiersstoel voor<br />

wordt geplaatst. Ook als het niet<br />

wettelijk verplicht is, raden wij u<br />

aan, voor een optimale bescherming<br />

van de volwassenen, de airbag<br />

onmiddellijk weer in te<br />

schakelen zodra er geen kinderen<br />

meer vervoerd worden.<br />

Als het lampje na de<br />

testfase van 4 seconden<br />

knippert en het waarschuwingslampje<br />

storing airbag<br />

is gedoofd, dan betekent dit<br />

dat er een storing is in het<br />

waarschuwingslampje van de<br />

airbag zelf. Neem in dit geval zo<br />

spoedig mogelijk contact op met<br />

de Lancia-dealer.<br />

voorpassagier. Airbag voor aan passagierszijde<br />

uitschakelen (fig. 45)<br />

A I R B A G<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

kan de airbag voor aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

fig. 45<br />

41<br />

P4T0264


U schakelt de airbag uit door de<br />

contactsleutel in de daarvoor bestemde<br />

sleutelschakelaar, rechts van<br />

het dashboard, te steken (fig. 45). De<br />

schakelaar is alleen bereikbaar bij<br />

geopend portier.<br />

De sleutelschakelaar (fig. 45) heeft<br />

twee standen:<br />

1) Airbag voor passagierszijde ingeschakeld:<br />

(stand ON P) lampje op het<br />

instrumentenpaneel is gedoofd; het is<br />

absoluut verboden kinderen op de<br />

passagierstoel voor te vervoeren.<br />

2) Airbag voor passagierszijde uitgeschakeld:<br />

(stand OFF F) lampje<br />

op het instrumentenpaneel brandt;<br />

het is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />

voor te vervoeren, waarbij<br />

ze beschermd moeten worden door<br />

passende universele systemen.<br />

42<br />

Bedien de schakelaar alleen<br />

als de motor uit staat<br />

en de contactsleutel is uit-<br />

Het waarschuwingslampje F op<br />

het dashboard blijft continu branden<br />

totdat de airbag aan passagierszijde<br />

opnieuw wordt ingeschakeld.<br />

De uitschakeling van de airbag voor<br />

aan passagierszijde heeft geen invloed<br />

op de werking van de side-bag.<br />

De sleutel kan bij geopend portier in<br />

beide standen in de schakelaar worden<br />

gestoken of worden uitgenomen.<br />

genomen. Het waarschuwings -<br />

lampje voor uitgescha -<br />

kelde airbag aan passagierszijde<br />

voor geeft eventuele storingen<br />

aan in het waarschuwings -<br />

lampje van de airbag zelf. In dat<br />

geval is de situatie op het instrumentenpaneel<br />

als volgt:<br />

– waarschuwingslampje storing<br />

airbag is gedoofd;<br />

– waarschuwingslampje voor uitgeschakelde<br />

airbag aan passa giers -<br />

zijde knippert (langer dan de normale<br />

4 seconden).<br />

Zet de motor direct uit en wendt<br />

u tot de Lancia-dealer.<br />

SIDE-BAG (indien aanwezig)<br />

De side-bag beschermt de inzittenden<br />

voor bij een middelzware zijdelingse<br />

aanrijding.<br />

De side-bag is in de rugleuning van<br />

de stoelen voor geplaatst, waardoor de<br />

airbag ten opzichte van de inzittende<br />

altijd de optimale positie inneemt, ongeacht<br />

de stand van de stoel.<br />

Bij een zijdelingse aanrijding<br />

verwerkt een elektronische regel -<br />

eenheid de gegevens van een vertragingssensor<br />

en zorgt ervoor, indien<br />

nodig, dat het kussen opblaast.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op<br />

en vult de ruimte tussen het portier<br />

van de auto en de inzittende voor. Direct<br />

daarna loopt het kussen weer<br />

leeg.<br />

Bij lichte zijdelingse aanrijdingen<br />

(waarbij de veiligheidsgordel de inzittende<br />

op zijn plaats houdt), wordt de<br />

airbag niet geactiveerd.<br />

De airbag is geen vervanging voor de<br />

veiligheidsgordels, maar een aanvulling.


Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van veilig -<br />

heidsgordels wettelijk verplicht in<br />

Europa (en in de meeste landen daarbuiten).<br />

De werking van de side-bag aan passagierszijde<br />

wordt niet uitgeschakeld<br />

als de airbag voor aan passagierszijde<br />

wordt uitgeschakeld, zoals beschreven<br />

in de vorige paragraaf. Zo wordt u bij<br />

een zijdelingse aanrijding beschermd,<br />

en ook het eventueel vervoerde kind.<br />

BELANGRIJK De airbags voor<br />

en/of side-bags (indien aanwezig)<br />

kunnen worden geactiveerd bij zware<br />

botsingen of als de auto aan de onderzijde<br />

wordt geraakt, bijvoorbeeld<br />

bij zware botsingen tegen treden of<br />

stoepranden of obstakels op het wegdek<br />

of als de auto terecht komt in<br />

grote gaten of verzakkingen in het<br />

wegdek.<br />

BELANGRIJK Als de airbag in<br />

werking treedt, ontsnapt er een beetje<br />

rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />

duidt niet op brand; bovendien kan<br />

het oppervlak van het opgeblazen<br />

kussen en het interieur van de auto<br />

bedekt zijn met een laagje poeder -<br />

achtige stof: deze poeder kan de huid<br />

en de ogen irriteren. Als u hiermee in<br />

aanraking bent gekomen, moet u zich<br />

met neutrale zeep en water wassen.<br />

BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />

het rijden gaat branden (melding van<br />

een storing), dient u zich onmiddellijk<br />

tot een Lancia-dealer te wenden om<br />

de storing te laten verhelpen.<br />

Het airbagsysteem heeft een geldig -<br />

heid van 10 jaar. Als deze termijn is<br />

verstreken, moet contact worden opgenomen<br />

met de Lancia-dealer.<br />

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />

de airbag in werking is getreden,<br />

dient u contact op te nemen met de<br />

Lancia-dealer om de airbag, de elektronische<br />

regeleenheid, de veiligheids -<br />

gordels, en de gordelspanners te laten<br />

vervangen en de werking van de elektrische<br />

installatie te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />

en de vervanging van de airbag<br />

moeten door een Lancia-dealer worden<br />

uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact opnemen<br />

met een Lancia-dealer om het systeem<br />

buiten werking te laten stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet de<br />

nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld<br />

worden van het gebruik en de instructies,<br />

en moet hij het instructieboekje<br />

ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden<br />

van de gordelspanners, de airbags<br />

voor en de side-bags wordt door de<br />

elektronische regeleenheid bepaald,<br />

afhankelijk van het type ongeval. Als<br />

een van deze onderdelen niet in<br />

werking treedt, dan duidt dat niet op<br />

een storing in het systeem.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje branden. Na ongeveer<br />

4 seconden moet het lampje<br />

doven. Als het waarschuwings -<br />

lampje niet gaat branden, constant<br />

blijft branden of tijdens het rijden<br />

gaat branden, moet u onmiddellijk<br />

stoppen en contact opnemen met<br />

een Lancia-dealer.<br />

43


Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje (met de schakelaar<br />

voor uitschakeling van airbag voor<br />

aan passagierszijde in stand ON)<br />

ongeveer 4 seconden branden en<br />

vervolgens 4 seconden knipperen,<br />

om aan te geven dat de airbag en<br />

side-bag (indien aanwezig) aan<br />

passagierszijde bij een ongeval<br />

worden geactiveerd. Hierna moet<br />

het lampje doven.<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij beschadiging<br />

of als de auto<br />

bij een overstroming onder water<br />

is geweest, de airbag door een<br />

Lancia-dealer controleren.<br />

Plak geen stickers of andere<br />

voorwerpen op het<br />

stuur of op de plek van de<br />

airbag aan de passagierszijde en<br />

de side-bags.<br />

Reis niet met voorwerpen op<br />

schoot en houd vooral geen pijp,<br />

potlood, enz. in de mond. Bij een<br />

ongeval waarbij de airbag in<br />

werking treedt, kan dit ernstig letsel<br />

veroorzaken.<br />

44<br />

Rijd altijd met beide handen<br />

op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in werking<br />

treden van de airbag, het systeem<br />

niet wordt gehinderd door obstakels<br />

die ernstig letsel kunnen<br />

ver oorzaken. Rijd niet met voor over<br />

gebogen lichaam, maar ga goed<br />

recht op zitten en steun tegen de<br />

rug leuning.<br />

Als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat, kunnen,<br />

ook bij uitgezette motor,<br />

de airbags inschakelen als de auto<br />

stilstaat en de auto frontaal wordt<br />

aangereden door een andere auto<br />

die met voldoende snelheid rijdt.<br />

Daarom mogen er ook als de auto<br />

stilstaat absoluut geen kinderen op<br />

de passagiersstoel voor worden geplaatst.<br />

Als bij een stilstaande auto en<br />

met uitgenomen contactsleutel de<br />

airbags bij een ongeval niet in<br />

werking treden, betekent dit echter<br />

niet dat het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

Bij auto’s die zijn uitgerust<br />

met side-bags, mag de<br />

rugleuning van de stoel<br />

niet met water worden afgenomen<br />

of chemisch worden gereinigd in<br />

een automatisch wasapparaat.<br />

Bij auto’s met side-bags<br />

mag de rugleuning van de<br />

voorstoelen niet worden<br />

bedekt met hoezen of kleden.<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheids -<br />

gordels, maar een aanvulling.<br />

De inzittenden worden uitsluitend<br />

door de veiligheidgordels<br />

beschermd bij frontale botsingen<br />

bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />

aanrijdingen en als de auto over<br />

de kop slaat. De gordels moeten<br />

dus altijd gedragen worden.<br />

De airbag treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing<br />

waarbij alleen de gordelspanners<br />

worden geactiveerd. Bij aanrijdingen<br />

die tussen die twee drempelwaarden<br />

in liggen, treden alleen<br />

de gordelspanners in werking.


INSTRUMENTENPANEEL<br />

BENZINEMOTOR (fig. 46)<br />

fig. 46<br />

DIESELMOTOR (fig. 47)<br />

fig. 47 P4T0635<br />

A Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur - B Snelheidsmeter -<br />

C Display van kilometerteller (totaal/dagstand) - D Toerenteller - E Brandstofmeter met waarschuwingslampje van de<br />

reservebrandstof - F Controle- en waarschuwingslampjes - G Drukknop voor het op nul zetten van de dagstand.<br />

P4T0634<br />

45


INSTRUMENTEN<br />

BELANGRIJK Na het uitzetten<br />

van de motor (sleutel in stand<br />

STOP), worden de snelheidsmeter<br />

en de toerenteller ongeveer 1 seconde<br />

gereset. Gedurende deze tijd gaan<br />

de wijzernaalden van de snelheids -<br />

meter en de toerenteller iets heen en<br />

weer wat een licht getik veroorzaakt.<br />

SNELHEIDSMETER (fig. 48)<br />

Deze geeft de snelheid van de auto<br />

aan in km/h.<br />

BELANGRIJK Afhankelijk van de<br />

motoruitvoering van de auto verschilt<br />

het meetbereik van de toerenteller.<br />

fig. 48<br />

46<br />

P4T0636<br />

TOERENTELLER (fig. 49-50)<br />

De gevarenzone (met een steeds<br />

dichter wordende witte arcering)<br />

geeft aan dat de motor met extreem<br />

hoge toerentallen draait. Het is<br />

raadzaam deze toerentallen slechts<br />

kort aan te houden.<br />

Als de motor met stationair toerental<br />

draait, kan de toerenteller geleidelijk<br />

of plotseling oplopen; dit is<br />

een normaal verschijnsel als het zich<br />

voordoet tijdens de normale wer -<br />

king, bijv. bij het inschakelen van de<br />

aircocompressor of de elektroventilateur.<br />

Een langzame wisseling in<br />

toerental dient vooral voor het<br />

behoud van de lading van de accu.<br />

fig. 49 - benzine-uitvoering<br />

P4T0637<br />

BELANGRIJK Afhankelijk van de<br />

motoruitvoering van de auto verschilt<br />

het meetbereik en de gevarenzone<br />

van de toerenteller.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid<br />

van de elektronische inspuiting sluit<br />

de brandstoftoevoer tijdelijk af als<br />

de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorver -<br />

mogen zal afnemen.<br />

fig. 50 - dieseluitvoering<br />

P4T0638


KOELVLOEISTOF-<br />

TEMPERATUURMETER MET<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

VOOR TE HOGE KOELVLOEI-<br />

STOFTEMPERATUUR (fig. 51)<br />

Het instrument geeft de temperatuur<br />

aan van de motorkoelvloeistof<br />

zodra de koelvloeistoftemperatuur<br />

hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />

Onder normale omstandigheden<br />

staat de wijzernaald van de koel -<br />

vloeistoftemperatuurmeter ongeveer<br />

in het midden van de schaal. Als de<br />

wijzernaald in de buurt komt van de<br />

maximale waarden, moet gas worden<br />

teruggenomen.<br />

fig. 51<br />

P4T0051<br />

Als het lampje gaat branden,<br />

betekent dit dat de koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog is; het is in dat<br />

geval raadzaam de motor uit te zetten<br />

en contact op te nemen met de<br />

Lancia-dealer.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald<br />

in de buurt komt van de maximale<br />

waarden op de schaal, kan dit<br />

veroorzaakt worden door verstopping<br />

of opeenhoping van vuil op de<br />

buitenzijde van de radiateur.<br />

In dat geval is het raadzaam om de<br />

radiateur te onderzoeken en eventuele<br />

verstoppingen te verwijderen<br />

en de buitenkant van de radiateur zo<br />

snel mogelijk grondig te reinigen.<br />

BRANDSTOFMETER MET<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

VAN DE RESERVEBRANDSTOF<br />

(fig. 52)<br />

Het waarschuwingslampje van de<br />

reservebrandstof gaat branden als er<br />

nog ongeveer 8 liter brandstof in de<br />

tank aanwezig is.<br />

Rijd nooit met een bijna lege tank:<br />

een eventueel onregelmatige brandstoftoevoer<br />

kan de katalysator<br />

beschadigen.<br />

fig. 52<br />

47<br />

P4T0052


DISPLAY KILOMETERTELLER<br />

(TOTAAL EN DAGSTAND)<br />

(fig. 53-54)<br />

Op het display (fig. 53) worden<br />

weergegeven:<br />

– op de eerste regel (6 cijfers) de<br />

totaalstand<br />

– op de tweede regel (4 cijfers) de<br />

dagtellerstand.<br />

fig. 53<br />

48<br />

P4T0639<br />

Voor het op nul zetten van de dagstand<br />

moet knopje B (fig. 54) ten<br />

minste 1 seconde worden ingedrukt.<br />

BELANGRIJK Als de accu wordt<br />

losgekoppeld, wordt de dagstand uit<br />

het geheugen gewist.<br />

fig. 54<br />

P4T0020<br />

CONTROLE- EN<br />

WAARSCHUWINGS-<br />

LAMPJES<br />

De lampjes branden in de volgende<br />

gevallen:<br />

RICHTINGAANWIJZER<br />

Ÿ LINKS<br />

(knipperend - groen)<br />

Als u de hendel van de richting -<br />

aanwijzers (pijlen) naar beneden<br />

plaatst en, samen met het lampje<br />

van de rechter richtingaanwijzer, als<br />

de waarschuwingsknipperlichten<br />

zijn ingeschakeld.<br />

RICHTINGAANWIJZER<br />

Δ RECHTS (knipperend -<br />

groen)<br />

Als u de hendel van de richting aan -<br />

wijzers (pijlen) naar boven plaatst<br />

en, samen met het lampje van de<br />

linker richtingaanwijzer, als de<br />

waar schuwingsknipperlichten zijn<br />

ingeschakeld.


RICHTINGAAN -<br />

l WIJZERS AANHANGER<br />

(groen)<br />

Voor de aansluiting dient u contact<br />

op te nemen met de Lanciadealer.<br />

Deze gaan branden als er een elektrische<br />

verbinding is met een<br />

aanhanger en de hendel van de richtingaanwijzers<br />

wordt bediend of als<br />

de schakelaar van de waarschuwings -<br />

knipperlichten wordt ingedrukt.<br />

VOORGLOEIm<br />

INSTALLATIE<br />

(jtd-uitvoeringen - geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait. Het lampje dooft als de<br />

voorgloeibougies de juiste temperatuur<br />

hebben bereikt.<br />

Start de motor zodra het lampje<br />

gedoofd is.<br />

Als na het starten het lampje 30<br />

seconden gaat knipperen, kan de<br />

motor op de normale wijze worden<br />

gestart. Neem echter zo spoedig<br />

mogelijk contact op met de Lanciadealer<br />

om de storing te laten verhelpen.<br />

Bij een hoge buitentemperatuur<br />

kan het lampje onmiddellijk gaan<br />

branden.<br />

1<br />

GROOTLICHT (blauw)<br />

Als het grootlicht is ingeschakeld.<br />

BUITENVERLICHTING<br />

3 (groen)<br />

Als de stads- of de par -<br />

keerlichten zijn ingeschakeld of als u<br />

de contactsleutel in stand PARK<br />

draait.<br />

ACCU WORDT<br />

w<br />

NIET VOLDOENDE<br />

OPGELADEN (rood)<br />

Als er een defect is in het laad -<br />

circuit van de dynamo.<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet doven nadat de motor<br />

is gestart.<br />

49


TE LAGE MOTOROLIEv<br />

DRUK (rood)<br />

Als de motoroliedruk<br />

onder de normale waarde zakt.<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet doven nadat de motor<br />

is gestart.<br />

Als de motor stationair draait, kan<br />

het voorkomen dat het lampje iets<br />

later dooft.<br />

Als de motor zwaar belast is, kan<br />

het lampje gaan knipperen als de<br />

motor stationair draait. Het moet<br />

doven zodra u iets gas geeft.<br />

Als het waarschuwings -<br />

lampje tijdens het rijden<br />

gaat branden, zet dan de<br />

motor uit en neem contact op met<br />

de Lancia-dealer.<br />

50<br />

VEILIGHEIDS -<br />

GORDELS (rood) <<br />

Als de veiligheidsgordel<br />

aan bestuurderszijde niet goed is<br />

omgelegd.<br />

VERSLETEN REMd<br />

BLOKKEN VOOR (rood)<br />

Als de remblokken voor<br />

versleten zijn; laat in dit geval de<br />

remblokken zo snel mogelijk vervangen.<br />

BELANGRIJK Omdat de auto is<br />

uitgerust met een slijtage-indicator<br />

voor de remblokken voor moet u, als<br />

de remblokken worden vervangen,<br />

ook de remblokken achter laten controleren.<br />

STORING IN<br />

U<br />

MOTORMANAGEMENT -<br />

SYSTEEM (EOBD) (geel)<br />

(benzine-uitvoeringen)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet doven nadat de motor<br />

is gestart. Het lampje gaat eerst<br />

branden om de juiste werking ervan<br />

aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden:<br />

constant branden - defect in het<br />

inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan<br />

tot gevolg hebben dat de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toeneemt, de pres -<br />

taties verminderen, de auto slechter<br />

gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid<br />

te rijden. Als er lang met een brandend<br />

waarschuwingslampje wordt<br />

doorgereden, kunnen beschadigingen<br />

ontstaan. Neem zo snel mogelijk<br />

contact op met de Lancia-dealer.


Het lampje dooft als de storing<br />

verdwijnt, maar de storing wordt<br />

door het systeem opgeslagen.<br />

knipperend - mogelijke beschadiging<br />

van de katalysator (zie<br />

“EOBD” in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het<br />

gaspedaal worden losgelaten zodat<br />

de motor met lage toerentallen<br />

draait en het lampje niet meer knippert;<br />

u kunt met matige snelheid<br />

doorrijden waarbij rij-omstandig -<br />

heden moeten worden vermeden die<br />

kunnen leiden tot het opnieuw gaan<br />

knipperen van het lampje. U dient<br />

zo snel mogelijk contact op te nemen<br />

met de Lancia-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje U gaat niet branden<br />

of het gaat branden of knipperen<br />

tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de Lancia-dealer.<br />

STORING IN<br />

U<br />

INSPUITSYSTEEM<br />

(rood) (jtd-uitvoeringen)<br />

Als er een storing is in het inspuitsysteem.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het lampje<br />

branden. Het moet na ongeveer 4<br />

seconden doven.<br />

Als het lampje constant blijft branden<br />

of als het tijdens het rijden gaat<br />

branden, dan werkt het inspuitsys -<br />

teem niet correct, waardoor de pres -<br />

taties kunnen verminderen, de auto<br />

slecht rijdt en veel brandstof verbruikt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid<br />

te rijden. Neem zo spoedig mogelijk<br />

contact op met de Lancia-dealer.<br />

Als u te lang doorrijdt met een<br />

brandend waarschuwingslampje kan<br />

dat schade veroorzaken, vooral als<br />

de motor onregelmatig draait of<br />

overslaat. Rijd slechts korte tijd en<br />

met een laag toerental.<br />

Als het lampje onregelmatig en<br />

kort brandt, duidt dit niet op een<br />

storing.<br />

51


STORING IN AIRBAG<br />

(rood) û<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het lampje<br />

branden. Het moet na ongeveer 4<br />

seconden doven.<br />

Het lampje gaat constant branden<br />

als er een storing is in de werking<br />

van de airbag.<br />

Als het lampje niet dooft<br />

of gaat branden tijdens<br />

het rijden, moet de motor<br />

onmiddellijk worden uitgezet<br />

en zo spoedig mogelijk contact<br />

worden opgenomen met de<br />

Lancia-dealer.<br />

52<br />

DEFECT IN HET ANTI-<br />

> BLOKKEERSYSTEEM<br />

(ABS) (GEEL)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet na ongeveer 4 seconden<br />

doven.<br />

Als het ABS-systeem niet voldoende<br />

werkt, gaat het lampje branden.<br />

Het conventionele remsysteem blijft<br />

werken. Neem zo spoedig mogelijk<br />

contact op met de Lancia-dealer.<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als<br />

bij een draaiende motor de waarschuwingslampjes<br />

> en x<br />

gelijk tijdig gaan branden, dan is<br />

er een storing in het EBDsysteem;<br />

in dat geval kunnen bij<br />

hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen. Rijd<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

Lancia-werkplaats om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

HANDREM AANGE-<br />

TROKKEN OF TE LAAG<br />

x REMVLOEISTOF -<br />

NIVEAU (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet na ongeveer 4 seconden<br />

doven.<br />

Als het lampje gaat branden na de<br />

controlefase, dan is of het remvloeistofniveau<br />

in het reservoir onder het<br />

minimum niveau gedaald, bijvoorbeeld<br />

door lekkage in het remsys -<br />

teem, of is de handrem aangetrokken.


Als het lampje tijdens<br />

het rijden gaat branden,<br />

moet gecontroleerd worden<br />

of de handrem niet is aangetrokken.<br />

Als het lampje blijft<br />

branden, terwijl de handrem niet<br />

is aangetrokken, moet u onmiddellijk<br />

stoppen en contact op -<br />

nemen met de Lancia-dealer.<br />

WATER IN DIESELc<br />

FILTER AANWEZIG<br />

(jtd-uitvoeringen - geel)<br />

Het lampje gaat branden als er<br />

water in het dieselfilter aanwezig is.<br />

Water in het brandstofsysteem<br />

kan het inspuitsysteem<br />

ernstig beschadigen<br />

en de motor kan onregel -<br />

matig gaan draaien. Als het<br />

lampje c gaat branden, wendt u<br />

dan zo snel mogelijk tot de<br />

Lancia-dealer om het water te<br />

laten aftappen.<br />

L<strong>ANCIA</strong> CODE (geel)<br />

¢ In drie gevallen (met de<br />

contactsleutel in stand<br />

MAR):<br />

1. Één keer knipperen - code van<br />

de sleutel herkend. Het is mogelijk<br />

de motor te starten.<br />

2. Constant branden - code van<br />

de sleutel niet herkend. Voer voor<br />

het starten van de motor een noodstart<br />

uit (zie hoofdstuk “Nood -<br />

gevallen”).<br />

3. Knipperend - de auto wordt<br />

niet beveiligd door het systeem. Het<br />

is mogelijk de motor te starten.<br />

CRUISE<br />

CRUISE CONTROL<br />

(indien aanwezig - geel)<br />

Het lampje op de bedieningshendel<br />

van de cruise-control<br />

gaat branden, met de schakelaar in<br />

stand ON, als het systeem in werking<br />

treedt.<br />

AIRBAG PASSAGIERS -<br />

F<br />

ZIJDE INGESCHAKELD<br />

(indien aanwezig - geel)<br />

Het lampje gaat branden als de airbag<br />

aan passagierszijde is uitgeschakeld.<br />

Als het lampje na de<br />

testfase van 4 seconden<br />

knippert en het waarschuwingslampje<br />

storing airbag<br />

is gedoofd, dan betekent dit dat<br />

er een storing is in het waarschuwingslampje<br />

van de airbag<br />

zelf. Neem in dit geval zo spoedig<br />

mogelijk contact op met de<br />

Lancia-dealer.<br />

ALGEMEEN CHECK-<br />

CHECK WAARSCHUWINGS -<br />

LAMPJE (rood)<br />

Als het elektronische controlesys -<br />

teem een storing vindt.<br />

53


CHECK CONTROL<br />

(fig. 55)<br />

Het check control wordt aangestuurd<br />

door het instrumentenpaneel, en geeft<br />

eventuele storingen of meldingen door<br />

aan de bestuurder via de controle- en<br />

waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel<br />

zelf of via de waarschuwingslampjes<br />

en de opschriften op<br />

het multifunctionele scherm van het<br />

ICS.<br />

54<br />

Zie voor de werking van de controleen<br />

waarschuwingslampjes op het<br />

instrumentenpaneel, de betreffende<br />

paragraaf in dit hoofdstuk.<br />

De storingen of meldingen worden<br />

door het check control met de bijbehorende<br />

symbolen op het multifunctionele<br />

scherm weergegeven op het moment<br />

dat ze geconstateerd worden, onaf -<br />

hankelijk van de werking van het ICS.<br />

Op uitvoeringen met het ICS- navigatiesysteem<br />

van Lancia (indien<br />

aanwezig), als het check control een<br />

melding stuurt op het moment dat het<br />

systeem in de stand-by stand staat<br />

(donker scherm), licht het scherm op<br />

en verschijnt het bij de melding be -<br />

horende symbool op het laatst geselecteerde<br />

functiescherm.<br />

1-Waarschuwingslampje defecte<br />

zekering/buitenverlichting<br />

2 - Waarschuwingslampje defect<br />

mistachterlicht<br />

3 - Waarschuwingslampje defect<br />

linker remlicht<br />

fig. 55<br />

P4T0640


4 - Waarschuwingslampje defect<br />

rechter remlicht<br />

5 - Waarschuwingslampje defecte<br />

remlichten<br />

6 - Waarschuwingslampje te laag<br />

koelvloeistofniveau<br />

7 - Waarschuwingslampje te laag<br />

niveau ruitensproeiervloeistof<br />

8 - Waarschuwingslampje te laag<br />

motoroliepeil (alleen dieseluitvoeringen)<br />

9 - Waarschuwingslampje niet<br />

goed gesloten portieren en kofferdeksel/achterklep<br />

10 -Waarschuwingslampje defect<br />

waarschuwingslampje > op het<br />

instrumentenpaneel<br />

11 - Waarschuwingslampje defecte<br />

waarschuwingslampjes > en x op<br />

het instrumentenpaneel (als deze<br />

lampjes gelijktijdig gaan branden, is er<br />

een storing in de elektronische remdrukregelaar<br />

EBD)<br />

12 - Waarschuwingslampje storing<br />

check control<br />

13 - Symbool niet goed gesloten<br />

portieren en kofferdeksel (Sedanuitvoering)<br />

14 - Symbool niet goed gesloten<br />

portieren en achterklep (Station<br />

Wagon uitvoering)<br />

15 - Waarschuwingslampje te laag<br />

motor oliepeil (alleen dieseluitvoeringen).<br />

Het check control kan gelijktijdig<br />

naast elkaar twee waarschuwingen<br />

weer geven en bovendien eventueel het<br />

waarschuwingslampje 9 voor niet goed<br />

gesloten portieren, motor kap en achterklep.<br />

Als er meer dan twee meldingen<br />

zijn, worden de betreffende waar -<br />

schu wings lampjes cyclisch iedere<br />

twee seconden weergegeven terwijl<br />

op de rechterkant van het scherm het<br />

rode opschrift CHECK verschijnt.<br />

Het rode opschrift CHECK verschijnt<br />

ook als het waarschuwings -<br />

lampje van de defecte buitenverlichting<br />

1 gaat branden.<br />

Bij defecte mistachterlichten,<br />

defect linker remlicht en defect rechter<br />

remlicht wordt naast het betreffende<br />

waarschuwingslampje 2-3-4-<br />

5 ook altijd het waarschuwings -<br />

lampje van de defecte buitenverlichting<br />

1 weergegeven.<br />

BELANGRIJK De waarschuwings -<br />

lampjes blijven weergegeven, ook als<br />

van functiescherm wordt veranderd,<br />

totdat de door het check control ge -<br />

signaleerde storing is verholpen. De<br />

waarschuwingslampjes 1-8-10-11-<br />

12 hebben voorrang boven andere<br />

informatie van het check control.<br />

MELDINGEN<br />

Als bij het starten van de motor een<br />

storing wordt geconstateerd, wordt<br />

het branden van de waarschuwings -<br />

lampjes 1-10-11-12 voorafgegaan<br />

door de weergave op het scherm<br />

(ongeveer 5 seconden) van de volgende<br />

opschriften:<br />

– DEFECTE VERLICHTING<br />

(waarschuwingslampje 1)<br />

– LAMPJE STORING IN ABS<br />

(waarschuwingslampje 10)<br />

– LAMPJE STORING IN EBD<br />

(waarschuwingslampje 11)<br />

– GEEN SIGNAAL NAAR CHECK<br />

EN TRIP COMPUTER (waarschu -<br />

wingslampje 12).<br />

MELDING NIET GOED GESLO-<br />

TEN PORTIEREN, MOTORKAP<br />

EN ACHTERKLEP (9-13-14)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, wordt het symbool 13<br />

(Sedan-uitvoering) of 14 (Station<br />

Wagon) weergegeven aan de rechter -<br />

kant van het hoofdscherm, terwijl<br />

het waarschuwingslampje 9 links -<br />

onder wordt weergegeven.<br />

Na ongeveer 1 minuut en als de portieren<br />

en het kofferdeksel/de achter -<br />

klep nog ge opend zijn, verdwijnt het<br />

symbool 13 of 14 terwijl het waarschuwingslampje<br />

9 blijft weergegeven.<br />

55


Als de melding van niet goed gesloten<br />

portieren of kofferdeksel verschijnt op<br />

het moment dat het systeem in een<br />

ander functiescherm werkt, verschijnt<br />

alleen het waarschuwingslampje 9<br />

linksonder op het scherm.<br />

Als wordt teruggekeerd naar het<br />

hoofdscherm verschijnt opnieuw het<br />

symbool van de auto 13 of14 aan de<br />

rechterkant van het scherm, zoals hiervoor<br />

is beschreven.<br />

MELDING TE LAAG MOTOR -<br />

OLIE PEIL EN DEFECT WAAR -<br />

SCHU WINGS LAMPJE (8-15)<br />

(alleen dieseluitvoeringen)<br />

Als u de sleutel in stand MAR draait,<br />

wordt, enkele seconden na het scherm<br />

J, het oliepeil ongeveer 10 seconden<br />

op het hoofdscherm van het display<br />

weergegeven.<br />

Het motoroliepeil wordt alleen weergegeven<br />

als het op of onder het minimum<br />

niveau staat.<br />

BELANGRIJK Het check control<br />

controleert het motoroliepeil alleen bij<br />

het starten van de motor en als er ten<br />

minste 20 minuten zijn verstreken<br />

nadat de motor voor de laatste keer is<br />

uitgezet.<br />

Het motoroliepeil wordt weergegeven<br />

door middel van 6 verlichte streepjes<br />

56<br />

met twee verschillende waarden en<br />

twee manieren van weergave:<br />

– het motoroliepeil staat vlak boven<br />

het minimum niveau: eerste linker<br />

streepje rood of wit (afhankelijk van de<br />

uitvoering), tweede streepje wit, andere<br />

streepjes onverlicht.<br />

– het motoroliepeil staat op het minimum<br />

niveau: eerste linker streepje<br />

rood of wit (afhankelijk van de uitvoering),<br />

andere streepjes onverlicht.<br />

Als het motoroliepeil te laag is (0 of 1<br />

streepje verlicht), gaat het waarschuwingslampje<br />

8 branden. Het blijft<br />

ook weergegeven als er andere functieschermen<br />

worden opgeroepen.<br />

Als er een storing is in de sensor van<br />

het motoroliepeil, knippert het waarschuwingslampje<br />

15 ongeveer 5 seconden<br />

en gaat waarschuwingslampje 8<br />

branden.<br />

In alle omstandigheden waarin het<br />

motor oliepeil te laag is of er een storing<br />

is in de sensor van het motoroliepeil,<br />

verschijnt aan de rechterkant van het<br />

scherm gedurende enkele seconden<br />

ook het rode opschrift CHECK.<br />

BELANGRIJK Het waarschuwings -<br />

lampje voor een te laag motoroliepeil 8<br />

heeft voorrang op andere informatie<br />

van het check control.<br />

ALGEMEEN CHECK-WAARSCHU -<br />

WINGS LAMPJE EN LAMPJE VOOR VER-<br />

LICHTING ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> (fig. 56)<br />

In de steun van de achteruitkijk -<br />

spiegel bevinden zich de waar schu -<br />

wings lampjes A en B die de volgende<br />

functies hebben:<br />

– het rode lampje A: als de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt gedraaid,<br />

gaat het lampje, in de controlefase van<br />

het check control, ongeveer 4 seconden<br />

branden. Als er een storing is, wat<br />

wordt aangegeven door het branden<br />

van het bijbehorende controlelampje<br />

en het waarschuwings lampje CHECK,<br />

dooft het lampje na on geveer 10<br />

seconden;<br />

– het groene lampje B: dient voor de<br />

“gedempte” nachtverlichting van de<br />

bedieningsorganen van het ICS van<br />

Lancia. Het lampje gaat branden als<br />

de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid (ongeveer 2 seconden nadat<br />

het rode lampje A is gaan branden).<br />

fig. 56<br />

P4T0283


ICS VAN VAN L<strong>ANCIA</strong> MET MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />

(zonder NAVIGATIESYSTEEM)<br />

fig. 57<br />

Het I.C.S. (Integrated Control<br />

System) van Lancia is een geïntegreerd<br />

bedienings- en informatiesys -<br />

teem met een multifunctioneel 5”<br />

LCD-scherm (liquid cristal display),<br />

dat ook door de passagier gelezen<br />

kan worden.<br />

P4T0037<br />

Het multifunctionele scherm toont<br />

en regelt de volgende functies:<br />

– Autoradio met cassettespeler en<br />

CD (indien aanwezig) (*)<br />

– Analoog/digitaal klokje<br />

– Boordcomputer (TRIP)<br />

– Check control (*)<br />

(*) Zie voor de beschrijving en de<br />

werking de betreffende paragraaf.<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

1 - Keuzetoetsen autoradio/cassettespeler/CD<br />

(indien aanwezig)<br />

2 – Knop voor in- en uitschakeling<br />

ICS en autoradio en volume-/audioregeling<br />

3 - Knop voor selecteren en beves -<br />

tigen ICS-functies<br />

4 - Toets voor weergave scherm van<br />

de autoradio-instellingen<br />

5 - Keuzetoets voor taal, functies<br />

klokje en instelling snelheidslimiet<br />

6 - Toets voor functies boordcomputer<br />

(TRIP)<br />

7 - Toets voor traploze regeling<br />

lichtsterkte scherm.<br />

57


IN-/UITSCHAKELEN<br />

Het ICS schakelt automatisch in als<br />

u bij het starten van de motor de<br />

contactsleutel in stand MAR draait.<br />

Het schakelt uit als u de sleutel in<br />

stand STOP draait.<br />

Als u op knop 2 (fig. 57) drukt bij<br />

uitgenomen contactsleutel, wordt<br />

alleen de radio ingeschakeld. Deze<br />

wordt na ongeveer 20 minuten automatisch<br />

uitgeschakeld.<br />

58<br />

LICHTSTERKTEREGELING<br />

DISPLAY<br />

Na inschakeling kan het, afhankelijk<br />

van de temperatuur, enige minuten<br />

duren voordat de ingestelde<br />

lichtsterkte wordt bereikt.<br />

Om de lichtsterkte te regelen moet,<br />

met in- of uitgeschakelde buitenverlichting,<br />

de knop LIGHT 7 ingedrukt<br />

worden gehouden: de lichtsterkte<br />

verloopt van maximum naar<br />

minimum en van minimum naar<br />

maximum in ongeveer 2 seconden,<br />

en blijft ongeveer 1 seconde op het<br />

minimum en maximum niveau.<br />

BELANGRIJK Als de lichtsterkte<br />

op het minimum niveau staat, is het<br />

display onleesbaar.<br />

Als de buitenverlichting wordt<br />

ingeschakeld, vermindert de lichtsterkte<br />

van het display automatisch<br />

en wordt de verlichting van de toetsen<br />

samen met de instrumentenpaneelverlichting<br />

geregeld.<br />

Iedere keer als de motor wordt<br />

gestart, wordt zowel bij in- als uitgeschakelde<br />

buitenverlichting automatisch<br />

dezelfde lichtsterkte ingesteld<br />

als voor het uitzetten van de motor.<br />

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />

Bij het starten toont het display<br />

ongeveer 4 seconden het L<strong>ANCIA</strong>embleem.<br />

Daarna verschijnt een<br />

nieuw scherm dat twee verschillende<br />

configuraties kan hebben (fig. 58-<br />

59) afhankelijk van de werking van<br />

het ICS.<br />

Het scherm dat gewoonlijk wordt<br />

weergegeven, is in 4 gebieden onderverdeeld<br />

met de volgende informatie<br />

(fig. 58):<br />

A – Informatie over de werking van<br />

de autoradio/CD (indien aanwezig)<br />

en het motoroliepeil (alleen diesel -<br />

uitvoeringen).<br />

B – Analoog klokje en eventuele<br />

controle-/waarschuwingslampjes.<br />

B<br />

fig. 58<br />

A<br />

C<br />

D<br />

P4T0627


C – Datum, digitaal klokje en<br />

storingsmeldingen.<br />

D – Symbool van de auto met waarschuwingslampjes<br />

voor niet goed<br />

gesloten portieren en koffer deksel/<br />

achterklep, functies boordcomputer<br />

(TRIP), SETUP-functie, functies<br />

autoradio en EXP-functies.<br />

In gebied A verschijnt alleen informatie<br />

over de werking van de auto -<br />

radio als de radio is ingeschakeld; bij<br />

uitgeschakelde radio verschijnt het<br />

opschrift RADIO OFF. Als de CDspeler<br />

(indien aanwezig) is ingeschakeld,<br />

wordt het volgende weergegeven:<br />

– het nummer van de geselecteerde<br />

CD (van 1 tot 6)<br />

– het geselecteerde muziekstuk<br />

– de speelduur van het geselecteerde<br />

muziekstuk.<br />

Het motoroliepeil (alleen dieseluitvoeringen)<br />

verschijnt als de veilig -<br />

heidslimiet is overschreden.<br />

Als er eventueel controle-/waarschuwingslampjes<br />

in gebied B worden<br />

weergegeven, verschijnt het<br />

analoge klokje niet en wordt de tijd<br />

digitaal weergegeven in gebied C.<br />

Als de ingestelde snelheidslimiet<br />

wordt overschreden, verschijnt in<br />

gebied B het opschrift LIMIET<br />

OVERSCHREDEN.<br />

In gebied C worden de datum, het<br />

digitale klokje (als het analoge klokje<br />

niet wordt weergegeven door de<br />

aanwezigheid van controle-/waarschuwingslampjes)<br />

en de storingsmeldingen<br />

LAMPJE STORING IN ABS,<br />

LAMPJE STORING IN EBD,<br />

LAMPJE STORING IN ASR of<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING<br />

weergegeven. Deze opschriften worden<br />

ongeveer 5 seconden weergegeven<br />

bij inschakeling van het systeem<br />

of als er een storing wordt gesignaleerd.<br />

Hierna lichten de betreffende<br />

lampjes in gebied B op.<br />

In gebied D verschijnen, afhankelijk<br />

van de werking van het systeem,<br />

het symbool van de auto met de controle-/waarschuwingslampjes<br />

voor<br />

niet goed gesloten portier en kofferdeksel/achterklep,<br />

de functie boordcomputer<br />

(TRIP), de SETUP-functie,<br />

de functies van de autoradio en<br />

de EXP-functies.<br />

Bij een storing in de verbinding tussen<br />

het instrumentenpaneel en het<br />

ICS verschijnt het opschrift GEEN<br />

SIGNAAL NAAR CHECK EN<br />

BOORDCOMPUTER. Neem in dit<br />

geval contact op met de Lanciadealer.<br />

Als u op één van de toetsen HELP<br />

RADIO, SETUP of TRIP drukt,<br />

ver schijnt het scherm (fig. 59) met<br />

de functie TERUG ( ). Dit scherm<br />

bestaat uit drie delen en kan de volgende<br />

informatie tonen:<br />

E – Als u op de toets HELP<br />

RADIO 4 drukt, worden de audioinstellingen<br />

van de radio weergegeven:<br />

VOLUME / BASS / TREBLE /<br />

BALANCE / FADER / ZENDER 1-<br />

2-3-4-5-6 / FM 1-2-3 / LW / MW.<br />

fig. 59<br />

F<br />

E<br />

G<br />

59<br />

P4T0603


Als u op de toets SETUP 5 drukt,<br />

worden de volgende keuzemogelijkheden<br />

weergegeven:SNELHEIDS -<br />

LIMIET / TIJD INSTELLEN /<br />

DATUM INSTELLEN / WEKKER<br />

/ BANDEN (SPANNING) (vaste<br />

waarde) / TAAL 1-2-3-4-5 /<br />

OFFICIËLE TIJD ON-OFF.<br />

Als u op de toets TRIP 6 drukt,<br />

worden de volgende waarden weergegeven:<br />

ACTIERADIUS / GEMID-<br />

DELD VERBRUIK / AFSTAND<br />

(aantal kilometers na het op nul zetten)<br />

/ GEMIDDELDE SNELHEID<br />

/ REISTIJD.<br />

F – Digitaal klokje (als er geen controle-/waarschuwingslampjes<br />

aan -<br />

wezig zijn) en waarschuwings -<br />

lampjes (bij een storing).<br />

G – Informatie over de werking van<br />

de radio of CD (bij ingeschakelde<br />

radio) of het opschrift RADIO OFF<br />

(bij uitgeschakelde radio).<br />

Als u in het hoofdscherm met de<br />

verschillende menu’s de functie<br />

TERUG, die in bepaalde schermen<br />

wordt weergegeven met het symbool,<br />

selecteert en bevestigt, keert u terug<br />

naar het hoofdscherm van het ICS.<br />

(fig. 58); als u in een scherm met<br />

60<br />

submenu’s de functie TERUG selecteert<br />

en bevestigt, keert u terug naar<br />

het vorige scherm.<br />

Als deze functie wordt geselecteerd,<br />

wordt de pijl van de functie TERUG<br />

in bepaalde schermen wit.<br />

SCHERMINSTELLINGEN (fig.<br />

60)<br />

Als u op de toets SETUP 5 (fig. 57)<br />

drukt, met de contactsleutel in stand<br />

MAR en na het verdwijnen van het<br />

L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt het<br />

scherm met de functies:<br />

– SNELHEIDSLIMIET<br />

– TIJD INSTELLEN<br />

– DATUM INSTELLEN<br />

fig. 60<br />

P4T0604<br />

– WEKKER (afstellen) en ON/ OFF<br />

– BANDEN (waarde van de voorgeschreven<br />

bandenspanning)<br />

– OFFICIËLE TIJD ON/OFF<br />

– ITALIAANS<br />

– ENGELS<br />

– FRANS<br />

– DUITS<br />

– SPAANS.<br />

Selecteer na het beëindigen van de<br />

instellingen de functie TERUG ( )<br />

door knop 3 (fig. 57) te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging, om<br />

terug te keren naar het hoofdscherm.


Tijd instellen<br />

Selecteer voor het instellen van de tijd<br />

de functie TIJD INSTELLEN (fig. 60)<br />

door knop 3 (fig. 57) te draaien en in<br />

te drukken voor bevestiging. Op het<br />

display verschijnt het scherm met de<br />

volgende velden (fig. 61):<br />

– Uur A<br />

– Minuten B<br />

– TERUG C.<br />

Selecteer het veld A(uur) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om het ingestelde uur te verhogen en<br />

omgekeerd. Als het scherm de gewenste<br />

waarde toont, druk dan op knop 3<br />

om de instelling te bevestigen.<br />

fig. 61<br />

A B<br />

C<br />

P4T0605<br />

Selecteer het veld B (minuten) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om de ingestelde minuten te verhogen<br />

en omgekeerd. Als het scherm de<br />

gewenste waarde toont, druk dan op<br />

knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer na de instelling het veld<br />

TERUG C door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging, om<br />

terug te keren naar het scherm<br />

SETUP (fig. 60).<br />

Als het analoge klokje wordt ingesteld,<br />

wordt automatisch ook het<br />

digitale klokje ingesteld.<br />

Inschakelen/uitschakelen van de<br />

officiële tijd<br />

Met de functie OFFICIËLE TIJD<br />

ON/OFF kan van de officiële tijd<br />

naar de zomertijd worden overgeschakeld<br />

en omgekeerd zonder de<br />

instelling van het klokje te wijzigen.<br />

Als u de functie OFFICIËLE TIJD<br />

ON (3 ) selecteert, wordt de instelling<br />

van het klokje met een uur<br />

verhoogd; als u de functie<br />

OFFICIËLE TIJD OFF ( ) selecteert,<br />

wordt de ingestelde tijd verlaagd.<br />

Selecteer OFFICIËLE TIJD om de<br />

functie in- of uit te schakelen 3 /<br />

met knop 3 en druk de knop in voor<br />

bevestiging.<br />

Datum instellen<br />

Selecteer voor het instellen van de<br />

datum de functie SET DATA (fig.<br />

60) door knop 3 (fig. 57) te draaien<br />

en in te drukken voor bevestiging.<br />

Op het display verschijnt het scherm<br />

met de volgende velden (fig. 62):<br />

– Dag A<br />

– Maand B<br />

– Jaar C<br />

– TERUG D.<br />

fig. 62<br />

A B C<br />

D<br />

61<br />

P4T0606


Selecteer het veld A (dag) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om de ingestelde dag te verhogen<br />

(van 1 tot 31) en omgekeerd (van 31<br />

tot 1). Als het scherm de gewenste<br />

waarde toont, druk dan op knop 3<br />

om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer het veld B (maand) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om de ingestelde maand te verhogen<br />

(van 1 tot 12) en omgekeerd (van 12<br />

tot 1). Als het scherm de gewenste<br />

waarde toont, druk dan op knop 3<br />

om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer het veld C (jaar) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om het ingestelde jaar te verhogen<br />

en omgekeerd. Als het scherm de<br />

gewenste waarde toont, druk dan op<br />

knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />

62<br />

Selecteer na de instelling het veld<br />

TERUG D door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging, om<br />

terug te keren naar het scherm<br />

SETUP (fig. 60).<br />

Wekker instellen en in-/uitschakelen<br />

Selecteer voor het instellen van de<br />

wekker de functie WEKKER (fig. 60)<br />

door knop 3 (fig. 57) te draaien en in<br />

te drukken voor bevestiging. Op het<br />

display verschijnt het scherm met de<br />

volgende velden (fig. 63):<br />

– Uur A<br />

– Minuten B<br />

– TERUG C.<br />

fig. 63<br />

A B<br />

C<br />

P4T0607<br />

Selecteer het veld A(uur) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om het ingestelde uur te verhogen en<br />

omgekeerd. Als het scherm de<br />

gewenste waarde toont, druk dan op<br />

knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer het veld B (minuten) door<br />

knop 3 te draaien en in te drukken<br />

voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om de ingestelde minuten te verhogen<br />

en omgekeerd. Als het scherm de<br />

gewenste waarde toont, druk dan op<br />

knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer na de instelling het veld<br />

TERUG C door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging, om<br />

terug te keren naar het scherm<br />

SETUP (fig. 60).


Selecteer de wekker door knop 3 te<br />

draaien en in te drukken voor beves -<br />

tiging. Schakel vervolgens de wekker<br />

in of uit met de functie ON/OFF.<br />

Als de wekker is ingeschakeld, verschijnt<br />

op het hoofdscherm het<br />

opschrift ON.<br />

Als de wekker is ingeschakeld, gaat<br />

de wekker op de ingestelde tijd<br />

ongeveer 12 seconden af, ook bij uitgenomen<br />

contactsleutel.<br />

Taalkeuze<br />

Selecteer om de taal van het<br />

scherm van het display in te stellen,<br />

de betreffende taal met knop 3 (fig.<br />

57) en druk de knop in voor bevestiging.<br />

De beschikbare talen zijn ITA-<br />

LIAANS – ENGELS – FRANS –<br />

DUITS – SPAANS.<br />

Snelheidslimiet<br />

De functie SNELHEIDSLIMIET<br />

zorgt ervoor dat de bestuurder iedere<br />

keer door middel van een akoestisch<br />

en/of zichtbaar signaal wordt<br />

gewaarschuwd als de ingestelde<br />

snel heidslimiet wordt overschreden.<br />

Selecteer de functie door knop 3<br />

(fig. 57) en druk de knop in voor<br />

bevestiging.<br />

Op het display verschijnt het scherm<br />

(fig. 64) met de volgende velden:<br />

– Ingestelde snelheidslimiet in<br />

km/h A<br />

– In- of uitschakeling van de ingestelde<br />

snelheidslimiet B<br />

fig. 64<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D<br />

P4T0608<br />

– In- of uitschakeling van het<br />

akoes tische signaal C<br />

– TERUG D.<br />

Selecteer het veld A (ingestelde<br />

snelheid) door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging.<br />

Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />

om de ingestelde snelheid te verhogen<br />

en omgekeerd. Als het scherm de<br />

gewenste waarde toont, druk dan op<br />

knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />

Selecteer de functie SNELHEIDS -<br />

LIMIET door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging.<br />

Schakel de limiet vervolgens in of uit<br />

met de functie ON en OFF B.<br />

Selecteer de akoestische waarschuwing<br />

door knop 3 te draaien en<br />

in te drukken voor bevestiging.<br />

Schakel de waarschuwing vervolgens<br />

in of uit met de functie ON en<br />

OFF C.<br />

63


Als de functie SNELHEIDS -<br />

LIMIET is ingeschakeld en de limiet<br />

wordt overschreden, voert het<br />

systeem het volgende uit:<br />

– activering van de akoestische<br />

waarschuwing (als de betreffende<br />

functie ON C is ingeschakeld) gedurende<br />

ongeveer 4 seconden, als de<br />

snelheid niet onder de limiet van ten<br />

minste 5 km/h daalt;<br />

– overschakeling van het hoofdscherm<br />

naar het functiescherm<br />

SNELHEIDSLIMIET (fig. 64) voor<br />

eventuele wijziging van de ingestelde<br />

waarde of in-/uitschakeling van de<br />

akoestische waarschuwing of de<br />

functie zelf;<br />

– op het scherm verdwijnt het op -<br />

schrift LIMIET OVERSCHREDEN;<br />

– activering, als de radio is ingeschakeld,<br />

van de functie MUTE<br />

(volume uitschakelen).<br />

Het opschrift LIMIET OVER-<br />

SCHREDEN blijft weergegeven zo -<br />

lang als de snelheid niet onder de<br />

limiet van ten minste 5 km/h daalt<br />

of als de functie SNELHEIDS -<br />

LIMIET wordt uitgeschakeld.<br />

Selecteer na het instellen van de<br />

functie het veld TERUG D door knop<br />

3 te draaien en in drukken voor<br />

64<br />

beves tiging, om terug te keren naar<br />

het scherm SETUP (fig. 60).<br />

Bandenspanning<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

BANDEN selecteert en bevestigt,<br />

verschijnen op het scherm de waarden<br />

van de bandenspanning, af -<br />

hankelijk van de beladingsgraad.<br />

BELANGRIJK De functie geeft<br />

geen aanwijzingen over de werkelijke<br />

bandenspanning. De bandenspanning<br />

moet daarom regelmatig<br />

worden gecontroleerd.<br />

BOORDCOMPUTER (fig. 65)<br />

Als u op de toets TRIP 6 (fig. 57)<br />

drukt, met de contactsleutel in stand<br />

MAR en na het verdwijnen van het<br />

L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt het<br />

scherm met de functies:<br />

– ACTIERADIUS<br />

– GEMIDDELD VERBRUIK (TRIP<br />

MODE)<br />

– VERBRUIK OP HET MOMENT<br />

(KEY MODE)<br />

– AFSTAND (aantal kilometers na<br />

het op nul zetten)<br />

– GEMIDDELDE SNELHEID<br />

– REISTIJD (vanaf het vertrek of<br />

na het op nul zetten)<br />

– KEY/TRIP<br />

– TRIP OP NUL ZETTEN.<br />

Als de functie TRIP is ingeschakeld<br />

(gegevens handmatig op nul zetten)<br />

kunnen de gegevens op nul worden<br />

gezet door in een ander functiescherm<br />

het veld TRIP OP NUL ZET-<br />

TEN te selecteren en te bevestigen.<br />

Druk na de instelling opnieuw op<br />

de toets TRIP 6 (fig. 57) om terug te<br />

keren naar het hoofdscherm of op de<br />

toets HELP RADIO 4 om naar het<br />

scherm van de radiofuncties te gaan<br />

of op de toets SETUP 5 om het<br />

scherm met de scherm-instellingen<br />

te openen.<br />

fig. 65<br />

P4T0628


BELANGRIJK Als u bij het starten<br />

van de motor de sleutel in stand MAR<br />

draait, verwerkt de boordcomputer de<br />

gegevens die noodzakelijk zijn voor<br />

het berekenen van de verschillende<br />

functies.<br />

Tijdens deze fase die 30 seconden<br />

duurt, worden de actieradius, het<br />

gemiddeld verbruik, enz. niet meer<br />

op het scherm weergegeven.<br />

Actieradius (fig. 66)<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

ACTIERADIUS selecteert en beves -<br />

tigt, toont het scherm bij benadering<br />

de afstand (in km/h en met een resolutie<br />

van 1 km) die nog kan worden<br />

afgelegd met de nog in de tank aanwezige<br />

brandstof. Dit is berekend op<br />

basis van het gemiddelde verbruik van<br />

voor het inschakelen van de functie.<br />

De actieradius wordt iedere 30<br />

seconde door het systeem bijgewerkt.<br />

De berekening is tot op<br />

minder dan 1 km nauwkeurig.<br />

BELANGRIJK Als de actieradius<br />

lager dan 50 km is en de auto op<br />

reservebrandstof rijdt, worden in<br />

plaats van de actieradius streepjes<br />

weergegeven. Als de actieradius<br />

lager dan 50 km is en de auto nog<br />

niet op reservebrandstof rijdt, wordt<br />

de waarde 50 continu weergegeven.<br />

Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />

van de boordcomputer (fig.<br />

65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />

functie TERUG selecteren en beves -<br />

tigen.<br />

Gemiddeld verbruik (zichtbaar<br />

in TRIP MODE) (fig. 67)<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

GEMIDDELD VERBRUIK selecteert<br />

en bevestigt, toont het scherm<br />

het gemiddelde brandstofverbruik<br />

van de laatste 5 minuten (in l/100<br />

km en met een resolutie van 0,1<br />

l/100 km).<br />

fig. 66<br />

P4T0610<br />

Het gemiddeld verbruik wordt<br />

iedere seconde door het systeem bijgewerkt.<br />

De berekening is tot op<br />

minder dan 0,1 l/l00 km nauw -<br />

keurig.<br />

Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />

van de boordcomputer (fig.<br />

65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />

functie TERUG selecteren en beves -<br />

tigen.<br />

Verbruik op het moment<br />

(zichtbaar in KEY MODE)<br />

Als u de functie VERBRUIK OP<br />

HET MOMENT selecteert en beves -<br />

tigt, toont het scherm het gemiddelde<br />

brandstofverbruik van de laatste<br />

5 minuten (in l/100 km).<br />

fig. 67<br />

65<br />

P4T0611


AFSTAND (afstand traject) (fig. 68)<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

AFSTAND selecteert en bevestigt,<br />

toont het scherm de afgelegde afstand<br />

(in km en met een resolutie van 0,1<br />

km) na het op nul zetten van de boordcomputer<br />

(zie de paragraaf “Gegevens<br />

van de computer op nul zetten”).<br />

De afgelegde afstand wordt iedere<br />

seconde door het systeem bijgewerkt.<br />

De berekening is tot op<br />

minder dan 1 km nauwkeurig. De<br />

maximale waarde die wordt aangegeven<br />

is 25.000 km.<br />

Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />

van de boordcomputer (fig.<br />

65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />

functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />

fig. 68<br />

66<br />

P4T0630<br />

Gemiddelde snelheid (fig. 69)<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

GEMIDDELDE SNELHEID<br />

selecteert en bevestigt, toont het<br />

scherm de gemiddelde snelheid<br />

vanaf het begin van de reis (in km/h<br />

en met een resolutie van 0,1 km/h).<br />

De gemiddelde snelheid wordt alleen<br />

berekend als de motor draait.<br />

De gemiddelde snelheid wordt<br />

iedere seconde door het systeem bijgewerkt.<br />

De berekening is tot op<br />

minder dan 0,1 km/l nauwkeurig.<br />

Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />

van de boordcomputer (fig.<br />

65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />

functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />

fig. 69<br />

P4T0613<br />

Reistijd (reisduur) (fig. 70)<br />

Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />

REISTIJD selecteert en bevestigt,<br />

toont het scherm de reistijd (in uren<br />

en minuten) na het op nul zetten van<br />

de boordcomputer (zie de paragraaf<br />

“Gegevens van de boordcomputer<br />

op nul zetten”).<br />

De reistijd wordt iedere minuut<br />

door het systeem bijgewerkt. De<br />

berekening is tot op minder dan 2<br />

seconden nauwkeurig. De maximale<br />

waarde die wordt aangegeven is 99h<br />

en 59 s.<br />

Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />

van de boordcomputer (fig.<br />

65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />

functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />

fig. 70<br />

P4T0614


Keuzemogelijkheid voor werking<br />

computer<br />

Met de functies KEY en TRIP (fig.<br />

71) kan één van de werkingen van<br />

het systeem worden ingesteld.<br />

De belangrijkste verschillen tussen<br />

de twee functies zijn de manier waar -<br />

op het scherm wordt weergegeven en<br />

de wijze waarop de gegevens op nul<br />

worden gezet.<br />

Als u de functie KEY (KEY 3 ) activeert,<br />

wordt iedere keer als de motor<br />

wordt gestart het scherm van de<br />

computer automatisch weergegeven<br />

en worden de gegevens op nul gezet.<br />

fig. 71<br />

P4T0628<br />

Als u de functie TRIP (TRIP 3 )<br />

activeert, moeten de gegevens handmatig<br />

op nul worden gezet met de<br />

functie TRIP OP NUL ZETTEN en<br />

wordt het scherm van de computer<br />

pas weergegeven als op de toets<br />

TRIP 6 (fig. 57) wordt gedrukt.<br />

Kies een werking door met knop 3<br />

(fig. 57) de functie KEY of TRIP te<br />

selecteren en te bevestigen. Als u<br />

nogmaals op knop 3 drukt, wordt<br />

van de ene naar de andere werking<br />

overgeschakeld.<br />

Gegevens van de computer op<br />

nul zetten<br />

De gegevens van de computer kunnen<br />

op nul worden gezet door de<br />

functie TRIP OP NUL ZETTEN<br />

(fig. 71) met knop 3 (fig. 57) te<br />

selecteren en te bevestigen. Als deze<br />

functie wordt bevestigd, worden alle<br />

opgeslagen gegevens op nul gezet.<br />

De functie TRIP OP NUL ZET-<br />

TEN is alleen beschikbaar als de<br />

functie TRIP is geactiveerd.<br />

Als de functie TRIP is ingeschakeld<br />

(gegevens handmatig op nul zetten)<br />

kunnen de gegevens op nul worden<br />

gezet door in een ander functiescherm<br />

het veld TRIP OP NUL<br />

ZETTEN te selecteren en te bevestigen.<br />

67


AUTORADIO<br />

(geïntegreerd in het ICS van Lancia zonder NAVIGATIESYSTEEM)<br />

fig. 72<br />

68<br />

P4T0251


BEDIENINGSPANEEL<br />

1 - Voorkeuzetoets, PTY-program ma<br />

en functie volgend muziekstuk op CD<br />

2 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />

en functie muziekstukken op CD her -<br />

halen<br />

3 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />

en functie muziekstukken op CD willekeurig<br />

weergeven<br />

4 - Voorkeuzetoets en PTY-programma<br />

5 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />

en functie vorige CD selecteren<br />

6 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />

en functie volgende CD selecteren<br />

7 - Keuzetoets radio, cassettespeler,<br />

CD-speler (indien geïnstalleerd)<br />

8 - Keuzetoets AUDIO-functies (Bass/<br />

Treble/Balance/Fader/Volume). Op en -<br />

kele uitvoeringen kan onder het op -<br />

schrift AUDIO het opschrift MUTE<br />

staan<br />

9 - Knop voor in- en uitschakeling:<br />

display, radio en volumeregeling<br />

10 - Inschakeltoets LOUDNESSfunctie<br />

(automatisch voor hifi-audiosysteem)<br />

11 - Inschakeltoets Traffic Program<br />

en Alternative Frequence (voor ontvangst<br />

van RDS-programma’s)<br />

12 - Inschakeltoets functies:<br />

SCAN (opgeslagen zenders kort beluisteren),<br />

MSS (Music Search Sys -<br />

tem) om een muziekstuk over te slaan<br />

of te herhalen<br />

13 - Inschakeltoets IS-functie om<br />

een zender met optimale ontvangst te<br />

zoeken<br />

14 - Inschakeltoets EXP-functie<br />

voor instellen van parameters voor de<br />

autoradio<br />

15 - Knop voor het selecteren en bevestigen<br />

van functies en veldwaarden<br />

16 - Keuzetoets zenderband (LW –<br />

MW – FM) en inschakeling AUTO-<br />

REVERSE cassette. Op enkele uitvoeringen<br />

kan onder het opschrift<br />

BAND het opschrift DIR staan in<br />

plaats van het afgebeelde symbool<br />

17 - Toets voor zenderzoeken op<br />

hogere frequentie en snel vooruit<br />

spoelen van de cassette<br />

18 - Toets voor zenderzoeken op<br />

lagere frequentie en snel achteruit<br />

spoelen van de cassette<br />

19 - Keuzetoets Dolby/Mono<br />

20 - Inschakeltoets functie maximale<br />

ontvangstgevoeligheid<br />

21 - Inschakeltoets RADIO-schermen<br />

22 - Toets LIGHT voor lichtsterkteregeling<br />

DISPLAY<br />

23 - Uitwerptoets audiocassette.<br />

BEDIENINGSORGANEN OP<br />

HET STUURWIEL (fig. 73)<br />

(indien aanwezig)<br />

Ook op het stuurwiel zijn de bedieningsknoppen<br />

van de belangrijkste<br />

functies van de autoradio geplaatst,<br />

zodat u tijdens het rijden de auto radio<br />

kunt bedienen zonder afgeleid te worden:<br />

fig. 73<br />

69<br />

P4T0259


A - Druktoets verhogen volume<br />

B - Druktoets MUTE (volume op<br />

nul zetten)<br />

C - Druktoets verlagen volume<br />

D - Druktoets voor zenderzoeken op<br />

hogere frequentie, snel vooruit spoelen<br />

van de cassette en weergave volgend<br />

muziekstuk op CD<br />

E - Keuzetoets radio, cassettespeler,<br />

CD-speler (indien geïnstalleerd)<br />

F - Druktoets voor zenderzoeken op<br />

lagere frequentie, snel achteruit spoelen<br />

van de cassette en weergave vorig<br />

muziekstuk op CD.<br />

Volumeregeling<br />

Druk op toets A om het volume te<br />

verhogen of op toets C om het te verlagen<br />

(zie de aanwijzingen in de<br />

paragraaf “Volumeregeling”). De<br />

functie van de toetsen is gelijk aan die<br />

van knop 9 (fig. 72) op het ICS van<br />

Lancia.<br />

70<br />

Volume op nul zetten (MUTE)<br />

Druk op toets MUTE B om de functie<br />

voor het op nul zetten van het<br />

volume in of uit te schakelen. De<br />

functie van de toets is gelijk aan die<br />

van toets AUDIO 8 op het ICS van<br />

Lancia, en heeft betrekking op de<br />

functie MUTE.<br />

Keuzemogelijkheid voor<br />

geluidsbron systeem (Radio,<br />

Cassette of Compact Disc)<br />

Druk meerdere keren op toets<br />

MODE E om de functies Radio, Cassette<br />

(indien geplaatst), Compact<br />

Disc (indien de CD-speler is geïnstalleerd)<br />

en Phone (als de handsfree<br />

carkit/mobiele telefoon is geïnstalleerd)<br />

te kiezen.<br />

De functie van toets MODE E is<br />

gelijk aan die van toets MODE 7<br />

(fig. 72) op het ICS van Lancia.<br />

Instellingen Radio, Cassette<br />

en Compact Disc<br />

De toetsen D en F activeren de drie<br />

verschillende functies, afhankelijk<br />

van de met toets MODE E geselecteerde<br />

geluidsbron (Radio, Cassette of<br />

Compact Disc).<br />

De functies van de toetsen zijn gelijk<br />

aan die van de toetsen 17 en 18 (fig.<br />

72) op het ICS van Lancia, en hebben<br />

betrekking op de hierna vermelde<br />

functies.<br />

1) Functie Radio:<br />

zenderafstemming<br />

Druk op toets D of F om de zenders<br />

op de gekozen zenderband te zoeken.<br />

2) Functie Cassette: snel<br />

vooruit/achteruit spoelen<br />

Druk op toets D of op toets F om<br />

res pectievelijk de cassette snel vooruit<br />

of achteruit te spoelen (zie de aan -<br />

wijzingen in de paragraaf “Snel voor -<br />

uit/achteruit spoelen”).


3) Compact Disc: volgend/vorig<br />

muziekstuk op CD selecteren<br />

Druk op toets D of op toets F voor<br />

weergave van respectievelijk het volgende<br />

of vorige muziekstuk van de CD<br />

die wordt beluisterd (zie de aanwijzingen<br />

in de paragraaf “Muziekstuk selecteren<br />

of herhalen”).<br />

TIPS EN AANWIJZINGEN<br />

Verkeersveiligheid<br />

Wij raden u aan om bekend te raken<br />

met de verschillende functies van de<br />

autoradio (bijv. het opslaan van zenders)<br />

voordat u gaat rijden.<br />

Een te hoog volume tijdens<br />

het rijden kan zowel<br />

uw leven als het leven van<br />

anderen in gevaar brengen. Wij<br />

raden u dan ook aan om het<br />

volume altijd zo te regelen dat geluiden<br />

van buiten (bijv. claxons,<br />

sirenes van ambulance, brandweer,<br />

politie e.d.) hoorbaar blijven.<br />

Ontvangstomstandigheden<br />

Tijdens het rijden wisselen de ontvangstomstandigheden<br />

voortdurend.<br />

De ontvangst kan gestoord worden<br />

door de aanwezigheid van bergen, gebouwen<br />

of bruggen, vooral als u ver<br />

verwijderd bent van de zender waarnaar<br />

u luistert.<br />

BELANGRIJK Bij verkeersinformatie<br />

kan het volume aanzienlijk toenemen<br />

in vergelijking tot de normale<br />

weergave.<br />

Voorzorgsmaatregelen en<br />

onderhoud<br />

Zonder dat er speciale voorzorgs -<br />

maatregelen nodig zijn, is een lange<br />

levensduur van de speciaal ontworpen<br />

autoradio gegarandeerd. Raadpleeg<br />

bij storingen een Lancia-dealer.<br />

Stel de cassettebandjes nooit bloot<br />

aan hitte en direct zonlicht en berg ze<br />

na gebruik altijd op in de cassettedoosjes.<br />

Wij raden het gebruik aan van cassettes<br />

van een goede kwaliteit en met<br />

een speelduur van maximaal 90 mi-<br />

nuten, waardoor altijd een perfecte<br />

weergave is gegarandeerd.<br />

Maak het display en het bedienings -<br />

paneel alleen met een zachte en antistatische<br />

doek schoon. Schoonmaaken<br />

glansmiddelen kunnen het front<br />

beschadigen.<br />

Vuil op de koppen van de cassettespeler<br />

kan na verloop van tijd een<br />

vermindering van de hoge-tonen -<br />

weergave veroorzaken.<br />

Wij raden u daarom aan om de koppen<br />

regelmatig met een reinigingscassette<br />

schoon te maken.<br />

Het oppervlak van de CD’s mag niet<br />

met de vingers worden aangeraakt of<br />

stoffig worden; krassen op de CD’s<br />

veroorzaken een onderbreking van de<br />

weergave.<br />

Plaats geen beschadigde of vervormde<br />

CD’s in de wisselaar.<br />

Stel de CD’s niet bloot aan warmtebronnen<br />

of zonnestraling.<br />

Als het oppervlak vuil is, kan de CD<br />

vanuit het midden naar de rand worden<br />

schoongemaakt met een zachte<br />

doek.<br />

71


Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />

Kort 2 tot 4 sec. l> dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />

indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

(n) Frequenties in geheugen opslaan met de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies<br />

72<br />

1<br />

TRK<br />

2<br />

RPT<br />

3<br />

RND<br />

5<br />

CD–<br />

6<br />

CD+<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY: Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY:<br />

Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY:<br />

Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY:<br />

Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY:<br />

Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opgeslagen zender<br />

selecteren<br />

met de voorkeuzetoetsen<br />

(1÷6)<br />

PTY:<br />

Programmatype<br />

selecteren (PTY)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

Opslaan (n)<br />

PTY:<br />

Opslaan (u)<br />

PTY ON TRACK REPEAT<br />

ON/OFF<br />

Keuzetoets<br />

REPEAT<br />

of REPEAT<br />

wisselaar<br />

Keuzetoets<br />

RANDOM<br />

TRACK<br />

ON/OFF<br />

Vorige CD<br />

Volgende CD


Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />

Kort 2 tot 4 sec. > dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />

indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />

g<br />

h<br />

i<br />

j<br />

k<br />

l<br />

m<br />

n<br />

o<br />

p<br />

MODE<br />

AUDIO<br />

VOL<br />

LOUD<br />

TP<br />

AF<br />

SCANN<br />

MSS<br />

IS<br />

EXP<br />

15<br />

BAND<br />

TAPE, CD,<br />

RADIO,<br />

PHONE ( )<br />

BASS, TREBLE,<br />

BALANCE,<br />

FADER<br />

VOLUME ( )<br />

Keuzetoets<br />

LOUDNESS<br />

ON/OFF<br />

TP: Functie<br />

ON/OFF<br />

Keuzetoets<br />

LEARN SCAN<br />

ON/OFF (ongeveer<br />

10 sec.)<br />

FM: Functie<br />

IS LEARN<br />

Weergave<br />

frequentie<br />

en eigen parameters<br />

Linksom en rechtsom<br />

draaien: functies<br />

selecteren Indrukken:geselecteerde<br />

functies<br />

bevestigen<br />

FM1, FM2, FM3,<br />

MW, LW<br />

AUDIO MUTE<br />

ON/OFF<br />

ON/OFF<br />

Linksom draaien:<br />

volume verlagen.<br />

Rechtsom<br />

draaien: volume<br />

verhogen<br />

AF: Functie<br />

ON/OFF<br />

EXPERT<br />

MODE ON<br />

CD, RADIO,<br />

PHONE, TAPE<br />

( )<br />

BASS, TREBLE,<br />

BALANCE,<br />

FADER<br />

VOLUME ( )<br />

ON/OFF<br />

Linksom draaien:<br />

volume verlagen.<br />

Rechtsom draaien:<br />

volume verhogen<br />

Keuzetoets<br />

LOUDNESS<br />

ON/OFF<br />

TP: Functie<br />

ON/OFF<br />

Keuzetoets MSS<br />

ON/OFF<br />

FM: AUTOSTORE HANDMATIG<br />

AM: AUTOSTORE terugspoelen<br />

AUDIO MUTE<br />

ON/OFF<br />

EXPERT<br />

MODE ON<br />

RADIO, PHONE,<br />

TAPE, CD<br />

( )<br />

BASS, TREBLE,<br />

BALANCE,<br />

FADER<br />

VOLUME ( )<br />

ON/OFF<br />

Linksom draaien:<br />

volume verlagen.<br />

Rechtsom<br />

draaien: volume<br />

verhogen<br />

Keuzetoets<br />

LOUDNESS<br />

ON/OFF<br />

TP: Functie<br />

ON/OFF<br />

Keuzetoets<br />

TRACK SCAN<br />

ON/OFF (ongeveer<br />

10 seconden)<br />

AUDIO MUTE<br />

ON/OFF<br />

Status<br />

EXPERT<br />

CD-wisselaar () MODE ON<br />

TAPE, CD,<br />

RADIO, PHONE<br />

( )<br />

BASS, TREBLE,<br />

BALANCE,<br />

FADER<br />

VOLUME ( )<br />

ON/OFF<br />

Linksom draaien:<br />

volume verlagen.<br />

Rechtsom<br />

draaien:<br />

volume verhogen<br />

Keuzetoets<br />

LOUDNESS<br />

ON/OFF<br />

(n) Frequenties in geheugen opslaan onder de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies ( ) Keuzetoets<br />

AUDIO MUTE<br />

ON/OFF<br />

EXPERT<br />

MODE ON<br />

73


Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />

Kort 2 tot 4 sec. > dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />

indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />

q<br />

r<br />

s<br />

t<br />

u<br />

v<br />

w<br />

74<br />

<br />

<br />

DOLBY<br />

MONO<br />

DX<br />

HELP<br />

RADIO<br />

LIGHT<br />

°<br />

AM: Automatisch<br />

zenderzoeken<br />

FM: LEARN<br />

SCAN<br />

FM SEARCH<br />

PTY: Volgend<br />

programmatypeselecteren<br />

AM: Automatisch<br />

zenderzoeken<br />

FM: LEARN<br />

SCAN<br />

FM SEARCH<br />

PTY: Vorig pro-<br />

grammatype<br />

selecteren<br />

Keuzetoets<br />

STEREO/MONO<br />

Keuzetoets<br />

maximum<br />

ontvangstgevoeligheid<br />

Scherm met radio-instellingen<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Klep openen<br />

Cassette<br />

uitwerpen<br />

AM: Handmatig<br />

zoeken<br />

FM: Keuze tussen<br />

IS SCAN en<br />

RDS SEARCH<br />

PTY: Autom. zoe -<br />

ken naar geselecteerdprogrammatype<br />

(PTY)<br />

AM: Handmatig<br />

zoeken<br />

FM: Keuze tussen<br />

IS SCAN en<br />

RDS SEARCH<br />

PTY: Autom. zoe -<br />

ken naar geselecteerdprogrammatype<br />

(PTY)<br />

Lichtsterkte -<br />

regeling display<br />

FM: Handmatig<br />

zenderzoeken<br />

FM: Handmatig<br />

zoeken<br />

Lichtsterkte -<br />

regeling display<br />

Snel vooruit<br />

spoelen<br />

Met ingeschakeld<br />

MSS:muziekstuk<br />

overslaan/volgend<br />

muziekstuk zoeken<br />

Snel achteruit<br />

spoelen<br />

Met ingeschakeld<br />

MSS: muziekstuk<br />

overslaan/begin<br />

van muziekstuk<br />

zoeken<br />

Keuze Dolby B<br />

ON/OFF<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Klep openen<br />

Cassette<br />

uitwerpen<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Volgend muziekstuk<br />

selecteren<br />

Voorgaand<br />

muziekstuk<br />

selecteren<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Klep openen<br />

Cassette<br />

uitwerpen<br />

Snel vooruit<br />

spoelen<br />

Snel terug-<br />

spoelen<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Snel terug-<br />

spoelen<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

Klep openen<br />

Cassette<br />

uitwerpen<br />

Lichtsterkteregeling<br />

display<br />

(n) Frequenties in geheugen opslaan met de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies


ALGEMENE INFORMATIE<br />

Diefstalbeveiliging<br />

De autoradio is uitgerust met een<br />

diefstalbeveiliging die bestaat uit een<br />

geheime 4-cijferige code.<br />

De diefstalbeveiliging zorgt ervoor<br />

dat de autoradio onbruikbaar wordt<br />

als deze bij diefstal uit het dashboard<br />

wordt weggenomen.<br />

CODE-card<br />

Op het registratiebewijs van de auto -<br />

radio zijn het model, het serienummer<br />

en de bijbehorende geheime code opgenomen.<br />

Het serienummer komt overeen met<br />

het nummer dat op het apparaat is<br />

aangebracht.<br />

De CODE-card vereenvoudigt bij<br />

eventuele diefstal de opsporing en<br />

geeft in combinatie met het eigendomsbewijs<br />

de verzekeringsmaatschappij<br />

de gelegenheid tot vervolging<br />

van de dader.<br />

Bewaar de documenten altijd op een<br />

veilige plaats.<br />

Veiligheid<br />

Als de code is ingevoerd, wordt de<br />

autoradio elektronisch beveiligd bij<br />

onderbreking van de voeding van de<br />

autoradio.<br />

U kunt de radio weer in bedrijf stellen<br />

door de geheime code in te voeren.<br />

Display<br />

Als de voeding wordt onderbroken<br />

nadat de code is ingevoerd, moet de<br />

tijd en de datum worden ingesteld.<br />

Zie voor het uitvoeren van deze handeling<br />

en het instellen van de lichtsterkte<br />

van het display de paragraaf<br />

“ICS van Lancia met multifunctioneel<br />

display”.<br />

Werking met mobiele telefoon<br />

De radio is voorbereid voor de aansluiting<br />

van een handsfree mobiele telefoon.<br />

Tijdens de werking van de mobiele<br />

telefoon, wordt de geluidsweergave<br />

van de radio onderdrukt.<br />

IN-/UITSCHAKELEN<br />

De autoradio en het ICS schakelen<br />

automatisch in als bij het starten van<br />

de motor de contactsleutel in stand<br />

MAR wordt gedraaid. De autoradio<br />

schakelt uit als de contactsleutel in<br />

stand STOP wordt gedraaid.<br />

Bij uitgeschakelde of uitgenomen<br />

contactsleutel schakelt de radio in als<br />

op knop 9 (fig. 72) wordt gedrukt. De<br />

autoradio schakelt na ongeveer 20<br />

minuten automatisch uit. In dat geval<br />

kan de lichtsterkte van het display<br />

niet geregeld worden.<br />

De wijze waarop de autoradio bij het<br />

starten van de motor in- of uitschakelt,<br />

kan worden gewijzigd met<br />

de IGN-functie (zie de paragraaf van<br />

de EXPERT-functies die geactiveerd<br />

kunnen worden door op toets 14<br />

EXP) te drukken.<br />

KNOP VOOR HET SELEC TE -<br />

REN/BEVESTIGEN VAN FUNC -<br />

TIES EN VELDWAARDEN (15)<br />

Met knop 15 (fig. 72) rechts op het<br />

bedieningspaneel kunnen op elk<br />

scherm de afzonderlijke parameters<br />

geselecteerd en gewijzigd worden.<br />

75


Als u de knop rechts- of linksom<br />

draait, gaat u van de ene naar de andere<br />

parameter.<br />

Het opschrift bij de geselecteerde<br />

parameter wordt verlicht.<br />

Als u de knop indrukt, wordt de<br />

keuze van de weergegeven parameter<br />

bevestigd.<br />

VOLUMEREGELING<br />

Volume<br />

Het volume kan geregeld worden<br />

door knop 9 (fig. 72) te draaien. Als<br />

u de knop rechtsom/linksom draait,<br />

wordt het volume respectievelijk<br />

verhoogd/verlaagd.<br />

Op het display verschijnt een regelaar<br />

met 16 streepjes, die geleidelijk<br />

oplichten als het volume wordt<br />

verhoogd. Ongeveer 5 seconden na de<br />

instelling verdwijnt de regelaar automatisch<br />

van het display.<br />

Het volume kan ook worden ge -<br />

regeld met de toetsen op het stuurwiel<br />

A (fig. 73) (verhogen) en C (ver -<br />

lagen) (indien aanwezig).<br />

76<br />

Volumeregeling tijdens<br />

verkeersinformatie<br />

Gebruik de TAVOL-functie (zie de<br />

paragraaf van de EXPERT-functies<br />

die geactiveerd kunnen worden door<br />

op toets 14 EXP te drukken).<br />

Volumeregeling bij inschakelen<br />

Gebruik de ONVOL-functie (zie de<br />

paragraaf van de EXPERT-functies<br />

die geactiveerd kunnen worden door<br />

op toets 14 EXP te drukken).<br />

Snelheidsafhankelijke<br />

volumeregeling<br />

Gebruik de SCVVOL-functie (zie de<br />

paragraaf van de EXPERT-functies<br />

die geactiveerd kunnen worden door<br />

op toets 14 EXP te drukken).<br />

Volume op nul zetten (MUTE)<br />

Druk langer dan 1 seconde op toets<br />

AUDIO 8 om het volume op nul te<br />

zetten.<br />

Druk nogmaals langer dan 1 seconde<br />

op toets AUDIO 8 om het volume<br />

weer in te schakelen.<br />

Volume op nul zetten tijdens een<br />

telefoongesprek<br />

Gebruik de PHONE-functie (zie de<br />

paragraaf van de EXPERT-functies<br />

die geactiveerd kunnen worden door<br />

op toets 14 EXP te drukken).<br />

OPROEPTOETS RADIO-<br />

INSTELLINGEN (21)<br />

Als u op toets HELP RADIO 21<br />

(fig. 72) drukt met de contactsleutel<br />

in stand MAR en na het verdwijnen<br />

van het L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt<br />

het scherm met de ingestelde radiofuncties<br />

en de bijbehorende waarden:<br />

– VOLUME<br />

– BASS<br />

– TREBLE<br />

– BALANCE<br />

– FADER<br />

– ZENDER 1<br />

– ZENDER 2<br />

– ZENDER 3<br />

– ZENDER 4<br />

– ZENDER 5


– ZENDER 6<br />

– FM1<br />

– FM2<br />

– FM3<br />

– LW<br />

– MW.<br />

Zie voor het instellen van de functies<br />

VOLUME, BASS, TREBLE,<br />

BALANCE en FADER de paragraaf<br />

“Geluidsniveau (AUDIO)”.<br />

De namen of frequenties van de 6<br />

weergegeven zenders hebben betrekking<br />

op de geselecteerde zenderband<br />

(FM1 – FM2 – FM3 – LW –<br />

MW).<br />

Als u de functie TERUG () selecteert<br />

en bevestigt, verschijnt het hoofdscherm<br />

op het display. Als u de functie<br />

TERUG selecteert, wordt de pijl<br />

wit.<br />

GELUIDSNIVEAU (AUDIO) (8)<br />

Als u langer dan 1 seconde op toets<br />

AUDIO 8 (fig. 72) drukt, met de<br />

sleutel in stand MAR en na het<br />

verdwijnen van het L<strong>ANCIA</strong>-embleem,<br />

verschijnt het scherm (fig. 74)<br />

met de functies voor het geluidsniveau:<br />

– BASS<br />

– TREBLE<br />

– BALANCE<br />

– FADER<br />

– VOLUME.<br />

Om van de ene naar de ander functie<br />

te gaan, moet herhaaldelijk op<br />

toets AUDIO 8 worden gedrukt.<br />

fig. 74<br />

P4T0629<br />

De geactiveerde functie verschijnt<br />

rechts op het display, terwijl links -<br />

boven de waarde van de geselecteerde<br />

functie d.m.v. streepjes wordt weergegeven.<br />

Deze waarde kan worden<br />

veranderd door knop 9 (fig. 72) te<br />

draaien:<br />

–<br />

BASS: bassen regelen (waarde van –6<br />

tot +6)<br />

– TREBLE: hoge tonen regelen<br />

(waarde van –6 tot +6)<br />

– BALANCE: verdeling van het geluid<br />

tussen de luidsprekers rechts en<br />

links in het interieur (waarde van 15<br />

L – links tot 15 R – rechts)<br />

–<br />

FADER: verdeling van het geluid tussen<br />

de luidsprekers voor en achter in<br />

het interieur (waarde van15 R – achter<br />

tot 15 F – voor)<br />

– VOLUME: volume regelen (van 0<br />

tot 16).<br />

Ongeveer 5 seconden na de laatste<br />

instelling verdwijnt automatisch het<br />

scherm van de AUDIO-functies.<br />

77


BELANGRIJK Het systeem slaat de<br />

verschillende AUDIO-instellingen in<br />

het geheugen op tijdens het beluisteren<br />

van iedere audiobron (TAPE –<br />

RADIO – CD – PHONE) en roept ze<br />

weer op als de betreffende geluids -<br />

bron wordt gekozen.<br />

Loudness-functie (LOUD) (10)<br />

De LOUDNESS wordt in-/uitgeschakeld<br />

door op toets LOUD 10 (fig.<br />

72) te drukken.<br />

Als deze functie is ingeschakeld, verbetert<br />

de geluidskwaliteit bij een laag<br />

volume.<br />

Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />

op het display het opschrift<br />

“LOUD”.<br />

Op de uitvoeringen met hifi-sys -<br />

teem, wordt de Loudness-functie<br />

auto matisch ingeschakeld.<br />

Functie Dolby/Mono<br />

(M-MONO) (19)<br />

De functie M-MONO wordt in-/uitgeschakeld<br />

door op toets M-MONO 19<br />

(fig. 72) te drukken.<br />

78<br />

Het is raadzaam deze functie te gebruiken<br />

als op een zender is afgestemd<br />

die erg stoort, om de achtergrondruis<br />

te verminderen. Als de<br />

functie is ingeschakeld, verschijnt op<br />

het display het opschrift “STEREO”.<br />

Als de cassettespeler is ingeschakeld,<br />

is het raadzaam deze functie in te<br />

schakelen als de afgespeelde cassette<br />

van slechte kwaliteit is, om de achter -<br />

grondruis te verminderen. Als de<br />

functie is ingeschakeld, verschijnt op<br />

het display het symbool M.<br />

De Dolby-ruisonderdrukking wordt<br />

gefabriceerd onder licentie van de<br />

Dolby Laboratories Licensing Corporation.<br />

Dolby en het “D”-symbool (M)<br />

zijn door de Dolby Laboratories<br />

Licensing Corporation gedeponeerde<br />

handelsmerken.<br />

KEUZEMOGELIJKHEID<br />

VOOR GELUIDSBRON<br />

(RADIO/CASSETTE/CD)<br />

De gewenste geluidsbron kan<br />

worden ingeschakeld door op toets<br />

MODE 7 te drukken totdat de beschikbare<br />

mogelijkheden verschijnen.<br />

Druk vervolgens meerdere keren kort<br />

op de toets om de gewenste geluids -<br />

bron te kiezen:<br />

– TAPE = cassettespeler<br />

– CD = CD-speler (indien aanwezig)<br />

– RADIO = afstemming op FM, MW<br />

en LW<br />

–<br />

PHONE = (alleen als de mobiele telefoon<br />

is geïnstalleerd).<br />

Enkele seconden na de laatste keuze<br />

verdwijnt automatisch het scherm<br />

met de keuzemogelijkheid voor geluidsbron.<br />

RADIO<br />

Zenderbandkeuze<br />

FM-zenderband: druk herhaaldelijk<br />

op toets BAND 16 totdat op het dis -<br />

play de gewenste zenderband “FM1”,<br />

“FM2” of “FM3” verschijnt.<br />

AM-zenderband: druk meerdere keren<br />

kort op toets BAND 16 totdat op<br />

het display het opschrift “MW” (middengolf)<br />

of “LW” (lange golf) verschijnt.


Last Station Memory<br />

Nadat een zenderband is gekozen, is<br />

het mogelijk het laatste programmatype/de<br />

laatste zender waarop was<br />

afgestemd op deze zenderband te beluisteren<br />

(Last Station Memory).<br />

Bij Last Station Memory slaat de installatie<br />

de instellingen op die voor<br />

het uitzetten van de installatie waren<br />

ingevoerd: geselecteerde zender, cassette,<br />

CD voor weergave bij de volgende<br />

inschakeling.<br />

Ontvangst in stereo - FM<br />

U ontvangt een uitzending in stereo<br />

als op het display het opschrift<br />

“STEREO” verschijnt.<br />

Verkeersinformatie ontvangen<br />

(TP)<br />

TP (Traffic Program) = RDSzenders<br />

met verkeersinformatie.<br />

TP-functie in-/uitschakelen<br />

Druk om de functie in te schakelen<br />

kort op toets TP/AF 11 (fig. 72).<br />

Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />

op het display het opschrift<br />

“TP”.<br />

BELANGRIJK Als de zender waar -<br />

op is afgestemd geen RDS-zender is<br />

die verkeersinformatie kan uitzenden,<br />

wordt automatisch afgestemd op een<br />

zender die wel verkeersinformatie uitzendt.<br />

Onderbreking van de<br />

verkeersinformatie<br />

Druk kort op toets TP/AF 11. De<br />

mogelijkheid verkeersinformatie te<br />

ontvangen blijft echter bestaan.<br />

Met het EON-systeem kan op radiozenders,<br />

waarop niet is afgestemd,<br />

verkeersinformatie worden ontvangen,<br />

en wordt de zender waarop was<br />

afgestemd onderbroken.Met de EONfunctie<br />

kan tijdens het beluisteren van<br />

een zender, worden afgestemd op een<br />

andere zender van hetzelfde netwerk<br />

die verkeersinformatie uitzendt (alleen<br />

bij ingeschakelde TP-functie);<br />

hierna wordt weer afgestemd op de<br />

oorspronkelijke zender.<br />

BELANGRIJK De verkeersinformatie<br />

wordt op een laag volumeniveau<br />

weergegeven. Dit volume kan worden<br />

veranderd via het EXPERT-menu.<br />

Als u alleen naar verkeersinformatie<br />

wilt luisteren, moet u de functie “ontvangst<br />

van verkeersinformatie-TP”<br />

d.m.v. toets TP/AF 11 inschakelen en<br />

het volume op nul zetten met knop 9<br />

(fig. 72).<br />

Tijdens het uitzenden van verkeers -<br />

informatie, wordt de eventuele weergave<br />

van een cassette of CD onderbroken.<br />

Alternatieve frequentie (AF)<br />

Als u naar een RDS-programma<br />

luis tert dat door meerdere zenders<br />

met verschillende frequenties wordt<br />

uitgezonden, dan stemt de autoradio<br />

automatisch af op de sterkste zender.<br />

BELANGRIJK Als u zich in een<br />

slecht ontvangstgebied bevindt, kunnen<br />

de frequentiewisselingen herhaaldelijk<br />

door pauzes worden onder-<br />

79


oken. In dat geval is het raadzaam<br />

de AF-functie uit te schakelen.<br />

AF-functie uitschakelen<br />

BELANGRIJK Deze functie kan alleen<br />

worden uitgeschakeld bij ontvangst<br />

van zenders met een alternatieve<br />

frequentie.<br />

Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />

TP/AF 11 totdat op het display het<br />

opschrift “AF —” verschijnt. Als u de<br />

knop loslaat, verschijnt op het display<br />

het opschrift “AF OFF” en wordt het<br />

opschrift “AF” niet meer op het dis -<br />

play weergegeven.<br />

AF-functie inschakelen<br />

Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />

TP/AF 11 totdat op het display het<br />

opschrift “AF ON” verschijnt; laat<br />

vervolgens de toets los.<br />

Op het display verschijnt het opschrift<br />

“AF”.<br />

80<br />

Afstemmen op RDSprogramma’s<br />

(IS LEARN-functie)<br />

Als de IS LEARN-functie wordt ingeschakeld,<br />

kunnen tot 30 programma’s<br />

in het IS-geheugen (geheugen<br />

dat niet overeenkomt met de voor -<br />

keuzetoetsen) worden opgeslagen.<br />

De opgeslagen programma’s kunnen<br />

na elkaar worden opgeroepen.<br />

Het IS-geheugen wordt gebruikt als<br />

u opnieuw de voorkeuzetoetsen wilt<br />

opslaan of als u in een ander ontvangstgebied<br />

komt en de al opge -<br />

slagen zenders niet wilt wissen.<br />

Automatische IS LEARN-functie<br />

starten<br />

Selecteer de zenderband “FM1”,<br />

“FM2” of “FM3” door meerdere keren<br />

kort op toets BAND 16 (fig. 72)<br />

te drukken.<br />

Druk op toets IS 13: op het display<br />

verschijnt het opschrift “IS ...” en het<br />

apparaat begint met zoeken.<br />

BELANGRIJK Wacht altijd tot het<br />

automatisch zoeken (IS) beëindigd is.<br />

Als geen ontvangst mogelijk is, blijft<br />

de functie continu ingeschakeld, bijv.<br />

in een ondergrondse parkeergarage of<br />

bij een defecte antenne. U kunt het<br />

automatisch zoeken onderbreken<br />

door één van de voorkeuzetoetsen<br />

1 t/m 6 in te drukken.<br />

In het IS-geheugen kunnen maximaal<br />

30 zenders met een optimale<br />

ontvangst worden opgeslagen.<br />

Tijdens het intelligent automatisch<br />

zoeken (IS-functie) worden in het ISgeheugen<br />

eerst de RDS- zenders met<br />

programmacode opgeslagen en vervolgens<br />

de FM-zenders.<br />

Inhoud van het IS-geheugen<br />

oproepen<br />

Selecteer de IS-functie.<br />

Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />

17 of 18 totdat op het display het<br />

opschrift “IS —” verschijnt.<br />

Als u de knop loslaat verschijnt het<br />

opschrift “IS ON”.


In dit geval wordt er gezocht naar<br />

zenders met programmacode.<br />

Als u kort op toets 17 of 18 drukt,<br />

kunt u de zenders in de gewenste<br />

rich ting uit het geheugen oproepen.<br />

Tijdens het zenderzoeken verschijnt<br />

op het display het opschrift “IS-<br />

SCAN”.<br />

IS-functie uitschakelen.<br />

Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />

17 of 18totdat op het display het<br />

opschrift “IS —” verschijnt.<br />

Vervolgens verschijnt het opschrift<br />

“IS OFF”.<br />

Bij uitgeschakelde IS-functie wordt<br />

er met een oplopende frequentie gezocht.<br />

Het automatisch zenderzoeken<br />

wordt beschreven in de betreffende<br />

paragraaf.<br />

De laatste manier van zenderzoeken<br />

wordt in het geheugen opgeslagen<br />

(“IS ON” of “IS OFF”).<br />

Voorkeuzetoetsen 1, 2, 3, 4, 5, 6<br />

Druk meerdere keren kort op toets<br />

BAND 16 en selecteer de zenderband<br />

FM1, FM2, FM3, MW of LW.<br />

Zenderafstemming/RDSprogramma<br />

Als de geselecteerde RDS-zender<br />

(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />

één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />

verschijnt op het display het betreffende<br />

cijfer, bijv. “3” voor de geheugenpositie<br />

3.<br />

Zenderafstemming/RDSprogramma<br />

Druk langer dan twee seconden op<br />

één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />

totdat de zender niet meer hoorbaar<br />

is.<br />

De AF-zenders worden samen met<br />

de zender opgeslagen.<br />

RDS-zenders/programma’s uit<br />

geheugen oproepen<br />

Druk meerdere keren kort op toets<br />

BAND 16 en selecteer de zenderband<br />

FM1, FM2, FM3, MW of LW.<br />

Druk kort op één van de voorkeuzetoetsen<br />

1 t/m 6.<br />

Ook als de voeding voor de auto -<br />

radio onderbroken is geweest en u<br />

opnieuw de voeding aansluit, worden<br />

de onder de voorkeuzetoetsen opgeslagen<br />

zenders niet gewist.<br />

Afstemming op RDSzenders/programma’s<br />

met<br />

automatisch zenderzoeken<br />

1) Druk meerdere keren kort op<br />

toets BAND 16 en selecteer de<br />

zender band: FM1, FM2, FM3, MW<br />

of LW.<br />

Bij automatisch zenderzoeken op de<br />

zenderband FM 1, FM 2 of FM 3<br />

moet de IS-functie zijn uitgeschakeld.<br />

Druk ongeveer 3 seconden op toets 17<br />

of 18 totdat op het display het op -<br />

schrift “IS —” verschijnt. Vervolgens<br />

verschijnt het opschrift “IS OFF”.<br />

81


Er wordt automatisch tweemaal met<br />

verschillende ontvangstgevoeligheid<br />

op de FM-zenderband gezocht. Op de<br />

zenderband wordt eerst gezocht naar<br />

zenders met een sterk signaal (lokale<br />

zenders), de tweede keer wordt ge -<br />

zocht naar zenders met een zwak sig -<br />

naal (ontvangst op afstand). Tijdens<br />

het zoeken verschijnt op het display<br />

“DX”.<br />

2) Als u kort op toets 17 of 18<br />

drukt, kunt u automatisch de zenders<br />

in de gewenste richting zoeken. Op<br />

het display verschijnt de bijbehorende<br />

frequentie (bijv. “99.40”).<br />

Wanneer een zender met een identificatiecode<br />

wordt gevonden, wordt<br />

deze code op het display weergegeven;<br />

is dit niet het geval, dan wordt alleen<br />

de frequentie weergegeven.<br />

Als de geselecteerde RDS-zender<br />

(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />

één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6<br />

verschijnt op het display het betreffende<br />

cijfer, bijv. “3” voor de ge -<br />

heugenpositie 3.<br />

3) Als u de geselecteerde zender onder<br />

één van de voorkeuzetoetsen wilt<br />

opslaan, volg dan de aanwijzingen<br />

82<br />

zoals beschreven in de vorige paragraaf<br />

“Voorkeuzetoetsen”.<br />

Handmatig zenderzoeken<br />

1) Druk meerdere keren kort op<br />

toets BAND 16 en selecteer de zenderband:<br />

FM1, FM2, FM3, MW of<br />

LW.<br />

2) Druk ongeveer 6 seconden op<br />

toets 17 of 18 totdat op het display<br />

het opschrift “MAN” verschijnt en de<br />

weergave van de frequentie verdwijnt<br />

(bijv. “MAN 100.60”).<br />

Als u toets 17 of 18 ingedrukt<br />

houdt, is er continu een snelle<br />

frequentiewisseling.<br />

3) Kies met toets 17 of 18 de<br />

gewens te zoekrichting. Met toets 17<br />

wordt de frequentie iedere keer<br />

verhoogd met 50 kHz in FM en met<br />

1 kHz in AM.Met toets 18 wordt de<br />

frequentie iedere keer met de bovenstaande<br />

waarden verlaagd.<br />

Als de geselecteerde RDS-zender<br />

(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />

één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />

verschijnt op het display het betref-<br />

fende cijfer, bijv. “3” voor de geheugenpositie<br />

3.<br />

4) Als u de geselecteerde zender onder<br />

één van de voorkeuzetoetsen wilt<br />

opslaan, volg dan de aanwijzingen<br />

zoals beschreven in de vorige paragraaf<br />

“Voorkeuzetoetsen”.<br />

5) Handmatig zenderzoeken beëindigen:<br />

druk kort op één van de<br />

voorkeuzetoetsen 1 t/m 6.<br />

BELANGRIJK Als gedurende 60<br />

seconden geen enkele toets wordt ingedrukt,<br />

wordt het handmatig zenderzoeken<br />

automatisch beëindigd.


Zenders automatisch opslaan:<br />

Autostore<br />

Automatisch opslaan onder de<br />

voorkeuzetoetsen 1 t/m 6 van de zenders<br />

met het sterkste signaal.<br />

Druk meerdere keren kort op toets<br />

BAND 16 (fig. 72) en selecteer de<br />

zenderband: FM1, FM2, FM3, MW of<br />

LW.<br />

Druk ongeveer 6 seconden op toets<br />

BAND 16 totdat op het display het<br />

opschrift “AS” en de frequentie verschijnen.<br />

Als het zenderzoeken is beëindigd,<br />

wordt de zender met het sterkste sig -<br />

naal hoorbaar.<br />

Programmatype (PTY)<br />

Veel zenders die in stereo uitzenden,<br />

bieden op de FM-zenderband (FM1,<br />

FM2, FM3) de functie “Programmatype”<br />

(PTY). Tijdens een nieuws -<br />

bericht wordt bijvoorbeeld het op -<br />

schrift “NEWS” weergegeven.<br />

Met de PTY-functie wordt alleen op<br />

zenders afgestemd die programma’s<br />

met voorgeselecteerde PTY-code uitzenden<br />

(bijv. “POP”).<br />

Programmatype<br />

Het programmatype van een bepaalde<br />

zender kan worden aangepast<br />

aan het uitgezonden programma.<br />

NEWS Nieuws en actualiteiten<br />

AFFAIRS Politiek en achtergronden<br />

INFO Speciale informatieprogramma’s<br />

SPORT Sportuitzendingen<br />

EDUCATE Cursussen en opleiding<br />

DRAMA Hoorspelen en lezingen<br />

CULTURE Cultuur, kerk en religie<br />

SCIENCE Wetenschap<br />

VARIED Diversen<br />

POP Popmuziek<br />

ROCK M Rockmuziek<br />

EASY M Easy listening<br />

LIGHT M Licht-klassiek<br />

CLASSICS Klassieke muziek<br />

OTHER M Muziekprogramma’s<br />

die niet onder de andere<br />

categorieën vallen<br />

(bijv. dansmuziek)<br />

WEATHER Weerberichten<br />

FINANCE Economie<br />

CHILDREN Kinderprogramma’s<br />

SOCIAL A Sociale informatie<br />

RELIGION Religieuze/filosofische<br />

programma’s<br />

PHONE IN Inbel-programma’s<br />

(verschillend van de<br />

functie “PHONE IN”<br />

die alleen wordt in -<br />

geschakeld bij de aansluiting<br />

van een<br />

hands free<br />

telefoon)<br />

mobiele<br />

TRAVEL Toeristische informatie<br />

LEISURE Vrije tijd en hobby’s<br />

JAZZ Jazzmuziek<br />

COUNTRY Countrymuziek<br />

83


NATIONAL Nationale programma’s<br />

OLDIES Golden Oldies<br />

FOLK M Folkmuziek<br />

DOCU Radiodocumentaires<br />

NO PTY Identificatie van het<br />

programmatype ontbreekt<br />

Automatisch zenderzoeken PTY<br />

Er zijn twee mogelijkheden om het<br />

automatisch zenderzoeken te activeren<br />

en een programmatype te selecteren.<br />

1) Aan de 6 toetsen voor PTY-programma’s<br />

(voorkeuzetoetsen 1 t/m 6<br />

zijn 6 programmatypes toegekend. De<br />

ingestelde programmatypes kunnen<br />

naar wens worden gewijzigd.<br />

2) U kunt een programmatype van<br />

de geheugenlijst selecteren en vervolgens<br />

het automatisch zenderzoeken<br />

starten.<br />

De procedure wordt beschreven in<br />

de volgende paragrafen.<br />

84<br />

PTY-functie<br />

1) PTY-functie inschakelen<br />

Druk ongeveer 6 seconden op toets<br />

TP/AF 11 , totdat op het display het<br />

opschrift “PTY ON” verschijnt.<br />

Daarna wordt het laatst geselecteerde<br />

programmatype weergegeven (bijv.<br />

“POP”).<br />

2) Programmatype instellen<br />

Druk kort op één van de voorkeuzetoetsen<br />

1 t/m 6. De automatische<br />

zoekfunctie PTY stemt automatisch<br />

af op de volgende zender die het voorgeselecteerde<br />

programma uitzendt en<br />

toont korte tijd het programmatype<br />

(bijv. “POP”). Daarna verschijnt de<br />

zender en het opschrift “PTY”.<br />

– of –<br />

Druk herhaaldelijk op toets 17 of 18<br />

totdat op het display het gewenste<br />

programmatype verschijnt.<br />

Druk ongeveer 2 seconden op toets<br />

17 of 18 totdat het automatisch<br />

zenderzoeken start (PTY). De automatische<br />

zoekfunctie PTY stemt auto -<br />

matisch af op de volgende zender die<br />

het voorgeselecteerde programma type<br />

uitzendt en toont het programma type<br />

(bijv. “POP”) en het opschrift “PTY”.<br />

BELANGRIJK Als geen enkele zender<br />

het geselecteerde programmatype<br />

uitzendt, wordt afgestemd op de<br />

laatst geselecteerde zender en wordt<br />

de PTY-functie uitgeschakeld.<br />

3) PTY-functie uitschakelen<br />

Deze functie schakelt na 10 seconden<br />

automatisch uit.<br />

PTY-programma opslaan<br />

Voorkeuzetoetsen<br />

De standaardinstelling is: 1 NEWS,<br />

2 SPORT, 3 POP, 4 ROCK M, 5<br />

CLASSICS en 6 EDUCATIE.


Onder iedere voorkeuzetoets kan een<br />

programmatype naar keuze worden<br />

opgeslagen:<br />

1) PTY-functie inschakelen: Druk<br />

ongeveer 6 seconden op toets TP/AF<br />

11, totdat op het display het opschrift<br />

“PTY ON” verschijnt en kies het ingestelde<br />

programmatype (bijv.<br />

“NEWS”).<br />

2)Druk herhaaldelijk op toets 17 of<br />

18 totdat op het display het gewenste<br />

programmatype verschijnt.<br />

3) Druk langer dan 2 seconden op<br />

één van de voorkeuzetoetsen.<br />

Frequentieweergave van RDSzenders<br />

Op het display kan de frequentie<br />

worden weergegeven van de RDSzender<br />

die u op dat moment ontvangt.<br />

Druk kort op toets EXP 14.<br />

In plaats van de naam van de zender<br />

wordt ongeveer 10 seconden de<br />

frequentie weergegeven.<br />

Opgeslagen zenders kort<br />

beluisteren (SCAN)(12)<br />

Met de SCAN-functie kunnen de<br />

zenders die met de IS-functie zijn opgeslagen,<br />

kort worden beluisterd.<br />

Elke zender wordt 10 seconden weergegeven.<br />

Druk op toets SCAN 12 om deze<br />

functie in te schakelen.<br />

Functie maximale<br />

ontvangstgevoeligheid (DX) (20)<br />

Met de DX-functie wordt met maximale<br />

ontvangstgevoeligheid gezocht,<br />

waardoor automatisch op een lokale<br />

zender wordt afgestemd, onafhankelijk<br />

van de andere radio-functies.<br />

De DX-functie wordt in-/uitgeschakeld<br />

door kort op toets DX 20 te<br />

drukken.<br />

Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />

op het display het opschrift<br />

“DX”.<br />

EXPERT-FUNCTIE<br />

(FUNCTIEPARAMETERS<br />

INSTELLEN) – EXP (14)<br />

Om de bediening van de autoradio<br />

zo makkelijk mogelijk te maken,<br />

vindt u op het extra bedieningsniveau<br />

(EXPERT) enkele instellingen die u<br />

eenmalig of incidenteel kunt wijzigen.<br />

De EXPERT-functie (fig. 75) wordt<br />

ingeschakeld als u op toets EXP 14 (fig.<br />

72) drukt met de contactsleutel in stand<br />

MAR en na het verdwijnen van het<br />

L<strong>ANCIA</strong>-embleem.<br />

Druk om de EXPERT-functie uit te<br />

schakelen nogmaals op toets EXP 14.<br />

fig. 75<br />

85<br />

P4T0616


Lijst van mogelijke EXPERTinstellingen<br />

(fig. 75)<br />

– RDS CLOCK SYNC (SYNC ON/<br />

OFF) - RDS-synchronisatie van de<br />

klok in-/uitschakelen<br />

– TA VOLUME ADJUST (TAVOL)<br />

- Min. volume verkeersinformatie instellen<br />

– AUTO-LEARN TP (LRN ON/<br />

OFF) - Automatisch zoeken naar<br />

verkeersinformatie<br />

– RDS REGION (REG ON/OFF) -<br />

Automatisch regionaal programma<br />

kiezen in-/uitschakelen<br />

– RADIO-ON MAXIMUM VOLU-<br />

ME (ONVOL) - Volumebeperking bij<br />

inschakeling instellen<br />

– BDLY ON/OFF - Booster vertraagd<br />

in-/uitschakelen (indien<br />

aanwezig)<br />

– IGNITION LOGIC (IGN ON/OFF)<br />

- In-/uitschakeling via het start-/contactslot<br />

van de auto<br />

– PHONE SETTING (PHONE ON/<br />

OFF) - Audio onderdrukken bij<br />

werkende telefoon met aangesloten<br />

handsfree-systeem<br />

86<br />

– PHONE AMPLIFICATION (PHO-<br />

NE 00/03) - Ontvangstgevoeligheid<br />

van de telefoon instellen (als u een<br />

handsfree-systeem installeert)<br />

– SPEED-CONTROLLED VO-<br />

LUME (SCVOL) - Snelheidsafhankelijke<br />

volumeregeling (SCV)<br />

– THEFT-PROTECTION CODE<br />

(CODE) - Beveiligingscode inschakelen.<br />

In het rechter deel van het display<br />

staan de aanwijzingen voor het instellen:<br />

– functiebeschrijving;<br />

– toetsen voor het wijzigen van de<br />

instelling 4 – 5 (fig. 72);<br />

– keuzetoetsen nieuwe functie (17voor<br />

de volgende functie – 18 voor de vorige<br />

functie)(fig. 72).<br />

In het linker deel van het display<br />

wordt de huidige status van de ge -<br />

selecteerde functie getoond.<br />

Als de EXPERT-functie wordt opgeroepen,<br />

verschijnt eerst de laatst geselecteerde<br />

instelling.<br />

Instelling kiezen en wijzigen<br />

Selecteer met toets 17 of 18 (fig. 72)<br />

de instelling die u wilt controleren of<br />

wijzigen.<br />

Als u bijvoorbeeld de volume -<br />

beperking bij inschakeling wilt wijzigen,<br />

moet u met toets 17 of 18 de<br />

functie ONVOL selecteren. Deze<br />

functie verschijnt op het display met<br />

de huidige instelling (bijv. ONVOL<br />

13): u hoort de geselecteerde zender<br />

op het ingestelde volume.<br />

Wijzig met toets 4 of 5 het volume<br />

en breng het op de gewenste waarde:<br />

– toets 5: meer volume;<br />

– toets 4: minder volume.<br />

Als u herhaaldelijk de toets indrukt,<br />

kunt u de waarde geleidelijk veranderen;<br />

als u de toets langer indrukt,<br />

heeft u een snelle wijziging.<br />

Als u klaar bent met de instelling,<br />

kunt u doorgaan met andere instellingen<br />

(te selecteren met 17 of 18) of<br />

de EXPERT-functie uitschakelen<br />

door op toets EXP 14 te drukken.


RDS-synchronisatie van de klok<br />

in-/uitschakelen<br />

Selecteer de instelling RDS CLOCK<br />

SYNC (SYNC ON/OFF) (fig. 76):<br />

– toets 5 = “SYNC ON”. RDS-synchronisatie<br />

van de klok;<br />

– toets 4 = “SYNC OFF”. In gebieden<br />

waarin geen enkel RDS TIMERsignaal<br />

wordt ontvangen, kan de synchronisatie<br />

worden uitgeschakeld.<br />

Vaak kan het signaal dat door de<br />

zenders wordt gezonden, verkeerd<br />

zijn.<br />

fig. 76<br />

P4T0616<br />

Min. volume verkeersinformatie<br />

instellen<br />

Selecteer de instelling TA VOLUME<br />

ADJUST (TAVOL) (waarde van 4 tot<br />

31) (fig. 77):<br />

– toets 4 = VOL – (minder volume);<br />

– toets 5 = VOL + (meer volume).<br />

Tijdens het instellen is het volume<br />

gelijk aan dat voor de verkeersinformatie.<br />

Automatisch zoeken naar<br />

verkeersinformatie<br />

Met “LRN OFF” (standaard) blijft<br />

de autoradio op de geselecteerde zender<br />

afgestemd, totdat het ontvangstsignaal<br />

bijna is weggevallen.<br />

fig. 77<br />

P4T0617<br />

Met “LRN ON” stemt de autoradio<br />

af op een andere zender zodra het<br />

ontvangstsignaal zwakker wordt.<br />

Als u zich in een gebied bevindt<br />

waarin de ontvangst van RDS-programma’s<br />

met verkeersinformatie onzeker<br />

is, kan het zenderzoeken belemmerd<br />

worden.<br />

Selecteer de instelling AUTO-<br />

LEARN TP (LRN ON/OFF) (fig. 78):<br />

– toets 5 = “LRN ON” als u automatisch<br />

naar verkeersinformatie wilt<br />

zoeken;<br />

– toets 4 = “LRN OFF” als u niet<br />

automatisch wilt zoeken naar ver -<br />

keersinformatie.<br />

fig. 78<br />

87<br />

P4T0618


Automatisch regionaal<br />

programma kiezen<br />

in-/uitschakelen<br />

Als het RDS-programma door diverse<br />

regionale zenders wordt uitgezonden,<br />

dan kiest de autoradio de<br />

zender met de beste ontvangst.<br />

Selecteer de instelling RDS REGION<br />

(REG ON/OFF) (fig. 79):<br />

– toets 5 = “REG ON” (functie ingeschakeld).<br />

– toets 4 = “REG OFF” (functie uitgeschakeld).<br />

fig. 79<br />

88<br />

P4T0619<br />

Volumebeperking bij<br />

inschakelen<br />

Selecteer de instelling RADIO-ON<br />

MAXIMUM VOLUME (ON VOL)<br />

(waarde van — tot 31) (fig. 80):<br />

– toets 5: VALUE + (meer volume);<br />

– toets 4: VALUE – (minder volume).<br />

Het geluidsniveau wordt alleen beperkt<br />

als bij het uitschakelen van de<br />

autoradio het volume hoger is dan de<br />

ingestelde waarde.<br />

fig. 80<br />

P4T0620<br />

Booster vertraagd in-<br />

/uitschakelen (indien aanwezig)<br />

Selecteer de instelling BDLY ON/<br />

OFF (fig. 81):<br />

– toets 5 = “BDLY ON” (functie ingeschakeld);<br />

– toets 4 = “BDLY ON” (functie uitgeschakeld).<br />

Als de functie is ingeschakeld, wordt<br />

het “plop”-geluid bij in-/uitschakelen<br />

onderdrukt.<br />

fig. 81<br />

P4T0621


In-/uitschakelen via start-<br />

/contactslot van de auto<br />

Selecteer de instelling IGNITION<br />

LOGIC (IGN ON/OFF) (fig. 82):<br />

– toets 5 = “IGN ON” (functie ingeschakeld):<br />

het is mogelijk de auto radio<br />

in of uit te schakelen via het start-<br />

/contactslot van de auto.<br />

– toets 4 = “IGN OFF” (functie uitgeschakeld):<br />

in-/uitschakeling alleen door<br />

middel van knop 9 (fig. 72).<br />

Audio onderdrukken bij<br />

werkende telefoon met<br />

aangesloten handsfree-systeem<br />

Selecteer de instelling PHONE SET-<br />

TING (PHONE ON/OFF) en wijzig<br />

de instelling met toets 4 of 5 (fig. 83):<br />

fig. 82<br />

P4T0622<br />

–”PHONE OFF”: geen enkel gebruik<br />

van de telefoonaansluiting;<br />

–”PHONE ON”: als er wordt gebeld,<br />

wordt het geluid van de autoradio automatisch<br />

uitgeschakeld.<br />

Voor de functie “PHONE ON” moet<br />

de aansluitvoet van de mobiele tele -<br />

foon zijn voorbereid met een PHONE<br />

MUTE aansluiting.<br />

– “PHONE IN”: Als er wordt gebeld,<br />

wordt er verbinding gelegd via de<br />

luidsprekers.<br />

Voor de functie “PHONE IN” moet<br />

de mobiele telefoon zijn aangesloten<br />

op het handsfree-systeem (indien gemonteerd)<br />

van de mobiele telefoon<br />

zelf.<br />

fig. 83<br />

P4T0623<br />

Ook als de autoradio is uitgeschakeld,<br />

kan er toch gebeld worden<br />

(in of out):<br />

– de radio schakelt automatisch in;<br />

– en de audio-instellingen zijn hetzelfde<br />

als bij het laatste telefoon -<br />

gesprek (BASS, TREBLE, FADER,<br />

BALANCE);<br />

– de radio schakelt automatisch uit<br />

als het gesprek beëindigd is.<br />

Ontvangstgevoeligheid mobiele<br />

telefoon (bij geïnstalleerd<br />

handsfree-systeem)<br />

Aanpassing signaalsterkte bij gemonteerd<br />

handsfree-systeem. Laat de<br />

signaalsterkte tijdens de installatie<br />

van een handsfree-systeem door de<br />

Lancia-dealer instellen.<br />

Selecteer de instelling PHONE AM-<br />

PLIFICATION (PHONE 00/03) en<br />

wijzig de instelling met toets 4 of 5<br />

(fig. 84):<br />

– “PHONE 00”: lage gevoeligheid;<br />

– “PHONE 03”: hoge gevoeligheid.<br />

89


Snelheidsafhankelijke<br />

volumeregeling (SCV)<br />

BELANGRIJK Om redenen van<br />

verkeersveiligheid verdient het aanbeveling<br />

deze instelling door de Lancia-dealer<br />

te laten uitvoeren.<br />

Selecteer de instelling SPEEDCON-<br />

TROLLED VOLUME (SCVOL)<br />

(waarde van — tot 34) (fig. 85):<br />

– “SCVOL 19”: standaardinstelling;<br />

– “SCVOL - -”: functie uitgeschakeld;<br />

– “SCVOL 34”: maximale werking.<br />

Instelling wijzigen:<br />

1) Auto stilstaand, motor uitgezet:<br />

stel het gewenste volume in met knop<br />

9 (fig. 72).<br />

fig. 84<br />

90<br />

P4T0624<br />

2) Druk ongeveer 3 seconden op<br />

toets EXP 14 totdat op het display<br />

het opschrift “EXPERT” verschijnt.<br />

3) Selecteer met toets 17 of 18 de instelling<br />

“SCVOL”.<br />

4) Bij hoge snelheid: stel met toets 4<br />

of 5 de gewenste waarde in:<br />

– toets 5: VOL + (meer volume);<br />

– toets 4: VOL – (minder volume).<br />

5) Druk langer dan 2 seconden op<br />

toets EXP 14.<br />

Beveiligingscode activeren<br />

Als op het display “CODE” verschijnt,<br />

dan is de beveiligingscode niet<br />

geactiveerd.<br />

fig. 85<br />

P4T0625<br />

Als op het display “SAFE” verschijnt,<br />

dan is de beveiligingscode geactiveerd.<br />

BELANGRIJK Zie voor uitgebreide<br />

instructies de volgende paragraaf.<br />

BEVEILIGINGSCODE<br />

De geheime code van de autoradio<br />

staat op de CODE-card (fig. 86). De<br />

beveiligingscode is niet door de fabrikant<br />

ingevoerd.<br />

Als de code is ingevoerd, wordt de<br />

autoradio elektronisch beveiligd bij<br />

onderbreking van de voeding van de<br />

autoradio. U kunt de radio weer in<br />

bedrijf stellen door de betreffende<br />

code in te voeren.<br />

fig. 86<br />

L<strong>ANCIA</strong><br />

P4T0306


Wanneer is de code geactiveerd<br />

Selecteer de EXPERT-functie en<br />

druk op toets 17 of 18, totdat op het<br />

display de instelling THEFT-PRO-<br />

TECTION CODE met het opschrift<br />

“SAFE” of “CODE” (fig. 87) verschijnt:<br />

– SAFE = Beveiligingscode actief<br />

– CODE = Beveiligingscode niet actief.<br />

Beveiligingscode activeren<br />

1) Selecteer de EXPERT-functie en<br />

druk op toets 17 of 18, totdat op het<br />

display het opschrift “CODE” verschijnt.<br />

2) Activeer de instelling door kort op<br />

toets 2 te drukken: op het display verschijnt:<br />

“- - - -”.<br />

fig. 87<br />

P4T0626<br />

3)Voer de code in met de toetsen 2<br />

t/m 5 (fig. 72).<br />

Met toets 2 voert u het eerste cijfer<br />

van de geheime code in, met toets 3<br />

het tweede, met toets 4 het derde en<br />

met toets 5 het vierde.<br />

Als u bijvoorbeeld de code 1 7 0 3<br />

moet invoeren, moet u één keer kort<br />

toets 2 indrukken: op het display verschijnt<br />

1 - - - .<br />

Ga verder met het invoeren van het<br />

tweede cijfer door 7 keer kort toets 3<br />

in te drukken: op het display verschijnt<br />

1 7 - - .<br />

Voer nu het derde cijfer in door 10<br />

keer kort toets 4 in te drukken: op het<br />

display verschijnt 1 7 0 - .<br />

Voer het laatste cijfer in door drie<br />

keer kort toets 5 in te drukken: op het<br />

display verschijnt 1 7 0 3 .<br />

Als u de toets langer indrukt, wordt<br />

het cijfer met een eenheid verlaagd.<br />

4) Code bevestigen: druk kort op<br />

toets EXP 14; op het display verschijnt<br />

het opschrift “SAFE” en de<br />

code is geactiveerd.<br />

Druk om de EXPERT-functie uit te<br />

schakelen ongeveer 3 seconden op<br />

toets EXP 14.<br />

Beveiligingscode buiten werking<br />

stellen<br />

1) Selecteer de EXPERT-functie en<br />

druk op de toetsen 17 en 18;<br />

op het display verschijnt de instelling<br />

THEFT-PROTECTION CODE met het<br />

opschrift “SAFE”.<br />

2) Activeer de instelling door kort op<br />

toets 2 te drukken: op het display verschijnt<br />

“1 - - - -”.<br />

3) Voer de code (zie paragraaf “Beveiligingscode”)<br />

in, zoals is beschreven<br />

in “Beveiligingscode activeren”,<br />

door de toetsen 2 t/m 5 in te drukken.<br />

4) Code bevestigen: druk kort op<br />

toets EXP 14 totdat op het display<br />

het opschrift “CODE” verschijnt. De<br />

code is niet meer geactiveerd.<br />

BELANGRIJK Als u een verkeerde<br />

code invoert, dan blijft het opschrift<br />

“SAFE” op het display staan en moet<br />

de gehele procedure vanaf het begin<br />

worden herhaald. Houd rekening met<br />

de wachttijden die tussen de pogingen<br />

gelden (zie de paragraaf “Wacht -<br />

tijden”).<br />

91


In bedrijf stellen<br />

Als de code is ingevoerd, wordt de<br />

autoradio elektronisch beveiligd bij<br />

onderbreking van de voeding van de<br />

autoradio (bijv. bij het loskoppelen<br />

van de accu tijdens onderhoudswerkzaamheden).<br />

Ga als volgt te werk als de voeding<br />

weer is hersteld:<br />

1) Schakel de autoradio in: op het<br />

display verschijnt het opschrift<br />

“SAFE” en na ongeveer 3 seconden<br />

verschijnt op het display “1 - - - -”. Het<br />

cijfer “1” geeft het aantal invoer -<br />

pogingen aan.<br />

2) Voer de code (zie paragraaf<br />

“Beveiligingscode”) in, zoals is beschreven<br />

in “Beveiligingscode activeren”,<br />

door de toetsen 2 t/m 5 in te<br />

drukken.<br />

3) Druk om de code te bevestigen<br />

kort op toets EXP 14: op het display<br />

verschijnt tijdelijk het opschrift<br />

“SAFE”. Na circa 3 seconden scha -<br />

kelt de radio in.<br />

92<br />

BELANGRIJK Als u een verkeerde<br />

code invoert, blijft het opschrift<br />

“SAFE” op het display staan en<br />

schakelt de radio niet in. De gehele<br />

procedure moet dan vanaf het begin<br />

worden herhaald.<br />

Houd rekening met de wachttijden<br />

die tussen de pogingen gelden (zie de<br />

paragraaf “Wachttijden”).<br />

Wachttijden<br />

Om de mogelijkheid uit te sluiten<br />

dat de code door proberen wordt ge -<br />

kraakt, wordt de wachttijd tussen<br />

twee pogingen steeds verlengd. Gedurende<br />

deze wachttijden kan de autoradio<br />

wel worden uitgeschakeld, maar<br />

zijn alle overige functies geblokkeerd.<br />

Tijdens de wachttijd kan de auto -<br />

radio niet worden ingeschakeld, maar<br />

moet wel aangesloten blijven op de<br />

voeding.<br />

Zolang het opschrift “SAFE” op het<br />

display staat, is de wachttijd nog niet<br />

verstreken.<br />

De wachttijd is verstreken als op het<br />

display het cijfer van het aantal pogingen<br />

staat: (bijv. “2 - - - -”).<br />

De volgende tabel geeft de wachttijd<br />

aan tussen de verschillende pogingen.<br />

Het verdient aanbeveling om na de<br />

zesde poging contact op te nemen met<br />

een Lancia-dealer om de geheime<br />

code in te voeren of de code buiten<br />

werking te stellen.


1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

Pogingen Wachttijd<br />

(op display) (circa)<br />

]<br />

]<br />

]<br />

]<br />

]<br />

]<br />

]<br />

21 seconden<br />

1,5 minuut<br />

5,5 minuut<br />

22 minuten<br />

1,5 uur<br />

6 uur<br />

24 uren<br />

CASSETTESPELER (TAPE)<br />

Cassettespeler inschakelen<br />

Plaats een cassette in de opening van<br />

het paneel van het ICS van Lancia.<br />

Op het display verschijnt het op schrift<br />

“TAPE A” of “TAPE B”.<br />

Als er al een cassette in de opening<br />

zit, druk dan herhaaldelijk op toets<br />

MODE 7 totdat op het display het<br />

opschrift “TAPE” verschijnt.<br />

Draairichting omkeren<br />

Druk kort op toets BAND 16.<br />

Als het einde van de cassette is bereikt,<br />

wordt automatisch de andere<br />

zijde van de cassette weergegeven<br />

(functie AUTOREVERSE).<br />

Op het display verschijnen de volgende<br />

symbolen:<br />

“TAPE A” = bovenzijde van de cassette;<br />

“TAPE B” = onderzijde van de cassette.<br />

MSS-functie<br />

MSS = Music Search System<br />

Met deze functie kan het volgende<br />

muziekstuk of het begin van het huidige<br />

muziekstuk worden opgezocht.<br />

Voor de MSS-functie dienen er pauzes<br />

van ten minste 3 seconden tussen<br />

de muziekstukken te zitten (ook geen<br />

gesproken aankondiging).<br />

De MSS-functie reageert niet op zeer<br />

zachte passages in muziekstukken<br />

(bijv. in klassieke muziek), omdat<br />

deze als pauze worden gezien.<br />

MSS-functie inschakelen<br />

Druk op toets SCAN/MSS 12 tijdens<br />

het afspelen van de cassette. Op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

“MSS ON”.<br />

De MSS-functie start in de draai -<br />

richting van de cassette.<br />

MSS-functie starten<br />

Druk op toets 17 of 18 tijdens het<br />

afspelen van de cassette.<br />

93


Druk voor het vooruit spoelen naar<br />

het volgende muziekstuk op toets 17.<br />

Druk voor herhaling van het muziekstuk<br />

op toets 18.<br />

MSS-functie onderbreken<br />

Druk op toets 17 of 18.<br />

MSS-functie uitschakelen<br />

Druk op toets SCAN/MSS 12 tijdens<br />

het afspelen van de cassette. Op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

“MSS OFF”.<br />

Snel vooruit/achteruit spoelen<br />

Druk kort op toets 18 of 17. Op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

“>”.<br />

Functie onderbreken<br />

Druk kort op toets 18 of 17.<br />

De cassette wordt automatisch weergegeven.<br />

Cassettespeler uitschakelen<br />

Druk op toets 23 (fig. 72): de cassette<br />

wordt uitgeworpen.<br />

94<br />

– of –<br />

Als u op toets MODE 7drukt,<br />

schakelt de CASSETTESPELER over<br />

naar de CD-WISSELAAR (als er een<br />

CD-WISSELAAR aanwezig is) of<br />

naar de RADIO.<br />

De keuze van de bron gaat op volg -<br />

orde: RADIO, CASSETTE, CD.<br />

BELANGRIJK Als de functie snel<br />

vooruit/achteruit spoelen is ingeschakeld,<br />

wordt onmiddellijk van<br />

bron veranderd en wordt de functie<br />

van de cassettespeler beëindigd.<br />

Algemene aanwijzingen<br />

De weergave van de cassette wordt<br />

onderbroken als er verkeersinformatie<br />

wordt uitgezonden (bij ingeschakelde<br />

TP-functie).<br />

BELANGRIJK U kunt de verkeers -<br />

informatie onderbreken op het<br />

moment dat de informatie wordt uitgezonden.<br />

Het blijft dan mogelijk<br />

eventuele volgende verkeersinformatie<br />

te beluisteren, door kort op toets<br />

TP/AF 11 te drukken.<br />

CD-SPELER<br />

De autoradio is voorbereid op de<br />

aansluiting van een CD-speler (die is<br />

opgenomen in het Lancia Lineaccessori-programma).<br />

Wendt u voor het inbouwen<br />

en aansluiten uitsluitend<br />

tot een Lanciadealer.<br />

De CD-speler van het Lancia Lineaccessori-programma<br />

wordt geleverd<br />

met een wisselaar die maximaal<br />

6 Compact Discs kan bevatten.<br />

Op multimedia-CD’s zijn<br />

naast de audiosporen ook<br />

gegevens opgeslagen. Het<br />

afspelen van dit type CD’s kan<br />

piepgeluiden op een zodanig<br />

volume opleveren, dat niet alleen<br />

de verkeersveiligheid in gevaar<br />

komt, maar waardoor ook de<br />

eindversterker en de luidsprekers<br />

beschadigd kunnen worden.


CD-wisselaar vullen<br />

De CD-wisselaar bevat 6 houders<br />

die elk een Compact Disc kunnen bevatten.<br />

Trek voor elke CD die u wilt beluis -<br />

teren een houder uit de wisselaar (fig.<br />

88) en plaats daarin de CD (fig. 89).<br />

Controleer of de Compact Disc op de<br />

juiste wijze, met de bedrukte zijde<br />

naar boven, is geplaatst: als dit niet<br />

het geval is, dan werkt de CD-speler<br />

niet.<br />

Met de CD-speler kunnen geen 8 cm<br />

CD’s worden afgespeeld, tenzij er in<br />

een hifi-winkel een speciale adapter is<br />

aangeschaft.<br />

fig. 88<br />

P4T0252<br />

Wisselaar in de CD-speler<br />

plaatsen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– plaats de schuifklep A (fig. 90) helemaal<br />

naar rechts, totdat hij<br />

blokkeert;<br />

– controleer of de knop B in stand<br />

“1” staat;<br />

fig. 89<br />

fig. 90<br />

P4T0253<br />

P4T0254<br />

– plaats de wisselaar C (fig. 91) met<br />

de bedrukte zijde naar boven (zie pijl)<br />

in de CD-speler;<br />

– sluit de schuifklep D (fig. 92) nadat<br />

de wisselaar is geplaatst, om binnendringing<br />

van vuil en stof in de<br />

CD-speler te voorkomen.<br />

Wisselaar uit de CD-speler<br />

verwijderen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– plaats de schuifklep A (fig. 90) helemaal<br />

naar rechts, totdat hij blok -<br />

keert;<br />

– druk op uitwerptoets (EJECT) E<br />

(fig. 93) op de CD-speler.<br />

fig. 91<br />

95<br />

P4T0255


CD’s uit de wisselaar<br />

verwijderen<br />

Trek de betreffende houder uit de<br />

wisselaar en verwijder de CD.<br />

fig. 92<br />

fig. 93<br />

96<br />

P4T0256<br />

P4T0257<br />

WERKING VAN DE CD-SPELER<br />

CD-speler als geluidsbron<br />

kiezen<br />

Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />

MODE 7 , totdat op het display het<br />

opschrift “CD” verschijnt.<br />

CD kiezen<br />

Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />

5 of 6, totdat op het display het nummer<br />

van de gewenste CD verschijnt.<br />

5: Vorige CD<br />

6: Volgende CD<br />

Muziekstuk kiezen of herhalen<br />

Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />

17 of 18, totdat op het display het<br />

nummer van het gewenste muziekstuk<br />

verschijnt.<br />

17: volgend muziekstuk<br />

18 : herhaling van het huidige muziekstuk<br />

of vorige muziekstuk.<br />

Alle muziekstukken van de<br />

gekozen CD kort (circa 10<br />

seconden) beluisteren (SCAN)<br />

Druk kort op toets SCAN/<br />

MSS 12: op het display verschijnt<br />

kort het opschrift “SCAN ON”<br />

Druk om de functie te onderbreken<br />

kort op toets SCAN/ MSS 12: op het<br />

display verschijnt kort het opschrift<br />

“SCAN OFF”.


Snel vooruit/achteruit zoeken<br />

(TRACK FAST)<br />

Hiermee kunt u een muziekstuk<br />

“versneld” en met laag volume beluis -<br />

teren:<br />

– VOORUIT: druk op toets 17 en<br />

houd de toets ingedrukt.<br />

– TERUG: druk op toets 18 en houd<br />

de toets ingedrukt.<br />

Muziekstuk herhalen<br />

(TRACK REPEAT)<br />

Hiermee kunt u het beluisterde muziekstuk<br />

continu herhalen: druk op<br />

toets 1, op het display verschijnt het<br />

opschrift “TRK ON”.<br />

Als de TRACK REPEAT-functie is<br />

geactiveerd, kan altijd een ander<br />

muziekstuk worden gekozen.<br />

Druk om de functie te onderbreken<br />

op toets 1: op het display verschijnt<br />

het opschrift “TRK OFF”.<br />

CD herhalen (REPEAT)<br />

Druk voor herhaling van de CD op<br />

toets 2: op het display verschijnt het<br />

opschrift “RPT CD”.<br />

Als de functie is geactiveerd, kan altijd<br />

een andere CD worden gekozen.<br />

Druk om de functie te onderbreken<br />

op toets 2: op het display verschijnt<br />

het opschrift “RPT MAG”.<br />

Muziekstukken in willekeurige<br />

volgorde beluisteren<br />

(TRACK RANDOM)<br />

Druk om de functie te activeren op<br />

toets 3: op het display verschijnt het<br />

opschrift “RND ON”. De muziekstukken<br />

op de geselecteerde CD worden<br />

in willekeurige volgorde afgespeeld.<br />

Druk om de functie uit te schakelen<br />

op toets 3: op het display verschijnt<br />

het opschrift “RND OFF”.<br />

BELANGRIJK De functie TRACK<br />

RANDOM kan niet worden gecombineerd<br />

met de functies TRACK RE-<br />

PEAT en REPEAT.<br />

CD-speler uitschakelen<br />

Druk op toets MODE 7 om weer<br />

naar de radio of de cassettespeler te<br />

kunnen luisteren.<br />

BELANGRIJK U kunt de verkeers -<br />

informatie onderbreken op het moment<br />

dat de informatie wordt uitgezonden.<br />

Het blijft dan mogelijk eventuele<br />

volgende verkeersinformatie te<br />

beluisteren, door kort op toets TP/AF<br />

11 te drukken.<br />

Weergave van de werking van<br />

de CD-speler<br />

Druk kort op toets EXP 14. Op het<br />

display wordt aangegeven welke speciale<br />

functies gekozen zijn (bijv.:<br />

“TRK ON”).<br />

97


KLIMAATREGELING<br />

fig. 94<br />

98<br />

P4T0641


1 - Luchtroosters voor ontwasemen<br />

of ontdooien van de voorruit.<br />

2 - Luchtroosters voor ontwasemen<br />

of ontdooien van de zijruiten voor.<br />

3 - Verstelbare en regelbare uitstroomopeningen<br />

in het midden.<br />

4 - Verstelbare en regelbare uitstroomopeningen<br />

aan de zijkant<br />

5 - Luchtroosters beenruimten voor.<br />

6 - Luchtroosters beenruimten achter.<br />

7 - Luchtroosters beenruimten achter.<br />

De klimaatregeling in het interieur<br />

(verwarming, ventilatie en airconditioning<br />

- indien aanwezig) kan op één van<br />

de volgende manieren worden geregeld:<br />

– handbediende klimaatregeling,<br />

door het selecteren van de functies<br />

met de bedieningsknoppen op het bedieningspaneel;<br />

– automatische klimaatregeling, geregeld<br />

door de elektronische regel -<br />

eenheid van het systeem.<br />

De lucht wordt in het interieur in -<br />

gevoerd via een aantal uitstroomopeningen/luchtroosters<br />

op het dash-<br />

board, op de panelen van de voorportieren,<br />

op de tunnelconsole en op de<br />

vloer, overeenkomstig het afgebeelde<br />

schema (fig. 94).<br />

VERSTELBARE EN REGELBARE<br />

UITSTROOMOPENINGEN<br />

(fig. 95-96-97)<br />

De uitstroomopeningen kunnen naar<br />

boven en naar beneden worden<br />

gekanteld en naar links en rechts met<br />

regelknop A.<br />

De luchthoeveelheid wordt geregeld<br />

met regelknop B:<br />

fig. 95<br />

P4T0035<br />

O<br />

= uitstroomopening volledig<br />

geopend.<br />

l = uitstroomopening volledig gesloten.<br />

In de panelen van de voorportieren<br />

bevinden zich vaste luchtroosters C<br />

(fig. 96) voor ontdooiing of ontwaseming<br />

van de zijruiten voor.<br />

fig. 96<br />

fig. 97<br />

99<br />

P4T0021<br />

P4T0022


AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING: VERWARMING,<br />

VENTILATIE EN AIRCONDITIONING (indien aanwezig)<br />

fig. 98<br />

100<br />

P4T0038<br />

1 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />

(bestuurderszijde).<br />

2 - Draaiknop voor regeling van de<br />

interieurtemperatuur (bestuurders -<br />

zijde).<br />

3 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />

(passagierszijde).<br />

4 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />

(passagiers zijde).<br />

5 - Toetsen voor de instellingen van<br />

de luchtverdeling.<br />

6 - Toetsen voor het regelen van de<br />

aanjagersnelheid.<br />

7 - Ingestelde luchtverdeling.<br />

8 - Ingestelde aanjagersnelheid.<br />

9 - Buitentemperatuur (in graden<br />

Celsius).<br />

10 - Toets voor in-/uitschakeling<br />

maximale ontdooiing/ontwaseming<br />

voorruit, zijruiten voor, achterruit en<br />

buitenspiegels.<br />

11 - Toets voor in-/uitschakeling<br />

achterruit- en spiegelverwarming.


12 - Toets voor handmatige in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

13 - Toets voor uitschakeling aircocompressor<br />

(indien aanwezig).<br />

14 - Toets om de ingestelde temperatuur<br />

aan bestuurders- en passagiers -<br />

zijde te synchroniseren.<br />

15 - Keuzetoets automatische<br />

werking van het systeem.<br />

16 - Toets voor uitschakeling van<br />

het systeem.<br />

De airconditioning (indien<br />

aanwezig) gebruikt<br />

koelmiddel “R134a”. Bij<br />

lekkage is dit middel niet schadelijk<br />

voor het milieu. Gebruik in<br />

geen geval andere middelen, omdat<br />

anders de componenten van<br />

het systeem beschadigd kunnen<br />

worden.<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

KLIMAATREGELING<br />

Het systeem kan op verschillende<br />

manieren worden ingeschakeld, maar<br />

wij raden u aan te beginnen met het<br />

indrukken van de knop AUTO en<br />

vervolgens de gewenste temperatuur<br />

op het scherm in te stellen.<br />

Op deze manier begint het systeem<br />

volledig automatisch te werken en<br />

wordt de ingestelde temperatuur zo<br />

snel mogelijk bereikt. Het systeem<br />

handhaaft de ingestelde temperatuur<br />

door regeling van de temperatuur, de<br />

luchthoeveelheid en de luchtverdeling<br />

in het interieur, en regelt de recirculatie<br />

en de inschakeling van de aircocompressor<br />

(indien aanwezig).<br />

Tijdens de volledig automatische<br />

werking van het systeem zijn de enige<br />

vereiste handmatige handelingen, het<br />

eventuele inschakelen van de volgende<br />

functies:<br />

– MONO, om de ingestelde temperatuur<br />

aan bestuurders- en passagiers -<br />

zijde te synchroniseren<br />

– ECON, voor uitschakeling aircocompressor<br />

(indien aanwezig): onder<br />

deze omstandigheden werkt het sys -<br />

teem alleen als verwarming<br />

– luchtrecirculatie, om de recirculatie<br />

altijd in- of uitgeschakeld te houden<br />

– Z voor een snellere ontwaseming/ontdooiing<br />

van de ruiten<br />

– ( voor het ontwasemen/ontdooien<br />

van de achterruit en de buiten spiegels.<br />

Tijdens de volledig automatische<br />

werking van het systeem kunt u op ieder<br />

moment de ingestelde temperatuur<br />

wijzigen: het systeem zal automatisch<br />

de eigen instellingen wijzigen en aanpassen<br />

aan de nieuwe vereisten.<br />

Het is bovendien mogelijk de aan -<br />

jagersnelheid en de luchtverdeling te<br />

wijzigen met de betreffende toetsen:op<br />

deze manier schakelt het systeem over<br />

van de automatische werking naar de<br />

handmatige bediening, totdat u op -<br />

nieuw de toets AUTO indrukt.<br />

101


Als één of meerdere functies handmatig<br />

zijn ingesteld, blijft de temperatuur<br />

van de in het interieur ingevoerde<br />

lucht automatisch door het<br />

sys teem geregeld, behalve bij uitgeschakelde<br />

compressor (indien aan -<br />

wezig):in deze situatie kan de temperatuur<br />

van de in het interieur ingevoerde<br />

lucht niet lager zijn dan de<br />

buitentemperatuur.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 98)<br />

Draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (2, 4 - fig. 98)<br />

Als u de knop naar links of naar<br />

rechts draait, verhoogt of verlaagt u de<br />

luchttemperatuur respectievelijk aan<br />

de linkerzijde (draaiknop 2) of aan de<br />

rechterzijde (draaiknop 4) van het<br />

interieur. De ingestelde temperaturen<br />

verschijnen op de schermen 1 en 3<br />

onder de respectievelijke knoppen.<br />

Als u knop 14 (MONO) indrukt,<br />

wordt de temperatuur aan bestuurders-<br />

en passagierszijde automatisch<br />

gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur<br />

in de twee gedeelten met<br />

draaiknop 2 aan bestuurderszijde kunt<br />

regelen. Met deze functie kan de temperatuur<br />

in het interieur makkelijk ge-<br />

102<br />

regeld worden, als alleen de bestuurder<br />

in de auto zit. De gescheiden temperatuurregeling<br />

wordt automatisch<br />

weer hervat als u draaiknop 4 bedient.<br />

Als u de toets helemaal naar rechts<br />

of helemaal naar links draait, tot aan<br />

de uiterste waarden HI of LO, wordt<br />

respectievelijk de functie van de<br />

maximale verwarming of de maximale<br />

koeling ingeschakeld:<br />

– Functie HI (maximale verwarming):wordt<br />

ingeschakeld door op het<br />

display een temperatuur in te stellen<br />

boven 32°C. Deze functie kan worden<br />

geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />

of de passagierszijde of voor<br />

beide zijden (ook door het selecteren<br />

van de functie MONO). Deze functie<br />

kan worden ingeschakeld als u de<br />

lucht in het interieur zo snel mogelijk<br />

wilt verwarmen, waarbij maximaal<br />

gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden<br />

van het systeem. Deze functie<br />

maakt gebruik van de maximale<br />

temperatuur van de verwarmings -<br />

vloeistof, terwijl de luchtverdeling en<br />

de snelheid van de aanjager door het<br />

systeem worden ingesteld op basis<br />

van de omgevingsomstandigheden.<br />

Als de verwarmingsvloeistof niet<br />

warm genoeg is, schakelt het systeem<br />

niet onmiddellijk de maximale aan -<br />

jagersnelheid in, om de invoer van te<br />

koude lucht in het interieur te beperken.<br />

Als deze functie is ingeschakeld<br />

zijn alle handmatige instellingen<br />

toegestaan. Voor het uitschakelen<br />

van de functie is het voldoende<br />

om de op het display ingestelde<br />

temperatuur te verlagen tot een<br />

waarde onder 32 °C.<br />

– Functie LO (maximale koeling):<br />

wordt ingeschakeld door op het dis -<br />

play een temperatuur in te stellen onder<br />

18 °C. Deze functie kan worden<br />

geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />

of de passagierszijde of voor<br />

beide zijden (ook door het selecteren<br />

van de functie MONO).<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld<br />

als u de lucht in het interieur<br />

zo snel mogelijk wilt koelen, waarbij<br />

maximaal gebruik gemaakt wordt<br />

van de mogelijkheden van het sys -<br />

teem. Deze functie schakelt de ver -<br />

warming uit, schakelt de luchtrecirculatie<br />

en de aircocompressor (indien<br />

aanwezig) in, terwijl de luchtverdeling<br />

en de snelheid van de aanjager<br />

worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />

Als deze


functie is ingeschakeld zijn alle handmatige<br />

instellingen toegestaan. Voor<br />

het uitschakelen van de functie is het<br />

voldoende om de op het display ingestelde<br />

temperatuur te verhogen tot<br />

een waarde boven 18 °C.<br />

Toetsen voor het regelen van de<br />

aanjagersnelheid (6 - fig. 98)<br />

Als u respectievelijk de bovenste of<br />

onderste toets indrukt, wordt de<br />

aanjagersnelheid verhoogd of verlaagd<br />

en daarmee de hoeveelheid<br />

lucht die in het interieur wordt ingevoerd.<br />

Zo wordt de gewenste temperatuur<br />

gehandhaafd.<br />

De aanjagersnelheid wordt weergegeven<br />

door de verlichte streepjes op<br />

het display 8. Als u meerdere keren<br />

op de bovenste toets drukt, wordt de<br />

maximale aanjagersnelheid ingeschakeld<br />

(alle streepjes verlicht); als<br />

u meerdere keren op de onderste toets<br />

drukt, wordt de functie uitgeschakeld<br />

(geen enkel streepje verlicht).<br />

BELANGRIJK Op uitvoeringen met<br />

airconditioning (indien aanwezig)<br />

kan de aanjager alleen worden uitgeschakeld<br />

als de aircocompressor al is<br />

uitgeschakeld met toets ECON. Voor<br />

het hervatten van de automatische<br />

werking van de aanjager na een<br />

handmatige instelling, moet toets<br />

AUTO worden ingedrukt.<br />

Toetsen voor de instellingen van<br />

de luchtverdeling (5 - fig. 98)<br />

Als u op één van de toetsen 5 drukt,<br />

kunt u handmatig één van de 5<br />

instellingen voor de luchtverdeling in<br />

het interieur kiezen:<br />

OLucht uit de uitstroomopeningen<br />

in het midden en aan de zijkant van<br />

het dashboard en uit de uit stroom -<br />

opening achter.<br />

MLucht uit de luchtroosters van de<br />

beenruimten (warmere lucht), de<br />

uitstroomopeningen in het midden en<br />

aan de zijkant van het dashboard en<br />

uit de uitstroomopening achter<br />

(koelere lucht).<br />

Deze luchtverdeling is bijzonder<br />

nuttig in de gematigde seizoenen<br />

(voor- en najaar) als de zon schijnt.<br />

NLucht uit de luchtroosters van<br />

de verschillende beenruimten voor<br />

en achter.<br />

Met deze luchtverdeling kan, doordat<br />

warme lucht stijgt, het interieur<br />

op de snelste manier worden<br />

verwarmd waarbij bovendien de<br />

koudste delen van het lichaam snel<br />

warm aanvoelen.<br />

Q Lucht uit de luchtroosters van de<br />

beenruimten en de luchtroosters voor<br />

de ontdooiing en ontwaseming van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

Deze luchtverdeling zorgt voor een<br />

goede verwarming van het interieur<br />

en voorkomt het eventuele beslaan<br />

van de ruiten.<br />

ü Lucht uit de luchtroosters voor<br />

de ontdooiing en ontwaseming van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

103


BELANGRIJK Het systeem accepteert<br />

geen vorm van luchtverdeling<br />

die verschilt van de hiervoor beschreven<br />

combinaties. Als een vorm van<br />

lucht verdeling wordt gekozen die niet<br />

uitvoerbaar is, wordt alleen de<br />

belang rijkste functie van de ingedrukte<br />

toets geactiveerd.<br />

De ingestelde luchtverdeling wordt<br />

op het display 7 weergegeven.<br />

Als een gecombineerde functie is ingesteld,<br />

wordt na het indrukken van<br />

een toets alleen de belangrijkste functie<br />

van de ingedrukte toets geactiveerd.<br />

Als daarentegen een toets van<br />

een reeds ingestelde functie wordt ingedrukt,<br />

dan blijft de functie ge -<br />

handhaafd.<br />

Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van de luchtverdeling<br />

na een handmatige instelling, moet<br />

toets AUTO worden ingedrukt.<br />

Toets AUTO (automatische<br />

werking) (15 - fig. 98)<br />

Als toets AUTO wordt ingedrukt, regelt<br />

het systeem automatisch de hoeveelheid<br />

en de verdeling van de in het<br />

interieur ingevoerde lucht en worden<br />

alle voorafgaande handmatige instel-<br />

104<br />

lingen gewist. Dit wordt aangeven door<br />

het branden van het lampje op de toets.<br />

Als het lampje op toets AUTO gedoofd<br />

is, geeft dit aan dat al één of<br />

meerdere handmatige instellingen zijn<br />

uitgevoerd en dat het systeem daarom<br />

niet volledig automatisch werkt<br />

(behalve de temperatuurregeling die<br />

per definitie automatisch is), of dat<br />

het systeem is uitgeschakeld (lampje<br />

op de toets OFF brandt).<br />

Toets ECON (uitschakeling<br />

aircocompressor) (indien<br />

aanwezig) (13 - fig. 98)<br />

Als toets ECON wordt ingedrukt,<br />

schakelt de aircocompressor uit. Dit<br />

wordt aangegeven door het branden<br />

van het lampje op de toets.<br />

Als de aircocompressor wordt uitgeschakeld,<br />

dooft het lampje op de toets<br />

AUTO en wordt de automatische<br />

werking van de luchtrecirculatie blijvend<br />

uitgeschakeld (om het eventuele<br />

beslaan van de ruiten te voorkomen).<br />

BELANGRIJK Met uitgeschakelde<br />

aircocompressor is het niet mogelijk<br />

lucht in het interieur in te voeren met<br />

een temperatuur die lager is dan de<br />

buitentemperatuur; bovendien kunnen<br />

(in bijzondere omstandigheden)<br />

de ruiten zeer snel beslaan omdat de<br />

lucht niet gedroogd kan worden.<br />

De uitschakeling van de aircocompressor<br />

blijft in het geheugen opgeslagen<br />

ook als de motor wordt uitgezet.<br />

Voor het opnieuw automatisch inschakelen<br />

van de aircocompressor moet<br />

toets ECON of toets AUTO worden ingedrukt<br />

(in dit laatste geval worden de<br />

andere handmatige instellingen gewist);<br />

het lampje op toets ECON dooft.<br />

De automatische inschakeling van<br />

de aircocompressor wordt weer ingeschakeld,<br />

ook als de luchtrecirculatie<br />

handmatig wordt ingeschakeld (om<br />

het eventuele beslaan van de ruiten te<br />

voorkomen).<br />

Bij uitgeschakelde compressor, kan<br />

de in het interieur ingevoerde lucht<br />

niet gekoeld worden. Er zijn nu twee<br />

mogelijkheden:<br />

– als de buitentemperatuur lager is<br />

dan de ingestelde temperatuur, werkt


het systeem normaal en kan het de ingestelde<br />

temperatuur bereiken en<br />

handhaven, ook bij uitgeschakelde<br />

compressor;<br />

– als de buitentemperatuur hoger is<br />

dan de ingestelde temperatuur, kan<br />

het systeem niet aan de wens voldoen.<br />

Dit wordt aangegeven door het drie<br />

keer knipperen van de buitentemperatuur<br />

op het display 1 en 3 van de<br />

ingestelde temperatuur.<br />

Toets MONO (ingestelde<br />

temperaturen synchroniseren)<br />

(14 - fig. 98)<br />

Als u toets MONO indrukt, wordt de<br />

temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde<br />

automatisch gesynchroniseerd.<br />

Ook kunt u de temperatuur<br />

in de twee gedeelten synchroniseren<br />

door draaiknop 2 aan bestuurderszijde<br />

te draaien. Met deze functie kan de<br />

temperatuur in het interieur makkelijk<br />

geregeld worden, als alleen de bestuurder<br />

in de auto zit.<br />

De gescheiden temperatuurregeling<br />

wordt automatisch weer hervat als de<br />

passagier draaiknop 4 bedient.<br />

Toets voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie (12 - fig. 98)<br />

Er zijn drie mogelijkheden:<br />

– automatische werking (lampje op<br />

de toets gedoofd);<br />

– automatische inschakeling (recirculatie<br />

altijd ingeschakeld); het<br />

groene lampje op de toets brandt;<br />

– automatische uitschakeling (recirculatie<br />

altijd uitgeschakeld met lucht -<br />

toevoer van buiten); het gele lampje<br />

op de toets brandt.<br />

Deze drie mogelijkheden kunnen<br />

worden ingeschakeld door meerdere<br />

keren op de recirculatietoets (12) te<br />

drukken.<br />

Als de recirculatie-functie automatisch<br />

wordt geregeld, blijft het lampje<br />

op de recirculatietoets altijd gedoofd<br />

(er wordt niet weergegeven of de recirculatie<br />

is in- of uitgeschakeld,<br />

ON/OFF).<br />

Bij de automatische werking wordt<br />

de recirculatie automatisch ingeschakeld,<br />

ook wanneer de luchtkwaliteitsensor<br />

de aanwezigheid van vervuilde<br />

lucht signaleert, bijvoorbeeld<br />

tijdens het rijden in de stad, in een<br />

file, in tunnels en als de ruitensproeiers<br />

worden ingeschakeld (met<br />

de typische zeepgeur).<br />

Als de recirculatie handmatig is ingeschakeld<br />

(groene lampje = recirculatie,<br />

gele lampje = lucht van buiten), blijft<br />

het lampje op toets AUTO branden als<br />

alle andere functies (luchtverdeling,<br />

luchtopbrengst …) automatisch blijven<br />

geregeld. Op dezelfde manier blijft<br />

als op toets AUTO wordt gedrukt,de<br />

recirculatie geregeld zoals u dat wilt.<br />

BELANGRIJK Bij ingeschakelde recirculatie<br />

worden, afhankelijk van de<br />

werking van het systeem (voor<br />

verwarmen of koelen van het interieur),<br />

de gewenste instellingen sneller<br />

bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie handmatig in te<br />

schakelen op regenachtige of koude<br />

dagen omdat dan de ruiten aan de<br />

binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen<br />

beslaan, vooral als de airconditioning<br />

niet is ingeschakeld.<br />

105


Bij bepaalde weersomstandigheden<br />

(bijv: lage<br />

buitentemperatuur of hoge<br />

luchtvochtigheid) en als de recirculatie<br />

in het interieur automa -<br />

tisch wordt geregeld, kunnen de<br />

ruiten beslaan. Druk in dit geval<br />

op de recirculatietoets, voor luchttoevoer<br />

van buiten (gele lampje) en<br />

verhoog eventueel de luchtstroom<br />

naar de voorruit.<br />

Toets voor snelle ontwaseming/<br />

ontdooiing van de ruiten<br />

(10 - fig. 98)<br />

Als u deze toets indrukt, activeert de<br />

klimaatregeling, onafhankelijk van de<br />

werking van het systeem, automa tisch<br />

(ongeveer 180 seconden) alle functies<br />

die noodzakelijk zijn voor een snelle<br />

ontwaseming/ontdooiing van de voorruit<br />

en de zijruiten voor, namelijk:<br />

– inschakeling aircocompressor (indien<br />

aanwezig)<br />

– uitschakeling luchtrecirculatie, indien<br />

ingeschakeld<br />

106<br />

– instelling maximale luchttemperatuur<br />

(HI) op beide displays<br />

– inschakeling maximale aanjagersnelheid<br />

– lucht naar luchtroosters van de<br />

voorruit en de zijruiten voor<br />

inschakeling verwarming van de<br />

achterruit en de buitenspiegels.<br />

Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />

is ingeschakeld,<br />

gaan het lampje op de betreffende<br />

toets, het lampje op de toets van de<br />

achterruitverwarming en het gele<br />

lampje op de recirculatietoets branden.<br />

De lampjes op de toetsen ECON,<br />

AUTO en OFF doven daarentegen.<br />

BELANGRIJK Als de motor nog<br />

niet op bedrijfstemperatuur is, wordt<br />

de maximale snelheid van de aan jager<br />

niet direct ingeschakeld, om toevoer<br />

van nog te koude lucht voor de<br />

ontwaseming van de ruiten, te beperken.<br />

Als de functie voor maximale ont -<br />

waseming/ontdooiing is ingeschakeld,<br />

kunnen alleen de aanjagersnelheid en<br />

de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />

handmatig worden ge -<br />

regeld.<br />

Als u daarentegen opnieuw op de toets<br />

voor maximale ontwaseming/ ont -<br />

dooiing drukt of op de recirculatietoetsen<br />

ECON, AUTO of OFF, schakelt het<br />

systeem de functie voor maximale<br />

ontwaseming/ontdooiing uit, en worden<br />

de functies die hiervoor waren ingesteld<br />

weer geactiveerd en eventueel ook de<br />

laatst ingestelde functie.<br />

Toets voor ontwaseming/<br />

ontdooiing achterruit en<br />

buitenspiegels (11 - fig. 98)<br />

Als u op deze toets drukt, schakelt<br />

de ontwaseming/ontdooiing van de<br />

achterruit en de buitenspiegels in. Het<br />

lampje op de toets gaat branden als<br />

deze functie wordt ingeschakeld.<br />

De functie schakelt na ongeveer 10<br />

minuten automatisch uit, of als<br />

opnieuw de toets wordt ingedrukt. De<br />

functie wordt ook uitgeschakeld als u<br />

de motor uitzet en blijft uitgeschakeld<br />

als u de motor opnieuw start.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te voor -<br />

komen.


Toets OFF (uitschakeling van het<br />

systeem) (16 - fig. 98)<br />

Druk op toets OFF om de airconditioning<br />

uit te schakelen. Het lampje<br />

op de toets gaat branden.<br />

Als de airconditioning is uitgeschakeld:<br />

– zijn de lampjes op de recirculatietoetsen<br />

ECON en AUTO gedoofd<br />

– zijn de schermen van de ingestelde<br />

temperaturen donker<br />

– is het middelste scherm donker,<br />

behalve als de buitentemperatuur<br />

wordt aangegeven<br />

– is de recirculatie ingeschakeld,<br />

waarbij geen lucht van buiten binnenkomt<br />

– is de aircocompressor (indien<br />

aanwezig) uitgeschakeld<br />

– is de aanjager uitgeschakeld.<br />

Ook bij uitgeschakeld systeem kan<br />

de achterruitverwarming op de normale<br />

manier worden in- of uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Als de airconditioning<br />

is uitgeschakeld, kunnen de ruiten<br />

bij bijzondere omstandigheden<br />

snel beslaan.<br />

De regeleenheid van de klimaat -<br />

regeling slaat de instellingen van het<br />

sys teem in het geheugen op voordat<br />

het systeem wordt uitgeschakeld. Als<br />

u vervolgens op een willekeurige toets<br />

drukt (behalve de toets van de achter -<br />

ruitverwarming) worden de functies<br />

weer hersteld. Als de functie van de<br />

ingedrukte toets niet was ingeschakeld<br />

voor de uitschakeling, dan<br />

wordt deze functie ook geactiveerd;<br />

als deze daarentegen was ingeschakeld,<br />

blijft de functie gehand -<br />

haafd.<br />

Als u de klimaatregeling opnieuw<br />

wilt inschakelen met dezelfde instellingen<br />

als voor het uitschakelen van<br />

het systeem, druk dan nogmaals op<br />

toets OFF.<br />

Als u de volledig automatische<br />

werking van het systeem weer wilt inschakelen,<br />

druk dan op toets AUTO.<br />

AKOESTISCH<br />

WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />

VOOR GLADHEID<br />

De klimaatregeling is uitgerust met<br />

een akoestisch waarschuwingssys -<br />

teem. Als de buitentemperatuur daalt<br />

tot 3 °C of lager, zendt het systeem<br />

drie waarschuwingssignalen uit om de<br />

bestuurder te waarschuwen voor<br />

eventuele gladheid.<br />

Het akoestische waarschuwingssys -<br />

teem treedt maar één keer in werking,<br />

behalve als de buitentemperatuur<br />

boven de 7 °C komt, waarna na ongeveer<br />

15 minuten het systeem weer<br />

in werking kan treden. Als in dat geval<br />

de buitentemperatuur opnieuw<br />

daalt tot 3 °C of lager, wordt de<br />

akoes tische waarschuwingscyclus her -<br />

haald.<br />

107


ALGEMENE INFORMATIE<br />

De auto is uitgerust met een klimaat -<br />

regeling met gescheiden luchttemperatuurregeling<br />

voor bestuurders- en<br />

passagierszijde, die geregeld wordt<br />

door een elektronische regeleenheid.<br />

Voor een optimale temperatuur -<br />

regeling in de twee ruimtes van het<br />

interieur, is het systeem ook uitgerust<br />

met een dubbele zonnestralingssensor.<br />

Het systeem is uitgerust met een<br />

lucht kwaliteitsensor die automatisch<br />

de luchtrecirculatie kan inschakelen<br />

om de onaangename effecten van vervuilde<br />

lucht, tijdens het rijden in de<br />

stad, in de file en in tunnels, en door<br />

het inschakelen van de ruitensproeiers<br />

(zeepgeur), te verminderen.<br />

De luchtkwaliteit wordt bovendien<br />

gegarandeerd door het pollenfilter<br />

met actieve kooldeeltjes. Hierin worden<br />

de in de lucht verspreide deeltjes<br />

twee keer gefilterd, waardoor de lucht<br />

schoner wordt.<br />

108<br />

De klimaatregeling controleert en regelt<br />

automatisch de volgende parameters<br />

en functies:<br />

– temperatuur ingevoerde lucht<br />

in het interieur (gescheiden voor de<br />

bestuurders- en passagierszijde)<br />

– aanjagersnelheid (traploze regeling)<br />

– luchtverdeling<br />

– in-/uitschakeling recirculatie<br />

– in-/uitschakeling aircocompressor<br />

(indien aanwezig).<br />

De luchtopbrengst in het interieur is<br />

onafhankelijk van de snelheid van de<br />

auto en wordt elektronisch geregeld<br />

door de aanjager.<br />

Het is mogelijk de instelling van de<br />

volgende functies handmatig te ver -<br />

anderen:<br />

– aanjagersnelheid (traploze regeling)<br />

– luchtverdeling<br />

– in-/uitschakeling recirculatie<br />

– in/uitschakeling aircocompressor<br />

(indien aanwezig).<br />

BELANGRIJK De handmatige instellingen<br />

hebben voorrang boven de<br />

automatische instellingen en blijven<br />

in het geheugen opgeslagen totdat de<br />

gebruiker de regeling weer overlaat<br />

aan het automatische systeem. De<br />

handmatig gekozen instellingen blijven<br />

opgeslagen als de motor wordt<br />

uitgezet en weer hersteld als de motor<br />

opnieuw wordt gestart.<br />

De functies die niet handmatig zijn<br />

gewijzigd, blijven automatisch geregeld.<br />

De luchttemperatuur in het interieur<br />

wordt altijd automatisch geregeld<br />

(behalve als het systeem is uitgeschakeld),<br />

op basis van de ingestelde<br />

temperaturen op de displays van de<br />

bestuurder en de passagier.


POLLENFILTER MET<br />

ACTIEVE KOOLDEELTJES<br />

Het pollenfilter reinigt de lucht<br />

mechanisch via het elektrostatische<br />

principe, zodat de in het interieur ingevoerde<br />

lucht gezuiverd is en geen<br />

stofdeeltjes, pollen enz. bevat.<br />

Door de actieve kooldeeltjes in het<br />

pollenfilter wordt ook de concentratie<br />

van luchtverontreinigende bestanddelen<br />

verminderd.<br />

Het pollenfilter filtert de in het interieur<br />

ingevoerde buitenlucht (recirculatie<br />

uitgeschakeld).<br />

Laat het filter ten minste één keer<br />

per jaar controleren door de Lanciadealer,<br />

bij voorkeur aan het begin<br />

van het zomerseizoen.<br />

Als de auto veel over stoffige wegen<br />

rijdt of bij geconcentreerde lucht -<br />

vervuiling, moet het pollenfilter vaker<br />

worden gecontroleerd en vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema staat<br />

aangegeven.<br />

Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement<br />

van de klimaatregeling<br />

aanzienlijk beperken.<br />

109


HULPVERWARMING<br />

(alleen jtd-uitvoeringen - indien<br />

aanwezig)<br />

De hulpverwarming ondersteunt de<br />

opwarming van de motorkoelvloeistof<br />

direct na het starten en tijdens het rijden<br />

voor een snellere verwarming van<br />

het interieur bij extreem lage buitentemperaturen.<br />

Het elektrische systeem werkt volledig<br />

automatisch en schakelt alleen in<br />

bij een draaiende motor.<br />

BELANGRIJK De hulpverwarming<br />

schakelt in als de buitentemperatuur<br />

lager is dan 15°C en de temperatuur<br />

van de koelvloeistof lager is dan<br />

65°C.<br />

110<br />

Om de accu niet te veel uit te putten,<br />

is de inschakeling van de verwarming<br />

op de verschillende vermogens<br />

afhankelijk van de door de regel -<br />

eenheid vastgestelde voedingsspanning.<br />

BELANGRIJK De hulpverwarming<br />

wordt ingeschakeld op basis van de<br />

temperatuur van de motorkoelvloeistof<br />

en kan, afhankelijk van de accuspanning,<br />

uitgeschakeld of beperkt<br />

worden.<br />

Als de opwarmcyclus door de hulpverwarming<br />

op basis van de koelvloeistoftemperatuur<br />

en de accuspanning,<br />

is beëindigd, schakelt de hulpverwarming<br />

automatisch uit en schakelt pas<br />

weer in als de auto opnieuw wordt gestart,<br />

ook als de vloeistoftemperatuur<br />

opnieuw onder 65 °C daalt.


HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de<br />

buitenverlichting en de richting -<br />

aanwijzers. De buitenverlichting<br />

werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,<br />

gaan ook de instrumentenpaneelverlichting<br />

en de verschillende<br />

bedieningsknoppen branden en lichten<br />

de displays op het instrumentenpaneel<br />

en de tunnelconsole op.<br />

fig. 99<br />

P4T0023<br />

Buitenverlichting (fig. 99)<br />

Draai de schakelaar A van stand å<br />

in stand 6. Op het instrumenten -<br />

paneel gaat het controlelampje 3<br />

branden.<br />

Dimlicht (fig. 99)<br />

Draai de schakelaar A van stand 6<br />

in stand 2.<br />

Grootlicht (fig. 100)<br />

Druk de hendel naar voren als de<br />

schakelaar in dimstand 2 staat. Op<br />

het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

1 branden.<br />

Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />

als u de hendel naar het stuur trekt.<br />

fig. 100<br />

P4T0024<br />

Richtingaanwijzers (pijlen) -<br />

(fig. 101)<br />

Plaats de hendel:<br />

naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld<br />

naar beneden - linker richting aan -<br />

wijzer ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel knippert<br />

het waarschuwingslampje Ÿ of Δ.<br />

Als u de hendel in de middelste stand<br />

zet of als de auto weer rechtuit rijdt,<br />

schakelen de richtingaanwijzers automatisch<br />

uit. Als u kort richting aan wilt<br />

geven, drukt u de hendel iets naar boven<br />

of beneden zonder dat de hendel<br />

vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />

gaat deze automatisch terug.<br />

fig. 101<br />

111<br />

P4T0025


Grootlichtsignaal (fig. 102)<br />

Trek de hendel naar het stuur. Op<br />

het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

1 branden.<br />

BELANGRIJK Het grootlichtsignaal<br />

wordt gegeven met het grootlicht. Om<br />

bekeuringen te vermijden, dient u zich<br />

aan de geldende verkeers wetgeving te<br />

houden.<br />

fig. 102<br />

112<br />

P4T0026<br />

HENDEL RECHTS<br />

Met de rechter hendel bedient u de<br />

ruitenwissers/-sproeiers en de kop -<br />

lampsproeiers.<br />

Ruitenwissers (fig. 103)<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

1 - Ruitenwissers wissen met interval.<br />

In deze stand kunnen met<br />

schakelaar A de volgende instellingen<br />

worden geregeld (behalve bij uitvoeringen<br />

met regensensor):<br />

n = lang interval<br />

nn = gemiddeld interval<br />

nnn =gemiddeld-kort interval<br />

fig. 103<br />

P4T0642<br />

nnnn =kort interval.<br />

Op uitvoeringen met een regensensor<br />

kan de gevoeligheid van de sensor<br />

zelf worden geregeld met schakelaar<br />

A:<br />

AUTO = automatische regeling van<br />

de gevoeligheid<br />

n = minimale gevoeligheid<br />

nn = gemiddelde gevoeligheid<br />

nnn = maximale gevoeligheid.<br />

2 - Langzaam continu wissen.<br />

3 - Snel continu wissen.<br />

4 - Tijdelijke werking: als u de hendel<br />

loslaat, springt deze direct in<br />

stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />

automatisch uit.<br />

fig. 104<br />

P4T0643


Ruitensproeiers<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(fig. 104), schakelen de ruitensproeiers<br />

in en gedurende enige seconden<br />

de ruitenwissers; na een pauze<br />

van 5 seconden maken de ruitenwissers<br />

een laatste slag. Als de ruitenwissers<br />

al zijn ingeschakeld, maken ze<br />

enkele slagen in de snelle continustand.<br />

Koplampsproeiers (indien<br />

aanwezig)<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(fig. 104) bij ingeschakeld dim- of<br />

grootlicht, dan schakelen ook de ruitensproeiers<br />

in (fig. 105).<br />

fig. 105<br />

P4T0273<br />

Regensensor (fig. 103)<br />

(indien aanwezig)<br />

De regensensor is een elektronische<br />

voorziening in de ruitenwissers en<br />

zorgt ervoor dat de frequentie van de<br />

slagen van de ruitenwissers, tijdens<br />

het wissen met interval, automatisch<br />

wordt aangepast aan de hoeveelheid<br />

regen op de ruit.<br />

Alle andere functies die met de rech -<br />

ter hendel worden bediend (uitschakeling<br />

ruitenwissers, continu wissen<br />

met lang of kort interval, tijdelijk<br />

wissen met kort interval, ruitensproeiers<br />

en koplampsproeiers) blijven<br />

onveranderd.<br />

De regensensor schakelt automa tisch<br />

in als de rechter hendel in stand 1<br />

wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />

dat oplopend varieërt van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen)<br />

als de ruit droog is, tot ruitenwissers<br />

die ingeschakeld worden in de tweede<br />

continu snelheid (snel continu wissen)<br />

bij intense regen.<br />

Als de ruitensproeiers worden bediend<br />

bij ingeschakelde regensensor<br />

(hendel in stand 1) werkt het normale<br />

reinigingsprogramma. Daarna hervat<br />

de regensensor zijn normale automatische<br />

werking.<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP om de regensensor uit te<br />

schakelen. Als de motor daarna wordt<br />

gestart (sleutel in stand MAR)<br />

schakelt de regensensor weer in als de<br />

hendel in stand 1 is blijven staan.<br />

De gevoeligheid van de regensensor<br />

kan worden geregeld met schakelaar<br />

A (fig. 103):<br />

AUTO = automatische regeling van<br />

de gevoeligheid<br />

n = minimale gevoeligheid<br />

nn = gemiddelde gevoeligheid<br />

nnn = maximale gevoeligheid.<br />

113


BEDIENINGSKNOPPEN<br />

WAARSCHUWINGS -<br />

KNIPPERLICHTEN (fig. 106)<br />

Druk op schakelaar A voor inschakeling.<br />

De waarschuwingsknipperlichten<br />

werken onafhankelijk van<br />

de stand van de contactsleutel.<br />

Als dit systeem is ingeschakeld, gaan<br />

het symbool op de schakelaar en het<br />

controlelampje ŸΔ op het instrumentenpaneel<br />

knipperen.<br />

Druk opnieuw op de schakelaar om<br />

het systeem uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten is af -<br />

hankelijk van de wetgeving van het<br />

land waarin u zich bevindt. Houdt u<br />

aan de voorschriften<br />

fig. 106<br />

114<br />

P4T0036<br />

MISTLAMPEN VOOR (fig. 107)<br />

Druk bij ingeschakelde buitenver -<br />

lichting op knop A om de mistlampen<br />

voor in te schakelen.<br />

Als de mistlampen voor zijn ingeschakeld,<br />

brandt het lampje op de<br />

knop.<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

STOP draait, schakelen de mist -<br />

lampen voor automatisch uit. De<br />

lampen schakelen pas weer in als na<br />

het starten opnieuw op knop A wordt<br />

gedrukt.<br />

Druk opnieuw op de knop om de<br />

lampen uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van de mistlampen aan de<br />

geldende verkeersvoorschriften. Het<br />

systeem voldoet aan de EU-normen.<br />

fig. 107<br />

P4T0039<br />

MISTACHTERLICHT (fig. 108)<br />

Druk op knop A voor in-/uitschakeling.<br />

Het mistachterlicht werkt alleen<br />

als het dimlicht en/of de mistlampen<br />

voor zijn ingeschakeld.<br />

Als het mistachterlicht is ingeschakeld,<br />

brandt het lampje op de<br />

knop.<br />

Het mistachterlicht schakelt automatisch<br />

uit als u de motor uitzet of als<br />

u het dimlicht en/of de mistlampen<br />

voor uitschakelt.<br />

Als u de motor weer start of bij mist<br />

het dimlicht weer inschakelt, moet u<br />

opnieuw op de knop drukken om het<br />

mistachterlicht weer in te schakelen.<br />

fig. 108<br />

P4T0040


BELANGRIJK Het mistachterlicht<br />

kan hinderlijk zijn voor de weggebruikers<br />

achter u. Doof daarom bij<br />

stukken met goed zicht het mist -<br />

achterlicht.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van het mistachterlicht aan de<br />

geldende verkeersvoorschriften. Het<br />

systeem voldoet aan de EU-normen.<br />

LICHTSTERKTE INSTRU -<br />

MENTEN PANEEL (fig. 109)<br />

Draai met ingeschakelde buitenverlichting<br />

draaiknop A omhoog of omlaag<br />

om respectievelijk de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel te ver -<br />

hogen of te verlagen.<br />

fig. 109<br />

P4T0644<br />

ACHTERRUITVERWARMING<br />

(fig. 110)<br />

Druk op knop A voor in-/uitschakeling.<br />

als de achterruitverwarming is<br />

ingeschakeld, brandt het lampje op de<br />

knop.<br />

De achterruitverwarming schakelt<br />

na ongeveer 10 minuten automatisch<br />

uit.<br />

Bij ingeschakelde achterruitverwarming,<br />

gaat ook de verwarming van de<br />

elektrisch bedienbare buitenspiegels<br />

werken.<br />

fig. 110<br />

115<br />

P4T0041


BRANDSTOF-<br />

NOODSCHAKELAAR (fig. 111)<br />

Deze veiligheidsschakelaar springt<br />

omhoog bij een ongeval, waardoor de<br />

toevoer van brandstof wordt gestopt en<br />

de motor afslaat. Bovendien wordt<br />

hiermee voorkomen dat bij leidingbreuken<br />

tijdens een ongeval brandstof -<br />

lekkage ontstaat.<br />

De veiligheidsschakelaar schakelt bij<br />

een ongeval ook de centrale portiervergrendeling<br />

uit (als de centrale portiervergrendeling<br />

was ingeschakeld),<br />

waardoor het interieur van buitenaf<br />

bereikbaar blijft.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

fig. 111<br />

116<br />

P4T0008<br />

Als u na een ongeval een<br />

brandstoflucht ruikt of<br />

merkt dat het brandstof -<br />

sys teem lekt, druk dan de schakelaar<br />

niet weer terug, zodat brand<br />

wordt voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden,<br />

druk dan op knop A naast de bestuurdersstoel<br />

om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

HANDREM (fig. 112)<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen,<br />

moet u de hendel omhoog trekken. Op<br />

een vlakke ondergrond hoort de auto<br />

geblokkeerd te zijn als de handrem<br />

vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />

Op steile hellingen en bij een beladen<br />

auto moet de handrem zeven of acht<br />

tanden worden aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />

is, laat dan een Lancia-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

Bij aangetrokken handrem en als de<br />

start-/contactsleutel in stand MAR<br />

staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje x branden.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

1) Trek de hendel iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop A.<br />

2) Houd de knop ingedrukt en laat<br />

de hendel zakken. Het waarschu -<br />

wings lampje x dooft.<br />

3) Om onverwachtse bewegingen<br />

van de auto te voorkomen, moet bij<br />

het bedienen van de handrem het<br />

rempedaal worden ingetrapt.<br />

fig. 112<br />

P4T0055


HANDGESCHA -<br />

KELDE VERSNEL -<br />

LINGSBAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen,<br />

moet u het koppelingspedaal geheel<br />

intrappen en vervolgens de versnellingspook<br />

in één van de in het schema<br />

aangegeven standen fig. 113 plaatsen<br />

(dit schema staat ook op de knop van<br />

de pook).<br />

Om de achteruit in te schakelen (R),<br />

moet de auto stilstaan en de pook<br />

van uit de “vrij”-stand naar rechts en<br />

vervolgens naar achteren worden verplaatst.<br />

fig. 113<br />

P4T0031<br />

Op enkele uitvoeringen moet voor<br />

het inschakelen van de achteruit, met<br />

de vingers van de hand waarmee u de<br />

pook vasthoudt, de schuifring A (fig.<br />

113) onder de pookknop omhoog<br />

worden getrokken. Laat de schuifring<br />

los zodra de achteruit is ingeschakeld.<br />

Voor het uitschakelen van de achter -<br />

uit hoeft de schuifring niet omhoog te<br />

worden getrokken.<br />

Om op de juiste wijze te<br />

schakelen, moet u het<br />

koppelingspedaal geheel<br />

intrappen. Er mogen zich in de<br />

ruimte onder de pedalen geen<br />

voorwerpen bevinden die het<br />

geheel intrappen van de pedalen<br />

kunnen verhinderen. Let erop dat<br />

de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />

en zo de slag van de pedalen<br />

kunnen beperken.<br />

De achteruit kan alleen<br />

worden ingeschakeld als<br />

de auto volledig stilstaat.<br />

Wacht bij een draaiende motor en<br />

een geheel ingetrapt koppelings -<br />

pedaal minstens twee seconden<br />

voordat u de achteruit inschakelt<br />

om te voorkomen dat de tandwielen<br />

beschadigen.<br />

Laat uw hand tijdens het<br />

rijden niet op de pook -<br />

knop rusten omdat door<br />

de uitgeoefende druk, ook als deze<br />

licht is, de interne onderdelen van<br />

de versnellingsbak op den duur<br />

kunnen slijten.<br />

117


AUTOMATISCHE<br />

SNELHEIDS -<br />

REGELAAR<br />

(CRUISE-CONTROL)<br />

(indien aanwezig)<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Dit elektronische systeem maakt het<br />

mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />

snelheid aan te houden, zonder<br />

het gaspedaal in te trappen. Op deze<br />

manier wordt het rijden, vooral op<br />

lange trajecten, minder vermoeiend<br />

omdat de ingestelde snelheid automatisch<br />

gehandhaafd blijft.<br />

BELANGRIJK Het systeem kan alleen<br />

worden ingeschakeld bij een<br />

snelheid boven de 30 km/h.<br />

118<br />

De cruise-control mag<br />

uitsluitend worden gebruikt<br />

als de verkeersomstandigheden<br />

en het traject van<br />

dien aard zijn dat, over een voldoende<br />

lange afstand, in volledige<br />

veiligheid een constante snelheid<br />

kan worden aangehouden.<br />

Het systeem schakelt in de volgende<br />

gevallen automatisch uit:<br />

– door het intrappen van het rempedaal;<br />

– door het intrappen van het koppelingspedaal.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 114)<br />

De cruise-control wordt bediend met<br />

schakelaar A, met draaiknop B en<br />

met knop C.<br />

De schakelaar A heeft twee standen:<br />

– OFF in deze stand is het systeem<br />

uitgeschakeld;<br />

– ON in deze stand werkt het<br />

sys teem. Als het systeem begint te<br />

werken, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het controlelampje CRUISE D<br />

branden.<br />

Met draaiknop B kunt u de ingestelde<br />

snelheid van de auto opslaan en<br />

aanhouden of de ingestelde snelheid<br />

verhogen of verlagen.<br />

Zet draaiknop B in stand (+) om de<br />

snelheid op te slaan of om de ingestelde<br />

snelheid te verhogen.<br />

fig. 114<br />

P4T0307


Zet draaiknop B in stand (–) om de<br />

ingestelde snelheid te verlagen.<br />

Telkens als draaiknop B wordt bediend,<br />

wordt de snelheid ongeveer 1<br />

km verhoogd of verlaagd. Als de<br />

draaiknop gedraaid wordt gehouden,<br />

verandert de snelheid continu. De<br />

nieuwe snelheid wordt automatisch<br />

opgeslagen.<br />

Met knop C kan de opgeslagen<br />

snelheid worden opgeroepen.<br />

BELANGRIJK Als de contactsleutel<br />

in stand STOP of de schakelaar A<br />

in stand OFF wordt gedraaid, wordt<br />

de opgeslagen snelheid gewist en het<br />

systeem uitgeschakeld.<br />

Snelheid opslaan<br />

Zet schakelaar A in stand ON en rijdt<br />

op een normale manier met de gewens -<br />

te snelheid. Zet draaiknop B ten minste<br />

drie seconden in stand (+) en laat<br />

de draaiknop daarna los. De snelheid<br />

van de auto blijft opgeslagen en het<br />

gas pedaal kan worden losgelaten.<br />

De auto blijft vervolgens constant<br />

met de ingestelde snelheid rijden totdat<br />

zich één van de volgende omstandigheden<br />

voordoet:<br />

– intrappen rempedaal;<br />

– intrappen koppelingspedaal.<br />

BELANGRIJK Indien nodig (bijvoorbeeld<br />

bij inhalen) kan de snelheid<br />

simpel verhoogd worden door het intrappen<br />

van het gaspedaal. Als u<br />

daarna het gaspedaal loslaat, wordt<br />

de opgeslagen snelheid weer aangehouden.<br />

Opgeslagen snelheid oproepen<br />

Als het systeem wordt uitgeschakeld,<br />

bijvoorbeeld door het intrappen van<br />

het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />

opgeslagen snelheid op de volgende<br />

manier worden opgeroepen:<br />

– geef geleidelijk gas totdat de<br />

snelheid ongeveer gelijk is aan de opgeslagen<br />

snelheid;<br />

– schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />

was op het moment van het<br />

opslaan van de snelheid (4e of 5e versnelling);<br />

– druk op knop C.<br />

Opgeslagen snelheid verhogen<br />

De opgeslagen snelheid kan op twee<br />

manieren worden verhoogd:<br />

– trap het gaspedaal in en sla de<br />

nieuwe snelheid op (houd draaiknop<br />

B langer dan 3 seconden gedraaid);<br />

of<br />

– draai draaiknop B kort in stand (+):<br />

telkens als de draaiknop wordt gedraaid,<br />

wordt de snelheid iets verhoogd<br />

(ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop<br />

gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />

snelheid continu. Als de draaiknop B<br />

wordt losgelaten, wordt de nieuwe<br />

snelheid automatisch opgeslagen.<br />

Opgeslagen snelheid verlagen<br />

De opgeslagen snelheid kan op twee<br />

manieren worden verlaagd:<br />

– schakel het systeem uit (bijvoorbeeld<br />

door het rempedaal in te trappen)<br />

en sla vervolgens de nieuwe<br />

snelheid op (zet draaiknop B ten minste<br />

drie seconden in stand (+);<br />

119


of<br />

– houd draaiknop B in stand (–) totdat<br />

de nieuwe snelheid is bereikt die<br />

automatisch blijft opgeslagen.<br />

Opgeslagen snelheid wissen<br />

De opgeslagen snelheid wordt automatisch<br />

gewist:<br />

– als de motor wordt uitgezet;<br />

of<br />

– als schakelaar A in stand OFF<br />

wordt gedraaid.<br />

120<br />

Als de cruise-control tijdens<br />

het rijden is ingeschakeld,<br />

zet dan nooit de<br />

versnellingspook in de “vrij”stand<br />

of bij uitvoeringen met automatische<br />

versnellingsbak, de selectorhendel<br />

in stand N. Schakel<br />

de cruise-control uitsluitend in als<br />

de verkeersomstandigheden en de<br />

conditie van de weg dit veilig toestaan;<br />

d.w.z.: op rechte, droge wegen<br />

en autosnelwegen die in goede<br />

conditie verkeren en met een rus -<br />

tig verkeersbeeld. Schakel het sys -<br />

teem nooit in de stad of in druk<br />

verkeer in.<br />

Het systeem kan alleen<br />

worden ingeschakeld bij<br />

een snelheid boven de 30<br />

km/h.<br />

Het systeem mag uitsluitend worden<br />

gebruikt, afhankelijk van de<br />

snelheid, in de 4e of 5e versnelling.<br />

Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />

cruise-control de snel -<br />

heid iets oplopen ten opzichte van<br />

de opgeslagen snelheid door de<br />

wijziging in de motorbelasting.<br />

Bij een storing of een<br />

afwijkende werking van de<br />

cruise-control, moet scha -<br />

kelaar A in stand OFF worden gezet.<br />

Laat het systeem, na controle<br />

van de zekering, zo snel mogelijk<br />

bij een Lancia-dealer controleren.<br />

Schakelaar A kan permanent in<br />

stand ON blijven staan, zonder risico<br />

op beschadiging van het sys -<br />

teem. Het verdient aanbeveling<br />

schakelaar A op stand OFF te zetten<br />

als het systeem niet wordt gebruikt,<br />

zodat het per ongeluk<br />

opslaan van snelheden wordt<br />

voorkomen.


INTERIEUR -<br />

UITRUSTING<br />

INTERIEURVERLICHTING<br />

Plafondverlichting voor (fig. 115)<br />

De plafondverlichting bestaat uit<br />

twee lampjes met de bijbehorende<br />

schakelaar.<br />

Als één van de portieren wordt ge -<br />

opend, met de schakelaar A in de<br />

linker stand (stand 0 - AUTO), gaan<br />

de beide lampjes en de plafondver -<br />

lichting achter branden.<br />

Als de portieren gesloten worden,<br />

blijft de interieurverlichting nog ongeveer<br />

7 seconden branden om het<br />

starten te vergemakkelijken.<br />

fig. 115<br />

P4T0057<br />

De interieurverlichting dooft als de<br />

contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid (bij gesloten portieren).<br />

Als schakelaar A in de middelste<br />

stand 1 staat, is de interieurverlichting<br />

altijd gedoofd (stand OFF).<br />

Als u schakelaar A naar rechts<br />

schuift (stand 2), blijven de beide<br />

lampjes altijd branden.<br />

Met schakelaar B worden de lampjes<br />

afzonderlijk ingeschakeld.<br />

Als u schakelaar B naar links schuift<br />

(stand 1), gaat het linker lampje<br />

branden. Als u de schakelaar naar<br />

rechts schuift (stand 2), gaat het<br />

rechter lampje branden.<br />

Als schakelaar B in de middelste<br />

stand 0 staat, blijven de lampjes gedoofd.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat<br />

u de auto verlaat of schakelaar A in<br />

de linker stand staat en schakelaar B<br />

in de middelste stand. Op deze<br />

manier zullen de lampjes van de<br />

plafondverlichting doven na het<br />

sluiten van de portieren.<br />

Als u vergeet om een portier te sluiten,<br />

zal na enkele seconden de interieurverlichting<br />

automatisch doven.<br />

Om de interieurverlichting opnieuw<br />

in te schakelen is het voldoende om<br />

een portier te openen en te sluiten.<br />

Spiegelverlichting (fig. 116)<br />

Als u de zonnekleppen voor de voorruit<br />

of zijruit draait, wordt de spiegelverlichting<br />

in de hemelbekleding<br />

zichtbaar.<br />

Door de verlichting kunnen de spiegeltjes<br />

ook bij weinig licht gebruikt<br />

worden.<br />

Om de verlichting in en uit te<br />

schakelen (met de contactsleutel in<br />

stand MAR) moet u op het rondje van<br />

het lampenglas A drukken.<br />

fig. 116<br />

121<br />

P4T0058


Plafondverlichting achter<br />

(fig. 117)<br />

Deze bevindt zich op de achterportierstijlen<br />

en gaat branden als u een<br />

portier opent. De plafondverlichting<br />

achter heeft een tijdschakeling.<br />

De lampjes gaan branden of doven<br />

als u op het rondje van het lampenglas<br />

A drukt.<br />

fig. 117<br />

122<br />

P4T0059<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

(fig. 118-119)<br />

Het dashboardkastje is voorzien van<br />

een binnenverlichting en een klepje<br />

met slot. U kunt het slot ont-/vergrendelen<br />

met de contactsleutel.<br />

U kunt het klepje openen met het<br />

slot in stand 1 door aan hendel A te<br />

trekken.<br />

Het slot wordt vergrendeld als u de<br />

sleutel in stand 2 draait.<br />

Als het dashboardkastje wordt ge -<br />

opend, gaat de binnenverlichting B<br />

branden.<br />

fig. 118<br />

P4T0060<br />

Rijd niet met een ge -<br />

opend dashboardkastje:<br />

dit kan de inzittende voor<br />

verwonden bij een ongeval.<br />

fig. 119<br />

P4T0061


ASBAK EN AANSTEKER VOOR<br />

(fig. 120-121)<br />

Beide worden door één klep afgesloten;<br />

deze kantelt open als op punt A<br />

wordt gedrukt.<br />

Druk op de knop B om de aansteker<br />

in te schakelen; na ongeveer 15 seconden<br />

springt de knop automatisch<br />

terug en is de aansteker gereed voor<br />

gebruik.<br />

De aansteker werkt uitsluitend als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

fig. 120<br />

Controleer altijd of de<br />

aansteker na het indrukken<br />

ook uitschakelt.<br />

P4T0062<br />

De aansteker wordt erg<br />

heet. Gebruik de aansteker<br />

voorzichtig en voorkom<br />

dat hij gebruikt wordt door kinderen:<br />

risico op brand of brandwonden.<br />

Verwijder voor het legen van de<br />

asbak het bakje C.<br />

fig. 121<br />

P4T0064<br />

ASBAK ACHTER (fig. 122)<br />

Voor de achterzitplaatsen is in het<br />

achterste deel van de middenconsole<br />

een asbak geplaatst.<br />

Trek de asbak naar buiten om hem<br />

te openen.<br />

Druk om de asbak uit te nemen op<br />

de middelste veer A en trek de asbak<br />

naar buiten.<br />

Plaats de asbak eerst met de onderzijde<br />

in de houder, druk vervolgens op<br />

de middelste veer en druk de asbak in<br />

de zitting.<br />

fig. 122<br />

123<br />

P4T0065


PASJESHOUDER (fig. 123)<br />

Deze bevindt zich in het midden van<br />

het dashboard.<br />

Druk kort op de voorzijde om de<br />

houder te openen: de houder opent<br />

automatisch.<br />

Druk de houder volledig in de zitting<br />

om hem te sluiten.<br />

BEKER-/BLIKJESHOUDER<br />

(fig. 124)<br />

Deze bevindt zich in het midden van<br />

het dashboard. Druk kort op de voorzijde<br />

om de houder te openen: de<br />

beker-/blikjeshouder opent automatisch.<br />

Druk de houder volledig in de zitting<br />

om hem te sluiten.<br />

fig. 123<br />

124<br />

P4T0066<br />

MUNTENBAKJE (fig. 125)<br />

Het muntenbakje A bevindt zich op<br />

de middenconsole.<br />

fig. 124<br />

fig. 125<br />

P4T0067<br />

P4T0068<br />

ZONNEKLEPPEN (fig. 126)<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor<br />

de zijruit worden gedraaid.<br />

Om de zonnekleppen voor de zijruit<br />

te draaien, moeten ze uit de haken A<br />

worden losgemaakt.<br />

Beide zonnekleppen zijn aan de binnenzijde<br />

voorzien van een spiegeltje<br />

met een afsluitschuifje B.<br />

Boven de zonnekleppen bevinden<br />

zich twee lampjes C voor de verlichting<br />

van de spiegeltjes (zie voor de<br />

werking van de lampjes de paragraaf<br />

“Spiegelverlichting”).<br />

fig. 126<br />

P4T0069


OPBERGVAKKEN<br />

Opbergvakjes op het dashboard<br />

(fig. 127-128)<br />

Op het dashboard bevindt zich in<br />

het midden vakje A (met verlichting)<br />

en aan de zijkant vakje B.<br />

fig. 127<br />

fig. 128<br />

P4T0063<br />

P4T0070<br />

Opbergvakje achter (fig. 129)<br />

In het achterste deel van de middenconsole<br />

bevindt zich het opbergvakje<br />

A.<br />

fig. 129<br />

P4T0071<br />

Opbergvakjes in de portieren<br />

(fig. 130)<br />

In de panelen van de voorportieren<br />

bevindt zich het opbergvak A.<br />

fig. 130<br />

125<br />

P4T0072


DOCUMENTVAKKEN (fig. 131)<br />

De rugleuningen van de voorstoelen<br />

zijn aan de achterzijde voorzien van<br />

een documentenvak.<br />

fig. 131<br />

126<br />

P4T0074<br />

STEUNHANDGREPEN (fig. 132)<br />

Bij het portier aan passagierszijde<br />

voor bevindt zich een steunhand -<br />

greep.<br />

Bij beide achterportieren is een<br />

handgreep A geplaatst met een kledinghaakje<br />

B.<br />

De handgrepen zijn uitgerust met<br />

een mechanisme waardoor de steunen<br />

langzaam weer in ruststand terug -<br />

keren.<br />

fig. 132<br />

P4T0075<br />

ARMSTEUN VOOR MET<br />

OPBERGVAKJE (fig. 133)<br />

Deze is verstelbaar en kan worden<br />

op- of neergeklapt.<br />

Voor het verstellen moet de armsteun<br />

iets omhoog worden geklapt en aan<br />

haak A worden getrokken.<br />

In de armsteun bevindt zich een opbergvakje.<br />

Druk voor het openen van<br />

het dekseltje op knop B.<br />

fig. 133<br />

P4T0013


STEKKERDOOS (fig. 134)<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze bevindt zich in het achterste<br />

deel van de middenconsole. Voor het<br />

gebruik van de stekkerdoos moet u<br />

dekseltje A openen.<br />

De stekkerdoos wordt gevoed als de<br />

contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid en kan alleen gebruikt worden<br />

voor accessoires met een maximum<br />

stroomverbruik van 15A (vermogen<br />

180W).<br />

fig. 134<br />

P4T0316<br />

Sluit geen accessoires op<br />

de stekkerdoos aan met<br />

een stroomverbruik dat<br />

hoger is dan de aangegeven maximale<br />

waarde.<br />

Een langdurig stroomverbruik kan<br />

de accu uitputten, waardoor de<br />

motor niet meer gestart kan worden.<br />

OPENDAK<br />

(indien aanwezig)<br />

De elektrische bediening werkt alleen<br />

met de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van het opendak kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening van<br />

de schakelaar altijd of de passagiers<br />

niet verwond kunnen worden<br />

door de beweging van het opendak<br />

zelf of door in beweging gebrachte<br />

voorwerpen. Verwijder altijd de<br />

contactsleutel uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat, om te voor -<br />

komen dat het opendak per on -<br />

geluk in beweging wordt gebracht<br />

en zo gevaar kan opleveren voor<br />

de achtergebleven passagiers.<br />

127


fig. 135<br />

128<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan dan<br />

beschadigd worden.<br />

OPENEN/SLUITEN<br />

(fig. 135-136)<br />

Met schakelaar A bij de plafondverlichting,<br />

kunt u het dak openen, sluiten,<br />

en omhoog of dicht kantelen.<br />

Zodra u de schakelaar loslaat, blijft<br />

het dak in de stand staan waarin het<br />

zich op dat moment bevindt.<br />

Druk op de achterzijde van de<br />

schakelaar om het dak te openen;<br />

druk op de voorzijde om het dak te<br />

sluiten.<br />

P4T0076<br />

Bij het openen van het dak komt er<br />

een kleine spoiler B omhoog om de<br />

lucht werveling in het interieur te verminderen.<br />

Als de auto is uitgerust met centrale<br />

ruitbediening wordt als u bij het sluiten<br />

van de portieren de sleutel in stand<br />

2 (fig. 142) draait en de sleutel ten<br />

minste 2 seconden in deze stand houdt,<br />

het dak, als dit was geopend, automatisch<br />

gesloten.<br />

Controleer regelmatig of<br />

de openingen aan de zij -<br />

kant C voor de waterafvoer<br />

niet verstopt zijn.<br />

fig. 136<br />

P4T0077<br />

SCHUIFPANEEL (fig. 137)<br />

Bij gesloten of gedeeltelijk geopend<br />

dak kan het zonlicht getemperd worden<br />

door een schuifpaneel.<br />

Gebruik de handgreep A om het<br />

schuifpaneel te openen of te sluiten.<br />

Als het dak geopend wordt, wordt<br />

het schuifpaneel achter de hemelbe -<br />

kleding geschoven.<br />

Als het dak gesloten wordt, schuift<br />

het paneel gedeeltelijk naar buiten<br />

totdat de handgreep bereikbaar is.<br />

fig. 137<br />

P4T0078


ACHTERSTE DEEL OMHOOG<br />

KANTELEN (fig.138)<br />

Het achterste deel van het dak kan<br />

alleen omhoog worden gekanteld als het<br />

dak volledig gesloten is. Druk op<br />

het voorste gedeelte van de knop A<br />

(fig. 135).<br />

Als u op het achterste gedeelte van<br />

de knop drukt, sluit het achterste deel<br />

van het dak.<br />

OPENEN BIJ EEN NOODGEVAL<br />

(fig. 139-140)<br />

Bij een storing in het elektrische sys -<br />

teem moet klepje A van de plafondverlichting<br />

voor met een schroevendraaier<br />

in punt B worden losgewipt.<br />

fig. 138<br />

P4T0079<br />

Steek de schroevendraaier in de zitting<br />

C en draai de schroevendraaier;<br />

op deze wijze kunt u het dak met de<br />

hand openen en sluiten.<br />

Als het dak in de gewenste stand<br />

staat, draait u de schroevendraaier<br />

een halve slag terug, totdat u een klik<br />

hoort. Trek de schroevendraaier vervolgens<br />

uit de zitting.<br />

fig. 139<br />

fig. 140<br />

P4T0080<br />

P4T0081<br />

PORTIEREN<br />

CENTRALE<br />

PORTIERVERGRENDELING<br />

Van buitenaf<br />

Druk bij gesloten portieren op knopje<br />

A (fig. 141) op de handgreep van de<br />

sleutel of steek de sleutel in het slot van<br />

de bestuurdersportier.<br />

Draai voor ontgrendeling de sleutel<br />

in stand 1 (fig. 142).<br />

Draai voor vergrendeling de sleutel<br />

in stand 2.<br />

Trek de handgreep omhoog om het<br />

ontgrendelde portier te openen.<br />

fig. 141<br />

129<br />

P4T0267


BELANGRIJK Het diefstalalarm<br />

(indien aanwezig) schakelt niet in als<br />

u de portieren centraal vergrendelt<br />

door de sleutel in het slot van het portier<br />

te draaien.<br />

Van binnenuit (fig. 143-144)<br />

Druk bij gesloten portieren het<br />

knopje A aan de binnenzijde van één<br />

van de voorportieren naar beneden<br />

(voor vergrendeling) of trek het<br />

omhoog (voor ontgrendeling).<br />

Met de knopjes aan de binnenzijde<br />

van de achterportieren ver- of ontgrendelt<br />

u uitsluitend het betreffende<br />

portier.<br />

De achterportieren kunnen alleen<br />

van binnenuit worden geopend, als<br />

het kinderveiligheidsslot is uitgeschakeld.<br />

fig. 142<br />

130<br />

P4T0082<br />

Trek aan de handgreep B om het<br />

portier van binnenuit te openen. Als<br />

u aan de handgreep aan de binnenzijde<br />

van één van de voorportieren<br />

trekt, worden alle portieren ontgrendeld.<br />

Bij iedere handgreep aan de binnenzijde,<br />

bevindt zich een lampje C dat<br />

gaat branden, waardoor de handgreep<br />

in het donker beter zichtbaar is.<br />

fig. 143<br />

fig. 144<br />

P4T0083<br />

P4T0084<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />

werkt niet als één van de<br />

portieren niet goed gesloten is of als er<br />

een storing in het systeem is. Na enkele<br />

pogingen schakelt het systeem ongeveer<br />

2 minuten uit. In deze 2 minuten kunt<br />

u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen,<br />

zonder dat het elektrische<br />

systeem werkt. Na de 2 minuten is het<br />

systeem weer gereed.Als de oorzaak van<br />

de storing is opgelost, werkt het systeem<br />

weer normaal. Anders schakelt het sys -<br />

teem na enkele pogingen opnieuw uit.<br />

CENTRALE RUITBEDIENING<br />

(indien aanwezig)<br />

Als u de sleutel minstens twee seconden<br />

in stand 2 (fig. 142) houdt,<br />

worden ook de ruiten en het opendak,<br />

indien deze nog geopend waren, gesloten.<br />

Als u de sleutel loslaat, stopt<br />

het sluiten.<br />

Als u de sleutel minstens twee seconden<br />

in stand 1 (fig. 142) houdt,<br />

worden alle ruiten geopend. Als u de<br />

sleutel loslaat, stopt het openen. Deze<br />

functie kan worden gebruikt als de<br />

auto in de zon heeft gestaan en erg<br />

warm is geworden.


KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />

(fig. 145)<br />

Hierdoor kunnen de achterportieren<br />

van binnenuit niet geopend worden.<br />

U schakelt het systeem in door de<br />

punt van de contactsleutel in opening<br />

A te steken en te draaien:<br />

Stand 1 - kinderveiligheidsslot ingeschakeld.<br />

Stand 2 - kinderveiligheidsslot uitgeschakeld.<br />

Het kinderveiligheidsslot blijft ook<br />

ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen<br />

van de portieren.<br />

fig. 145<br />

P4T0085<br />

BELANGRIJK Controleer na het inschakelen<br />

van het veiligheidsslot of<br />

het slot daadwerkelijk is ingeschakeld<br />

door aan de handgreep aan de binnenzijde<br />

van het portier te trekken.<br />

Schakel dit systeem altijd<br />

in als u kinderen vervoert.<br />

Zo wordt voorkomen dat<br />

ze tijdens het rijden de portieren<br />

openen.<br />

DORPELVERLICHTING<br />

(fig. 146)<br />

Aan de onderzijde van de voorportieren<br />

zit een dorpelverlichting.<br />

Deze verlichting gaat gelijktijdig met<br />

de plafondverlichting voor branden.<br />

fig. 146<br />

P4T0073<br />

RUITBEDIENING<br />

Elektrische ruitbediening voor<br />

(fig. 147)<br />

In het portier aan de bestuurders -<br />

zijde zijn drukschakelaars gemonteerd<br />

waarmee u, met de sleutel in stand<br />

MAR de zijruiten bedient:<br />

A - zijruit linksvoor<br />

B - zijruit rechtsvoor<br />

C - zijruit linksachter (*)<br />

D - zijruit rechtsachter (*)<br />

E - schakelaar om de bedienings -<br />

knoppen op de achterportieren te<br />

blokkeren (*).<br />

(*) = indien aanwezig<br />

fig. 147<br />

131<br />

P4T0263


BELANGRIJK Als u bij gesloten<br />

portieren de contactsleutel in stand<br />

STOP draait (zonder hem uit te<br />

nemen), kunnen de zijruiten ongeveer<br />

5 minuten bediend worden.<br />

De werking van de bedieningsknoppen<br />

op de achterportieren wordt geblokkeerd<br />

als de schakelaar E om -<br />

hoog wordt getrokken.<br />

Als u de drukschakelaar aan bestuurderszijde<br />

indrukt, gaat de ruit<br />

automatisch open of dicht. De beweging<br />

stopt als de ruit aan het einde<br />

van zijn slag is (of als u nogmaals op<br />

de schakelaar drukt).<br />

Als u de schakelaar kort indrukt,<br />

gaat de ruit een klein stukje open of<br />

dicht.<br />

fig. 148<br />

132<br />

P4T0086<br />

In het portier aan de passagierszijde<br />

is een schakelaar gemonteerd om aan<br />

die zijde de ruit te bedienen. De automatische<br />

werking van de ruit aan<br />

passagierszijde werkt alleen bij het<br />

openen, en volgens dezelfde logica die<br />

hierboven beschreven is.<br />

Elektrische ruitbediening achter<br />

(fig. 148)<br />

Bedien voor het openen of sluiten<br />

van de zijruiten achter de slinger F op<br />

de achterportieren.<br />

Elektrische ruitbediening achter<br />

(fig. 149) (indien aanwezig)<br />

In de armsteun van ieder portier zit<br />

een drukschakelaar om aan die zijde<br />

de ruit te bedienen.<br />

fig. 149<br />

P4T0262<br />

Als u de schakelaar omhoog trekt,<br />

gaat de ruit dicht; als u de schakelaar<br />

indrukt, gaat de ruit open.<br />

Met de schakelaars C en D (fig. 147)<br />

kunnen vanaf de bestuurdersplaats de<br />

zijruiten achter worden bediend.<br />

Met schakelaar E (fig. 147) blok -<br />

keert u de bedieningsknoppen op de<br />

armsteunen van de portieren. De<br />

blok kering is ingeschakeld als de<br />

schakelaar omhoog is getrokken.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer voor en tijdens het<br />

sluiten van een ruit altijd of de<br />

passagiers niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging van de<br />

ruit zelf of door in beweging gebrachte<br />

voorwerpen. Verwijder altijd<br />

de sleutel uit het contact als u<br />

de auto verlaat, om te voorkomen<br />

dat een onverwachtse inschakeling<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.


BAGAGERUIMTE<br />

Trek voor het openen van het kofferdeksel<br />

de hendel A (fig. 150) omhoog of<br />

steek de sleutel in het slot B (fig. 151)<br />

en draai hem in stand 1.<br />

Het slot vergrendelt als u het kofferdeksel<br />

sluit.<br />

Gebruik voor het openen van het<br />

kofferdeksel de handgreep C boven<br />

het slot.<br />

De vloerbedekking is omkeerbaar:<br />

de vloerbedekking kan worden ver -<br />

wijderd, omgedraaid en weer worden<br />

teruggeplaatst met de wasbare zijde<br />

naar boven gekeerd, wanneer u<br />

smerige voorwerpen vervoert.<br />

fig. 150<br />

P4T0249<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mogen de<br />

maximale waarden niet<br />

worden overschreden (zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Controleer bovendien of de bagage -<br />

ruimte goed geladen is en bevestig<br />

de lading eventueel met riemen<br />

of spanbanden aan de daarvoor<br />

bestemde ringen. Zo wordt voor -<br />

komen dat een voorwerp bij<br />

bruusk remmen naar voren schiet<br />

en letsel veroorzaakt.<br />

fig. 151<br />

P4T0087<br />

BAGAGERUIMTE OPENEN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

Het kofferdeksel kan worden ge -<br />

opend door knopje D (fig. 152) op de<br />

contactsleutel in te drukken.<br />

Het kofferdeksel kan ook worden<br />

geopend bij centraal vergrendelde<br />

portieren en ingeschakeld diefstal -<br />

alarm (indien aanwezig).<br />

In dit geval werkt het alarmsysteem op<br />

de volgende manier:<br />

– uitschakeling van de interieurbewaking;<br />

– uitschakeling van de kantelsensor;<br />

– uitschakeling druksensor kofferdeksel.<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

worden de uitgeschakelde functies<br />

weer ingeschakeld.<br />

fig. 152<br />

133<br />

P4T0265


BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

Dit is alleen mogelijk bij een deelbare<br />

achterbank.<br />

Zie voor de Station Wagon het betreffende<br />

hoofdstuk.<br />

Het is mogelijk de bagageruimte te<br />

vergroten door de deelbare achterbank<br />

gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer<br />

te klappen.<br />

Gedeeltelijk neerklappen (1/3)<br />

(fig. 153)<br />

Als alleen de linker zitting wordt neergeklapt,<br />

kunnen er twee personen op de<br />

achterbank worden vervoerd.<br />

fig. 153<br />

134<br />

P4T0088<br />

Gedeeltelijk neerklappen (2/3)<br />

(fig. 154)<br />

Als alleen de rechter zitting wordt<br />

neergeklapt, kan er één persoon op de<br />

achterbank worden vervoerd.<br />

Geheel neerklappen (fig. 155)<br />

Als beide zitplaatsen achter worden<br />

neergeklapt, is de bagageruimte maximaal<br />

vergroot.<br />

fig. 154<br />

fig. 155<br />

P4T0089<br />

P4T0090<br />

Bagageruimte vergroten<br />

1) Trek de handgreep A (fig. 156) in<br />

het midden van iedere achterzitting in<br />

de rijrichting en klap de zitting naar<br />

voren in de richting van de pijl.<br />

2) Verwijder de hoofdsteunen van de<br />

zitplaatsen achter (zie paragraaf<br />

“Hoofdsteunen” in dit hoofdstuk) en<br />

plaats ze in de daarvoor bestemde<br />

ruimte van de opgeklapte zitting (fig.<br />

157).<br />

3) Draai de hendel op de hoedenplank<br />

(fig. 158) om het slot van de<br />

rugleuningen te ontgrendelen:<br />

stand 1 = rechter rugleuning<br />

stand 2 = linker rugleuning.<br />

fig. 156<br />

P4T0091


4) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />

de zijkant en klap de rugleuningen<br />

neer, waardoor er een vlakke laad -<br />

vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />

Zitplaatsen achter in normale<br />

stand zetten<br />

1) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />

de zijkant, zet de rugleuning weer<br />

recht op en controleer of hij goed vast -<br />

gehaakt zit.<br />

2) Klap vervolgens de zitting terug<br />

en let er daarbij op dat de veiligheids -<br />

gordels niet in elkaar gedraaid zitten<br />

tussen de rugleuning en de zitting.<br />

3) Monteer de hoofdsteunen weer.<br />

fig. 157<br />

P4T0261<br />

BELANGRIJK Als u zware voor -<br />

werpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />

moet u controleren of de hoogte -<br />

regelaars op de koplampen in de<br />

juiste stand staan (zie paragraaf<br />

“Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />

fig. 158<br />

P4T0092<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

(fig. 159-160-161)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen<br />

of spanbanden worden bevestigd<br />

aan de daarvoor bestemde ringen in<br />

de hoeken van de bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor de beves -<br />

tiging van het bagagenet (als optional<br />

beschikbaar bij de Lancia-dealer).<br />

fig. 159<br />

135<br />

P4T0093


Niet goed vastgezette bagage<br />

kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig ver -<br />

wonden.<br />

fig. 160<br />

fig. 161<br />

136<br />

P4T0094<br />

P4T0095<br />

SKILUIK (fig. 162)<br />

Het skiluik kan worden gebruikt<br />

voor het vervoer van lange voorwerpen<br />

(bijv. ski’s) die vanuit de bagage -<br />

ruimte door het luik kunnen worden<br />

gestoken.<br />

1) Kantel de armsteun A omlaag.<br />

2) Druk op de handgreep B en duw<br />

het klepje C naar beneden.<br />

3) Maak de bekleding los (indien<br />

aanwezig).<br />

Duw het luikje C in de richting van<br />

de bagageruimte om het te sluiten: de<br />

vergrendeling blokkeert automatisch.<br />

fig. 162<br />

P4T0200<br />

MOTORKAP<br />

Motorkap openen:<br />

1) Trek de hendel (rood) A (fig.<br />

163) in de richting van de pijl.<br />

fig. 163<br />

Voer deze handeling alleen<br />

uit als de auto stilstaat.<br />

2) Trek de hendel B (fig. 164)<br />

omhoog en maak de motorkap uit de<br />

veiligheidshaak los.<br />

3) Til de motorkap op.<br />

P4T0096


BELANGRIJK Het optillen van de<br />

motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />

twee gasveren (fig.165). Wij raden u<br />

aan deze gasveren niet te demonteren<br />

en de motorkap tijdens het optillen te<br />

begeleiden.<br />

fig. 164<br />

fig. 165<br />

P4T0097<br />

P4T0645<br />

Kom bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in de<br />

motorruimte niet in de<br />

buurt van de elektroventilateur als<br />

de motor nog warm is: De elektroventilateur<br />

kan, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, onverwachts inschakelen.<br />

Wacht totdat de motor<br />

is afgekoeld.<br />

Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze kunnen<br />

door de bewegende onder -<br />

delen worden gegrepen.<br />

Motorkap sluiten:<br />

1) Laat de motorkap vanaf een<br />

hoogte van ongeveer 20 cm dichtvallen:<br />

hij vergrendelt nu automatisch.<br />

2) Controleer of de motorkap goed<br />

vergrendeld is en niet alleen door de<br />

veiligheidshaak wordt vastgehouden.<br />

Druk in dit laatste geval de motorkap<br />

niet dicht, maar til hem opnieuw op<br />

en herhaal de handeling.<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap goed vergrendeld<br />

is: probeer de motor -<br />

kap op te tillen om er zeker van te<br />

zijn dat hij goed vergrendeld is en<br />

niet alleen door de veiligheidshaak<br />

wordt vastgehouden.<br />

137


DOP VAN DE<br />

BRANDSTOFTANK<br />

De vergrendeling van het tankklepje<br />

wordt bediend door de centrale portiervergrendeling.In<br />

geval van nood<br />

kan het klepje ontgrendeld worden<br />

door aan lusje A (fig. 166) rechts in de<br />

bagageruimte te trekken (Sedan-uitvoering).<br />

Bij de Station Wagon bevindt het lusje<br />

A (fig. 167) zich in het servicevak rechts<br />

in de bagageruimte. Het lusje is bereikbaar<br />

nadat het vakje met de handgreep<br />

is uitgetrokken en verwijderd. Door de<br />

hermetische afsluiting van de tank kan<br />

de druk in de tank iets verhoogd zijn.<br />

Het is daarom normaal als u bij het los -<br />

draaien van de tankdop een sissend<br />

geluid hoort.<br />

fig. 166<br />

138<br />

P4T0279<br />

Bij uitgeschakelde centrale portiervergrendeling,<br />

blijft het klepje gesloten.<br />

Om het klepje te openen moet u<br />

op de voorzijde, bij punt B (fig. 168)<br />

(aangegeven door een licht reliëf op<br />

het oppervlak zelf) drukken; trek vervolgens<br />

de achterzijde naar achteren<br />

en draai gelijktijdig het klepje naar<br />

buiten zoals aangegeven door de pijl,<br />

totdat het klepje geheel geopend is. De<br />

fig. 167<br />

fig. 168<br />

P4T0317<br />

P4T0100<br />

tankdop zit via een koordje A<br />

(fig. 169) aan het tankklepje vast, zodat<br />

u de dop niet kunt verliezen.<br />

Plaats tijdens het tanken de dop in<br />

de uitsparing op het klepje, zoals is afgebeeld.<br />

Kom niet dicht bij de vul -<br />

opening met open vuur of<br />

een brandende sigaret:<br />

brandgevaar. Houd uw hoofd ook<br />

niet dichtbij de vulopening om te<br />

voorkomen dat u schadelijke dampen<br />

inademt.<br />

fig. 169<br />

P4T0646


INBOUWVOORBE -<br />

REIDING MOBIELE<br />

TELEFOON<br />

(indien aanwezig)<br />

De voorbereiding bestaat uit:<br />

– antenne op het dak (fig. 170);<br />

De antenne heeft een<br />

maximaal vermogen van<br />

20W.<br />

– bedrading voor de aansluiting van<br />

de antenne en elektrische voeding met<br />

de stekkers in de middenconsole, bij<br />

de handrem. Deze laatste bevat de<br />

aansluitingen met de autoradio voor<br />

fig. 170<br />

P4T0284<br />

de functies TEL-IN (naar een tele -<br />

foon gesprek luisteren via de luidsprekers<br />

van de autoradio) en TEL-<br />

MUTE (het op nul zetten van het volume<br />

van de autoradio bij een tele -<br />

foon gesprek).<br />

De handsfree kit moet u<br />

zelf aanschaffen en geschikt<br />

zijn voor uw mobiele<br />

telefoon.<br />

BELANGRIJK Bij de installatie van<br />

een mobiele telefoon moet het ingangsvolume<br />

worden ingesteld. Zie<br />

hiervoor de aanwijzingen in de paragraaf<br />

“Lijst van mogelijke Expert-instellingen”<br />

(PHONE SETTING en<br />

PHONE AMPLIFICATION) in het<br />

hoofdstuk “Autoradio”.<br />

Wendt u voor de installatie<br />

van de mobiele telefoon<br />

en de aansluiting op de<br />

voorbereide bedrading uitsluitend<br />

tot de Lancia-dealer; deze kan het<br />

beste resultaat garanderen en elk<br />

mogelijk ongemak dat de veilig -<br />

heid van de auto in gevaar kan<br />

brengen, verhelpen.<br />

INBOUWVOORBE -<br />

REIDING TELEPASS<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een stekker<br />

(fig. 171) voor de aansluiting van een<br />

Telepass-transponder die via speciale<br />

verkoopkanalen verkrijgbaar is.<br />

Wendt u voor de installatie van de<br />

Telepass tot de Lancia-dealer.<br />

fig. 171<br />

139<br />

P4T0275


IMPERIAAL/<br />

SKI DRAGER<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN<br />

(fig. 172-173)<br />

Zie voor de Station Wagon het betreffende<br />

hoofdstuk.<br />

De vier bevestigingsbeugels van de<br />

imperiaal/skidrager bevinden zich in<br />

de goot van het dak (twee per kant).<br />

De bevestigingsbeugels zijn bereikbaar<br />

als u het afdichtrubber iets op -<br />

licht.<br />

fig. 172<br />

140<br />

P4T0102<br />

Bevestig de steunen van de imperiaal/skidrager<br />

aan de bevestigings -<br />

beugels.<br />

BELANGRIJK Het afdichtrubber<br />

moet tegen de zijkanten van de<br />

dwars steunen rusten en niet op de<br />

bodem van de goot.<br />

Controleer na enkele<br />

kilo meters opnieuw of<br />

de bevestigingsbouten nog<br />

goed vastzitten.<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”).<br />

fig. 173<br />

P4T0103<br />

KOPLAMPEN<br />

AFSTELLEN<br />

LICHTBUNDEL AFSTELLEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk<br />

voor het comfort en de veilig -<br />

heid van uzelf en de overige weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />

Voor optimaal zicht en zichtbaar -<br />

heid moeten de koplampen op de<br />

juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Voor controle of afstelling kunt u<br />

zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

Als de auto beladen is, helt hij<br />

achter over. Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

van de koplampen meer naar<br />

boven schijnt. De stand van de kop -<br />

lampen moet nu worden gecorrigeerd.


Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht van de lading<br />

wijzigt.<br />

Bedien de elektrische regelaar A<br />

(fig. 174):<br />

Stand 0 - één of twee personen op de<br />

voorstoelen.<br />

Stand 1 - vijf personen.<br />

Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />

Stand 3 - bestuurder + maximale lading<br />

in de bagageruimte.<br />

Als de auto is voorzien van auto -<br />

matische niveauregeling op de achterwielen,<br />

zet dan de elektrische regelaar<br />

A (fig. 174) in één van de volgende<br />

standen:<br />

fig. 174<br />

P4T0647<br />

Stand 1 - één persoon + maximale<br />

lading in de bagageruimte.<br />

Standen 2 en 3 - niet gebruiken.<br />

Stand 0 - alle andere omstandigheden.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN<br />

Vanaf de onderzijde van de auto<br />

kunt u met stelschroef A (fig. 175)de<br />

lichtbundel afstellen.<br />

Voor controle of afstelling kunt u<br />

zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />

fig. 175<br />

P4T0105<br />

EOBD-systeem<br />

(benzine-uitvoeringen)<br />

Het op de auto gemonteerde EOBDsysteem<br />

(European On Board Diag -<br />

nosis) is conform de EU 98/69-richt -<br />

lijnen (EURO 3).<br />

Dit diagnosesysteem voert continu<br />

controles uit op de componenten die<br />

van invloed zijn op de emissies; bovendien<br />

kan de bestuurder door het<br />

branden van lampje U op het instrumentenpaneel<br />

een vermindering<br />

in de werking van de componenten<br />

constateren.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk vast -<br />

gestelde drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

141


Het systeem beschikt verder nog<br />

over een diagnosestekker die, als deze<br />

verbonden is met speciale apparatuur,<br />

het mogelijk maakt, de door de regel -<br />

eenheid opgeslagen storingscodes en<br />

de specifieke parameters voor de<br />

diag nose en werking van de motor, te<br />

lezen.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje U gaat niet branden<br />

of het gaat branden of knipperen<br />

tijdens het rijden, dan dient<br />

u zo snel mogelijk contact op te<br />

nemen met de Lancia-dealer.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen<br />

van de storing moet de Lanciadealer<br />

voor een complete controle<br />

van het systeem, tests uitvoeren op<br />

een testbank en, zonodig, een proefrit<br />

maken die eventueel een langere afstand<br />

kan omvatten.<br />

142<br />

ABS<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het ABS (Anti-Blokkeer-Systeem)<br />

voorkomt dat tijdens het remmen de<br />

wielen blokkeren, ongeacht de conditie<br />

van het wegdek en de pedaaldruk,<br />

en verhindert daarmee het doorslippen<br />

van één of meerdere wielen. Hierdoor<br />

blijft de auto bestuurbaar en stabiel<br />

en wordt de remweg aanzienlijk<br />

verkort.<br />

Als door de conditie van het wegdek<br />

(door water, ijzel, sneeuw, enz.) de<br />

grip op het wegdek vermindert, kan<br />

één van de wielen blokkeren en gaan<br />

slippen. Aangezien een geblokkeerd<br />

wiel niet meer de zijdelingse krachten<br />

kan opnemen die op de band worden<br />

uitgeoefend, zal de auto onbestuurbaar<br />

worden.<br />

De auto is uitgerust met een elektronische<br />

remdrukverdeling EBD (Electronic<br />

Brakeforce Distribution). Het<br />

systeem zorgt door middel van de regeleenheid<br />

en de sensoren van het<br />

ABS voor een optimale verdeling van<br />

de remdruk tussen de voor- en achter -<br />

wielen.<br />

WERKING<br />

De centrale regeleenheid ontvangt en<br />

verwerkt de informatie van het rempedaal<br />

en van de 4 sensoren die bij de<br />

wielen zijn geplaatst en geeft de elektro-hydraulische<br />

unit de opdracht de<br />

remdruk op de remcilinders te verminderen,<br />

constant te houden of te<br />

verhogen. Zo wordt het blokkeren van<br />

de wielen voorkomen.<br />

BELANGRIJK Tijdens het remmen<br />

kunnen lichte trillingen in het rem -<br />

pedaal worden gevoeld. Dit betekent<br />

dat het ABS in werking is getreden.<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als<br />

bij een draaiende motor tegelijker -<br />

tijd de waarschuwingslampjes ><br />

en x gaan branden, dan is er een<br />

storing in het EBD-systeem; in dat<br />

geval kunnen bij hard remmen de<br />

achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan gaan slippen.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar<br />

de dichtstbijzijnde Lancia-werkplaats<br />

om het systeem te laten controleren.


Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

> gaat<br />

branden, dan is er een storing in<br />

het ABS-systeem. In dat geval<br />

werkt het conventionele remsys -<br />

teem op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik wordt gemaakt<br />

van het anti-blokkeersys -<br />

teem.Onder deze omstandigheden<br />

kan ook de werking van het EBDsysteem<br />

verminderen. Ook in dit<br />

geval raden wij u aan onmiddellijk<br />

en zeer voorzichtig naar de dichtst -<br />

bijzijnde Lancia-dealer te rijden,<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

Als het waarschuwings -<br />

lampje x voor te laag rem -<br />

vloeistofniveau gaat branden,<br />

stop dan onmiddellijk de auto<br />

en raadpleeg een Lancia-dealer. Als<br />

er vloeistof lekt uit het hydraulische<br />

systeem, wordt de werking<br />

van zowel het conventionele remsysteem<br />

als het ABS in gevaar gebracht.<br />

De prestaties van het sys -<br />

teem vergroten in principe<br />

de actieve veiligheid, maar<br />

mogen de bestuurder er niet toe<br />

verleiden onnodige en onver -<br />

antwoorde risico’s te nemen. De<br />

rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />

aan de weersomstandigheden, het<br />

zicht en het verkeer.<br />

Als u te sterk op de motor<br />

afremt (lage versnellingen<br />

bij weinig grip), kunnen de<br />

aangedreven wielen doorslippen.<br />

Het ABS werkt niet bij deze vorm<br />

van slippen.<br />

De maximale remvertraging<br />

blijft uiteraard altijd<br />

afhankelijk van de grip<br />

van de banden op het wegdek. Bij<br />

sneeuw of ijs is de grip vanzelfsprekend<br />

veel minder, waardoor<br />

de remweg, ook met ABS, aanzienlijk<br />

langer zal zijn.<br />

143


AUTORADIO<br />

De auto is uitgerust met een complete<br />

autoradio.<br />

De autoradio is geïntegreerd in het<br />

multifunctionele display en kan worden<br />

uitgerust met een CD-speler en<br />

een hifi-systeem.<br />

ICS van Lancia (Integrated<br />

Control System) met<br />

navigatiesysteem (indien<br />

aanwezig)<br />

De beschrijving van het ICS van<br />

Lancia bij de uitvoering met navigatiesysteem<br />

en specifieke werking van<br />

de autoradio vindt u in het bijgevoegde<br />

supplement, dat samen met<br />

fig. 176<br />

144<br />

P4T0106<br />

het instructieboekje bij de auto wordt<br />

geleverd.<br />

LUIDSPREKERS<br />

Luidsprekers voor (fig. 176)<br />

De luidsprekers voor bevinden zich<br />

in de voorportieren.<br />

A - Tweeter (behalve uitvoeringen<br />

met BOSE hifi-systeem)<br />

B - Woofer.<br />

Luidsprekers achter (fig. 177)<br />

De luidsprekers achter C bevinden<br />

zich in de achterportieren (alleen uitvoeringen<br />

met BOSE hifi-systeem).<br />

fig. 177<br />

P4T0107<br />

Luidsprekers op de hoedenplank<br />

(fig. 178)<br />

De auto is ook voorzien van luidsprekers<br />

D aan beide uiteinden van de<br />

hoedenplank.<br />

fig. 178<br />

P4T0108


CD-SPELER (indien aanwezig)<br />

(fig. 179)<br />

De CD-speler is in de daarvoor bestemde<br />

ruimte links in de bagageruimte<br />

geplaatst, boven de ruimte<br />

voor de CD-speler van het ICS-navigatiesysteem<br />

van Lancia (indien<br />

aanwezig).<br />

Open het klepje om de speler te bereiken<br />

door knop A te draaien.<br />

fig. 179<br />

P4T0282<br />

BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het hifi-audiosysteem bestaat uit:<br />

– twee woofer luidsprekers (diameter<br />

168 mm) met hoog uitgangsvermogen,<br />

gemonteerd in de voorportieren<br />

– twee tweeter luidsprekers (diameter<br />

50 mm) ingebouwd in de woofer<br />

luidsprekers op de voorportieren<br />

– twee midrange luidsprekers (diameter<br />

160 mm) met hoog uitgangs -<br />

vermogen en brede band, gemonteerd<br />

in de achterportieren<br />

– één subwoofer luidspreker (diameter<br />

230 mm) met hoog uitgangs -<br />

vermogen, ingebouwd in de hoedenplank<br />

(uitvoering Sedan)<br />

– een bass box met een inhoud van<br />

14 dm3 rechts in de bagageruimte<br />

(uitvoering Station Wagon)<br />

– een hifi-versterker met hoog uitgangsvermogen<br />

uit 5 kanalen, 4 van<br />

25 W en 1 van 100 W, in klasse D<br />

met analoge equalizer.<br />

Totaal muziekvermogen 300 W.<br />

Het hifi-systeem is speciaal voor de<br />

Lybra ontwikkeld om de beste akoes -<br />

tische prestaties te leveren en een<br />

muziek concert zo levensecht te laten<br />

klinken op iedere plaats in het interieur.<br />

Een van de belangrijke kenmerken<br />

van het systeem is de kristalheldere<br />

weergave van de hoge tonen en de<br />

volle en rijke bassen. Bovendien worden<br />

de klanken in het gehele interieur<br />

weergegeven, waardoor de inzittenden<br />

het gevoel van ruimtelijkheid krijgen<br />

zoals bij het beluisteren van levende<br />

muziek.<br />

De componenten van het systeem<br />

zijn onder licentie gefabriceerd en<br />

ontwikkeld met de meest geavanceerde<br />

technologie. De bediening van<br />

de autoradio is echter eenvoudig zodat<br />

ook minder ervaren mensen het<br />

systeem op de beste manier kunnen<br />

gebruiken.<br />

145


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 146<br />

GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS<br />

Dit hoofdstuk dient om de Lybra optimaal te<br />

gebruiken, hem niet te beschadigen en al zijn<br />

capaciteiten volledig te benutten. Wij geven u<br />

aanbevelingen “wat te doen, wat te laten en wat<br />

te vermijden” bij het rijden met de Lybra.<br />

In de meeste gevallen gaat het om zaken die<br />

ook voor andere auto’s belangrijk zijn. In<br />

andere gevallen gaat het specifiek om de<br />

werking van de Lybra. Daarom vragen wij ook<br />

voor dit hoofdstuk uw aandacht, zodat u de rijeigenschappen<br />

en de werking leert kennen. Zo<br />

haalt u het beste uit uw Lybra.<br />

146<br />

MOTOR STARTEN.......................................... 147<br />

PARKEREN..................................................... 150<br />

TANKEN MET DE L<strong>YBRA</strong>.............................. 150<br />

VEILIG RIJDEN.............................................. 154<br />

KOSTENBESPARING EN BEPERKING<br />

VAN DE UITSTOOT VAN DE<br />

SCHADELIJKE UITLAATGASSEN................. 158<br />

ECONOMISCH EN MILIEUVRIENDELIJK<br />

RIJDEN ........................................................... 160<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS..................... 161<br />

SNEEUWKETTINGEN ................................... 162<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN.................. 163<br />

PERIODIEKE CONTROLES EN VOOR<br />

LANGE REIZEN ............................................. 164<br />

EXTRA ACCESSOIRES .................................. 164<br />

SUGGESTIES VOOR<br />

NUTTIGE ACCESSOIRES .............................. 165


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 147<br />

MOTOR STARTEN<br />

Het is gevaarlijk om de<br />

motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten draaien. De<br />

motor verbruikt zuurstof en produceert<br />

koolmonoxide en andere<br />

giftige stoffen.<br />

Direct na het starten van de motor,<br />

vooral wanneer de auto langere tijd<br />

niet gebruikt is, kan de motor iets<br />

meer geluid produceren. Dit geluid,<br />

dat niet schadelijk is voor de werking<br />

van de motor, wordt veroorzaakt door<br />

de hydraulische klepstoters: het dis -<br />

tri butiesysteem op de benzinemotor<br />

van de Lybra dat bijdraagt aan een<br />

vermindering van de onderhouds -<br />

werkzaamheden.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />

4) Draai de start-/contactsleutel in<br />

stand AVV en laat hem los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

Raak de hoogspannings -<br />

kabels (bougiekabels) nooit<br />

aan als de motor draait.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals<br />

starten.<br />

Als met de start-/contactsleutel in<br />

stand MAR het controlelampje ¢<br />

samen met het waarschuwingslampje<br />

U blijft branden, raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP te draaien en<br />

vervolgens weer in stand MAR; als het<br />

lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />

het dan met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit (zie “Noodstart”<br />

in het hoofdstuk “Noodgevallen”)<br />

of wendt u tot een Lanciadealer.<br />

BELANGRIJK Laat de contact -<br />

sleutel niet in stand MAR staan als de<br />

motor stilstaat.<br />

147


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 148<br />

DIESELMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />

3) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR. Op het instrumentenpaneel<br />

gaan de controlelampjes men ¢<br />

branden.<br />

4) Wacht tot het lampje ¢ gedoofd<br />

is.<br />

5) Wacht tot het lampje m gedoofd<br />

is. Hoe warmer de motor, hoe<br />

sneller het lampje dooft. Bij een<br />

warme motor kan het lampje zo snel<br />

doven dat dit niet wordt opgemerkt.<br />

6) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in.<br />

7) Draai de contactsleutel in stand<br />

AVV nadat het lampje m gedoofd<br />

is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies<br />

weer afgekoeld.<br />

Het minimum toerental wordt bij<br />

een koude motor automatisch<br />

verhoogd.<br />

148<br />

Als het lampje m na het<br />

starten ongeveer 30 seconden<br />

gaat knipperen, betekent<br />

dit dat er een storing is in<br />

het voorgloeisysteem. U kunt op de<br />

gewone manier de motor starten<br />

maar u dient wel zo spoedig mogelijk<br />

contact op te nemen met een<br />

Lancia-dealer.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals<br />

starten.<br />

Als met de start-/contactsleutel in<br />

stand MAR het controlelampje ¢<br />

samen met het waarschuwingslampje<br />

blijft branden, raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP te draaien en<br />

vervolgens weer in stand MAR; als het<br />

lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />

het dan met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat,<br />

wendt u dan tot een Lancia-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de contact -<br />

sleutel niet in stand MAR staan als de<br />

motor stilstaat.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 149<br />

MOTOR OPWARMEN MOTOR<br />

NA HET STARTEN<br />

(benzine en diesel)<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en trap<br />

het gaspedaal niet bruusk in.<br />

– Verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties. We raden u aan<br />

te wachten totdat de koelvloeistof een<br />

temperatuur van 50° ÷ 60°C heeft bereikt.<br />

NOODSTART<br />

Als de regeleenheid van de Lancia<br />

CODE de via de contactsleutel gezonden<br />

code niet herkent (controlelampjes<br />

¢ en U op het in stru -<br />

menten paneel branden constant), kan<br />

een noodstart worden uitgevoerd met<br />

de code die op de CODE-card vermeld<br />

staat.<br />

Zie het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s met katalysator<br />

nooit te starten<br />

door ze aan te duwen, te<br />

slepen of van een helling te laten<br />

rijden. Op die wijze kan er onverbrande<br />

brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor hij<br />

onherstelbaar zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor de bediening<br />

van het rempedaal en het stuur.<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP terwijl de motor stationair<br />

draait.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen<br />

enkel nut, verspilt brandstof<br />

en is, vooral voor motoren met<br />

turbo-compressor, schadelijk.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op<br />

adem” te laten komen. Zet de motor<br />

niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />

even stationair draaien. Hierdoor kan<br />

de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.<br />

149


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 150<br />

PARKEREN<br />

Zet de motor uit, trek de handrem<br />

aan, schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit<br />

als de weg omlaag loopt) en zet de<br />

voorwielen zo dat de auto, als de<br />

hand rem losschiet, snel tot stilstand<br />

komt.<br />

Als de auto op een steile helling<br />

staat, blokkeer de wielen dan met<br />

stenen of wiggen.<br />

Laat de contactsleutel nooit in stand<br />

MAR staan omdat hierdoor de accu<br />

uitgeput wordt.<br />

Neem de sleutel altijd uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat.<br />

150<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

TANKEN MET<br />

DE L<strong>YBRA</strong><br />

BENZINE-UITVOERINGEN<br />

Door de toepassing van emissie -<br />

reductiesystemen in de Lybra mag u<br />

uitsluitend loodvrije benzine tanken.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de<br />

diameter van de vulpijp van de tank<br />

kleiner, zodat het vulpistool voor<br />

loodhoudende benzine er niet in past.<br />

Het octaangetal van de benzine moet<br />

minimaal 95 R.O.N. zijn.<br />

Inhoud brandstoftank: 60 liter,<br />

inclusief een reserve van ongeveer<br />

8 liter.<br />

Tank met de Lybra nooit,<br />

niet in noodgevallen en<br />

ook niet een klein beetje,<br />

loodhoudende benzine. U zou de<br />

katalysator onherstelbaar beschadigen.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke stoffen<br />

in het uitlaatgas achter,<br />

waardoor het milieu wordt<br />

vervuild.<br />

fig. 1<br />

P4T0246


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 151<br />

DIESELUITVOERINGEN<br />

De dieselmotoren zijn<br />

uitsluitend geschikt voor<br />

dieselbrandstof voor motorvoertuigen<br />

(Europese specificaties<br />

EN590). Het gebruik van andere<br />

producten of mengsels kan de<br />

motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van de garantie tot<br />

gevolg hebben. Mocht u onver -<br />

hoopt een ander type brandstof<br />

tanken, dan mag de motor niet<br />

worden gestart en moet de brandstoftank<br />

worden afgetapt. Ook als<br />

de motor slechts kort heeft gedraaid,<br />

moet naast de brandstoftank,<br />

ook alle brandstof uit de<br />

brandstofleidingen worden afgetapt.<br />

Bij lage buitentemperaturen kan de<br />

vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />

verminderen door de vorming van paraffine,<br />

waardoor het dieselfilter verstopt<br />

kan raken.<br />

Om dit probleem te voorkomen<br />

wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />

dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />

voor de zomer of voor de winter is<br />

ontwikkeld.<br />

Bij buitentemperaturen die tussen de<br />

0 en 15°C schommelen (bijvoorbeeld<br />

in het voor- en najaar), kan de door<br />

het tankstation geleverde dieselbrandstof<br />

niet toereikend blijken te<br />

zijn.<br />

Gebruik in die omstandigheden, en<br />

vooral als de motor regelmatig wordt<br />

afgezet en weer wordt gestart bij lage<br />

buitentemperaturen (bijv. in de bergen),<br />

dieselbrandstof die speciaal voor<br />

de winter is ontwikkeld; in alle andere<br />

gevallen raden wij aan de dieselbrandstof<br />

te mengen met een speciaal<br />

vorstbeveiligingsmiddel in de verhouding<br />

die in de gebruiksaanwijzing van<br />

het middel is aangegeven. Vul de tank<br />

eerst met het middel en voeg daarna<br />

de dieselbrandstof toe.<br />

U moet het vorstbeveiligingsmiddel<br />

door de dieselbrandstof mengen voordat<br />

de dieselbrandstof door de kou van<br />

samenstelling is veranderd. Het nader -<br />

hand toevoegen heeft geen enkel effect.<br />

MOTOROLIE<br />

Oliepeil controleren: zie de aanwijzingen<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud<br />

van de auto”.<br />

Het verschik tussen het MIN- en<br />

MAX -merkteken op de peilstok komt<br />

overeen met ongeveer 1 liter.<br />

Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-<br />

30 olie voor benzinemotoren.<br />

Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-<br />

40 olie voor dieselmotoren.<br />

Zie voor andere gegevens het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

KOELVLOEISTOF<br />

Bijvullen met een mengsel van 50%<br />

water en 50% PARAFLU11 . Zie voor<br />

andere gegevens het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

151


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 152<br />

BOUGIES<br />

1.6<br />

1.8<br />

2.0<br />

152<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR5EZ<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR6EZ<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />

Champion RC8BYC<br />

GLOEILAMP TYPE VERMOGEN<br />

Dimlicht<br />

Grootlicht<br />

Parkeerlichten voor<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />

Richtingaanwijzers achter<br />

Mistlampen voor<br />

Achterlichten<br />

Remlichten<br />

Derde remlicht (sedan)<br />

Derde remlicht (SW)<br />

Achteruitrijlichten<br />

Mistachterlicht<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Plafondverlichting voor<br />

Spiegelverlichting<br />

Plafondverlichting achter aan de zijkant<br />

en middenachter (SW)<br />

Dashboardkastje<br />

Bagageruimteverlichting (sedan)<br />

Bagageruimteverlichting (SW)<br />

Portieren<br />

H7<br />

H7<br />

H6W<br />

PY21W<br />

PY5W<br />

PY21W<br />

H3<br />

R10W<br />

P21W<br />

2.3W<br />

H21W<br />

P21W<br />

P21W<br />

C5W<br />

W5W<br />

C10W<br />

C10W<br />

C5W<br />

C5W<br />

C10W<br />

W5W<br />

60W<br />

55W<br />

6W<br />

21W<br />

5W<br />

21W<br />

55W<br />

10W<br />

21W<br />

2.3W<br />

21W<br />

21W<br />

21W<br />

5W<br />

5W<br />

10W<br />

10W<br />

5W<br />

5W<br />

10W<br />

5W


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 153<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Sedan Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reserve-<br />

Voor Achter Voor Achter wiel<br />

1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

Station Wagon<br />

1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

(n) Optional (*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />

Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />

153


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 154<br />

VEILIG RIJDEN<br />

Tijdens het ontwerpen van de Lybra<br />

heeft Lancia veel aandacht besteed<br />

aan de optimale veiligheid voor de inzittenden.<br />

Desalniettemin blijft het gedrag<br />

van de bestuurder van doorslaggevende<br />

betekenis voor de veiligheid<br />

op de weg.<br />

Hierna vindt u enkele eenvoudige<br />

tips en aanbevelingen om onder diverse<br />

omstandigheden veilig te rijden.<br />

Hoewel u de meeste natuurlijk al<br />

kent, is het toch de moeite waard ze<br />

aandachtig te lezen.<br />

VOOR U WEGRIJDT<br />

– Controleer of de verlichting goed<br />

werkt.<br />

– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />

in de juiste stand.<br />

– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze het<br />

hoofd steunen en niet de nek.<br />

– Controleer of de slag van de pedalen<br />

niet beperkt wordt (door matten<br />

enz.).<br />

– Pas de hoogte van de veiligheids -<br />

gordels zorgvuldig aan het eigen<br />

154<br />

postuur aan (zie de aanwijzingen in<br />

het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto -<br />

veiligheidsgordels”).<br />

– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />

(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd<br />

zijn.<br />

– Stuw eventuele bagage zorgvuldig<br />

in de bagageruimte om te voorkomen<br />

dat bij bruusk remmen voorwerpen<br />

door het interieur schieten.<br />

– Plaats op het dashboard geen<br />

voorwerpen of kaarten die in de voorruit<br />

kunnen weerspiegelen.<br />

– Gebruik geen zware maaltijden<br />

voor een reis.Een lichte maaltijd<br />

draagt ertoe bij goede reflexen te<br />

behouden. Vermijd vooral het gebruik<br />

van alcohol. Het gebruik van<br />

bepaalde medicijnen kan de rijvaardigheid<br />

beïnvloeden: lees aandachtig<br />

de bijgevoegde gebruiksaanwijzing.<br />

– Voer regelmatig controles uit. Zie<br />

hiervoor de paragraaf “Periodieke<br />

controles en voor lange reizen” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

TIJDENS DE RIT<br />

– De eerste regel van veilig rijden is<br />

voorzichtigheid.<br />

– Voorzichtigheid houdt ook in, dat<br />

u alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />

van anderen.<br />

– Houdt u altijd strikt aan de geldende<br />

verkeersregels van elk land<br />

waarin u rijdt en houdt u vooral aan<br />

de maximum snelheden.<br />

– Controleer ook altijd of naast uzelf<br />

ook alle overige inzittenden de veilig -<br />

heidsgordel dragen en dat de kinderen<br />

in passende zitjes worden vervoerd.<br />

Dieren dienen bij voorkeur in<br />

een van het interieur afgescheiden gedeelte<br />

te worden vervoerd.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 155<br />

Rijden onder invloed van<br />

alcohol, verdovende middelen,<br />

of bepaalde medicijnen<br />

is zeer gevaarlijk voor uzelf<br />

en voor anderen.<br />

Draag altijd veiligheids -<br />

gordels, zowel voorin als<br />

achterin en zorg ervoor<br />

dat kinderen in passende zitjes<br />

worden vervoerd. Rijden zonder<br />

veilig heidsgordels vergroot het<br />

risico op ernstig letsel of dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.<br />

– Lange reizen moeten in optimale<br />

conditie worden gestart.<br />

– Rijd niet te lang achter elkaar,<br />

maar las pauzes in en gebruik die om<br />

een beetje te bewegen en weer op<br />

krachten te komen.<br />

– Zorg voor een constante luchtverversing<br />

in het interieur.<br />

– Rijd nooit van een helling af met<br />

een afgezette motor: u kunt dan niet<br />

op de motor afremmen en de rem- en<br />

stuurbekrachtiging werken niet,<br />

waar door u krachtiger op de rem<br />

moet trappen en aan het stuur moet<br />

draaien.<br />

– Rijd nooit van een helling af met<br />

de versnellingspook in de vrij-stand:<br />

op deze manier kan niet op de motor<br />

worden afgeremd.<br />

IN HET DONKER RIJDEN<br />

Enkele belangrijke tips voor het rijden<br />

in het donker:<br />

– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />

donker vergt veel meer concentratie.<br />

– Beperk de snelheid, vooral op onverlichte<br />

wegen.<br />

– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />

doorrijden levert gevaar op<br />

voor uzelf en voor anderen. Ga pas<br />

weer rijden na voldoende rust.<br />

– Bewaar een veilige afstand, groter<br />

dan overdag, van de auto’s die voor u<br />

rijden. Het is moeilijk om de snelheid<br />

van andere auto’s te schatten als alleen<br />

de lichten te zien zijn.<br />

– Controleer of de koplampen goed<br />

staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />

wordt uw zicht beperkt en raakt u<br />

sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,<br />

kunnen ze andere weggebruikers hinderen.<br />

– Gebruik het grootlicht alleen buiten<br />

de stad en als u zeker weet dat u<br />

andere weggebruikers niet hindert.<br />

– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />

als u een tegenligger ziet en<br />

passeer met dimlicht.<br />

– Houd alle lampen schoon.<br />

– Let buiten de stad op overstekende<br />

dieren.<br />

155


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 156<br />

MET REGEN RIJDEN<br />

Regen en natte wegen leveren gevaar<br />

op.<br />

Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />

moeilijker, omdat de wrijving tussen<br />

de banden en het wegdek aanzienlijk<br />

minder is. Het gevolg is dat de<br />

remweg aanmerkelijk langer is en dat<br />

de grip op het wegdek minder is.<br />

Enkele tips voor het rijden met<br />

regen:<br />

– Beperk de snelheid en bewaar een<br />

grotere afstand van de auto’s die voor<br />

u rijden.<br />

– Als het erg hard regent, wordt ook<br />

het zicht beperkt. Ontsteek in dat geval,<br />

ook overdag, het dimlicht, om de<br />

zichtbaarheid voor anderen te vergroten.<br />

– Rijd niet met hoge snelheid door<br />

plassen en houd het stuur stevig vast.<br />

Als u met hoge snelheid door een plas<br />

rijdt, kunt u de controle over de auto<br />

verliezen (“aquaplaning”).<br />

156<br />

– Zet de bedieningsknoppen van de<br />

ventilatie op ontwasemen (zie hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto”), zodat u<br />

een goed zicht houdt.<br />

– Controleer regelmatig de conditie<br />

van de ruitenwisserbladen.<br />

IN DE MIST RIJDEN<br />

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden<br />

in dichte mist.<br />

Tips bij nevel, mist of kans op mistbanken:<br />

– Beperk uw snelheid.<br />

– Ontsteek, ook overdag, het dim -<br />

licht, het mistachterlicht of de eventuele<br />

mistlampen voor. Gebruik niet<br />

het grootlicht.<br />

BELANGRIJK Doof bij stukken<br />

met goed zicht de mistachterlichten<br />

om de weggebruikers achter u niet te<br />

hinderen.<br />

– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />

nat maakt, waardoor manoeuvres<br />

moeilijker uit te voeren zijn en de<br />

remweg langer is.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s<br />

voor u.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />

snelheidswisselingen.<br />

– Vermijd zoveel mogelijk het inhalen<br />

van andere voertuigen.<br />

– Als u plotseling moet stoppen (bij<br />

een defect, door sterke vermindering<br />

van het zicht enz.), tracht dan toch<br />

buiten de rijstrook te stoppen. Zet<br />

vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />

aan en, zo mogelijk, de<br />

dimlichten. Druk in een rustig ritme<br />

op de claxon als u een andere auto<br />

denkt te zien.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 157<br />

IN DE BERGEN RIJDEN<br />

– Rem zoveel mogelijk op de motor<br />

af en rijd in een lage versnelling berg -<br />

afwaarts. Daarmee voorkomt u dat de<br />

remmen oververhit raken.<br />

– Rijd nooit van een heuvel af met<br />

afgezette motor of met de versnellingspook<br />

in de vrij-stand, en absoluut<br />

nooit met uitgenomen contactsleutel.<br />

– Rijd met een matige snelheid, en<br />

vermijd het “afsnijden” van bochten.<br />

– Denk eraan dat bergopwaarts<br />

inhalen veel langzamer gaat en dat de<br />

weg daarom langer vrij moet zijn. Als<br />

u wordt ingehaald terwijl u berg -<br />

opwaarts rijdt, geef de passerende<br />

auto dan de ruimte.<br />

MET SNEEUW EN IJS RIJDEN<br />

Enkele tips voor het rijden met<br />

sneeuw en ijs:<br />

– Rijd met zeer matige snelheid.<br />

– Monteer sneeuwkettingen als u op<br />

besneeuwde wegen rijdt; zie de paragraaf<br />

“sneeuwkettingen” in dit hoofdstuk.<br />

– Rem bij voorkeur op de motor af<br />

en vermijd bruusk remmen.<br />

– Als uw auto niet voorzien is van<br />

ABS, pas dan op dat de wielen niet<br />

blokkeren. U voorkomt dit door de<br />

druk op het rempedaal zorgvuldig te<br />

doseren.<br />

– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />

van richting veranderen.<br />

– In de winter kan op schijnbaar<br />

droge wegen toch ijs liggen. Let daar -<br />

om vooral goed op de delen van de<br />

weg die door de aanwezigheid van<br />

bomen of rotsen weinig zon krijgen,<br />

waardoor ijs kan blijven liggen.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s<br />

voor u.<br />

MET ABS RIJDEN<br />

Het ABS is een voorziening op het<br />

remsysteem dat twee belangrijke<br />

voor delen biedt:<br />

1) Het voorkomt het blokkeren en<br />

daarmee het slippen van de wielen bij<br />

een noodstop en in omstandigheden<br />

waarbij de grip op het wegdek beperkt<br />

is.<br />

2) Het houdt de auto tijdens het<br />

remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt<br />

u tijdens het remmen obstakels<br />

ontwijken of van richting veranderen,<br />

mits de grip van de banden dit toelaat.<br />

Het beste gebruik van ABS:<br />

– Bij een noodstop of bij verminderde<br />

grip voelt u een lichte trilling in<br />

het rempedaal: dit is het signaal dat<br />

het ABS werkt. Laat het pedaal niet<br />

los, maar blijf het ingetrapt houden<br />

zodat het remsysteem continu werkt.<br />

– Het ABS voorkomt het blokkeren<br />

van de wielen, maar verhoogt de grip<br />

van de banden op het wegdek niet.<br />

Houd daarom ook met auto’s met<br />

ABS een veilige afstand van de auto’s<br />

die voor u rijden en beperk de<br />

snelheid voor u een bocht inrijdt.<br />

– Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />

van de auto te verbeteren,<br />

en niet om harder te rijden.<br />

157


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 158<br />

KOSTENBESPARING EN BESCHERMING<br />

VAN HET MILIEU<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor de kosten van de auto zo<br />

laag mogelijk blijven en de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />

mogelijk beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levens -<br />

duur, de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />

de lucht-/brandstoffilters, de<br />

inspuitventielen, enz, regelmatig controleren<br />

en eventueel afstellen, zoals<br />

in het onderhoudsschema is aangegeven.<br />

158<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste<br />

één keer per maand, de spanning van<br />

de banden. Als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe. Bovendien slijten<br />

hierdoor de banden sneller en ver -<br />

slechtert de wegligging van de auto,<br />

waardoor de veiligheid in gevaar kan<br />

worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen<br />

bagageruimte. Het gewicht van de<br />

auto (vooral in stadsverkeer) en de<br />

wieluitlijning hebben grote invloed op<br />

het brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager<br />

als u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />

de aërodynamica van de<br />

auto, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt. Gebruik voor het vervoer<br />

van volumineuze voorwerpen bij<br />

voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen<br />

als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de<br />

ruitenwissers en de aanjager van het<br />

ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />

veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan 25%<br />

in stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar<br />

wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur de functies<br />

van het ventilatiesysteem.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 159<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aërodynamische accessoires kan de<br />

aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal<br />

toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair toerental<br />

en ook niet met een hoog toerental:<br />

onder deze omstandigheden<br />

warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />

om rustig weg te rijden en geen hoge<br />

toerentallen te gebruiken. Op deze<br />

manier warmt de motor sneller op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze handeling heeft<br />

evenals het overschakelen met tussengas<br />

geen enkel nut. Het kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg<br />

het toelaten de hoogste versnelling.<br />

Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie, ver -<br />

hoogt het brandstofverbruik. Op dezelfde<br />

wijze neemt bij het oneigenlijke<br />

gebruik van een hoge versnelling, het<br />

verbruik en de schadelijke uitlaatgas -<br />

emissie toe. Bovendien slijt de motor<br />

hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid: als<br />

de snelheid wordt verhoogd van 90<br />

naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />

met ongeveer 30% toe. Rijd<br />

daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />

snelheid, vermijd over bodig<br />

remmen en optrekken. Dit kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />

daarom aan om rustig te rijden en een<br />

veilige afstand te bewaren van de<br />

auto’s die voor u rijden, waardoor u<br />

tijdig kunt reageren op gevaarlijke<br />

situaties (bijv. kettingbotsingen).<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de<br />

motor met hoge toerentallen draait,<br />

kost veel brandstof en verhoogt de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Het is beter geleidelijk op te trekken<br />

en geen maximale toerentallen te gebruiken.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten, bereikt de motor niet de optimale<br />

bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in<br />

stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

159


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 160<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />

filerijden, waarbij overwegend lage<br />

versnellingen worden gebruikt, of in<br />

de stad waar zich veel verkeerslichten<br />

bevinden, zal het brandstofverbruik<br />

aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (spoorweg -<br />

overgang), is het raadzaam de motor<br />

uit te zetten.<br />

160<br />

ECONOMISCH EN MILIEUVRIENDELIJK<br />

RIJDEN<br />

De bescherming van het milieu is<br />

een van de uitgangspunten geweest bij<br />

de ontwikkeling van de Lybra. Het is<br />

niet voor niets dat de resultaten van<br />

zijn emissiereductiesystemen boven de<br />

geldende normen liggen.<br />

Het milieu heeft recht op maximale<br />

aandacht van iedereen.<br />

De automobilist kan door enkele<br />

simpele aanwijzingen op te volgen,<br />

voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />

aan het milieu toebrengt. Vaak wordt<br />

door die aanwijzingen ook het brandstofverbruik<br />

beperkt.<br />

Over dit onderwerp vindt u hierna<br />

diverse nuttige tips, die een geheel<br />

vormen met de tips met het symbool<br />

# die u in diverse hoofdstukken van<br />

dit boekje kunt vinden.<br />

We vragen uw aandacht voor al deze<br />

tips.<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen<br />

is niet alleen belangrijk voor het<br />

milieu, maar ook voor het rendement<br />

van de auto. Het in goede conditie<br />

houden van de systemen is de belang -<br />

rijkste voorwaarde voor milieubewust<br />

en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen<br />

tijde houdt aan het geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren<br />

uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />

aanslepen of rollend starten:<br />

al deze handelingen kunnen de katalysator<br />

beschadigen. Maak bij een<br />

noodstart uitsluitend gebruik van een<br />

hulpaccu.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 161<br />

Als de motor tijdens het rijden<br />

“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig zodat<br />

de motor zo min mogelijk wordt<br />

belast en wendt u zo snel mogelijk tot<br />

een Lancia-dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van de<br />

brandstofreserve brandt, tank dan zo<br />

snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />

kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

veroorzaken, waardoor de<br />

temperatuur van de uitlaatgassen<br />

stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />

ernstig beschadigen.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

Laat de motor voor vertrek niet<br />

warmdraaien met stationair toerental,<br />

behalve als de buitentemperaturen<br />

zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />

geval moet u de motor niet langer dan<br />

30 seconden laten warmdraaien.<br />

Onder normale bedrijfs -<br />

omstandigheden bereikt<br />

de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet<br />

boven brandbare materialen (gras,<br />

droge bladeren, dennennaalden<br />

enz.): brandgevaar.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator en<br />

uitlaat gemonteerde schilden niet.<br />

Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />

op de katalysator, de<br />

lambdasonde en het uitlaatsysteem.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan brandgevaar<br />

opleveren.<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhang -<br />

wagens of caravans moet de auto uitgerust<br />

zijn met een trekhaak van een<br />

goedgekeurd type en een adequate<br />

elektrische installatie.<br />

De montage van de trekhaak moet<br />

door gespecialiseerd personeel worden<br />

uitgevoerd. Ook moet documentatie<br />

worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />

met een aanhanger.<br />

Monteer speciale en/of extra achter -<br />

uitkijkspiegels, waarmee u voldoet<br />

aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen<br />

van de auto door het gewicht van<br />

een aanhanger of caravan wordt beperkt,<br />

de remweg langer wordt en dat u<br />

langer de tijd nodig heeft om in te halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat<br />

u constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat<br />

op de trekhaak rust, moet worden afgetrokken<br />

van het laadvermogen van<br />

de auto.<br />

161


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 162<br />

Om er zeker van te zijn dat u het<br />

maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt, moet u er<br />

rekening mee houden dat het gewicht<br />

betrekking heeft op het totale gewicht<br />

van de aanhangwagen of caravan, inclusief<br />

accessoires en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger<br />

gelden.<br />

Het ABS werkt niet op het<br />

remsysteem van de aan -<br />

hanger. Wees daarom extra<br />

voorzichtig op gladde wegen.<br />

Voer in geen geval modificaties<br />

aan het remsys -<br />

teem van de auto uit. Het<br />

remsysteem van de aanhanger<br />

moet geheel onafhankelijk van het<br />

hydraulisch remsysteem van de<br />

auto worden bediend.<br />

162<br />

SNEEUW -<br />

KETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op<br />

de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen).<br />

Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />

met een geringe dikte (de ketting mag<br />

maximaal 9 mm boven het profiel van<br />

de band uitsteken).<br />

Voordat u overgaat tot de aankoop<br />

en montage van sneeuwkettingen,<br />

raden wij u aan contact op te nemen<br />

met de Lancia-dealer.<br />

Controleer na enkele meters rijden<br />

of de kettingen nog goed gespannen<br />

zijn.<br />

BELANGRIJK Omdat het reservewiel<br />

beperkte afmetingen heeft (noodreservewiel,<br />

indien aanwezig), is het niet geschikt<br />

voor de montage van een<br />

sneeuwketting. Als u een lekke voorband<br />

hebt, kunt u het reservewiel op de achteras<br />

plaatsen en het achterwiel op de<br />

vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale<br />

wielen waarop u sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Beperk de snelheid als u<br />

sneeuwkettingen gebruikt.<br />

Vermijd kuilen, stoepranden<br />

en andere obstakels en rijd,<br />

om de banden, de wielophanging<br />

en de stuurinrichting niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op<br />

sneeuwvrije wegen.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 163<br />

AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de<br />

auto enkele maanden niet wordt gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte,<br />

droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />

ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

– Maak de accukabels los van de<br />

accu (koppel altijd eerste de min kabel<br />

los) en controleer de acculading. Controleer<br />

daarna de acculading iedere<br />

drie maanden. Laad de accu op als de<br />

spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel<br />

het alarm dan uit met de afstands -<br />

bediening en stel het systeem buiten<br />

werking door de sleutelschakelaar in<br />

de stand “OFF” te draaien (zie “Diefstalalarm”<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs<br />

in uw auto”).<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

– Maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een beschermende<br />

was.<br />

– Reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor<br />

geschikte middelen.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de<br />

ruitenwissers en achterruitwisser in<br />

met talkpoeder en laat ze los van de<br />

ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje<br />

open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes. Gebruik<br />

geen dichte plastic hoes, omdat<br />

het in en op de auto aanwezige vocht<br />

dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning +0,5<br />

bar boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regel -<br />

matig.<br />

– Controleer de acculading iedere<br />

maand.<br />

– Tap het koelsysteem van de motor<br />

niet af.<br />

163


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 164<br />

PERIODIEKE<br />

CONTROLES EN<br />

VOOR LANGE<br />

REIZEN<br />

Controleer regelmatig:<br />

– bandenspanning en conditie van<br />

de banden<br />

– niveau van het elektrolyt van de<br />

accu<br />

– niveau van de motorolie<br />

– niveau van de koelvloeistof en de<br />

conditie van het koelsysteem<br />

– niveau van de remvloeistof<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging.<br />

164<br />

EXTRA<br />

ACCESSOIRES<br />

RADIOZENDAPPARATUUR EN<br />

MOBIELE TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc)<br />

mogen alleen in de auto worden gebruikt<br />

als er een aparte antenne aan<br />

de buitenkant van de auto wordt gemonteerd.<br />

Door het gebruik van een<br />

mobiele telefoon, een 27<br />

mc-zender of gelijksoortige<br />

apparaten in de auto (zonder<br />

buitenantenne) ontstaan elektromagnetische<br />

velden die, versterkt<br />

door de reflectie in het interieur,<br />

niet alleen schadelijk voor de gezondheid<br />

van de inzittenden kunnen<br />

zijn, maar ook storingen in de<br />

elektrische systemen van de auto<br />

kunnen veroorzaken. Hierdoor<br />

wordt de veiligheid in gevaar gebracht.Bovendien<br />

wordt de zenden<br />

ontvangstkwaliteit aanzienlijk<br />

beperkt door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.


L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 165<br />

SUGGESTIES<br />

VOOR NUTTIGE<br />

ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />

raden wij u aan het volgende<br />

aan boord te hebben (fig. 2):<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers, steriele<br />

gaaskompressen, verbandgaas,<br />

pleisters enz.,<br />

– een brandblusser,<br />

– een zaklamp,<br />

– een schaar met afgeronde punten,<br />

– werkhandschoenen.<br />

fig. 2<br />

P4T0245<br />

De afgebeelde en beschreven voor -<br />

werpen zijn opgenomen in het Lancia<br />

Lineaccessori-programma.<br />

165


NOODGEVALLEN<br />

Wie in een noodsituatie verkeert, heeft di recte<br />

en concrete hulp nodig.<br />

De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt<br />

om u zonodig te helpen.<br />

Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen<br />

behandeld; voor elk wordt beschreven wat u<br />

zelf kunt doen om het probleem te verhelpen. Bij<br />

eventuele grotere problemen is het echter nodig<br />

een Lancia-dealer te raadplegen.<br />

Wij willen u eraan herinneren, dat u bij het<br />

instructieboekje ook de “SERVICE- EN GARAN-<br />

TIEHANDLEIDING” hebt ontvangen. Hierin<br />

staat exact beschreven welke service u in probleemsituaties<br />

van Lancia mag verwachten.<br />

Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan<br />

kunt u de informatie als het nodig is, snel vinden.<br />

166<br />

NOODSTART .................................................. 167<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU..................... 168<br />

ROLLEND STARTEN.......................................... 169<br />

EEN LEKKE BAND ........................................ 169<br />

GLOEILAMP VERVANGEN............................ 176<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING................ 179<br />

DEFECTE INTERIEURVERLICHTING.......... 184<br />

EEN DOORGEBRANDE ZEKERING .............. 187<br />

EEN LEGE ACCU........................................... 196<br />

HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................ 196<br />

HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />

OF EEN ANDERE AUTO................................ 197<br />

BIJ EEN ONGEVAL ........................................ 198


NOODSTART<br />

Als de Lancia CODE er niet in slaagt<br />

om de startblokkering op te heffen,<br />

blijven het controlelampje ¢en het<br />

waarschuwingslampje U branden en<br />

start de motor niet. Voor het starten<br />

van de motor is het nodig een noodstart<br />

uit te voeren.<br />

Wij raden u aan om eerst de instructies<br />

goed te lezen voordat u de<br />

motor op deze wijze start.<br />

Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />

een vergissing wordt gemaakt,<br />

moet de contactsleutel in stand STOP<br />

worden gedraaid en de gehele procedure<br />

vanaf het begin (punt 1) worden<br />

herhaald.<br />

1)Lees de 5-cijferige elektronische<br />

code die op de CODE-card staat vermeld.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />

houd het ingetrapt. Het waarschu -<br />

wings lampje U van het inspuitsys -<br />

teem gaat ongeveer 8 seconden branden.<br />

Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten. Het<br />

waar schuwingslampje U begint te<br />

knipperen.<br />

4) Als het lampje evenveel keer heeft<br />

geknipperd als het eerste cijfer van de<br />

code op uw CODE-card, moet u het<br />

gaspedaal intrappen en ingetrapt houden<br />

totdat het lampje U 4 seconden<br />

heeft gebrand. Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft<br />

geknipperd als het tweede cijfer van<br />

de code op uw CODE-card, moet u<br />

het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden.<br />

6) Herhaal deze procedure voor de<br />

overige cijfers van de code op uw<br />

CODE-card.<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het gas -<br />

pedaal ingetrapt. Het lampje U<br />

gaat 4 seconden branden. Zodra het<br />

lampje is gedoofd, moet u het gas -<br />

pedaal loslaten.<br />

8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />

snel gaat knipperen, is de procedure<br />

op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand AVV<br />

draaien, zonder de sleutel in stand<br />

STOP te plaatsen.<br />

Als het lampje U blijft branden,<br />

draai dan de contactsleutel in stand<br />

STOP en herhaal de procedure vanaf<br />

punt 1).<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende<br />

startpoging van de motor moet deze<br />

noodstartprocedure worden herhaald.<br />

Wij raden u daarom aan om na het<br />

uitvoeren van een noodstart een<br />

Lancia-dealer te raadplegen.<br />

167


STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor<br />

worden gestart met een hulpaccu, die<br />

ten minste dezelfde capaciteit moet<br />

hebben als de lege accu (zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Verbind de pluspolen A (fig. 1) en<br />

B van de accu’s met een startkabel.<br />

2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool C van de hulpaccu en het<br />

metalen uiteinde D van de massa -<br />

kabel van de auto met de lege accu.<br />

BELANGRIJK Verbind de min -<br />

polen van de twee accu’s niet rechtstreeks:<br />

eventuele vonken kunnen het<br />

explosieve gas ontsteken dat uit de<br />

accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />

is geïnstalleerd aan boord van een andere<br />

auto, mogen tussen deze auto en<br />

de auto met de lege accu niet per ongeluk<br />

metalen delen met elkaar in<br />

verbinding staan.<br />

168<br />

3) Start de motor.<br />

4) Neem als de motor draait, de kabels<br />

in omgekeerde volgorde los: klem<br />

D, C, B en tenslotte A.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

wendt u tot een Lancia-dealer.<br />

fig. 1<br />

P4T0109<br />

Voer deze procedure niet<br />

uit als u er geen ervaring<br />

mee hebt: Onjuiste handelingen<br />

kunnen leiden tot vonken<br />

en ernstige beschadiging van de<br />

accu en de elektrische installatie.<br />

Kom ook niet dichtbij een accu<br />

met open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak geen vonken:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

accul ader: de elektronische<br />

systemen kunnen beschadigen; in<br />

het bijzonder de regeleenheden<br />

van de ontsteking en de inspuiting.


ROLLEND<br />

STARTEN<br />

Probeer auto’s met katalysator<br />

nooit te starten<br />

door ze aan te duwen, te<br />

slepen of van een helling te laten<br />

rijden. Op die wijze kan er onverbrande<br />

brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor hij<br />

onherstelbaar zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang<br />

de motor niet is aangeslagen. U<br />

moet daarom krachtiger op de rem<br />

trappen en aan het stuur draaien.<br />

EEN LEKKE BAND<br />

Voor het verwisselen van het wiel en<br />

voor het juiste gebruik van de krik en<br />

het reservewiel (indien aanwezig)<br />

moeten de onderstaande voorzorgs -<br />

maatregelen in acht worden genomen.<br />

Attendeer het overige<br />

verkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v.: de waarschu -<br />

wingsknipperlichten, de gevarendriehoek,<br />

enz.<br />

Tijdens het verwisselen van een<br />

wiel moeten alle inzittenden de auto<br />

hebben verlaten, en op een veilige<br />

afstand van het verkeer wachten,<br />

totdat het wiel verwisseld is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen of<br />

andere voorwerpen als de auto<br />

schuin op een helling of op een<br />

slecht wegdek staat.<br />

Het reservewiel (indien<br />

aanwezig) is speciaal ont -<br />

worpen voor deze auto;<br />

monteer het wiel niet op andere<br />

modellen en monteer ook geen reservewielen<br />

van andere modellen<br />

op uw auto.<br />

Het reservewiel is kleiner<br />

dan de normale wielen en<br />

mag uitsluitend gebruikt<br />

worden om de dichtstbijzijnde reparatiewerkplaats<br />

te bereiken,<br />

waar de lekke band gerepareerd<br />

kan worden. Tijdens het gebruik<br />

van het reservewiel mag u niet<br />

harder dan 80 km/h rijden.Op het<br />

reservewiel is een sticker aangebracht<br />

waarop de belangrijkste<br />

aanwijzingen en de beperkingen<br />

staan vermeld met betrekking tot<br />

het gebruik van het reservewiel .<br />

Deze sticker mag absoluut niet<br />

worden verwijderd of afgedekt.Op<br />

de sticker staan de volgende<br />

aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />

ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJ-<br />

DELIJK GEBRUIK! MAXIMAAL<br />

80 KM/H!<br />

VERVANG ZO SNEL MOGELIJK<br />

DOOR EEN NORMAAL WIEL.<br />

BEDEK DEZE AANWIJZINGEN<br />

NIET.<br />

Op het reservewiel mag nooit een<br />

wieldeksel worden gemonteerd. Bij<br />

een gemonteerd reservewiel veranderen<br />

de rij-eigenschappen van de<br />

auto. Vermijd met vol gas optrek -<br />

ken, bruusk remmen en hoge snel -<br />

heden in de bochten.<br />

169


Het reservewiel (indien<br />

aanwezig) heeft een levens -<br />

duur van maximaal 3.000<br />

km. Na deze afstand moet het reservewiel<br />

vervangen worden door<br />

een ander wiel van hetzelfde type.<br />

Monteer nooit een normale band<br />

op de velg van het reservewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel<br />

mogelijk repareren en monteren.<br />

Het is niet toegestaan met twee of<br />

meer reservewielen te rijden.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in voordat<br />

u ze monteert: de bouten kunnen<br />

loslopen.<br />

De krik dient uitsluitend voor het<br />

verwisselen van een wiel van de<br />

auto waarbij hij geleverd is of voor<br />

auto’s van hetzelfde model. Gebruik<br />

de krik niet voor het op -<br />

krikken van andere auto’s en beslist<br />

nooit voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto van<br />

de krik vallen.<br />

170<br />

Op een sticker op de krik<br />

is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik<br />

mag nooit voor een zwaardere last<br />

worden gebruikt.<br />

Het noodreservewiel (indien<br />

aanwezig) is niet geschikt voor de<br />

montage van sneeuwkettingen. Als<br />

u een lekke voorband (aangedreven<br />

wiel) heeft en er moet met<br />

sneeuwkettingen worden gereden,<br />

dan moet u een wiel van de achter -<br />

as afhalen en daarvoor in de plaats<br />

het noodreservewiel monteren. Op<br />

deze manier heeft u de beschikking<br />

over twee normale voor wielen<br />

waarop sneeuwkettingen gemonteerd<br />

kunnen worden en is deze<br />

noodsituatie opgelost.<br />

Door een verkeerde montage kan<br />

het wieldeksel tijdens het rijden<br />

loslaten. Maak het ventiel absoluut<br />

niet open. Plaats geen enkel stuk<br />

gereedschap tussen velg en band.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden en van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan<br />

de waarden die beschreven staan<br />

in het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– de krik 2,05 kg moet wegen<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type<br />

– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag kunnen worden.<br />

De auto kan zijn uitgerust met een<br />

reservewiel met normale afmetingen<br />

(indien aanwezig).<br />

fig. 2<br />

P4T0110


Ga als volgt te werk voor het<br />

verwisselen van een wiel:<br />

1) Stop de auto op een plaats waar<br />

het verkeer niet in gevaar wordt gebracht<br />

en in alle veiligheid het wiel<br />

kan worden verwisseld. Zet de auto zo<br />

mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond.<br />

fig. 3<br />

fig. 4<br />

P4T0281<br />

P4T0111<br />

2) Trek de handrem aan.<br />

3) Schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in.<br />

4) Open het kofferdeksel, til de be -<br />

kleding op en haak deze aan de<br />

boven rand vast met de daarvoor bestemde<br />

riem A (fig. 2).<br />

De vloerbedekking kan ook uit de bagageruimte<br />

worden verwijderd door de<br />

vloerbedekking naar achteren te<br />

trekken. Verwijder het vulstuk (fig. 3).<br />

5) Draai de blokkeerschroef B (fig.<br />

4) los, pak de gereedschaphouder C<br />

en het reservewiel D en plaats deze<br />

dicht bij het te verwisselen wiel.<br />

fig. 5<br />

P4T0112<br />

6) Verwijder op uitvoeringen met<br />

metalen velgen het geklemde wieldeksel<br />

E (fig. 5) door het bij de gaten<br />

vast te pakken en naar buiten te<br />

trekken of door het met de platte kant<br />

van de bijgeleverde schroevendraaier<br />

aan de rand los te wippen.<br />

fig. 6<br />

171<br />

P4T0113


7) Bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />

velgen moet het geklemde wieldeksel<br />

worden verwijderd door de platte<br />

kant van de bijgeleverde schroevendraaier<br />

op de daarvoor bestemde<br />

plaats als hefboom te gebruiken.<br />

Schud vervolgens enige malen aan de<br />

bovenkant van de carrosserie, waardoor<br />

de velg los van de wielnaaf kan<br />

komen.<br />

fig. 7<br />

fig. 8<br />

172<br />

P4T0114<br />

P4T0115<br />

8) Draai de wielbouten ongeveer één<br />

slag los met behulp van de bijgeleverde<br />

sleutel (fig. 6).<br />

9) Plaats de krik onder de auto,<br />

dicht bij het te verwisselen wiel, op de<br />

punten die staan aangegeven aan de<br />

onderkant van de portieren:<br />

– punt 1 (fig. 7) voor het verwisselen<br />

van een voorwiel;<br />

– punt 2 (fig. 8) voor het verwisselen<br />

van een achterwiel.<br />

10) Draai met het wieltje F (fig. 9)<br />

de krik iets omhoog en plaats vervolgens<br />

de krik onder de auto.<br />

fig. 9<br />

P4T0116<br />

11) Bedien de krik met de hand totdat<br />

de groef G (fig. 9) van de krik<br />

goed in het profiel H van de chassis -<br />

balk zit.<br />

12) Waarschuw eventuele omstanders<br />

dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />

ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />

van de auto bevinden en de auto voor -<br />

al niet aanraken totdat deze weer<br />

geheel op de grond staat.<br />

13) Draai de krik met slinger L (fig.<br />

10) en krik de auto op, totdat het wiel<br />

enige centimeters los van de grond is.<br />

Als u de slinger draait, moet u zorgen<br />

voor voldoende werkruimte, zodat u<br />

geen schaafwonden aan uw hand<br />

oploopt door contact met de grond.<br />

Ook de bewegende delen van de krik<br />

(schroefdraad en scharnieren) kunnen<br />

fig. 10<br />

P4T0117


letsel veroorzaken: vermijd contact<br />

met deze onderdelen. Reinig uw handen<br />

zorgvuldig als deze met vet in<br />

contact zijn geweest.<br />

14) Draai de wielbouten helemaal<br />

los en verwijder het wiel.<br />

BELANGRIJK Om deze handeling<br />

te vergemakkelijken, kan de zeshoek<br />

aan de bovenkant van de handgreep<br />

van de bijgeleverde schroevendraaier<br />

worden gebruikt. Draai met het blad<br />

van de schroevendraaier (fig. 11).<br />

15) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiver -<br />

heden bevatten, omdat hierdoor na<br />

verloop van tijd de wielbouten kunnen<br />

loslopen.<br />

fig. 11<br />

P4T0119<br />

16) Monteer het reservewiel, waarbij<br />

de pasgaten in de velg over de centreerpennen<br />

M (fig. 12) van de naaf<br />

moeten vallen.<br />

17) Draai de vier wielbouten handvast.<br />

BELANGRIJK Om deze handeling<br />

te vergemakkelijken, kan de zeshoek<br />

aan de bovenkant van de handgreep<br />

van de bijgeleverde schroevendraaier<br />

worden gebruikt. Draai met het blad<br />

van de schroevendraaier (fig. 11).<br />

fig. 12<br />

P4T0648<br />

18) Draai de slinger van krik zodat<br />

de auto zakt, en verwijder de krik<br />

(fig. 13).<br />

19) Draai de wielbouten kruiselings<br />

vast, in de volgorde die aangegeven is<br />

(fig. 14).<br />

fig. 13<br />

fig. 14<br />

173<br />

P4T0118<br />

P4T0649


20) Monteer het wieldeksel op het<br />

wiel met normale afmetingen met het<br />

ventiel N (fig. 15) in de daarvoor bestemde<br />

uitsparing en druk de randen<br />

van het wieldeksel aan, te beginnen<br />

bij het ventiel. Druk vervolgens het<br />

wieldeksel helemaal vast.<br />

21) Plaats het verwisselde wiel, de<br />

krik en het gereedschap in de bagage -<br />

ruimte en maak ze op de juiste wijze<br />

vast.<br />

22) Monteer de tussenvloer (fig. 3).<br />

fig. 15<br />

174<br />

P4T0122<br />

Haak voordat u de vloerbedekking<br />

laat zakken, de riem aan de bekleding<br />

zoals is afgebeeld (fig. 16).<br />

BELANGRIJK Monteer geen wieldeksel<br />

of naafdop op het reservewiel.<br />

fig. 16<br />

P4T0280<br />

HET NORMALE WIEL<br />

MONTEREN<br />

1) Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />

krik de auto op en demonteer<br />

het reservewiel.<br />

2) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor na<br />

verloop van tijd de wielbouten kunnen<br />

loslopen.<br />

3) Monteer het normale wiel, waarbij<br />

de pasgaten in de velg over de centreerpennen<br />

A (fig. 17) van de naaf<br />

moeten vallen.<br />

fig. 17<br />

P4T0124


4) Bij auto’s met lichtmetalen velgen<br />

moet de bijgeleverde centreerpen B<br />

(fig. 18) op de wielnaaf worden geschroefd.<br />

Plaats vervolgens het wiel<br />

en draai de 3 bouten vast. Verwijder<br />

de pen B en draai de laatste bout vast.<br />

5) Draai de bouten vast met de zes -<br />

hoek die zich boven in de handgreep<br />

van de bijgeleverde schroevendraaier<br />

bevindt en steek de steel van de<br />

schroeven draaier door de handgreep<br />

(fig. 19).<br />

6) Laat de auto zakken en verwijder<br />

de krik.<br />

fig. 18<br />

P4T0125<br />

7) Draai de wielbouten kruiselings<br />

vast, in de volgorde die is aangegeven<br />

(fig. 20).<br />

8) Plaats het wieldeksel op de velg<br />

met het ventiel C (fig. 21) in de daarvoor<br />

bestemde uitsparing en druk de<br />

buitenste rand van het wieldeksel<br />

vast, te beginnen bij de delen die het<br />

dichtst bij het ventiel zitten, totdat het<br />

wieldeksel geheel vast zit.<br />

9) Bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />

velgen moet het wieldeksel licht worden<br />

aangedrukt.<br />

fig. 19<br />

P4T0119<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde<br />

montage kan het wieldeksel tijdens<br />

het rijden loslaten.<br />

fig. 20<br />

fig. 21<br />

175<br />

P4T0126<br />

P4T0123


Ter afsluiting:<br />

1) Plaats het verwisselde wiel op de<br />

daarvoor bestemde plek in de bagageruimte.<br />

2) Druk de half geopende krik stevig<br />

in de houder om rammelen tijdens<br />

het rijden te voorkomen.<br />

3) Berg het gebruikte gereedschap<br />

op in de houder.<br />

4) Plaats de gereedschaphouder in<br />

het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />

B (fig. 4) vast.<br />

5) Monteer het vulstuk (fig. 3).<br />

176<br />

GLOEILAMP<br />

VERVANGEN<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische installatie<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen<br />

rekening wordt gehouden met de<br />

technische specificaties van het<br />

sys teem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brandgevaar ver -<br />

oorzaken.<br />

Wij raden u aan defecte<br />

gloeilampen, indien mogelijk,<br />

door een Lanciadealer<br />

te laten vervangen. De<br />

juiste werking en afstelling van de<br />

buitenverlichting zijn van essentieel<br />

belang voor de rijveiligheid<br />

en bovendien wettelijk verplicht.<br />

Halogeenlampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte. Als u<br />

de bol met uw vingers aanraakt,<br />

zal de lichtopbrengst van de lamp<br />

teruglopen en kan ook de levens -<br />

duur beperkt worden. Als u de bol<br />

per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />

moet u hem schoonwrijven met<br />

een doekje met alcohol en daarna<br />

laten drogen.<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij<br />

breuk kunnen er glassplinters<br />

wegschieten.


ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lampje niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet<br />

doorgebrand is, voordat u de lamp<br />

vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande<br />

zekering” in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer voordat u een defecte<br />

lamp vervangt of de contacten niet<br />

zijn geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd (fig. 22):<br />

A Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lampen door<br />

ze uit de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Verwijder de lampen uit de houder<br />

door ze iets in te drukken en<br />

linksom te draaien.<br />

C Buislampen<br />

Verwijder de lampen door ze uit<br />

de veercontacten los te maken.<br />

D - E Halogeenlampen<br />

Verwijder de lamp door de borgveer<br />

los te haken.<br />

fig. 22<br />

177<br />

P4T0243


GLOEILAMP TYPE VERMOGEN<br />

Dimlicht<br />

Grootlicht<br />

Parkeerlichten voor<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />

Richtingaanwijzers achter<br />

Mistlampen voor<br />

Achterlichten<br />

Remlichten<br />

Derde remlicht (sedan)<br />

Derde remlicht (SW)<br />

Achteruitrijlichten<br />

Mistachterlicht<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Plafondlampje voor<br />

Spiegelverlichting<br />

Plafondverlichting achter aan de zijkant en middenachter (SW)<br />

Dashboardkastje<br />

Bagageruimteverlichting (sedan)<br />

Bagageruimteverlichting (SW)<br />

Portieren<br />

178<br />

E<br />

D<br />

B<br />

B<br />

A<br />

B<br />

D<br />

B<br />

B<br />

–<br />

B<br />

B<br />

B<br />

C<br />

C<br />

C<br />

C<br />

C<br />

C<br />

C<br />

A<br />

H7<br />

H7<br />

H6W<br />

PY21W<br />

PY5W<br />

PY21W<br />

H3<br />

R10W<br />

P21W<br />

2.3W<br />

H21W<br />

P21W<br />

P21W<br />

C5W<br />

W5W<br />

C10W<br />

C10W<br />

C5W<br />

C5W<br />

C10W<br />

W5W<br />

60W<br />

55W<br />

6W<br />

21W<br />

5W<br />

21W<br />

55W<br />

10W<br />

21W<br />

2.3W<br />

21W<br />

21W<br />

21W<br />

5W<br />

5W<br />

10W<br />

10W<br />

5W<br />

5W<br />

10W<br />

5W


DEFECTE BUITEN -<br />

VERLICHTING<br />

DIMLICHT, GROOTLICHT EN<br />

PARKEERLICHTEN<br />

Het dimlicht, het grootlicht en de<br />

parkeerverlichting bevinden zich in de<br />

koplampen voor.<br />

Druk op de bovenste lip A (fig. 23)<br />

en verwijder het deksel B. Steek voor<br />

de montage van het deksel B eerst de<br />

lip C in de zitting en druk vervolgens<br />

op de bovenkant van het deksel totdat<br />

de lip A vastzit.<br />

fig. 23<br />

P4T0127<br />

De opstelling van de gloeilampen is<br />

als volgt (fig. 24):<br />

1 - Gloeilamp dimlicht<br />

2 - Gloeilamp grootlicht<br />

3 - Gloeilamp parkeerverlichting.<br />

fig. 24<br />

P4T0128<br />

Gloeilamp dimlicht (fig. 25)<br />

Halogeengloeilamp (type E, 12V-<br />

H7/60W) vervangen:<br />

1) Trek de stekker los van de lamp.<br />

2) Haak de borgveer A los en trek de<br />

lamp uit de fitting.<br />

3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />

erop moet letten dat de lip B op het<br />

metalen deel in de uitsparing van de<br />

reflector valt.<br />

4) Haak de borgveer weer vast en<br />

sluit de stekker aan.<br />

fig. 25<br />

179<br />

P4T0129


Gloeilamp grootlicht (fig. 26)<br />

Halogeengloeilamp (type D, 12V-<br />

H7/55W) vervangen:<br />

1) Trek de stekker los van de lamp.<br />

2) Haak de borgveer A los en trek de<br />

lamp uit de fitting.<br />

3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />

erop moet letten dat de lippen B op<br />

het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector vallen.<br />

4) Haak de borgveer weer vast en<br />

sluit de stekker aan.<br />

fig. 26<br />

180<br />

P4T0130<br />

Gloeilamp parkeerlichten<br />

(fig. 27)<br />

Gloeilamp (type B, 12V-H6W) vervangen:<br />

1) Verwijder de lamphouder A door<br />

hem aan de lip vast te pakken en iets<br />

te draaien, waardoor hij makkelijker<br />

uit de zitting kan worden genomen.<br />

2) Verwijder de lamp B door hem<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

3) Monteer de nieuwe lamp en druk<br />

vervolgens de lamphouder weer in de<br />

zitting.<br />

fig. 27<br />

P4T0131<br />

RICHTINGAANWIJZERS VOOR<br />

Gloeilamp (type B, 12V-PY21W)<br />

vervangen:<br />

1) Draai de lamphouder A (fig. 28)<br />

linksom en trek de lamphouder uit de<br />

zitting.<br />

2) Verwijder de lamp B door hem<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

3) Vervang de lamp en monteer vervolgens<br />

de lamphouder in de richting -<br />

aanwijzerunit.<br />

fig. 28<br />

P4T0650


MISTLAMPEN VOOR<br />

(fig. 29-30-31)<br />

Halogeengloeilamp (type D, 12V-<br />

H3/55W) vervangen:<br />

1) Verwijder het deksel A door het<br />

linksom te draaien zonder de stekker<br />

los te trekken.<br />

2) Trek de stekker B los van de<br />

lamp.<br />

3) Haak de borgveer C los en trek de<br />

lamp uit de fitting.<br />

4) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />

erop moet letten dat de lippen D op<br />

het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector vallen.<br />

fig. 29<br />

P4T0134<br />

5) Haak de borgveer C vast en sluit<br />

de stekker B weer aan.<br />

6) Monteer het deksel A door het<br />

rechts om te draaien.<br />

fig. 30<br />

fig. 31<br />

P4T0135<br />

P4T0136<br />

RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD (fig. 32)<br />

Gloeilamp (type A, 12V-PY5W)<br />

vervangen:<br />

1) Druk met de hand het lampenglas<br />

in de richting 1, druk op de lip A en<br />

verwijder de unit aan de voorkant 2.<br />

2) Draai het gloeilampje linksom en<br />

trek het uit de lamphouder B.<br />

3) Trek het lampje C uit de houder<br />

en vervang het.<br />

4) Plaats de nieuwe lamp in de<br />

lamphouder en monteer de unit,<br />

waarbij eerst de achterzijde in de zitting<br />

D moet worden geplaatst.<br />

fig. 32<br />

181<br />

P4T0133


ACHTERLICHTUNIT<br />

Achterlichten, richting aan -<br />

wijzers, remlichten, achter uit -<br />

rijlichten en mistachterlicht<br />

(fig. 33-34-35)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Draai vanuit de bagageruimte aan<br />

knop A en til het beschermdeksel B<br />

omhoog.<br />

2) Draai de schroef C en trek de<br />

lamphouder D uit de zitting.<br />

fig. 33<br />

182<br />

P4T0138<br />

3) Verwijder de gloeilampen door ze<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

E - Gloeilamp (type B, 12V-R10W)<br />

voor de achterlichten.<br />

F - Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />

voor de remlichten.<br />

G - Gloeilamp (type B, 12V-<br />

PY21W) (oranje) voor de richting -<br />

aanwijzers.<br />

H - Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />

voor het achteruitrijlicht (alleen rechter<br />

lichtunit).<br />

Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />

voor het mistachterlicht (alleen linker<br />

lichtunit).<br />

fig. 34<br />

P4T0139<br />

4) Vervang de lampen en bevestig<br />

vervolgens de lamphouder D met de<br />

schroef C.<br />

5) Laat het beschermdeksel B<br />

zakken en draai het vast met de knop<br />

A.<br />

fig. 35<br />

P4T0140


KENTEKENPLAAT -<br />

VERLICHTING (fig. 36)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />

1) Draai de schroeven A los en ver -<br />

wijder de lampunit B.<br />

2) Verwijder het lampje C door het<br />

uit de contacten aan de zijkant los te<br />

maken en vervang het lampje.<br />

3) Bevestig de lamphouder B met de<br />

schroeven A.<br />

fig. 36<br />

P4T0141<br />

DERDE REMLICHT<br />

(fig. 37-38-39)<br />

Gloeilamp van het derde remlicht<br />

vervangen:<br />

1) Pak de lampunit A bij de in -<br />

kepingen aan de zijkant B vast en<br />

verwijder de unit door hem naar voren<br />

te trekken.<br />

2) Trek de stekker C uit de zitting<br />

op de hoedenplank.<br />

3) Maak de stekker los en houd de<br />

borgveer ingedrukt.<br />

4) Verwijder de gloeilamp D uit het<br />

beschermdeksel E door het uit de zijsluitingen<br />

F los te maken.<br />

5) Druk de nieuwe lamp in het beschermdeksel<br />

E totdat hij vasthaakt<br />

in de zijsluitingen F.<br />

fig. 37<br />

P4T0276<br />

6) Sluit de stekker C weer aan en<br />

plaats deze in de zitting op de hoedenplank.<br />

7) Monteer de lampunit door de lippen<br />

G in de uitsparingen H op de hoedenplank<br />

te steken en duw de unit<br />

helemaal in de zitting.<br />

fig. 38<br />

fig. 39<br />

183<br />

P4T0277<br />

P4T0278


DEFECTE<br />

INTERIEUR -<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />

Gloeilampen (type C, 12V-W5W)<br />

vervangen:<br />

1) Licht met een schroevendraaier in<br />

punt A (fig. 40) het deksel B op.<br />

2) Draai de schroeven C (fig. 41)<br />

los.<br />

3) Verwijder het plafondlampje door<br />

het naar voren te drukken en uit de<br />

borgveer D (fig. 42) los te haken.<br />

fig. 40<br />

184<br />

P4T0144<br />

4) Til het geklemde deksel E om -<br />

hoog.<br />

5) Maak de lampjes F (fig. 43) los<br />

uit de contacten en vervang ze.<br />

6) Plaats het deksel E weer in de zitting.<br />

7) Monteer het plafondlampje: haak<br />

eerst de borgveer D vast en druk vervolgens<br />

op de voorzijde totdat de<br />

klemlipjes G (fig. 42) vasthaken.<br />

BELANGRIJK Controleer als u het<br />

plafondlampje weer monteert of de<br />

elektrische bedrading op de juiste<br />

wijze is aangesloten.<br />

fig. 41<br />

P4T0145<br />

8) Draai de schroeven C vast.<br />

9) Monteer het deksel B: plaats eerst<br />

de voorzijde en druk volgens op de<br />

achterzijde totdat het deksel weer op<br />

zijn plaats zit.<br />

fig. 42<br />

fig. 43<br />

P4T0146<br />

P4T0147


PLAFONDVERLICHTING<br />

ACHTER (fig. 44)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />

1) Licht het plafondlampje met een<br />

schroevendraaier in punt A op.<br />

2) Verwijder het lampje B door het<br />

los te maken uit de contacten en vervang<br />

het lampje.<br />

3) Monteer het plafondlampje:<br />

plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />

op de andere zijde totdat de<br />

borgveer D is vastgehaakt.<br />

fig. 44<br />

P4T0148<br />

SPIEGELVERLICHTING (fig. 45)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />

1) Licht het plafondlampje met een<br />

schroevendraaier in punt A op.<br />

2) Verwijder het lampje B door het<br />

los te maken uit de contacten en vervang<br />

het lampje.<br />

3) Monteer het plafondlampje:<br />

plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />

op de andere zijde totdat de<br />

borgveer D is vastgehaakt.<br />

fig. 45<br />

P4T0149<br />

VERLICHTING<br />

DASHBOARDKASTJE (fig. 46)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />

1) Verwijder het lampenglas door<br />

met een schroevendraaier de borgveer<br />

A in te drukken.<br />

2) Verwijder het lampje B door het<br />

los te maken uit de contacten aan de<br />

zijkant en vervang het lampje.<br />

3) Monteer het lampenglas: plaats<br />

eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />

de andere zijde totdat de borgveer A<br />

is vastgehaakt.<br />

fig. 46<br />

185<br />

P4T0150


BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 47)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />

1) Verwijder het lampenglas door<br />

met een schroevendraaier de borgveer<br />

A in te drukken.<br />

2) Verwijder het lampje B door het<br />

los te maken uit de contacten aan de<br />

zijkant en vervang het lampje.<br />

3) Monteer het lampenglas: plaats<br />

eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />

de andere zijde totdat de borgveer A<br />

is vastgehaakt.<br />

fig. 47<br />

186<br />

P4T0151<br />

DORPELVERLICHTING<br />

(fig. 48-49)<br />

Gloeilamp (type A, 12V-W5W) vervangen:<br />

1) Verwijder het lampenglas door<br />

met een schroevendraaier de borgveer<br />

A in te drukken.<br />

2) Druk op beide zijden van het<br />

scherm B bij de bevestigingspunten en<br />

draai het scherm.<br />

3) Vervang het geklemde lampje C.<br />

fig. 48<br />

P4T0152<br />

4) Plaats het scherm B weer in de<br />

zitting.<br />

5) Monteer het lampenglas: plaats<br />

eerst de zijde D en druk vervolgens op<br />

de andere zijde totdat de borgveer A<br />

is vastgehaakt.<br />

fig. 49<br />

P4T0153


EEN DOORGE -<br />

BRAN DE ZEKERING<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

(fig. 50)<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />

niet is doorgebrand. De verbindingsstrip<br />

mag niet onderbroken zijn.<br />

Is dit wel het geval, dan moet u de<br />

zekering vervangen door een exemplaar<br />

met hetzelfde ampèrage (zelfde<br />

kleur).<br />

A - Zekering in goede staat.<br />

B - Zekering met doorgebrande<br />

strip.<br />

fig. 50<br />

P4T0299<br />

De zekeringen kunnen met<br />

behulp van tangetje C worden<br />

uitgenomen.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hoger ampèrage:<br />

BRANDGEVAAR.<br />

Controleer voordat u een zekering<br />

vervangt of de contactsleutel<br />

uit het contactslot is genomen en<br />

alle stroomgebruikers uit staan<br />

en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering opnieuw doorbrandt,<br />

raadpleeg dan een Lancia-dealer.<br />

De componenten die door de zekeringen<br />

worden beveiligd, staan in de<br />

tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.<br />

HOOFDZEKERINGEN<br />

(MIDI-FUSE en MAXI-FUSE)<br />

De auto is uitgerust met diverse<br />

hoofdzekeringen (MIDI-FUSE en<br />

MAXI-FUSE). Deze zekeringen beveiligen<br />

afzonderlijk de verschillende<br />

componenten van het elektrische sys -<br />

teem, samen met de zekeringen van<br />

de individuele stroomverbruikers.<br />

De hoofdzekeringen bevinden zich in<br />

de motorruimte, in een kastje op de<br />

pluspool van de accu en zijn daar direct<br />

mee verbonden (zie paragraaf “Zekeringen<br />

en relais in de motorruimte”).<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MIDI-FUSE of MAXI-<br />

FUSE) doorbrandt, voer<br />

dan geen enkele reparatie uit maar<br />

wendt u tot een Lancia-dealer.<br />

De systemen die door de hoofdzekeringen<br />

worden beveiligd, staan in de<br />

tabellen op de volgende pagina’s.<br />

187


ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

IN DE ZEKERINGENKAST<br />

De zekeringen van de belangrijkste<br />

systemen bevinden zich in een zekeringenkastje<br />

onder het dashboard,<br />

links van het stuur.<br />

De zekeringen zijn bereikbaar nadat<br />

het geklemde deksel A (fig. 51) is ge -<br />

opend.<br />

Op enkele uitvoeringen zijn aan de<br />

binnenzijde van klepje A grafische<br />

symbolen aangebracht. Deze geven de<br />

belangrijkste elektrische componenten<br />

aan die door de betreffende zekering<br />

in de zekeringenkast of op de<br />

hulpsteun worden beveiligd.<br />

In het zekeringenkastje bevindt zich<br />

een tangetje B (fig. 52) waarmee de<br />

zekeringen kunnen worden uitgenomen.<br />

fig. 51<br />

188<br />

P4T0154<br />

In het rechter deel van het zekeringenkastje<br />

zijn onder elkaar de reserve -<br />

zekeringen geplaatst C (fig. 52) met<br />

verschillend ampèrage.<br />

Het is raadzaam om na het vervangen<br />

van een zekering de reservevoorraad<br />

weer aan te vullen.<br />

De systemen die door de zekeringen<br />

in de zekeringenkast worden beveiligd,<br />

staan in de tabellen op de volgende<br />

pagina’s.<br />

fig. 52<br />

P4T0297<br />

Om de relais bereiken (fig. 52) is het<br />

noodzakelijk het zekeringenkastje te<br />

verwijderen: wendt u tot een Lanciadealer.<br />

D - Relais claxon<br />

E - Relais achterruitverwarming<br />

F - Relais voor uitschakeling van circuits<br />

bij het starten.<br />

BELANGRIJK Voor de werking van<br />

enkele stroomverbruikers (grootlicht en<br />

parkeerverlichting) moeten zowel de<br />

zekering 13 fig. 52 als de specifieke<br />

zekering die de betreffende verbruiker<br />

beveiligt (bijv. voor dimlicht rechts,<br />

zekering 4 fig. 52 ) in goede staat zijn.<br />

Als de genoemde verbruikers niet<br />

werken, moet gecontroleerd worden of<br />

de zekering 13 fig. 52 en de zekeringen<br />

4, 6, 7 en 8 niet zijn doorgebrand.<br />

fig. 53<br />

P4T0298


ZEKERINGEN EN RELAIS OP<br />

DE HULPSTEUN (fig. 53)<br />

De hulpsteun bevindt zich boven het<br />

zekeringenkastje. De zekeringen en<br />

relais zijn bereikbaar nadat het klepje<br />

A (fig. 51) is geopend.<br />

G - Relais mistlampen voor (20A)<br />

H - Doorschakelrelais dimlicht<br />

(20A)<br />

I - Relais elektrische stoelbediening<br />

en stoelverwarming (50A).<br />

fig. 54 fig. 55<br />

P4T0156<br />

ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE<br />

MOTORRUIMTE<br />

Op de houder voor de accu (fig. 54)<br />

De relais zijn bereikbaar nadat het<br />

geklemde deksel A is verwijderd.<br />

B - Relais 1e snelheid elektroventilateur<br />

voor motorkoelsysteem<br />

C - Relais 2e snelheid elektroventilateur<br />

voor motorkoelsysteem (be -<br />

halve uitvoeringen 1.6 met verwarming<br />

en 1.8 met verwarming).<br />

P4T0157<br />

In het kastje boven de accubak<br />

(fig. 55-56)<br />

Open om de zekeringen te bereiken<br />

eerst het deksel A door de borgveren<br />

B naar voren te trekken en open vervolgens<br />

het geklemde deksel C.<br />

In het zekeringenkastje bevindt zich<br />

een tangetje D waarmee de zekeringen<br />

kunnen worden uitgenomen.<br />

fig. 56<br />

189<br />

P4T0296


Achter de accu (fig. 57)<br />

De zekeringen zijn bereikbaar nadat<br />

de beschermdekseltjes A uit de beves -<br />

tigingshaken zijn losgemaakt.<br />

B - Relais inspuitsysteem (30A)<br />

C - Relais brandstofpomp (uitvoeringen<br />

1.8 - 2.0: 20A), (uitvoeringen<br />

1.9 jtd-2.4 jtd: 30A).<br />

fig. 57<br />

190<br />

P4T0159<br />

In het servicevak (fig. 58-59)<br />

De zekeringen en relais zijn bereikbaar<br />

nadat het geklemde deksel A uit<br />

de borgveren B is losgehaakt.<br />

Voor de montage van het deksel,<br />

moet u eerst het onderste deel plaatsen<br />

en vervolgens op de bovenrand<br />

drukken totdat het deksel vasthaakt<br />

in de borgingen B.<br />

fig. 58<br />

P4T0160<br />

– Relais aircocompressor (20A)<br />

– Relais tijdschakeling koplamp -<br />

sproeiers<br />

– Relais met dubbel contact voor<br />

richtingaanwijzers (pijlen) en centrale<br />

portiervergrendeling (uitvoeringen<br />

zonder diefstalalarm)<br />

– Relais hulpverwarming (uitvoeringen<br />

1.9 jtd – 2.4 jtd) (20A)<br />

fig. 59<br />

P4T0161


BUITENVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

Grootlicht rechts 1 10 fig. 52<br />

Grootlicht links 2 10 fig. 52<br />

Dimlicht rechts 4 10 fig. 52<br />

Dimlicht links 8 10 fig. 52<br />

Dimlicht rechts en links (toestemming relais) 13 10 fig. 52<br />

Parkeerverlichting rechtsvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52<br />

Parkeerverlichting linksvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 7 10 fig. 52<br />

Parkeerverlichting rechtsachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 7 10 fig. 52<br />

Parkeerverlichting linksachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52<br />

Achteruitrijlicht 1 10 fig. 53<br />

Achteruitrijlicht(bediening) 1 10 fig. 53<br />

Mistachterlicht 6 10 fig. 52<br />

Remlicht rechts 6 10 fig. 52<br />

Remlicht links 7 10 fig. 52<br />

Derde remlicht 13 10 fig. 52<br />

Waarschuwingsknipperlichten 14 10 fig. 52<br />

Mistlampen voor 9 15 fig. 53<br />

Kentekenplaatverlichting 7 10 fig. 52<br />

Richtingaanwijzers (pijlen) 13 10 fig. 52<br />

Richtingaanwijzers (pijlen) centrale portiervergrendeling 14 10 fig. 52<br />

INTERIEURVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

Plafondverlichting dashboardkastje 12 10 fig. 52<br />

Plafondverlichting zonnekleppen 1 10 fig. 53<br />

Interieurverlichting voor en achter 12 10 fig. 52<br />

Dorpelverlichting 12 10 fig. 52<br />

191


INTERIEURVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

Schakelaarverlichting op achterportieren 1 10 fig. 53<br />

Verlichting bedieningsknoppen op middenconsole 1 10 fig. 53<br />

Symboolverlichting op schakelaars 1 10 fig. 53<br />

Verlichting handgrepen achterportieren 1 10 fig. 53<br />

Verlichting dasboard en airconditioning 7 10 fig. 52<br />

Controlelampje grootlicht 2 10 fig. 52<br />

SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

ABS 2 10 fig. 53<br />

ABS (regeleenheid) 13 10 fig. 52<br />

Aansteker 9 20 fig. 52<br />

Aansteker (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Airbag 3 10 fig. 53<br />

Voeding diagnosestekker 12 10 fig. 52<br />

Voeding elektronisch inspuitsysteem<br />

(uitvoeringen 1.8-1.9 jtd- 2.4 jtd) 2 7,5 fig. 57<br />

Voeding elektronisch inspuitsysteem 1 15 fig. 57<br />

Voeding elektronisch inspuitsysteem<br />

(uitvoering 2.0) 2 15 fig. 57<br />

Diefstalalarm 1 10 fig. 53<br />

Diefstalalarm (regeleenheid en ontvanger afstandsbediening) 12 10 fig. 52<br />

Elektrische ruitbediening voor 6 25 fig. 53<br />

Elektrische ruitbediening achter 8 25 fig. 53<br />

Elektrische ruitbediening achter (regeleenheid) 1 10 fig. 53<br />

Autoradio 3 20 fig. 52<br />

1 10 fig. 53<br />

192


SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

Bagageruimte (achterklep/kofferdeksel openen) 7 20 fig. 53<br />

Regeleenheid elektr. ruitbed. voor/centrale portiervergrendeling 1 10 fig. 53<br />

Elektronisch inspuitsysteem 4 7,5 fig. 53<br />

Centrale portiervergrendeling 3 20 fig. 52<br />

Claxon 11 20 fig. 52<br />

Klimaatregeling (regeleenheid) 10 7,5 fig. 53<br />

Klimaatregeling (verlichting) 7 10 fig. 52<br />

Aircocompressor 5 20 fig. 52<br />

Hoogteregelaar koplampen (toestemming) 8 10 fig. 52<br />

Automatische hoogteregelaar koplampen (regeleenheid) 1 10 fig. 53<br />

Cruise-control 13 10 fig. 52<br />

Elektroventilateur van motorkoelsysteem (toestemming relais) 4 7,5 fig. 53<br />

HI-FI BOSE-systeem 11 25 fig. 53<br />

Schakelaar op koppeling (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 1 10 fig. 53<br />

Ruitensproeiers 10 20 fig. 52<br />

Koplampsproeiers 5 20 fig. 52<br />

Koplampsproeiers (toestemming) 8 10 fig. 52<br />

Koplampsproeiers (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Achterruitsproeier (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Achterruitverwarming (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Achterruitverwarming (ontdooien) 15 30 fig. 52<br />

MAXI-FUSE: voeding voorgloei-installatie<br />

(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 8 70 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding start-/contactslot<br />

(verbruikers via contactslot) 2 30 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />

(uitvoeringen 1.6 met airco – 1.9 jtd – 2.4 jtd) 6 40 fig. 56<br />

193


SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />

(uitvoeringen 1.6 met verwarming – 1.8 met verwarming) 7 30 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />

(uitvoeringen 1.8 met airco) 6 50 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />

(uitvoering 2.0) 6 60 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />

(uitvoeringen 1.9 jtd met airco – 2.4 jtd) 7 40 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding zekeringen en relais elektronisch inspuitsysteem 5 30 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 5-6-7-9-10-11-12-14-15<br />

in zekeringenkast (fig. 52) 1 80 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 3-4-8 in zekeringenkast (fig. 52)<br />

en zekeringennr. 6-7-8-9-11-12-13-14 op hulpsteun (fig. 52) 3 70 fig. 56<br />

MAXI-FUSE: voeding van klimaatregeling 4 40 fig. 56<br />

MIDI-FUSE: voeding extra-verwarming<br />

(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 10 70 fig. 56<br />

MIDI-FUSE: voeding ABS 9 50 fig. 56<br />

Navigatiesysteem (display) 1 10 fig. 53<br />

Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) 9 20 fig. 52<br />

Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Stekkerdoos in het interieur 5 15 fig. 53<br />

Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel 1 10 fig. 53<br />

Ontvanger afstandsbed. centrale portiervergrendeling/diefstalalarm 1 10 fig. 53<br />

Brandstofvoorverwarming (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) – 20 fig. 59<br />

Elektrische verstelbare bestuurdersstoel met geheugen 12 25 fig. 53<br />

Elektrisch verstelbare passagiersstoel 13 30 fig. 53<br />

Voorstoelen (verwarming) 14 20 fig. 53<br />

194


SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />

Elektrisch verstelbare stoelen (regeleenh. geheugen/buitenspiegels) 10 7,5 fig. 53<br />

Elektrische stoelverstelling (toestemming relais verstelling/verw.) 10 7,5 fig. 53<br />

Luchtkwaliteitsensor van de klimaatregeling 10 7,5 fig. 53<br />

Regensensor ruitenwissers 1 10 fig. 53<br />

Regensensor ruitenwissers (toestemming relais regeleenheid) 10 7,5 fig. 53<br />

ICS van L<strong>ANCIA</strong> (display) 14 10 fig. 52<br />

Lancia CODE 4 7,5 fig. 53<br />

– 7,5 fig. 59<br />

Automatisch dimmende achteruitkijkspiegel 1 10 fig. 53<br />

Buitenspiegels (toestemming relais verwarming) 10 7,5 fig. 53<br />

Buitenspiegels (verstellen) 1 10 fig. 53<br />

Buitenspiegels (verwarming) 15 30 fig. 52<br />

Instrumenten 13 10 fig. 52<br />

Mobiele telefoon (inbouwvoorbereiding) 3 20 fig. 52<br />

1 10 fig. 53<br />

Telepass 1 10 fig. 53<br />

Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en koplampsproeiers 10 20 fig. 52<br />

Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) 10 20 fig. 53<br />

Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />

Opendak 7 20 fig. 53<br />

Opendak (toestemming) 10 7,5 fig. 53<br />

195


EEN LEGE ACCU<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Zie “Starten met een hulpaccu” in<br />

dit hoofdstuk.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

accu lader: de elektronische<br />

systemen kunnen beschadigen;<br />

in het bijzonder de regel -<br />

eenheden van de ontsteking en de<br />

inspuiting.<br />

ACCU OPLADEN<br />

We raden u aan de accu langzaam<br />

en met een laag ampèrage gedurende<br />

ca. 24 uur op te laden. Als u de accu<br />

langer oplaadt, kan hij worden beschadigd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Maak de accuklemmen los van de<br />

accupolen.<br />

196<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel<br />

het alarm dan uit met de afstandsbediening<br />

en stel het systeem buiten<br />

werking door de sleutelschakelaar in<br />

de stand “OFF” te draaien (zie “Diefstalalarm”<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs<br />

in uw auto”).<br />

2) Sluit de klemmen van de accu -<br />

lader aan op de accupolen.<br />

3) Schakel de acculader in.<br />

4) Aan het einde van het opladen:<br />

schakel eerst de acculader uit en koppel<br />

dan de accu los.<br />

5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />

op de accupolen. Let daarbij op de<br />

polariteit.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief. Vermijd<br />

het contact met de huid of<br />

de ogen. Het opladen van de accu<br />

moet worden uitgevoerd in een<br />

goed geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

HET OPKRIKKEN<br />

VAN DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band”<br />

in dit hoofdstuk.<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto waarbij<br />

hij geleverd is. Andere werkzaamheden<br />

zoals bijv. het op -<br />

krikken van een andere auto zijn<br />

absoluut uitgesloten. Gebruik de<br />

krik in geen enkel geval voor het<br />

uitvoeren van werkzaamheden onder<br />

de auto. Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de opgekrikte<br />

auto van de krik vallen. Op een<br />

sticker op de krik is het maximum<br />

hefvermogen aangegeven; de krik<br />

mag nooit voor een zwaardere last<br />

worden gebruikt.<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;


– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag kunnen worden.<br />

MET DE GARAGEKRIK OF<br />

HEFBRUG<br />

De auto mag uitsluitend worden opgekrikt<br />

door de hefarm van de krik of<br />

de hefarmen van de hefbrug onder de<br />

fronttraverse A (fig. 60) en achtertraverse<br />

B (fig. 61) te plaatsen. Hierbij<br />

moet een blokje met de juiste vorm<br />

en afmetingen worden gebruikt.<br />

Let er goed op dat de<br />

rem- en brandstofleidingen<br />

en het profiel van de<br />

chassisbalken niet beschadigd<br />

worden.<br />

fig. 60<br />

P4T0162<br />

HET SLEPEN VAN<br />

DE AUTO OF EEN<br />

ANDERE AUTO<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />

van de auto aan de wettelijke<br />

voorschriften.<br />

De auto is voorzien van een bevestigingspunt<br />

aan de voorzijde (fig. 62)<br />

en aan de achterzijde (fig. 63) voor<br />

het sleepoog dat bij de auto wordt geleverd.<br />

Om het oog te bevestigen moet met<br />

de punt van een schroevendraaier op<br />

punt A het luikje in de bumper worden<br />

verwijderd.<br />

fig. 61<br />

P4T0163<br />

Maak de schroefdraad<br />

zorgvuldig schoon voordat<br />

u het sleepoog B op de<br />

schroef draadpen draait. Zorg<br />

ervoor dat het sleepoog geheel op<br />

de schroefdraadpen is gedraaid<br />

(ongeveer 11 slagen).<br />

fig. 62<br />

fig. 63<br />

197<br />

P4T0164<br />

P4T0165


Houdt u bij het slepen van<br />

de auto aan de wettelijke<br />

voorschriften. Dit geldt zo -<br />

wel voor het slepen zelf als voor het<br />

gedrag naar andere weggebruikers.<br />

Draai voor het slepen de sleutel in<br />

stand MAR en vervolgens in stand<br />

STOP zonder de contactsleutel uit<br />

het slot te verwijderen. Als de contactsleutel<br />

uit het contactslot wordt<br />

genomen, schakelt automatisch het<br />

stuurslot in waardoor het onmogelijk<br />

wordt de auto te besturen.Houd<br />

er rekening mee dat de rem- en<br />

stuurbekrachtiging niet werken, zolang<br />

de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig is voor<br />

de bediening van het rempedaal en<br />

het stuur.Gebruik voor het slepen<br />

geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens<br />

het slepen of de sleepkabel<br />

geen carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

198<br />

Start tijdens het slepen<br />

de motor niet.<br />

BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te<br />

blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval<br />

betrokken bent, stopt u dan op een<br />

afstand van ten minste een tiental<br />

meters van het ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg<br />

zo mogelijk in de berm en laat de<br />

vlucht strook vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de<br />

waarschuwingsknipperlichten in.<br />

– Verlicht als het donker is met de<br />

koplampen de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het<br />

risico van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />

goed zichtbaar en op<br />

de wettelijk voorgeschreven afstand te<br />

plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en<br />

geef zo duidelijk mogelijke informatie.<br />

Gebruik op de snelweg de daarvoor<br />

bestemde praatpalen.


– Neem bij de betrokken auto’s de<br />

contactsleutel uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet en<br />

doof sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van<br />

branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />

brandblusser, een wollen deken, zand<br />

of grond. Gebruik nooit water.<br />

– Bij kettingbotsingen, in het bijzonder<br />

bij mist, is het risico om bij<br />

volgende botsingen betrokken te<br />

raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />

auto en zoek bescherming achter de<br />

vangrail.<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren<br />

de auto niet te verlaten door de gelaagde<br />

voorruit in te slaan. De zijruiten<br />

en de achterruit kunnen makkelijker<br />

worden ingeslagen.<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />

personen die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp<br />

te bieden.<br />

– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />

komen van de hulp. Blijf bij de<br />

gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />

te vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />

– Geef niets te drinken aan de<br />

gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden<br />

verplaatst behalve in de gevallen die<br />

bij het volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking<br />

of naar beneden storten. Als<br />

u een gewonde uit de auto haalt: trek<br />

niet aan de ledematen, buig nooit het<br />

hoofd en houd, voor zover mogelijk,<br />

het lichaam in horizontale positie.<br />

VERBANDTROMMEL (fig. 64)<br />

De verbandtrommel moet ten minste<br />

bevatten:<br />

– steriele gaasdeppers, om de wond<br />

te bedekken en schoon te maken<br />

– verschillende soorten verband<br />

– Blijf niet om de gewonde heen<br />

staan. fig. 64<br />

– pleisters van verschillende af -<br />

metingen<br />

– hechtpleister<br />

– een pak hydrofiele watten<br />

– een flesje jodium<br />

– een pak zakdoekjes<br />

– een schaar met afgeronde punten<br />

– een pincet<br />

– twee bloedstelpende zwachtels.<br />

Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />

ook een brandblusser<br />

en een deken aan boord te hebben.<br />

Zowel de verbandtrommel als de<br />

brandblusser zijn opgenomen in het<br />

Lancia Lineaccessori-programma.<br />

199<br />

P4T0244


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

De Lybra is volledig nieuw, ook wat betreft het<br />

onderhoud. De eerste geprogrammeerde onder -<br />

houdsbeurt is pas bij 20.000 km. Het blijft echter<br />

altijd nuttig om regelmatig wat aandacht aan de<br />

auto te schenken, bijvoorbeeld door het systematisch<br />

controleren van de vloeistofniveaus en de<br />

spanning van de banden.<br />

Denk er altijd aan dat een goed onderhoud van<br />

de auto de beste manier is om de prestaties en de<br />

veiligheid van de auto gedurende langere tijd te<br />

garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien<br />

en blijven de exploitatiekosten laag.<br />

Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden<br />

van de onderhoudsnormen die aangegeven zijn<br />

met het symbool de noodzakelijke voorwaarden<br />

vormen om de garantie te behouden.<br />

200<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ................... 201<br />

ONDERHOUDSSCHEMA....................................... 202<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA .......................... 204<br />

AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN................. 204<br />

NIVEAUS CONTROLEREN ................................... 206<br />

LUCHTFILTER ..................................................... 212<br />

STOF-/POLLENFILTER ....................................... 213<br />

DIESELFILTER ..................................................... 213<br />

ACCU ..................................................................... 214<br />

ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ............... 216<br />

BOUGIES ............................................................... 217<br />

WIELEN EN BANDEN........................................... 218<br />

RUBBER SLANGEN............................................... 219<br />

RUITENWISSERS .................................................. 219<br />

KOPLAMPSPROEIERS .......................................... 221<br />

AIRCONDITIONING .............................................. 221<br />

CARROSSERIE ...................................................... 222<br />

INTERIEUR ........................................................... 224


GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft Lancia een<br />

reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die iedere 20.000 km<br />

moeten worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten<br />

van het geprogrammeerd onderhoud<br />

zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de<br />

garantie tot gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het ge -<br />

programmeerd onderhoud kunnen<br />

door alle Lancia-dealers tegen vaste<br />

tarief tijden worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig<br />

blijken tijdens het uitvoeren van de<br />

diverse inspecties en controles van het<br />

geprogrammeerd onderhoud worden<br />

uitsluitend na toestemming van de<br />

klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de Lancia-dealer te<br />

laten verhelpen en daarmee niet te<br />

wachten tot de volgende servicebeurt.<br />

201


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

202<br />

x 1000 km<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandensp.event. herstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwingsç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken<br />

van de schijfremmen voor controleren<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

Remblokken achter op conditie en slijtage controleren (schijfremmen) ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen, enz), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem<br />

ç ç ç ç<br />

Conditie van diverse en/of poly-V-aandrijfriemen visueel controleren ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

ç ç ç<br />

Klepspeling controleren/afstellen (jtd-motor)<br />

ç ç ç ç<br />

Uitlaatgasemissie/-rook controleren bij dieselmotoren (jtd-motor) ç ç ç ç ç<br />

Brandstoffilter vervangen (jtd-motor)<br />

ç ç ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç


Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

Luchtfilter vervangen (benzinemotor)<br />

Luchtfilter vervangen (jtd-motor)<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruiten -<br />

sproeiers, accu, enz.)<br />

Conditie van getande distributieriem visueel controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*) (**)<br />

Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />

Bougies vervangen (benzinemotor)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren<br />

(m.b.v. diagnosestekker)<br />

Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />

Motorolie verversen<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />

Stof-/pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />

x 1000 km<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

ç ç<br />

ç ç ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

ç<br />

ç<br />

ç<br />

ç<br />

ç ç ç ç<br />

ç ç ç ç<br />

ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

ç ç ç<br />

ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor.<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen met een 1.8 of 2.0-motor de<br />

distributieriem om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen.<br />

203


JAARLIJKS<br />

INSPECTIE -<br />

SCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder<br />

dan 20.000 km wordt gereden<br />

(bijvoorbeeld ongeveer 10.000 km) is<br />

er een jaarlijks inspectieschema dat<br />

het volgende bevat:<br />

– Banden op conditie en slijtage controleren<br />

en bandenspanning eventueel<br />

herstellen (inclusief het reservewiel)<br />

– Werking verlichting (koplampen,<br />

richtingaanwijzers, waarschuwings -<br />

knipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />

dashboardkastje, waarschu wings-/<br />

con trolelampjes, enz.) controleren<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

controleren en sproeiermonden afstellen<br />

– Stand wisserbladen controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren<br />

– Remblokken voor (schijfremmen)<br />

op conditie en slijtage controleren<br />

– Visueel de conditie controleren van:<br />

motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />

204<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />

enz.) en rubber slangen van rem- en<br />

brandstofsysteem<br />

– Acculading controleren<br />

– Visueel de conditie controleren van<br />

de diverse aandrijfriemen<br />

– Vloeistofniveaus controleren en<br />

eventueel bijvullen (motorkoelsys -<br />

teem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.).<br />

– Motorolie verversen<br />

– Motoroliefilter vervangen<br />

– Stof-/pollenfilter vervangen<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een lange<br />

reis controleren en eventueel bijvullen:<br />

– niveau van de koelvloeistof<br />

– niveau van de remvloeistof/ -<br />

vloeistofniveau hydraulische koppelingbediening<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />

– conditie en spanning van de banden.<br />

Gebruik bij voorkeur producten die<br />

speciaal zijn afgestemd op de LAN-<br />

CIA-modellen (zie “Vullingstabel” in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Iedere 3.000 km het motoroliepeil<br />

controleren en eventueel bijvullen.<br />

Belangrijk Tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd worden:<br />

als de specificaties van de vloeistoffen<br />

verschillen, kan de auto<br />

ernstig beschadigd worden.


Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan de Lancia-dealer<br />

toe. Als u toch<br />

zelf onderhoud of kleine reparaties<br />

verricht, controleer dan of u over<br />

het juiste speciale gereedschap en<br />

de noodzakelijke originele Lanciaonderdelen<br />

en de voorgeschreven<br />

bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer<br />

niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee geen ervaring<br />

`<br />

BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in<br />

het onderhoudsschema staat aangegeven<br />

als de auto overwegend onder<br />

zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />

zoals:<br />

– trekken van caravans of aanhangers<br />

– rijden op stoffige wegen<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen onder<br />

nul<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik als taxi of bij<br />

huis-aan-huis bezorging of als de auto<br />

lang stilstaat).<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto veel over stoffige wegen<br />

rijdt, moet het luchtfilter vaker worden<br />

vervangen dan in het onder -<br />

houdsschema staat aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en<br />

lucht filter in relatie tot het gebruik<br />

van de auto de Lancia-dealer.<br />

BELANGRIJK - Dieselfilter<br />

Door het gebruik van dieselbrandstof<br />

van mindere kwaliteit kan het<br />

noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />

vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

is aangegeven. Een<br />

hortende motor kan een indicatie zijn<br />

dat het filter vervangen moet worden.<br />

BELANGRIJK - Stof-/pollenfilter<br />

Als de auto veel over stoffige wegen<br />

rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />

moet het filter vaker worden<br />

vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />

een beperking in de capaciteit van de<br />

ventilatie wordt geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor<br />

het begin van de winter te controleren,<br />

om eventuele bevriezing van het<br />

elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de<br />

auto overwegend voor korte trajecten<br />

wordt gebruikt, of als er accessoires zijn<br />

gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken.<br />

Dit geldt in het bijzonder voor achteraf<br />

aangebrachte accessoires.<br />

Controleer de acculading (elektrolyt)<br />

vaker dan is voorgeschreven in het<br />

“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud van de auto”, als de<br />

auto wordt gebruikt in warme klimaten<br />

of onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig zijn;<br />

brandgevaar.<br />

205


NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />

- 4) ruitensproeiervloeistof - 5)<br />

koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />

1) motorolie - 2) accu - 3)remvloeistof<br />

- 4) ruitensproeiervloeistof - 5) koel -<br />

vloeistof - 6) olie van de stuurbe -<br />

krachtiging<br />

206<br />

fig. 1 - Uitvoering 1.6<br />

fig. 2 - Uitvoering 1.8<br />

P4T0651<br />

P4T0652


1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />

- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />

5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />

1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />

- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />

5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />

fig. 3 - Uitvoering 2.0<br />

fig. 4 - Uitvoering 1.9 jtd<br />

207<br />

P4T0653<br />

P4T0654


1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />

- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />

5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />

208<br />

fig. 5 - Uitvoering 2.4 jtd<br />

P4T0655


MOTOROLIE (fig. 6-7-8-9-10)<br />

Controleer het oliepeil als de auto op<br />

een vlakke ondergrond staat en enige<br />

minuten (circa 5) na het uitzetten van<br />

de motor.<br />

Het oliepeil moet altijd tussen het<br />

MIN- en MAX- merkteken op de oliepeilstok<br />

staan.<br />

Het verschil tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken komt overeen met<br />

ongeveer 1 liter.<br />

Als het oliepeil dicht bij of onder het<br />

MIN-merkteken staat, moet er via de<br />

olievulopening motorolie tot aan het<br />

MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

Het oliepeil mag nooit het MAXmerkteken<br />

overschrijden.<br />

fig. 6 - Uitvoering 1.6<br />

P4T0656<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in de<br />

motorruimte extra voorzichtig<br />

als de motor nog warm is: gevaar<br />

voor verbranding. Onthoud<br />

dat bij een warme motor de elektroventilateur<br />

onverwachts kan inschakelen:<br />

kans op verwonding.<br />

fig. 7 - Uitvoering 1.8<br />

fig. 8 - Uitvoering 2.0<br />

P4T0657<br />

P4T0658<br />

Op de uitvoering 1.6 moet, om de<br />

dop van de olievulpijp te verwijderen,<br />

de bovenkant worden opgetild en uitgetrokken.<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent<br />

dat het motorolieverbruik pas na de<br />

eerste 5.000÷ 6.000km stabiliseert.<br />

fig. 9 - Uitvoering 1.9 jtd<br />

fig. 10 - Uitvoering 2.4 jtd<br />

209<br />

P4T0659<br />

P4T0660


Vul nooit motorolie bij<br />

met andere specificaties<br />

dan de olie waarmee de<br />

motor is gevuld. Alleen de voorgeschreven<br />

half-synthetische motor -<br />

olie (zie “Specificaties van de<br />

smeermiddelen en vloeistoffen” in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”)<br />

is geschikt voor de lange intervallen<br />

tussen twee servicebeurten.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />

het verversen van de olie de motor<br />

enige seconden laten draaien, vervolgens<br />

de motor uitzetten en na enige<br />

minuten het oliepeil controleren.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die schadelijk<br />

zijn voor het milieu. Het is raadzaam<br />

om het verversen van de<br />

motor olie en het vervangen van het<br />

oliefilter door de Lancia-dealer te<br />

laten uitvoeren. De Lancia-dealer<br />

beschikt over de uitrusting voor<br />

het op milieuvriendelijke wijze en<br />

conform de wettelijke bepalingen<br />

verwerken van afgewerkte olie en<br />

oliefilters.<br />

210<br />

KOELVLOEISTOF VAN HET<br />

MOTORKOELSYSTEEM (fig. 11)<br />

Draai bij een warme motor<br />

de dop van het expansiereservoir<br />

nooit los: gevaar<br />

voor verbranding.<br />

Het niveau van de koelvloeistof moet<br />

gecontroleerd worden bij een koude<br />

motor en moet tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op het expansie -<br />

reservoir staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door<br />

langzaam via de vulopening A van het<br />

expansiereservoir, een mengsel van<br />

50% gedestilleerd water en 50%<br />

PARA FLU11 te gieten.<br />

fig. 11<br />

P4T0170<br />

BELANGRIJK Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de dop zonodig alleen<br />

door een exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking van het sys -<br />

teem in gevaar worden gebracht.<br />

VLOEISTOF VOOR RUITEN-<br />

/KOPLAMPSPROEIERS (fig. 12)<br />

Om de ruiten-/koplampsproeier -<br />

vloeistof bij te vullen, de dop A<br />

verwijderen en de vulpijp B uittrekken.<br />

Gebruik een mengsel van<br />

water en DP1 in de volgende mengverhouding:<br />

30% DP1 en 70% water in de zomer.<br />

50% DP1 en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C DP1<br />

onverdund gebruiken.<br />

fig. 12<br />

P4T0171


BELANGRIJK Rijd nooit met een<br />

leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers<br />

zijn van fundamenteel<br />

belang voor een optimaal zicht.<br />

OLIE VAN DE STUURBE -<br />

KRACH TIGING (fig. 13-14)<br />

Het niveau van de olie moet gecontroleerd<br />

worden bij een koude motor<br />

en moet zich tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op het expansiereservoir,<br />

bevinden.<br />

Bij zeer warme olie kan de olie boven<br />

het MAX-merkteken staan.<br />

Draai voor het bijvullen de dop A los<br />

en giet de olie in het reservoir.<br />

fig. 13 - Uitvoering 1.6<br />

P4T0661<br />

BELANGRIJK Controleer of de olie<br />

dezelfde specificaties heeft als de olie<br />

in het reservoir.<br />

Voorkom dat de olie van<br />

de stuurbekrachtiging in<br />

contact komt met warme<br />

delen van de motor: de olie is licht<br />

ontvlambaar.Het olieverbruik van<br />

de stuurbekrachtiging is zeer laag;<br />

als na het bijvullen de olie binnen<br />

korte tijd weer moet worden bijgevuld,<br />

moet het systeem door een<br />

Lancia-dealer op eventuele lek -<br />

kage worden gecontroleerd.<br />

fig. 14 - Uitvoeringen 1.8-2.0<br />

1.9 jtd - 2.4 jtd<br />

P4T0172<br />

REMVLOEISTOF/VLOEISTOF<br />

VAN DE HYDRAULISCHE<br />

KOPPELINGBEDIENING (fig. 15)<br />

Controleer of de vloeistof nog op het<br />

MAX-merkteken staat.<br />

Controleer regelmatig de werking van<br />

het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

door (met de contactsleutel<br />

in stand MAR) op het deksel van<br />

het reservoir te drukken; het waarschuwingslampje<br />

x moet dan gaan<br />

branden.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />

remvloeistof worden gebruikt die voldoet<br />

aan de DOT 4-specificaties. Het verdient<br />

aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof<br />

te gebruiken, dezelfde remvloeistof<br />

waarmee het remsysteem door de fabriek<br />

is gevuld.<br />

Draai dop A los en houd sensor B<br />

goed vast.<br />

fig. 15<br />

211<br />

P4T0173


Het vloeistofniveau in het reservoir<br />

mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />

BELANGRIJK Remvloeistof is hygroscopisch<br />

(het trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling, als<br />

de auto overwegend wordt gebruikt in<br />

gebieden met een hoge luchtvochtig -<br />

heid, de remvloeistof vaker te vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Voorkom contact tussen<br />

de zeer corrosieve rem -<br />

vloeistof en de lak. Als er<br />

remvloeistof wordt gemorst, moet<br />

de lak onmiddellijk met water<br />

worden afgespoeld.<br />

Het symbool π op het reservoir<br />

geeft aan dat er<br />

synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het gebruik<br />

van vloeistoffen met andere<br />

specificaties moet absoluut worden<br />

vermeden, omdat de rubbers<br />

in het remsysteem door deze vloeistoffen<br />

kunnen worden beschadigd.<br />

212<br />

LUCHTFILTER<br />

Het luchtfilter is verbonden met de<br />

systemen die de luchttemperatuur en<br />

luchthoeveelheid regelen. Deze sturen<br />

elektrische signalen naar de regel -<br />

eenheid, die noodzakelijk zijn voor<br />

een correct functioneren van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />

Voor de juiste werking van de motor,<br />

een laag verbruik en een lage uitstoot<br />

van uitlaatgassen, is het daarom<br />

noodzakelijk dat het systeem altijd<br />

perfect functioneert.<br />

De beschrijving van de<br />

procedure voor het vervangen<br />

van het luchtfilter,<br />

dient slechts ter informatie. Wij<br />

raden u aan het luchtfilter door de<br />

Lancia-dealer te laten vervangen.<br />

Als het luchtfilter niet op de juiste<br />

wijze wordt vervangen en de ver -<br />

eiste voorzorgsmaatregelen niet in<br />

acht zijn genomen, kan de rij -<br />

veilig heid in gevaar worden gebracht.<br />

Als veel over stoffige wegen<br />

wordt gereden, moet<br />

het filter vaker worden<br />

vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Als het filter wordt gereinigd<br />

kan het beschadigd<br />

worden, waardoor er ernstige<br />

schade aan de motor kan<br />

ontstaan.<br />

VERVANGING (fig. 16)<br />

Draai voor de vervanging van het filter<br />

de schroeven A los, verwijder het<br />

deksel B en neem het te vervangen filterelement<br />

uit.<br />

fig. 16<br />

P4T0174


STOF-/POLLEN -<br />

FILTER<br />

Wendt u voor de vervanging van het<br />

stof-/pollenfilter (fig. 17) tot de<br />

Lancia-dealer.<br />

fig. 17<br />

P4T0175<br />

Als de auto veel over stoffige wegen<br />

rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />

moet het filter vaker worden<br />

vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />

een beperking in de capaciteit van de<br />

ventilatie wordt geconstateerd.<br />

DIESELFILTER<br />

(Uitvoeringen 1.9 jtd - 2.4 jtd)<br />

CONDENS AFTAPPEN (fig. 18)<br />

Water in het brandstof -<br />

sys teem kan het inspuit -<br />

systeem ernstig beschadigen<br />

en de motor kan onregelmatig<br />

gaan draaien. Als het lampje c<br />

gaat branden, wendt u dan zo snel<br />

mogelijk tot de Lancia-dealer om<br />

het water te laten aftappen.<br />

fig. 18<br />

213<br />

P4T0662


ACCU<br />

De accu bevindt zich in de motorruimte<br />

bij punt 2 (fig. 1, 2, 3, 4, 5).<br />

De accu van de Lybra is “onder -<br />

houdsarm”: onder normale gebruiks -<br />

omstandigheden is het niet nodig gedestilleerd<br />

water bij te vullen.<br />

Zie voor het opladen van de accu het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet<br />

een originele accu met dezelfde specificaties<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door<br />

een accu met andere specificaties, vervallen<br />

de onderhoudsintervallen die in<br />

het “Onderhoudsschema” in dit<br />

hoofd stuk staan aangegeven; voor het<br />

onderhoud van de nieuwe accu dient<br />

u zich strikt te houden aan de aanwijzingen<br />

van de fabrikant van de accu.<br />

214<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het verdient<br />

aanbeveling een defecte accu door<br />

de Lancia-dealer te laten vervangen,<br />

omdat deze beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de wettelijke<br />

bepalingen, verwerken van<br />

defecte accu’s.<br />

VLOEISTOFNIVEAU VAN DE<br />

ACCU (elektrolyt)<br />

CONTROLEREN<br />

Het vloeistofniveau moet worden gecontroleerd<br />

(en eventueel bijgevuld)<br />

overeenkomstig de in het “Onder -<br />

houdsschema” aangegeven intervallen.<br />

Laat deze handelingen door een<br />

Lancia-dealer uitvoeren.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief. Vermijd<br />

het contact met de huid of<br />

de ogen. Houd open vuur en vonkvormende<br />

apparaten verwijderd<br />

van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische en<br />

elektronische apparatuur<br />

kan ernstige schade toebrengen aan<br />

de auto.<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />

TE VERLENGEN<br />

Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motor -<br />

kap en het kofferdeksel goed gesloten<br />

zijn. De interieurverlichting moet gedoofd<br />

zijn.<br />

Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />

van stroomverbruikers als de<br />

motor uit staat (bijv. autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />

enz.).<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50%<br />

geladen is, raakt door sulfatering beschadigd.<br />

Hierdoor loopt de capaciteit<br />

en het startvermogen terug. Ook is de<br />

accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />

(bij temperaturen onder -10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet gebruikt,<br />

zie “Auto langere tijd stallen”<br />

in het hoofdstuk “Correct gebruik van<br />

de auto”.


Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

handsfree mobiele telefoon, navigatiesysteem<br />

met anti-diefstal-satellietbewaking,<br />

enz.), raden wij u aan<br />

contact op te nemen met de Lanciadealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte<br />

installaties uit het Lancia<br />

Lineacccessori programma aanraden<br />

en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor<br />

het extra stroomverbruik of dat het<br />

noodzakelijk is een accu met een<br />

grotere capaciteit te monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven permanent<br />

stroom verbruiken ook bij een<br />

uitgenomen contactsleutel (gepar -<br />

keerde auto, motor uitgezet), waardoor<br />

de accu geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze<br />

accessoires (standaard en achteraf gemonteerd<br />

accessoires) moet minder<br />

zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />

zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximaal toegestaan<br />

stroomverbruik<br />

50 Ah 30 mA<br />

60 Ah 36 mA<br />

70 Ah 42 mA<br />

Bedenk dat bij het inschakelen van<br />

grote stroomverbruikers zoals verwarming<br />

van het babyflesje, stofzuiger,<br />

mobiele telefoon, enz., bij een uit -<br />

gezette motor de accu sneller zal ont -<br />

laden.<br />

BELANGRIJK Als aan boord van<br />

de auto extra systemen moeten worden<br />

geïnstalleerd, moet goed op de<br />

juiste aansluitingen worden gelet. Niet<br />

correcte elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor de<br />

elementaire elektronische systemen.<br />

ACCU MET OPTISCHE<br />

HYDROMETER<br />

Beschrijving<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan de<br />

accu zijn uitgerust met een optische<br />

meter voor controle van het niveau<br />

van het elektrolyt en de acculading.<br />

De accu is “onderhoudsarm” en uitgerust<br />

met een controlemeter; onder<br />

normale gebruiksomstandigheden is<br />

het niet nodig gedestilleerd water bij<br />

te vullen. Daarom moet de juiste<br />

werking ervan regelmatig gecontroleerd<br />

worden m.b.v. de optische controlemeter<br />

op het deksel van de accu.<br />

De meter moet een donkere kleur<br />

hebben en een groen middenstuk.<br />

Als de meter daarentegen een heldere<br />

lichte kleur heeft, of donker ge -<br />

kleurd is zonder groen middenstuk,<br />

dient u contact op te nemen met de<br />

Lancia-dealer.<br />

215


Acculading controleren<br />

De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />

worden door de kleur van<br />

de optische meter te controleren. Zie<br />

de volgende tabel of de sticker op de<br />

accu.<br />

Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur<br />

zonder groen<br />

middenstuk<br />

Donkere kleur<br />

met groen<br />

middenstuk<br />

216<br />

Elektrolyt<br />

bijvullen<br />

Accu niet voldoende<br />

opgeladen<br />

Niveau elektrolyt en<br />

acculading<br />

onvoldoende<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Wendt u tot de Lanciadealer<br />

Opladen (het is raadzaam<br />

dit door de Lancia-dealer<br />

te laten uitvoeren)<br />

Geen enkele handeling<br />

Bij een normaal gebruik van de auto<br />

zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />

niet nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende<br />

aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />

bij werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie of bij een noodstart:<br />

– Koppel de accu nooit los van de<br />

elektrische installatie bij een draaiende<br />

motor.<br />

– Koppel de accuklemmen los al -<br />

vorens de accu met een acculader op<br />

te laden. Moderne acculaders kunnen<br />

spanningen tot 20V leveren.<br />

– Gebruik nooit een acculader voor<br />

het starten van de motor, maar gebruik<br />

een hulpaccu.<br />

– Let op een goede aansluiting tussen<br />

de accu en de elektrische installatie,<br />

zowel wat betreft de juiste aansluitwijze<br />

als de juiste verbinding tussen<br />

de polen en de kabeluiteinden.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit<br />

aan als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.


– Controleer de polariteit niet door<br />

middel van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regel -<br />

eenheden los voor het uitvoeren van<br />

laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />

Verwijder de regeleenheden als de<br />

temperatuur boven de 80°C stijgt<br />

(bijzondere werkzaamheden aan de<br />

carrosserie, enz.).<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische installatie<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen<br />

rekening wordt gehouden met de<br />

technische specificaties van het<br />

sys teem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brandgevaar ver -<br />

oorzaken.<br />

BOUGIES<br />

Schone en goede bougies (fig. 19)<br />

met de juiste warmtegraad zijn van<br />

doorslaggevend belang voor een goede<br />

werking, een lange levensduur en een<br />

lage uitstoot van schadelijke stoffen<br />

van de motor.<br />

De informatie die de bougie levert<br />

aan een deskundige is een belangrijke<br />

bron voor het opsporen van de storing,<br />

ook als deze niet door de ontsteking<br />

wordt veroorzaakt. Het is<br />

daarom belangrijk dat bij storingen in<br />

de motorwerking de bougies worden<br />

gecontroleerd door een Lanciadealer.<br />

fig. 19<br />

P4T0240<br />

De bougies moeten bij de<br />

kilometerstanden worden<br />

vervangen die in het onderhoudsschema<br />

zijn aangegeven.<br />

Gebruik uitsluitend bougies van het<br />

voorgeschreven type. Bougies met<br />

een afwijkende warmtegraad kunnen<br />

motorstoringen veroorzaken.<br />

1.6<br />

1.8<br />

2.0<br />

Bougies<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR5EZ<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR6EZ<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />

Champion RC8BYC<br />

217


WIELEN EN<br />

BANDEN<br />

BANDENSPANNING<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig,<br />

om de twee weken en voor een lange<br />

rit, worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />

Houd er daarom rekening<br />

mee, dat bij een controle of oppompen<br />

van warme banden de spanning<br />

0,3 bar hoger moet zijn dan bij koude<br />

banden.<br />

ning.<br />

Bedenk dat ook de weg -<br />

ligging afhankelijk is van<br />

een juiste bandenspan-<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage van de<br />

banden (fig. 20):<br />

218<br />

A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loop -<br />

vlak.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de band te<br />

heet, waardoor er onherstelbare<br />

inwendige schade aan de<br />

band kan ontstaan.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

fig. 20<br />

P4T0239<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />

wielen optrekken, enz.<br />

Vermijd ook harde contacten tussen<br />

banden en stoepranden, kuilen, en<br />

andere obstakels. Het langdurig rijden<br />

op een slecht wegdek kan de banden<br />

beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig op<br />

scheuren in de wangen en bulten of<br />

slijtplekken op het loopvlak. Raadpleeg<br />

zonodig de Lancia-dealer.<br />

Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto. Hierdoor kunnen de banden en<br />

de velgen ernstig beschadigd worden.<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om beschadiging<br />

van de band, de velg, de<br />

wielophanging en de stuurinrichting<br />

te voorkomen.<br />

Banden verouderen, ook als zij weinig<br />

of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes<br />

in het loopvlak en op de wangen geven<br />

aan dat de band verouderd is.<br />

Banden die langer dan zes jaar onder<br />

een auto gemonteerd zijn, moeten<br />

dan ook door een specialist worden


gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het reservewiel.<br />

Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

De Lybra is voorzien van tubeless<br />

radiaalbanden zonder binnenband. In<br />

dit type band mag nooit een binnenband<br />

worden gemonteerd.<br />

Bij de montage van een nieuwe band<br />

moet ook het ventiel vernieuwd worden.<br />

Om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />

om de 10.000 ÷ 15.000 km van<br />

as te verwisselen. Hierbij moeten de<br />

banden aan dezelfde zijde van de auto<br />

gemonteerd blijven, zodat een om -<br />

kering van de draairichting wordt<br />

voorkomen.<br />

Verwissel de banden niet<br />

kruiselings, waarbij de<br />

banden van de rechterzijde<br />

aan de linkerzijde en omgekeerd<br />

worden gemonteerd.<br />

RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van<br />

het rem-, stuurbekrachtigings- en<br />

brandstofsysteem zeer nauwkeurig de<br />

voorschriften van het geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema aan.Ozon,<br />

hoge temperaturen en het gedurende<br />

langere tijd ontbreken van vloeistof in<br />

een systeem zorgen ervoor dat de<br />

slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />

het betreffende systeem gaat<br />

lekken. Daarom is zorgvuldige controle<br />

noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden DP1 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het<br />

rubber vervormd of versleten is. Het<br />

verdient aanbeveling ten minste één<br />

maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />

is gevaarlijk,<br />

omdat ze het zicht<br />

onder extreme atmosferische<br />

omstandigheden aanzienlijk beperken.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaat -<br />

regelen is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen.<br />

– Wanneer de temperatuur onder<br />

0°C is gedaald, moet er gecontroleerd<br />

worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />

en ruit zit. Verwijder zonodig het<br />

ijs met antivries.<br />

219


– Verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de voorruit: om de wisserbladen<br />

te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor<br />

te voorkomen.<br />

– Schakel de ruitenwissers niet in op<br />

een droge ruit.<br />

Wisserbladen controleren<br />

Voordat u de wisserbladen controleert,<br />

moeten de voorruit en de rubber<br />

delen (wisserbladen) zorgvuldig<br />

gereinigd worden met warm water en<br />

zeep of met ruitensproeiervloeistof<br />

DP1. De voorruit moet helemaal<br />

schoon en vetvrij zijn: als het nodig is,<br />

moet met sterkere vetverwijderende<br />

middelen worden ontvet (op basis van<br />

ammoniak).<br />

Ook de wisserbladen moeten voor de<br />

controle perfect gereinigd zijn: reinig,<br />

indien noodzakelijk, alleen de randen<br />

met warm water en zeep.<br />

1) Controleer of het rubber van het<br />

wisserblad niet vervormd of versleten<br />

is en of alle onderdelen van de wisserbladen<br />

nog heel zijn: als het rubber<br />

vervormd of versleten is, moeten<br />

beide wisserbladen vervangen worden.<br />

220<br />

2) Als de wisserbladen en de onderdelen<br />

in goede staat zijn, moet de controle<br />

worden voortgezet door het inschakelen<br />

van de ruitenwisser/sproeier:<br />

als de wisserbladen de voorruit<br />

goed reinigen, kunnen ze worden<br />

gehandhaafd, als de ruit niet goed gereinigd<br />

wordt, moeten de beide wisserbladen<br />

worden vervangen.<br />

Wisserbladen vervangen (fig. 21)<br />

Zie voor het vervangen van het wisserblad<br />

van de achterruitwisser van de<br />

Station Wagon het betreffende hoofdstuk.<br />

Wisserbladen vervangen:<br />

1) Trek de arm van de ruitenwisser<br />

omhoog.<br />

2) Druk op de lip van de veerklem<br />

en trek het wisserblad A uit de arm B.<br />

fig. 21<br />

P4T0228<br />

3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />

het wisserblad goed in de wisserarm<br />

geborgd moet zijn.<br />

BELANGRIJK Controleer na de<br />

vervanging of de wisserbladen goed in<br />

de wisserarm geborgd zijn.


RUITENSPROEIERS (fig. 22)<br />

Als de ruitensproeiers niet werken,<br />

controleer dan eerst het niveau in het<br />

ruitensproeiertankje: zie “Niveaus<br />

controleren” in dit hoofdstuk.Controleer<br />

vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt zijn. Deze kunnen<br />

zonodig met een speld worden<br />

doorgeprikt.<br />

De richting van de stralen A van de<br />

ruitensproeiers kunnen worden afgesteld.<br />

Stel de sproeiermonden zodanig<br />

af dat de stralen de ruit raken op het<br />

hoogste punt in de slag van de ruitenwissers.<br />

fig. 22<br />

P4T0176<br />

KOPLAMP -<br />

SPROEIERS<br />

(indien aanwezig)<br />

Controleer regelmatig of de kop -<br />

lamp sproeiers schoon en in goede<br />

staat zijn (fig. 23).<br />

De koplampsproeiers werken automatisch<br />

als het dim-/grootlicht brandt<br />

en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />

fig. 23<br />

P4T0274<br />

AIRCONDITIONING<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

1 keer per maand gedurende 10<br />

minuten in.<br />

Laat voor het zomerseizoen de<br />

werking van de airconditioning controleren<br />

door de Lancia-dealer.<br />

Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu. Gebruik<br />

in geen geval het middel<br />

R12, omdat dit middel de componenten<br />

van het systeem beschadigt<br />

en omdat dit middel CFK’s<br />

(chloorfluorkoolwaterstoffen) bevat.<br />

221


CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest<br />

zijn:<br />

– luchtverontreiniging;<br />

– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm<br />

en vochtig klimaat);<br />

– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet niet<br />

worden onderschat.<br />

L<strong>ANCIA</strong> heeft voor de Lybra de beste<br />

technologische oplossingen toegepast<br />

om de carrosserie efficiënt tegen<br />

roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

– De toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten die<br />

de auto de benodigde weerstand tegen<br />

roest en schurende elementen ver -<br />

lenen.<br />

222<br />

– Het gebruik van verzinkte (of<br />

voorbehandelde) plaatdelen met een<br />

hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de onderzijde,<br />

in de wielkuipen, in de motorruimte<br />

en verschillende holle ruimtes,<br />

met een hoog beschermend vermogen.<br />

– Het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden, naden,<br />

randen enz.<br />

– Toepassing van “open” holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen<br />

en binnendringend water af te voeren,<br />

waardoor roest van binnenuit wordt<br />

voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de Lybra is de carrosserie tegen<br />

doorroesten van alle originele componenten<br />

van de carrosserie en van alle<br />

dragende delen gegarandeerd. Voor<br />

de specifieke voorwaarden van deze<br />

garantie wordt verwezen naar de<br />

“SERVICE- EN GARANTIEHAND-<br />

LEIDING”.<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD VAN<br />

DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van<br />

de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />

worden bijgewerkt om roest -<br />

vorming te voorkomen.<br />

Ook het bijwerken van metallic lak<br />

levert geen problemen op.<br />

Het bijwerken dient met de originele<br />

lak te worden uitgevoerd (zie het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van de auto<br />

beperkt zich tot wassen, waarbij de<br />

frequentie afhankelijk is van het gebruik<br />

van de auto en van de omgeving.<br />

Het is raadzaam de auto vaker<br />

te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />

of bij het rijden over wegen met<br />

strooizout.


Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto bij<br />

voorkeur worden gewassen op een<br />

plaats waar het afvalwater direct<br />

wordt opgevangen en gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Verwijder de antenne van het dak<br />

om te voorkomen dat deze beschadigt<br />

in een autowasserette.<br />

2) Spoel de auto eerst met een<br />

water straal onder lage druk af.<br />

3) Was de auto met een zachte spons<br />

met een oplossing van neutrale zeep;<br />

spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />

4) Spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht of<br />

een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de<br />

randen van de portieren, het kofferdeksel<br />

en de koplampranden moeten<br />

niet vergeten worden, omdat daar<br />

water kan blijven staan. Het verdient<br />

aanbeveling de auto na het wassen<br />

niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />

maar de auto nog even buiten te laten<br />

staan, zodat waterresten buiten kunnen<br />

verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als de<br />

motorkap nog warm is: omdat dan de<br />

glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />

op dezelfde wijze worden gewassen<br />

als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen,<br />

aangezien harsdruppels bij langere<br />

inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />

waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />

van de lak verwijderd te worden, omdat<br />

door de agressieve bestanddelen<br />

de lak kan beschadigen.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van<br />

de ruiten een daarvoor geschikt<br />

schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en<br />

beschadigingen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het<br />

schoon maken van de binnenzijde van<br />

de achterruit op, dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd.<br />

Veeg voorzichtig in de richting van de<br />

draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig<br />

te laten uitspuiten. Laat dit verzorgen<br />

door een gespecialiseerd bedrijf.<br />

223


BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet het contactslot<br />

in stand STOP staan en de<br />

motor koud zijn. Controleer na het<br />

reinigen of de verschillende beschermingen<br />

(rubber kappen, deksels, enz.)<br />

nog op hun plaats zitten en niet beschadigd<br />

zijn.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto bij<br />

voorkeur worden gewassen op een<br />

plaats waar het afvalwater direct<br />

wordt opgevangen en gezuiverd.<br />

224<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de<br />

vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s,<br />

enz.), waardoor roestvorming op de<br />

bodem veroorzaakt zou kunnen worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING SCHOONMAKEN<br />

– Verwijder stof met een zachte borstel<br />

of een stofzuiger.<br />

– Reinig de zittingen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale<br />

zeep.<br />

MET ALCANTARA BEKLEDE<br />

STOELEN SCHOONMAKEN<br />

Alcantara kan op dezelfde wijze<br />

behandeld en gereinigd worden als de<br />

andere bekleding. Voor het reinigen<br />

van alcantara gelden dezelfde aan -<br />

wijzingen als voor het reinigen van<br />

stoffen bekleding.


MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

SCHOONMAKEN<br />

– Verwijder droog vuil met een<br />

zeemleer of een iets vochtige doek,<br />

zonder hard te drukken.<br />

– Dep een vochtige vlek of vet met<br />

een droge en absorberende doek en<br />

wrijf daarbij niet. Behandel de plek<br />

vervolgens met een doek of zeem bevochtigd<br />

met water en een neutrale<br />

zeep.<br />

– Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />

behandel de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de instructies<br />

op de verpakking strikt moeten<br />

worden opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alco -<br />

hol of producten op basis van alcohol.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

om het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />

of benzine om het glas van het<br />

instrumentenpaneel schoon te maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen<br />

niet worden blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de zomer<br />

kan de temperatuur in het interieur<br />

ver boven deze waarde op -<br />

lopen.<br />

225


L<strong>YBRA</strong> STATION WAGON<br />

De beschrijvingen en afbeeldingen in dit<br />

hoofdstuk hebben uitsluitend betrekking op de<br />

Lybra SW. In dit hoofdstuk worden uitsluitend<br />

de onderwerpen behandeld die verschillen van<br />

de vorige hoofdstukken in dit boekje.<br />

Met de Lybra SW bent u net zoals de Lybra<br />

sedan verzekerd van veiligheid, perfect rijplezier<br />

en milieubewust autorijden. Naast dit alles<br />

biedt de Lybra SW u iets extra’s:met deze auto<br />

heeft u de beschikking over een zeer grote<br />

bagageruimte.<br />

226<br />

ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER............... 227<br />

INTERIEURVERLICHTING ........................... 228<br />

AUTORADIO................................................... 228<br />

AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING OP<br />

DE ACHTERWIELEN..................................... 229<br />

BAGAGERUIMTE ........................................... 230<br />

IMPERIAAL/SKIDRAGER .............................. 237<br />

HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />

OF EEN ANDERE AUTO................................ 237<br />

EEN LEKKE BAND ....................................... 238<br />

GLOEILAMP VERVANGEN............................ 239


ACHTERRUIT -<br />

WISSER/-SPROEIER<br />

WERKING (fig. 1)<br />

Deze werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Draai de schakelaar A in stand<br />

om de achterruitwisser in te schakelen.<br />

De achterruitwisser wist met interval.<br />

Als u de bedieningshendel B naar<br />

voren duwt, schakelt de achterruitsproeier<br />

in; als u de hendel loslaat<br />

schakelt hij automatisch uit.<br />

Als de achterruitsproeier wordt ingeschakeld,<br />

gaat automatisch ook de<br />

achterruitwisser enkele seconden<br />

werken.<br />

fig. 1<br />

P4T0177<br />

Als u bij ingeschakelde ruitenwissers<br />

de achteruit inschakelt, gaat automatisch<br />

ook de achterruitwisser enkele<br />

seconden werken.<br />

WISSERBLAD VERVANGEN<br />

(fig. 2)<br />

Het wisserblad van de achterruitwisser<br />

moet samen met de wisser -<br />

arm vervangen worden.<br />

1) Kantel het dopje A, draai de moer<br />

B los, waarmee de wisserarm aan de<br />

as is bevestigd, en neem de arm van<br />

de as.<br />

2) Plaats de nieuwe wisserarm in de<br />

juiste stand en draai de moer zorgvuldig<br />

vast.<br />

3) Kantel het dopje dicht.<br />

fig. 2<br />

P4T0178<br />

ACHTERRUITSPROEIER (fig. 3)<br />

Als de achterruitsproeier niet werkt,<br />

controleer dan eerst het niveau in het<br />

ruitensproeiertankje: zie de aanwijzingen<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud<br />

van de auto”.<br />

De sproeiermond kan worden afgesteld<br />

door met een schroevendraaier<br />

het huis A te verdraaien.<br />

fig. 3<br />

227<br />

P4T0179


INTERIEUR -<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

MIDDENACHTER (fig. 4)<br />

Als de schakelaar A in stand 0 staat,<br />

gaat bij het openen van de achterklep<br />

de plafondverlichting branden.<br />

Als de schakelaar in de middelste<br />

stand 1 staat, blijft de plafondver -<br />

lichting altijd branden.<br />

Als u de schakelaar naar links (stand<br />

2) schuift, blijft de plafondverlichting<br />

altijd gedoofd.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat<br />

u de auto verlaat of de schakelaar van<br />

de plafondverlichting niet in stand 1<br />

staat. Als de schakelaar bij geopende<br />

achterklep in stand 0 staat, gaat de<br />

plafondverlichting na ongeveer 15 minuten<br />

automatisch uit.<br />

fig. 4<br />

228<br />

P4T0180<br />

AUTORADIO<br />

LUIDSPREKERS ACHTER<br />

(fig. 5)<br />

De luidsprekers achter A bevinden<br />

zich aan de zijkanten van de bagageruimte.<br />

ANTENNE<br />

De antenne is op het dak van de<br />

auto geplaatst.<br />

Het is raadzaam de antenne van het<br />

dak te verwijderen als de auto in een<br />

wastunnel wordt gereinigd, om te<br />

voor komen dat hij wordt beschadigd.<br />

fig. 5<br />

P4T0181<br />

CD-SPELER - CD-SPELER<br />

VOOR ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> MET<br />

NAVIGATIESYSTEEM (fig. 6-7)<br />

(indien aanwezig)<br />

De CD-speler A en de CD-speler B<br />

voor het ICS-navigatiesysteem van<br />

Lancia bevinden zich in een door een<br />

klep afgesloten ruimte links in de<br />

bagageruimte C.<br />

Om de geklemde klep te verwijderen,<br />

moet u de klep openen door aan<br />

de handgreep D te trekken. Verwijder<br />

vervolgens de klep. Plaats om de klep<br />

terug te plaatsen eerst het onderste<br />

deel en druk vervolgens de klep stevig<br />

dicht.<br />

In het bovenste deel van de ruimte E<br />

kunnen de CD’s worden opgeborgen.<br />

fig. 6<br />

P4T0182


Het gebruik van de CD-speler staat<br />

beschreven in de paragraaf “Auto -<br />

radio” in dit boekje.<br />

Voor het gebruik van het ICS van<br />

Lancia met navigatiesysteem en van<br />

de CD-speler voor het navigatie -<br />

systeem wordt verwezen naar het betreffende<br />

supplement dat bij dit instructieboekje<br />

wordt geleverd.<br />

BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Subwoofer (fig. 8-9)<br />

In de door een klep afgesloten<br />

ruimte rechts in bagageruimte A<br />

bevindt zich een bass box B met een<br />

volume van 14 dm3. fig. 7<br />

P4T0224<br />

U kunt de klep openen door aan de<br />

handgreep C te trekken, waarna de<br />

klep volledig kan worden verwijderd.<br />

Plaats om de klep terug te plaatsen<br />

eerst het onderste deel en druk vervolgens<br />

de klep stevig dicht.<br />

fig. 8<br />

fig. 9<br />

P4T0225<br />

P4T0185<br />

AUTOMATISCHE<br />

NIVEAUREGELING<br />

OP DE ACHTER -<br />

WIELOPHANGING<br />

(indien aanwezig)<br />

In plaats van de conventionele<br />

schokdempers zijn bij de auto schokdempers<br />

met hydro-pneumatische niveauregeling<br />

(dankzij een in de<br />

schokdemper ingebouwd actief element)<br />

op de achterwielen gemonteerd.<br />

Als de auto beladen is (passagiers, bagage),<br />

zakt de auto achterover en wijzigt<br />

de wielgeometrie, afhankelijk van de<br />

schokdemperafstelling en de lading. Zodra<br />

de auto wegrijdt, wordt de wielbeweging<br />

als gevolg van oneffenheden<br />

in het wegdek door de schokdempers gebruikt<br />

om de carrosserie weer op zijn<br />

oorspronkelijke rijhoogte te brengen. De<br />

rijhoogte is dus niet langer afhankelijk<br />

van de beladingsgraad.<br />

229


De afstand die de schokdempers nodig<br />

hebben om de rijhoogte weer op<br />

de voorgeschreven waarde te brengen<br />

ligt tussen 300 en 1000 meter,<br />

afhankelijk van de conditie van het<br />

wegdek.<br />

Het systeem zorgt er bovendien voor<br />

dat de koplampen altijd goed zijn afgesteld.<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mogen de<br />

maximale waarden niet<br />

worden overschreden (zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”). De<br />

vervoerde lading en de wijze van<br />

belading beïnvloeden de wegligging,<br />

ook als de rijhoogte door het<br />

systeem constant wordt gehouden.<br />

230<br />

BAGAGERUIMTE<br />

Bij het gebruik van de bagageruimte<br />

mogen de maximale<br />

gewichten niet worden<br />

overschreden (zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed geladen<br />

is en bevestig de lading eventueel<br />

met riemen of spanbanden aan<br />

de daarvoor bestemde ringen. Zo<br />

wordt voorkomen dat een voorwerp<br />

bij bruusk remmen naar voren<br />

schiet en letsel veroorzaakt.<br />

OPENEN (fig. 10-11)<br />

Trek voor het openen van de achter -<br />

klep schakelaar A omhoog of steek de<br />

sleutel in het slot B en draai de sleutel in<br />

stand 1.<br />

fig. 10<br />

P4T0249<br />

Het slot vergrendelt als de centrale<br />

portiervergrendeling wordt bediend.<br />

Gebruik voor het openen van de achterklep<br />

de handgreep C boven het slot.<br />

ACHTERKLEP OPENEN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

De achterklep kan worden geopend<br />

door knopje D (fig. 12) op de contactsleutel<br />

in te drukken.<br />

fig. 11<br />

fig. 12<br />

P4T0186<br />

P4T0265


De achterklep kan ook worden ge -<br />

opend bij centraal vergrendelde portieren<br />

en ingeschakeld diefstalalarm<br />

(indien aanwezig).<br />

In dit geval werkt het alarmsysteem<br />

op de volgende manier:<br />

– uitschakeling van de interieurbewaking;<br />

– uitschakeling van de kantelsensor;<br />

– uitschakeling druksensor achter -<br />

klep.<br />

Als de achterklep weer gesloten<br />

wordt, worden de uitgeschakelde<br />

functies weer ingeschakeld.<br />

SLUITEN (fig. 13)<br />

Gebruik voor het sluiten van de achterklep<br />

één van de handgrepen A.<br />

fig. 13<br />

P4T0187<br />

STEKKERDOOS (fig. 14)<br />

Deze bevindt zich links in de bagageruimte.<br />

Voor het gebruik van de stekkerdoos<br />

moet u dekseltje A openen.<br />

De stekkerdoos wordt gevoed als de<br />

contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid en kan alleen gebruikt worden<br />

voor accessoires met een maximum<br />

stroomverbruik van 15A (vermogen<br />

180W).<br />

Sluit geen accessoires op<br />

de stekkerdoos aan met<br />

een stroomverbruik dat<br />

hoger is dan de aangegeven maximale<br />

waarde.<br />

Een langdurig stroomverbruik<br />

kan de accu uitputten, waardoor<br />

de motor niet meer gestart kan<br />

worden.<br />

fig. 14<br />

P4T0188<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 15)<br />

De bagageruimteverlichting B bevindt<br />

zich rechts in de bagageruimte<br />

en gaat branden als de achterklep<br />

wordt geopend. De verlichting dooft<br />

als u de achterklep sluit of na enkele<br />

minuten als u de achterklep open laat.<br />

Als u in dit laatste geval de verlichting<br />

weer wilt inschakelen, moet u de achterklep<br />

sluiten en vervolgens weer<br />

openen.<br />

OPBERGVAKKEN<br />

Aan de zijkant van de bagageruimte<br />

bevinden zich twee open vakken met<br />

net C (fig. 14-15) voor het opbergen<br />

van voorwerpen.<br />

fig. 15<br />

231<br />

P4T0189


SERVICEVAKKEN (fig. 16)<br />

Deze bevinden zich rechts en links<br />

in de bagageruimte. Het vak is als<br />

volgt bereikbaar: open het geklemde<br />

deksel A door aan de handgreep B te<br />

trekken en verwijder vervolgens het<br />

deksel. Plaats om de klep terug te<br />

plaatsen eerst het onderste deel en<br />

druk vervolgens de klep stevig dicht.<br />

Het linker vak is bestemd voor de<br />

CD-speler en de CD-speler voor het<br />

ICS-navigatiesysteem van Lancia (indien<br />

aanwezig).<br />

In het rechter vak is bij uitvoeringen<br />

met hifi-audiosysteem de subwoofer<br />

luidspreker geplaatst.<br />

HOEDENPLANK (fig. 17)<br />

Achter de rugleuning van de zit-<br />

fig. 16<br />

232<br />

P4T0183<br />

plaatsen achter bevindt zich de hoedenplank<br />

A.<br />

De hoedenplank kan worden neerge -<br />

klapt met de handgreep B om de bagageruimte<br />

vanuit het interieur te bereiken.<br />

Als u de hoedenplank wilt verwijderen,<br />

moet u de hoedenplank neerklappen en<br />

de beide pennen aan de zijkant uit de<br />

zittingen C loshaken. Voor het terugplaatsen<br />

van de hoedenplank moeten de<br />

pennen weer in de zittingen C worden<br />

gestoken en de hoedenplank naar voren<br />

worden gedraaid om te controleren of hij<br />

goed vergrendeld is.<br />

Bij een ongeval of plotseling<br />

remmen kunnen de<br />

voorwerpen op de hoedenplank<br />

naar voren in het interieur<br />

worden geslingerd, waardoor de<br />

inzittenden letsel kunnen oplopen.<br />

fig. 17<br />

P4T0190<br />

ROLHOES (fig. 18-19-20)<br />

De rolhoes A kan worden opgerold<br />

en verwijderd.<br />

De hoes kan worden opgerold nadat<br />

de twee achterste pennen B uit de zittingen<br />

C zijn genomen en de klittenbandsluitingen<br />

aan de zijkant D los<br />

zijn getrokken.<br />

fig. 18<br />

fig. 19<br />

P4T0191<br />

P4T0192


U kunt de rolhoes verwijderen door<br />

hem op te rollen en de twee voorste<br />

pennen E te verwijderen.<br />

Voor het terugplaatsen van de<br />

rolhoes moet u de voorste pennen<br />

weer insteken, de rolhoes uitvouwen<br />

en daarna de achterste pennen weer<br />

in de zittingen plaatsen.<br />

Plaats geen zware voorwerpen<br />

op de rolhoes omdat<br />

deze de rolhoes kunnen beschadigen.<br />

Bovendien kunnen bij<br />

plotseling remmen deze<br />

voorwerpen naar voren<br />

worden geslingerd en de inzittenden<br />

verwonden.<br />

fig. 20<br />

P4T0193<br />

SCHEIDINGSNET IN HET<br />

INTERIEUR (fig. 21-22-23-24)<br />

(indien aanwezig)<br />

Het scheidingsnet tussen het interieur<br />

en de bagageruimte is opgeborgen in<br />

de dubbele oprolautomaat A. Het bovenste<br />

en onderste gedeelte van het net<br />

kunnen afzonderlijk worden bevestigd.<br />

Haak het bovenste gedeelte van het net<br />

in de zittingen B die afgesloten zijn met<br />

de geklemde dekseltjes C.<br />

Maak het onderste gedeelte vast aan de<br />

haken D.<br />

De oprolautomaat kan vanuit de bagageruimte<br />

worden verwijderd nadat<br />

het bovenste en onderste gedeelte van<br />

het net weer zijn losgehaakt. U verwijdert<br />

de oprolautomaat door de knop<br />

aan de rechterzijde naar voren te<br />

draaien totdat het rode symbool<br />

fig. 21<br />

P4T0194<br />

(driehoek) verdwijnt, en vervolgens<br />

eerst de rechter zijde van de oprol -<br />

automaat en daarna de linkerzijde op<br />

te tillen. Verwijder de oprolautomaat<br />

vanuit de bagageruimte (fig. 24).<br />

Om de oprolautomaat terug te plaatsen<br />

moet eerst de linkerzijde en<br />

daarna de rechterzijde worden geplaatst.<br />

Draai vervolgens de knop<br />

naar achteren totdat hij blokkeert.<br />

fig. 22<br />

fig. 23<br />

233<br />

P4T0195<br />

P4T0196


BAGAGE VASTZETTEN<br />

(fig. 25-26)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen<br />

of spanbanden worden bevestigd<br />

aan de daarvoor bestemde ringen in<br />

de hoeken van de bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor de beves -<br />

tiging van het bagagenet (als optional<br />

beschikbaar bij de Lancia-dealer).<br />

Niet goed vastgezette bagage<br />

kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig ver -<br />

wonden.<br />

fig. 24<br />

234<br />

P4T0197<br />

OMKEERBARE<br />

VLOERBEDEKKING<br />

De vloerbedekking is omkeerbaar:<br />

de vloerbedekking kan worden ver -<br />

wijderd, omgedraaid en weer worden<br />

teruggeplaatst met de wasbare zijde<br />

naar boven gekeerd, wanneer u smerige<br />

voorwerpen vervoert.<br />

fig. 25<br />

fig. 26<br />

P4T0198<br />

P4T0199<br />

SKILUIK (fig. 27)<br />

Het skiluik kan worden gebruikt<br />

voor het vervoer van lange voorwerpen<br />

(bijv. ski’s) die vanuit de bagageruimte<br />

door het luik kunnen worden<br />

gestoken.<br />

1) Kantel de armsteun A omlaag.<br />

2) Druk op de handgreep B en duw<br />

het klepje C naar beneden.<br />

3) Maak de bekleding los (indien<br />

aanwezig).<br />

Duw het luikje C in de richting van<br />

de bagageruimte om het te sluiten: de<br />

vergrendeling blokkeert automatisch.<br />

fig. 27<br />

P4T0200


BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

Het is mogelijk de bagageruimte te<br />

vergroten door de deelbare achterbank<br />

gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of<br />

geheel neer te klappen.<br />

Om de bagageruimte geheel te vergroten,<br />

moeten de rolhoes, de neer -<br />

klapbare hoedenplank en het scheidingsnet<br />

(indien aanwezig) worden<br />

verwijderd, volgens de instructies<br />

die in de betreffende paragrafen zijn<br />

aangegeven.<br />

Gedeeltelijk neerklappen (1/3)<br />

(fig. 28)<br />

Als alleen de linker zitting wordt<br />

neergeklapt, kunnen er twee personen<br />

op de achterbank worden vervoerd.<br />

fig. 28<br />

P4T0201<br />

Gedeeltelijk neerklappen (2/3)<br />

(fig. 29)<br />

Als alleen de rechter zitting wordt<br />

neergeklapt, kan er één persoon op<br />

de achterbank worden vervoerd.<br />

fig. 29<br />

P4T0202<br />

Geheel neerklappen (fig. 30)<br />

Als beide zitplaatsen achter worden<br />

neergeklapt, is de bagageruimte<br />

maximaal vergroot.<br />

fig. 30<br />

235<br />

P4T0203


Bagageruimte vergroten<br />

1) Trek de handgreep A (fig. 31) in<br />

het midden van iedere achterzitting in<br />

de rijrichting en klap de zitting naar<br />

voren in de richting van de pijl.<br />

2) Verwijder de hoofdsteunen van de<br />

rugleuningen achter (zie paragraaf<br />

“Hoofdsteunen”) en plaats ze in de<br />

daarvoor bestemde ruimte van de opgeklapte<br />

zitting (fig. 32).<br />

3) De rugleuning kan ontgrendeld<br />

worden door de handgreep op de zij -<br />

kant van de rugleuningen omhoog te<br />

trekken:<br />

B (fig. 33) = rechter rugleuning<br />

C (fig. 34) = linker rugleuning.<br />

4) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />

de zijkant en klap de rugleuningen<br />

fig. 31<br />

236<br />

P4T0204<br />

neer, waardoor er een vlakke laad -<br />

vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />

Zitplaatsen achter in normale<br />

stand zetten<br />

1) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />

de zijkant, zet de rugleuning weer<br />

recht op en controleer of hij goed vast -<br />

gehaakt zit.<br />

2) Klap vervolgens de zitting terug en<br />

controleer of de veiligheidsgordels niet<br />

gedraaid zitten tussen de zittingen en<br />

de rugleuningen.<br />

3) Monteer de hoofdsteunen weer.<br />

4) Monteer het scheidingsnet in het<br />

interieur (indien aanwezig), de hoedenplank<br />

en de rolhoes weer zoals in<br />

de betreffende paragrafen is be -<br />

schreven.<br />

fig. 32<br />

P4T0260<br />

BELANGRIJK Als u zware voor -<br />

werpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />

moet u controleren of de hoogteregelaars<br />

op de koplampen in de juiste<br />

stand staan (zie paragraaf “Koplampen”).<br />

fig. 33<br />

fig. 34<br />

P4T0205<br />

P4T0206


IMPERIAAL/-<br />

SKIDRAGER<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN (fig. 35)<br />

Bij de Lybra SW kunnen als optional<br />

worden geleverd: een set traversen, voor<br />

het vervoeren van verschillende<br />

voorwerpen, en specifieke hulpstukken<br />

(skidrager, surfplankdrager, enz.).<br />

De auto is voorbereid met drie sets<br />

bevestigingspunten voor de traversen.<br />

Voor de montage van de traversen<br />

moet u de zes doppen A met een<br />

schroevendraaier in punt B, loswippen.<br />

Bevestig vervolgens de traversen<br />

met de daarvoor bestemde bouten.<br />

Bewaar de doppen voor het afdekken<br />

van de bevestigingspunten als<br />

u de traversen verwijderd.<br />

fig. 35<br />

P4T0207<br />

Voor de montage van de doppen A<br />

moet u eerst de lip C plaatsen en vervolgens<br />

op de andere zijde drukken<br />

totdat de doppen in de openingen geborgd<br />

zijn.<br />

Controleer na enkele<br />

kilometers opnieuw of<br />

de bevestigingsbouten nog<br />

goed vastzitten.<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”).<br />

fig. 36<br />

P4T0213<br />

HET SLEPEN VAN<br />

DE AUTO OF EEN<br />

ANDERE AUTO<br />

Verwijder voor de montage van het<br />

sleepoog het luikje A (fig. 36) op de<br />

achterbumper. Steek hiervoor de punt<br />

van de schroevendraaier in de betreffende<br />

opening.<br />

BELANGRIJK Voor alle andere<br />

informatie, waarschuwingen en te nemen<br />

voorzorgsmaatregelen bij het slepen<br />

van de auto of het slepen van een<br />

andere auto, wordt verwezen naar het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN<br />

BIJ HET TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger<br />

gelden. U mag in geen geval harder<br />

rijden dan 100 km/h.<br />

237


EEN LEKKE BAND<br />

RESERVEWIEL EN<br />

GEREEDSCHAP<br />

De auto kan zijn uitgerust met een<br />

reservewiel met normale afmetingen<br />

(indien aanwezig).<br />

Het reservewiel, de krik en het gereedschap<br />

vindt u onder de vloerbedekking<br />

in de bagageruimte.<br />

Open de achterklep, til de bekleding<br />

op en haak deze aan de bovenrand<br />

vast met de daarvoor bestemde riem<br />

A (fig. 37).<br />

De vloerbedekking kan ook uit de<br />

bagageruimte worden verwijderd door<br />

de vloerbedekking naar achteren te<br />

trekken.<br />

Verwijder het vulstuk B (fig. 38).<br />

fig. 37<br />

238<br />

P4T0208<br />

Draai de blokkeerschroef (handgreep)<br />

C (fig. 39) los, pak de gereedschaphouder<br />

D en het reservewiel E<br />

en plaats deze dicht bij het te verwisselen<br />

wiel.<br />

BELANGRIJK Zie voor de beschrijving<br />

van de juiste werkwijze voor het<br />

verwisselen van een wiel en voor alle<br />

waarschuwingen en de te nemen<br />

fig. 38<br />

fig. 39<br />

P4T0209<br />

P4T0210<br />

voorzorgsmaatregelen, het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

Nadat het wiel verwisseld is, moet<br />

het verwisselde wiel, de krik en het<br />

gereedschap weer in de bagageruimte<br />

worden opgeborgen en op de juiste<br />

wijze worden bevestigd. Monteer het<br />

vulstuk B (fig. 38) op het wiel.<br />

Haak voordat u de vloerbedekking<br />

laat zakken, de riem aan de bekleding<br />

zoals is afgebeeld (fig. 40).<br />

Als de vloerbedekking uit de bagageruimte<br />

was verwijderd en u deze<br />

wilt terugplaatsen, moet u de voorste<br />

bevestigingslippen F (fig. 41) in de<br />

daarvoor bestemde zittingen in de bagageruimte<br />

plaatsen.<br />

fig. 40<br />

P4T0211


GLOEILAMP<br />

VERVANGEN<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

gloeilamp vervangt de opmerkingen<br />

en de voorzorgsmaatregelen in het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

MIDDENACHTER<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C10W) vervangen:<br />

1) Licht het plafondlampje met een<br />

schroevendraaier in punt A (fig. 42)<br />

op.<br />

fig. 41<br />

P4T0212<br />

2) Verwijder het lampje B (fig. 43)<br />

door het uit de contacten aan de<br />

zijkant los te maken en vervang het<br />

lampje.<br />

3) Monteer het plafondlampje:<br />

plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />

op de andere zijde totdat het<br />

lampje vastzit.<br />

fig. 42<br />

fig. 43<br />

P4T0214<br />

P4T0215<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 44)<br />

Gloeilamp (type C, 12V-C10W) vervangen:<br />

1) Verwijder het lampenglas door<br />

met een schroevendraaier de borgveer<br />

A in te drukken.<br />

2) Verwijder het lampje B door het<br />

los te maken uit de contacten aan de<br />

zijkant en vervang het lampje.<br />

3) Monteer het lampenglas: plaats<br />

eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />

de andere zijde totdat de borgveer A<br />

is vastgehaakt.<br />

fig. 44<br />

239<br />

P4T0216


DERDE REMLICHT<br />

Het lampje is van buitenaf bereikbaar<br />

bij geopende achterklep.<br />

Gloeilamp (type B, 12V-H21W)<br />

vervangen:<br />

1) Verwijder de drie dekseltjes A<br />

(fig. 45) door een schroevendraaier in<br />

de daarvoor bestemde zittingen te<br />

steken.<br />

2) Draai de schroeven B (fig. 46) los<br />

en verwijder de unit C.<br />

3) Draai de lamphouder D (fig. 47)<br />

linksom en trek hem uit de zitting.<br />

4 ) Verwijder de lamp E (fig. 47)<br />

door hem iets in te drukken en links -<br />

om te draaien.<br />

5) Monteer de nieuwe lamp door<br />

hem iets in te drukken en rechtsom te<br />

draaien.<br />

fig. 45<br />

240<br />

P4T0217<br />

6) Plaats de lamphouder D (fig. 47)<br />

en draai hem rechtsom.<br />

7) Plaats het derde remlicht terug op<br />

de achterklep en bevestig de unit met<br />

de schroeven B (fig. 46).<br />

8) Druk de dekseltjes A (fig. 45) in<br />

de zittingen van de schroeven.<br />

fig. 46<br />

fig. 47<br />

P4T0218<br />

P4T0219<br />

ACHTERLICHTUNIT<br />

Achterlichten, richting -<br />

aanwijzers, remlichten, achter -<br />

uit rijlicht en mistachterlicht<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Verwijder het deksel A (fig. 48)<br />

van het servicevak links of rechts in<br />

de bagageruimte door aan de handgreep<br />

B te trekken.<br />

fig. 48<br />

P4T0183


2) Verwijder de lichtunit door de<br />

moeren C (fig. 49) los te draaien met<br />

het uiteinde A (fig. 50) van de sleutel<br />

die bij de auto is geleverd, en trek de<br />

unit naar buiten zonder de stekker los<br />

te maken. Gebruik op uitvoeringen<br />

met hifi-audiosysteem het uiteinde B<br />

(fig. 50) van de sleutel om de moeren<br />

van de rechter unit los te draaien, en<br />

steek de punt in de adapter C (fig. 50)<br />

die ook bij de auto geleverd wordt.<br />

3) Draai de schroeven D (fig. 51) los<br />

en verwijder de lamphouder E.<br />

fig. 49<br />

P4T0220<br />

4) Verwijder de lamp door hem iets<br />

in te drukken en linksom te draaien<br />

en vervang de lamp (fig. 52).<br />

F – Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />

voor het achteruitrijlicht (alleen rechter<br />

lichtunit). Gloeilamp (type B,<br />

12V-P21W) voor mistachterlicht (alleen<br />

linker unit).<br />

G – Gloeilamp (type B, 12V-R10W)<br />

voor achterlicht.<br />

H – Gloeilamp (type B, 12V-<br />

PY21W) (oranje) voor richting -<br />

aanwijzer.<br />

L – Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />

voor remlicht.<br />

5) Monteer de lamphouder E (fig. 51)<br />

en bevestig hem met de schroeven D<br />

(fig. 51).<br />

fig. 50<br />

P4T0301<br />

6) Monteer de lichtunit en draai de<br />

moeren C (fig. 49) vast.<br />

7) Monteer het deksel van het<br />

service vak door eerst het onderste deel<br />

te plaatsen en het deksel vervolgens<br />

aan te drukken.<br />

fig. 51<br />

fig. 52<br />

241<br />

P4T0221<br />

P4T0222


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

De mensen die uit liefhebberij of vanwege<br />

hun beroep zeer geïnteresseerd zijn in motoren<br />

en techniek zullen waarschijnlijk op dit punt<br />

met lezen beginnen. Het volgende hoofdstuk is<br />

een rijke bron van gegevens, cijfers, formules en<br />

tabellen. Het is feitelijk het technische “menu”<br />

van de Lybra. Het menu, dat in technische taal,<br />

alle eigenschappen en specificaties behandelt<br />

van een auto die ontworpen is om de automobilist<br />

volledig tevreden te stellen.<br />

242<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS.......................... 243<br />

MOTORCODES<br />

CARROSSERIE-UITVOERINGEN .................. 245<br />

MOTOR........................................................... 246<br />

TRANSMISSIE ................................................ 250<br />

REMMEN ........................................................ 252<br />

WIELOPHANGING......................................... 253<br />

STUURINRICHTING ...................................... 253<br />

WIELUITLIJNING .......................................... 253<br />

WIELEN ......................................................... 254<br />

ELEKTRISCHE INSTALLATIE ...................... 255<br />

AFMETINGEN ................................................ 256<br />

PRESTATIES................................................... 258<br />

GEWICHTEN.................................................. 259<br />

VULLINGSTABEL.......................................... 261<br />

SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN<br />

EN VLOEISTOFFEN ...................................... 264<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ................................ 266<br />

CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT.................... 267<br />

BANDENSPANNING ....................................... 268


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

CHASSISNUMMER (A - fig. 1)<br />

Het chassisnummer is op de rechter<br />

schokdempersteun ingeslagen.<br />

Het is bereikbaar nadat de motor -<br />

kap is geopend en bevat de volgende<br />

gegevens:<br />

– type van de auto<br />

– oplopend productienummer.<br />

fig. 1<br />

P4T0223<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is in het cilinderblok<br />

ingeslagen, en bestaat uit het motor -<br />

type en een oplopend productie -<br />

nummer.<br />

TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje (fig. 2) is aange bracht<br />

op de fronttraverse in de motorruimte<br />

en bevat de volgende informatie (fig.<br />

3):<br />

A - Naam van de fabrikant<br />

B - Nummer typegoedkeuring<br />

C - Identificatiecode van het auto -<br />

type<br />

D - Chassisnummer<br />

E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto<br />

F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto met aanhanger<br />

fig. 2<br />

243<br />

P4T0184


G - Max. toelaatbare voorasbelasting<br />

H - Max. toelaatbare achterasbelasting<br />

I - Motortype<br />

L - Code van de carrosserie-uitvoering<br />

M - Nummer voor de onderdelen<br />

N - Correctiewaarde voor de uitlaat -<br />

rookgasmeting (dieseluitvoeringen)<br />

fig. 3<br />

244<br />

P4T0250<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje (fig. 4) is aangebracht op<br />

de binnenzijde van het kofferdeksel.<br />

Het bevat de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak<br />

B - Kleurbenaming<br />

C - L<strong>ANCIA</strong> kleurcode<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en<br />

overspuiten<br />

fig. 4<br />

P4T0137


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

Typecode van de motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />

Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />

1.6 182B6000 182B6000 839AXF1A 12 839BXF1A 13<br />

1.8 839A7000 839A7000 839AXG1A 14 839BXG1A 15<br />

2.0 185A8000 185A8000 839AXH1A 16 839BXH1A 17<br />

1.9 jtd AR 37101 AR 37101 839AXI1A 18 839BXI1A 19<br />

2.4 jtd 839A6000 839A6000 839AXL1A 20 839BXL1A 21<br />

245


MOTOR<br />

246<br />

1.6 1.8 2.0<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode 182B6000 839A7000 185A8000<br />

Cyclus Otto Otto Otto<br />

Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 5 in lijn<br />

Aantal kleppen per cilinder 4 4 4<br />

Boring en slag mm 80,5 x 78,4 82 x 82,7 82 x 75,65<br />

Cilinderinhoud cm 3 1.596 1.747 1.998<br />

Compressieverhouding 10,5 : 1 10,3 : 1 10,7 : 1<br />

Max. vermogen (EU): kW 76 96 110<br />

pk 103 130 150<br />

bijbehorend toerental min -1 5.750 6.300 6.500<br />

Max. koppel (EU): Nm 145 156 181<br />

kgm 14,9 15,8 18,5<br />

bijbehorend toerental min -1 4.000 3.800 3.750<br />

DISTRIBUTIE<br />

Inlaat: opent voor B.D.P. 0° – –<br />

opent na B.D.P. – 3° 9°<br />

sluit voor B.D.P. – – –<br />

sluit na O.D.P. 34° 41° 49°<br />

Uitlaat: opent na B.D.P. – – –<br />

opent voor O.D.P. 24° 32° 40°<br />

sluit voor B.D.P. – – 0°<br />

sluit na B.D.P. 0° 2° –<br />

Klepspeling voor controle van de distributie: inlaat mm 0,45 0,45 0,45<br />

uitlaat mm 0,45 0,45 0,45<br />

Klepspeling bij koude motor: inlaat mm Hydraulische Hydraulische Hydraulische<br />

uitlaat mm klepstoters klepstoters klepstoters


1.9 jtd 2.4 jtd<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode AR 37101 839A6000<br />

Cyclus Diesel Diesel<br />

Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 5 in lijn<br />

Aantal kleppen per cilinder 2 2<br />

Boring en slag mm 82 x 90,4 82 x 90,4<br />

Cilinderinhoud cm 3 1.910 2.387<br />

Compressieverhouding 18,45 : 1 18,45 : 1<br />

Max. vermogen (EU): kW 81 103<br />

pk 110 140<br />

bijbehorend toerental min -1 4.000 4.000<br />

Max. koppel (EU): Nm 275 304<br />

kgm 28,0 31,0<br />

bijbehorend toerental min -1 2.000 1.800<br />

DISTRIBUTIE<br />

Inlaat: opent voor B.D.P. 0° 0°<br />

opent na B.D.P. – –<br />

sluit voor B.D.P. – –<br />

sluit na O.D.P. 32° 32°<br />

Uitlaat: opent na B.D.P. – –<br />

opent voor O.D.P. 40° 40°<br />

sluit voor B.D.P. 2° 2°<br />

sluit na B.D.P. – –<br />

Klepspeling voor controle van de distributie: inlaat mm 0,50 0,50<br />

uitlaat mm 0,50 0,50<br />

Klepspeling bij koude motor: inlaat mm 0,30 0,30<br />

uitlaat mm 0,35 0,35<br />

247


INSPUITING/ONTSTEKING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan het brandstofsysteem<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische<br />

specificaties van het sys -<br />

teem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brandgevaar ver -<br />

oorzaken.<br />

Uitvoering 1.6<br />

Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />

en ontsteking: één regeleenheid<br />

regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />

(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />

met pingelsensor.<br />

– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />

inspuiting.<br />

– Luchtfilter: met verwisselbaar papieren<br />

element.<br />

– In brandstoftank ondergedompelde<br />

elektrische brandstofpomp.<br />

– Benzinefilter in brandstoftank.<br />

– Inspuitdruk: 3 bar.<br />

– Elektronische verwerking van gegevens<br />

die door de toerentalsensor<br />

248<br />

van de motor (speed), de temperatuursensor<br />

en de absolute-druksensor<br />

in het inlaatspruitstuk (density) worden<br />

gemeten.<br />

– Mengselcorrectie: “closed loop”<br />

(informatie over het verloop van de<br />

verbranding via een lambdasonde).<br />

– Stationair toerental (zelfregelend<br />

door middel van elektromotor): 800 ±<br />

50 min-1 .<br />

– Ontstekingsvolgorde 1 - 3 - 4 - 2.<br />

– Bougies:<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR5EZ<br />

Uitvoering 1.8<br />

Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />

en ontsteking: één regeleenheid<br />

regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />

(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />

met pingelsensor.<br />

– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />

inspuiting.<br />

– Luchtfilter: met verwisselbaar<br />

papieren element.<br />

– In brandstoftank ondergedompelde<br />

elektrische brandstofpomp.<br />

– Benzinefilter in brandstoftank.<br />

– Inspuitdruk: 3 bar.<br />

– Directe meting van de hoeveelheid<br />

inlaatlucht met luchtkwantummeter<br />

met verwarmde draad.<br />

– Mengselcorrectie: “closed loop”<br />

(informatie over het verloop van de<br />

verbranding via een lambdasonde).<br />

– Stationair toerental: 825 ± 50 min-1 – Nokkenasversteller op de inlaatnokkenas.<br />

– Ontstekingsvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.<br />

– Bougies:<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />

L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />

Champion RC10YCC<br />

NGK BKR6EZ


Uitvoering 2.0<br />

Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />

en ontsteking: één regeleenheid<br />

regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />

(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />

met pingelsensor.<br />

– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />

inspuiting.<br />

– Luchtfilter: met verwisselbaar papieren<br />

element.<br />

– In brandstoftank ondergedompelde<br />

elektrische brandstofpomp.<br />

– Benzinefilter in brandstoftank.<br />

– Inspuitdruk: 3 bar.<br />

Stoichiometrische dosering van het<br />

lucht-/brandstofmengsel op basis van:<br />

– directe meting van de hoeveelheid<br />

inlaatlucht met luchtkwantummeter<br />

met verwarmde draad;<br />

– mengselcorrectie: “closed loop”<br />

(informatie over het verloop van de<br />

verbranding via een lambdasonde).<br />

– Stationair toerental: 700 ± 50 min1 .<br />

– Ontstekingsvolgorde: 1-2-4-5-3.<br />

– Bougies:<br />

L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />

Champion RC8BYC<br />

BRANDSTOFSYSTEEM<br />

Uitvoeringen 1.9 jtd - 2.4 jtd<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan het brandstofsysteem<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische<br />

specificaties van het sys -<br />

teem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />

Directe dieselinspuiting met turbodrukvulling<br />

en intercooler.<br />

– Brandstofpomp: hoge-drukinspuitpomp<br />

unijet; elektrische opvoerpomp<br />

in de tank.<br />

– Inspuitvolgorde:<br />

1.9 jtd: 1 - 3 - 4 - 2<br />

2.4 jtd: 1 - 2-4 - 5-3.<br />

– Stationair toerental:<br />

1.9 jtd: 850 ± 20 min-1 .<br />

2.4 jtd: 830 ± 20 min-1 .<br />

– Luchtfilter: met verwisselbaar<br />

papieren element.<br />

249


– Door uitlaatgas aangedreven<br />

turbo compressor met variabele leidschoepen<br />

en drukregelklep (wastegate).<br />

– Turbodruk: 1 bar.<br />

– E.G.R.-systeem, elektronisch gecontroleerd<br />

op basis van het toerental,<br />

motorbelasting en koelvloeistoftemperatuur.<br />

250<br />

SMEERSYSTEEM<br />

Smering onder druk d.m.v. een<br />

tand wieloliepomp met ingebouwde<br />

oliedrukregelklep.<br />

Reiniging van de motorolie in een<br />

fullflow-oliefilterelement.<br />

KOELING<br />

Koelsysteem met radiateur, centrifugale<br />

waterpomp en expansiereservoir.<br />

Thermostaat met “by-pass”-regeling<br />

in het secundaire circuit voor de recirculatie<br />

van koelvloeistof van de<br />

motor naar de radiateur.<br />

Elektroventilateur voor het koelen<br />

van de radiateur met in-/uitschakeling,<br />

geregeld door de regeleenheid<br />

van de motor.<br />

TRANSMISSIE<br />

KOPPELING<br />

Zelfstellend met koppelingspedaal<br />

zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.<br />

HANDGESCHAKELDE<br />

VERSNELLINGSBAK EN<br />

DIFFERENTIEEL<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />

vooruit en één versnelling achteruit.<br />

Gesynchroniseerde versnelling achteruit<br />

bij de uitvoeringen 1.9 jtd en<br />

2.4 jtd.


De overbrengingsverhoudingen van de versnellingsbak zijn:<br />

Sedan 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />

1 e versn. 3,909 3,909 3,909 3,800 3,800<br />

2 e versn. 2,238 2,238 2,238 2,235 2,235<br />

3 e versn. 1,520 1,520 1,520 1,360 1,360<br />

4 e versn. 1,156 1,156 1,156 0,971 0,971<br />

5 e versn. 0,971 0,971 0,946 0,707 0,763<br />

achteruit 3,909 3,909 3,909 3,545 3,545<br />

Station Wagon 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />

1 e versn. 3,909 3,909 3,909 3,800 3,800<br />

2 e versn. 2,238 2,238 2,238 2,235 2,235<br />

3 e versn. 1,520 1,520 1,520 1,360 1,360<br />

4 e versn. 1,156 1,156 1,156 0,971 0,971<br />

5 e versn. 0,971 0,971 0,946 0,707 0,763<br />

achteruit 3,909 3,909 3,909 3,545 3,545<br />

251


DIFFERENTIEEL<br />

Rechte eindoverbrenging en differentieel<br />

ingebouwd in het versnellings -<br />

bakhuis.<br />

De overbrengingsverhoudingen van<br />

het differentieel zijn:<br />

252<br />

Aandrijving van de voorwielen<br />

m.b.v. aandrijfassen die via homokinetische<br />

koppelingen verbonden zijn<br />

met het differentieel en de wielen.<br />

Rechte eindreductie Aantal Tanden<br />

1.6 3,823 65/17<br />

1.8 3,733 56/15<br />

2.0 3,733 56/15<br />

1.9 jtd 3,353 57/17<br />

2.4 jtd 3,111 56/18<br />

REMMEN<br />

VOETREM<br />

Voor: schijfremmen met zwevende<br />

remtangen, en één remcilinder per<br />

wiel.<br />

Achter: schijfremmen met zwevende<br />

remtangen.<br />

Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />

remsysteem.<br />

Onderdrukrembekrachtiger van 8”<br />

met extra kamer (uitvoeringen 1.6 -<br />

1.8 en 1.9 jtd). Onderdrukrembekrachtiger<br />

van 7” + 8” (uitvoeringen 2.0<br />

en 2.4 jtd).<br />

ABS: met 4 sensoren en 4 kanalen.<br />

Automatisch zelfstellend mechanis me<br />

voor de speling van de remvoeringen.<br />

Elektronische remdrukregeling, geregeld<br />

door het ABS.<br />

HANDREM<br />

De handrem werkt mechanisch<br />

d.m.v. een handremhefboom op de<br />

achterwielen.


WIELOPHANGING<br />

VOORWIELOPHANGING<br />

Onafhankelijke wielophanging, type<br />

McPherson met dwarsgeplaatste onderste<br />

wieldraagarmen.<br />

Gedesaxeerde schroefveren en dubbelwerkende<br />

telescopische schokdempers.<br />

Stabilisatorstang.<br />

ACHTERWIELOPHANGING<br />

Onafhankelijke BLG multilink-wiel -<br />

ophanging.<br />

Schroefveren.<br />

Telescopische dubbelwerkende schok -<br />

dempers onder gasdruk. Stabilisatorstang.<br />

STUURINRICHTING<br />

Samendrukbare, telescopische en<br />

energie-absorberende stuurkolom met<br />

hoogte- en lengteverstelling.<br />

“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Kogelgewrichten “for life” gesmeerd.<br />

Minimum draaicirkel:<br />

– uitvoeringen 1.6 - 1.8 - 1.9 jtd =<br />

10,5 m<br />

– uitvoeringen 2.0 - 2.4 jtd = 10,9 m.<br />

Aantal stuuromwentelingen van<br />

aanslag tot aanslag: circa 2,5.<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velg -<br />

randen van de wielen:<br />

– voorwielen: – 1 ± 1 mm<br />

– achterwielen: 2 ± 2 mm<br />

De waarden zijn van toepassing op<br />

een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

Laat deze handeling door de<br />

Lancia-dealer uitvoeren. Deze beschikt<br />

over het speciale gereedschap<br />

dat voor deze handeling noodzakelijk<br />

is.<br />

253


WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen of lichtmetalen (optional)<br />

velgen.<br />

Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />

alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

254<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat u zich aan de voorge -<br />

schreven afmetingen houdt en dat alle<br />

wielen zijn voorzien van banden van<br />

hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

Velgmaat Bandenmaat<br />

1.6 - 1.9 jtd<br />

6J x 15H2<br />

6<br />

195/65 R15 91H<br />

1 /2J x 15H - 37 ()<br />

6J x 15H2 - 37 (n)<br />

205/60 R15 91V (n)<br />

1.8 - 2.0 - 2.4 jtd<br />

6J x 15H2 195/65 R15 91V<br />

61 /2J x 15H - 37 ()<br />

6J x 15H2 - 37 (n)<br />

205/60 R15 91V (n)<br />

() Bij enkele uitvoeringen (n) Optional<br />

WINTERBANDEN<br />

Velgmaat Bandenmaat<br />

1.6 - 1.9 jtd 6J x 15H2 195/65 R15 91T (M + S)<br />

1.8 - 2.0 - 2.4 jtd 6J x 15H2 195/65 R15 91H (M + S)<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg.<br />

Tubeless band.<br />

Velgmaat Bandenmaat<br />

4.00B x 15” H35 T125/80 R15 96M<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Maximale dikte van de sneeuwkettingen<br />

boven het profiel van de band:<br />

9 mm.<br />

Controleer na enkele meters rijden<br />

of de kettingen nog goed gespannen<br />

zijn.


ELEKTRISCHE<br />

INSTALLATIE<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan het brandstofsysteem<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische<br />

specificaties van het sys -<br />

teem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />

Spanning van de elektrische installatie:<br />

12 Volt.<br />

ACCU<br />

Met min aan massa. Voor bepaalde landen kunnen zwaardere accu’s zijn gemonteerd.<br />

Capaciteit bij ontlading Startstroom<br />

in 20 uur in koude toestand (–18°C)<br />

1.6 50Ah - 60Ah (*) 250A - 380A (*)<br />

1.8 - 2.0 50Ah - 60Ah (*) 250A - 380A (*)<br />

1.9 jtd 60Ah - 70Ah (*) 380A - 450A (*)<br />

2.4 jtd 70Ah 450A<br />

(*) Als alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />

DYNAMO<br />

Gelijkrichter met diodes en ingebouwde elektronische spanningsregelaar. Het laden van de<br />

accu begint zodra de motor is aangeslagen.<br />

Nominale maximum laadstroom<br />

1.6 80A - (80A of 90A met airconditioning) (105A als<br />

alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />

1.8 - 2.0 100A - (100A met airconditioning) (120A als<br />

alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />

1.9 jtd 85A of 100A -<br />

(100A of 120A met airconditioning)<br />

(120A met hulpverwarming)<br />

2.4 jtd 120A<br />

STARTMOTOR<br />

1.6<br />

Nominaal vermogen<br />

1,3 kW of 1,4 kW<br />

1.8 - 2.0 1,1 kW<br />

1.9 jtd 1,8 kW of 2,0 kW<br />

2.4 jtd 2,1 kW<br />

255


AFMETINGEN<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.<br />

Afmetingen in mm.<br />

Inhoud van de bagageruimte (VDA-norm): 420 dm 3<br />

fig. 5<br />

256<br />

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !<br />

! ! ! !<br />

! ! ! !<br />

! ! ! !<br />

! ! ! !<br />

P4T0027


De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Afmetingen in mm.<br />

Inhoud van de bagageruimte onder de rolhoes van de bagageruimte (VDA-norm):<br />

– achterbank in normale stand: 420 dm3 – met neergeklapte achterbank: 800 dm3 Totale inhoud: 1.300 dm3 fig. 6 ( ) Hoogte auto compleet met allesdragers: 1578 mm<br />

P4T0028<br />

257


PRESTATIES<br />

Max. snelheid na de inrijperiode van de auto in km/h<br />

Sedan 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e AR<br />

1.6 48 84 123 161 185 48<br />

1.8 54 94 137 180 201 54<br />

2.0 55 96 141 186 210 35<br />

1.9 jtd 36 62 102 143 187 39<br />

2.4 jtd 39 67 110 154 205 42<br />

Station Wagon 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e AR<br />

1.6 48 84 123 161 185 48<br />

1.8 54 94 137 180 201 54<br />

2.0 55 96 141 186 210 55<br />

1.9 jtd 36 62 102 143 187 39<br />

2.4 jtd 39 67 110 154 205 42<br />

258


GEWICHTEN (in kg)<br />

1.6 1.6 1.8 1.8 2.0 2.0<br />

Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />

Rijklaar gewicht<br />

(met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap<br />

en accessoires): 1.250 1.290 1.300 1.340 1.350 1.390<br />

Nuttig laadvermogen (*)<br />

inclusief bestuurder: 520 525 520 525 520 525<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras: 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050<br />

– achteras: 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050<br />

– totaal: 1.770 1.815 1.820 1.865 1.870 1.915<br />

Gewicht van de aanhanger:<br />

– geremd 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400<br />

– ongeremd 400 400 400 400 400 400<br />

Max. dakbelasting: 50 80 50 80 50 80<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger): 75 75 75 75 75 75<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />

beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

259


260<br />

1.9 jtd 1.9 jtd 2.4 jtd 2.4 jtd<br />

Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />

Rijklaar gewicht<br />

(met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap<br />

en accessoires): 1.310 1.350 1.370 1.410<br />

Nuttig laadvermogen (*)<br />

inclusief bestuurder: 520 525 520 525<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras: 1.050 1.050 1.050 1.050<br />

– achteras: 1.050 1.050 1.050 1.050<br />

– totaal: 1.830 1.875 1.890 1.935<br />

Gewicht van de aanhanger:<br />

– geremd 1.400 1.400 1.400 1.400<br />

– ongeremd 400 400 400 400<br />

Max. dakbelasting: 50 80 50 80<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger): 75 75 75 75<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />

wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

(*) Met airconditioning:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Homokinetische koppelingen en<br />

in stofhoezen (ieder):<br />

Hydraul. remcircuit met ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter:<br />

Reservoir ruitensproeiers voor<br />

en achter en<br />

koplampsproeiers:<br />

(r) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van<br />

SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />

1.6<br />

liter kg<br />

60 –<br />

8 –<br />

8,0 –<br />

3,5 3,1<br />

3,8 3,4<br />

1,98 1,8<br />

0,9 –<br />

– 0,095<br />

0,52 –<br />

4 –<br />

5,5 –<br />

1.8<br />

liter kg<br />

60 –<br />

8 –<br />

6,81 –<br />

6,80 (*)<br />

3,9 3,5<br />

4,3 3,85<br />

1,98 1,8<br />

0,9 –<br />

– 0,095<br />

0,56 –<br />

4 –<br />

5,5 –<br />

2.0<br />

liter kg<br />

60 –<br />

8 –<br />

8,6 –<br />

4,3 3,8<br />

5,0 4,45<br />

1,98 1,8<br />

0,9 –<br />

– 0,095<br />

0,56 –<br />

4 –<br />

5,5 –<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />

van ten minste 95 R.O.N.<br />

Mengsel van gedestil. water en<br />

50%<br />

PARAFLU11 SELENIA 20K (r)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

DP1<br />

Mengsel van water en<br />

DP1<br />

261


Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

(*) Met airconditioning:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Homokinetische koppelingen en<br />

in stofhoezen (ieder):<br />

Hydraul. remcircuit met ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter:<br />

Reservoir ruitensproeiers voor<br />

en achter en koplampsproeiers:<br />

(m) Voor temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40.<br />

262<br />

1.9 jtd<br />

liter kg<br />

60 –<br />

8 –<br />

6,85 –<br />

7,27 (*)<br />

4,2 3,75<br />

4,8 4,25<br />

1,98 1,8<br />

0,9 –<br />

– 0,095<br />

0,56 –<br />

4 –<br />

5,5 –<br />

2.4 jtd<br />

liter kg<br />

60 –<br />

8 –<br />

7,4 –<br />

4,8 4,3<br />

5,5 4,9<br />

1,98 1,8<br />

0,9 –<br />

– 0,095<br />

0,56 –<br />

4 –<br />

5,5 –<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)<br />

Mengsel van gedestil. water en 50%<br />

PARAFLU 11<br />

SELENIA TURBO DIESEL (m)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A of TUTELA GI/A F7<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

DP1<br />

Mengsel van water en<br />

DP1


OPMERKINGEN OVER HET<br />

GEBRUIK VAN VLOEISTOFFEN<br />

Olie<br />

Smeersystemen nooit bijvullen met<br />

olie waarvan de specificaties afwijken<br />

van de in het systeem aanwezige olie.<br />

Koelvloeistof<br />

Een mengsel van PARAFLU11 en<br />

gedestilleerd water in een mengverhouding<br />

van 50% beveiligt tot een<br />

temperatuur van –35°C.<br />

Ruitensproeiervloeistof<br />

Gebruik een mengsel van water en<br />

DP1 in de volgende mengverhouding:<br />

30% DP1 en 70% water in de zomer.<br />

50% DP1 en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C DP1<br />

onverdund gebruiken.<br />

MOTOROLIEVERBRUIK<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent<br />

dat het motorolieverbruik pas na de<br />

eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

263


SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

264<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en Aanbevolen smeer- Toepassing<br />

vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

Multigrade motorolie<br />

SAE 10W-40 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan<br />

de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ<br />

Multigrade motorolie<br />

SAE 5W-30 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan<br />

de specificaties ACEA A1 en API SJ<br />

Aanbevolen voor temperaturen onder -20°C<br />

Multigrade motorolie<br />

SAE 10W-40 voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA<br />

B3 en API CD<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis voldoet<br />

ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CF<br />

Aanbevolen voor temperaturen onder -15°C<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

SELENIA<br />

TURBO DIESEL<br />

SELENIA<br />

WR DIESEL


Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en Aanbevolen smeer- Toepassing<br />

vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />

Olie en vetten<br />

voor krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Anti-vries voor<br />

radiateur<br />

Toevoeging voor<br />

dieselbrandstof<br />

Vloeistof voor<br />

ruitensproeiers<br />

voor/achter en<br />

koplampsproeiers<br />

SAE 75W-80 EP<br />

olie op synthetische basis. Voldoet ruimschoots aan de specificaties<br />

API GL-5, MIL-L-2105 D LEV<br />

Vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal: NLGI = 2,<br />

bevat molybdeensulfide<br />

Synthetische remvloeistof, NTHSA nr. 116 DOT 4, ISO<br />

4925, SAE J-1703, CUNA NC 956-01<br />

Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycol -<br />

monoethyleen corrosiewerend CUNA NC 956-16<br />

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />

voor dieselmotoren<br />

Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-II<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 Synth<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU11<br />

diesel mix<br />

DP1<br />

Mechanische versnellingsbak<br />

en differentieel<br />

Homokinetische koppelingen<br />

Hydraulisch remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Mengverhouding:<br />

50% tot –35°C<br />

Vermengen met diesel -<br />

olie (25 cm 3 per 10 liter)<br />

Onverdund of met<br />

water gebruiken<br />

265


BRANDSTOF -<br />

VERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen<br />

is opgenomen, is gemeten volgens<br />

een vastgestelde testmethode die<br />

in EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten<br />

tijdens:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit een<br />

koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />

normale testrit in stadsverkeer;<br />

– buitenweg: waarbij veelvuldig<br />

wordt geaccelereerd in alle versnellingen<br />

en waarmee een normaal gebruik<br />

van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd.<br />

De snelheid varieert tussen<br />

de 0 en 120 km/h;<br />

266<br />

– gecombineerd verbruik: voor het<br />

bepalen van het gecombineerde<br />

brandstofverbruik telt de waarde van<br />

de stadsrit mee voor 37% en de<br />

waarde van de testrit buiten de stad<br />

voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />

bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />

atmosferische omstandigheden,<br />

algemene conditie van de auto, uitrus -<br />

tingsniveau, gebruik van de airconditioning,<br />

lading van de auto, imperiaal<br />

op het dak en de aanwezigheid van<br />

andere accessoires die de aërodynamica<br />

kunnen beïnvloeden, kunnen in<br />

de praktijk een brandstofverbruik<br />

opleveren, dat afwijkt van de resultaten<br />

die tijdens de hierboven beschreven<br />

tests zijn bereikt (zie “Kostenbesparing<br />

en beperking van de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen” in het<br />

hoofdstuk “Correct gebruik van de<br />

auto”.


BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />

Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />

Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />

1.6 11,2 11,4 6,4 6,5 8,2 8,3<br />

1.8 11,8 12,4 6,3 6,5 8,3 8,7<br />

2.0 13,8 14,0 7,5 7,7 9,8 10,0<br />

1.9 jtd 8,1 8,4 4,7 4,8 5,9 6,1<br />

2.4 jtd 9,0 9,2 5,4 5,5 6,7 6,9<br />

CO 2-EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />

De CO 2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />

tabel weergegeven.<br />

CO2-EMISSIE VOLGENS EU-normen 1999/100 (g/km)<br />

1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />

Sedan Station Sedan Station Sedan Station Sedan Station Sedan Station<br />

Wagon Wagon Wagon Wagon Wagon<br />

194 197 198 206 233 238 157 162 179 182<br />

267


BANDENSPANNING<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Sedan Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />

2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

(n) Optional<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />

Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />

268


Station Wagon Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

(n) Optional<br />

205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />

(*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />

269


ACCESSOIRES MONTEREN<br />

Speciaal voor de Lybra heeft Lancia een serie<br />

afgestemde en beproefde accessoires ontworpen.<br />

Deze accessoires zijn eenvoudig in gebruik,<br />

betrouwbaar en functioneel, zodat zowel het<br />

gebruikscomfort als de veiligheid onder alle<br />

omstandigheden zijn gegarandeerd.<br />

Zo heeft Lancia, om het sportieve karakter<br />

van de Lybra te benadrukken, lichtmetalen velgen,<br />

met leer beklede sportsturen en spoilers<br />

ontworpen die goed aansluiten bij de vormgeving<br />

van de auto en waarmee een persoonlijk en<br />

sportief accent wordt aangebracht.<br />

Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is<br />

er in het Lancia Lineaccessori programma een<br />

reeks kinderzitjes opgenomen, die voldoen aan<br />

de huidige Europese normen.<br />

U vindt alle leverbare accessoires terug in de<br />

speciale catalogus bij uw Lancia-dealer. Het personeel<br />

van Lancia staat klaar om al uw vragen<br />

uitgebreid te beantwoorden.<br />

270<br />

Op de volgende pagina’s zijn schema’s en<br />

beschrijvingen opgenomen voor het juist monteren<br />

van een aantal accessoires. De montage<br />

moet altijd door deskundige personen worden<br />

uitgevoerd.<br />

Lancia heeft het personeel van de dealer via<br />

speciale trainingen voor de Lybra opgeleid.<br />

TREKHAAK ................................................. 271


TREKHAAK<br />

TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij de richt -<br />

lijnen die hierna zijn opgenomen,<br />

moeten worden aangehouden. Deze<br />

richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />

door extra informatie van de fabrikant<br />

van de trekhaak.<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen<br />

aan de huidige EU-normen<br />

94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een<br />

trek haak worden gebruikt die geschikt<br />

is voor het maximale aanhan-<br />

gergewicht van de auto waarop de<br />

trekhaak wordt bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een gestandaardiseerde stekker worden<br />

gebruikt die kan worden beves -<br />

tigd op de daarvoor bestemde steun<br />

op de trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />

(CUNA/UNI- en ISO/ DINnormen)<br />

worden gebruikt, waarbij<br />

eventuele aanwijzingen van de fabri -<br />

kant van de auto en/of van fabrikant<br />

van de trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />

Een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem (of bijv. een elektrische lier, enz)<br />

moet rechtstreeks op de accu worden<br />

aangesloten met een kabel met een<br />

diameter van 2,5 mm2 .<br />

Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />

voor een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem toegestaan en één voor<br />

een 15W gloeilamp voor de binnenverlichting<br />

van de caravan.<br />

271


MONTAGESCHEMA<br />

De trekhaak (fig. 1) moet op de<br />

punten aangegeven met Ø bevestigd<br />

worden met in totaal 6 bouten M8x30<br />

(waarvan vijf zeskantbouten en 1<br />

inbusbout)<br />

,3 bouten M12x35<br />

, 2 bouten M8x30<br />

(al op de auto aanwezig)<br />

en 2 inbusbouten M10x110<br />

Het stalen verstevigingsstuk 1 moet<br />

een minimum dikte hebben van 8<br />

mm, de stalen verstevigingsstukken 2<br />

en 3 moeten een minimum dikte hebben<br />

van 6 mm.<br />

272<br />

107,5 100<br />

N∞4 M8<br />

fig. 1<br />

2<br />

98<br />

100<br />

87,5<br />

3<br />

20<br />

80<br />

442,5<br />

(313)<br />

1 3<br />

2<br />

M10<br />

N∞3 M12<br />

496,5<br />

70<br />

35<br />

26,5<br />

A<br />

A<br />

496,5<br />

Hart trekkogel<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om<br />

op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />

een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te<br />

brengen met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING<br />

75 kg.<br />

N∞2 M8<br />

M10<br />

4<br />

87<br />

25,5<br />

242<br />

Bestaande bouten op de<br />

auto<br />

385 ± 35<br />

Belast<br />

DOORSNEDE A-A<br />

Achteras<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de boutgaten<br />

worden afgedicht om<br />

te voorkomen dat uitlaatgassen in<br />

het interieur kunnen dringen.<br />

10<br />

Bestaande opening<br />

≥ 65<br />

313<br />

1015<br />

P4T0633


ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

ABS .................................................... 142<br />

Aansteker ................................................123<br />

ABS ........................................................142<br />

Accessoires monteren ..............................270<br />

Accu<br />

- met optische hydrometer ......................215<br />

- technische gegevens ..............................255<br />

- vloeistofniveau ......................................214<br />

- onderhoud ............................................214<br />

- opladen ................................................196<br />

Achterruitverwarming..............................115<br />

Achterruitwisser (SW)<br />

- ruitensproeier........................................221<br />

- vloeistofniveau ......................................210<br />

- wisserblad vervangen ............................227<br />

- bediening ..............................................227<br />

Achteruitrijlichten<br />

- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />

- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />

Afmetingen ......................................256-257<br />

Afstandsbediening met radiofrequentie (typegoedkeuring)<br />

........................................277<br />

Airbags voor en side-bags ..........................40<br />

Airconditioning, automatisch ..................100<br />

- onderhoud van het systeem ..................221<br />

Antenne autoradio (SW) ..........................228<br />

Armsteun achter met opbergvak ..............126<br />

Armsteun voor en achter............................29<br />

Asbak ......................................................123<br />

Auto langere tijd stallen ..........................163<br />

Automatische niveauregeling<br />

op achterwielen SW ................................229<br />

Automatische snelheidsregelaar<br />

(Cruise-control) ......................................118<br />

Autoradio<br />

- antenne radio (SW) ..............................228<br />

- beschrijving en werking ..........................68<br />

- cassettespeler ..........................................93<br />

- CD-speler ................................85-145-228<br />

- hifi-audiosysteem ..........................145-229<br />

- luidsprekers ..........................................144<br />

- luidsprekers achter (SW) ......................228<br />

Bagageruimte (inhoud)..................256-257<br />

- bagage vastzetten ..........................135-235<br />

- bagageruimteverlichting ........................231<br />

- openen en sluiten ..........................133-230<br />

- vergroten (sedan) ..................................134<br />

- vergroten (SW) ....................................235<br />

Bagageruimteverlichting (sedan)<br />

- gloeilamp vervangen..............................186<br />

Bagageruimteverlichting (SW)<br />

- gloeilamp vervangen..............................239<br />

Banden ............................................268-269<br />

- bandenmaat ..........................................254<br />

- bandenspanning ....................153-268-269<br />

- bij een lekke band..........................169-238<br />

- tips voor het behoud..............................218<br />

- winterbanden ........................................254<br />

Batterijen afstandsbediening ................18-24<br />

Bedieningsknoppen..................................114<br />

Bij een ongeval ........................................198<br />

Bougies ............................................152-217<br />

Brandstof<br />

- brandstof-noodschakelaar ....................116<br />

- brandstofmeter........................................47<br />

- brandstofverbruik ..........................266-267<br />

- dop van de brandstoftank......................138<br />

- tanken met de Lybra ............................150<br />

Brandstof-noodschakelaar........................116<br />

Brandstofmeter ..........................................47<br />

Brandstoftank<br />

- inhoud ..........................................261-262<br />

- tankdop ................................................138<br />

Brandstofverbruik ............................266-267<br />

Buitenverlichting<br />

- bediening ..............................................111<br />

- gloeilamp achter vervangen (sedan) ......182<br />

- gloeilamp achter vervangen (SW) ..........240<br />

- gloeilamp voor vervangen......................179<br />

Carrosserie<br />

- onderhoud ............................................222<br />

- uitvoeringen ..........................................245<br />

Centrale portiervergrendeling ..................129<br />

- centrale ruitbediening............................130<br />

Chassisnummer ......................................243<br />

Check Control............................................54<br />

- check-waarschuwingslampje ..................56<br />

Check-controlelampje en verlichting bedieningsorganen<br />

..........................................56<br />

CO 2-emissie bij de uitlaat ........................267<br />

Controle- en waarschuwingslampjes ..........48<br />

Controlelampje bedieningsorganen ............56<br />

Cruise-control..........................................118<br />

273


Dashboard ............................................13<br />

Dashboardkastje ......................................122<br />

Derde remlicht<br />

- gloeilamp vervangen (sedan) ................183<br />

- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />

Diefstalalarm ............................................18<br />

- afstandsbediening....................................19<br />

- batterijen afstandsbediening vervangen ..24<br />

- ministeriële goedkeuring ..................25-277<br />

- uitschakelen ......................................20-23<br />

Dieselfilter<br />

- condens aftappen ..................................213<br />

Differentieel<br />

- technische gegevens ..............................250<br />

Dimlicht<br />

- bediening ..............................................111<br />

- gloeilamp vervangen..............................179<br />

- lichtbundel afstellen ..............................141<br />

Dop van de brandstoftank........................138<br />

Dorpelverlichting<br />

- gloeilamp vervangen..............................186<br />

Dynamo ..................................................255<br />

Economisch en milieubewust rijden ......160<br />

Elektrische ruitbediening ........................131<br />

- centrale ruitbediening............................130<br />

Elektrische ruitbediening achter ..............132<br />

Elektrische installatie<br />

(technische gegevens) ..............................255<br />

Elektronische regeleenheden ....................216<br />

EOBD-systeem ........................................141<br />

Extra accessoires......................................164<br />

274<br />

Gebruik van de auto en praktische tips 146<br />

Gereedschap ....................................171-238<br />

Gewichten ........................................259-260<br />

Gloeilamp (vervangen) ............................176<br />

- algemene aanwijzingen..........................177<br />

- typen......................................152-177-178<br />

Goedkeuring afstandsbediening................277<br />

Gordelspanners..........................................39<br />

Grootlicht<br />

- bediening ..............................................111<br />

- gloeilamp vervangen..............................179<br />

Grootlichtsignaal (bediening) ..................112<br />

Handrem ......................................116-252<br />

Hendels aan het stuur<br />

- hendel links ..........................................111<br />

- hendel rechts ........................................112<br />

Hoedenplank (SW) ..................................232<br />

Hoofdsteunen ............................................28<br />

Hulpverwarming......................................110<br />

ICS van Lancia........................................57<br />

Identificatiegegevens ................................243<br />

Imperiaal/skidrager<br />

- bevestigingshaken (sedan) ....................140<br />

- bevestigingshaken (SW) ........................237<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon ....139<br />

Inbouwvoorbereiding Telepass ................139<br />

Instrumenten ............................................46<br />

- lichtsterkteregeling ................................115<br />

Instrumentenpaneel ..................................45<br />

- lichtsterkteregeling ................................115<br />

Interieur (onderhoud) ..............................224<br />

Interieurverlichting ..................................121<br />

- gloeilamp plafondverlichting<br />

achter vervangen ....................................185<br />

- gloeilamp plafondverlichting<br />

voor vervangen ........................................184<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

- gloeilamp vervangen..............................183<br />

Kilometerteller ..........................................48<br />

Kinderen (veilig vervoeren)........................35<br />

Kinderveiligheidsslot................................131<br />

Klimaatregeling ........................................98<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter ..................47<br />

Koplampen<br />

- lichtbundel afstellen ..............................140<br />

- mistlampen voor afstellen......................141<br />

- stand koplampen corrigeren ..................140<br />

Koplampsproeiers<br />

- bediening ..............................................113<br />

- koplampsproeiers ..................................221<br />

- vloeistofniveau ......................................210<br />

Koppeling (technische gegevens)..............250<br />

Kostenbesparing en beperking van uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen ......................158<br />

- algemene aanwijzingen..........................158<br />

- gebruiksomstandigheden ......................159<br />

- rijstijl ....................................................159<br />

Krik (sedan) ............................................171<br />

Krik (SW)................................................238<br />

Lak (tips voor het behoud van) ............222<br />

Lancia CODE ............................................15


Lichtbundel afstellen<br />

- koplampen ............................................141<br />

- mistlampen voor ..................................141<br />

Luchtfilter ..............................................212<br />

Lybra Station Wagon ..............................226<br />

Mistachterlicht<br />

- bediening ..............................................114<br />

- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />

- gloeilamp vervangen (SW) ....................241<br />

Mistlampen voor<br />

- bediening ..............................................114<br />

- gloeilamp vervangen..............................181<br />

- lichtbundel afstellen ..............................141<br />

Mobiele telefoon ......................................139<br />

Motor<br />

- brandstofsysteem ..........................248-249<br />

- distributie ......................................246-247<br />

- identificatiecode ....................................245<br />

- inspuiting/ontsteking ............................248<br />

- koelsysteem ..........................................250<br />

- motorcode ............................................243<br />

- smeersysteem ........................................250<br />

- technische gegevens ......................246-247<br />

Motor starten<br />

- benzinemotor starten ............................147<br />

- dieselmotor starten ................................148<br />

- motor opwarmen na het starten ............149<br />

- motor uitzetten......................................149<br />

- noodstart ..............................................167<br />

- rollend starten................................149-169<br />

- start-/contactslot ....................................14<br />

- starten met een hulpaccu ......................168<br />

Motorkap ................................................136<br />

Motorolie<br />

- motorolieverbruik..................................263<br />

- oliepeil controleren ................................209<br />

- specificaties....................................264-265<br />

Motoroliepeil............................................209<br />

Motorolieverbruik ....................................263<br />

Muntenbakje............................................124<br />

Niveau van de koelvloeistof van het<br />

motorkoelsysteem....................................210<br />

Niveaus (controleren) ..............................206<br />

Noodgevallen ..........................................166<br />

Oliepeil van de stuurbekrachtiging........211<br />

Onderhoud van de auto............................200<br />

- aanvullende werkzaamheden ................204<br />

- geprogrammeerd onderhoud..................201<br />

- jaarlijks inspectieschema ......................204<br />

- onderhoudsschema................................202<br />

Opbergvakken..................................125-231<br />

Opendak..................................................127<br />

Opkrikken van de auto ............................196<br />

Parkeren ..............................................150<br />

Pasjeshouder............................................124<br />

Periodieke controles en voor lange reizen..164<br />

Plaatje met lakgegevens ..........................243<br />

Plafondverlichting voor en achter<br />

- bediening ..............................................121<br />

- gloeilamp vervangen ......................184-185<br />

Plafondverlichting middenachter (SW) ....228<br />

- gloeilamp vervangen..............................239<br />

Portieren<br />

- centrale portiervergrendeling ................129<br />

- centrale ruitbediening............................130<br />

- dorpelverlichting ..................................131<br />

- kinderveiligheidsslot..............................131<br />

Prestaties ................................................258<br />

Regensensor (ruitenwissers)..................113<br />

Relais ......................................................187<br />

Remlichten<br />

- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />

- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />

Remmen<br />

- vloeistofniveau ......................................211<br />

- voetrem ................................................252<br />

Remvloeistof/vloeistof koppelingbediening<br />

................................................211<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

- bediening ..............................................111<br />

- gloeilamp achter vervangen (sedan) ......182<br />

- gloeilamp achter vervangen (SW) ..........240<br />

- gloeilamp op voorspatbord vervangen....181<br />

- gloeilamp voor vervangen......................180<br />

Rolhoes (SW) ..........................................232<br />

Rubber slangen........................................219<br />

Ruiten (reinigen) ....................................223<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening ..............................................112<br />

- ruitensproeiers ......................................221<br />

- vloeistofniveau ......................................210<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening ..............................................112<br />

275


- regensensor ..........................................113<br />

- ruitensproeiers ......................................221<br />

- wisserbladen ........................................219<br />

Scheidingsnet in bagageruimte (SW) ....233<br />

Skiluik ............................................136-234<br />

Slepen van de auto ..................................197<br />

Slepen van de auto (SW)..........................237<br />

Sleutels......................................................15<br />

Smeermiddelen (specificaties) ..........264-265<br />

Sneeuwkettingen......................................162<br />

Snelheid (maximum) ..............................258<br />

Snelheidsmeter ..........................................46<br />

Spiegels<br />

- achteruitkijkspiegel ................................30<br />

- buitenspiegels afstellen ............................31<br />

- instellingen buitenspiegels opslaan ..........31<br />

Spiegelverlichting ....................................121<br />

Start-/contactslot ......................................14<br />

Startblokkering Lancia CODE ..................15<br />

Startmotor ..............................................255<br />

Stekkerdoos (op de middenconsole) ........127<br />

Stekkerdoos (SW)....................................231<br />

Steunhandgrepen ....................................126<br />

Stoelen<br />

- hoofdsteunen ..........................................28<br />

- instellingen opslaan ................................27<br />

- met elektrische verstelling........................27<br />

- met handbediende verstelling ..................26<br />

- reinigen ................................................224<br />

Stof-/pollenfilter ......................................213<br />

Stuurbekrachtiging<br />

- vloeistofniveau ......................................211<br />

276<br />

Stuurinrichting ........................................253<br />

Stuurslot....................................................14<br />

Stuurwiel (afstellen) ..................................30<br />

Suggesties voor nuttige accessoires ..........165<br />

Symbolen ....................................................7<br />

Technische gegevens ............................242<br />

Telepass ..................................................139<br />

Toerenteller ..............................................46<br />

Transmissie (technische gegevens) ..........250<br />

Trekken van aanhangers<br />

- trekhaak monteren ........................271-272<br />

- voorzorgsmaatregelen............................161<br />

Typeplaatje met identificatiegegevens ......244<br />

Uitstroomopeningen, verstelbaar<br />

en regelbaar ..............................................99<br />

Veilig rijden<br />

- in de bergen rijden ................................157<br />

- in de mist rijden ....................................156<br />

- in het donker rijden ..............................155<br />

- met ABS rijden......................................157<br />

- met regen rijden ....................................156<br />

- met sneeuw en ijs rijden ........................157<br />

- tijdens de rit..........................................154<br />

- voor u wegrijdt......................................154<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene richtlijnen ................................34<br />

- gebruik ........................................32-33-34<br />

- hoogteverstelling ....................................32<br />

- onderhoud ..............................................35<br />

- trekkrachtbegrenzer ................................33<br />

Velgen ....................................................254<br />

Verlichting in dashboardkastje<br />

- gloeilamp vervangen..............................185<br />

Versnellingsbak<br />

- gebruik van de handgeschakelde<br />

versnellingsbak......................................117<br />

- overbrengingsverhoudingen ..................251<br />

Vloeistofniveau ruitensproeiers voor en achter<br />

en koplampsproeiers..............................210<br />

Vullingstabel ....................................261-262<br />

Waarschuwingsknipperlichten ............114<br />

Wegwijs in uw auto....................................12<br />

Wielen<br />

- technische gegevens ..............................254<br />

- tips voor het behoud..............................218<br />

- verwisselen (sedan) ..............................169<br />

- verwisselen (SW) ..................................238<br />

Wielophanging achter (SW)<br />

- automatische niveauregeling<br />

op achterwielen........................................229<br />

Wielophanging ........................................253<br />

Wieluitlijning ..........................................253<br />

Wisserbladen voor (vervangen) ................220<br />

Zekeringen ..........................................187<br />

Zonnekleppen..........................................124


RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Internationale<br />

landencode Land<br />

Toelatingscode<br />

A Oostenrijk CEPT LPD-D<br />

B België –<br />

CH Zwitserland BAKOM 99.0366.K.P.<br />

D Duitsland TPS A 100 290 L<br />

DK Denemarken CEPT SRD 1eDK<br />

E Spanje E.D.G. TEL. 09 99 0473<br />

F Frankrijk 99 0220 PPL 0<br />

GR Griekenland CEPT-LPD-GR YME<br />

I Italië –<br />

IL Israël 290-1999<br />

IRL Ierland IRL TRA 24/5/107/8<br />

L Luxemburg L 2432/10540-01J<br />

NL Nederland CEPT LPD-D<br />

277


278<br />

Internationale<br />

landencode Land<br />

T<br />

P<br />

S<br />

Toelatingscode<br />

P Portugal ICP-037TC-99<br />

S Zweden Ue 990073<br />

SF Finland FI99080030<br />

SK Slowakije TU.R 256 SR 1999 2<br />

Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.<br />

Attesté<br />

ART<br />

Conforme<br />

atc<br />

date<br />

pres.<br />

99 0220 PPL 0<br />

24/06/99<br />

SIEMENS<br />

Radiocom<br />

Privées France<br />

Professionnel<br />

A100<br />

290L 282L<br />

CEPT LPD - FD


OLIE VERVERSEN?<br />

DE EXPERTS<br />

ADVISEREN SELENIA.<br />

Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />

<strong>Fiat</strong>-Lubrificanti smeermiddelen.<br />

Lancia adviseert u dan ook om bij de<br />

eerstvolgende olieverversing Selenia<br />

motorolie te gebruiken.<br />

35.000 Motorexperts in Europa<br />

adviseren Selenia voor een maximale<br />

bescherming van de motor in<br />

uw auto.<br />

VRAAG UW DEALER<br />

NAAR SELENIA


SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Se -<br />

lenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan<br />

de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />

motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />

bescherming.<br />

SELENIA 20K<br />

Top Quality Fuel Economy motorolie volgens API<br />

SJ-specificatie voor normale, turbo- of multiklepsmotoren<br />

biedt de volgende voordelen:<br />

brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit<br />

bij hoge temperaturen<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Olie voor benzinemotoren die specifiek ontwikkeld<br />

is voor een optimale werking tijdens extreme klimatologische<br />

omstandigheden (koude start tot aan –35°C).<br />

SELENIA TURBO DIESEL<br />

Motorolie voor normale diesel-, turbodiesel- of<br />

multikleps-motoren. Voordelen:<br />

• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />

• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />

• optimale reiniging van de motor.<br />

SELENIA WR DIESEL<br />

Olie voor normale diesel-, turbodiesel- of multi -<br />

kleps-motoren die specifiek ontwikkeld is voor een<br />

optimale werking tijdens extreme klimatologische<br />

omstandigheden (koude start tot aan –35°C).<br />

ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />

VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />

0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />

km<br />

SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />

(*) ASTM D445<br />

SELENIA 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />

motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />

kunnen de verversingsintervallen worden<br />

verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige<br />

reiniging is gegarandeerd.<br />

SELENIA. DE KRACHT ACHTER MODERNE MOTOREN<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10 86420<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.


<strong>Fiat</strong> Auto Nederland b.v.<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Sedan Station Wagon<br />

Bandenmaat Bij gemiddelde Bij volle Bij gemiddelde Bij volle Reservewiel<br />

belading belading belading belading<br />

Voor Achter Voor Achter Voor Achter Voor Achter<br />

1.6<br />

1.8<br />

1.9 jtd<br />

2.0 - 2.4 jtd<br />

Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />

(*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

195/65 R15 91H<br />

205/60 R15 91V<br />

195/65 R15 91V<br />

205/60 R15 91V<br />

195/65 R15 91H<br />

205/60 R15 91V<br />

195/65 R15 91V<br />

205/60 R15 91V<br />

Druknummer 603.45.316 - XI/2000 - 2 e editie - Printed in the Netherlands<br />

Eindredactie Satiz S.p.A.<br />

2,0 2,0 2,2 2,4 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2,0 2,0 2,2 2,4 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2,2 2,2 2,2 2,4 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

2,2 2,2 2,2 2,4 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />

MOTOROLIE VERVERSEN 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd<br />

2.4 jtd<br />

liter kg liter kg liter kg liter kg liter kg<br />

Motorcarter 3,5 3,1 3,9 3,5 4,3 3,8 4,2 3,75 4,8 4,3<br />

Motorcarter en filter 3,8 3,4 4,3 3,85 5,0 4,45 4,8 4,25 5,5 4,<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />

Inhoud van de brandstoftank 60 60 60 60 60<br />

Brandstofreserve 8 8 8 8 8<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).


Importeur voor België:<br />

FIAT AUTO BELGIO<br />

Genèvestraat 175<br />

1140 Brussel<br />

Importeur voor Nederland:<br />

FIAT AUTO NEDERLAND B.V.<br />

Hullenbergweg 1-3<br />

1101 BW Amsterdam Zuidoost

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!