L ANCIA L YBRA - Fiat-Service
L ANCIA L YBRA - Fiat-Service
L ANCIA L YBRA - Fiat-Service
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
L <strong>ANCIA</strong> L <strong>YBRA</strong><br />
603.45.316 NL<br />
GEBRUIK EN ONDERHOUD
Zeer geachte cliënt,<br />
Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een L<strong>ANCIA</strong> hebt gekozen.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />
Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto<br />
gaat rijden.<br />
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische<br />
kwaliteiten van uw L<strong>ANCIA</strong> te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken<br />
van uw L<strong>ANCIA</strong> maar ook belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de<br />
rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd<br />
onderhoud:<br />
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />
Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd<br />
zult raken en dat uw nieuwe auto en de ondersteuning van de L<strong>ANCIA</strong>-organisatie u volledig<br />
tevreden zullen stellen.<br />
Veel leesplezier en goede reis!
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />
Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de<br />
Lybra.<br />
Dankzij deze opvatting kon de Lybra strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />
De Lybra voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid,<br />
al voorbereid op de toekomstige normen.<br />
Daarnaast is de Lybra door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan<br />
het behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van<br />
het milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat L<strong>ANCIA</strong> hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te<br />
bereiken: 100% recycling. Aan het einde van zijn lange levensduur kan de Lybra eenvoudig ontmanteld<br />
en al zijn onderdelen gerecycleerd worden.<br />
Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn<br />
minder nieuwe grondstoffen nodig.
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De bescherming van het milieu is het uitgangspunt geweest in alle fasen van de ontwikkeling en<br />
productie van de Lybra. Het resultaat is zichtbaar in het gebruik van de materialen en de toepassing<br />
van systemen om de schadelijke effecten te voorkomen of drastisch te beperken.<br />
De Lybra, uitgerust met systemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu door beperking<br />
van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, is klaar voor de start en voldoet aan de strengste internationale<br />
milieu-eisen.<br />
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />
Geen enkel onderdeel van de auto bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning<br />
bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het<br />
gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn<br />
niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium<br />
en/of chroom.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN BIJ BENZINEMOTOREN<br />
Drieweg-katalysator (katalysator)<br />
Koolmonoxide, stikstofoxide en onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste schadelijke<br />
bestanddelen in de uitlaatgassen.<br />
De katalysator is een “mini-laboratorium” waarin een zeer hoog percentage van de bestanddelen<br />
tot onschadelijke stoffen wordt omgevormd.<br />
Dit proces wordt uitgevoerd door zeer kleine deeltjes edelmetaal in het keramisch element dat<br />
wordt omgeven door een metalen huis.<br />
Lambdasonde<br />
Alle benzine-uitvoeringen zijn uitgerust met een lambdasonde. Deze zorgt voor de juiste mengselverhouding<br />
van lucht en benzine, wat zeer belangrijk is voor de juiste werking van de motor en de<br />
katalysator.<br />
Benzinedamp-opvangsysteem<br />
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit<br />
systeem de dampen in een speciaal actieve-koolfilter, waaruit de dampen bij draaiende motor<br />
vervolgens afgezogen en verbrand worden.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN BIJ DIESELMOTOREN<br />
Oxidatie-katalysator<br />
De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande kool -<br />
waterstoffen zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de<br />
typische dieselgeur verminderd worden.<br />
De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch<br />
binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />
Uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R. Cooled)<br />
Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het<br />
percentage dat gerecirculeerd wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />
Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />
De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje<br />
waar we extra aandacht voor vragen.<br />
Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk<br />
onderwerp het gaat:<br />
Veiligheid van de inzittenden.<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies kan<br />
gevaar opleveren voor de inzittenden.<br />
Bescherming van het milieu.<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />
zodat het gebruik van de auto zo min<br />
mogelijk schade aan het milieu op -<br />
levert.<br />
Conditie van de auto.<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies schaadt<br />
de conditie van de auto en zal in veel<br />
gevallen ook de garantie doen ver -<br />
vallen.
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen<br />
van uw Lybra zijn specifiek<br />
gekleurde plaatjes aangebracht met<br />
daarop symbolen die uw aandacht<br />
vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />
aangeven die u in acht moet nemen<br />
als u met het betreffende onderdeel te<br />
maken krijgt.<br />
Hierna volgen kort samengevat de<br />
symbolen die vermeld staan op de<br />
plaatjes die op uw Lybra zijn aangebracht<br />
met daarnaast het onderdeel<br />
waarop het symbool betrekking heeft.<br />
Bovendien zijn de symbolen naar<br />
betekenis in groepen onderverdeeld:<br />
gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.<br />
SYMBOLEN DIE GEVAAR<br />
AANDUIDEN<br />
motor.<br />
is.<br />
Accu<br />
Corrosieve vloeistof.<br />
Accu<br />
Ontploffingsgevaar.<br />
Ventilateur<br />
Kan automatisch inscha -<br />
kelen, ook bij stilstaande<br />
Expansiereservoir<br />
Draai de knop niet los als<br />
de koelvloeistof nog heet<br />
Bobine<br />
Hoge spanning.<br />
Riemen en poelies<br />
Bewegende delen; niet<br />
dichtbij komen met<br />
lichaamsdelen of kledingstukken.<br />
Slangen van de<br />
airconditioning<br />
Niet openen. Gas onder<br />
hoge druk.<br />
7
VERBODSSYMBOLEN<br />
8<br />
Accu<br />
Niet dichtbij komen met<br />
open vuur.<br />
Accu<br />
Houd kinderen op afstand.<br />
Hitteschilden - riemen -<br />
poelies - ventilateur<br />
Niet aanraken.<br />
WAARSCHUWINGSSYMBOLEN<br />
Katalysator<br />
Parkeer niet boven brandbare<br />
materialen. Raadpleeg<br />
het hoofdstuk: “Voorzorgmaatregelen<br />
voor het behoud van de emissie -<br />
reductiesystemen”.<br />
Stuurbekrachtiging<br />
De vloeistof in het re servoir<br />
mag het maximum<br />
niveau niet overschrijden. Gebruik<br />
uitsluitend de vloeistof die is aangegeven<br />
in de “Vullingstabel”.<br />
Remcircuit<br />
De vloeistof in het reservoir<br />
mag het maximum<br />
niveau niet overschrijden. Gebruik<br />
uitsluitend de vloei stof die is aangegeven<br />
in de “Vullingstabel”.<br />
tabel”.<br />
Ruitenwissers<br />
Gebruik uitsluitend de<br />
vloeistof die is aangegeven<br />
in de “Vullingstabel”.<br />
Motor<br />
Gebruik uitsluitend de<br />
smeermiddelen die zijn aangegeven<br />
in de “Vullings -<br />
Auto rijdt op<br />
milieuvriendelijke<br />
benzine<br />
Tank uitsluitend loodvrije<br />
benzine met een octaangetal<br />
van ten minste 95 R.O.N.
DIESEL<br />
Auto rijdt op diesel<br />
Tank uitsluitend dieselbrandstof.<br />
Expansiereservoir<br />
Gebruik uitsluitend de<br />
vloeistof die is aangegeven<br />
in de “Vullingstabel”.<br />
VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />
Accu<br />
Bescherm de ogen.<br />
Accu<br />
Krik<br />
Raadpleeg het instructieboekje.<br />
9
INHOUD<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
L<strong>YBRA</strong> STATION WAGON<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
ACCESSOIRES MONTEREN<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
11
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Wij raden u aan dit hoofdstuk te lezen terwijl<br />
u comfortabel in uw nieuwe Lybra zit. Zo kunt<br />
u de in dit boekje beschreven delen direct<br />
herkennen en alles proberen.<br />
Op deze manier raakt u in korte tijd vertrouwd<br />
met de bedieningsknoppen en de installaties waarmee<br />
uw Lybra is uitgerust. Wanneer u de motor<br />
start en de weg op gaat, zult u nog veel meer<br />
aardige eigenschappen van uw nieuwe auto ontdekken.<br />
DASHBOARD.................................................. 13<br />
START-/CONTACTSLOT................................ 14<br />
L<strong>ANCIA</strong> CODE ............................................... 15<br />
DIEFSTALALARM.......................................... 18<br />
ZITPOSITIE INSTELLEN .............................. 26<br />
VEILIGHEIDSGORDELS ............................... 32<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ................ 35<br />
GORDELSPANNERS....................................... 39<br />
AIRBAGS VOOR EN SIDE-BAGS.................... 40<br />
INSTRUMENTENPANEEL ............................. 45<br />
INSTRUMENTEN ........................................... 46<br />
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES48<br />
12<br />
CHECK CONTROL......................................... 54<br />
ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> MET MULTIFUNCTIONEEL<br />
DISPLAY......................................................... 57<br />
AUTORADIO................................................... 68<br />
KLIMAATREGELING ..................................... 98<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ........... 100<br />
HULPVERWARMING ..................................... 110<br />
HENDELS AAN HET STUUR......................... 111<br />
BEDIENINGSKNOPPEN................................. 114<br />
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK 117<br />
AUTOMATISCHE SNELHEIDSREGELAAR<br />
(CRUISE CONTROL)...................................... 118<br />
INTERIEURUITRUSTING .............................. 121<br />
OPENDAK ...................................................... 127<br />
PORTIEREN ................................................... 129<br />
BAGAGERUIMTE ........................................... 133<br />
MOTORKAP.................................................... 136<br />
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK .................. 138<br />
INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE<br />
TELEFOON .................................................... 139<br />
INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS......... 139<br />
IMPERIAAL/SKI-DRAGER............................. 140<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN ........................... 140<br />
EOBD-SYSTEEM ............................................ 141<br />
ABS ................................................................. 142<br />
AUTORADIO................................................... 144
DASHBOARD<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />
fig. 1<br />
1) Luchtroosters voor lucht naar de zijruiten - 2) Uitstroomopeningen aan de zijkant - 3) Hoogteregelaar koplampen - 4) Instrumenten paneel -<br />
5) Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel - 6)Multifunctioneel scherm van het ICS: autoradio, klokje, boordcomputer (Trip) en check<br />
control - 7) Uitstroomopeningen in het midden - 8) Luchtrooster voor lucht naar de voorruit - 9) Airbag passagierszijde (indien aanwezig) -<br />
10) Schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde - 11) Dashboardkastje - 12) Beker-/blikjeshouder - 13) Schakelaar waarschuwingsknipperlichten<br />
- 14) Bedieningsorganen automatische airconditioning en schakelaar achterruitverwarming - 15) Asbak en aansteker<br />
- 16) Schakelaar mistlampen voor en achter - 17) Pasjeshouder - 18) Bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeiers voor en<br />
achter - 19) Start-/contactslot - 20) Claxon - 21) Bedieningshendel stuurwielverstelling - 22) Airbag bestuurderszijde - 23) Bedieningshendel<br />
buiten ver lichting - 24) Opbergvakje/toegangsklepje zekeringenkastje - 25) Hendel voor ontgrendelen van de motorkap.<br />
P4T0001<br />
13
START-/<br />
CONTACTSLOT<br />
De sleutel kan in 4 standen worden<br />
gedraaid (fig. 2):<br />
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />
stuurslot geblokkeerd. Enkele<br />
elektrische installaties werken (bijv.<br />
autoradio).<br />
MAR: contact aan. Alle elektrische<br />
installaties werken.<br />
AVV: starten van de motor.<br />
PARK: motor uit, parkeerverlichting<br />
aan, sleutel uitneembaar, stuurslot geblokkeerd.<br />
Om de sleutel in stand<br />
PARK te draaien, moet knop A<br />
worden ingedrukt.<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv. bij een<br />
poging tot diefstal) moet u,<br />
voordat u weer met de auto gaat<br />
rijden, de werking van het slot<br />
laten controleren bij een Lanciadealer.<br />
14<br />
Verwijder de sleutel altijd<br />
uit het start-/contactslot als<br />
u de auto verlaat, om onvoorzichtig<br />
gebruik van de bedieningsknoppen<br />
te voorkomen.<br />
Vergeet niet de auto op de hand -<br />
rem te zetten, en schakel de eerste<br />
versnelling in als de auto op een<br />
helling omhoog staat. Schakel de<br />
achteruit in als de auto op een helling<br />
omlaag staat.<br />
fig. 2<br />
P4T0005<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen: zet de sleutel in stand<br />
STOP of PARK, trek de sleutel uit en<br />
draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen: draai het stuur iets<br />
heen en weer terwijl u de sleutel in<br />
stand MAR draait.<br />
Verwijder de sleutel nooit<br />
uit het contactslot als de<br />
auto nog in beweging is.<br />
Bij de eerste stuuruitslag blok -<br />
keert het stuur automatisch. Dit<br />
geldt in alle gevallen, ook als de<br />
auto gesleept wordt.
L<strong>ANCIA</strong> CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen<br />
diefstal is de auto uitgerust met een<br />
elektronische startblokkering (Lancia<br />
CODE) die is goedgekeurd volgens de<br />
EU-normen 95/56. Het systeem scha -<br />
kelt automatisch in als de start-/contactsleutel<br />
wordt uitgenomen. In de<br />
handgreep van de sleutels zit een elektronisch<br />
component gemonteerd dat bij<br />
het starten van de motor een signaal<br />
ontvangt via een speciale antenne die<br />
in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />
Dit signaal wordt omgezet in een ge -<br />
codeerd signaal en vervolgens naar de<br />
regeleenheid van de Lancia CODE gezonden,<br />
die, als de code wordt herkend,<br />
het starten van de motor mogelijk<br />
maakt.<br />
Bij krachtige stoten of bij<br />
blootstelling aan direct<br />
zonlicht kunnen de elektronische<br />
componenten in de sleutel<br />
beschadigd worden.<br />
DE SLEUTELS (fig. 3)<br />
Bij de auto worden geleverd:<br />
–<br />
twee sleutels A met afstands bediening<br />
voor de centrale portiervergrendeling,<br />
het openen van de motorkap en het<br />
kofferdeksel, het ontgrendelen van het<br />
slot van de tankdop en de in-/uitschakeling<br />
van het diefstalalarm (indien<br />
aanwezig);<br />
– twee sleutels B voor de uitschakeling<br />
van het diefstalalarm (indien<br />
aanwezig); zie voor de werking de<br />
para graaf “Diefstalalarm”.<br />
Knop 1 dient voor de centrale portiervergrendeling,<br />
het slot van de<br />
tankdop en het diefstalalarm (indien<br />
aanwezig).<br />
fig. 3<br />
P4T0006<br />
Als op knop 1 wordt gedrukt, gaat<br />
het rode lampje 2 op de sleutel knipperen.<br />
Als lampje 2 slechts één keer kort<br />
knippert, moet zo snel mogelijk de<br />
batterij van de afstandsbediening<br />
worden vervangen. Na het vervangen<br />
van de batterij werkt het lampje normaal<br />
als twee keer op knop 1 is gedrukt.<br />
Door het indrukken van knop 3<br />
worden, ook bij ingeschakelde centrale<br />
portiervergrendeling, de motor -<br />
kap en het kofferdeksel ontgrendeld.<br />
Sleutel A dient voor:<br />
– het start-/contactslot;<br />
– het slot van het portier aan bestuurderszijde;<br />
– het slot van het dashboardkastje;<br />
–<br />
het slot van het kofferdeksel;<br />
– de sleutelschakelaar voor de uitschakeling<br />
van de airbag aan passagierszijde<br />
(indien aanwezig).<br />
15
Samen met de sleutels hebt u een<br />
CODE-card (fig. 4) ontvangen waar -<br />
op staat aangegeven:<br />
E - de elektronische code voor het<br />
uitvoeren van een noodstart (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk “Noodgevallen”);<br />
F - de mechanische code van de<br />
sleu tels, die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />
aan de Lancia-dealer<br />
moet worden meegedeeld.<br />
G en H - vakjes voor het aanbrengen<br />
van de codestickers van de afstands -<br />
bedieningen als de auto is uitgerust<br />
met het optionele “Diefstalalarm”.<br />
De codes op de CODE-card moeten<br />
op een veilige plaats worden opgeborgen,<br />
niet in de auto.<br />
fig. 4<br />
16<br />
P4T0229<br />
Wij raden u aan de elektronische<br />
code van de CODE-card altijd bij u te<br />
hebben omdat deze onmisbaar is voor<br />
het uitvoeren van een noodstart.<br />
Als de auto wordt ver -<br />
kocht, moeten alle sleutels<br />
en de CODE-card over -<br />
handigd worden aan de nieuwe<br />
eigenaar.<br />
WERKING<br />
Iedere keer als u de start-/contactsleutel<br />
in stand STOP of PARK uitneemt,<br />
schakelt de Lancia-CODE de<br />
functies van de elektronische regel -<br />
e enheid van de motor uit.<br />
Als bij het starten van de motor de<br />
sleutel in stand MAR wordt gedraaid,<br />
stuurt de regeleenheid van de Lancia-<br />
CODE een code naar de regeleenheid<br />
van de motor die, als de code wordt<br />
herkend, de blokkering van de functies<br />
opheft. De geheime code, die meer<br />
dan 4 miljard combinaties heeft,<br />
wordt alleen verzonden als de regel -<br />
eenheid van het systeem de code, die<br />
door de zender in de sleutel wordt<br />
verzonden, heeft herkend via een<br />
in het start-/contactslot ingebouwde<br />
antenne.<br />
1) Als de code wordt herkend, gaat<br />
het controlelampje ¢ op het instrumentenpaneel<br />
kort knipperen; het beveiligingssysteem<br />
heeft de door de<br />
sleutel gezonden code herkend en de<br />
startblokkering wordt opgeheven.<br />
Draai de sleutel in stand AVV om de<br />
motor te starten.<br />
2) Als het lampje ¢ (samen met<br />
lampje U) blijft branden, wordt de<br />
code niet herkend. In dat geval raden<br />
wij u aan de sleutel in stand STOP en<br />
vervolgens in MAR te draaien; als de<br />
motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />
dan opnieuw met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk “Noodgevallen”)<br />
of wendt u tot een Lanciadealer.
Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />
in stand MAR:<br />
1) Als het controlelampje ¢ gaat<br />
branden, betekent dit dat het systeem<br />
zichzelf controleert (bijv. bij een vermindering<br />
van de spanning). Als u het<br />
systeem wilt controleren, moet u de<br />
auto stilzetten,de motor uitzetten en<br />
de contactsleutel in stand STOP en<br />
vervolgens opnieuw in stand MAR<br />
draaien: het controlelampje ¢ gaat<br />
branden en moet na ongeveer 1 seconde<br />
doven. Als het controlelampje<br />
blijft branden, dan moet de gehele<br />
procedure herhaald worden, waarbij<br />
de contactsleutel ten minste 30 seconden<br />
in stand STOP moet blijven.<br />
Als het controlelampje blijft branden,<br />
dient u contact op te nemen met de<br />
Lancia-dealer.<br />
2) Als het lampje ¢ knippert, betekent<br />
dit dat de auto niet beveiligd<br />
wordt door de startblokkering. Wendt<br />
u onmiddellijk tot een Lancia- dealer<br />
om alle sleutels in het geheugen te<br />
laten opslaan.<br />
Als ongeveer 2 seconden<br />
na het draaien van de contactsleutel<br />
in stand MAR,<br />
het controlelampje van de Lancia<br />
CODE opnieuw gaat knipperen<br />
met een interval van ongeveer een<br />
halve seconde, betekent dit dat de<br />
code van de sleutels niet is op -<br />
geslagen en de auto dus niet door<br />
de Lancia CODE wordt beveiligd<br />
tegen eventuele diefstalpogingen.<br />
Wendt u in dat geval tot een<br />
Lancia-dealer om alle sleutels in<br />
het geheugen te laten opslaan.<br />
BELANGRIJK Bij een snelle start<br />
waarbij de contactsleutel direct<br />
van stand STOP in stand AVV<br />
wordt gedraaid, kan het gebeuren<br />
dat de code niet volledig wordt<br />
verzonden, waardoor de motor<br />
niet kan worden gestart: voer de<br />
startprocedure langzamer uit.<br />
DUPLICAATSLEUTELS<br />
Bedenk dat bij aanvraag van extra<br />
sleutels, zowel de nieuwe sleutels als<br />
de reeds in uw bezit zijnde sleutels<br />
opnieuw in het geheugen (tot een<br />
maximum van 7 sleutels) moeten<br />
worden ingevoerd. Wendt u onmiddellijk<br />
tot een Lancia-dealer en<br />
neem alle in uw bezit zijnde sleutels,<br />
de CODE-card, een identiteitsbewijs<br />
en de papieren van de auto mee. Het<br />
is mogelijk bij de Lancia-dealer een<br />
duplicaat van de CODE-card aan te<br />
vragen.<br />
BELANGRIJK Als tijdens het<br />
opslaan van een nieuwe sleutelcode de<br />
reeds opgeslagen sleutelcodes niet<br />
opnieuw worden ingevoerd, worden<br />
ze uit het geheugen gewist, zodat<br />
eventueel verloren of gestolen sleutels<br />
niet meer gebruikt kunnen worden<br />
voor het starten van de motor.<br />
BATTERIJEN VERVANGEN<br />
Als u op knop 1 (fig. 3) drukt en<br />
lampje 2 knippert één keer kort, dan<br />
moet u zo snel mogelijk de batterijen<br />
van de afstandsbediening vervangen.<br />
Ga voor het vervangen van de batterijen<br />
als volgt te werk:<br />
1)Draai schroef A (fig. 5) los m.b.v.<br />
een schroevendraaier met een scherpe<br />
punt.<br />
2) Verwijder het klepje B bij de<br />
inkeping.<br />
17
3) Vervang de batterijen en let daarbij<br />
op de polariteit.<br />
De batterijen moeten worden vervangen<br />
door exemplaren van hetzelfde<br />
type, die normaal in de handel<br />
verkrijgbaar zijn.<br />
Na het vervangen van de batterij<br />
werkt het lampje normaal als twee<br />
keer op knop 1 is gedrukt.<br />
Lege batterijen zijn schadelijk<br />
voor het milieu. Ze<br />
moeten bij een daarvoor<br />
bestemd depot worden ingeleverd.<br />
Ze kunnen ook ingeleverd worden<br />
bij een Lancia-dealer. Die zorgt<br />
vervolgens voor de afvoer.<br />
fig. 5<br />
18<br />
DIEFSTALALARM<br />
(indien aanwezig)<br />
Het op de auto gemonteerde diefstalalarm<br />
is goedgekeurd volgens de EUnormen<br />
95/56 en bestaat uit:<br />
– een zender met radiofrequentie (in<br />
de contactsleutel ingebouwd);<br />
– een ontvanger met radiofrequentie;<br />
– een elektronische regeleenheid met<br />
ingebouwde uitschakelbare sirene;<br />
– uitschakelbare volumetrische sensoren<br />
(in de plafondverlichting voor);<br />
– een kantelsensor;<br />
– een drukschakelaar motorkap;<br />
– een drukschakelaar kofferdeksel/achterklep;<br />
P4T0632<br />
– een drukschakelaar portieren;<br />
– een controlelampje;<br />
– een schakelaar voor het uitschakelen<br />
van het systeem;<br />
– een sleutel voor de sleutelschakelaar.<br />
Het diefstalalarm wordt bediend via<br />
een ontvanger en in-/uitgeschakeld<br />
door de in de sleutel ingebouwde<br />
knop A (fig. 6) in te drukken, waardoor<br />
de geheime code wordt verzonden.<br />
Het diefstalalarm, dat ook de centrale<br />
portiervergrendeling bedient,<br />
beveiligt tegen:<br />
– het ongeoorloofd openen van<br />
portieren, motorkap en kofferdeksel<br />
(omtrekbeveiliging);<br />
fig. 6<br />
P4T0266
– het bedienen van het start-/contactslot;<br />
– de aanwezigheid van bewegende<br />
lichamen in het interieur (volumetrische<br />
beveiliging);<br />
– het proberen op te krikken van de<br />
auto;<br />
– het doorknippen van de accu -<br />
kabels en de kabels van de sleutelschakelaar.<br />
De werking van de sirene en de<br />
volumetrische beveiliging kunnen<br />
naar wens worden uitgeschakeld, volgens<br />
de hieronder vermelde aan -<br />
wijzingen.<br />
BELANGRIJK De startblokkering<br />
wordt uitgevoerd door de Lancia<br />
CODE en wordt automatisch ingeschakeld<br />
als de contactsleutel uit het<br />
slot wordt genomen.<br />
AFSTANDSBEDIENING (fig. 6)<br />
De in de contactsleutel ingebouwde<br />
afstandsbediening is uitgerust met een<br />
knop A en een rood lampje B; de<br />
knop schakelt de afstandsbediening in<br />
en het lampje knippert als de zender<br />
een code stuurt naar de ontvanger.<br />
Deze code (type “rolling code”) is<br />
gecodeerd door middel van een specifiek<br />
algoritme en dus bij iedere verzending<br />
verschillend.<br />
Met de afstandsbediening met radio -<br />
frequentie kan het diefstalalarm op<br />
afstand (tot aan ongeveer 10 meter)<br />
worden ingeschakeld, zonder te richten<br />
en ook als de ruiten van de auto<br />
vuil zijn.<br />
BELANGRIJK Als u op knop A<br />
drukt en lampje B knippert één keer<br />
kort, dan moet u zo snel mogelijk de<br />
batterijen van de afstandsbediening<br />
vervangen. Na het vervangen van de<br />
batterijen werkt het lampje normaal<br />
als twee keer op knop A is gedrukt.<br />
ALARM INSCHAKELEN<br />
Het alarm kan alleen worden ingeschakeld<br />
als de contactsleutel in stand<br />
STOP of PARK staat, of als hij is uitgenomen.<br />
Druk om het alarm in te schakelen<br />
op knop A (fig. 6) op de contact sleutel<br />
en laat de knop weer los.<br />
Met uitzondering van bepaalde<br />
markten, zendt de sirene een geluidssignaal<br />
(“BIEP”) uit, knipperen, als<br />
de centrale portiervergrendeling<br />
wordt ingeschakeld, de richting -<br />
aanwijzers ongeveer 3 seconden, en<br />
begint het rode lampje C (fig. 7) bij<br />
het stuurwiel te knipperen.<br />
fig. 7<br />
19<br />
P4T0268
Het inschakelen van het alarm<br />
wordt voorafgegaan door een zelf -<br />
diagnose waarin het lampje C (fig. 7)<br />
met verschillende frequenties gaat<br />
knipperen:<br />
– 4 keer knipperen in 1 seconde:<br />
geen enkele storing gesignaleerd;<br />
– 8 keer knipperen in 1 seconde:<br />
portier/motorkap/kofferdeksel ge -<br />
opend of defecte sensor;<br />
– constant branden: defecte volumetrische<br />
sensoren of defecte kantelsensor.<br />
Bij een gesignaleerde storing, wordt<br />
het betreffende component niet meer<br />
beveiligd en zendt het systeem nog<br />
een “BIEP” uit.<br />
Bewaking<br />
Als na het inschakelen van het<br />
alarm, lampje C (fig. 7) gaat knipperen,<br />
betekent dit dat de bewakings -<br />
fase in werking is getreden.<br />
Het lampje knippert zolang de<br />
bewakingsfase actief is.<br />
20<br />
BELANGRIJK De wijze waarop het<br />
diefstalalarm inschakelt, verschilt per<br />
land.<br />
Zelfdiagnose en portieren,<br />
motorkap en kofferdeksel<br />
controleren<br />
Als u na het inschakelen van het<br />
alarm een tweede “BIEP” hoort, moet<br />
u het systeem uitschakelen, controleren<br />
of de portieren, de motorkap en<br />
het kofferdeksel gesloten zijn en vervolgens<br />
het systeem weer inschakelen.<br />
Als de portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel niet goed gesloten zijn,<br />
worden ze niet door het diefstalalarm<br />
gecontroleerd.<br />
Als bij goed gesloten portieren,<br />
motorkap en kofferdeksel het geluidssignaal<br />
wordt herhaald, betekent<br />
dit dat door de zelfdiagnose van het<br />
sys teem een storing is gesignaleerd in<br />
de werking van het systeem. Neem<br />
contact op met de Lancia-dealer.<br />
ALARM INSCHAKELEN<br />
ZONDER SIRENE<br />
Als u het geluidssignaal van de<br />
sirene wilt uitschakelen bij ingeschakeld<br />
diefstalalarm, dan moet u bij<br />
inschakeling van het systeem knop A<br />
(fig. 6) van de afstandsbediening 4<br />
seconden indrukken.<br />
Het systeem zendt dan, na de normale<br />
akoestische en zichtbare signalen,<br />
een snelle reeks van 5 “BIEPS”<br />
uit.<br />
Als het systeem opnieuw wordt ingeschakeld,<br />
wordt automatisch de<br />
normale werking van de sirene weer<br />
ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK De hierboven be -<br />
schreven procedure moet iedere keer<br />
worden herhaald als het alarm wordt<br />
ingeschakeld en u opnieuw de sirene<br />
wilt uitschakelen.
ALARM INSCHAKELEN<br />
ZONDER VOLUMETRISCHE<br />
BEVEILIGING<br />
De volumetrische beveiliging kan<br />
worden uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld<br />
dieren aan boord zijn) door de<br />
volgende handelingen snel achter<br />
elkaar uit te voeren: draai de contactsleutel<br />
van stand MAR in stand STOP<br />
en direct daarna weer in stand MAR<br />
en vervolgens opnieuw in stand STOP.<br />
Neem vervolgens de sleutel uit het slot.<br />
Het lampje op het stuurwiel gaat ongeveer<br />
2 seconden branden om de uitschakeling<br />
te bevestigen.<br />
U schakelt de volumetrische beveiliging<br />
weer in door de sleutel in stand<br />
MAR te draaien en langer dan 30 seconden<br />
te wachten.<br />
Als u bij uitgeschakelde volumetrische<br />
beveiliging een elektrische installatie<br />
wilt gebruiken die werkt met<br />
de contactsleutel in stand MAR (bijv.<br />
de elektrische ruitbediening), dan<br />
moet de contactsleutel in stand MAR<br />
worden gedraaid, de installatie worden<br />
bediend en de sleutel binnen 30<br />
seconden weer in stand STOP worden<br />
gedraaid. Op deze manier wordt de<br />
volumetrische bewaking niet opnieuw<br />
ingeschakeld.<br />
ALARM AUTOMATISCH<br />
INSCHAKELEN<br />
(indien aanwezig)<br />
In bepaalde markten kan het diefstalalarm<br />
worden geprogrammeerd<br />
met de functie “automatisch inschakelen”.<br />
Ongeveer 30 seconden na het ver -<br />
laten van de auto schakelt het alarm<br />
automatisch in, met uitzondering van<br />
de centrale portiervergrendeling. Dit<br />
wordt gesignaleerd aan de hand van de<br />
volgende opeenvolgende handelingen:<br />
– contactsleutel van stand MAR in<br />
stand STOP draaien.<br />
– openen en vervolgens weer sluiten<br />
van het laatste portier.<br />
Bij het openen van een portier, de<br />
motorkap en het kofferdeksel wordt<br />
binnen 30 seconden de automatische<br />
inschakeling geblokkeerd. Als het<br />
portier, de motorkap of het kofferdeksel<br />
vervolgens weer gesloten worden,<br />
duurt het opnieuw 30 seconden<br />
voordat het alarm automatisch wordt<br />
ingeschakeld.<br />
U schakelt het automatisch ingeschakelde<br />
alarm weer uit door knop<br />
A (fig. 6) op de contactsleutel in te<br />
drukken.<br />
ALARM UITSCHAKELEN<br />
U schakelt het alarm uit door de<br />
knop van de afstandsbediening in te<br />
drukken. Het systeem voert de volgende<br />
handelingen uit (met uitzondering<br />
van bepaalde markten):<br />
– richtingaanwijzers knipperen twee<br />
keer (pijlen);<br />
– twee korte geluidssignalen<br />
(“BIEP”) van de sirene;<br />
– blokkeren van de centrale portiervergrendeling.<br />
BELANGRIJK Als na uit schakeling<br />
van het systeem het lampje in de auto<br />
blijft branden (maximaal 2 minuten<br />
of totdat de sleutel in stand MAR<br />
wordt gezet), moet het volgende<br />
onthouden worden:<br />
–<br />
als het lampje constant blijft branden,<br />
betekent dit dat de batterijen van de<br />
afstandsbediening leeg zijn en vervangen<br />
moeten worden;<br />
–<br />
als het lampje blijft knipperen, maar<br />
met verschillende intervallen dan die<br />
bij een normale signalering, betekent<br />
dit dat er geprobeerd is de auto open<br />
21
te breken, waarbij het aantal keren<br />
knipperen de reden van het alarm<br />
aangeeft:<br />
1 keer knipperen: rechter voorportier<br />
2 keer knipperen: linker voorportier<br />
3 keer knipperen: rechter achterportier<br />
4 keer knipperen: linker achter -<br />
portier<br />
5 keer knipperen: volumetrische<br />
sensoren of kantelsensor<br />
6 keer knipperen: motorkap<br />
7 keer knipperen: kofferdeksel/achterklep<br />
8 keer knipperen: losmaken kabels<br />
voor het starten van de auto<br />
9 keer knipperen: losmaken accu -<br />
kabels of doorknippen kabels van de<br />
sleutelschakelaar<br />
10 keer knipperen: ten minste drie<br />
alarmoorzaken tegelijkertijd.<br />
22<br />
VOLUMETRISCHE<br />
BEVEILIGING<br />
Om een correcte werking van de volumetrische<br />
sensoren te garanderen,<br />
mogen geen personen of dieren in de<br />
auto worden achtergelaten en moeten<br />
de ruiten en het opendak (indien<br />
aanwezig) volledig gesloten zijn. Contoleer<br />
bovendien of de portieren, de<br />
motorkap en het kofferdeksel op de<br />
juiste wijze gesloten zijn.<br />
KANTELSENSOR<br />
De kantelsensor meet iedere verandering<br />
in de hellingshoek van de auto<br />
en signaleert daardoor het geheel of<br />
gedeeltelijk optillen van de auto (bijv.<br />
bij het verwijderen van een wiel).<br />
De sensor is in staat minimale ver -<br />
anderingen te meten in de hellings -<br />
hoek van de auto, zowel in lengte- als<br />
breedterichting. Veranderingen van<br />
minder dan 0,5°/min worden niet<br />
aangegeven. (bijv. bij het langzaam<br />
leeglopen van een band).
KOFFERDEKSEL OPENEN MET<br />
INGESCHAKELD ALARM<br />
Als het alarm is ingeschakeld, kan<br />
het kofferdeksel geopend worden door<br />
knopje D (fig. 8) op de contactsleutel<br />
in te drukken.<br />
In dit geval werkt het alarmsysteem<br />
op de volgende manier:<br />
– uitschakeling van de volumetrische<br />
beveiliging;<br />
– uitschakeling van de kantelsensor;<br />
– uitschakeling druksensor motorkap/kofferdeksel.<br />
Als de motorkap en het kofferdeksel<br />
weer gesloten worden, worden de uitgeschakelde<br />
functies weer ingeschakeld.<br />
fig. 8<br />
P4T0265<br />
WANNEER GAAT HET ALARM<br />
AF<br />
Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />
het alarm in de volgende gevallen af:<br />
– als één van de portieren, de motor -<br />
kap of het kofferdeksel wordt ge -<br />
opend;<br />
– als de accu wordt losgekoppeld of<br />
de voedingskabels van het diefsta -<br />
lalarm of van de sleutelschakelaar<br />
worden losgemaakt;<br />
– als er iets in het interieur komt,<br />
bijv. bij het breken van de ruiten<br />
(volumetrische beveiliging).<br />
– bij een startpoging (contactsleutel<br />
in stand MAR);<br />
– als geprobeerd wordt de auto op te<br />
tillen.<br />
Als het alarm in werking treedt,<br />
wordt de sirene geactiveerd (maximaal<br />
3 keer gedurende 26 seconden),<br />
en knipperen de richtingaanwijzers<br />
ongeveer 4 à 5 minuten (alleen bepaalde<br />
landen). De manier waarop<br />
het systeem werkt en het aantal cycli,<br />
kunnen per land verschillen.<br />
Toch is een maximum aantal cycli<br />
voorzien voor de akoestische en zicht -<br />
bare signalen.<br />
Na een alarmsignalering schakelt het<br />
systeem over naar de normale be wa -<br />
kingsfunctie.<br />
ALARM ONDERBREKEN<br />
Druk op de knop van de afstands -<br />
bediening om het alarm te onderbreken.<br />
Als dit niet lukt, kunt u het<br />
alarm uitschakelen met de sleutelschakelaar,<br />
zoals in de volgende para -<br />
graaf wordt beschreven.<br />
23
DIEFSTALALARM BUITEN<br />
WERKING STELLEN<br />
(indien aanwezig)<br />
Om het diefstalalarm volledig buiten<br />
werking te stellen (bijvoorbeeld bij<br />
onderhoudswerkzaamheden aan de<br />
elektrische installatie of als de accu<br />
van de auto vervangen moet worden,<br />
enz.), moet als volgt te werk worden<br />
gegaan:<br />
–<br />
open het geklemde dekseltje A (fig.<br />
9);<br />
–<br />
verwijder het beschermdekseltje B<br />
(fig. 10) van de sleutelschakelaar;<br />
–<br />
steek de sleutel C (fig. 10) in het slot<br />
en draai deze linksom (stand OFF).<br />
fig. 9<br />
24<br />
P4T0154<br />
Om het systeem weer in te schakelen,<br />
draait u de sleutel rechtsom<br />
(stand ON).<br />
Na het in- of uitschakelen van het<br />
alarm moet de sleutel uit het slot worden<br />
genomen en de sleutelschakelaar<br />
met het beschermdekseltje worden afgesloten.<br />
BELANGRIJK Als de auto langere<br />
tijd niet wordt gebruikt (langer dan<br />
drie weken), is het raadzaam het diefstalalarm<br />
uit te schakelen om te<br />
voorkomen dat de accu wordt uitgeput.<br />
Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />
blijft het altijd mogelijk de centrale<br />
portiervergrendeling in- en uit te<br />
schakelen met de afstandsbediening.<br />
fig. 10<br />
P4T0269<br />
BATTERIJEN VERVANGEN<br />
Als knop A (fig. 6) op de sleutel<br />
wordt ingedrukt en het lampje B<br />
knippert één keer kort en het lampje<br />
C (fig. 7) bij het stuur blijft ongeveer<br />
2 minuten constant branden (na uitschakeling<br />
van het systeem), dan<br />
moeten de batterijen van de afstands -<br />
bediening zo snel mogelijk worden<br />
vervangen.<br />
Ga voor het vervangen van de batterijen<br />
als volgt te werk:<br />
1)Draai schroef A (fig. 11) los<br />
m.b.v. een schroevendraaier met een<br />
scherpe punt.<br />
2) Verwijder het klepje B bij de<br />
inkeping.<br />
3) Vervang de batterijen en let daarbij<br />
op de polariteit.<br />
De batterijen moeten worden vervangen<br />
door exemplaren van hetzelfde<br />
type, die normaal in de handel<br />
verkrijgbaar zijn.<br />
Na het vervangen van de batterij<br />
werkt het lampje normaal als twee keer<br />
op knop A (fig. 6) is gedrukt.
Lege batterijen zijn schadelijk<br />
voor het milieu. Ze<br />
moeten bij een daarvoor<br />
bestemd depot worden ingeleverd.<br />
Ze kunnen ook ingeleverd worden<br />
bij een Lancia-dealer. Die zorgt<br />
vervolgens voor de afvoer.<br />
fig. 11<br />
EXTRA AFSTANDSBEDIE -<br />
NINGEN BESTELLEN<br />
De ontvanger kan in totaal 8 afstandsbedieningen<br />
herkennen.<br />
Als u extra exemplaren hebt aangeschaft,<br />
bedenk dan dat het programmeren<br />
voor alle afstandsbedieningen<br />
moet worden uitgevoerd als de auto<br />
nieuw is.<br />
Hierna maakt het diefstalalarm het<br />
onmogelijk nieuwe zenders te programmeren.<br />
Zo wordt voorkomen dat<br />
derden een andere afstandsbediening<br />
“bekend maken” aan de regeleenheid.<br />
Als u in loop der tijd een nieuwe afstandsbediening<br />
nodig hebt, kunt u<br />
zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />
Neem dan alle in uw bezit zijnde sleu-<br />
P4T0632<br />
tels, de CODE-card, een identiteits -<br />
bewijs en de autopapieren mee.<br />
Ministeriële goedkeuring<br />
In overeenstemming met de wet -<br />
geving in ieder land ten aanzien van<br />
radiozendapparatuur:<br />
–<br />
zijn op de laatste pagina’s, na het alfabetisch<br />
register, de typegoedkeuringen<br />
voor de verschillende landen<br />
weergegeven;<br />
– is voor de landen waar een zendmachtiging<br />
verplicht is, de typegoedkeuring<br />
op het component vermeld.<br />
Afhankelijk van de uitvoering/markt<br />
kan de code ook zijn aangebracht op<br />
de zender en/of ontvanger.<br />
25
ZITPOSITIE<br />
INSTELLEN<br />
26<br />
De bestuurdersstoel mag<br />
alleen worden afgesteld als<br />
de auto stilstaat.<br />
VOORSTOELEN MET<br />
HANDBEDIENDE VERSTELLING<br />
(fig. 12-13-14)<br />
Verstelling in lengterichting<br />
Trek hendel A (fig. 12) omhoog en<br />
schuif de stoel naar voren of naar<br />
achteren. Als u rijdt, moeten de armen<br />
fig. 12<br />
P4T0007<br />
licht gebogen zijn en de handen op het<br />
stuurwiel steunen. Laat de hendel los<br />
en controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />
is door hem naar voren en<br />
naar achteren te schuiven. Als de stoel<br />
niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />
verschuiven, waardoor een<br />
gevaarlijke situatie kan ontstaan.<br />
Hoogteverstelling<br />
Trek of duw hendel B meerdere<br />
keren omhoog of omlaag om de stoel<br />
respectievelijk in een hogere of lagere<br />
stand te zetten.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Draai knop C naar voren of naar<br />
achteren om de rugleuning rechtop te<br />
zetten of naar achteren te verplaatsen.<br />
fig. 13<br />
P4T0009<br />
Lendensteun van de<br />
bestuurdersstoel verstellen<br />
(indien aanwezig)<br />
De lendensteun zorgt voor een betere<br />
steun in de rug. Draai voor de gewenste<br />
instelling aan knop D (fig. 13).<br />
Bij uitvoeringen met een airbag aan<br />
de zijkant kan de lendensteun van de<br />
bestuurdersstoel worden afgesteld met<br />
knop E (fig. 14).<br />
fig. 14<br />
P4T0270
VOORSTOELEN MET ELEK -<br />
TRISCHE VERSTELLING<br />
(indien aanwezig) (fig. 15)<br />
De bestuurdersstoel mag alleen worden<br />
afgesteld als de auto stilstaat.<br />
De elektrische verstelling werkt alleen<br />
als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat (behalve de verstelling in<br />
lengterichting, hoogteverstelling en<br />
verstelling van de rugleuning bij de<br />
bestuurdersstoel).<br />
Bedien de knoppen A en B (fig. 15):<br />
¯˙ voor verstelling in lengterichting<br />
(knop A)<br />
voor de hoogteverstelling van de<br />
voor- en achterkant van de bestuurdersstoel<br />
en van alleen de achterkant<br />
van de passagiersstoel (knop A)<br />
fig. 15<br />
P4T0333<br />
¯˙ voor het verstellen van de rug -<br />
leuning (knop B).<br />
Lendensteun van de<br />
bestuurdersstoel verstellen<br />
Hiermee kan de steun in de rug ver -<br />
anderd worden voor meer comfort.<br />
Druk op de voorzijde van knop C (fig.<br />
15) om de steun te vergroten en op de<br />
achterzijde om de steun te verlagen.<br />
Stoelverwarming (indien<br />
aanwezig)<br />
Druk op knop D (fig. 15) om de stoelverwarming<br />
in te schakelen; druk de<br />
knop nogmaals in voor uitschakeling.<br />
Als de verwarming is ingeschakeld,<br />
branden de lampjes op de tunnel -<br />
console(A-fig. 16 bestuurdersstoel, B<br />
passagiersstoel).<br />
fig. 16 fig. 17<br />
P4T0271<br />
Instellingen van de bestuurders -<br />
stoel opslaan (indien aanwezig)<br />
(fig. 17)<br />
Met deze voorziening kunnen drie<br />
verschillende instellingen van de bestuurdersstoel<br />
en de buitenspiegels in<br />
het geheugen worden opgeslagen en<br />
opgeroepen.<br />
De instellingen van de stoel en de buitenspiegels<br />
kunnen alleen worden opgeslagen<br />
als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
Stel de positie van de bestuurdersstoel<br />
in met de hiervoor beschreven<br />
bedieningsknoppen en stel de stand<br />
van de buitenspiegels af.<br />
Druk vervolgens gelijktijdig op knop<br />
“MEM” en op één van de oproeptoetsen<br />
“1”, “2” of “3” waaronder een in-<br />
27<br />
P4T0332
stelling kan worden opgeslagen, totdat<br />
u een dubbel geluidssignaal hoort<br />
ter bevestiging.<br />
Als u een nieuwe stand van de stoel<br />
of de buitenspiegels in het geheugen<br />
opslaat, wordt automatisch de vorige<br />
stand, die met dezelfde knop is opgeslagen,<br />
gewist.<br />
Druk om de instelling op te roepen,<br />
bij geopend portier, op de gewenste<br />
knop “1”, “2” of “3”. De stoel verplaatst<br />
zich automatisch in de gewenste<br />
positie en u hoort een geluids -<br />
signaal ter bevestiging.<br />
BELANGRIJKDe instelling van de<br />
lendensteun en de inschakeling van de<br />
stoelverwarming kunnen niet in het<br />
geheugen worden opgeslagen.<br />
fig. 18<br />
28<br />
P4T0232<br />
HOOFDSTEUNEN (fig. 18)<br />
Om de veiligheid van de passagiers<br />
te vergroten kunnen de hoofdsteunen<br />
van de voorstoelen en de zijzitplaatsen<br />
achter afgesteld worden, zodat het<br />
hoofd op de juiste wijze wordt gesteund.<br />
Let erop dat de hoofdsteunen<br />
zo zijn ingesteld<br />
dat ze het hoofd steunen<br />
en niet de nek. Alleen in deze<br />
positie bieden ze bescherming,<br />
wanneer de auto van achteren<br />
aangereden wordt.<br />
fig. 19<br />
P4T0010<br />
Zitplaatsen voor (fig. 19)<br />
De hoofdsteunen voor kunnen in<br />
hoogte worden versteld.<br />
Houd voor de afstelling de onderkant<br />
van de hoofdsteun vast en houd gelijktijdig<br />
knop A ingedrukt. Verplaats<br />
vervolgens de hoofdsteun omhoog of<br />
omlaag in de gewenste stand.<br />
De hoofdsteunen voor kunnen niet<br />
worden verwijderd.<br />
Zijzitplaatsen achter (fig. 20)<br />
Deze zijn in hoogte verstelbaar. Trek<br />
voor de afstelling de hoofdsteun van -<br />
uit de ruststand omhoog, totdat hij<br />
hoorbaar vergrendelt. In deze stand<br />
kan, als knop A wordt ingedrukt, de<br />
hoofdsteun omhoog worden getrokken<br />
en afhankelijk van de lengte<br />
van de passagier in één van de standen<br />
worden vergrendeld. Om de<br />
hoofdsteun in ruststand terug te<br />
plaatsen, moet u knop A indrukken<br />
en de hoofdsteun omlaag duwen.<br />
fig. 20<br />
P4T0011
Zitplaats middenachter (fig. 21)<br />
De hoofdsteun heeft een hoge en lage<br />
instelling.<br />
Om de hoofdsteun te verhogen, moet<br />
u de hoofdsteun aan de onderkant<br />
vast pakken en volledig uittrekken,<br />
totdat hij hoorbaar vergrendelt.<br />
Om de hoofdsteun te verlagen, moet<br />
u knop A indrukken en de hoofdsteun<br />
in de zitting terugduwen, totdat hij<br />
hoorbaar vergrendelt.<br />
fig. 21<br />
P4T0012<br />
ARMSTEUN VOOR (fig. 22)<br />
Deze is verstelbaar en kan worden<br />
op- of neergeklapt.<br />
Voor het verstellen moet de armsteun<br />
iets omhoog worden geklapt en<br />
aan haak A worden getrokken.<br />
In de armsteun is een opbergvakje<br />
geplaatst. Druk voor het openen van<br />
het dekseltje op knop B.<br />
fig. 22<br />
P4T0013<br />
BELANGRIJK Als de armsteun<br />
geheel omhoog is geklapt, moet u erop<br />
letten dat niet per ongeluk knop B<br />
wordt ingedrukt, om te voorkomen<br />
dat de klep van het dashboardkastje<br />
wordt geopend en de inhoud naar<br />
buiten valt.<br />
ARMSTEUN ACHTER (fig. 23)<br />
Voor gebruik moet de armsteun<br />
worden neergeklapt zoals is afgebeeld.<br />
Gebruik hiervoor de handgreep op de<br />
armsteun.<br />
Til de armsteun op om deze weer in<br />
de zitting te plaatsen.<br />
fig. 23<br />
29<br />
P4T0014
STUURWIEL (fig. 24)<br />
Het stuurwiel kan horizontaal en<br />
verticaal versteld worden:<br />
1) Zet hendel A in stand 1.<br />
2) Stel het stuurwiel af (dichterbij of<br />
verderaf en hoger of lager).<br />
3) Zet de hendel terug in stand 2 om<br />
het stuur weer te vergrendelen.<br />
fig. 24<br />
30<br />
Verstel het stuur alleen<br />
als de auto stilstaat.<br />
P4T0015<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
Handbediende verstelling (fig. 25)<br />
De achteruitkijkspiegel kan in 2<br />
richtingen worden versteld. Zet hendel<br />
A in stand:<br />
1) normale stand<br />
2) anti-verblindingsstand.<br />
De spiegel is uitgerust met een veilig -<br />
heidsvoorziening: de spiegel springt<br />
tijdens een botsing los.<br />
fig. 25<br />
P4T0272<br />
Automatische regeling<br />
(indien aanwezig) (fig. 26)<br />
De kleur van de spiegel wordt automatisch<br />
aangepast aan de dag of de<br />
nacht.<br />
fig. 26<br />
P4T0016
BUITENSPIEGELS<br />
(fig. 27-28-29)<br />
De elektrische verstelling is alleen<br />
mogelijk met de contactsleutel in<br />
stand MAR.<br />
Draai voor het verstellen van een<br />
spiegel schakelaar A (fig. 27-28) in<br />
stand 1 (linker spiegel) of in stand 2<br />
(rechter spiegel).<br />
De gekozen spiegel kan met schakelaar<br />
A in 4 richtingen worden versteld.<br />
Draai na het instellen schakelaar A<br />
in stand 0 om onverwachtse verplaatsingen<br />
te voorkomen.<br />
fig. 27<br />
P4T0056<br />
Als de buitenspiegel problemen op -<br />
levert, kan de spiegel hand matig of<br />
automatisch (indien aanwezig) worden<br />
ingeklapt.<br />
De buitenspiegels worden automa -<br />
tisch ingeklapt (indien aan wezig) als<br />
schakelaar A (fig. 28) in stand 3<br />
wordt gedraaid. Om de spiegels weer<br />
in de normale stand te zetten, moet de<br />
schakelaar in stand 0 worden gedraaid.<br />
Als de breedte van de<br />
buitenspiegel problemen<br />
oplevert in een nauwe<br />
doorgang of in een automatische<br />
wastunnel, dan kunt u de spiegel<br />
van stand 1 in stand 2 klappen<br />
(fig. 29).<br />
fig. 28<br />
P4T0029<br />
De verwarming van de spiegels<br />
schakelt automatisch in als u de<br />
achter ruitverwarming inschakelt.<br />
BELANGRIJK Door de bolling van<br />
de spiegel lijken objecten verder weg<br />
dan ze in werkelijkheid zijn.<br />
Instellingen van de spiegels<br />
opslaan (indien aanwezig)<br />
Op uitvoeringen die zijn uitgerust<br />
met elektrische stoelverstelling en een<br />
geheugen voor het opslaan van de instellingen<br />
van de bestuurdersstoel,<br />
wordt de stand van de buitenspiegels<br />
samen met de positie van de stoel in<br />
het geheugen opgeslagen.<br />
fig. 29<br />
31<br />
P4T0017
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIG HEIDS GORDELS<br />
(zitplaatsen voor en achter - fig. 30)<br />
Maak de gordel vast door gesp A in<br />
sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />
blokkeert.<br />
Trek de veiligheidsgordel geleidelijk<br />
uit. Als de oprolautomaat blokkeert,<br />
laat dan de gordel een stukje terug -<br />
lopen en trek hem vervolgens weer geleidelijk<br />
uit.<br />
Als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde<br />
niet is omgelegd en de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt gedraaid,<br />
gaat op het instrumentenpaneel<br />
het waarschuwingslampje < branden.<br />
Druk op knop C om de gordel los te<br />
maken. Begeleid de gordel tijdens het<br />
teruglopen om te voorkomen dat de<br />
gordelband draait.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte<br />
van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager, waarbij<br />
er voldoende bewegingsruimte<br />
overblijft. Als de auto op een steile<br />
32<br />
helling staat, kan de rolautomaat<br />
blokkeren; dit is een normaal verschijnsel.<br />
Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />
als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />
blokkeert ook bij hard remmen, botsingen<br />
en bij hoge snelheden in bochten.<br />
Voor maximale bescherming<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten, tegen de leuning<br />
aan gaan zitten en de gordel<br />
goed laten aansluiten op borst en<br />
bekken.<br />
fig. 30<br />
P4T0019<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />
(fig. 31)<br />
Pas de hoogte van de geleidebeugel<br />
van de veiligheidsgordels altijd aan<br />
het postuur van de inzittende aan. Zo<br />
wordt de kans op letsel bij een ongeval<br />
verkleind.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij<br />
over de schouder halverwege tussen<br />
nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />
De geleidebeugel kan in 5 standen<br />
worden gezet.<br />
De hoogteverstelling van<br />
de veiligheidsgordels mag<br />
alleen worden uitgevoerd<br />
als de auto stilstaat.<br />
fig. 31<br />
P4T0018
Omhoog<br />
Trek beugel A omhoog in de gewenste<br />
stand.<br />
Omlaag<br />
Druk op knop B en schuif tegelijkertijd<br />
beugel A omlaag in de<br />
gewenste stand.<br />
Controleer na het instellen altijd of<br />
de beugel A goed vergrendeld is door<br />
hem naar beneden te duwen zonder<br />
knop B in te drukken.<br />
Controleer na het instellen<br />
altijd of de beugel goed<br />
vergrendeld is in één van<br />
de vaste punten.<br />
TREKKRACHTBEGRENZER OP<br />
DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR<br />
Om de passieve veiligheid te vergroten,<br />
zijn de oprolautomaten van de<br />
veiligheidsgordels voor voorzien van<br />
een trekkrachtbegrenzer die de belas -<br />
ting op de schouders doseert als de<br />
gordel de inzittende op zijn plaats<br />
moet houden.<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIG -<br />
HEIDS GORDELS ACHTER<br />
De veiligheidsgordels achter moeten<br />
worden omgelegd zoals is aangegeven<br />
in het schema (fig. 32).<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />
de rugleuning en leg dan de gordel<br />
om.<br />
Als de zitplaatsen achter niet worden<br />
bezet, gebruik dan de uitsparingen in<br />
de rugleuning van de achterbank om<br />
de sluitingen en de gordels op te bergen.<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel dragen<br />
tijdens een ernstig ongeval,<br />
ook gevaar opleveren voor<br />
de voorpassagiers.<br />
fig. 32<br />
33<br />
P4T0003
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS EN<br />
KINDERZITJES<br />
De bestuurder is verplicht zich te<br />
houden aan de wettelijke voorschriften<br />
met betrekking tot het verplichte<br />
gebruik van de veiligheidsgordels (en<br />
de inzittenden erop attent te maken).<br />
Draag altijd veiligheids -<br />
gordels zowel voorin als<br />
achterin. Rijden zonder<br />
veiligheidsgordels vergroot het<br />
risico op ernstig letsel of dodelijke<br />
afloop bij een ongeval.<br />
34<br />
De gordelband mag nooit<br />
gedraaid zijn. Het diagonale<br />
gordelgedeelte moet<br />
via het midden van de schouder<br />
schuin over de borst liggen. Het horizontale<br />
gordelgedeelte moet over<br />
het bekken en niet over de buik liggen,<br />
zodat wordt voorkomen dat u<br />
tijdens een botsing onder de gordel<br />
uitschuift (fig. 33). Draag geen<br />
voorwerpen (sieraden, gespen, enz.)<br />
die een goed aansluiten van de gordel<br />
op het lichaam van de passagier<br />
verhinderen.<br />
BELANGRIJK Het kinderzitje moet<br />
op de achterbank worden geplaatst<br />
(achter de passagiersstoel voor) omdat<br />
die plaats bij een ongeval de meeste<br />
bescherming biedt.<br />
fig. 33<br />
P4T0042<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />
moeten een gordel dragen: ook voor<br />
hen (zowel voor de aanstaande moeder<br />
als het kind) is de kans op letsel<br />
bij een ernstig ongeval groter als ze<br />
geen gordel dragen. Uiteraard moeten<br />
zwangere vrouwen het onderste deel<br />
van de gordel meer naar beneden omleggen,<br />
zodat de gordel onder de buik<br />
langs loopt (fig. 34).<br />
fig. 34<br />
P4T0043
Gebruik de gordel niet<br />
voor een kind dat bij een<br />
volwassene op schoot zit,<br />
waarbij de gordel beiden zou moeten<br />
beschermen (fig. 35).<br />
fig. 35<br />
P4T0044<br />
HOE U DE VEILIGHEIDS -<br />
GORDELS IN OPTIMALE STAAT<br />
HOUDT<br />
1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is.<br />
2) Vervang de gordels na een ongeval,<br />
ook al zijn ze ogenschijnlijk niet<br />
beschadigd.<br />
3) U kunt de gordels met de hand<br />
wassen met warm water en een neutrale<br />
zeep. Knijp ze uit en laat ze in de<br />
schaduw drogen. Gebruik geen bijtende,<br />
blekende of kleurende middelen.<br />
Vermijd het gebruik van alle chemische<br />
producten die het weefsel kunnen aantasten.<br />
4) Voorkom dat er vocht in de oprol -<br />
automaat komt: de werking van de<br />
oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />
als ze niet nat zijn geweest.<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een<br />
ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />
reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in<br />
verhouding met de rest van het lichaam<br />
groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en<br />
botstructuur nog niet volledig zijn<br />
ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />
kinderen door andere systemen beschermd<br />
worden dan door de veilig -<br />
heidsgordels.<br />
35
De resultaten van het onderzoek<br />
over de optimale bescherming van<br />
kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />
Europese ECE/R44-voorschriften die<br />
wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />
zijn onderverdeeld in vier groepen<br />
(fig. 36):<br />
Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />
overlapping tussen de groepen; daar -<br />
om zijn er in de handel systemen<br />
verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />
verschillende gewichtsgroepen.<br />
fig. 36<br />
36<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien<br />
van de typegoedkeuring en van een<br />
goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />
dat absoluut niet mag worden<br />
verwijderd.<br />
Kinderen met een gewicht boven 36<br />
kg of met een lengte van meer dan<br />
1,50 m worden, met betrekking tot de<br />
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />
volwassenen en moeten dan ook normaal<br />
de veiligheidsgordels omleggen.<br />
In het Lancia Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen<br />
voor elke gewichtsgroep, die speciaal<br />
ontworpen en ontwikkeld zijn voor de<br />
Lancia-modellen.<br />
Wij raden u aan kinderen<br />
altijd op de zitplaatsen achter<br />
te vervoeren omdat die<br />
plaatsen bij een ongeval de meeste<br />
bescherming bieden. Monteer absoluut<br />
geen kinderzitje op de stoel van<br />
de passagier voor als deze is uitgerust<br />
met een airbag. Als bij een ongeval<br />
de airbag in werking treedt<br />
(opblaast), kan dit ernstig letsel en<br />
zelfs de dood tot gevolg hebben,<br />
onafhankelijk van de zwaarte van<br />
het ongeluk. Kinderen kunnen op de<br />
passagiersstoel voor worden vervoerd<br />
bij auto’s die zijn uitgerust met<br />
een uitschakelbare airbag aan passagierszijde.<br />
In dit geval moet u er<br />
absoluut zeker van zijn dat de airbag<br />
is uitgeschakeld (het gele waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel<br />
moet branden).<br />
P4T0234
GROEP 0 (fig. 37)<br />
Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes<br />
worden vervoerd die achterstevoren<br />
zijn geplaatst, waardoor het achter -<br />
hoofd wordt gesteund en bij abrupte<br />
snelheidswisselingen de nek niet<br />
wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheids -<br />
gordel en het kind moet op zijn beurt<br />
worden beschermd door de gordel van<br />
het wiegje zelf.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen ge -<br />
geven voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van het<br />
kinderzitje aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze instructies<br />
bij te leveren.<br />
fig. 37<br />
P4T0238<br />
GROEP 1 (fig. 38)<br />
Kinderen vanaf 9 kg kunnen in kinderzitjes<br />
worden vervoerd die naar<br />
voren zijn gekeerd, waarbij de veilig -<br />
heidsgordel van de auto zowel het<br />
kind als het kinderzitje op zijn plaats<br />
houdt.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen ge -<br />
geven voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van het<br />
kinderzitje aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze instructies<br />
bij te leveren.<br />
fig. 38<br />
P4T0237<br />
Er bestaan kinderzitjes<br />
die geschikt zijn voor de<br />
gewichtsgroepen 0 en 1.<br />
Deze kinderzitjes kunnen worden<br />
bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben zelf gordels<br />
om het kind te beschermen.<br />
Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk<br />
zijn als ze verkeerd worden<br />
gemonteerd, waarbij een kussen<br />
tussen het kinderzitje en de<br />
veiligheidsgordels van de auto<br />
wordt geplaatst. Houdt u voor de<br />
montage strikt aan de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
37
GROEP 2 (fig. 39)<br />
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />
door de veiligheidsgordels van de auto<br />
worden beschermd. Kinderen moeten<br />
zo in de kinderzitjes worden geplaatst,<br />
dat het diagonale gordelgedeelte<br />
schuin over de borst en niet langs de<br />
nek komt te liggen.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen ge -<br />
geven voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van het<br />
kinderzitje aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze instructies<br />
bij te leveren.<br />
fig. 39<br />
38<br />
P4T0236<br />
GROEP 3 (fig. 40)<br />
Vanaf 22 kg kunnen kinderen op<br />
een kussen vervoerd worden. De<br />
borst omvang is dan van dien aard dat<br />
de kinderen gewoon tegen de rugleuning<br />
kunnen steunen en niet meer in<br />
een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de<br />
veilig heidsgordels omleggen.<br />
Hieronder zijn de richtlijnen<br />
voor een veilig vervoer van<br />
kinderen aangegeven, waaraan u<br />
zich dient te houden:<br />
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />
op de achterbank omdat deze plaats<br />
bij een ongeval de meeste bescherming<br />
biedt.<br />
fig. 40<br />
P4T0235<br />
2) Vervoer kinderen nooit op de<br />
stoel van de passagier voor als deze is<br />
uitgerust met een airbag.<br />
3) Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze instructies<br />
bij te leveren. Bewaar de instructies<br />
samen met het instructieboekje<br />
in de auto. Monteer geen gebruikte<br />
kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />
ontbreken.<br />
4) Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband<br />
te trekken.<br />
5) In elk kinderzitje kan slechts één<br />
kind vervoerd worden; vervoer nooit<br />
twee kinderen in één zitje.<br />
6) Controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt.<br />
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />
kind geen afwijkende houding aanneemt<br />
of de gordel losmaakt.<br />
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />
ook geen pasgeboren kinderen.<br />
Niemand is sterk genoeg om ze bij een<br />
ongeval vast te houden.<br />
9) Na een ongeval moet het zitje<br />
door een nieuw exemplaar worden<br />
vervangen.
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor<br />
van de Lybra voorzien van gordelspanners.<br />
Dit systeem wordt bij een<br />
heftige botsing door een sensor in<br />
werking gesteld en trekt gelijktijdig de<br />
gordel enige centimeters aan. Op deze<br />
wijze worden de inzittenden veel beter<br />
op hun plaats gehouden en wordt<br />
de voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheids -<br />
gordel geeft aan dat de gordelspanner<br />
in werking is geweest; de gordel wordt<br />
niet meer opgerold, ook niet als hij<br />
wordt begeleid.<br />
Tijdens het in werking treden van de<br />
gordelspanners kan er een beetje rook<br />
ontstaan. Deze rook is niet schadelijk<br />
en duidt niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel<br />
onderhoud of smering. Elke verandering<br />
van de oorspronkelijke staat zal<br />
de doelmatigheid verminderen. Als de<br />
gordelspanner door extreme natuurlijke<br />
omstandigheden (overstromingen,<br />
zeestormen) met water en mod-<br />
der in contact is geweest, dan moet hij<br />
worden vervangen.<br />
Voor een maximale bescherming<br />
door de gordelspanners moet de veiligheidsgordel<br />
zo worden omgelegd<br />
dat hij goed aansluit op borst en<br />
bekken.<br />
Werkzaamheden in de<br />
buurt van de gordelspanners,<br />
waarbij stoten, sterke<br />
trillingen of verhitting optreden<br />
(maximaal 100°C gedurende ten<br />
hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners<br />
beschadigen of activeren:<br />
bij die omstandigheden horen niet<br />
trillingen die voortgebracht worden<br />
door een slecht wegdek of<br />
door contacten met kleine obstakels<br />
zoals trottoirs. Als er iets<br />
aan de gordelspanners moet<br />
gebeuren, dient u zich tot een<br />
Lancia-dealer te wenden.<br />
Het is streng verboden de<br />
gordelspanners te demonteren<br />
of open te maken.<br />
Onderhoud van de gordelspanners<br />
moet worden uitgevoerd door<br />
gekwalificeerd personeel. Wendt u<br />
uitsluitend tot een Lancia-dealer.<br />
De gordelspanner kan<br />
slechts één keer worden<br />
gebruikt. Als de gordelspanner<br />
geactiveerd is geweest,<br />
moet u zich tot een Lancia-dealer<br />
wenden om de gordelspanner te<br />
laten vervangen. De gordelspanners<br />
hebben een geldigheid van<br />
10 jaar. Als deze termijn is verstreken,<br />
dient u contact op te<br />
nemen met de Lancia-dealer.<br />
39
AIRBAGS VOOR EN<br />
SIDE-BAGS<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto is uitgerust met een airbag<br />
aan bestuurderszijde (fig. 41); als<br />
optional kunnen voor bepaalde uit -<br />
voeringen/markten een airbag aan de<br />
passagierszijde (fig. 42) en side-bags<br />
worden geleverd (fig. 43).<br />
fig. 41<br />
fig. 42<br />
40<br />
P4T0293<br />
P4T0294<br />
AIRBAGS VOOR (fig. 44)<br />
Beschrijving en werking<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening<br />
die onmiddellijk in werking treedt bij<br />
een frontale botsing.<br />
fig. 43<br />
fig. 44<br />
P4T0295<br />
P4T0004<br />
De airbag bestaat uit een opblaas -<br />
baar luchtkussen dat in een daarvoor<br />
bestemde ruimte is geplaatst:<br />
– in het midden van het stuurwiel<br />
aan bestuurderszijde;<br />
– een luchtkussen met een groter volume<br />
boven het dashboardkastje aan<br />
passagierszijde.<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening<br />
die onmiddellijk in werking treedt bij<br />
een middelzware frontale botsing.<br />
Bij een ongeval verwerkt een regel -<br />
eenheid de gegevens van een vertragingssensor<br />
en zorgt ervoor, indien<br />
nodig, dat het kussen wordt opge -<br />
blazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam wordt opgevangen<br />
en de kans op letsel beperkt<br />
wordt. Direct daarna loopt het kussen<br />
weer leeg.<br />
Bij een ongeval kan een inzittende<br />
die geen veiligheidsgordel<br />
heeft omgelegd in contact komen<br />
met een airbag die nog niet volledig<br />
opgeblazen is, waardoor de inzittende<br />
minder beschermd wordt.<br />
De airbag voor (bestuurder en pas
sagier) is geen vervanging voor de<br />
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />
Draag dus altijd veilig -<br />
heidsgordels. Bovendien is het<br />
dragen van veiligheidsgordels wettelijk<br />
verplicht in Europa (en in de<br />
meeste landen daarbuiten).<br />
Bij lichte frontale botsingen (waarbij<br />
de veiligheidsgordel de inzittende<br />
op zijn plaats houdt), wordt de airbag<br />
niet geactiveerd.<br />
Bij botsingen tegen snel vervormbare<br />
of beweegbare objecten (zoals ver -<br />
keerspalen, sneeuw- of ijs-ophopingen,<br />
geparkeerde auto’s, enz), bij aanrijdingen<br />
van achteren (zoals een aanrijding<br />
door een andere auto) en bij<br />
zijdelingse aanrijdingen tegen andere<br />
auto’s of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld<br />
tegen de onderkant van de<br />
auto of de vangrail), wordt de airbag<br />
niet geactiveerd omdat geen enkele<br />
aanvullende bescherming wordt geboden<br />
ten opzichte van de veiligheids -<br />
gordels.<br />
Als de airbag in deze gevallen niet<br />
geactiveerd wordt, betekent dit niet<br />
dat het systeem niet goed functioneert.<br />
AIRBAG VOOR AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE<br />
(indien aanwezig)<br />
De airbag voor aan passagierszijde<br />
is ontwikkeld om de bescherming te<br />
verbeteren van een inzittende voor<br />
met omgelegde veiligheidsgordel.<br />
Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />
vult deze het grootste deel van de<br />
ruimte tussen het dashboard en de<br />
ZEER GEVAAR-<br />
LIJK: bij auto’s<br />
die zijn uitgerust<br />
met een airbag aan passagierszijde<br />
mag geen kinderzitje op de voorstoel<br />
worden gemonteerd. Als er<br />
geen andere mogelijkheid is moet<br />
in ieder geval de airbag aan passagierszijde<br />
(indien aanwezig) uitgeschakeld<br />
worden als het kinderzitje<br />
op de passagiersstoel voor<br />
wordt geplaatst. Ook als het niet<br />
wettelijk verplicht is, raden wij u<br />
aan, voor een optimale bescherming<br />
van de volwassenen, de airbag<br />
onmiddellijk weer in te<br />
schakelen zodra er geen kinderen<br />
meer vervoerd worden.<br />
Als het lampje na de<br />
testfase van 4 seconden<br />
knippert en het waarschuwingslampje<br />
storing airbag<br />
is gedoofd, dan betekent dit<br />
dat er een storing is in het<br />
waarschuwingslampje van de<br />
airbag zelf. Neem in dit geval zo<br />
spoedig mogelijk contact op met<br />
de Lancia-dealer.<br />
voorpassagier. Airbag voor aan passagierszijde<br />
uitschakelen (fig. 45)<br />
A I R B A G<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
kan de airbag voor aan passagierszijde<br />
worden uitgeschakeld.<br />
fig. 45<br />
41<br />
P4T0264
U schakelt de airbag uit door de<br />
contactsleutel in de daarvoor bestemde<br />
sleutelschakelaar, rechts van<br />
het dashboard, te steken (fig. 45). De<br />
schakelaar is alleen bereikbaar bij<br />
geopend portier.<br />
De sleutelschakelaar (fig. 45) heeft<br />
twee standen:<br />
1) Airbag voor passagierszijde ingeschakeld:<br />
(stand ON P) lampje op het<br />
instrumentenpaneel is gedoofd; het is<br />
absoluut verboden kinderen op de<br />
passagierstoel voor te vervoeren.<br />
2) Airbag voor passagierszijde uitgeschakeld:<br />
(stand OFF F) lampje<br />
op het instrumentenpaneel brandt;<br />
het is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />
voor te vervoeren, waarbij<br />
ze beschermd moeten worden door<br />
passende universele systemen.<br />
42<br />
Bedien de schakelaar alleen<br />
als de motor uit staat<br />
en de contactsleutel is uit-<br />
Het waarschuwingslampje F op<br />
het dashboard blijft continu branden<br />
totdat de airbag aan passagierszijde<br />
opnieuw wordt ingeschakeld.<br />
De uitschakeling van de airbag voor<br />
aan passagierszijde heeft geen invloed<br />
op de werking van de side-bag.<br />
De sleutel kan bij geopend portier in<br />
beide standen in de schakelaar worden<br />
gestoken of worden uitgenomen.<br />
genomen. Het waarschuwings -<br />
lampje voor uitgescha -<br />
kelde airbag aan passagierszijde<br />
voor geeft eventuele storingen<br />
aan in het waarschuwings -<br />
lampje van de airbag zelf. In dat<br />
geval is de situatie op het instrumentenpaneel<br />
als volgt:<br />
– waarschuwingslampje storing<br />
airbag is gedoofd;<br />
– waarschuwingslampje voor uitgeschakelde<br />
airbag aan passa giers -<br />
zijde knippert (langer dan de normale<br />
4 seconden).<br />
Zet de motor direct uit en wendt<br />
u tot de Lancia-dealer.<br />
SIDE-BAG (indien aanwezig)<br />
De side-bag beschermt de inzittenden<br />
voor bij een middelzware zijdelingse<br />
aanrijding.<br />
De side-bag is in de rugleuning van<br />
de stoelen voor geplaatst, waardoor de<br />
airbag ten opzichte van de inzittende<br />
altijd de optimale positie inneemt, ongeacht<br />
de stand van de stoel.<br />
Bij een zijdelingse aanrijding<br />
verwerkt een elektronische regel -<br />
eenheid de gegevens van een vertragingssensor<br />
en zorgt ervoor, indien<br />
nodig, dat het kussen opblaast.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op<br />
en vult de ruimte tussen het portier<br />
van de auto en de inzittende voor. Direct<br />
daarna loopt het kussen weer<br />
leeg.<br />
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen<br />
(waarbij de veiligheidsgordel de inzittende<br />
op zijn plaats houdt), wordt de<br />
airbag niet geactiveerd.<br />
De airbag is geen vervanging voor de<br />
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van veilig -<br />
heidsgordels wettelijk verplicht in<br />
Europa (en in de meeste landen daarbuiten).<br />
De werking van de side-bag aan passagierszijde<br />
wordt niet uitgeschakeld<br />
als de airbag voor aan passagierszijde<br />
wordt uitgeschakeld, zoals beschreven<br />
in de vorige paragraaf. Zo wordt u bij<br />
een zijdelingse aanrijding beschermd,<br />
en ook het eventueel vervoerde kind.<br />
BELANGRIJK De airbags voor<br />
en/of side-bags (indien aanwezig)<br />
kunnen worden geactiveerd bij zware<br />
botsingen of als de auto aan de onderzijde<br />
wordt geraakt, bijvoorbeeld<br />
bij zware botsingen tegen treden of<br />
stoepranden of obstakels op het wegdek<br />
of als de auto terecht komt in<br />
grote gaten of verzakkingen in het<br />
wegdek.<br />
BELANGRIJK Als de airbag in<br />
werking treedt, ontsnapt er een beetje<br />
rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />
duidt niet op brand; bovendien kan<br />
het oppervlak van het opgeblazen<br />
kussen en het interieur van de auto<br />
bedekt zijn met een laagje poeder -<br />
achtige stof: deze poeder kan de huid<br />
en de ogen irriteren. Als u hiermee in<br />
aanraking bent gekomen, moet u zich<br />
met neutrale zeep en water wassen.<br />
BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />
het rijden gaat branden (melding van<br />
een storing), dient u zich onmiddellijk<br />
tot een Lancia-dealer te wenden om<br />
de storing te laten verhelpen.<br />
Het airbagsysteem heeft een geldig -<br />
heid van 10 jaar. Als deze termijn is<br />
verstreken, moet contact worden opgenomen<br />
met de Lancia-dealer.<br />
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />
de airbag in werking is getreden,<br />
dient u contact op te nemen met de<br />
Lancia-dealer om de airbag, de elektronische<br />
regeleenheid, de veiligheids -<br />
gordels, en de gordelspanners te laten<br />
vervangen en de werking van de elektrische<br />
installatie te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />
en de vervanging van de airbag<br />
moeten door een Lancia-dealer worden<br />
uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur<br />
van uw auto, moet u contact opnemen<br />
met een Lancia-dealer om het systeem<br />
buiten werking te laten stellen.<br />
Bij verkoop van de auto moet de<br />
nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld<br />
worden van het gebruik en de instructies,<br />
en moet hij het instructieboekje<br />
ontvangen.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden<br />
van de gordelspanners, de airbags<br />
voor en de side-bags wordt door de<br />
elektronische regeleenheid bepaald,<br />
afhankelijk van het type ongeval. Als<br />
een van deze onderdelen niet in<br />
werking treedt, dan duidt dat niet op<br />
een storing in het systeem.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje branden. Na ongeveer<br />
4 seconden moet het lampje<br />
doven. Als het waarschuwings -<br />
lampje niet gaat branden, constant<br />
blijft branden of tijdens het rijden<br />
gaat branden, moet u onmiddellijk<br />
stoppen en contact opnemen met<br />
een Lancia-dealer.<br />
43
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje (met de schakelaar<br />
voor uitschakeling van airbag voor<br />
aan passagierszijde in stand ON)<br />
ongeveer 4 seconden branden en<br />
vervolgens 4 seconden knipperen,<br />
om aan te geven dat de airbag en<br />
side-bag (indien aanwezig) aan<br />
passagierszijde bij een ongeval<br />
worden geactiveerd. Hierna moet<br />
het lampje doven.<br />
Laat bij diefstal of een<br />
poging tot diefstal, bij beschadiging<br />
of als de auto<br />
bij een overstroming onder water<br />
is geweest, de airbag door een<br />
Lancia-dealer controleren.<br />
Plak geen stickers of andere<br />
voorwerpen op het<br />
stuur of op de plek van de<br />
airbag aan de passagierszijde en<br />
de side-bags.<br />
Reis niet met voorwerpen op<br />
schoot en houd vooral geen pijp,<br />
potlood, enz. in de mond. Bij een<br />
ongeval waarbij de airbag in<br />
werking treedt, kan dit ernstig letsel<br />
veroorzaken.<br />
44<br />
Rijd altijd met beide handen<br />
op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in werking<br />
treden van de airbag, het systeem<br />
niet wordt gehinderd door obstakels<br />
die ernstig letsel kunnen<br />
ver oorzaken. Rijd niet met voor over<br />
gebogen lichaam, maar ga goed<br />
recht op zitten en steun tegen de<br />
rug leuning.<br />
Als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat, kunnen,<br />
ook bij uitgezette motor,<br />
de airbags inschakelen als de auto<br />
stilstaat en de auto frontaal wordt<br />
aangereden door een andere auto<br />
die met voldoende snelheid rijdt.<br />
Daarom mogen er ook als de auto<br />
stilstaat absoluut geen kinderen op<br />
de passagiersstoel voor worden geplaatst.<br />
Als bij een stilstaande auto en<br />
met uitgenomen contactsleutel de<br />
airbags bij een ongeval niet in<br />
werking treden, betekent dit echter<br />
niet dat het systeem niet goed<br />
werkt.<br />
Bij auto’s die zijn uitgerust<br />
met side-bags, mag de<br />
rugleuning van de stoel<br />
niet met water worden afgenomen<br />
of chemisch worden gereinigd in<br />
een automatisch wasapparaat.<br />
Bij auto’s met side-bags<br />
mag de rugleuning van de<br />
voorstoelen niet worden<br />
bedekt met hoezen of kleden.<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheids -<br />
gordels, maar een aanvulling.<br />
De inzittenden worden uitsluitend<br />
door de veiligheidgordels<br />
beschermd bij frontale botsingen<br />
bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />
aanrijdingen en als de auto over<br />
de kop slaat. De gordels moeten<br />
dus altijd gedragen worden.<br />
De airbag treedt in<br />
werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een botsing<br />
waarbij alleen de gordelspanners<br />
worden geactiveerd. Bij aanrijdingen<br />
die tussen die twee drempelwaarden<br />
in liggen, treden alleen<br />
de gordelspanners in werking.
INSTRUMENTENPANEEL<br />
BENZINEMOTOR (fig. 46)<br />
fig. 46<br />
DIESELMOTOR (fig. 47)<br />
fig. 47 P4T0635<br />
A Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur - B Snelheidsmeter -<br />
C Display van kilometerteller (totaal/dagstand) - D Toerenteller - E Brandstofmeter met waarschuwingslampje van de<br />
reservebrandstof - F Controle- en waarschuwingslampjes - G Drukknop voor het op nul zetten van de dagstand.<br />
P4T0634<br />
45
INSTRUMENTEN<br />
BELANGRIJK Na het uitzetten<br />
van de motor (sleutel in stand<br />
STOP), worden de snelheidsmeter<br />
en de toerenteller ongeveer 1 seconde<br />
gereset. Gedurende deze tijd gaan<br />
de wijzernaalden van de snelheids -<br />
meter en de toerenteller iets heen en<br />
weer wat een licht getik veroorzaakt.<br />
SNELHEIDSMETER (fig. 48)<br />
Deze geeft de snelheid van de auto<br />
aan in km/h.<br />
BELANGRIJK Afhankelijk van de<br />
motoruitvoering van de auto verschilt<br />
het meetbereik van de toerenteller.<br />
fig. 48<br />
46<br />
P4T0636<br />
TOERENTELLER (fig. 49-50)<br />
De gevarenzone (met een steeds<br />
dichter wordende witte arcering)<br />
geeft aan dat de motor met extreem<br />
hoge toerentallen draait. Het is<br />
raadzaam deze toerentallen slechts<br />
kort aan te houden.<br />
Als de motor met stationair toerental<br />
draait, kan de toerenteller geleidelijk<br />
of plotseling oplopen; dit is<br />
een normaal verschijnsel als het zich<br />
voordoet tijdens de normale wer -<br />
king, bijv. bij het inschakelen van de<br />
aircocompressor of de elektroventilateur.<br />
Een langzame wisseling in<br />
toerental dient vooral voor het<br />
behoud van de lading van de accu.<br />
fig. 49 - benzine-uitvoering<br />
P4T0637<br />
BELANGRIJK Afhankelijk van de<br />
motoruitvoering van de auto verschilt<br />
het meetbereik en de gevarenzone<br />
van de toerenteller.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid<br />
van de elektronische inspuiting sluit<br />
de brandstoftoevoer tijdelijk af als<br />
de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorver -<br />
mogen zal afnemen.<br />
fig. 50 - dieseluitvoering<br />
P4T0638
KOELVLOEISTOF-<br />
TEMPERATUURMETER MET<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
VOOR TE HOGE KOELVLOEI-<br />
STOFTEMPERATUUR (fig. 51)<br />
Het instrument geeft de temperatuur<br />
aan van de motorkoelvloeistof<br />
zodra de koelvloeistoftemperatuur<br />
hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />
Onder normale omstandigheden<br />
staat de wijzernaald van de koel -<br />
vloeistoftemperatuurmeter ongeveer<br />
in het midden van de schaal. Als de<br />
wijzernaald in de buurt komt van de<br />
maximale waarden, moet gas worden<br />
teruggenomen.<br />
fig. 51<br />
P4T0051<br />
Als het lampje gaat branden,<br />
betekent dit dat de koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog is; het is in dat<br />
geval raadzaam de motor uit te zetten<br />
en contact op te nemen met de<br />
Lancia-dealer.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald<br />
in de buurt komt van de maximale<br />
waarden op de schaal, kan dit<br />
veroorzaakt worden door verstopping<br />
of opeenhoping van vuil op de<br />
buitenzijde van de radiateur.<br />
In dat geval is het raadzaam om de<br />
radiateur te onderzoeken en eventuele<br />
verstoppingen te verwijderen<br />
en de buitenkant van de radiateur zo<br />
snel mogelijk grondig te reinigen.<br />
BRANDSTOFMETER MET<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
VAN DE RESERVEBRANDSTOF<br />
(fig. 52)<br />
Het waarschuwingslampje van de<br />
reservebrandstof gaat branden als er<br />
nog ongeveer 8 liter brandstof in de<br />
tank aanwezig is.<br />
Rijd nooit met een bijna lege tank:<br />
een eventueel onregelmatige brandstoftoevoer<br />
kan de katalysator<br />
beschadigen.<br />
fig. 52<br />
47<br />
P4T0052
DISPLAY KILOMETERTELLER<br />
(TOTAAL EN DAGSTAND)<br />
(fig. 53-54)<br />
Op het display (fig. 53) worden<br />
weergegeven:<br />
– op de eerste regel (6 cijfers) de<br />
totaalstand<br />
– op de tweede regel (4 cijfers) de<br />
dagtellerstand.<br />
fig. 53<br />
48<br />
P4T0639<br />
Voor het op nul zetten van de dagstand<br />
moet knopje B (fig. 54) ten<br />
minste 1 seconde worden ingedrukt.<br />
BELANGRIJK Als de accu wordt<br />
losgekoppeld, wordt de dagstand uit<br />
het geheugen gewist.<br />
fig. 54<br />
P4T0020<br />
CONTROLE- EN<br />
WAARSCHUWINGS-<br />
LAMPJES<br />
De lampjes branden in de volgende<br />
gevallen:<br />
RICHTINGAANWIJZER<br />
Ÿ LINKS<br />
(knipperend - groen)<br />
Als u de hendel van de richting -<br />
aanwijzers (pijlen) naar beneden<br />
plaatst en, samen met het lampje<br />
van de rechter richtingaanwijzer, als<br />
de waarschuwingsknipperlichten<br />
zijn ingeschakeld.<br />
RICHTINGAANWIJZER<br />
Δ RECHTS (knipperend -<br />
groen)<br />
Als u de hendel van de richting aan -<br />
wijzers (pijlen) naar boven plaatst<br />
en, samen met het lampje van de<br />
linker richtingaanwijzer, als de<br />
waar schuwingsknipperlichten zijn<br />
ingeschakeld.
RICHTINGAAN -<br />
l WIJZERS AANHANGER<br />
(groen)<br />
Voor de aansluiting dient u contact<br />
op te nemen met de Lanciadealer.<br />
Deze gaan branden als er een elektrische<br />
verbinding is met een<br />
aanhanger en de hendel van de richtingaanwijzers<br />
wordt bediend of als<br />
de schakelaar van de waarschuwings -<br />
knipperlichten wordt ingedrukt.<br />
VOORGLOEIm<br />
INSTALLATIE<br />
(jtd-uitvoeringen - geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait. Het lampje dooft als de<br />
voorgloeibougies de juiste temperatuur<br />
hebben bereikt.<br />
Start de motor zodra het lampje<br />
gedoofd is.<br />
Als na het starten het lampje 30<br />
seconden gaat knipperen, kan de<br />
motor op de normale wijze worden<br />
gestart. Neem echter zo spoedig<br />
mogelijk contact op met de Lanciadealer<br />
om de storing te laten verhelpen.<br />
Bij een hoge buitentemperatuur<br />
kan het lampje onmiddellijk gaan<br />
branden.<br />
1<br />
GROOTLICHT (blauw)<br />
Als het grootlicht is ingeschakeld.<br />
BUITENVERLICHTING<br />
3 (groen)<br />
Als de stads- of de par -<br />
keerlichten zijn ingeschakeld of als u<br />
de contactsleutel in stand PARK<br />
draait.<br />
ACCU WORDT<br />
w<br />
NIET VOLDOENDE<br />
OPGELADEN (rood)<br />
Als er een defect is in het laad -<br />
circuit van de dynamo.<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet doven nadat de motor<br />
is gestart.<br />
49
TE LAGE MOTOROLIEv<br />
DRUK (rood)<br />
Als de motoroliedruk<br />
onder de normale waarde zakt.<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet doven nadat de motor<br />
is gestart.<br />
Als de motor stationair draait, kan<br />
het voorkomen dat het lampje iets<br />
later dooft.<br />
Als de motor zwaar belast is, kan<br />
het lampje gaan knipperen als de<br />
motor stationair draait. Het moet<br />
doven zodra u iets gas geeft.<br />
Als het waarschuwings -<br />
lampje tijdens het rijden<br />
gaat branden, zet dan de<br />
motor uit en neem contact op met<br />
de Lancia-dealer.<br />
50<br />
VEILIGHEIDS -<br />
GORDELS (rood) <<br />
Als de veiligheidsgordel<br />
aan bestuurderszijde niet goed is<br />
omgelegd.<br />
VERSLETEN REMd<br />
BLOKKEN VOOR (rood)<br />
Als de remblokken voor<br />
versleten zijn; laat in dit geval de<br />
remblokken zo snel mogelijk vervangen.<br />
BELANGRIJK Omdat de auto is<br />
uitgerust met een slijtage-indicator<br />
voor de remblokken voor moet u, als<br />
de remblokken worden vervangen,<br />
ook de remblokken achter laten controleren.<br />
STORING IN<br />
U<br />
MOTORMANAGEMENT -<br />
SYSTEEM (EOBD) (geel)<br />
(benzine-uitvoeringen)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet doven nadat de motor<br />
is gestart. Het lampje gaat eerst<br />
branden om de juiste werking ervan<br />
aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden:<br />
constant branden - defect in het<br />
inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan<br />
tot gevolg hebben dat de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toeneemt, de pres -<br />
taties verminderen, de auto slechter<br />
gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid<br />
te rijden. Als er lang met een brandend<br />
waarschuwingslampje wordt<br />
doorgereden, kunnen beschadigingen<br />
ontstaan. Neem zo snel mogelijk<br />
contact op met de Lancia-dealer.
Het lampje dooft als de storing<br />
verdwijnt, maar de storing wordt<br />
door het systeem opgeslagen.<br />
knipperend - mogelijke beschadiging<br />
van de katalysator (zie<br />
“EOBD” in dit hoofdstuk).<br />
Als het lampje knippert, moet het<br />
gaspedaal worden losgelaten zodat<br />
de motor met lage toerentallen<br />
draait en het lampje niet meer knippert;<br />
u kunt met matige snelheid<br />
doorrijden waarbij rij-omstandig -<br />
heden moeten worden vermeden die<br />
kunnen leiden tot het opnieuw gaan<br />
knipperen van het lampje. U dient<br />
zo snel mogelijk contact op te nemen<br />
met de Lancia-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje U gaat niet branden<br />
of het gaat branden of knipperen<br />
tijdens het rijden, dan<br />
dient u zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de Lancia-dealer.<br />
STORING IN<br />
U<br />
INSPUITSYSTEEM<br />
(rood) (jtd-uitvoeringen)<br />
Als er een storing is in het inspuitsysteem.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het lampje<br />
branden. Het moet na ongeveer 4<br />
seconden doven.<br />
Als het lampje constant blijft branden<br />
of als het tijdens het rijden gaat<br />
branden, dan werkt het inspuitsys -<br />
teem niet correct, waardoor de pres -<br />
taties kunnen verminderen, de auto<br />
slecht rijdt en veel brandstof verbruikt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid<br />
te rijden. Neem zo spoedig mogelijk<br />
contact op met de Lancia-dealer.<br />
Als u te lang doorrijdt met een<br />
brandend waarschuwingslampje kan<br />
dat schade veroorzaken, vooral als<br />
de motor onregelmatig draait of<br />
overslaat. Rijd slechts korte tijd en<br />
met een laag toerental.<br />
Als het lampje onregelmatig en<br />
kort brandt, duidt dit niet op een<br />
storing.<br />
51
STORING IN AIRBAG<br />
(rood) û<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het lampje<br />
branden. Het moet na ongeveer 4<br />
seconden doven.<br />
Het lampje gaat constant branden<br />
als er een storing is in de werking<br />
van de airbag.<br />
Als het lampje niet dooft<br />
of gaat branden tijdens<br />
het rijden, moet de motor<br />
onmiddellijk worden uitgezet<br />
en zo spoedig mogelijk contact<br />
worden opgenomen met de<br />
Lancia-dealer.<br />
52<br />
DEFECT IN HET ANTI-<br />
> BLOKKEERSYSTEEM<br />
(ABS) (GEEL)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet na ongeveer 4 seconden<br />
doven.<br />
Als het ABS-systeem niet voldoende<br />
werkt, gaat het lampje branden.<br />
Het conventionele remsysteem blijft<br />
werken. Neem zo spoedig mogelijk<br />
contact op met de Lancia-dealer.<br />
De auto is uitgerust met<br />
een elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD). Als<br />
bij een draaiende motor de waarschuwingslampjes<br />
> en x<br />
gelijk tijdig gaan branden, dan is<br />
er een storing in het EBDsysteem;<br />
in dat geval kunnen bij<br />
hard remmen de achterwielen<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor<br />
de auto kan gaan slippen. Rijd<br />
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
Lancia-werkplaats om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
HANDREM AANGE-<br />
TROKKEN OF TE LAAG<br />
x REMVLOEISTOF -<br />
NIVEAU (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet na ongeveer 4 seconden<br />
doven.<br />
Als het lampje gaat branden na de<br />
controlefase, dan is of het remvloeistofniveau<br />
in het reservoir onder het<br />
minimum niveau gedaald, bijvoorbeeld<br />
door lekkage in het remsys -<br />
teem, of is de handrem aangetrokken.
Als het lampje tijdens<br />
het rijden gaat branden,<br />
moet gecontroleerd worden<br />
of de handrem niet is aangetrokken.<br />
Als het lampje blijft<br />
branden, terwijl de handrem niet<br />
is aangetrokken, moet u onmiddellijk<br />
stoppen en contact op -<br />
nemen met de Lancia-dealer.<br />
WATER IN DIESELc<br />
FILTER AANWEZIG<br />
(jtd-uitvoeringen - geel)<br />
Het lampje gaat branden als er<br />
water in het dieselfilter aanwezig is.<br />
Water in het brandstofsysteem<br />
kan het inspuitsysteem<br />
ernstig beschadigen<br />
en de motor kan onregel -<br />
matig gaan draaien. Als het<br />
lampje c gaat branden, wendt u<br />
dan zo snel mogelijk tot de<br />
Lancia-dealer om het water te<br />
laten aftappen.<br />
L<strong>ANCIA</strong> CODE (geel)<br />
¢ In drie gevallen (met de<br />
contactsleutel in stand<br />
MAR):<br />
1. Één keer knipperen - code van<br />
de sleutel herkend. Het is mogelijk<br />
de motor te starten.<br />
2. Constant branden - code van<br />
de sleutel niet herkend. Voer voor<br />
het starten van de motor een noodstart<br />
uit (zie hoofdstuk “Nood -<br />
gevallen”).<br />
3. Knipperend - de auto wordt<br />
niet beveiligd door het systeem. Het<br />
is mogelijk de motor te starten.<br />
CRUISE<br />
CRUISE CONTROL<br />
(indien aanwezig - geel)<br />
Het lampje op de bedieningshendel<br />
van de cruise-control<br />
gaat branden, met de schakelaar in<br />
stand ON, als het systeem in werking<br />
treedt.<br />
AIRBAG PASSAGIERS -<br />
F<br />
ZIJDE INGESCHAKELD<br />
(indien aanwezig - geel)<br />
Het lampje gaat branden als de airbag<br />
aan passagierszijde is uitgeschakeld.<br />
Als het lampje na de<br />
testfase van 4 seconden<br />
knippert en het waarschuwingslampje<br />
storing airbag<br />
is gedoofd, dan betekent dit dat<br />
er een storing is in het waarschuwingslampje<br />
van de airbag<br />
zelf. Neem in dit geval zo spoedig<br />
mogelijk contact op met de<br />
Lancia-dealer.<br />
ALGEMEEN CHECK-<br />
CHECK WAARSCHUWINGS -<br />
LAMPJE (rood)<br />
Als het elektronische controlesys -<br />
teem een storing vindt.<br />
53
CHECK CONTROL<br />
(fig. 55)<br />
Het check control wordt aangestuurd<br />
door het instrumentenpaneel, en geeft<br />
eventuele storingen of meldingen door<br />
aan de bestuurder via de controle- en<br />
waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel<br />
zelf of via de waarschuwingslampjes<br />
en de opschriften op<br />
het multifunctionele scherm van het<br />
ICS.<br />
54<br />
Zie voor de werking van de controleen<br />
waarschuwingslampjes op het<br />
instrumentenpaneel, de betreffende<br />
paragraaf in dit hoofdstuk.<br />
De storingen of meldingen worden<br />
door het check control met de bijbehorende<br />
symbolen op het multifunctionele<br />
scherm weergegeven op het moment<br />
dat ze geconstateerd worden, onaf -<br />
hankelijk van de werking van het ICS.<br />
Op uitvoeringen met het ICS- navigatiesysteem<br />
van Lancia (indien<br />
aanwezig), als het check control een<br />
melding stuurt op het moment dat het<br />
systeem in de stand-by stand staat<br />
(donker scherm), licht het scherm op<br />
en verschijnt het bij de melding be -<br />
horende symbool op het laatst geselecteerde<br />
functiescherm.<br />
1-Waarschuwingslampje defecte<br />
zekering/buitenverlichting<br />
2 - Waarschuwingslampje defect<br />
mistachterlicht<br />
3 - Waarschuwingslampje defect<br />
linker remlicht<br />
fig. 55<br />
P4T0640
4 - Waarschuwingslampje defect<br />
rechter remlicht<br />
5 - Waarschuwingslampje defecte<br />
remlichten<br />
6 - Waarschuwingslampje te laag<br />
koelvloeistofniveau<br />
7 - Waarschuwingslampje te laag<br />
niveau ruitensproeiervloeistof<br />
8 - Waarschuwingslampje te laag<br />
motoroliepeil (alleen dieseluitvoeringen)<br />
9 - Waarschuwingslampje niet<br />
goed gesloten portieren en kofferdeksel/achterklep<br />
10 -Waarschuwingslampje defect<br />
waarschuwingslampje > op het<br />
instrumentenpaneel<br />
11 - Waarschuwingslampje defecte<br />
waarschuwingslampjes > en x op<br />
het instrumentenpaneel (als deze<br />
lampjes gelijktijdig gaan branden, is er<br />
een storing in de elektronische remdrukregelaar<br />
EBD)<br />
12 - Waarschuwingslampje storing<br />
check control<br />
13 - Symbool niet goed gesloten<br />
portieren en kofferdeksel (Sedanuitvoering)<br />
14 - Symbool niet goed gesloten<br />
portieren en achterklep (Station<br />
Wagon uitvoering)<br />
15 - Waarschuwingslampje te laag<br />
motor oliepeil (alleen dieseluitvoeringen).<br />
Het check control kan gelijktijdig<br />
naast elkaar twee waarschuwingen<br />
weer geven en bovendien eventueel het<br />
waarschuwingslampje 9 voor niet goed<br />
gesloten portieren, motor kap en achterklep.<br />
Als er meer dan twee meldingen<br />
zijn, worden de betreffende waar -<br />
schu wings lampjes cyclisch iedere<br />
twee seconden weergegeven terwijl<br />
op de rechterkant van het scherm het<br />
rode opschrift CHECK verschijnt.<br />
Het rode opschrift CHECK verschijnt<br />
ook als het waarschuwings -<br />
lampje van de defecte buitenverlichting<br />
1 gaat branden.<br />
Bij defecte mistachterlichten,<br />
defect linker remlicht en defect rechter<br />
remlicht wordt naast het betreffende<br />
waarschuwingslampje 2-3-4-<br />
5 ook altijd het waarschuwings -<br />
lampje van de defecte buitenverlichting<br />
1 weergegeven.<br />
BELANGRIJK De waarschuwings -<br />
lampjes blijven weergegeven, ook als<br />
van functiescherm wordt veranderd,<br />
totdat de door het check control ge -<br />
signaleerde storing is verholpen. De<br />
waarschuwingslampjes 1-8-10-11-<br />
12 hebben voorrang boven andere<br />
informatie van het check control.<br />
MELDINGEN<br />
Als bij het starten van de motor een<br />
storing wordt geconstateerd, wordt<br />
het branden van de waarschuwings -<br />
lampjes 1-10-11-12 voorafgegaan<br />
door de weergave op het scherm<br />
(ongeveer 5 seconden) van de volgende<br />
opschriften:<br />
– DEFECTE VERLICHTING<br />
(waarschuwingslampje 1)<br />
– LAMPJE STORING IN ABS<br />
(waarschuwingslampje 10)<br />
– LAMPJE STORING IN EBD<br />
(waarschuwingslampje 11)<br />
– GEEN SIGNAAL NAAR CHECK<br />
EN TRIP COMPUTER (waarschu -<br />
wingslampje 12).<br />
MELDING NIET GOED GESLO-<br />
TEN PORTIEREN, MOTORKAP<br />
EN ACHTERKLEP (9-13-14)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, wordt het symbool 13<br />
(Sedan-uitvoering) of 14 (Station<br />
Wagon) weergegeven aan de rechter -<br />
kant van het hoofdscherm, terwijl<br />
het waarschuwingslampje 9 links -<br />
onder wordt weergegeven.<br />
Na ongeveer 1 minuut en als de portieren<br />
en het kofferdeksel/de achter -<br />
klep nog ge opend zijn, verdwijnt het<br />
symbool 13 of 14 terwijl het waarschuwingslampje<br />
9 blijft weergegeven.<br />
55
Als de melding van niet goed gesloten<br />
portieren of kofferdeksel verschijnt op<br />
het moment dat het systeem in een<br />
ander functiescherm werkt, verschijnt<br />
alleen het waarschuwingslampje 9<br />
linksonder op het scherm.<br />
Als wordt teruggekeerd naar het<br />
hoofdscherm verschijnt opnieuw het<br />
symbool van de auto 13 of14 aan de<br />
rechterkant van het scherm, zoals hiervoor<br />
is beschreven.<br />
MELDING TE LAAG MOTOR -<br />
OLIE PEIL EN DEFECT WAAR -<br />
SCHU WINGS LAMPJE (8-15)<br />
(alleen dieseluitvoeringen)<br />
Als u de sleutel in stand MAR draait,<br />
wordt, enkele seconden na het scherm<br />
J, het oliepeil ongeveer 10 seconden<br />
op het hoofdscherm van het display<br />
weergegeven.<br />
Het motoroliepeil wordt alleen weergegeven<br />
als het op of onder het minimum<br />
niveau staat.<br />
BELANGRIJK Het check control<br />
controleert het motoroliepeil alleen bij<br />
het starten van de motor en als er ten<br />
minste 20 minuten zijn verstreken<br />
nadat de motor voor de laatste keer is<br />
uitgezet.<br />
Het motoroliepeil wordt weergegeven<br />
door middel van 6 verlichte streepjes<br />
56<br />
met twee verschillende waarden en<br />
twee manieren van weergave:<br />
– het motoroliepeil staat vlak boven<br />
het minimum niveau: eerste linker<br />
streepje rood of wit (afhankelijk van de<br />
uitvoering), tweede streepje wit, andere<br />
streepjes onverlicht.<br />
– het motoroliepeil staat op het minimum<br />
niveau: eerste linker streepje<br />
rood of wit (afhankelijk van de uitvoering),<br />
andere streepjes onverlicht.<br />
Als het motoroliepeil te laag is (0 of 1<br />
streepje verlicht), gaat het waarschuwingslampje<br />
8 branden. Het blijft<br />
ook weergegeven als er andere functieschermen<br />
worden opgeroepen.<br />
Als er een storing is in de sensor van<br />
het motoroliepeil, knippert het waarschuwingslampje<br />
15 ongeveer 5 seconden<br />
en gaat waarschuwingslampje 8<br />
branden.<br />
In alle omstandigheden waarin het<br />
motor oliepeil te laag is of er een storing<br />
is in de sensor van het motoroliepeil,<br />
verschijnt aan de rechterkant van het<br />
scherm gedurende enkele seconden<br />
ook het rode opschrift CHECK.<br />
BELANGRIJK Het waarschuwings -<br />
lampje voor een te laag motoroliepeil 8<br />
heeft voorrang op andere informatie<br />
van het check control.<br />
ALGEMEEN CHECK-WAARSCHU -<br />
WINGS LAMPJE EN LAMPJE VOOR VER-<br />
LICHTING ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> (fig. 56)<br />
In de steun van de achteruitkijk -<br />
spiegel bevinden zich de waar schu -<br />
wings lampjes A en B die de volgende<br />
functies hebben:<br />
– het rode lampje A: als de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt gedraaid,<br />
gaat het lampje, in de controlefase van<br />
het check control, ongeveer 4 seconden<br />
branden. Als er een storing is, wat<br />
wordt aangegeven door het branden<br />
van het bijbehorende controlelampje<br />
en het waarschuwings lampje CHECK,<br />
dooft het lampje na on geveer 10<br />
seconden;<br />
– het groene lampje B: dient voor de<br />
“gedempte” nachtverlichting van de<br />
bedieningsorganen van het ICS van<br />
Lancia. Het lampje gaat branden als<br />
de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid (ongeveer 2 seconden nadat<br />
het rode lampje A is gaan branden).<br />
fig. 56<br />
P4T0283
ICS VAN VAN L<strong>ANCIA</strong> MET MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />
(zonder NAVIGATIESYSTEEM)<br />
fig. 57<br />
Het I.C.S. (Integrated Control<br />
System) van Lancia is een geïntegreerd<br />
bedienings- en informatiesys -<br />
teem met een multifunctioneel 5”<br />
LCD-scherm (liquid cristal display),<br />
dat ook door de passagier gelezen<br />
kan worden.<br />
P4T0037<br />
Het multifunctionele scherm toont<br />
en regelt de volgende functies:<br />
– Autoradio met cassettespeler en<br />
CD (indien aanwezig) (*)<br />
– Analoog/digitaal klokje<br />
– Boordcomputer (TRIP)<br />
– Check control (*)<br />
(*) Zie voor de beschrijving en de<br />
werking de betreffende paragraaf.<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
1 - Keuzetoetsen autoradio/cassettespeler/CD<br />
(indien aanwezig)<br />
2 – Knop voor in- en uitschakeling<br />
ICS en autoradio en volume-/audioregeling<br />
3 - Knop voor selecteren en beves -<br />
tigen ICS-functies<br />
4 - Toets voor weergave scherm van<br />
de autoradio-instellingen<br />
5 - Keuzetoets voor taal, functies<br />
klokje en instelling snelheidslimiet<br />
6 - Toets voor functies boordcomputer<br />
(TRIP)<br />
7 - Toets voor traploze regeling<br />
lichtsterkte scherm.<br />
57
IN-/UITSCHAKELEN<br />
Het ICS schakelt automatisch in als<br />
u bij het starten van de motor de<br />
contactsleutel in stand MAR draait.<br />
Het schakelt uit als u de sleutel in<br />
stand STOP draait.<br />
Als u op knop 2 (fig. 57) drukt bij<br />
uitgenomen contactsleutel, wordt<br />
alleen de radio ingeschakeld. Deze<br />
wordt na ongeveer 20 minuten automatisch<br />
uitgeschakeld.<br />
58<br />
LICHTSTERKTEREGELING<br />
DISPLAY<br />
Na inschakeling kan het, afhankelijk<br />
van de temperatuur, enige minuten<br />
duren voordat de ingestelde<br />
lichtsterkte wordt bereikt.<br />
Om de lichtsterkte te regelen moet,<br />
met in- of uitgeschakelde buitenverlichting,<br />
de knop LIGHT 7 ingedrukt<br />
worden gehouden: de lichtsterkte<br />
verloopt van maximum naar<br />
minimum en van minimum naar<br />
maximum in ongeveer 2 seconden,<br />
en blijft ongeveer 1 seconde op het<br />
minimum en maximum niveau.<br />
BELANGRIJK Als de lichtsterkte<br />
op het minimum niveau staat, is het<br />
display onleesbaar.<br />
Als de buitenverlichting wordt<br />
ingeschakeld, vermindert de lichtsterkte<br />
van het display automatisch<br />
en wordt de verlichting van de toetsen<br />
samen met de instrumentenpaneelverlichting<br />
geregeld.<br />
Iedere keer als de motor wordt<br />
gestart, wordt zowel bij in- als uitgeschakelde<br />
buitenverlichting automatisch<br />
dezelfde lichtsterkte ingesteld<br />
als voor het uitzetten van de motor.<br />
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />
Bij het starten toont het display<br />
ongeveer 4 seconden het L<strong>ANCIA</strong>embleem.<br />
Daarna verschijnt een<br />
nieuw scherm dat twee verschillende<br />
configuraties kan hebben (fig. 58-<br />
59) afhankelijk van de werking van<br />
het ICS.<br />
Het scherm dat gewoonlijk wordt<br />
weergegeven, is in 4 gebieden onderverdeeld<br />
met de volgende informatie<br />
(fig. 58):<br />
A – Informatie over de werking van<br />
de autoradio/CD (indien aanwezig)<br />
en het motoroliepeil (alleen diesel -<br />
uitvoeringen).<br />
B – Analoog klokje en eventuele<br />
controle-/waarschuwingslampjes.<br />
B<br />
fig. 58<br />
A<br />
C<br />
D<br />
P4T0627
C – Datum, digitaal klokje en<br />
storingsmeldingen.<br />
D – Symbool van de auto met waarschuwingslampjes<br />
voor niet goed<br />
gesloten portieren en koffer deksel/<br />
achterklep, functies boordcomputer<br />
(TRIP), SETUP-functie, functies<br />
autoradio en EXP-functies.<br />
In gebied A verschijnt alleen informatie<br />
over de werking van de auto -<br />
radio als de radio is ingeschakeld; bij<br />
uitgeschakelde radio verschijnt het<br />
opschrift RADIO OFF. Als de CDspeler<br />
(indien aanwezig) is ingeschakeld,<br />
wordt het volgende weergegeven:<br />
– het nummer van de geselecteerde<br />
CD (van 1 tot 6)<br />
– het geselecteerde muziekstuk<br />
– de speelduur van het geselecteerde<br />
muziekstuk.<br />
Het motoroliepeil (alleen dieseluitvoeringen)<br />
verschijnt als de veilig -<br />
heidslimiet is overschreden.<br />
Als er eventueel controle-/waarschuwingslampjes<br />
in gebied B worden<br />
weergegeven, verschijnt het<br />
analoge klokje niet en wordt de tijd<br />
digitaal weergegeven in gebied C.<br />
Als de ingestelde snelheidslimiet<br />
wordt overschreden, verschijnt in<br />
gebied B het opschrift LIMIET<br />
OVERSCHREDEN.<br />
In gebied C worden de datum, het<br />
digitale klokje (als het analoge klokje<br />
niet wordt weergegeven door de<br />
aanwezigheid van controle-/waarschuwingslampjes)<br />
en de storingsmeldingen<br />
LAMPJE STORING IN ABS,<br />
LAMPJE STORING IN EBD,<br />
LAMPJE STORING IN ASR of<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING<br />
weergegeven. Deze opschriften worden<br />
ongeveer 5 seconden weergegeven<br />
bij inschakeling van het systeem<br />
of als er een storing wordt gesignaleerd.<br />
Hierna lichten de betreffende<br />
lampjes in gebied B op.<br />
In gebied D verschijnen, afhankelijk<br />
van de werking van het systeem,<br />
het symbool van de auto met de controle-/waarschuwingslampjes<br />
voor<br />
niet goed gesloten portier en kofferdeksel/achterklep,<br />
de functie boordcomputer<br />
(TRIP), de SETUP-functie,<br />
de functies van de autoradio en<br />
de EXP-functies.<br />
Bij een storing in de verbinding tussen<br />
het instrumentenpaneel en het<br />
ICS verschijnt het opschrift GEEN<br />
SIGNAAL NAAR CHECK EN<br />
BOORDCOMPUTER. Neem in dit<br />
geval contact op met de Lanciadealer.<br />
Als u op één van de toetsen HELP<br />
RADIO, SETUP of TRIP drukt,<br />
ver schijnt het scherm (fig. 59) met<br />
de functie TERUG ( ). Dit scherm<br />
bestaat uit drie delen en kan de volgende<br />
informatie tonen:<br />
E – Als u op de toets HELP<br />
RADIO 4 drukt, worden de audioinstellingen<br />
van de radio weergegeven:<br />
VOLUME / BASS / TREBLE /<br />
BALANCE / FADER / ZENDER 1-<br />
2-3-4-5-6 / FM 1-2-3 / LW / MW.<br />
fig. 59<br />
F<br />
E<br />
G<br />
59<br />
P4T0603
Als u op de toets SETUP 5 drukt,<br />
worden de volgende keuzemogelijkheden<br />
weergegeven:SNELHEIDS -<br />
LIMIET / TIJD INSTELLEN /<br />
DATUM INSTELLEN / WEKKER<br />
/ BANDEN (SPANNING) (vaste<br />
waarde) / TAAL 1-2-3-4-5 /<br />
OFFICIËLE TIJD ON-OFF.<br />
Als u op de toets TRIP 6 drukt,<br />
worden de volgende waarden weergegeven:<br />
ACTIERADIUS / GEMID-<br />
DELD VERBRUIK / AFSTAND<br />
(aantal kilometers na het op nul zetten)<br />
/ GEMIDDELDE SNELHEID<br />
/ REISTIJD.<br />
F – Digitaal klokje (als er geen controle-/waarschuwingslampjes<br />
aan -<br />
wezig zijn) en waarschuwings -<br />
lampjes (bij een storing).<br />
G – Informatie over de werking van<br />
de radio of CD (bij ingeschakelde<br />
radio) of het opschrift RADIO OFF<br />
(bij uitgeschakelde radio).<br />
Als u in het hoofdscherm met de<br />
verschillende menu’s de functie<br />
TERUG, die in bepaalde schermen<br />
wordt weergegeven met het symbool,<br />
selecteert en bevestigt, keert u terug<br />
naar het hoofdscherm van het ICS.<br />
(fig. 58); als u in een scherm met<br />
60<br />
submenu’s de functie TERUG selecteert<br />
en bevestigt, keert u terug naar<br />
het vorige scherm.<br />
Als deze functie wordt geselecteerd,<br />
wordt de pijl van de functie TERUG<br />
in bepaalde schermen wit.<br />
SCHERMINSTELLINGEN (fig.<br />
60)<br />
Als u op de toets SETUP 5 (fig. 57)<br />
drukt, met de contactsleutel in stand<br />
MAR en na het verdwijnen van het<br />
L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt het<br />
scherm met de functies:<br />
– SNELHEIDSLIMIET<br />
– TIJD INSTELLEN<br />
– DATUM INSTELLEN<br />
fig. 60<br />
P4T0604<br />
– WEKKER (afstellen) en ON/ OFF<br />
– BANDEN (waarde van de voorgeschreven<br />
bandenspanning)<br />
– OFFICIËLE TIJD ON/OFF<br />
– ITALIAANS<br />
– ENGELS<br />
– FRANS<br />
– DUITS<br />
– SPAANS.<br />
Selecteer na het beëindigen van de<br />
instellingen de functie TERUG ( )<br />
door knop 3 (fig. 57) te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging, om<br />
terug te keren naar het hoofdscherm.
Tijd instellen<br />
Selecteer voor het instellen van de tijd<br />
de functie TIJD INSTELLEN (fig. 60)<br />
door knop 3 (fig. 57) te draaien en in<br />
te drukken voor bevestiging. Op het<br />
display verschijnt het scherm met de<br />
volgende velden (fig. 61):<br />
– Uur A<br />
– Minuten B<br />
– TERUG C.<br />
Selecteer het veld A(uur) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om het ingestelde uur te verhogen en<br />
omgekeerd. Als het scherm de gewenste<br />
waarde toont, druk dan op knop 3<br />
om de instelling te bevestigen.<br />
fig. 61<br />
A B<br />
C<br />
P4T0605<br />
Selecteer het veld B (minuten) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om de ingestelde minuten te verhogen<br />
en omgekeerd. Als het scherm de<br />
gewenste waarde toont, druk dan op<br />
knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer na de instelling het veld<br />
TERUG C door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging, om<br />
terug te keren naar het scherm<br />
SETUP (fig. 60).<br />
Als het analoge klokje wordt ingesteld,<br />
wordt automatisch ook het<br />
digitale klokje ingesteld.<br />
Inschakelen/uitschakelen van de<br />
officiële tijd<br />
Met de functie OFFICIËLE TIJD<br />
ON/OFF kan van de officiële tijd<br />
naar de zomertijd worden overgeschakeld<br />
en omgekeerd zonder de<br />
instelling van het klokje te wijzigen.<br />
Als u de functie OFFICIËLE TIJD<br />
ON (3 ) selecteert, wordt de instelling<br />
van het klokje met een uur<br />
verhoogd; als u de functie<br />
OFFICIËLE TIJD OFF ( ) selecteert,<br />
wordt de ingestelde tijd verlaagd.<br />
Selecteer OFFICIËLE TIJD om de<br />
functie in- of uit te schakelen 3 /<br />
met knop 3 en druk de knop in voor<br />
bevestiging.<br />
Datum instellen<br />
Selecteer voor het instellen van de<br />
datum de functie SET DATA (fig.<br />
60) door knop 3 (fig. 57) te draaien<br />
en in te drukken voor bevestiging.<br />
Op het display verschijnt het scherm<br />
met de volgende velden (fig. 62):<br />
– Dag A<br />
– Maand B<br />
– Jaar C<br />
– TERUG D.<br />
fig. 62<br />
A B C<br />
D<br />
61<br />
P4T0606
Selecteer het veld A (dag) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om de ingestelde dag te verhogen<br />
(van 1 tot 31) en omgekeerd (van 31<br />
tot 1). Als het scherm de gewenste<br />
waarde toont, druk dan op knop 3<br />
om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer het veld B (maand) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om de ingestelde maand te verhogen<br />
(van 1 tot 12) en omgekeerd (van 12<br />
tot 1). Als het scherm de gewenste<br />
waarde toont, druk dan op knop 3<br />
om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer het veld C (jaar) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om het ingestelde jaar te verhogen<br />
en omgekeerd. Als het scherm de<br />
gewenste waarde toont, druk dan op<br />
knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />
62<br />
Selecteer na de instelling het veld<br />
TERUG D door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging, om<br />
terug te keren naar het scherm<br />
SETUP (fig. 60).<br />
Wekker instellen en in-/uitschakelen<br />
Selecteer voor het instellen van de<br />
wekker de functie WEKKER (fig. 60)<br />
door knop 3 (fig. 57) te draaien en in<br />
te drukken voor bevestiging. Op het<br />
display verschijnt het scherm met de<br />
volgende velden (fig. 63):<br />
– Uur A<br />
– Minuten B<br />
– TERUG C.<br />
fig. 63<br />
A B<br />
C<br />
P4T0607<br />
Selecteer het veld A(uur) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om het ingestelde uur te verhogen en<br />
omgekeerd. Als het scherm de<br />
gewenste waarde toont, druk dan op<br />
knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer het veld B (minuten) door<br />
knop 3 te draaien en in te drukken<br />
voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om de ingestelde minuten te verhogen<br />
en omgekeerd. Als het scherm de<br />
gewenste waarde toont, druk dan op<br />
knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer na de instelling het veld<br />
TERUG C door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging, om<br />
terug te keren naar het scherm<br />
SETUP (fig. 60).
Selecteer de wekker door knop 3 te<br />
draaien en in te drukken voor beves -<br />
tiging. Schakel vervolgens de wekker<br />
in of uit met de functie ON/OFF.<br />
Als de wekker is ingeschakeld, verschijnt<br />
op het hoofdscherm het<br />
opschrift ON.<br />
Als de wekker is ingeschakeld, gaat<br />
de wekker op de ingestelde tijd<br />
ongeveer 12 seconden af, ook bij uitgenomen<br />
contactsleutel.<br />
Taalkeuze<br />
Selecteer om de taal van het<br />
scherm van het display in te stellen,<br />
de betreffende taal met knop 3 (fig.<br />
57) en druk de knop in voor bevestiging.<br />
De beschikbare talen zijn ITA-<br />
LIAANS – ENGELS – FRANS –<br />
DUITS – SPAANS.<br />
Snelheidslimiet<br />
De functie SNELHEIDSLIMIET<br />
zorgt ervoor dat de bestuurder iedere<br />
keer door middel van een akoestisch<br />
en/of zichtbaar signaal wordt<br />
gewaarschuwd als de ingestelde<br />
snel heidslimiet wordt overschreden.<br />
Selecteer de functie door knop 3<br />
(fig. 57) en druk de knop in voor<br />
bevestiging.<br />
Op het display verschijnt het scherm<br />
(fig. 64) met de volgende velden:<br />
– Ingestelde snelheidslimiet in<br />
km/h A<br />
– In- of uitschakeling van de ingestelde<br />
snelheidslimiet B<br />
fig. 64<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D<br />
P4T0608<br />
– In- of uitschakeling van het<br />
akoes tische signaal C<br />
– TERUG D.<br />
Selecteer het veld A (ingestelde<br />
snelheid) door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging.<br />
Draai vervolgens knop 3 rechtsom<br />
om de ingestelde snelheid te verhogen<br />
en omgekeerd. Als het scherm de<br />
gewenste waarde toont, druk dan op<br />
knop 3 om de instelling te bevestigen.<br />
Selecteer de functie SNELHEIDS -<br />
LIMIET door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging.<br />
Schakel de limiet vervolgens in of uit<br />
met de functie ON en OFF B.<br />
Selecteer de akoestische waarschuwing<br />
door knop 3 te draaien en<br />
in te drukken voor bevestiging.<br />
Schakel de waarschuwing vervolgens<br />
in of uit met de functie ON en<br />
OFF C.<br />
63
Als de functie SNELHEIDS -<br />
LIMIET is ingeschakeld en de limiet<br />
wordt overschreden, voert het<br />
systeem het volgende uit:<br />
– activering van de akoestische<br />
waarschuwing (als de betreffende<br />
functie ON C is ingeschakeld) gedurende<br />
ongeveer 4 seconden, als de<br />
snelheid niet onder de limiet van ten<br />
minste 5 km/h daalt;<br />
– overschakeling van het hoofdscherm<br />
naar het functiescherm<br />
SNELHEIDSLIMIET (fig. 64) voor<br />
eventuele wijziging van de ingestelde<br />
waarde of in-/uitschakeling van de<br />
akoestische waarschuwing of de<br />
functie zelf;<br />
– op het scherm verdwijnt het op -<br />
schrift LIMIET OVERSCHREDEN;<br />
– activering, als de radio is ingeschakeld,<br />
van de functie MUTE<br />
(volume uitschakelen).<br />
Het opschrift LIMIET OVER-<br />
SCHREDEN blijft weergegeven zo -<br />
lang als de snelheid niet onder de<br />
limiet van ten minste 5 km/h daalt<br />
of als de functie SNELHEIDS -<br />
LIMIET wordt uitgeschakeld.<br />
Selecteer na het instellen van de<br />
functie het veld TERUG D door knop<br />
3 te draaien en in drukken voor<br />
64<br />
beves tiging, om terug te keren naar<br />
het scherm SETUP (fig. 60).<br />
Bandenspanning<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
BANDEN selecteert en bevestigt,<br />
verschijnen op het scherm de waarden<br />
van de bandenspanning, af -<br />
hankelijk van de beladingsgraad.<br />
BELANGRIJK De functie geeft<br />
geen aanwijzingen over de werkelijke<br />
bandenspanning. De bandenspanning<br />
moet daarom regelmatig<br />
worden gecontroleerd.<br />
BOORDCOMPUTER (fig. 65)<br />
Als u op de toets TRIP 6 (fig. 57)<br />
drukt, met de contactsleutel in stand<br />
MAR en na het verdwijnen van het<br />
L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt het<br />
scherm met de functies:<br />
– ACTIERADIUS<br />
– GEMIDDELD VERBRUIK (TRIP<br />
MODE)<br />
– VERBRUIK OP HET MOMENT<br />
(KEY MODE)<br />
– AFSTAND (aantal kilometers na<br />
het op nul zetten)<br />
– GEMIDDELDE SNELHEID<br />
– REISTIJD (vanaf het vertrek of<br />
na het op nul zetten)<br />
– KEY/TRIP<br />
– TRIP OP NUL ZETTEN.<br />
Als de functie TRIP is ingeschakeld<br />
(gegevens handmatig op nul zetten)<br />
kunnen de gegevens op nul worden<br />
gezet door in een ander functiescherm<br />
het veld TRIP OP NUL ZET-<br />
TEN te selecteren en te bevestigen.<br />
Druk na de instelling opnieuw op<br />
de toets TRIP 6 (fig. 57) om terug te<br />
keren naar het hoofdscherm of op de<br />
toets HELP RADIO 4 om naar het<br />
scherm van de radiofuncties te gaan<br />
of op de toets SETUP 5 om het<br />
scherm met de scherm-instellingen<br />
te openen.<br />
fig. 65<br />
P4T0628
BELANGRIJK Als u bij het starten<br />
van de motor de sleutel in stand MAR<br />
draait, verwerkt de boordcomputer de<br />
gegevens die noodzakelijk zijn voor<br />
het berekenen van de verschillende<br />
functies.<br />
Tijdens deze fase die 30 seconden<br />
duurt, worden de actieradius, het<br />
gemiddeld verbruik, enz. niet meer<br />
op het scherm weergegeven.<br />
Actieradius (fig. 66)<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
ACTIERADIUS selecteert en beves -<br />
tigt, toont het scherm bij benadering<br />
de afstand (in km/h en met een resolutie<br />
van 1 km) die nog kan worden<br />
afgelegd met de nog in de tank aanwezige<br />
brandstof. Dit is berekend op<br />
basis van het gemiddelde verbruik van<br />
voor het inschakelen van de functie.<br />
De actieradius wordt iedere 30<br />
seconde door het systeem bijgewerkt.<br />
De berekening is tot op<br />
minder dan 1 km nauwkeurig.<br />
BELANGRIJK Als de actieradius<br />
lager dan 50 km is en de auto op<br />
reservebrandstof rijdt, worden in<br />
plaats van de actieradius streepjes<br />
weergegeven. Als de actieradius<br />
lager dan 50 km is en de auto nog<br />
niet op reservebrandstof rijdt, wordt<br />
de waarde 50 continu weergegeven.<br />
Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />
van de boordcomputer (fig.<br />
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />
functie TERUG selecteren en beves -<br />
tigen.<br />
Gemiddeld verbruik (zichtbaar<br />
in TRIP MODE) (fig. 67)<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
GEMIDDELD VERBRUIK selecteert<br />
en bevestigt, toont het scherm<br />
het gemiddelde brandstofverbruik<br />
van de laatste 5 minuten (in l/100<br />
km en met een resolutie van 0,1<br />
l/100 km).<br />
fig. 66<br />
P4T0610<br />
Het gemiddeld verbruik wordt<br />
iedere seconde door het systeem bijgewerkt.<br />
De berekening is tot op<br />
minder dan 0,1 l/l00 km nauw -<br />
keurig.<br />
Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />
van de boordcomputer (fig.<br />
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />
functie TERUG selecteren en beves -<br />
tigen.<br />
Verbruik op het moment<br />
(zichtbaar in KEY MODE)<br />
Als u de functie VERBRUIK OP<br />
HET MOMENT selecteert en beves -<br />
tigt, toont het scherm het gemiddelde<br />
brandstofverbruik van de laatste<br />
5 minuten (in l/100 km).<br />
fig. 67<br />
65<br />
P4T0611
AFSTAND (afstand traject) (fig. 68)<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
AFSTAND selecteert en bevestigt,<br />
toont het scherm de afgelegde afstand<br />
(in km en met een resolutie van 0,1<br />
km) na het op nul zetten van de boordcomputer<br />
(zie de paragraaf “Gegevens<br />
van de computer op nul zetten”).<br />
De afgelegde afstand wordt iedere<br />
seconde door het systeem bijgewerkt.<br />
De berekening is tot op<br />
minder dan 1 km nauwkeurig. De<br />
maximale waarde die wordt aangegeven<br />
is 25.000 km.<br />
Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />
van de boordcomputer (fig.<br />
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />
functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />
fig. 68<br />
66<br />
P4T0630<br />
Gemiddelde snelheid (fig. 69)<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
GEMIDDELDE SNELHEID<br />
selecteert en bevestigt, toont het<br />
scherm de gemiddelde snelheid<br />
vanaf het begin van de reis (in km/h<br />
en met een resolutie van 0,1 km/h).<br />
De gemiddelde snelheid wordt alleen<br />
berekend als de motor draait.<br />
De gemiddelde snelheid wordt<br />
iedere seconde door het systeem bijgewerkt.<br />
De berekening is tot op<br />
minder dan 0,1 km/l nauwkeurig.<br />
Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />
van de boordcomputer (fig.<br />
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />
functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />
fig. 69<br />
P4T0613<br />
Reistijd (reisduur) (fig. 70)<br />
Als u met knop 3 (fig. 57) de functie<br />
REISTIJD selecteert en bevestigt,<br />
toont het scherm de reistijd (in uren<br />
en minuten) na het op nul zetten van<br />
de boordcomputer (zie de paragraaf<br />
“Gegevens van de boordcomputer<br />
op nul zetten”).<br />
De reistijd wordt iedere minuut<br />
door het systeem bijgewerkt. De<br />
berekening is tot op minder dan 2<br />
seconden nauwkeurig. De maximale<br />
waarde die wordt aangegeven is 99h<br />
en 59 s.<br />
Om terug te keren naar het hoofdscherm<br />
van de boordcomputer (fig.<br />
65) moet u met knop 3 (fig. 57) de<br />
functie TERUG selecteren en bevestigen.<br />
fig. 70<br />
P4T0614
Keuzemogelijkheid voor werking<br />
computer<br />
Met de functies KEY en TRIP (fig.<br />
71) kan één van de werkingen van<br />
het systeem worden ingesteld.<br />
De belangrijkste verschillen tussen<br />
de twee functies zijn de manier waar -<br />
op het scherm wordt weergegeven en<br />
de wijze waarop de gegevens op nul<br />
worden gezet.<br />
Als u de functie KEY (KEY 3 ) activeert,<br />
wordt iedere keer als de motor<br />
wordt gestart het scherm van de<br />
computer automatisch weergegeven<br />
en worden de gegevens op nul gezet.<br />
fig. 71<br />
P4T0628<br />
Als u de functie TRIP (TRIP 3 )<br />
activeert, moeten de gegevens handmatig<br />
op nul worden gezet met de<br />
functie TRIP OP NUL ZETTEN en<br />
wordt het scherm van de computer<br />
pas weergegeven als op de toets<br />
TRIP 6 (fig. 57) wordt gedrukt.<br />
Kies een werking door met knop 3<br />
(fig. 57) de functie KEY of TRIP te<br />
selecteren en te bevestigen. Als u<br />
nogmaals op knop 3 drukt, wordt<br />
van de ene naar de andere werking<br />
overgeschakeld.<br />
Gegevens van de computer op<br />
nul zetten<br />
De gegevens van de computer kunnen<br />
op nul worden gezet door de<br />
functie TRIP OP NUL ZETTEN<br />
(fig. 71) met knop 3 (fig. 57) te<br />
selecteren en te bevestigen. Als deze<br />
functie wordt bevestigd, worden alle<br />
opgeslagen gegevens op nul gezet.<br />
De functie TRIP OP NUL ZET-<br />
TEN is alleen beschikbaar als de<br />
functie TRIP is geactiveerd.<br />
Als de functie TRIP is ingeschakeld<br />
(gegevens handmatig op nul zetten)<br />
kunnen de gegevens op nul worden<br />
gezet door in een ander functiescherm<br />
het veld TRIP OP NUL<br />
ZETTEN te selecteren en te bevestigen.<br />
67
AUTORADIO<br />
(geïntegreerd in het ICS van Lancia zonder NAVIGATIESYSTEEM)<br />
fig. 72<br />
68<br />
P4T0251
BEDIENINGSPANEEL<br />
1 - Voorkeuzetoets, PTY-program ma<br />
en functie volgend muziekstuk op CD<br />
2 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />
en functie muziekstukken op CD her -<br />
halen<br />
3 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />
en functie muziekstukken op CD willekeurig<br />
weergeven<br />
4 - Voorkeuzetoets en PTY-programma<br />
5 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />
en functie vorige CD selecteren<br />
6 - Voorkeuzetoets, PTY-programma<br />
en functie volgende CD selecteren<br />
7 - Keuzetoets radio, cassettespeler,<br />
CD-speler (indien geïnstalleerd)<br />
8 - Keuzetoets AUDIO-functies (Bass/<br />
Treble/Balance/Fader/Volume). Op en -<br />
kele uitvoeringen kan onder het op -<br />
schrift AUDIO het opschrift MUTE<br />
staan<br />
9 - Knop voor in- en uitschakeling:<br />
display, radio en volumeregeling<br />
10 - Inschakeltoets LOUDNESSfunctie<br />
(automatisch voor hifi-audiosysteem)<br />
11 - Inschakeltoets Traffic Program<br />
en Alternative Frequence (voor ontvangst<br />
van RDS-programma’s)<br />
12 - Inschakeltoets functies:<br />
SCAN (opgeslagen zenders kort beluisteren),<br />
MSS (Music Search Sys -<br />
tem) om een muziekstuk over te slaan<br />
of te herhalen<br />
13 - Inschakeltoets IS-functie om<br />
een zender met optimale ontvangst te<br />
zoeken<br />
14 - Inschakeltoets EXP-functie<br />
voor instellen van parameters voor de<br />
autoradio<br />
15 - Knop voor het selecteren en bevestigen<br />
van functies en veldwaarden<br />
16 - Keuzetoets zenderband (LW –<br />
MW – FM) en inschakeling AUTO-<br />
REVERSE cassette. Op enkele uitvoeringen<br />
kan onder het opschrift<br />
BAND het opschrift DIR staan in<br />
plaats van het afgebeelde symbool<br />
17 - Toets voor zenderzoeken op<br />
hogere frequentie en snel vooruit<br />
spoelen van de cassette<br />
18 - Toets voor zenderzoeken op<br />
lagere frequentie en snel achteruit<br />
spoelen van de cassette<br />
19 - Keuzetoets Dolby/Mono<br />
20 - Inschakeltoets functie maximale<br />
ontvangstgevoeligheid<br />
21 - Inschakeltoets RADIO-schermen<br />
22 - Toets LIGHT voor lichtsterkteregeling<br />
DISPLAY<br />
23 - Uitwerptoets audiocassette.<br />
BEDIENINGSORGANEN OP<br />
HET STUURWIEL (fig. 73)<br />
(indien aanwezig)<br />
Ook op het stuurwiel zijn de bedieningsknoppen<br />
van de belangrijkste<br />
functies van de autoradio geplaatst,<br />
zodat u tijdens het rijden de auto radio<br />
kunt bedienen zonder afgeleid te worden:<br />
fig. 73<br />
69<br />
P4T0259
A - Druktoets verhogen volume<br />
B - Druktoets MUTE (volume op<br />
nul zetten)<br />
C - Druktoets verlagen volume<br />
D - Druktoets voor zenderzoeken op<br />
hogere frequentie, snel vooruit spoelen<br />
van de cassette en weergave volgend<br />
muziekstuk op CD<br />
E - Keuzetoets radio, cassettespeler,<br />
CD-speler (indien geïnstalleerd)<br />
F - Druktoets voor zenderzoeken op<br />
lagere frequentie, snel achteruit spoelen<br />
van de cassette en weergave vorig<br />
muziekstuk op CD.<br />
Volumeregeling<br />
Druk op toets A om het volume te<br />
verhogen of op toets C om het te verlagen<br />
(zie de aanwijzingen in de<br />
paragraaf “Volumeregeling”). De<br />
functie van de toetsen is gelijk aan die<br />
van knop 9 (fig. 72) op het ICS van<br />
Lancia.<br />
70<br />
Volume op nul zetten (MUTE)<br />
Druk op toets MUTE B om de functie<br />
voor het op nul zetten van het<br />
volume in of uit te schakelen. De<br />
functie van de toets is gelijk aan die<br />
van toets AUDIO 8 op het ICS van<br />
Lancia, en heeft betrekking op de<br />
functie MUTE.<br />
Keuzemogelijkheid voor<br />
geluidsbron systeem (Radio,<br />
Cassette of Compact Disc)<br />
Druk meerdere keren op toets<br />
MODE E om de functies Radio, Cassette<br />
(indien geplaatst), Compact<br />
Disc (indien de CD-speler is geïnstalleerd)<br />
en Phone (als de handsfree<br />
carkit/mobiele telefoon is geïnstalleerd)<br />
te kiezen.<br />
De functie van toets MODE E is<br />
gelijk aan die van toets MODE 7<br />
(fig. 72) op het ICS van Lancia.<br />
Instellingen Radio, Cassette<br />
en Compact Disc<br />
De toetsen D en F activeren de drie<br />
verschillende functies, afhankelijk<br />
van de met toets MODE E geselecteerde<br />
geluidsbron (Radio, Cassette of<br />
Compact Disc).<br />
De functies van de toetsen zijn gelijk<br />
aan die van de toetsen 17 en 18 (fig.<br />
72) op het ICS van Lancia, en hebben<br />
betrekking op de hierna vermelde<br />
functies.<br />
1) Functie Radio:<br />
zenderafstemming<br />
Druk op toets D of F om de zenders<br />
op de gekozen zenderband te zoeken.<br />
2) Functie Cassette: snel<br />
vooruit/achteruit spoelen<br />
Druk op toets D of op toets F om<br />
res pectievelijk de cassette snel vooruit<br />
of achteruit te spoelen (zie de aan -<br />
wijzingen in de paragraaf “Snel voor -<br />
uit/achteruit spoelen”).
3) Compact Disc: volgend/vorig<br />
muziekstuk op CD selecteren<br />
Druk op toets D of op toets F voor<br />
weergave van respectievelijk het volgende<br />
of vorige muziekstuk van de CD<br />
die wordt beluisterd (zie de aanwijzingen<br />
in de paragraaf “Muziekstuk selecteren<br />
of herhalen”).<br />
TIPS EN AANWIJZINGEN<br />
Verkeersveiligheid<br />
Wij raden u aan om bekend te raken<br />
met de verschillende functies van de<br />
autoradio (bijv. het opslaan van zenders)<br />
voordat u gaat rijden.<br />
Een te hoog volume tijdens<br />
het rijden kan zowel<br />
uw leven als het leven van<br />
anderen in gevaar brengen. Wij<br />
raden u dan ook aan om het<br />
volume altijd zo te regelen dat geluiden<br />
van buiten (bijv. claxons,<br />
sirenes van ambulance, brandweer,<br />
politie e.d.) hoorbaar blijven.<br />
Ontvangstomstandigheden<br />
Tijdens het rijden wisselen de ontvangstomstandigheden<br />
voortdurend.<br />
De ontvangst kan gestoord worden<br />
door de aanwezigheid van bergen, gebouwen<br />
of bruggen, vooral als u ver<br />
verwijderd bent van de zender waarnaar<br />
u luistert.<br />
BELANGRIJK Bij verkeersinformatie<br />
kan het volume aanzienlijk toenemen<br />
in vergelijking tot de normale<br />
weergave.<br />
Voorzorgsmaatregelen en<br />
onderhoud<br />
Zonder dat er speciale voorzorgs -<br />
maatregelen nodig zijn, is een lange<br />
levensduur van de speciaal ontworpen<br />
autoradio gegarandeerd. Raadpleeg<br />
bij storingen een Lancia-dealer.<br />
Stel de cassettebandjes nooit bloot<br />
aan hitte en direct zonlicht en berg ze<br />
na gebruik altijd op in de cassettedoosjes.<br />
Wij raden het gebruik aan van cassettes<br />
van een goede kwaliteit en met<br />
een speelduur van maximaal 90 mi-<br />
nuten, waardoor altijd een perfecte<br />
weergave is gegarandeerd.<br />
Maak het display en het bedienings -<br />
paneel alleen met een zachte en antistatische<br />
doek schoon. Schoonmaaken<br />
glansmiddelen kunnen het front<br />
beschadigen.<br />
Vuil op de koppen van de cassettespeler<br />
kan na verloop van tijd een<br />
vermindering van de hoge-tonen -<br />
weergave veroorzaken.<br />
Wij raden u daarom aan om de koppen<br />
regelmatig met een reinigingscassette<br />
schoon te maken.<br />
Het oppervlak van de CD’s mag niet<br />
met de vingers worden aangeraakt of<br />
stoffig worden; krassen op de CD’s<br />
veroorzaken een onderbreking van de<br />
weergave.<br />
Plaats geen beschadigde of vervormde<br />
CD’s in de wisselaar.<br />
Stel de CD’s niet bloot aan warmtebronnen<br />
of zonnestraling.<br />
Als het oppervlak vuil is, kan de CD<br />
vanuit het midden naar de rand worden<br />
schoongemaakt met een zachte<br />
doek.<br />
71
Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />
Kort 2 tot 4 sec. l> dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />
indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />
a<br />
b<br />
c<br />
d<br />
e<br />
f<br />
(n) Frequenties in geheugen opslaan met de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies<br />
72<br />
1<br />
TRK<br />
2<br />
RPT<br />
3<br />
RND<br />
5<br />
CD–<br />
6<br />
CD+<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY: Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY:<br />
Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY:<br />
Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY:<br />
Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY:<br />
Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opgeslagen zender<br />
selecteren<br />
met de voorkeuzetoetsen<br />
(1÷6)<br />
PTY:<br />
Programmatype<br />
selecteren (PTY)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
Opslaan (n)<br />
PTY:<br />
Opslaan (u)<br />
PTY ON TRACK REPEAT<br />
ON/OFF<br />
Keuzetoets<br />
REPEAT<br />
of REPEAT<br />
wisselaar<br />
Keuzetoets<br />
RANDOM<br />
TRACK<br />
ON/OFF<br />
Vorige CD<br />
Volgende CD
Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />
Kort 2 tot 4 sec. > dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />
indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />
g<br />
h<br />
i<br />
j<br />
k<br />
l<br />
m<br />
n<br />
o<br />
p<br />
MODE<br />
AUDIO<br />
VOL<br />
LOUD<br />
TP<br />
AF<br />
SCANN<br />
MSS<br />
IS<br />
EXP<br />
15<br />
BAND<br />
TAPE, CD,<br />
RADIO,<br />
PHONE ( )<br />
BASS, TREBLE,<br />
BALANCE,<br />
FADER<br />
VOLUME ( )<br />
Keuzetoets<br />
LOUDNESS<br />
ON/OFF<br />
TP: Functie<br />
ON/OFF<br />
Keuzetoets<br />
LEARN SCAN<br />
ON/OFF (ongeveer<br />
10 sec.)<br />
FM: Functie<br />
IS LEARN<br />
Weergave<br />
frequentie<br />
en eigen parameters<br />
Linksom en rechtsom<br />
draaien: functies<br />
selecteren Indrukken:geselecteerde<br />
functies<br />
bevestigen<br />
FM1, FM2, FM3,<br />
MW, LW<br />
AUDIO MUTE<br />
ON/OFF<br />
ON/OFF<br />
Linksom draaien:<br />
volume verlagen.<br />
Rechtsom<br />
draaien: volume<br />
verhogen<br />
AF: Functie<br />
ON/OFF<br />
EXPERT<br />
MODE ON<br />
CD, RADIO,<br />
PHONE, TAPE<br />
( )<br />
BASS, TREBLE,<br />
BALANCE,<br />
FADER<br />
VOLUME ( )<br />
ON/OFF<br />
Linksom draaien:<br />
volume verlagen.<br />
Rechtsom draaien:<br />
volume verhogen<br />
Keuzetoets<br />
LOUDNESS<br />
ON/OFF<br />
TP: Functie<br />
ON/OFF<br />
Keuzetoets MSS<br />
ON/OFF<br />
FM: AUTOSTORE HANDMATIG<br />
AM: AUTOSTORE terugspoelen<br />
AUDIO MUTE<br />
ON/OFF<br />
EXPERT<br />
MODE ON<br />
RADIO, PHONE,<br />
TAPE, CD<br />
( )<br />
BASS, TREBLE,<br />
BALANCE,<br />
FADER<br />
VOLUME ( )<br />
ON/OFF<br />
Linksom draaien:<br />
volume verlagen.<br />
Rechtsom<br />
draaien: volume<br />
verhogen<br />
Keuzetoets<br />
LOUDNESS<br />
ON/OFF<br />
TP: Functie<br />
ON/OFF<br />
Keuzetoets<br />
TRACK SCAN<br />
ON/OFF (ongeveer<br />
10 seconden)<br />
AUDIO MUTE<br />
ON/OFF<br />
Status<br />
EXPERT<br />
CD-wisselaar () MODE ON<br />
TAPE, CD,<br />
RADIO, PHONE<br />
( )<br />
BASS, TREBLE,<br />
BALANCE,<br />
FADER<br />
VOLUME ( )<br />
ON/OFF<br />
Linksom draaien:<br />
volume verlagen.<br />
Rechtsom<br />
draaien:<br />
volume verhogen<br />
Keuzetoets<br />
LOUDNESS<br />
ON/OFF<br />
(n) Frequenties in geheugen opslaan onder de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies ( ) Keuzetoets<br />
AUDIO MUTE<br />
ON/OFF<br />
EXPERT<br />
MODE ON<br />
73
Toets Functie radio Functie cassettespeler Functie CD-wisselaar Functie PHONE-IN<br />
Kort 2 tot 4 sec. > dan 4 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec. Kort > dan 2 sec.<br />
indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken indrukken<br />
q<br />
r<br />
s<br />
t<br />
u<br />
v<br />
w<br />
74<br />
<br />
<br />
DOLBY<br />
MONO<br />
DX<br />
HELP<br />
RADIO<br />
LIGHT<br />
°<br />
AM: Automatisch<br />
zenderzoeken<br />
FM: LEARN<br />
SCAN<br />
FM SEARCH<br />
PTY: Volgend<br />
programmatypeselecteren<br />
AM: Automatisch<br />
zenderzoeken<br />
FM: LEARN<br />
SCAN<br />
FM SEARCH<br />
PTY: Vorig pro-<br />
grammatype<br />
selecteren<br />
Keuzetoets<br />
STEREO/MONO<br />
Keuzetoets<br />
maximum<br />
ontvangstgevoeligheid<br />
Scherm met radio-instellingen<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Klep openen<br />
Cassette<br />
uitwerpen<br />
AM: Handmatig<br />
zoeken<br />
FM: Keuze tussen<br />
IS SCAN en<br />
RDS SEARCH<br />
PTY: Autom. zoe -<br />
ken naar geselecteerdprogrammatype<br />
(PTY)<br />
AM: Handmatig<br />
zoeken<br />
FM: Keuze tussen<br />
IS SCAN en<br />
RDS SEARCH<br />
PTY: Autom. zoe -<br />
ken naar geselecteerdprogrammatype<br />
(PTY)<br />
Lichtsterkte -<br />
regeling display<br />
FM: Handmatig<br />
zenderzoeken<br />
FM: Handmatig<br />
zoeken<br />
Lichtsterkte -<br />
regeling display<br />
Snel vooruit<br />
spoelen<br />
Met ingeschakeld<br />
MSS:muziekstuk<br />
overslaan/volgend<br />
muziekstuk zoeken<br />
Snel achteruit<br />
spoelen<br />
Met ingeschakeld<br />
MSS: muziekstuk<br />
overslaan/begin<br />
van muziekstuk<br />
zoeken<br />
Keuze Dolby B<br />
ON/OFF<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Klep openen<br />
Cassette<br />
uitwerpen<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Volgend muziekstuk<br />
selecteren<br />
Voorgaand<br />
muziekstuk<br />
selecteren<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Klep openen<br />
Cassette<br />
uitwerpen<br />
Snel vooruit<br />
spoelen<br />
Snel terug-<br />
spoelen<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Snel terug-<br />
spoelen<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
Klep openen<br />
Cassette<br />
uitwerpen<br />
Lichtsterkteregeling<br />
display<br />
(n) Frequenties in geheugen opslaan met de voorkeuzetoetsen 1÷6 (u) Programmatype opslaan (PTY) () Status ingeschakelde CD-functies
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Diefstalbeveiliging<br />
De autoradio is uitgerust met een<br />
diefstalbeveiliging die bestaat uit een<br />
geheime 4-cijferige code.<br />
De diefstalbeveiliging zorgt ervoor<br />
dat de autoradio onbruikbaar wordt<br />
als deze bij diefstal uit het dashboard<br />
wordt weggenomen.<br />
CODE-card<br />
Op het registratiebewijs van de auto -<br />
radio zijn het model, het serienummer<br />
en de bijbehorende geheime code opgenomen.<br />
Het serienummer komt overeen met<br />
het nummer dat op het apparaat is<br />
aangebracht.<br />
De CODE-card vereenvoudigt bij<br />
eventuele diefstal de opsporing en<br />
geeft in combinatie met het eigendomsbewijs<br />
de verzekeringsmaatschappij<br />
de gelegenheid tot vervolging<br />
van de dader.<br />
Bewaar de documenten altijd op een<br />
veilige plaats.<br />
Veiligheid<br />
Als de code is ingevoerd, wordt de<br />
autoradio elektronisch beveiligd bij<br />
onderbreking van de voeding van de<br />
autoradio.<br />
U kunt de radio weer in bedrijf stellen<br />
door de geheime code in te voeren.<br />
Display<br />
Als de voeding wordt onderbroken<br />
nadat de code is ingevoerd, moet de<br />
tijd en de datum worden ingesteld.<br />
Zie voor het uitvoeren van deze handeling<br />
en het instellen van de lichtsterkte<br />
van het display de paragraaf<br />
“ICS van Lancia met multifunctioneel<br />
display”.<br />
Werking met mobiele telefoon<br />
De radio is voorbereid voor de aansluiting<br />
van een handsfree mobiele telefoon.<br />
Tijdens de werking van de mobiele<br />
telefoon, wordt de geluidsweergave<br />
van de radio onderdrukt.<br />
IN-/UITSCHAKELEN<br />
De autoradio en het ICS schakelen<br />
automatisch in als bij het starten van<br />
de motor de contactsleutel in stand<br />
MAR wordt gedraaid. De autoradio<br />
schakelt uit als de contactsleutel in<br />
stand STOP wordt gedraaid.<br />
Bij uitgeschakelde of uitgenomen<br />
contactsleutel schakelt de radio in als<br />
op knop 9 (fig. 72) wordt gedrukt. De<br />
autoradio schakelt na ongeveer 20<br />
minuten automatisch uit. In dat geval<br />
kan de lichtsterkte van het display<br />
niet geregeld worden.<br />
De wijze waarop de autoradio bij het<br />
starten van de motor in- of uitschakelt,<br />
kan worden gewijzigd met<br />
de IGN-functie (zie de paragraaf van<br />
de EXPERT-functies die geactiveerd<br />
kunnen worden door op toets 14<br />
EXP) te drukken.<br />
KNOP VOOR HET SELEC TE -<br />
REN/BEVESTIGEN VAN FUNC -<br />
TIES EN VELDWAARDEN (15)<br />
Met knop 15 (fig. 72) rechts op het<br />
bedieningspaneel kunnen op elk<br />
scherm de afzonderlijke parameters<br />
geselecteerd en gewijzigd worden.<br />
75
Als u de knop rechts- of linksom<br />
draait, gaat u van de ene naar de andere<br />
parameter.<br />
Het opschrift bij de geselecteerde<br />
parameter wordt verlicht.<br />
Als u de knop indrukt, wordt de<br />
keuze van de weergegeven parameter<br />
bevestigd.<br />
VOLUMEREGELING<br />
Volume<br />
Het volume kan geregeld worden<br />
door knop 9 (fig. 72) te draaien. Als<br />
u de knop rechtsom/linksom draait,<br />
wordt het volume respectievelijk<br />
verhoogd/verlaagd.<br />
Op het display verschijnt een regelaar<br />
met 16 streepjes, die geleidelijk<br />
oplichten als het volume wordt<br />
verhoogd. Ongeveer 5 seconden na de<br />
instelling verdwijnt de regelaar automatisch<br />
van het display.<br />
Het volume kan ook worden ge -<br />
regeld met de toetsen op het stuurwiel<br />
A (fig. 73) (verhogen) en C (ver -<br />
lagen) (indien aanwezig).<br />
76<br />
Volumeregeling tijdens<br />
verkeersinformatie<br />
Gebruik de TAVOL-functie (zie de<br />
paragraaf van de EXPERT-functies<br />
die geactiveerd kunnen worden door<br />
op toets 14 EXP te drukken).<br />
Volumeregeling bij inschakelen<br />
Gebruik de ONVOL-functie (zie de<br />
paragraaf van de EXPERT-functies<br />
die geactiveerd kunnen worden door<br />
op toets 14 EXP te drukken).<br />
Snelheidsafhankelijke<br />
volumeregeling<br />
Gebruik de SCVVOL-functie (zie de<br />
paragraaf van de EXPERT-functies<br />
die geactiveerd kunnen worden door<br />
op toets 14 EXP te drukken).<br />
Volume op nul zetten (MUTE)<br />
Druk langer dan 1 seconde op toets<br />
AUDIO 8 om het volume op nul te<br />
zetten.<br />
Druk nogmaals langer dan 1 seconde<br />
op toets AUDIO 8 om het volume<br />
weer in te schakelen.<br />
Volume op nul zetten tijdens een<br />
telefoongesprek<br />
Gebruik de PHONE-functie (zie de<br />
paragraaf van de EXPERT-functies<br />
die geactiveerd kunnen worden door<br />
op toets 14 EXP te drukken).<br />
OPROEPTOETS RADIO-<br />
INSTELLINGEN (21)<br />
Als u op toets HELP RADIO 21<br />
(fig. 72) drukt met de contactsleutel<br />
in stand MAR en na het verdwijnen<br />
van het L<strong>ANCIA</strong>-embleem, verschijnt<br />
het scherm met de ingestelde radiofuncties<br />
en de bijbehorende waarden:<br />
– VOLUME<br />
– BASS<br />
– TREBLE<br />
– BALANCE<br />
– FADER<br />
– ZENDER 1<br />
– ZENDER 2<br />
– ZENDER 3<br />
– ZENDER 4<br />
– ZENDER 5
– ZENDER 6<br />
– FM1<br />
– FM2<br />
– FM3<br />
– LW<br />
– MW.<br />
Zie voor het instellen van de functies<br />
VOLUME, BASS, TREBLE,<br />
BALANCE en FADER de paragraaf<br />
“Geluidsniveau (AUDIO)”.<br />
De namen of frequenties van de 6<br />
weergegeven zenders hebben betrekking<br />
op de geselecteerde zenderband<br />
(FM1 – FM2 – FM3 – LW –<br />
MW).<br />
Als u de functie TERUG () selecteert<br />
en bevestigt, verschijnt het hoofdscherm<br />
op het display. Als u de functie<br />
TERUG selecteert, wordt de pijl<br />
wit.<br />
GELUIDSNIVEAU (AUDIO) (8)<br />
Als u langer dan 1 seconde op toets<br />
AUDIO 8 (fig. 72) drukt, met de<br />
sleutel in stand MAR en na het<br />
verdwijnen van het L<strong>ANCIA</strong>-embleem,<br />
verschijnt het scherm (fig. 74)<br />
met de functies voor het geluidsniveau:<br />
– BASS<br />
– TREBLE<br />
– BALANCE<br />
– FADER<br />
– VOLUME.<br />
Om van de ene naar de ander functie<br />
te gaan, moet herhaaldelijk op<br />
toets AUDIO 8 worden gedrukt.<br />
fig. 74<br />
P4T0629<br />
De geactiveerde functie verschijnt<br />
rechts op het display, terwijl links -<br />
boven de waarde van de geselecteerde<br />
functie d.m.v. streepjes wordt weergegeven.<br />
Deze waarde kan worden<br />
veranderd door knop 9 (fig. 72) te<br />
draaien:<br />
–<br />
BASS: bassen regelen (waarde van –6<br />
tot +6)<br />
– TREBLE: hoge tonen regelen<br />
(waarde van –6 tot +6)<br />
– BALANCE: verdeling van het geluid<br />
tussen de luidsprekers rechts en<br />
links in het interieur (waarde van 15<br />
L – links tot 15 R – rechts)<br />
–<br />
FADER: verdeling van het geluid tussen<br />
de luidsprekers voor en achter in<br />
het interieur (waarde van15 R – achter<br />
tot 15 F – voor)<br />
– VOLUME: volume regelen (van 0<br />
tot 16).<br />
Ongeveer 5 seconden na de laatste<br />
instelling verdwijnt automatisch het<br />
scherm van de AUDIO-functies.<br />
77
BELANGRIJK Het systeem slaat de<br />
verschillende AUDIO-instellingen in<br />
het geheugen op tijdens het beluisteren<br />
van iedere audiobron (TAPE –<br />
RADIO – CD – PHONE) en roept ze<br />
weer op als de betreffende geluids -<br />
bron wordt gekozen.<br />
Loudness-functie (LOUD) (10)<br />
De LOUDNESS wordt in-/uitgeschakeld<br />
door op toets LOUD 10 (fig.<br />
72) te drukken.<br />
Als deze functie is ingeschakeld, verbetert<br />
de geluidskwaliteit bij een laag<br />
volume.<br />
Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />
op het display het opschrift<br />
“LOUD”.<br />
Op de uitvoeringen met hifi-sys -<br />
teem, wordt de Loudness-functie<br />
auto matisch ingeschakeld.<br />
Functie Dolby/Mono<br />
(M-MONO) (19)<br />
De functie M-MONO wordt in-/uitgeschakeld<br />
door op toets M-MONO 19<br />
(fig. 72) te drukken.<br />
78<br />
Het is raadzaam deze functie te gebruiken<br />
als op een zender is afgestemd<br />
die erg stoort, om de achtergrondruis<br />
te verminderen. Als de<br />
functie is ingeschakeld, verschijnt op<br />
het display het opschrift “STEREO”.<br />
Als de cassettespeler is ingeschakeld,<br />
is het raadzaam deze functie in te<br />
schakelen als de afgespeelde cassette<br />
van slechte kwaliteit is, om de achter -<br />
grondruis te verminderen. Als de<br />
functie is ingeschakeld, verschijnt op<br />
het display het symbool M.<br />
De Dolby-ruisonderdrukking wordt<br />
gefabriceerd onder licentie van de<br />
Dolby Laboratories Licensing Corporation.<br />
Dolby en het “D”-symbool (M)<br />
zijn door de Dolby Laboratories<br />
Licensing Corporation gedeponeerde<br />
handelsmerken.<br />
KEUZEMOGELIJKHEID<br />
VOOR GELUIDSBRON<br />
(RADIO/CASSETTE/CD)<br />
De gewenste geluidsbron kan<br />
worden ingeschakeld door op toets<br />
MODE 7 te drukken totdat de beschikbare<br />
mogelijkheden verschijnen.<br />
Druk vervolgens meerdere keren kort<br />
op de toets om de gewenste geluids -<br />
bron te kiezen:<br />
– TAPE = cassettespeler<br />
– CD = CD-speler (indien aanwezig)<br />
– RADIO = afstemming op FM, MW<br />
en LW<br />
–<br />
PHONE = (alleen als de mobiele telefoon<br />
is geïnstalleerd).<br />
Enkele seconden na de laatste keuze<br />
verdwijnt automatisch het scherm<br />
met de keuzemogelijkheid voor geluidsbron.<br />
RADIO<br />
Zenderbandkeuze<br />
FM-zenderband: druk herhaaldelijk<br />
op toets BAND 16 totdat op het dis -<br />
play de gewenste zenderband “FM1”,<br />
“FM2” of “FM3” verschijnt.<br />
AM-zenderband: druk meerdere keren<br />
kort op toets BAND 16 totdat op<br />
het display het opschrift “MW” (middengolf)<br />
of “LW” (lange golf) verschijnt.
Last Station Memory<br />
Nadat een zenderband is gekozen, is<br />
het mogelijk het laatste programmatype/de<br />
laatste zender waarop was<br />
afgestemd op deze zenderband te beluisteren<br />
(Last Station Memory).<br />
Bij Last Station Memory slaat de installatie<br />
de instellingen op die voor<br />
het uitzetten van de installatie waren<br />
ingevoerd: geselecteerde zender, cassette,<br />
CD voor weergave bij de volgende<br />
inschakeling.<br />
Ontvangst in stereo - FM<br />
U ontvangt een uitzending in stereo<br />
als op het display het opschrift<br />
“STEREO” verschijnt.<br />
Verkeersinformatie ontvangen<br />
(TP)<br />
TP (Traffic Program) = RDSzenders<br />
met verkeersinformatie.<br />
TP-functie in-/uitschakelen<br />
Druk om de functie in te schakelen<br />
kort op toets TP/AF 11 (fig. 72).<br />
Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />
op het display het opschrift<br />
“TP”.<br />
BELANGRIJK Als de zender waar -<br />
op is afgestemd geen RDS-zender is<br />
die verkeersinformatie kan uitzenden,<br />
wordt automatisch afgestemd op een<br />
zender die wel verkeersinformatie uitzendt.<br />
Onderbreking van de<br />
verkeersinformatie<br />
Druk kort op toets TP/AF 11. De<br />
mogelijkheid verkeersinformatie te<br />
ontvangen blijft echter bestaan.<br />
Met het EON-systeem kan op radiozenders,<br />
waarop niet is afgestemd,<br />
verkeersinformatie worden ontvangen,<br />
en wordt de zender waarop was<br />
afgestemd onderbroken.Met de EONfunctie<br />
kan tijdens het beluisteren van<br />
een zender, worden afgestemd op een<br />
andere zender van hetzelfde netwerk<br />
die verkeersinformatie uitzendt (alleen<br />
bij ingeschakelde TP-functie);<br />
hierna wordt weer afgestemd op de<br />
oorspronkelijke zender.<br />
BELANGRIJK De verkeersinformatie<br />
wordt op een laag volumeniveau<br />
weergegeven. Dit volume kan worden<br />
veranderd via het EXPERT-menu.<br />
Als u alleen naar verkeersinformatie<br />
wilt luisteren, moet u de functie “ontvangst<br />
van verkeersinformatie-TP”<br />
d.m.v. toets TP/AF 11 inschakelen en<br />
het volume op nul zetten met knop 9<br />
(fig. 72).<br />
Tijdens het uitzenden van verkeers -<br />
informatie, wordt de eventuele weergave<br />
van een cassette of CD onderbroken.<br />
Alternatieve frequentie (AF)<br />
Als u naar een RDS-programma<br />
luis tert dat door meerdere zenders<br />
met verschillende frequenties wordt<br />
uitgezonden, dan stemt de autoradio<br />
automatisch af op de sterkste zender.<br />
BELANGRIJK Als u zich in een<br />
slecht ontvangstgebied bevindt, kunnen<br />
de frequentiewisselingen herhaaldelijk<br />
door pauzes worden onder-<br />
79
oken. In dat geval is het raadzaam<br />
de AF-functie uit te schakelen.<br />
AF-functie uitschakelen<br />
BELANGRIJK Deze functie kan alleen<br />
worden uitgeschakeld bij ontvangst<br />
van zenders met een alternatieve<br />
frequentie.<br />
Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />
TP/AF 11 totdat op het display het<br />
opschrift “AF —” verschijnt. Als u de<br />
knop loslaat, verschijnt op het display<br />
het opschrift “AF OFF” en wordt het<br />
opschrift “AF” niet meer op het dis -<br />
play weergegeven.<br />
AF-functie inschakelen<br />
Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />
TP/AF 11 totdat op het display het<br />
opschrift “AF ON” verschijnt; laat<br />
vervolgens de toets los.<br />
Op het display verschijnt het opschrift<br />
“AF”.<br />
80<br />
Afstemmen op RDSprogramma’s<br />
(IS LEARN-functie)<br />
Als de IS LEARN-functie wordt ingeschakeld,<br />
kunnen tot 30 programma’s<br />
in het IS-geheugen (geheugen<br />
dat niet overeenkomt met de voor -<br />
keuzetoetsen) worden opgeslagen.<br />
De opgeslagen programma’s kunnen<br />
na elkaar worden opgeroepen.<br />
Het IS-geheugen wordt gebruikt als<br />
u opnieuw de voorkeuzetoetsen wilt<br />
opslaan of als u in een ander ontvangstgebied<br />
komt en de al opge -<br />
slagen zenders niet wilt wissen.<br />
Automatische IS LEARN-functie<br />
starten<br />
Selecteer de zenderband “FM1”,<br />
“FM2” of “FM3” door meerdere keren<br />
kort op toets BAND 16 (fig. 72)<br />
te drukken.<br />
Druk op toets IS 13: op het display<br />
verschijnt het opschrift “IS ...” en het<br />
apparaat begint met zoeken.<br />
BELANGRIJK Wacht altijd tot het<br />
automatisch zoeken (IS) beëindigd is.<br />
Als geen ontvangst mogelijk is, blijft<br />
de functie continu ingeschakeld, bijv.<br />
in een ondergrondse parkeergarage of<br />
bij een defecte antenne. U kunt het<br />
automatisch zoeken onderbreken<br />
door één van de voorkeuzetoetsen<br />
1 t/m 6 in te drukken.<br />
In het IS-geheugen kunnen maximaal<br />
30 zenders met een optimale<br />
ontvangst worden opgeslagen.<br />
Tijdens het intelligent automatisch<br />
zoeken (IS-functie) worden in het ISgeheugen<br />
eerst de RDS- zenders met<br />
programmacode opgeslagen en vervolgens<br />
de FM-zenders.<br />
Inhoud van het IS-geheugen<br />
oproepen<br />
Selecteer de IS-functie.<br />
Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />
17 of 18 totdat op het display het<br />
opschrift “IS —” verschijnt.<br />
Als u de knop loslaat verschijnt het<br />
opschrift “IS ON”.
In dit geval wordt er gezocht naar<br />
zenders met programmacode.<br />
Als u kort op toets 17 of 18 drukt,<br />
kunt u de zenders in de gewenste<br />
rich ting uit het geheugen oproepen.<br />
Tijdens het zenderzoeken verschijnt<br />
op het display het opschrift “IS-<br />
SCAN”.<br />
IS-functie uitschakelen.<br />
Druk ongeveer 3 seconden op toets<br />
17 of 18totdat op het display het<br />
opschrift “IS —” verschijnt.<br />
Vervolgens verschijnt het opschrift<br />
“IS OFF”.<br />
Bij uitgeschakelde IS-functie wordt<br />
er met een oplopende frequentie gezocht.<br />
Het automatisch zenderzoeken<br />
wordt beschreven in de betreffende<br />
paragraaf.<br />
De laatste manier van zenderzoeken<br />
wordt in het geheugen opgeslagen<br />
(“IS ON” of “IS OFF”).<br />
Voorkeuzetoetsen 1, 2, 3, 4, 5, 6<br />
Druk meerdere keren kort op toets<br />
BAND 16 en selecteer de zenderband<br />
FM1, FM2, FM3, MW of LW.<br />
Zenderafstemming/RDSprogramma<br />
Als de geselecteerde RDS-zender<br />
(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />
één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />
verschijnt op het display het betreffende<br />
cijfer, bijv. “3” voor de geheugenpositie<br />
3.<br />
Zenderafstemming/RDSprogramma<br />
Druk langer dan twee seconden op<br />
één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />
totdat de zender niet meer hoorbaar<br />
is.<br />
De AF-zenders worden samen met<br />
de zender opgeslagen.<br />
RDS-zenders/programma’s uit<br />
geheugen oproepen<br />
Druk meerdere keren kort op toets<br />
BAND 16 en selecteer de zenderband<br />
FM1, FM2, FM3, MW of LW.<br />
Druk kort op één van de voorkeuzetoetsen<br />
1 t/m 6.<br />
Ook als de voeding voor de auto -<br />
radio onderbroken is geweest en u<br />
opnieuw de voeding aansluit, worden<br />
de onder de voorkeuzetoetsen opgeslagen<br />
zenders niet gewist.<br />
Afstemming op RDSzenders/programma’s<br />
met<br />
automatisch zenderzoeken<br />
1) Druk meerdere keren kort op<br />
toets BAND 16 en selecteer de<br />
zender band: FM1, FM2, FM3, MW<br />
of LW.<br />
Bij automatisch zenderzoeken op de<br />
zenderband FM 1, FM 2 of FM 3<br />
moet de IS-functie zijn uitgeschakeld.<br />
Druk ongeveer 3 seconden op toets 17<br />
of 18 totdat op het display het op -<br />
schrift “IS —” verschijnt. Vervolgens<br />
verschijnt het opschrift “IS OFF”.<br />
81
Er wordt automatisch tweemaal met<br />
verschillende ontvangstgevoeligheid<br />
op de FM-zenderband gezocht. Op de<br />
zenderband wordt eerst gezocht naar<br />
zenders met een sterk signaal (lokale<br />
zenders), de tweede keer wordt ge -<br />
zocht naar zenders met een zwak sig -<br />
naal (ontvangst op afstand). Tijdens<br />
het zoeken verschijnt op het display<br />
“DX”.<br />
2) Als u kort op toets 17 of 18<br />
drukt, kunt u automatisch de zenders<br />
in de gewenste richting zoeken. Op<br />
het display verschijnt de bijbehorende<br />
frequentie (bijv. “99.40”).<br />
Wanneer een zender met een identificatiecode<br />
wordt gevonden, wordt<br />
deze code op het display weergegeven;<br />
is dit niet het geval, dan wordt alleen<br />
de frequentie weergegeven.<br />
Als de geselecteerde RDS-zender<br />
(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />
één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6<br />
verschijnt op het display het betreffende<br />
cijfer, bijv. “3” voor de ge -<br />
heugenpositie 3.<br />
3) Als u de geselecteerde zender onder<br />
één van de voorkeuzetoetsen wilt<br />
opslaan, volg dan de aanwijzingen<br />
82<br />
zoals beschreven in de vorige paragraaf<br />
“Voorkeuzetoetsen”.<br />
Handmatig zenderzoeken<br />
1) Druk meerdere keren kort op<br />
toets BAND 16 en selecteer de zenderband:<br />
FM1, FM2, FM3, MW of<br />
LW.<br />
2) Druk ongeveer 6 seconden op<br />
toets 17 of 18 totdat op het display<br />
het opschrift “MAN” verschijnt en de<br />
weergave van de frequentie verdwijnt<br />
(bijv. “MAN 100.60”).<br />
Als u toets 17 of 18 ingedrukt<br />
houdt, is er continu een snelle<br />
frequentiewisseling.<br />
3) Kies met toets 17 of 18 de<br />
gewens te zoekrichting. Met toets 17<br />
wordt de frequentie iedere keer<br />
verhoogd met 50 kHz in FM en met<br />
1 kHz in AM.Met toets 18 wordt de<br />
frequentie iedere keer met de bovenstaande<br />
waarden verlaagd.<br />
Als de geselecteerde RDS-zender<br />
(bijv. “FM1”) al is opgeslagen onder<br />
één van de voorkeuzetoetsen 1 t/m 6,<br />
verschijnt op het display het betref-<br />
fende cijfer, bijv. “3” voor de geheugenpositie<br />
3.<br />
4) Als u de geselecteerde zender onder<br />
één van de voorkeuzetoetsen wilt<br />
opslaan, volg dan de aanwijzingen<br />
zoals beschreven in de vorige paragraaf<br />
“Voorkeuzetoetsen”.<br />
5) Handmatig zenderzoeken beëindigen:<br />
druk kort op één van de<br />
voorkeuzetoetsen 1 t/m 6.<br />
BELANGRIJK Als gedurende 60<br />
seconden geen enkele toets wordt ingedrukt,<br />
wordt het handmatig zenderzoeken<br />
automatisch beëindigd.
Zenders automatisch opslaan:<br />
Autostore<br />
Automatisch opslaan onder de<br />
voorkeuzetoetsen 1 t/m 6 van de zenders<br />
met het sterkste signaal.<br />
Druk meerdere keren kort op toets<br />
BAND 16 (fig. 72) en selecteer de<br />
zenderband: FM1, FM2, FM3, MW of<br />
LW.<br />
Druk ongeveer 6 seconden op toets<br />
BAND 16 totdat op het display het<br />
opschrift “AS” en de frequentie verschijnen.<br />
Als het zenderzoeken is beëindigd,<br />
wordt de zender met het sterkste sig -<br />
naal hoorbaar.<br />
Programmatype (PTY)<br />
Veel zenders die in stereo uitzenden,<br />
bieden op de FM-zenderband (FM1,<br />
FM2, FM3) de functie “Programmatype”<br />
(PTY). Tijdens een nieuws -<br />
bericht wordt bijvoorbeeld het op -<br />
schrift “NEWS” weergegeven.<br />
Met de PTY-functie wordt alleen op<br />
zenders afgestemd die programma’s<br />
met voorgeselecteerde PTY-code uitzenden<br />
(bijv. “POP”).<br />
Programmatype<br />
Het programmatype van een bepaalde<br />
zender kan worden aangepast<br />
aan het uitgezonden programma.<br />
NEWS Nieuws en actualiteiten<br />
AFFAIRS Politiek en achtergronden<br />
INFO Speciale informatieprogramma’s<br />
SPORT Sportuitzendingen<br />
EDUCATE Cursussen en opleiding<br />
DRAMA Hoorspelen en lezingen<br />
CULTURE Cultuur, kerk en religie<br />
SCIENCE Wetenschap<br />
VARIED Diversen<br />
POP Popmuziek<br />
ROCK M Rockmuziek<br />
EASY M Easy listening<br />
LIGHT M Licht-klassiek<br />
CLASSICS Klassieke muziek<br />
OTHER M Muziekprogramma’s<br />
die niet onder de andere<br />
categorieën vallen<br />
(bijv. dansmuziek)<br />
WEATHER Weerberichten<br />
FINANCE Economie<br />
CHILDREN Kinderprogramma’s<br />
SOCIAL A Sociale informatie<br />
RELIGION Religieuze/filosofische<br />
programma’s<br />
PHONE IN Inbel-programma’s<br />
(verschillend van de<br />
functie “PHONE IN”<br />
die alleen wordt in -<br />
geschakeld bij de aansluiting<br />
van een<br />
hands free<br />
telefoon)<br />
mobiele<br />
TRAVEL Toeristische informatie<br />
LEISURE Vrije tijd en hobby’s<br />
JAZZ Jazzmuziek<br />
COUNTRY Countrymuziek<br />
83
NATIONAL Nationale programma’s<br />
OLDIES Golden Oldies<br />
FOLK M Folkmuziek<br />
DOCU Radiodocumentaires<br />
NO PTY Identificatie van het<br />
programmatype ontbreekt<br />
Automatisch zenderzoeken PTY<br />
Er zijn twee mogelijkheden om het<br />
automatisch zenderzoeken te activeren<br />
en een programmatype te selecteren.<br />
1) Aan de 6 toetsen voor PTY-programma’s<br />
(voorkeuzetoetsen 1 t/m 6<br />
zijn 6 programmatypes toegekend. De<br />
ingestelde programmatypes kunnen<br />
naar wens worden gewijzigd.<br />
2) U kunt een programmatype van<br />
de geheugenlijst selecteren en vervolgens<br />
het automatisch zenderzoeken<br />
starten.<br />
De procedure wordt beschreven in<br />
de volgende paragrafen.<br />
84<br />
PTY-functie<br />
1) PTY-functie inschakelen<br />
Druk ongeveer 6 seconden op toets<br />
TP/AF 11 , totdat op het display het<br />
opschrift “PTY ON” verschijnt.<br />
Daarna wordt het laatst geselecteerde<br />
programmatype weergegeven (bijv.<br />
“POP”).<br />
2) Programmatype instellen<br />
Druk kort op één van de voorkeuzetoetsen<br />
1 t/m 6. De automatische<br />
zoekfunctie PTY stemt automatisch<br />
af op de volgende zender die het voorgeselecteerde<br />
programma uitzendt en<br />
toont korte tijd het programmatype<br />
(bijv. “POP”). Daarna verschijnt de<br />
zender en het opschrift “PTY”.<br />
– of –<br />
Druk herhaaldelijk op toets 17 of 18<br />
totdat op het display het gewenste<br />
programmatype verschijnt.<br />
Druk ongeveer 2 seconden op toets<br />
17 of 18 totdat het automatisch<br />
zenderzoeken start (PTY). De automatische<br />
zoekfunctie PTY stemt auto -<br />
matisch af op de volgende zender die<br />
het voorgeselecteerde programma type<br />
uitzendt en toont het programma type<br />
(bijv. “POP”) en het opschrift “PTY”.<br />
BELANGRIJK Als geen enkele zender<br />
het geselecteerde programmatype<br />
uitzendt, wordt afgestemd op de<br />
laatst geselecteerde zender en wordt<br />
de PTY-functie uitgeschakeld.<br />
3) PTY-functie uitschakelen<br />
Deze functie schakelt na 10 seconden<br />
automatisch uit.<br />
PTY-programma opslaan<br />
Voorkeuzetoetsen<br />
De standaardinstelling is: 1 NEWS,<br />
2 SPORT, 3 POP, 4 ROCK M, 5<br />
CLASSICS en 6 EDUCATIE.
Onder iedere voorkeuzetoets kan een<br />
programmatype naar keuze worden<br />
opgeslagen:<br />
1) PTY-functie inschakelen: Druk<br />
ongeveer 6 seconden op toets TP/AF<br />
11, totdat op het display het opschrift<br />
“PTY ON” verschijnt en kies het ingestelde<br />
programmatype (bijv.<br />
“NEWS”).<br />
2)Druk herhaaldelijk op toets 17 of<br />
18 totdat op het display het gewenste<br />
programmatype verschijnt.<br />
3) Druk langer dan 2 seconden op<br />
één van de voorkeuzetoetsen.<br />
Frequentieweergave van RDSzenders<br />
Op het display kan de frequentie<br />
worden weergegeven van de RDSzender<br />
die u op dat moment ontvangt.<br />
Druk kort op toets EXP 14.<br />
In plaats van de naam van de zender<br />
wordt ongeveer 10 seconden de<br />
frequentie weergegeven.<br />
Opgeslagen zenders kort<br />
beluisteren (SCAN)(12)<br />
Met de SCAN-functie kunnen de<br />
zenders die met de IS-functie zijn opgeslagen,<br />
kort worden beluisterd.<br />
Elke zender wordt 10 seconden weergegeven.<br />
Druk op toets SCAN 12 om deze<br />
functie in te schakelen.<br />
Functie maximale<br />
ontvangstgevoeligheid (DX) (20)<br />
Met de DX-functie wordt met maximale<br />
ontvangstgevoeligheid gezocht,<br />
waardoor automatisch op een lokale<br />
zender wordt afgestemd, onafhankelijk<br />
van de andere radio-functies.<br />
De DX-functie wordt in-/uitgeschakeld<br />
door kort op toets DX 20 te<br />
drukken.<br />
Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />
op het display het opschrift<br />
“DX”.<br />
EXPERT-FUNCTIE<br />
(FUNCTIEPARAMETERS<br />
INSTELLEN) – EXP (14)<br />
Om de bediening van de autoradio<br />
zo makkelijk mogelijk te maken,<br />
vindt u op het extra bedieningsniveau<br />
(EXPERT) enkele instellingen die u<br />
eenmalig of incidenteel kunt wijzigen.<br />
De EXPERT-functie (fig. 75) wordt<br />
ingeschakeld als u op toets EXP 14 (fig.<br />
72) drukt met de contactsleutel in stand<br />
MAR en na het verdwijnen van het<br />
L<strong>ANCIA</strong>-embleem.<br />
Druk om de EXPERT-functie uit te<br />
schakelen nogmaals op toets EXP 14.<br />
fig. 75<br />
85<br />
P4T0616
Lijst van mogelijke EXPERTinstellingen<br />
(fig. 75)<br />
– RDS CLOCK SYNC (SYNC ON/<br />
OFF) - RDS-synchronisatie van de<br />
klok in-/uitschakelen<br />
– TA VOLUME ADJUST (TAVOL)<br />
- Min. volume verkeersinformatie instellen<br />
– AUTO-LEARN TP (LRN ON/<br />
OFF) - Automatisch zoeken naar<br />
verkeersinformatie<br />
– RDS REGION (REG ON/OFF) -<br />
Automatisch regionaal programma<br />
kiezen in-/uitschakelen<br />
– RADIO-ON MAXIMUM VOLU-<br />
ME (ONVOL) - Volumebeperking bij<br />
inschakeling instellen<br />
– BDLY ON/OFF - Booster vertraagd<br />
in-/uitschakelen (indien<br />
aanwezig)<br />
– IGNITION LOGIC (IGN ON/OFF)<br />
- In-/uitschakeling via het start-/contactslot<br />
van de auto<br />
– PHONE SETTING (PHONE ON/<br />
OFF) - Audio onderdrukken bij<br />
werkende telefoon met aangesloten<br />
handsfree-systeem<br />
86<br />
– PHONE AMPLIFICATION (PHO-<br />
NE 00/03) - Ontvangstgevoeligheid<br />
van de telefoon instellen (als u een<br />
handsfree-systeem installeert)<br />
– SPEED-CONTROLLED VO-<br />
LUME (SCVOL) - Snelheidsafhankelijke<br />
volumeregeling (SCV)<br />
– THEFT-PROTECTION CODE<br />
(CODE) - Beveiligingscode inschakelen.<br />
In het rechter deel van het display<br />
staan de aanwijzingen voor het instellen:<br />
– functiebeschrijving;<br />
– toetsen voor het wijzigen van de<br />
instelling 4 – 5 (fig. 72);<br />
– keuzetoetsen nieuwe functie (17voor<br />
de volgende functie – 18 voor de vorige<br />
functie)(fig. 72).<br />
In het linker deel van het display<br />
wordt de huidige status van de ge -<br />
selecteerde functie getoond.<br />
Als de EXPERT-functie wordt opgeroepen,<br />
verschijnt eerst de laatst geselecteerde<br />
instelling.<br />
Instelling kiezen en wijzigen<br />
Selecteer met toets 17 of 18 (fig. 72)<br />
de instelling die u wilt controleren of<br />
wijzigen.<br />
Als u bijvoorbeeld de volume -<br />
beperking bij inschakeling wilt wijzigen,<br />
moet u met toets 17 of 18 de<br />
functie ONVOL selecteren. Deze<br />
functie verschijnt op het display met<br />
de huidige instelling (bijv. ONVOL<br />
13): u hoort de geselecteerde zender<br />
op het ingestelde volume.<br />
Wijzig met toets 4 of 5 het volume<br />
en breng het op de gewenste waarde:<br />
– toets 5: meer volume;<br />
– toets 4: minder volume.<br />
Als u herhaaldelijk de toets indrukt,<br />
kunt u de waarde geleidelijk veranderen;<br />
als u de toets langer indrukt,<br />
heeft u een snelle wijziging.<br />
Als u klaar bent met de instelling,<br />
kunt u doorgaan met andere instellingen<br />
(te selecteren met 17 of 18) of<br />
de EXPERT-functie uitschakelen<br />
door op toets EXP 14 te drukken.
RDS-synchronisatie van de klok<br />
in-/uitschakelen<br />
Selecteer de instelling RDS CLOCK<br />
SYNC (SYNC ON/OFF) (fig. 76):<br />
– toets 5 = “SYNC ON”. RDS-synchronisatie<br />
van de klok;<br />
– toets 4 = “SYNC OFF”. In gebieden<br />
waarin geen enkel RDS TIMERsignaal<br />
wordt ontvangen, kan de synchronisatie<br />
worden uitgeschakeld.<br />
Vaak kan het signaal dat door de<br />
zenders wordt gezonden, verkeerd<br />
zijn.<br />
fig. 76<br />
P4T0616<br />
Min. volume verkeersinformatie<br />
instellen<br />
Selecteer de instelling TA VOLUME<br />
ADJUST (TAVOL) (waarde van 4 tot<br />
31) (fig. 77):<br />
– toets 4 = VOL – (minder volume);<br />
– toets 5 = VOL + (meer volume).<br />
Tijdens het instellen is het volume<br />
gelijk aan dat voor de verkeersinformatie.<br />
Automatisch zoeken naar<br />
verkeersinformatie<br />
Met “LRN OFF” (standaard) blijft<br />
de autoradio op de geselecteerde zender<br />
afgestemd, totdat het ontvangstsignaal<br />
bijna is weggevallen.<br />
fig. 77<br />
P4T0617<br />
Met “LRN ON” stemt de autoradio<br />
af op een andere zender zodra het<br />
ontvangstsignaal zwakker wordt.<br />
Als u zich in een gebied bevindt<br />
waarin de ontvangst van RDS-programma’s<br />
met verkeersinformatie onzeker<br />
is, kan het zenderzoeken belemmerd<br />
worden.<br />
Selecteer de instelling AUTO-<br />
LEARN TP (LRN ON/OFF) (fig. 78):<br />
– toets 5 = “LRN ON” als u automatisch<br />
naar verkeersinformatie wilt<br />
zoeken;<br />
– toets 4 = “LRN OFF” als u niet<br />
automatisch wilt zoeken naar ver -<br />
keersinformatie.<br />
fig. 78<br />
87<br />
P4T0618
Automatisch regionaal<br />
programma kiezen<br />
in-/uitschakelen<br />
Als het RDS-programma door diverse<br />
regionale zenders wordt uitgezonden,<br />
dan kiest de autoradio de<br />
zender met de beste ontvangst.<br />
Selecteer de instelling RDS REGION<br />
(REG ON/OFF) (fig. 79):<br />
– toets 5 = “REG ON” (functie ingeschakeld).<br />
– toets 4 = “REG OFF” (functie uitgeschakeld).<br />
fig. 79<br />
88<br />
P4T0619<br />
Volumebeperking bij<br />
inschakelen<br />
Selecteer de instelling RADIO-ON<br />
MAXIMUM VOLUME (ON VOL)<br />
(waarde van — tot 31) (fig. 80):<br />
– toets 5: VALUE + (meer volume);<br />
– toets 4: VALUE – (minder volume).<br />
Het geluidsniveau wordt alleen beperkt<br />
als bij het uitschakelen van de<br />
autoradio het volume hoger is dan de<br />
ingestelde waarde.<br />
fig. 80<br />
P4T0620<br />
Booster vertraagd in-<br />
/uitschakelen (indien aanwezig)<br />
Selecteer de instelling BDLY ON/<br />
OFF (fig. 81):<br />
– toets 5 = “BDLY ON” (functie ingeschakeld);<br />
– toets 4 = “BDLY ON” (functie uitgeschakeld).<br />
Als de functie is ingeschakeld, wordt<br />
het “plop”-geluid bij in-/uitschakelen<br />
onderdrukt.<br />
fig. 81<br />
P4T0621
In-/uitschakelen via start-<br />
/contactslot van de auto<br />
Selecteer de instelling IGNITION<br />
LOGIC (IGN ON/OFF) (fig. 82):<br />
– toets 5 = “IGN ON” (functie ingeschakeld):<br />
het is mogelijk de auto radio<br />
in of uit te schakelen via het start-<br />
/contactslot van de auto.<br />
– toets 4 = “IGN OFF” (functie uitgeschakeld):<br />
in-/uitschakeling alleen door<br />
middel van knop 9 (fig. 72).<br />
Audio onderdrukken bij<br />
werkende telefoon met<br />
aangesloten handsfree-systeem<br />
Selecteer de instelling PHONE SET-<br />
TING (PHONE ON/OFF) en wijzig<br />
de instelling met toets 4 of 5 (fig. 83):<br />
fig. 82<br />
P4T0622<br />
–”PHONE OFF”: geen enkel gebruik<br />
van de telefoonaansluiting;<br />
–”PHONE ON”: als er wordt gebeld,<br />
wordt het geluid van de autoradio automatisch<br />
uitgeschakeld.<br />
Voor de functie “PHONE ON” moet<br />
de aansluitvoet van de mobiele tele -<br />
foon zijn voorbereid met een PHONE<br />
MUTE aansluiting.<br />
– “PHONE IN”: Als er wordt gebeld,<br />
wordt er verbinding gelegd via de<br />
luidsprekers.<br />
Voor de functie “PHONE IN” moet<br />
de mobiele telefoon zijn aangesloten<br />
op het handsfree-systeem (indien gemonteerd)<br />
van de mobiele telefoon<br />
zelf.<br />
fig. 83<br />
P4T0623<br />
Ook als de autoradio is uitgeschakeld,<br />
kan er toch gebeld worden<br />
(in of out):<br />
– de radio schakelt automatisch in;<br />
– en de audio-instellingen zijn hetzelfde<br />
als bij het laatste telefoon -<br />
gesprek (BASS, TREBLE, FADER,<br />
BALANCE);<br />
– de radio schakelt automatisch uit<br />
als het gesprek beëindigd is.<br />
Ontvangstgevoeligheid mobiele<br />
telefoon (bij geïnstalleerd<br />
handsfree-systeem)<br />
Aanpassing signaalsterkte bij gemonteerd<br />
handsfree-systeem. Laat de<br />
signaalsterkte tijdens de installatie<br />
van een handsfree-systeem door de<br />
Lancia-dealer instellen.<br />
Selecteer de instelling PHONE AM-<br />
PLIFICATION (PHONE 00/03) en<br />
wijzig de instelling met toets 4 of 5<br />
(fig. 84):<br />
– “PHONE 00”: lage gevoeligheid;<br />
– “PHONE 03”: hoge gevoeligheid.<br />
89
Snelheidsafhankelijke<br />
volumeregeling (SCV)<br />
BELANGRIJK Om redenen van<br />
verkeersveiligheid verdient het aanbeveling<br />
deze instelling door de Lancia-dealer<br />
te laten uitvoeren.<br />
Selecteer de instelling SPEEDCON-<br />
TROLLED VOLUME (SCVOL)<br />
(waarde van — tot 34) (fig. 85):<br />
– “SCVOL 19”: standaardinstelling;<br />
– “SCVOL - -”: functie uitgeschakeld;<br />
– “SCVOL 34”: maximale werking.<br />
Instelling wijzigen:<br />
1) Auto stilstaand, motor uitgezet:<br />
stel het gewenste volume in met knop<br />
9 (fig. 72).<br />
fig. 84<br />
90<br />
P4T0624<br />
2) Druk ongeveer 3 seconden op<br />
toets EXP 14 totdat op het display<br />
het opschrift “EXPERT” verschijnt.<br />
3) Selecteer met toets 17 of 18 de instelling<br />
“SCVOL”.<br />
4) Bij hoge snelheid: stel met toets 4<br />
of 5 de gewenste waarde in:<br />
– toets 5: VOL + (meer volume);<br />
– toets 4: VOL – (minder volume).<br />
5) Druk langer dan 2 seconden op<br />
toets EXP 14.<br />
Beveiligingscode activeren<br />
Als op het display “CODE” verschijnt,<br />
dan is de beveiligingscode niet<br />
geactiveerd.<br />
fig. 85<br />
P4T0625<br />
Als op het display “SAFE” verschijnt,<br />
dan is de beveiligingscode geactiveerd.<br />
BELANGRIJK Zie voor uitgebreide<br />
instructies de volgende paragraaf.<br />
BEVEILIGINGSCODE<br />
De geheime code van de autoradio<br />
staat op de CODE-card (fig. 86). De<br />
beveiligingscode is niet door de fabrikant<br />
ingevoerd.<br />
Als de code is ingevoerd, wordt de<br />
autoradio elektronisch beveiligd bij<br />
onderbreking van de voeding van de<br />
autoradio. U kunt de radio weer in<br />
bedrijf stellen door de betreffende<br />
code in te voeren.<br />
fig. 86<br />
L<strong>ANCIA</strong><br />
P4T0306
Wanneer is de code geactiveerd<br />
Selecteer de EXPERT-functie en<br />
druk op toets 17 of 18, totdat op het<br />
display de instelling THEFT-PRO-<br />
TECTION CODE met het opschrift<br />
“SAFE” of “CODE” (fig. 87) verschijnt:<br />
– SAFE = Beveiligingscode actief<br />
– CODE = Beveiligingscode niet actief.<br />
Beveiligingscode activeren<br />
1) Selecteer de EXPERT-functie en<br />
druk op toets 17 of 18, totdat op het<br />
display het opschrift “CODE” verschijnt.<br />
2) Activeer de instelling door kort op<br />
toets 2 te drukken: op het display verschijnt:<br />
“- - - -”.<br />
fig. 87<br />
P4T0626<br />
3)Voer de code in met de toetsen 2<br />
t/m 5 (fig. 72).<br />
Met toets 2 voert u het eerste cijfer<br />
van de geheime code in, met toets 3<br />
het tweede, met toets 4 het derde en<br />
met toets 5 het vierde.<br />
Als u bijvoorbeeld de code 1 7 0 3<br />
moet invoeren, moet u één keer kort<br />
toets 2 indrukken: op het display verschijnt<br />
1 - - - .<br />
Ga verder met het invoeren van het<br />
tweede cijfer door 7 keer kort toets 3<br />
in te drukken: op het display verschijnt<br />
1 7 - - .<br />
Voer nu het derde cijfer in door 10<br />
keer kort toets 4 in te drukken: op het<br />
display verschijnt 1 7 0 - .<br />
Voer het laatste cijfer in door drie<br />
keer kort toets 5 in te drukken: op het<br />
display verschijnt 1 7 0 3 .<br />
Als u de toets langer indrukt, wordt<br />
het cijfer met een eenheid verlaagd.<br />
4) Code bevestigen: druk kort op<br />
toets EXP 14; op het display verschijnt<br />
het opschrift “SAFE” en de<br />
code is geactiveerd.<br />
Druk om de EXPERT-functie uit te<br />
schakelen ongeveer 3 seconden op<br />
toets EXP 14.<br />
Beveiligingscode buiten werking<br />
stellen<br />
1) Selecteer de EXPERT-functie en<br />
druk op de toetsen 17 en 18;<br />
op het display verschijnt de instelling<br />
THEFT-PROTECTION CODE met het<br />
opschrift “SAFE”.<br />
2) Activeer de instelling door kort op<br />
toets 2 te drukken: op het display verschijnt<br />
“1 - - - -”.<br />
3) Voer de code (zie paragraaf “Beveiligingscode”)<br />
in, zoals is beschreven<br />
in “Beveiligingscode activeren”,<br />
door de toetsen 2 t/m 5 in te drukken.<br />
4) Code bevestigen: druk kort op<br />
toets EXP 14 totdat op het display<br />
het opschrift “CODE” verschijnt. De<br />
code is niet meer geactiveerd.<br />
BELANGRIJK Als u een verkeerde<br />
code invoert, dan blijft het opschrift<br />
“SAFE” op het display staan en moet<br />
de gehele procedure vanaf het begin<br />
worden herhaald. Houd rekening met<br />
de wachttijden die tussen de pogingen<br />
gelden (zie de paragraaf “Wacht -<br />
tijden”).<br />
91
In bedrijf stellen<br />
Als de code is ingevoerd, wordt de<br />
autoradio elektronisch beveiligd bij<br />
onderbreking van de voeding van de<br />
autoradio (bijv. bij het loskoppelen<br />
van de accu tijdens onderhoudswerkzaamheden).<br />
Ga als volgt te werk als de voeding<br />
weer is hersteld:<br />
1) Schakel de autoradio in: op het<br />
display verschijnt het opschrift<br />
“SAFE” en na ongeveer 3 seconden<br />
verschijnt op het display “1 - - - -”. Het<br />
cijfer “1” geeft het aantal invoer -<br />
pogingen aan.<br />
2) Voer de code (zie paragraaf<br />
“Beveiligingscode”) in, zoals is beschreven<br />
in “Beveiligingscode activeren”,<br />
door de toetsen 2 t/m 5 in te<br />
drukken.<br />
3) Druk om de code te bevestigen<br />
kort op toets EXP 14: op het display<br />
verschijnt tijdelijk het opschrift<br />
“SAFE”. Na circa 3 seconden scha -<br />
kelt de radio in.<br />
92<br />
BELANGRIJK Als u een verkeerde<br />
code invoert, blijft het opschrift<br />
“SAFE” op het display staan en<br />
schakelt de radio niet in. De gehele<br />
procedure moet dan vanaf het begin<br />
worden herhaald.<br />
Houd rekening met de wachttijden<br />
die tussen de pogingen gelden (zie de<br />
paragraaf “Wachttijden”).<br />
Wachttijden<br />
Om de mogelijkheid uit te sluiten<br />
dat de code door proberen wordt ge -<br />
kraakt, wordt de wachttijd tussen<br />
twee pogingen steeds verlengd. Gedurende<br />
deze wachttijden kan de autoradio<br />
wel worden uitgeschakeld, maar<br />
zijn alle overige functies geblokkeerd.<br />
Tijdens de wachttijd kan de auto -<br />
radio niet worden ingeschakeld, maar<br />
moet wel aangesloten blijven op de<br />
voeding.<br />
Zolang het opschrift “SAFE” op het<br />
display staat, is de wachttijd nog niet<br />
verstreken.<br />
De wachttijd is verstreken als op het<br />
display het cijfer van het aantal pogingen<br />
staat: (bijv. “2 - - - -”).<br />
De volgende tabel geeft de wachttijd<br />
aan tussen de verschillende pogingen.<br />
Het verdient aanbeveling om na de<br />
zesde poging contact op te nemen met<br />
een Lancia-dealer om de geheime<br />
code in te voeren of de code buiten<br />
werking te stellen.
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
Pogingen Wachttijd<br />
(op display) (circa)<br />
]<br />
]<br />
]<br />
]<br />
]<br />
]<br />
]<br />
21 seconden<br />
1,5 minuut<br />
5,5 minuut<br />
22 minuten<br />
1,5 uur<br />
6 uur<br />
24 uren<br />
CASSETTESPELER (TAPE)<br />
Cassettespeler inschakelen<br />
Plaats een cassette in de opening van<br />
het paneel van het ICS van Lancia.<br />
Op het display verschijnt het op schrift<br />
“TAPE A” of “TAPE B”.<br />
Als er al een cassette in de opening<br />
zit, druk dan herhaaldelijk op toets<br />
MODE 7 totdat op het display het<br />
opschrift “TAPE” verschijnt.<br />
Draairichting omkeren<br />
Druk kort op toets BAND 16.<br />
Als het einde van de cassette is bereikt,<br />
wordt automatisch de andere<br />
zijde van de cassette weergegeven<br />
(functie AUTOREVERSE).<br />
Op het display verschijnen de volgende<br />
symbolen:<br />
“TAPE A” = bovenzijde van de cassette;<br />
“TAPE B” = onderzijde van de cassette.<br />
MSS-functie<br />
MSS = Music Search System<br />
Met deze functie kan het volgende<br />
muziekstuk of het begin van het huidige<br />
muziekstuk worden opgezocht.<br />
Voor de MSS-functie dienen er pauzes<br />
van ten minste 3 seconden tussen<br />
de muziekstukken te zitten (ook geen<br />
gesproken aankondiging).<br />
De MSS-functie reageert niet op zeer<br />
zachte passages in muziekstukken<br />
(bijv. in klassieke muziek), omdat<br />
deze als pauze worden gezien.<br />
MSS-functie inschakelen<br />
Druk op toets SCAN/MSS 12 tijdens<br />
het afspelen van de cassette. Op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
“MSS ON”.<br />
De MSS-functie start in de draai -<br />
richting van de cassette.<br />
MSS-functie starten<br />
Druk op toets 17 of 18 tijdens het<br />
afspelen van de cassette.<br />
93
Druk voor het vooruit spoelen naar<br />
het volgende muziekstuk op toets 17.<br />
Druk voor herhaling van het muziekstuk<br />
op toets 18.<br />
MSS-functie onderbreken<br />
Druk op toets 17 of 18.<br />
MSS-functie uitschakelen<br />
Druk op toets SCAN/MSS 12 tijdens<br />
het afspelen van de cassette. Op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
“MSS OFF”.<br />
Snel vooruit/achteruit spoelen<br />
Druk kort op toets 18 of 17. Op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
“>”.<br />
Functie onderbreken<br />
Druk kort op toets 18 of 17.<br />
De cassette wordt automatisch weergegeven.<br />
Cassettespeler uitschakelen<br />
Druk op toets 23 (fig. 72): de cassette<br />
wordt uitgeworpen.<br />
94<br />
– of –<br />
Als u op toets MODE 7drukt,<br />
schakelt de CASSETTESPELER over<br />
naar de CD-WISSELAAR (als er een<br />
CD-WISSELAAR aanwezig is) of<br />
naar de RADIO.<br />
De keuze van de bron gaat op volg -<br />
orde: RADIO, CASSETTE, CD.<br />
BELANGRIJK Als de functie snel<br />
vooruit/achteruit spoelen is ingeschakeld,<br />
wordt onmiddellijk van<br />
bron veranderd en wordt de functie<br />
van de cassettespeler beëindigd.<br />
Algemene aanwijzingen<br />
De weergave van de cassette wordt<br />
onderbroken als er verkeersinformatie<br />
wordt uitgezonden (bij ingeschakelde<br />
TP-functie).<br />
BELANGRIJK U kunt de verkeers -<br />
informatie onderbreken op het<br />
moment dat de informatie wordt uitgezonden.<br />
Het blijft dan mogelijk<br />
eventuele volgende verkeersinformatie<br />
te beluisteren, door kort op toets<br />
TP/AF 11 te drukken.<br />
CD-SPELER<br />
De autoradio is voorbereid op de<br />
aansluiting van een CD-speler (die is<br />
opgenomen in het Lancia Lineaccessori-programma).<br />
Wendt u voor het inbouwen<br />
en aansluiten uitsluitend<br />
tot een Lanciadealer.<br />
De CD-speler van het Lancia Lineaccessori-programma<br />
wordt geleverd<br />
met een wisselaar die maximaal<br />
6 Compact Discs kan bevatten.<br />
Op multimedia-CD’s zijn<br />
naast de audiosporen ook<br />
gegevens opgeslagen. Het<br />
afspelen van dit type CD’s kan<br />
piepgeluiden op een zodanig<br />
volume opleveren, dat niet alleen<br />
de verkeersveiligheid in gevaar<br />
komt, maar waardoor ook de<br />
eindversterker en de luidsprekers<br />
beschadigd kunnen worden.
CD-wisselaar vullen<br />
De CD-wisselaar bevat 6 houders<br />
die elk een Compact Disc kunnen bevatten.<br />
Trek voor elke CD die u wilt beluis -<br />
teren een houder uit de wisselaar (fig.<br />
88) en plaats daarin de CD (fig. 89).<br />
Controleer of de Compact Disc op de<br />
juiste wijze, met de bedrukte zijde<br />
naar boven, is geplaatst: als dit niet<br />
het geval is, dan werkt de CD-speler<br />
niet.<br />
Met de CD-speler kunnen geen 8 cm<br />
CD’s worden afgespeeld, tenzij er in<br />
een hifi-winkel een speciale adapter is<br />
aangeschaft.<br />
fig. 88<br />
P4T0252<br />
Wisselaar in de CD-speler<br />
plaatsen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– plaats de schuifklep A (fig. 90) helemaal<br />
naar rechts, totdat hij<br />
blokkeert;<br />
– controleer of de knop B in stand<br />
“1” staat;<br />
fig. 89<br />
fig. 90<br />
P4T0253<br />
P4T0254<br />
– plaats de wisselaar C (fig. 91) met<br />
de bedrukte zijde naar boven (zie pijl)<br />
in de CD-speler;<br />
– sluit de schuifklep D (fig. 92) nadat<br />
de wisselaar is geplaatst, om binnendringing<br />
van vuil en stof in de<br />
CD-speler te voorkomen.<br />
Wisselaar uit de CD-speler<br />
verwijderen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– plaats de schuifklep A (fig. 90) helemaal<br />
naar rechts, totdat hij blok -<br />
keert;<br />
– druk op uitwerptoets (EJECT) E<br />
(fig. 93) op de CD-speler.<br />
fig. 91<br />
95<br />
P4T0255
CD’s uit de wisselaar<br />
verwijderen<br />
Trek de betreffende houder uit de<br />
wisselaar en verwijder de CD.<br />
fig. 92<br />
fig. 93<br />
96<br />
P4T0256<br />
P4T0257<br />
WERKING VAN DE CD-SPELER<br />
CD-speler als geluidsbron<br />
kiezen<br />
Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />
MODE 7 , totdat op het display het<br />
opschrift “CD” verschijnt.<br />
CD kiezen<br />
Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />
5 of 6, totdat op het display het nummer<br />
van de gewenste CD verschijnt.<br />
5: Vorige CD<br />
6: Volgende CD<br />
Muziekstuk kiezen of herhalen<br />
Druk kort en herhaaldelijk op toets<br />
17 of 18, totdat op het display het<br />
nummer van het gewenste muziekstuk<br />
verschijnt.<br />
17: volgend muziekstuk<br />
18 : herhaling van het huidige muziekstuk<br />
of vorige muziekstuk.<br />
Alle muziekstukken van de<br />
gekozen CD kort (circa 10<br />
seconden) beluisteren (SCAN)<br />
Druk kort op toets SCAN/<br />
MSS 12: op het display verschijnt<br />
kort het opschrift “SCAN ON”<br />
Druk om de functie te onderbreken<br />
kort op toets SCAN/ MSS 12: op het<br />
display verschijnt kort het opschrift<br />
“SCAN OFF”.
Snel vooruit/achteruit zoeken<br />
(TRACK FAST)<br />
Hiermee kunt u een muziekstuk<br />
“versneld” en met laag volume beluis -<br />
teren:<br />
– VOORUIT: druk op toets 17 en<br />
houd de toets ingedrukt.<br />
– TERUG: druk op toets 18 en houd<br />
de toets ingedrukt.<br />
Muziekstuk herhalen<br />
(TRACK REPEAT)<br />
Hiermee kunt u het beluisterde muziekstuk<br />
continu herhalen: druk op<br />
toets 1, op het display verschijnt het<br />
opschrift “TRK ON”.<br />
Als de TRACK REPEAT-functie is<br />
geactiveerd, kan altijd een ander<br />
muziekstuk worden gekozen.<br />
Druk om de functie te onderbreken<br />
op toets 1: op het display verschijnt<br />
het opschrift “TRK OFF”.<br />
CD herhalen (REPEAT)<br />
Druk voor herhaling van de CD op<br />
toets 2: op het display verschijnt het<br />
opschrift “RPT CD”.<br />
Als de functie is geactiveerd, kan altijd<br />
een andere CD worden gekozen.<br />
Druk om de functie te onderbreken<br />
op toets 2: op het display verschijnt<br />
het opschrift “RPT MAG”.<br />
Muziekstukken in willekeurige<br />
volgorde beluisteren<br />
(TRACK RANDOM)<br />
Druk om de functie te activeren op<br />
toets 3: op het display verschijnt het<br />
opschrift “RND ON”. De muziekstukken<br />
op de geselecteerde CD worden<br />
in willekeurige volgorde afgespeeld.<br />
Druk om de functie uit te schakelen<br />
op toets 3: op het display verschijnt<br />
het opschrift “RND OFF”.<br />
BELANGRIJK De functie TRACK<br />
RANDOM kan niet worden gecombineerd<br />
met de functies TRACK RE-<br />
PEAT en REPEAT.<br />
CD-speler uitschakelen<br />
Druk op toets MODE 7 om weer<br />
naar de radio of de cassettespeler te<br />
kunnen luisteren.<br />
BELANGRIJK U kunt de verkeers -<br />
informatie onderbreken op het moment<br />
dat de informatie wordt uitgezonden.<br />
Het blijft dan mogelijk eventuele<br />
volgende verkeersinformatie te<br />
beluisteren, door kort op toets TP/AF<br />
11 te drukken.<br />
Weergave van de werking van<br />
de CD-speler<br />
Druk kort op toets EXP 14. Op het<br />
display wordt aangegeven welke speciale<br />
functies gekozen zijn (bijv.:<br />
“TRK ON”).<br />
97
KLIMAATREGELING<br />
fig. 94<br />
98<br />
P4T0641
1 - Luchtroosters voor ontwasemen<br />
of ontdooien van de voorruit.<br />
2 - Luchtroosters voor ontwasemen<br />
of ontdooien van de zijruiten voor.<br />
3 - Verstelbare en regelbare uitstroomopeningen<br />
in het midden.<br />
4 - Verstelbare en regelbare uitstroomopeningen<br />
aan de zijkant<br />
5 - Luchtroosters beenruimten voor.<br />
6 - Luchtroosters beenruimten achter.<br />
7 - Luchtroosters beenruimten achter.<br />
De klimaatregeling in het interieur<br />
(verwarming, ventilatie en airconditioning<br />
- indien aanwezig) kan op één van<br />
de volgende manieren worden geregeld:<br />
– handbediende klimaatregeling,<br />
door het selecteren van de functies<br />
met de bedieningsknoppen op het bedieningspaneel;<br />
– automatische klimaatregeling, geregeld<br />
door de elektronische regel -<br />
eenheid van het systeem.<br />
De lucht wordt in het interieur in -<br />
gevoerd via een aantal uitstroomopeningen/luchtroosters<br />
op het dash-<br />
board, op de panelen van de voorportieren,<br />
op de tunnelconsole en op de<br />
vloer, overeenkomstig het afgebeelde<br />
schema (fig. 94).<br />
VERSTELBARE EN REGELBARE<br />
UITSTROOMOPENINGEN<br />
(fig. 95-96-97)<br />
De uitstroomopeningen kunnen naar<br />
boven en naar beneden worden<br />
gekanteld en naar links en rechts met<br />
regelknop A.<br />
De luchthoeveelheid wordt geregeld<br />
met regelknop B:<br />
fig. 95<br />
P4T0035<br />
O<br />
= uitstroomopening volledig<br />
geopend.<br />
l = uitstroomopening volledig gesloten.<br />
In de panelen van de voorportieren<br />
bevinden zich vaste luchtroosters C<br />
(fig. 96) voor ontdooiing of ontwaseming<br />
van de zijruiten voor.<br />
fig. 96<br />
fig. 97<br />
99<br />
P4T0021<br />
P4T0022
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING: VERWARMING,<br />
VENTILATIE EN AIRCONDITIONING (indien aanwezig)<br />
fig. 98<br />
100<br />
P4T0038<br />
1 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />
(bestuurderszijde).<br />
2 - Draaiknop voor regeling van de<br />
interieurtemperatuur (bestuurders -<br />
zijde).<br />
3 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />
(passagierszijde).<br />
4 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />
(passagiers zijde).<br />
5 - Toetsen voor de instellingen van<br />
de luchtverdeling.<br />
6 - Toetsen voor het regelen van de<br />
aanjagersnelheid.<br />
7 - Ingestelde luchtverdeling.<br />
8 - Ingestelde aanjagersnelheid.<br />
9 - Buitentemperatuur (in graden<br />
Celsius).<br />
10 - Toets voor in-/uitschakeling<br />
maximale ontdooiing/ontwaseming<br />
voorruit, zijruiten voor, achterruit en<br />
buitenspiegels.<br />
11 - Toets voor in-/uitschakeling<br />
achterruit- en spiegelverwarming.
12 - Toets voor handmatige in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
13 - Toets voor uitschakeling aircocompressor<br />
(indien aanwezig).<br />
14 - Toets om de ingestelde temperatuur<br />
aan bestuurders- en passagiers -<br />
zijde te synchroniseren.<br />
15 - Keuzetoets automatische<br />
werking van het systeem.<br />
16 - Toets voor uitschakeling van<br />
het systeem.<br />
De airconditioning (indien<br />
aanwezig) gebruikt<br />
koelmiddel “R134a”. Bij<br />
lekkage is dit middel niet schadelijk<br />
voor het milieu. Gebruik in<br />
geen geval andere middelen, omdat<br />
anders de componenten van<br />
het systeem beschadigd kunnen<br />
worden.<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
KLIMAATREGELING<br />
Het systeem kan op verschillende<br />
manieren worden ingeschakeld, maar<br />
wij raden u aan te beginnen met het<br />
indrukken van de knop AUTO en<br />
vervolgens de gewenste temperatuur<br />
op het scherm in te stellen.<br />
Op deze manier begint het systeem<br />
volledig automatisch te werken en<br />
wordt de ingestelde temperatuur zo<br />
snel mogelijk bereikt. Het systeem<br />
handhaaft de ingestelde temperatuur<br />
door regeling van de temperatuur, de<br />
luchthoeveelheid en de luchtverdeling<br />
in het interieur, en regelt de recirculatie<br />
en de inschakeling van de aircocompressor<br />
(indien aanwezig).<br />
Tijdens de volledig automatische<br />
werking van het systeem zijn de enige<br />
vereiste handmatige handelingen, het<br />
eventuele inschakelen van de volgende<br />
functies:<br />
– MONO, om de ingestelde temperatuur<br />
aan bestuurders- en passagiers -<br />
zijde te synchroniseren<br />
– ECON, voor uitschakeling aircocompressor<br />
(indien aanwezig): onder<br />
deze omstandigheden werkt het sys -<br />
teem alleen als verwarming<br />
– luchtrecirculatie, om de recirculatie<br />
altijd in- of uitgeschakeld te houden<br />
– Z voor een snellere ontwaseming/ontdooiing<br />
van de ruiten<br />
– ( voor het ontwasemen/ontdooien<br />
van de achterruit en de buiten spiegels.<br />
Tijdens de volledig automatische<br />
werking van het systeem kunt u op ieder<br />
moment de ingestelde temperatuur<br />
wijzigen: het systeem zal automatisch<br />
de eigen instellingen wijzigen en aanpassen<br />
aan de nieuwe vereisten.<br />
Het is bovendien mogelijk de aan -<br />
jagersnelheid en de luchtverdeling te<br />
wijzigen met de betreffende toetsen:op<br />
deze manier schakelt het systeem over<br />
van de automatische werking naar de<br />
handmatige bediening, totdat u op -<br />
nieuw de toets AUTO indrukt.<br />
101
Als één of meerdere functies handmatig<br />
zijn ingesteld, blijft de temperatuur<br />
van de in het interieur ingevoerde<br />
lucht automatisch door het<br />
sys teem geregeld, behalve bij uitgeschakelde<br />
compressor (indien aan -<br />
wezig):in deze situatie kan de temperatuur<br />
van de in het interieur ingevoerde<br />
lucht niet lager zijn dan de<br />
buitentemperatuur.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 98)<br />
Draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (2, 4 - fig. 98)<br />
Als u de knop naar links of naar<br />
rechts draait, verhoogt of verlaagt u de<br />
luchttemperatuur respectievelijk aan<br />
de linkerzijde (draaiknop 2) of aan de<br />
rechterzijde (draaiknop 4) van het<br />
interieur. De ingestelde temperaturen<br />
verschijnen op de schermen 1 en 3<br />
onder de respectievelijke knoppen.<br />
Als u knop 14 (MONO) indrukt,<br />
wordt de temperatuur aan bestuurders-<br />
en passagierszijde automatisch<br />
gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur<br />
in de twee gedeelten met<br />
draaiknop 2 aan bestuurderszijde kunt<br />
regelen. Met deze functie kan de temperatuur<br />
in het interieur makkelijk ge-<br />
102<br />
regeld worden, als alleen de bestuurder<br />
in de auto zit. De gescheiden temperatuurregeling<br />
wordt automatisch<br />
weer hervat als u draaiknop 4 bedient.<br />
Als u de toets helemaal naar rechts<br />
of helemaal naar links draait, tot aan<br />
de uiterste waarden HI of LO, wordt<br />
respectievelijk de functie van de<br />
maximale verwarming of de maximale<br />
koeling ingeschakeld:<br />
– Functie HI (maximale verwarming):wordt<br />
ingeschakeld door op het<br />
display een temperatuur in te stellen<br />
boven 32°C. Deze functie kan worden<br />
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />
of de passagierszijde of voor<br />
beide zijden (ook door het selecteren<br />
van de functie MONO). Deze functie<br />
kan worden ingeschakeld als u de<br />
lucht in het interieur zo snel mogelijk<br />
wilt verwarmen, waarbij maximaal<br />
gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden<br />
van het systeem. Deze functie<br />
maakt gebruik van de maximale<br />
temperatuur van de verwarmings -<br />
vloeistof, terwijl de luchtverdeling en<br />
de snelheid van de aanjager door het<br />
systeem worden ingesteld op basis<br />
van de omgevingsomstandigheden.<br />
Als de verwarmingsvloeistof niet<br />
warm genoeg is, schakelt het systeem<br />
niet onmiddellijk de maximale aan -<br />
jagersnelheid in, om de invoer van te<br />
koude lucht in het interieur te beperken.<br />
Als deze functie is ingeschakeld<br />
zijn alle handmatige instellingen<br />
toegestaan. Voor het uitschakelen<br />
van de functie is het voldoende<br />
om de op het display ingestelde<br />
temperatuur te verlagen tot een<br />
waarde onder 32 °C.<br />
– Functie LO (maximale koeling):<br />
wordt ingeschakeld door op het dis -<br />
play een temperatuur in te stellen onder<br />
18 °C. Deze functie kan worden<br />
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />
of de passagierszijde of voor<br />
beide zijden (ook door het selecteren<br />
van de functie MONO).<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld<br />
als u de lucht in het interieur<br />
zo snel mogelijk wilt koelen, waarbij<br />
maximaal gebruik gemaakt wordt<br />
van de mogelijkheden van het sys -<br />
teem. Deze functie schakelt de ver -<br />
warming uit, schakelt de luchtrecirculatie<br />
en de aircocompressor (indien<br />
aanwezig) in, terwijl de luchtverdeling<br />
en de snelheid van de aanjager<br />
worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />
Als deze
functie is ingeschakeld zijn alle handmatige<br />
instellingen toegestaan. Voor<br />
het uitschakelen van de functie is het<br />
voldoende om de op het display ingestelde<br />
temperatuur te verhogen tot<br />
een waarde boven 18 °C.<br />
Toetsen voor het regelen van de<br />
aanjagersnelheid (6 - fig. 98)<br />
Als u respectievelijk de bovenste of<br />
onderste toets indrukt, wordt de<br />
aanjagersnelheid verhoogd of verlaagd<br />
en daarmee de hoeveelheid<br />
lucht die in het interieur wordt ingevoerd.<br />
Zo wordt de gewenste temperatuur<br />
gehandhaafd.<br />
De aanjagersnelheid wordt weergegeven<br />
door de verlichte streepjes op<br />
het display 8. Als u meerdere keren<br />
op de bovenste toets drukt, wordt de<br />
maximale aanjagersnelheid ingeschakeld<br />
(alle streepjes verlicht); als<br />
u meerdere keren op de onderste toets<br />
drukt, wordt de functie uitgeschakeld<br />
(geen enkel streepje verlicht).<br />
BELANGRIJK Op uitvoeringen met<br />
airconditioning (indien aanwezig)<br />
kan de aanjager alleen worden uitgeschakeld<br />
als de aircocompressor al is<br />
uitgeschakeld met toets ECON. Voor<br />
het hervatten van de automatische<br />
werking van de aanjager na een<br />
handmatige instelling, moet toets<br />
AUTO worden ingedrukt.<br />
Toetsen voor de instellingen van<br />
de luchtverdeling (5 - fig. 98)<br />
Als u op één van de toetsen 5 drukt,<br />
kunt u handmatig één van de 5<br />
instellingen voor de luchtverdeling in<br />
het interieur kiezen:<br />
OLucht uit de uitstroomopeningen<br />
in het midden en aan de zijkant van<br />
het dashboard en uit de uit stroom -<br />
opening achter.<br />
MLucht uit de luchtroosters van de<br />
beenruimten (warmere lucht), de<br />
uitstroomopeningen in het midden en<br />
aan de zijkant van het dashboard en<br />
uit de uitstroomopening achter<br />
(koelere lucht).<br />
Deze luchtverdeling is bijzonder<br />
nuttig in de gematigde seizoenen<br />
(voor- en najaar) als de zon schijnt.<br />
NLucht uit de luchtroosters van<br />
de verschillende beenruimten voor<br />
en achter.<br />
Met deze luchtverdeling kan, doordat<br />
warme lucht stijgt, het interieur<br />
op de snelste manier worden<br />
verwarmd waarbij bovendien de<br />
koudste delen van het lichaam snel<br />
warm aanvoelen.<br />
Q Lucht uit de luchtroosters van de<br />
beenruimten en de luchtroosters voor<br />
de ontdooiing en ontwaseming van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
Deze luchtverdeling zorgt voor een<br />
goede verwarming van het interieur<br />
en voorkomt het eventuele beslaan<br />
van de ruiten.<br />
ü Lucht uit de luchtroosters voor<br />
de ontdooiing en ontwaseming van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
103
BELANGRIJK Het systeem accepteert<br />
geen vorm van luchtverdeling<br />
die verschilt van de hiervoor beschreven<br />
combinaties. Als een vorm van<br />
lucht verdeling wordt gekozen die niet<br />
uitvoerbaar is, wordt alleen de<br />
belang rijkste functie van de ingedrukte<br />
toets geactiveerd.<br />
De ingestelde luchtverdeling wordt<br />
op het display 7 weergegeven.<br />
Als een gecombineerde functie is ingesteld,<br />
wordt na het indrukken van<br />
een toets alleen de belangrijkste functie<br />
van de ingedrukte toets geactiveerd.<br />
Als daarentegen een toets van<br />
een reeds ingestelde functie wordt ingedrukt,<br />
dan blijft de functie ge -<br />
handhaafd.<br />
Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van de luchtverdeling<br />
na een handmatige instelling, moet<br />
toets AUTO worden ingedrukt.<br />
Toets AUTO (automatische<br />
werking) (15 - fig. 98)<br />
Als toets AUTO wordt ingedrukt, regelt<br />
het systeem automatisch de hoeveelheid<br />
en de verdeling van de in het<br />
interieur ingevoerde lucht en worden<br />
alle voorafgaande handmatige instel-<br />
104<br />
lingen gewist. Dit wordt aangeven door<br />
het branden van het lampje op de toets.<br />
Als het lampje op toets AUTO gedoofd<br />
is, geeft dit aan dat al één of<br />
meerdere handmatige instellingen zijn<br />
uitgevoerd en dat het systeem daarom<br />
niet volledig automatisch werkt<br />
(behalve de temperatuurregeling die<br />
per definitie automatisch is), of dat<br />
het systeem is uitgeschakeld (lampje<br />
op de toets OFF brandt).<br />
Toets ECON (uitschakeling<br />
aircocompressor) (indien<br />
aanwezig) (13 - fig. 98)<br />
Als toets ECON wordt ingedrukt,<br />
schakelt de aircocompressor uit. Dit<br />
wordt aangegeven door het branden<br />
van het lampje op de toets.<br />
Als de aircocompressor wordt uitgeschakeld,<br />
dooft het lampje op de toets<br />
AUTO en wordt de automatische<br />
werking van de luchtrecirculatie blijvend<br />
uitgeschakeld (om het eventuele<br />
beslaan van de ruiten te voorkomen).<br />
BELANGRIJK Met uitgeschakelde<br />
aircocompressor is het niet mogelijk<br />
lucht in het interieur in te voeren met<br />
een temperatuur die lager is dan de<br />
buitentemperatuur; bovendien kunnen<br />
(in bijzondere omstandigheden)<br />
de ruiten zeer snel beslaan omdat de<br />
lucht niet gedroogd kan worden.<br />
De uitschakeling van de aircocompressor<br />
blijft in het geheugen opgeslagen<br />
ook als de motor wordt uitgezet.<br />
Voor het opnieuw automatisch inschakelen<br />
van de aircocompressor moet<br />
toets ECON of toets AUTO worden ingedrukt<br />
(in dit laatste geval worden de<br />
andere handmatige instellingen gewist);<br />
het lampje op toets ECON dooft.<br />
De automatische inschakeling van<br />
de aircocompressor wordt weer ingeschakeld,<br />
ook als de luchtrecirculatie<br />
handmatig wordt ingeschakeld (om<br />
het eventuele beslaan van de ruiten te<br />
voorkomen).<br />
Bij uitgeschakelde compressor, kan<br />
de in het interieur ingevoerde lucht<br />
niet gekoeld worden. Er zijn nu twee<br />
mogelijkheden:<br />
– als de buitentemperatuur lager is<br />
dan de ingestelde temperatuur, werkt
het systeem normaal en kan het de ingestelde<br />
temperatuur bereiken en<br />
handhaven, ook bij uitgeschakelde<br />
compressor;<br />
– als de buitentemperatuur hoger is<br />
dan de ingestelde temperatuur, kan<br />
het systeem niet aan de wens voldoen.<br />
Dit wordt aangegeven door het drie<br />
keer knipperen van de buitentemperatuur<br />
op het display 1 en 3 van de<br />
ingestelde temperatuur.<br />
Toets MONO (ingestelde<br />
temperaturen synchroniseren)<br />
(14 - fig. 98)<br />
Als u toets MONO indrukt, wordt de<br />
temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde<br />
automatisch gesynchroniseerd.<br />
Ook kunt u de temperatuur<br />
in de twee gedeelten synchroniseren<br />
door draaiknop 2 aan bestuurderszijde<br />
te draaien. Met deze functie kan de<br />
temperatuur in het interieur makkelijk<br />
geregeld worden, als alleen de bestuurder<br />
in de auto zit.<br />
De gescheiden temperatuurregeling<br />
wordt automatisch weer hervat als de<br />
passagier draaiknop 4 bedient.<br />
Toets voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie (12 - fig. 98)<br />
Er zijn drie mogelijkheden:<br />
– automatische werking (lampje op<br />
de toets gedoofd);<br />
– automatische inschakeling (recirculatie<br />
altijd ingeschakeld); het<br />
groene lampje op de toets brandt;<br />
– automatische uitschakeling (recirculatie<br />
altijd uitgeschakeld met lucht -<br />
toevoer van buiten); het gele lampje<br />
op de toets brandt.<br />
Deze drie mogelijkheden kunnen<br />
worden ingeschakeld door meerdere<br />
keren op de recirculatietoets (12) te<br />
drukken.<br />
Als de recirculatie-functie automatisch<br />
wordt geregeld, blijft het lampje<br />
op de recirculatietoets altijd gedoofd<br />
(er wordt niet weergegeven of de recirculatie<br />
is in- of uitgeschakeld,<br />
ON/OFF).<br />
Bij de automatische werking wordt<br />
de recirculatie automatisch ingeschakeld,<br />
ook wanneer de luchtkwaliteitsensor<br />
de aanwezigheid van vervuilde<br />
lucht signaleert, bijvoorbeeld<br />
tijdens het rijden in de stad, in een<br />
file, in tunnels en als de ruitensproeiers<br />
worden ingeschakeld (met<br />
de typische zeepgeur).<br />
Als de recirculatie handmatig is ingeschakeld<br />
(groene lampje = recirculatie,<br />
gele lampje = lucht van buiten), blijft<br />
het lampje op toets AUTO branden als<br />
alle andere functies (luchtverdeling,<br />
luchtopbrengst …) automatisch blijven<br />
geregeld. Op dezelfde manier blijft<br />
als op toets AUTO wordt gedrukt,de<br />
recirculatie geregeld zoals u dat wilt.<br />
BELANGRIJK Bij ingeschakelde recirculatie<br />
worden, afhankelijk van de<br />
werking van het systeem (voor<br />
verwarmen of koelen van het interieur),<br />
de gewenste instellingen sneller<br />
bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie handmatig in te<br />
schakelen op regenachtige of koude<br />
dagen omdat dan de ruiten aan de<br />
binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen<br />
beslaan, vooral als de airconditioning<br />
niet is ingeschakeld.<br />
105
Bij bepaalde weersomstandigheden<br />
(bijv: lage<br />
buitentemperatuur of hoge<br />
luchtvochtigheid) en als de recirculatie<br />
in het interieur automa -<br />
tisch wordt geregeld, kunnen de<br />
ruiten beslaan. Druk in dit geval<br />
op de recirculatietoets, voor luchttoevoer<br />
van buiten (gele lampje) en<br />
verhoog eventueel de luchtstroom<br />
naar de voorruit.<br />
Toets voor snelle ontwaseming/<br />
ontdooiing van de ruiten<br />
(10 - fig. 98)<br />
Als u deze toets indrukt, activeert de<br />
klimaatregeling, onafhankelijk van de<br />
werking van het systeem, automa tisch<br />
(ongeveer 180 seconden) alle functies<br />
die noodzakelijk zijn voor een snelle<br />
ontwaseming/ontdooiing van de voorruit<br />
en de zijruiten voor, namelijk:<br />
– inschakeling aircocompressor (indien<br />
aanwezig)<br />
– uitschakeling luchtrecirculatie, indien<br />
ingeschakeld<br />
106<br />
– instelling maximale luchttemperatuur<br />
(HI) op beide displays<br />
– inschakeling maximale aanjagersnelheid<br />
– lucht naar luchtroosters van de<br />
voorruit en de zijruiten voor<br />
inschakeling verwarming van de<br />
achterruit en de buitenspiegels.<br />
Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />
is ingeschakeld,<br />
gaan het lampje op de betreffende<br />
toets, het lampje op de toets van de<br />
achterruitverwarming en het gele<br />
lampje op de recirculatietoets branden.<br />
De lampjes op de toetsen ECON,<br />
AUTO en OFF doven daarentegen.<br />
BELANGRIJK Als de motor nog<br />
niet op bedrijfstemperatuur is, wordt<br />
de maximale snelheid van de aan jager<br />
niet direct ingeschakeld, om toevoer<br />
van nog te koude lucht voor de<br />
ontwaseming van de ruiten, te beperken.<br />
Als de functie voor maximale ont -<br />
waseming/ontdooiing is ingeschakeld,<br />
kunnen alleen de aanjagersnelheid en<br />
de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />
handmatig worden ge -<br />
regeld.<br />
Als u daarentegen opnieuw op de toets<br />
voor maximale ontwaseming/ ont -<br />
dooiing drukt of op de recirculatietoetsen<br />
ECON, AUTO of OFF, schakelt het<br />
systeem de functie voor maximale<br />
ontwaseming/ontdooiing uit, en worden<br />
de functies die hiervoor waren ingesteld<br />
weer geactiveerd en eventueel ook de<br />
laatst ingestelde functie.<br />
Toets voor ontwaseming/<br />
ontdooiing achterruit en<br />
buitenspiegels (11 - fig. 98)<br />
Als u op deze toets drukt, schakelt<br />
de ontwaseming/ontdooiing van de<br />
achterruit en de buitenspiegels in. Het<br />
lampje op de toets gaat branden als<br />
deze functie wordt ingeschakeld.<br />
De functie schakelt na ongeveer 10<br />
minuten automatisch uit, of als<br />
opnieuw de toets wordt ingedrukt. De<br />
functie wordt ook uitgeschakeld als u<br />
de motor uitzet en blijft uitgeschakeld<br />
als u de motor opnieuw start.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te voor -<br />
komen.
Toets OFF (uitschakeling van het<br />
systeem) (16 - fig. 98)<br />
Druk op toets OFF om de airconditioning<br />
uit te schakelen. Het lampje<br />
op de toets gaat branden.<br />
Als de airconditioning is uitgeschakeld:<br />
– zijn de lampjes op de recirculatietoetsen<br />
ECON en AUTO gedoofd<br />
– zijn de schermen van de ingestelde<br />
temperaturen donker<br />
– is het middelste scherm donker,<br />
behalve als de buitentemperatuur<br />
wordt aangegeven<br />
– is de recirculatie ingeschakeld,<br />
waarbij geen lucht van buiten binnenkomt<br />
– is de aircocompressor (indien<br />
aanwezig) uitgeschakeld<br />
– is de aanjager uitgeschakeld.<br />
Ook bij uitgeschakeld systeem kan<br />
de achterruitverwarming op de normale<br />
manier worden in- of uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK Als de airconditioning<br />
is uitgeschakeld, kunnen de ruiten<br />
bij bijzondere omstandigheden<br />
snel beslaan.<br />
De regeleenheid van de klimaat -<br />
regeling slaat de instellingen van het<br />
sys teem in het geheugen op voordat<br />
het systeem wordt uitgeschakeld. Als<br />
u vervolgens op een willekeurige toets<br />
drukt (behalve de toets van de achter -<br />
ruitverwarming) worden de functies<br />
weer hersteld. Als de functie van de<br />
ingedrukte toets niet was ingeschakeld<br />
voor de uitschakeling, dan<br />
wordt deze functie ook geactiveerd;<br />
als deze daarentegen was ingeschakeld,<br />
blijft de functie gehand -<br />
haafd.<br />
Als u de klimaatregeling opnieuw<br />
wilt inschakelen met dezelfde instellingen<br />
als voor het uitschakelen van<br />
het systeem, druk dan nogmaals op<br />
toets OFF.<br />
Als u de volledig automatische<br />
werking van het systeem weer wilt inschakelen,<br />
druk dan op toets AUTO.<br />
AKOESTISCH<br />
WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />
VOOR GLADHEID<br />
De klimaatregeling is uitgerust met<br />
een akoestisch waarschuwingssys -<br />
teem. Als de buitentemperatuur daalt<br />
tot 3 °C of lager, zendt het systeem<br />
drie waarschuwingssignalen uit om de<br />
bestuurder te waarschuwen voor<br />
eventuele gladheid.<br />
Het akoestische waarschuwingssys -<br />
teem treedt maar één keer in werking,<br />
behalve als de buitentemperatuur<br />
boven de 7 °C komt, waarna na ongeveer<br />
15 minuten het systeem weer<br />
in werking kan treden. Als in dat geval<br />
de buitentemperatuur opnieuw<br />
daalt tot 3 °C of lager, wordt de<br />
akoes tische waarschuwingscyclus her -<br />
haald.<br />
107
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De auto is uitgerust met een klimaat -<br />
regeling met gescheiden luchttemperatuurregeling<br />
voor bestuurders- en<br />
passagierszijde, die geregeld wordt<br />
door een elektronische regeleenheid.<br />
Voor een optimale temperatuur -<br />
regeling in de twee ruimtes van het<br />
interieur, is het systeem ook uitgerust<br />
met een dubbele zonnestralingssensor.<br />
Het systeem is uitgerust met een<br />
lucht kwaliteitsensor die automatisch<br />
de luchtrecirculatie kan inschakelen<br />
om de onaangename effecten van vervuilde<br />
lucht, tijdens het rijden in de<br />
stad, in de file en in tunnels, en door<br />
het inschakelen van de ruitensproeiers<br />
(zeepgeur), te verminderen.<br />
De luchtkwaliteit wordt bovendien<br />
gegarandeerd door het pollenfilter<br />
met actieve kooldeeltjes. Hierin worden<br />
de in de lucht verspreide deeltjes<br />
twee keer gefilterd, waardoor de lucht<br />
schoner wordt.<br />
108<br />
De klimaatregeling controleert en regelt<br />
automatisch de volgende parameters<br />
en functies:<br />
– temperatuur ingevoerde lucht<br />
in het interieur (gescheiden voor de<br />
bestuurders- en passagierszijde)<br />
– aanjagersnelheid (traploze regeling)<br />
– luchtverdeling<br />
– in-/uitschakeling recirculatie<br />
– in-/uitschakeling aircocompressor<br />
(indien aanwezig).<br />
De luchtopbrengst in het interieur is<br />
onafhankelijk van de snelheid van de<br />
auto en wordt elektronisch geregeld<br />
door de aanjager.<br />
Het is mogelijk de instelling van de<br />
volgende functies handmatig te ver -<br />
anderen:<br />
– aanjagersnelheid (traploze regeling)<br />
– luchtverdeling<br />
– in-/uitschakeling recirculatie<br />
– in/uitschakeling aircocompressor<br />
(indien aanwezig).<br />
BELANGRIJK De handmatige instellingen<br />
hebben voorrang boven de<br />
automatische instellingen en blijven<br />
in het geheugen opgeslagen totdat de<br />
gebruiker de regeling weer overlaat<br />
aan het automatische systeem. De<br />
handmatig gekozen instellingen blijven<br />
opgeslagen als de motor wordt<br />
uitgezet en weer hersteld als de motor<br />
opnieuw wordt gestart.<br />
De functies die niet handmatig zijn<br />
gewijzigd, blijven automatisch geregeld.<br />
De luchttemperatuur in het interieur<br />
wordt altijd automatisch geregeld<br />
(behalve als het systeem is uitgeschakeld),<br />
op basis van de ingestelde<br />
temperaturen op de displays van de<br />
bestuurder en de passagier.
POLLENFILTER MET<br />
ACTIEVE KOOLDEELTJES<br />
Het pollenfilter reinigt de lucht<br />
mechanisch via het elektrostatische<br />
principe, zodat de in het interieur ingevoerde<br />
lucht gezuiverd is en geen<br />
stofdeeltjes, pollen enz. bevat.<br />
Door de actieve kooldeeltjes in het<br />
pollenfilter wordt ook de concentratie<br />
van luchtverontreinigende bestanddelen<br />
verminderd.<br />
Het pollenfilter filtert de in het interieur<br />
ingevoerde buitenlucht (recirculatie<br />
uitgeschakeld).<br />
Laat het filter ten minste één keer<br />
per jaar controleren door de Lanciadealer,<br />
bij voorkeur aan het begin<br />
van het zomerseizoen.<br />
Als de auto veel over stoffige wegen<br />
rijdt of bij geconcentreerde lucht -<br />
vervuiling, moet het pollenfilter vaker<br />
worden gecontroleerd en vervangen<br />
dan in het onderhoudsschema staat<br />
aangegeven.<br />
Een niet tijdig vervangen<br />
filter kan het rendement<br />
van de klimaatregeling<br />
aanzienlijk beperken.<br />
109
HULPVERWARMING<br />
(alleen jtd-uitvoeringen - indien<br />
aanwezig)<br />
De hulpverwarming ondersteunt de<br />
opwarming van de motorkoelvloeistof<br />
direct na het starten en tijdens het rijden<br />
voor een snellere verwarming van<br />
het interieur bij extreem lage buitentemperaturen.<br />
Het elektrische systeem werkt volledig<br />
automatisch en schakelt alleen in<br />
bij een draaiende motor.<br />
BELANGRIJK De hulpverwarming<br />
schakelt in als de buitentemperatuur<br />
lager is dan 15°C en de temperatuur<br />
van de koelvloeistof lager is dan<br />
65°C.<br />
110<br />
Om de accu niet te veel uit te putten,<br />
is de inschakeling van de verwarming<br />
op de verschillende vermogens<br />
afhankelijk van de door de regel -<br />
eenheid vastgestelde voedingsspanning.<br />
BELANGRIJK De hulpverwarming<br />
wordt ingeschakeld op basis van de<br />
temperatuur van de motorkoelvloeistof<br />
en kan, afhankelijk van de accuspanning,<br />
uitgeschakeld of beperkt<br />
worden.<br />
Als de opwarmcyclus door de hulpverwarming<br />
op basis van de koelvloeistoftemperatuur<br />
en de accuspanning,<br />
is beëindigd, schakelt de hulpverwarming<br />
automatisch uit en schakelt pas<br />
weer in als de auto opnieuw wordt gestart,<br />
ook als de vloeistoftemperatuur<br />
opnieuw onder 65 °C daalt.
HENDELS AAN HET<br />
STUUR<br />
HENDEL LINKS<br />
Met de linker hendel bedient u de<br />
buitenverlichting en de richting -<br />
aanwijzers. De buitenverlichting<br />
werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,<br />
gaan ook de instrumentenpaneelverlichting<br />
en de verschillende<br />
bedieningsknoppen branden en lichten<br />
de displays op het instrumentenpaneel<br />
en de tunnelconsole op.<br />
fig. 99<br />
P4T0023<br />
Buitenverlichting (fig. 99)<br />
Draai de schakelaar A van stand å<br />
in stand 6. Op het instrumenten -<br />
paneel gaat het controlelampje 3<br />
branden.<br />
Dimlicht (fig. 99)<br />
Draai de schakelaar A van stand 6<br />
in stand 2.<br />
Grootlicht (fig. 100)<br />
Druk de hendel naar voren als de<br />
schakelaar in dimstand 2 staat. Op<br />
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
1 branden.<br />
Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />
als u de hendel naar het stuur trekt.<br />
fig. 100<br />
P4T0024<br />
Richtingaanwijzers (pijlen) -<br />
(fig. 101)<br />
Plaats de hendel:<br />
naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />
ingeschakeld<br />
naar beneden - linker richting aan -<br />
wijzer ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel knippert<br />
het waarschuwingslampje Ÿ of Δ.<br />
Als u de hendel in de middelste stand<br />
zet of als de auto weer rechtuit rijdt,<br />
schakelen de richtingaanwijzers automatisch<br />
uit. Als u kort richting aan wilt<br />
geven, drukt u de hendel iets naar boven<br />
of beneden zonder dat de hendel<br />
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />
gaat deze automatisch terug.<br />
fig. 101<br />
111<br />
P4T0025
Grootlichtsignaal (fig. 102)<br />
Trek de hendel naar het stuur. Op<br />
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
1 branden.<br />
BELANGRIJK Het grootlichtsignaal<br />
wordt gegeven met het grootlicht. Om<br />
bekeuringen te vermijden, dient u zich<br />
aan de geldende verkeers wetgeving te<br />
houden.<br />
fig. 102<br />
112<br />
P4T0026<br />
HENDEL RECHTS<br />
Met de rechter hendel bedient u de<br />
ruitenwissers/-sproeiers en de kop -<br />
lampsproeiers.<br />
Ruitenwissers (fig. 103)<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />
1 - Ruitenwissers wissen met interval.<br />
In deze stand kunnen met<br />
schakelaar A de volgende instellingen<br />
worden geregeld (behalve bij uitvoeringen<br />
met regensensor):<br />
n = lang interval<br />
nn = gemiddeld interval<br />
nnn =gemiddeld-kort interval<br />
fig. 103<br />
P4T0642<br />
nnnn =kort interval.<br />
Op uitvoeringen met een regensensor<br />
kan de gevoeligheid van de sensor<br />
zelf worden geregeld met schakelaar<br />
A:<br />
AUTO = automatische regeling van<br />
de gevoeligheid<br />
n = minimale gevoeligheid<br />
nn = gemiddelde gevoeligheid<br />
nnn = maximale gevoeligheid.<br />
2 - Langzaam continu wissen.<br />
3 - Snel continu wissen.<br />
4 - Tijdelijke werking: als u de hendel<br />
loslaat, springt deze direct in<br />
stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />
automatisch uit.<br />
fig. 104<br />
P4T0643
Ruitensproeiers<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(fig. 104), schakelen de ruitensproeiers<br />
in en gedurende enige seconden<br />
de ruitenwissers; na een pauze<br />
van 5 seconden maken de ruitenwissers<br />
een laatste slag. Als de ruitenwissers<br />
al zijn ingeschakeld, maken ze<br />
enkele slagen in de snelle continustand.<br />
Koplampsproeiers (indien<br />
aanwezig)<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(fig. 104) bij ingeschakeld dim- of<br />
grootlicht, dan schakelen ook de ruitensproeiers<br />
in (fig. 105).<br />
fig. 105<br />
P4T0273<br />
Regensensor (fig. 103)<br />
(indien aanwezig)<br />
De regensensor is een elektronische<br />
voorziening in de ruitenwissers en<br />
zorgt ervoor dat de frequentie van de<br />
slagen van de ruitenwissers, tijdens<br />
het wissen met interval, automatisch<br />
wordt aangepast aan de hoeveelheid<br />
regen op de ruit.<br />
Alle andere functies die met de rech -<br />
ter hendel worden bediend (uitschakeling<br />
ruitenwissers, continu wissen<br />
met lang of kort interval, tijdelijk<br />
wissen met kort interval, ruitensproeiers<br />
en koplampsproeiers) blijven<br />
onveranderd.<br />
De regensensor schakelt automa tisch<br />
in als de rechter hendel in stand 1<br />
wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />
dat oplopend varieërt van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen)<br />
als de ruit droog is, tot ruitenwissers<br />
die ingeschakeld worden in de tweede<br />
continu snelheid (snel continu wissen)<br />
bij intense regen.<br />
Als de ruitensproeiers worden bediend<br />
bij ingeschakelde regensensor<br />
(hendel in stand 1) werkt het normale<br />
reinigingsprogramma. Daarna hervat<br />
de regensensor zijn normale automatische<br />
werking.<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP om de regensensor uit te<br />
schakelen. Als de motor daarna wordt<br />
gestart (sleutel in stand MAR)<br />
schakelt de regensensor weer in als de<br />
hendel in stand 1 is blijven staan.<br />
De gevoeligheid van de regensensor<br />
kan worden geregeld met schakelaar<br />
A (fig. 103):<br />
AUTO = automatische regeling van<br />
de gevoeligheid<br />
n = minimale gevoeligheid<br />
nn = gemiddelde gevoeligheid<br />
nnn = maximale gevoeligheid.<br />
113
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
WAARSCHUWINGS -<br />
KNIPPERLICHTEN (fig. 106)<br />
Druk op schakelaar A voor inschakeling.<br />
De waarschuwingsknipperlichten<br />
werken onafhankelijk van<br />
de stand van de contactsleutel.<br />
Als dit systeem is ingeschakeld, gaan<br />
het symbool op de schakelaar en het<br />
controlelampje ŸΔ op het instrumentenpaneel<br />
knipperen.<br />
Druk opnieuw op de schakelaar om<br />
het systeem uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Het gebruik van de<br />
waarschuwingsknipperlichten is af -<br />
hankelijk van de wetgeving van het<br />
land waarin u zich bevindt. Houdt u<br />
aan de voorschriften<br />
fig. 106<br />
114<br />
P4T0036<br />
MISTLAMPEN VOOR (fig. 107)<br />
Druk bij ingeschakelde buitenver -<br />
lichting op knop A om de mistlampen<br />
voor in te schakelen.<br />
Als de mistlampen voor zijn ingeschakeld,<br />
brandt het lampje op de<br />
knop.<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
STOP draait, schakelen de mist -<br />
lampen voor automatisch uit. De<br />
lampen schakelen pas weer in als na<br />
het starten opnieuw op knop A wordt<br />
gedrukt.<br />
Druk opnieuw op de knop om de<br />
lampen uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van de mistlampen aan de<br />
geldende verkeersvoorschriften. Het<br />
systeem voldoet aan de EU-normen.<br />
fig. 107<br />
P4T0039<br />
MISTACHTERLICHT (fig. 108)<br />
Druk op knop A voor in-/uitschakeling.<br />
Het mistachterlicht werkt alleen<br />
als het dimlicht en/of de mistlampen<br />
voor zijn ingeschakeld.<br />
Als het mistachterlicht is ingeschakeld,<br />
brandt het lampje op de<br />
knop.<br />
Het mistachterlicht schakelt automatisch<br />
uit als u de motor uitzet of als<br />
u het dimlicht en/of de mistlampen<br />
voor uitschakelt.<br />
Als u de motor weer start of bij mist<br />
het dimlicht weer inschakelt, moet u<br />
opnieuw op de knop drukken om het<br />
mistachterlicht weer in te schakelen.<br />
fig. 108<br />
P4T0040
BELANGRIJK Het mistachterlicht<br />
kan hinderlijk zijn voor de weggebruikers<br />
achter u. Doof daarom bij<br />
stukken met goed zicht het mist -<br />
achterlicht.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van het mistachterlicht aan de<br />
geldende verkeersvoorschriften. Het<br />
systeem voldoet aan de EU-normen.<br />
LICHTSTERKTE INSTRU -<br />
MENTEN PANEEL (fig. 109)<br />
Draai met ingeschakelde buitenverlichting<br />
draaiknop A omhoog of omlaag<br />
om respectievelijk de lichtsterkte<br />
van het instrumentenpaneel te ver -<br />
hogen of te verlagen.<br />
fig. 109<br />
P4T0644<br />
ACHTERRUITVERWARMING<br />
(fig. 110)<br />
Druk op knop A voor in-/uitschakeling.<br />
als de achterruitverwarming is<br />
ingeschakeld, brandt het lampje op de<br />
knop.<br />
De achterruitverwarming schakelt<br />
na ongeveer 10 minuten automatisch<br />
uit.<br />
Bij ingeschakelde achterruitverwarming,<br />
gaat ook de verwarming van de<br />
elektrisch bedienbare buitenspiegels<br />
werken.<br />
fig. 110<br />
115<br />
P4T0041
BRANDSTOF-<br />
NOODSCHAKELAAR (fig. 111)<br />
Deze veiligheidsschakelaar springt<br />
omhoog bij een ongeval, waardoor de<br />
toevoer van brandstof wordt gestopt en<br />
de motor afslaat. Bovendien wordt<br />
hiermee voorkomen dat bij leidingbreuken<br />
tijdens een ongeval brandstof -<br />
lekkage ontstaat.<br />
De veiligheidsschakelaar schakelt bij<br />
een ongeval ook de centrale portiervergrendeling<br />
uit (als de centrale portiervergrendeling<br />
was ingeschakeld),<br />
waardoor het interieur van buitenaf<br />
bereikbaar blijft.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel<br />
in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
fig. 111<br />
116<br />
P4T0008<br />
Als u na een ongeval een<br />
brandstoflucht ruikt of<br />
merkt dat het brandstof -<br />
sys teem lekt, druk dan de schakelaar<br />
niet weer terug, zodat brand<br />
wordt voorkomen.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder rijden,<br />
druk dan op knop A naast de bestuurdersstoel<br />
om de brandstoftoevoer<br />
weer te herstellen.<br />
HANDREM (fig. 112)<br />
De handrem bevindt zich tussen de<br />
voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen,<br />
moet u de hendel omhoog trekken. Op<br />
een vlakke ondergrond hoort de auto<br />
geblokkeerd te zijn als de handrem<br />
vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />
Op steile hellingen en bij een beladen<br />
auto moet de handrem zeven of acht<br />
tanden worden aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />
is, laat dan een Lancia-dealer de<br />
handrem afstellen.<br />
Bij aangetrokken handrem en als de<br />
start-/contactsleutel in stand MAR<br />
staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />
het waarschuwingslampje x branden.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
1) Trek de hendel iets omhoog en<br />
druk op de ontgrendelknop A.<br />
2) Houd de knop ingedrukt en laat<br />
de hendel zakken. Het waarschu -<br />
wings lampje x dooft.<br />
3) Om onverwachtse bewegingen<br />
van de auto te voorkomen, moet bij<br />
het bedienen van de handrem het<br />
rempedaal worden ingetrapt.<br />
fig. 112<br />
P4T0055
HANDGESCHA -<br />
KELDE VERSNEL -<br />
LINGSBAK<br />
Om de versnellingen in te schakelen,<br />
moet u het koppelingspedaal geheel<br />
intrappen en vervolgens de versnellingspook<br />
in één van de in het schema<br />
aangegeven standen fig. 113 plaatsen<br />
(dit schema staat ook op de knop van<br />
de pook).<br />
Om de achteruit in te schakelen (R),<br />
moet de auto stilstaan en de pook<br />
van uit de “vrij”-stand naar rechts en<br />
vervolgens naar achteren worden verplaatst.<br />
fig. 113<br />
P4T0031<br />
Op enkele uitvoeringen moet voor<br />
het inschakelen van de achteruit, met<br />
de vingers van de hand waarmee u de<br />
pook vasthoudt, de schuifring A (fig.<br />
113) onder de pookknop omhoog<br />
worden getrokken. Laat de schuifring<br />
los zodra de achteruit is ingeschakeld.<br />
Voor het uitschakelen van de achter -<br />
uit hoeft de schuifring niet omhoog te<br />
worden getrokken.<br />
Om op de juiste wijze te<br />
schakelen, moet u het<br />
koppelingspedaal geheel<br />
intrappen. Er mogen zich in de<br />
ruimte onder de pedalen geen<br />
voorwerpen bevinden die het<br />
geheel intrappen van de pedalen<br />
kunnen verhinderen. Let erop dat<br />
de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />
en zo de slag van de pedalen<br />
kunnen beperken.<br />
De achteruit kan alleen<br />
worden ingeschakeld als<br />
de auto volledig stilstaat.<br />
Wacht bij een draaiende motor en<br />
een geheel ingetrapt koppelings -<br />
pedaal minstens twee seconden<br />
voordat u de achteruit inschakelt<br />
om te voorkomen dat de tandwielen<br />
beschadigen.<br />
Laat uw hand tijdens het<br />
rijden niet op de pook -<br />
knop rusten omdat door<br />
de uitgeoefende druk, ook als deze<br />
licht is, de interne onderdelen van<br />
de versnellingsbak op den duur<br />
kunnen slijten.<br />
117
AUTOMATISCHE<br />
SNELHEIDS -<br />
REGELAAR<br />
(CRUISE-CONTROL)<br />
(indien aanwezig)<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Dit elektronische systeem maakt het<br />
mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />
snelheid aan te houden, zonder<br />
het gaspedaal in te trappen. Op deze<br />
manier wordt het rijden, vooral op<br />
lange trajecten, minder vermoeiend<br />
omdat de ingestelde snelheid automatisch<br />
gehandhaafd blijft.<br />
BELANGRIJK Het systeem kan alleen<br />
worden ingeschakeld bij een<br />
snelheid boven de 30 km/h.<br />
118<br />
De cruise-control mag<br />
uitsluitend worden gebruikt<br />
als de verkeersomstandigheden<br />
en het traject van<br />
dien aard zijn dat, over een voldoende<br />
lange afstand, in volledige<br />
veiligheid een constante snelheid<br />
kan worden aangehouden.<br />
Het systeem schakelt in de volgende<br />
gevallen automatisch uit:<br />
– door het intrappen van het rempedaal;<br />
– door het intrappen van het koppelingspedaal.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 114)<br />
De cruise-control wordt bediend met<br />
schakelaar A, met draaiknop B en<br />
met knop C.<br />
De schakelaar A heeft twee standen:<br />
– OFF in deze stand is het systeem<br />
uitgeschakeld;<br />
– ON in deze stand werkt het<br />
sys teem. Als het systeem begint te<br />
werken, gaat op het instrumentenpaneel<br />
het controlelampje CRUISE D<br />
branden.<br />
Met draaiknop B kunt u de ingestelde<br />
snelheid van de auto opslaan en<br />
aanhouden of de ingestelde snelheid<br />
verhogen of verlagen.<br />
Zet draaiknop B in stand (+) om de<br />
snelheid op te slaan of om de ingestelde<br />
snelheid te verhogen.<br />
fig. 114<br />
P4T0307
Zet draaiknop B in stand (–) om de<br />
ingestelde snelheid te verlagen.<br />
Telkens als draaiknop B wordt bediend,<br />
wordt de snelheid ongeveer 1<br />
km verhoogd of verlaagd. Als de<br />
draaiknop gedraaid wordt gehouden,<br />
verandert de snelheid continu. De<br />
nieuwe snelheid wordt automatisch<br />
opgeslagen.<br />
Met knop C kan de opgeslagen<br />
snelheid worden opgeroepen.<br />
BELANGRIJK Als de contactsleutel<br />
in stand STOP of de schakelaar A<br />
in stand OFF wordt gedraaid, wordt<br />
de opgeslagen snelheid gewist en het<br />
systeem uitgeschakeld.<br />
Snelheid opslaan<br />
Zet schakelaar A in stand ON en rijdt<br />
op een normale manier met de gewens -<br />
te snelheid. Zet draaiknop B ten minste<br />
drie seconden in stand (+) en laat<br />
de draaiknop daarna los. De snelheid<br />
van de auto blijft opgeslagen en het<br />
gas pedaal kan worden losgelaten.<br />
De auto blijft vervolgens constant<br />
met de ingestelde snelheid rijden totdat<br />
zich één van de volgende omstandigheden<br />
voordoet:<br />
– intrappen rempedaal;<br />
– intrappen koppelingspedaal.<br />
BELANGRIJK Indien nodig (bijvoorbeeld<br />
bij inhalen) kan de snelheid<br />
simpel verhoogd worden door het intrappen<br />
van het gaspedaal. Als u<br />
daarna het gaspedaal loslaat, wordt<br />
de opgeslagen snelheid weer aangehouden.<br />
Opgeslagen snelheid oproepen<br />
Als het systeem wordt uitgeschakeld,<br />
bijvoorbeeld door het intrappen van<br />
het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />
opgeslagen snelheid op de volgende<br />
manier worden opgeroepen:<br />
– geef geleidelijk gas totdat de<br />
snelheid ongeveer gelijk is aan de opgeslagen<br />
snelheid;<br />
– schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />
was op het moment van het<br />
opslaan van de snelheid (4e of 5e versnelling);<br />
– druk op knop C.<br />
Opgeslagen snelheid verhogen<br />
De opgeslagen snelheid kan op twee<br />
manieren worden verhoogd:<br />
– trap het gaspedaal in en sla de<br />
nieuwe snelheid op (houd draaiknop<br />
B langer dan 3 seconden gedraaid);<br />
of<br />
– draai draaiknop B kort in stand (+):<br />
telkens als de draaiknop wordt gedraaid,<br />
wordt de snelheid iets verhoogd<br />
(ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop<br />
gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />
snelheid continu. Als de draaiknop B<br />
wordt losgelaten, wordt de nieuwe<br />
snelheid automatisch opgeslagen.<br />
Opgeslagen snelheid verlagen<br />
De opgeslagen snelheid kan op twee<br />
manieren worden verlaagd:<br />
– schakel het systeem uit (bijvoorbeeld<br />
door het rempedaal in te trappen)<br />
en sla vervolgens de nieuwe<br />
snelheid op (zet draaiknop B ten minste<br />
drie seconden in stand (+);<br />
119
of<br />
– houd draaiknop B in stand (–) totdat<br />
de nieuwe snelheid is bereikt die<br />
automatisch blijft opgeslagen.<br />
Opgeslagen snelheid wissen<br />
De opgeslagen snelheid wordt automatisch<br />
gewist:<br />
– als de motor wordt uitgezet;<br />
of<br />
– als schakelaar A in stand OFF<br />
wordt gedraaid.<br />
120<br />
Als de cruise-control tijdens<br />
het rijden is ingeschakeld,<br />
zet dan nooit de<br />
versnellingspook in de “vrij”stand<br />
of bij uitvoeringen met automatische<br />
versnellingsbak, de selectorhendel<br />
in stand N. Schakel<br />
de cruise-control uitsluitend in als<br />
de verkeersomstandigheden en de<br />
conditie van de weg dit veilig toestaan;<br />
d.w.z.: op rechte, droge wegen<br />
en autosnelwegen die in goede<br />
conditie verkeren en met een rus -<br />
tig verkeersbeeld. Schakel het sys -<br />
teem nooit in de stad of in druk<br />
verkeer in.<br />
Het systeem kan alleen<br />
worden ingeschakeld bij<br />
een snelheid boven de 30<br />
km/h.<br />
Het systeem mag uitsluitend worden<br />
gebruikt, afhankelijk van de<br />
snelheid, in de 4e of 5e versnelling.<br />
Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />
cruise-control de snel -<br />
heid iets oplopen ten opzichte van<br />
de opgeslagen snelheid door de<br />
wijziging in de motorbelasting.<br />
Bij een storing of een<br />
afwijkende werking van de<br />
cruise-control, moet scha -<br />
kelaar A in stand OFF worden gezet.<br />
Laat het systeem, na controle<br />
van de zekering, zo snel mogelijk<br />
bij een Lancia-dealer controleren.<br />
Schakelaar A kan permanent in<br />
stand ON blijven staan, zonder risico<br />
op beschadiging van het sys -<br />
teem. Het verdient aanbeveling<br />
schakelaar A op stand OFF te zetten<br />
als het systeem niet wordt gebruikt,<br />
zodat het per ongeluk<br />
opslaan van snelheden wordt<br />
voorkomen.
INTERIEUR -<br />
UITRUSTING<br />
INTERIEURVERLICHTING<br />
Plafondverlichting voor (fig. 115)<br />
De plafondverlichting bestaat uit<br />
twee lampjes met de bijbehorende<br />
schakelaar.<br />
Als één van de portieren wordt ge -<br />
opend, met de schakelaar A in de<br />
linker stand (stand 0 - AUTO), gaan<br />
de beide lampjes en de plafondver -<br />
lichting achter branden.<br />
Als de portieren gesloten worden,<br />
blijft de interieurverlichting nog ongeveer<br />
7 seconden branden om het<br />
starten te vergemakkelijken.<br />
fig. 115<br />
P4T0057<br />
De interieurverlichting dooft als de<br />
contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid (bij gesloten portieren).<br />
Als schakelaar A in de middelste<br />
stand 1 staat, is de interieurverlichting<br />
altijd gedoofd (stand OFF).<br />
Als u schakelaar A naar rechts<br />
schuift (stand 2), blijven de beide<br />
lampjes altijd branden.<br />
Met schakelaar B worden de lampjes<br />
afzonderlijk ingeschakeld.<br />
Als u schakelaar B naar links schuift<br />
(stand 1), gaat het linker lampje<br />
branden. Als u de schakelaar naar<br />
rechts schuift (stand 2), gaat het<br />
rechter lampje branden.<br />
Als schakelaar B in de middelste<br />
stand 0 staat, blijven de lampjes gedoofd.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat<br />
u de auto verlaat of schakelaar A in<br />
de linker stand staat en schakelaar B<br />
in de middelste stand. Op deze<br />
manier zullen de lampjes van de<br />
plafondverlichting doven na het<br />
sluiten van de portieren.<br />
Als u vergeet om een portier te sluiten,<br />
zal na enkele seconden de interieurverlichting<br />
automatisch doven.<br />
Om de interieurverlichting opnieuw<br />
in te schakelen is het voldoende om<br />
een portier te openen en te sluiten.<br />
Spiegelverlichting (fig. 116)<br />
Als u de zonnekleppen voor de voorruit<br />
of zijruit draait, wordt de spiegelverlichting<br />
in de hemelbekleding<br />
zichtbaar.<br />
Door de verlichting kunnen de spiegeltjes<br />
ook bij weinig licht gebruikt<br />
worden.<br />
Om de verlichting in en uit te<br />
schakelen (met de contactsleutel in<br />
stand MAR) moet u op het rondje van<br />
het lampenglas A drukken.<br />
fig. 116<br />
121<br />
P4T0058
Plafondverlichting achter<br />
(fig. 117)<br />
Deze bevindt zich op de achterportierstijlen<br />
en gaat branden als u een<br />
portier opent. De plafondverlichting<br />
achter heeft een tijdschakeling.<br />
De lampjes gaan branden of doven<br />
als u op het rondje van het lampenglas<br />
A drukt.<br />
fig. 117<br />
122<br />
P4T0059<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
(fig. 118-119)<br />
Het dashboardkastje is voorzien van<br />
een binnenverlichting en een klepje<br />
met slot. U kunt het slot ont-/vergrendelen<br />
met de contactsleutel.<br />
U kunt het klepje openen met het<br />
slot in stand 1 door aan hendel A te<br />
trekken.<br />
Het slot wordt vergrendeld als u de<br />
sleutel in stand 2 draait.<br />
Als het dashboardkastje wordt ge -<br />
opend, gaat de binnenverlichting B<br />
branden.<br />
fig. 118<br />
P4T0060<br />
Rijd niet met een ge -<br />
opend dashboardkastje:<br />
dit kan de inzittende voor<br />
verwonden bij een ongeval.<br />
fig. 119<br />
P4T0061
ASBAK EN AANSTEKER VOOR<br />
(fig. 120-121)<br />
Beide worden door één klep afgesloten;<br />
deze kantelt open als op punt A<br />
wordt gedrukt.<br />
Druk op de knop B om de aansteker<br />
in te schakelen; na ongeveer 15 seconden<br />
springt de knop automatisch<br />
terug en is de aansteker gereed voor<br />
gebruik.<br />
De aansteker werkt uitsluitend als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
fig. 120<br />
Controleer altijd of de<br />
aansteker na het indrukken<br />
ook uitschakelt.<br />
P4T0062<br />
De aansteker wordt erg<br />
heet. Gebruik de aansteker<br />
voorzichtig en voorkom<br />
dat hij gebruikt wordt door kinderen:<br />
risico op brand of brandwonden.<br />
Verwijder voor het legen van de<br />
asbak het bakje C.<br />
fig. 121<br />
P4T0064<br />
ASBAK ACHTER (fig. 122)<br />
Voor de achterzitplaatsen is in het<br />
achterste deel van de middenconsole<br />
een asbak geplaatst.<br />
Trek de asbak naar buiten om hem<br />
te openen.<br />
Druk om de asbak uit te nemen op<br />
de middelste veer A en trek de asbak<br />
naar buiten.<br />
Plaats de asbak eerst met de onderzijde<br />
in de houder, druk vervolgens op<br />
de middelste veer en druk de asbak in<br />
de zitting.<br />
fig. 122<br />
123<br />
P4T0065
PASJESHOUDER (fig. 123)<br />
Deze bevindt zich in het midden van<br />
het dashboard.<br />
Druk kort op de voorzijde om de<br />
houder te openen: de houder opent<br />
automatisch.<br />
Druk de houder volledig in de zitting<br />
om hem te sluiten.<br />
BEKER-/BLIKJESHOUDER<br />
(fig. 124)<br />
Deze bevindt zich in het midden van<br />
het dashboard. Druk kort op de voorzijde<br />
om de houder te openen: de<br />
beker-/blikjeshouder opent automatisch.<br />
Druk de houder volledig in de zitting<br />
om hem te sluiten.<br />
fig. 123<br />
124<br />
P4T0066<br />
MUNTENBAKJE (fig. 125)<br />
Het muntenbakje A bevindt zich op<br />
de middenconsole.<br />
fig. 124<br />
fig. 125<br />
P4T0067<br />
P4T0068<br />
ZONNEKLEPPEN (fig. 126)<br />
Ze kunnen voor de voorruit of voor<br />
de zijruit worden gedraaid.<br />
Om de zonnekleppen voor de zijruit<br />
te draaien, moeten ze uit de haken A<br />
worden losgemaakt.<br />
Beide zonnekleppen zijn aan de binnenzijde<br />
voorzien van een spiegeltje<br />
met een afsluitschuifje B.<br />
Boven de zonnekleppen bevinden<br />
zich twee lampjes C voor de verlichting<br />
van de spiegeltjes (zie voor de<br />
werking van de lampjes de paragraaf<br />
“Spiegelverlichting”).<br />
fig. 126<br />
P4T0069
OPBERGVAKKEN<br />
Opbergvakjes op het dashboard<br />
(fig. 127-128)<br />
Op het dashboard bevindt zich in<br />
het midden vakje A (met verlichting)<br />
en aan de zijkant vakje B.<br />
fig. 127<br />
fig. 128<br />
P4T0063<br />
P4T0070<br />
Opbergvakje achter (fig. 129)<br />
In het achterste deel van de middenconsole<br />
bevindt zich het opbergvakje<br />
A.<br />
fig. 129<br />
P4T0071<br />
Opbergvakjes in de portieren<br />
(fig. 130)<br />
In de panelen van de voorportieren<br />
bevindt zich het opbergvak A.<br />
fig. 130<br />
125<br />
P4T0072
DOCUMENTVAKKEN (fig. 131)<br />
De rugleuningen van de voorstoelen<br />
zijn aan de achterzijde voorzien van<br />
een documentenvak.<br />
fig. 131<br />
126<br />
P4T0074<br />
STEUNHANDGREPEN (fig. 132)<br />
Bij het portier aan passagierszijde<br />
voor bevindt zich een steunhand -<br />
greep.<br />
Bij beide achterportieren is een<br />
handgreep A geplaatst met een kledinghaakje<br />
B.<br />
De handgrepen zijn uitgerust met<br />
een mechanisme waardoor de steunen<br />
langzaam weer in ruststand terug -<br />
keren.<br />
fig. 132<br />
P4T0075<br />
ARMSTEUN VOOR MET<br />
OPBERGVAKJE (fig. 133)<br />
Deze is verstelbaar en kan worden<br />
op- of neergeklapt.<br />
Voor het verstellen moet de armsteun<br />
iets omhoog worden geklapt en aan<br />
haak A worden getrokken.<br />
In de armsteun bevindt zich een opbergvakje.<br />
Druk voor het openen van<br />
het dekseltje op knop B.<br />
fig. 133<br />
P4T0013
STEKKERDOOS (fig. 134)<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze bevindt zich in het achterste<br />
deel van de middenconsole. Voor het<br />
gebruik van de stekkerdoos moet u<br />
dekseltje A openen.<br />
De stekkerdoos wordt gevoed als de<br />
contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid en kan alleen gebruikt worden<br />
voor accessoires met een maximum<br />
stroomverbruik van 15A (vermogen<br />
180W).<br />
fig. 134<br />
P4T0316<br />
Sluit geen accessoires op<br />
de stekkerdoos aan met<br />
een stroomverbruik dat<br />
hoger is dan de aangegeven maximale<br />
waarde.<br />
Een langdurig stroomverbruik kan<br />
de accu uitputten, waardoor de<br />
motor niet meer gestart kan worden.<br />
OPENDAK<br />
(indien aanwezig)<br />
De elektrische bediening werkt alleen<br />
met de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van het opendak kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer<br />
voor en tijdens de bediening van<br />
de schakelaar altijd of de passagiers<br />
niet verwond kunnen worden<br />
door de beweging van het opendak<br />
zelf of door in beweging gebrachte<br />
voorwerpen. Verwijder altijd de<br />
contactsleutel uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat, om te voor -<br />
komen dat het opendak per on -<br />
geluk in beweging wordt gebracht<br />
en zo gevaar kan opleveren voor<br />
de achtergebleven passagiers.<br />
127
fig. 135<br />
128<br />
Open het dak niet bij<br />
sneeuw of ijs: het kan dan<br />
beschadigd worden.<br />
OPENEN/SLUITEN<br />
(fig. 135-136)<br />
Met schakelaar A bij de plafondverlichting,<br />
kunt u het dak openen, sluiten,<br />
en omhoog of dicht kantelen.<br />
Zodra u de schakelaar loslaat, blijft<br />
het dak in de stand staan waarin het<br />
zich op dat moment bevindt.<br />
Druk op de achterzijde van de<br />
schakelaar om het dak te openen;<br />
druk op de voorzijde om het dak te<br />
sluiten.<br />
P4T0076<br />
Bij het openen van het dak komt er<br />
een kleine spoiler B omhoog om de<br />
lucht werveling in het interieur te verminderen.<br />
Als de auto is uitgerust met centrale<br />
ruitbediening wordt als u bij het sluiten<br />
van de portieren de sleutel in stand<br />
2 (fig. 142) draait en de sleutel ten<br />
minste 2 seconden in deze stand houdt,<br />
het dak, als dit was geopend, automatisch<br />
gesloten.<br />
Controleer regelmatig of<br />
de openingen aan de zij -<br />
kant C voor de waterafvoer<br />
niet verstopt zijn.<br />
fig. 136<br />
P4T0077<br />
SCHUIFPANEEL (fig. 137)<br />
Bij gesloten of gedeeltelijk geopend<br />
dak kan het zonlicht getemperd worden<br />
door een schuifpaneel.<br />
Gebruik de handgreep A om het<br />
schuifpaneel te openen of te sluiten.<br />
Als het dak geopend wordt, wordt<br />
het schuifpaneel achter de hemelbe -<br />
kleding geschoven.<br />
Als het dak gesloten wordt, schuift<br />
het paneel gedeeltelijk naar buiten<br />
totdat de handgreep bereikbaar is.<br />
fig. 137<br />
P4T0078
ACHTERSTE DEEL OMHOOG<br />
KANTELEN (fig.138)<br />
Het achterste deel van het dak kan<br />
alleen omhoog worden gekanteld als het<br />
dak volledig gesloten is. Druk op<br />
het voorste gedeelte van de knop A<br />
(fig. 135).<br />
Als u op het achterste gedeelte van<br />
de knop drukt, sluit het achterste deel<br />
van het dak.<br />
OPENEN BIJ EEN NOODGEVAL<br />
(fig. 139-140)<br />
Bij een storing in het elektrische sys -<br />
teem moet klepje A van de plafondverlichting<br />
voor met een schroevendraaier<br />
in punt B worden losgewipt.<br />
fig. 138<br />
P4T0079<br />
Steek de schroevendraaier in de zitting<br />
C en draai de schroevendraaier;<br />
op deze wijze kunt u het dak met de<br />
hand openen en sluiten.<br />
Als het dak in de gewenste stand<br />
staat, draait u de schroevendraaier<br />
een halve slag terug, totdat u een klik<br />
hoort. Trek de schroevendraaier vervolgens<br />
uit de zitting.<br />
fig. 139<br />
fig. 140<br />
P4T0080<br />
P4T0081<br />
PORTIEREN<br />
CENTRALE<br />
PORTIERVERGRENDELING<br />
Van buitenaf<br />
Druk bij gesloten portieren op knopje<br />
A (fig. 141) op de handgreep van de<br />
sleutel of steek de sleutel in het slot van<br />
de bestuurdersportier.<br />
Draai voor ontgrendeling de sleutel<br />
in stand 1 (fig. 142).<br />
Draai voor vergrendeling de sleutel<br />
in stand 2.<br />
Trek de handgreep omhoog om het<br />
ontgrendelde portier te openen.<br />
fig. 141<br />
129<br />
P4T0267
BELANGRIJK Het diefstalalarm<br />
(indien aanwezig) schakelt niet in als<br />
u de portieren centraal vergrendelt<br />
door de sleutel in het slot van het portier<br />
te draaien.<br />
Van binnenuit (fig. 143-144)<br />
Druk bij gesloten portieren het<br />
knopje A aan de binnenzijde van één<br />
van de voorportieren naar beneden<br />
(voor vergrendeling) of trek het<br />
omhoog (voor ontgrendeling).<br />
Met de knopjes aan de binnenzijde<br />
van de achterportieren ver- of ontgrendelt<br />
u uitsluitend het betreffende<br />
portier.<br />
De achterportieren kunnen alleen<br />
van binnenuit worden geopend, als<br />
het kinderveiligheidsslot is uitgeschakeld.<br />
fig. 142<br />
130<br />
P4T0082<br />
Trek aan de handgreep B om het<br />
portier van binnenuit te openen. Als<br />
u aan de handgreep aan de binnenzijde<br />
van één van de voorportieren<br />
trekt, worden alle portieren ontgrendeld.<br />
Bij iedere handgreep aan de binnenzijde,<br />
bevindt zich een lampje C dat<br />
gaat branden, waardoor de handgreep<br />
in het donker beter zichtbaar is.<br />
fig. 143<br />
fig. 144<br />
P4T0083<br />
P4T0084<br />
BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />
werkt niet als één van de<br />
portieren niet goed gesloten is of als er<br />
een storing in het systeem is. Na enkele<br />
pogingen schakelt het systeem ongeveer<br />
2 minuten uit. In deze 2 minuten kunt<br />
u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen,<br />
zonder dat het elektrische<br />
systeem werkt. Na de 2 minuten is het<br />
systeem weer gereed.Als de oorzaak van<br />
de storing is opgelost, werkt het systeem<br />
weer normaal. Anders schakelt het sys -<br />
teem na enkele pogingen opnieuw uit.<br />
CENTRALE RUITBEDIENING<br />
(indien aanwezig)<br />
Als u de sleutel minstens twee seconden<br />
in stand 2 (fig. 142) houdt,<br />
worden ook de ruiten en het opendak,<br />
indien deze nog geopend waren, gesloten.<br />
Als u de sleutel loslaat, stopt<br />
het sluiten.<br />
Als u de sleutel minstens twee seconden<br />
in stand 1 (fig. 142) houdt,<br />
worden alle ruiten geopend. Als u de<br />
sleutel loslaat, stopt het openen. Deze<br />
functie kan worden gebruikt als de<br />
auto in de zon heeft gestaan en erg<br />
warm is geworden.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />
(fig. 145)<br />
Hierdoor kunnen de achterportieren<br />
van binnenuit niet geopend worden.<br />
U schakelt het systeem in door de<br />
punt van de contactsleutel in opening<br />
A te steken en te draaien:<br />
Stand 1 - kinderveiligheidsslot ingeschakeld.<br />
Stand 2 - kinderveiligheidsslot uitgeschakeld.<br />
Het kinderveiligheidsslot blijft ook<br />
ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen<br />
van de portieren.<br />
fig. 145<br />
P4T0085<br />
BELANGRIJK Controleer na het inschakelen<br />
van het veiligheidsslot of<br />
het slot daadwerkelijk is ingeschakeld<br />
door aan de handgreep aan de binnenzijde<br />
van het portier te trekken.<br />
Schakel dit systeem altijd<br />
in als u kinderen vervoert.<br />
Zo wordt voorkomen dat<br />
ze tijdens het rijden de portieren<br />
openen.<br />
DORPELVERLICHTING<br />
(fig. 146)<br />
Aan de onderzijde van de voorportieren<br />
zit een dorpelverlichting.<br />
Deze verlichting gaat gelijktijdig met<br />
de plafondverlichting voor branden.<br />
fig. 146<br />
P4T0073<br />
RUITBEDIENING<br />
Elektrische ruitbediening voor<br />
(fig. 147)<br />
In het portier aan de bestuurders -<br />
zijde zijn drukschakelaars gemonteerd<br />
waarmee u, met de sleutel in stand<br />
MAR de zijruiten bedient:<br />
A - zijruit linksvoor<br />
B - zijruit rechtsvoor<br />
C - zijruit linksachter (*)<br />
D - zijruit rechtsachter (*)<br />
E - schakelaar om de bedienings -<br />
knoppen op de achterportieren te<br />
blokkeren (*).<br />
(*) = indien aanwezig<br />
fig. 147<br />
131<br />
P4T0263
BELANGRIJK Als u bij gesloten<br />
portieren de contactsleutel in stand<br />
STOP draait (zonder hem uit te<br />
nemen), kunnen de zijruiten ongeveer<br />
5 minuten bediend worden.<br />
De werking van de bedieningsknoppen<br />
op de achterportieren wordt geblokkeerd<br />
als de schakelaar E om -<br />
hoog wordt getrokken.<br />
Als u de drukschakelaar aan bestuurderszijde<br />
indrukt, gaat de ruit<br />
automatisch open of dicht. De beweging<br />
stopt als de ruit aan het einde<br />
van zijn slag is (of als u nogmaals op<br />
de schakelaar drukt).<br />
Als u de schakelaar kort indrukt,<br />
gaat de ruit een klein stukje open of<br />
dicht.<br />
fig. 148<br />
132<br />
P4T0086<br />
In het portier aan de passagierszijde<br />
is een schakelaar gemonteerd om aan<br />
die zijde de ruit te bedienen. De automatische<br />
werking van de ruit aan<br />
passagierszijde werkt alleen bij het<br />
openen, en volgens dezelfde logica die<br />
hierboven beschreven is.<br />
Elektrische ruitbediening achter<br />
(fig. 148)<br />
Bedien voor het openen of sluiten<br />
van de zijruiten achter de slinger F op<br />
de achterportieren.<br />
Elektrische ruitbediening achter<br />
(fig. 149) (indien aanwezig)<br />
In de armsteun van ieder portier zit<br />
een drukschakelaar om aan die zijde<br />
de ruit te bedienen.<br />
fig. 149<br />
P4T0262<br />
Als u de schakelaar omhoog trekt,<br />
gaat de ruit dicht; als u de schakelaar<br />
indrukt, gaat de ruit open.<br />
Met de schakelaars C en D (fig. 147)<br />
kunnen vanaf de bestuurdersplaats de<br />
zijruiten achter worden bediend.<br />
Met schakelaar E (fig. 147) blok -<br />
keert u de bedieningsknoppen op de<br />
armsteunen van de portieren. De<br />
blok kering is ingeschakeld als de<br />
schakelaar omhoog is getrokken.<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer voor en tijdens het<br />
sluiten van een ruit altijd of de<br />
passagiers niet verwond kunnen<br />
worden door de beweging van de<br />
ruit zelf of door in beweging gebrachte<br />
voorwerpen. Verwijder altijd<br />
de sleutel uit het contact als u<br />
de auto verlaat, om te voorkomen<br />
dat een onverwachtse inschakeling<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />
passagiers.
BAGAGERUIMTE<br />
Trek voor het openen van het kofferdeksel<br />
de hendel A (fig. 150) omhoog of<br />
steek de sleutel in het slot B (fig. 151)<br />
en draai hem in stand 1.<br />
Het slot vergrendelt als u het kofferdeksel<br />
sluit.<br />
Gebruik voor het openen van het<br />
kofferdeksel de handgreep C boven<br />
het slot.<br />
De vloerbedekking is omkeerbaar:<br />
de vloerbedekking kan worden ver -<br />
wijderd, omgedraaid en weer worden<br />
teruggeplaatst met de wasbare zijde<br />
naar boven gekeerd, wanneer u<br />
smerige voorwerpen vervoert.<br />
fig. 150<br />
P4T0249<br />
Bij het gebruik van de<br />
bagageruimte mogen de<br />
maximale waarden niet<br />
worden overschreden (zie hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Controleer bovendien of de bagage -<br />
ruimte goed geladen is en bevestig<br />
de lading eventueel met riemen<br />
of spanbanden aan de daarvoor<br />
bestemde ringen. Zo wordt voor -<br />
komen dat een voorwerp bij<br />
bruusk remmen naar voren schiet<br />
en letsel veroorzaakt.<br />
fig. 151<br />
P4T0087<br />
BAGAGERUIMTE OPENEN MET<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
Het kofferdeksel kan worden ge -<br />
opend door knopje D (fig. 152) op de<br />
contactsleutel in te drukken.<br />
Het kofferdeksel kan ook worden<br />
geopend bij centraal vergrendelde<br />
portieren en ingeschakeld diefstal -<br />
alarm (indien aanwezig).<br />
In dit geval werkt het alarmsysteem op<br />
de volgende manier:<br />
– uitschakeling van de interieurbewaking;<br />
– uitschakeling van de kantelsensor;<br />
– uitschakeling druksensor kofferdeksel.<br />
Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />
worden de uitgeschakelde functies<br />
weer ingeschakeld.<br />
fig. 152<br />
133<br />
P4T0265
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
Dit is alleen mogelijk bij een deelbare<br />
achterbank.<br />
Zie voor de Station Wagon het betreffende<br />
hoofdstuk.<br />
Het is mogelijk de bagageruimte te<br />
vergroten door de deelbare achterbank<br />
gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer<br />
te klappen.<br />
Gedeeltelijk neerklappen (1/3)<br />
(fig. 153)<br />
Als alleen de linker zitting wordt neergeklapt,<br />
kunnen er twee personen op de<br />
achterbank worden vervoerd.<br />
fig. 153<br />
134<br />
P4T0088<br />
Gedeeltelijk neerklappen (2/3)<br />
(fig. 154)<br />
Als alleen de rechter zitting wordt<br />
neergeklapt, kan er één persoon op de<br />
achterbank worden vervoerd.<br />
Geheel neerklappen (fig. 155)<br />
Als beide zitplaatsen achter worden<br />
neergeklapt, is de bagageruimte maximaal<br />
vergroot.<br />
fig. 154<br />
fig. 155<br />
P4T0089<br />
P4T0090<br />
Bagageruimte vergroten<br />
1) Trek de handgreep A (fig. 156) in<br />
het midden van iedere achterzitting in<br />
de rijrichting en klap de zitting naar<br />
voren in de richting van de pijl.<br />
2) Verwijder de hoofdsteunen van de<br />
zitplaatsen achter (zie paragraaf<br />
“Hoofdsteunen” in dit hoofdstuk) en<br />
plaats ze in de daarvoor bestemde<br />
ruimte van de opgeklapte zitting (fig.<br />
157).<br />
3) Draai de hendel op de hoedenplank<br />
(fig. 158) om het slot van de<br />
rugleuningen te ontgrendelen:<br />
stand 1 = rechter rugleuning<br />
stand 2 = linker rugleuning.<br />
fig. 156<br />
P4T0091
4) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />
de zijkant en klap de rugleuningen<br />
neer, waardoor er een vlakke laad -<br />
vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />
Zitplaatsen achter in normale<br />
stand zetten<br />
1) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />
de zijkant, zet de rugleuning weer<br />
recht op en controleer of hij goed vast -<br />
gehaakt zit.<br />
2) Klap vervolgens de zitting terug<br />
en let er daarbij op dat de veiligheids -<br />
gordels niet in elkaar gedraaid zitten<br />
tussen de rugleuning en de zitting.<br />
3) Monteer de hoofdsteunen weer.<br />
fig. 157<br />
P4T0261<br />
BELANGRIJK Als u zware voor -<br />
werpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />
moet u controleren of de hoogte -<br />
regelaars op de koplampen in de<br />
juiste stand staan (zie paragraaf<br />
“Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />
fig. 158<br />
P4T0092<br />
BAGAGE VASTZETTEN<br />
(fig. 159-160-161)<br />
De vervoerde bagage kan met riemen<br />
of spanbanden worden bevestigd<br />
aan de daarvoor bestemde ringen in<br />
de hoeken van de bagageruimte.<br />
De ringen dienen ook voor de beves -<br />
tiging van het bagagenet (als optional<br />
beschikbaar bij de Lancia-dealer).<br />
fig. 159<br />
135<br />
P4T0093
Niet goed vastgezette bagage<br />
kan bij een ongeluk<br />
de passagiers ernstig ver -<br />
wonden.<br />
fig. 160<br />
fig. 161<br />
136<br />
P4T0094<br />
P4T0095<br />
SKILUIK (fig. 162)<br />
Het skiluik kan worden gebruikt<br />
voor het vervoer van lange voorwerpen<br />
(bijv. ski’s) die vanuit de bagage -<br />
ruimte door het luik kunnen worden<br />
gestoken.<br />
1) Kantel de armsteun A omlaag.<br />
2) Druk op de handgreep B en duw<br />
het klepje C naar beneden.<br />
3) Maak de bekleding los (indien<br />
aanwezig).<br />
Duw het luikje C in de richting van<br />
de bagageruimte om het te sluiten: de<br />
vergrendeling blokkeert automatisch.<br />
fig. 162<br />
P4T0200<br />
MOTORKAP<br />
Motorkap openen:<br />
1) Trek de hendel (rood) A (fig.<br />
163) in de richting van de pijl.<br />
fig. 163<br />
Voer deze handeling alleen<br />
uit als de auto stilstaat.<br />
2) Trek de hendel B (fig. 164)<br />
omhoog en maak de motorkap uit de<br />
veiligheidshaak los.<br />
3) Til de motorkap op.<br />
P4T0096
BELANGRIJK Het optillen van de<br />
motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />
twee gasveren (fig.165). Wij raden u<br />
aan deze gasveren niet te demonteren<br />
en de motorkap tijdens het optillen te<br />
begeleiden.<br />
fig. 164<br />
fig. 165<br />
P4T0097<br />
P4T0645<br />
Kom bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in de<br />
motorruimte niet in de<br />
buurt van de elektroventilateur als<br />
de motor nog warm is: De elektroventilateur<br />
kan, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, onverwachts inschakelen.<br />
Wacht totdat de motor<br />
is afgekoeld.<br />
Pas op als u sjaals, dassen<br />
of loszittende kledingstukken<br />
draagt: deze kunnen<br />
door de bewegende onder -<br />
delen worden gegrepen.<br />
Motorkap sluiten:<br />
1) Laat de motorkap vanaf een<br />
hoogte van ongeveer 20 cm dichtvallen:<br />
hij vergrendelt nu automatisch.<br />
2) Controleer of de motorkap goed<br />
vergrendeld is en niet alleen door de<br />
veiligheidshaak wordt vastgehouden.<br />
Druk in dit laatste geval de motorkap<br />
niet dicht, maar til hem opnieuw op<br />
en herhaal de handeling.<br />
Controleer altijd of de<br />
motorkap goed vergrendeld<br />
is: probeer de motor -<br />
kap op te tillen om er zeker van te<br />
zijn dat hij goed vergrendeld is en<br />
niet alleen door de veiligheidshaak<br />
wordt vastgehouden.<br />
137
DOP VAN DE<br />
BRANDSTOFTANK<br />
De vergrendeling van het tankklepje<br />
wordt bediend door de centrale portiervergrendeling.In<br />
geval van nood<br />
kan het klepje ontgrendeld worden<br />
door aan lusje A (fig. 166) rechts in de<br />
bagageruimte te trekken (Sedan-uitvoering).<br />
Bij de Station Wagon bevindt het lusje<br />
A (fig. 167) zich in het servicevak rechts<br />
in de bagageruimte. Het lusje is bereikbaar<br />
nadat het vakje met de handgreep<br />
is uitgetrokken en verwijderd. Door de<br />
hermetische afsluiting van de tank kan<br />
de druk in de tank iets verhoogd zijn.<br />
Het is daarom normaal als u bij het los -<br />
draaien van de tankdop een sissend<br />
geluid hoort.<br />
fig. 166<br />
138<br />
P4T0279<br />
Bij uitgeschakelde centrale portiervergrendeling,<br />
blijft het klepje gesloten.<br />
Om het klepje te openen moet u<br />
op de voorzijde, bij punt B (fig. 168)<br />
(aangegeven door een licht reliëf op<br />
het oppervlak zelf) drukken; trek vervolgens<br />
de achterzijde naar achteren<br />
en draai gelijktijdig het klepje naar<br />
buiten zoals aangegeven door de pijl,<br />
totdat het klepje geheel geopend is. De<br />
fig. 167<br />
fig. 168<br />
P4T0317<br />
P4T0100<br />
tankdop zit via een koordje A<br />
(fig. 169) aan het tankklepje vast, zodat<br />
u de dop niet kunt verliezen.<br />
Plaats tijdens het tanken de dop in<br />
de uitsparing op het klepje, zoals is afgebeeld.<br />
Kom niet dicht bij de vul -<br />
opening met open vuur of<br />
een brandende sigaret:<br />
brandgevaar. Houd uw hoofd ook<br />
niet dichtbij de vulopening om te<br />
voorkomen dat u schadelijke dampen<br />
inademt.<br />
fig. 169<br />
P4T0646
INBOUWVOORBE -<br />
REIDING MOBIELE<br />
TELEFOON<br />
(indien aanwezig)<br />
De voorbereiding bestaat uit:<br />
– antenne op het dak (fig. 170);<br />
De antenne heeft een<br />
maximaal vermogen van<br />
20W.<br />
– bedrading voor de aansluiting van<br />
de antenne en elektrische voeding met<br />
de stekkers in de middenconsole, bij<br />
de handrem. Deze laatste bevat de<br />
aansluitingen met de autoradio voor<br />
fig. 170<br />
P4T0284<br />
de functies TEL-IN (naar een tele -<br />
foon gesprek luisteren via de luidsprekers<br />
van de autoradio) en TEL-<br />
MUTE (het op nul zetten van het volume<br />
van de autoradio bij een tele -<br />
foon gesprek).<br />
De handsfree kit moet u<br />
zelf aanschaffen en geschikt<br />
zijn voor uw mobiele<br />
telefoon.<br />
BELANGRIJK Bij de installatie van<br />
een mobiele telefoon moet het ingangsvolume<br />
worden ingesteld. Zie<br />
hiervoor de aanwijzingen in de paragraaf<br />
“Lijst van mogelijke Expert-instellingen”<br />
(PHONE SETTING en<br />
PHONE AMPLIFICATION) in het<br />
hoofdstuk “Autoradio”.<br />
Wendt u voor de installatie<br />
van de mobiele telefoon<br />
en de aansluiting op de<br />
voorbereide bedrading uitsluitend<br />
tot de Lancia-dealer; deze kan het<br />
beste resultaat garanderen en elk<br />
mogelijk ongemak dat de veilig -<br />
heid van de auto in gevaar kan<br />
brengen, verhelpen.<br />
INBOUWVOORBE -<br />
REIDING TELEPASS<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto is uitgerust met een stekker<br />
(fig. 171) voor de aansluiting van een<br />
Telepass-transponder die via speciale<br />
verkoopkanalen verkrijgbaar is.<br />
Wendt u voor de installatie van de<br />
Telepass tot de Lancia-dealer.<br />
fig. 171<br />
139<br />
P4T0275
IMPERIAAL/<br />
SKI DRAGER<br />
BEVESTIGINGSPUNTEN<br />
(fig. 172-173)<br />
Zie voor de Station Wagon het betreffende<br />
hoofdstuk.<br />
De vier bevestigingsbeugels van de<br />
imperiaal/skidrager bevinden zich in<br />
de goot van het dak (twee per kant).<br />
De bevestigingsbeugels zijn bereikbaar<br />
als u het afdichtrubber iets op -<br />
licht.<br />
fig. 172<br />
140<br />
P4T0102<br />
Bevestig de steunen van de imperiaal/skidrager<br />
aan de bevestigings -<br />
beugels.<br />
BELANGRIJK Het afdichtrubber<br />
moet tegen de zijkanten van de<br />
dwars steunen rusten en niet op de<br />
bodem van de goot.<br />
Controleer na enkele<br />
kilo meters opnieuw of<br />
de bevestigingsbouten nog<br />
goed vastzitten.<br />
Overschrijd nooit het<br />
maximum draagvermogen<br />
(zie hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”).<br />
fig. 173<br />
P4T0103<br />
KOPLAMPEN<br />
AFSTELLEN<br />
LICHTBUNDEL AFSTELLEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk<br />
voor het comfort en de veilig -<br />
heid van uzelf en de overige weggebruikers.<br />
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />
Voor optimaal zicht en zichtbaar -<br />
heid moeten de koplampen op de<br />
juiste wijze zijn afgesteld.<br />
Voor controle of afstelling kunt u<br />
zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
Als de auto beladen is, helt hij<br />
achter over. Het gevolg is dat de lichtbundel<br />
van de koplampen meer naar<br />
boven schijnt. De stand van de kop -<br />
lampen moet nu worden gecorrigeerd.
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens<br />
als het gewicht van de lading<br />
wijzigt.<br />
Bedien de elektrische regelaar A<br />
(fig. 174):<br />
Stand 0 - één of twee personen op de<br />
voorstoelen.<br />
Stand 1 - vijf personen.<br />
Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />
Stand 3 - bestuurder + maximale lading<br />
in de bagageruimte.<br />
Als de auto is voorzien van auto -<br />
matische niveauregeling op de achterwielen,<br />
zet dan de elektrische regelaar<br />
A (fig. 174) in één van de volgende<br />
standen:<br />
fig. 174<br />
P4T0647<br />
Stand 1 - één persoon + maximale<br />
lading in de bagageruimte.<br />
Standen 2 en 3 - niet gebruiken.<br />
Stand 0 - alle andere omstandigheden.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
AFSTELLEN<br />
Vanaf de onderzijde van de auto<br />
kunt u met stelschroef A (fig. 175)de<br />
lichtbundel afstellen.<br />
Voor controle of afstelling kunt u<br />
zich tot een Lancia-dealer wenden.<br />
fig. 175<br />
P4T0105<br />
EOBD-systeem<br />
(benzine-uitvoeringen)<br />
Het op de auto gemonteerde EOBDsysteem<br />
(European On Board Diag -<br />
nosis) is conform de EU 98/69-richt -<br />
lijnen (EURO 3).<br />
Dit diagnosesysteem voert continu<br />
controles uit op de componenten die<br />
van invloed zijn op de emissies; bovendien<br />
kan de bestuurder door het<br />
branden van lampje U op het instrumentenpaneel<br />
een vermindering<br />
in de werking van de componenten<br />
constateren.<br />
Het doel is:<br />
– de werking van het systeem controleren;<br />
– signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk vast -<br />
gestelde drempelwaarde uitkomen;<br />
– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
141
Het systeem beschikt verder nog<br />
over een diagnosestekker die, als deze<br />
verbonden is met speciale apparatuur,<br />
het mogelijk maakt, de door de regel -<br />
eenheid opgeslagen storingscodes en<br />
de specifieke parameters voor de<br />
diag nose en werking van de motor, te<br />
lezen.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje U gaat niet branden<br />
of het gaat branden of knipperen<br />
tijdens het rijden, dan dient<br />
u zo snel mogelijk contact op te<br />
nemen met de Lancia-dealer.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen<br />
van de storing moet de Lanciadealer<br />
voor een complete controle<br />
van het systeem, tests uitvoeren op<br />
een testbank en, zonodig, een proefrit<br />
maken die eventueel een langere afstand<br />
kan omvatten.<br />
142<br />
ABS<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het ABS (Anti-Blokkeer-Systeem)<br />
voorkomt dat tijdens het remmen de<br />
wielen blokkeren, ongeacht de conditie<br />
van het wegdek en de pedaaldruk,<br />
en verhindert daarmee het doorslippen<br />
van één of meerdere wielen. Hierdoor<br />
blijft de auto bestuurbaar en stabiel<br />
en wordt de remweg aanzienlijk<br />
verkort.<br />
Als door de conditie van het wegdek<br />
(door water, ijzel, sneeuw, enz.) de<br />
grip op het wegdek vermindert, kan<br />
één van de wielen blokkeren en gaan<br />
slippen. Aangezien een geblokkeerd<br />
wiel niet meer de zijdelingse krachten<br />
kan opnemen die op de band worden<br />
uitgeoefend, zal de auto onbestuurbaar<br />
worden.<br />
De auto is uitgerust met een elektronische<br />
remdrukverdeling EBD (Electronic<br />
Brakeforce Distribution). Het<br />
systeem zorgt door middel van de regeleenheid<br />
en de sensoren van het<br />
ABS voor een optimale verdeling van<br />
de remdruk tussen de voor- en achter -<br />
wielen.<br />
WERKING<br />
De centrale regeleenheid ontvangt en<br />
verwerkt de informatie van het rempedaal<br />
en van de 4 sensoren die bij de<br />
wielen zijn geplaatst en geeft de elektro-hydraulische<br />
unit de opdracht de<br />
remdruk op de remcilinders te verminderen,<br />
constant te houden of te<br />
verhogen. Zo wordt het blokkeren van<br />
de wielen voorkomen.<br />
BELANGRIJK Tijdens het remmen<br />
kunnen lichte trillingen in het rem -<br />
pedaal worden gevoeld. Dit betekent<br />
dat het ABS in werking is getreden.<br />
De auto is uitgerust met<br />
een elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD). Als<br />
bij een draaiende motor tegelijker -<br />
tijd de waarschuwingslampjes ><br />
en x gaan branden, dan is er een<br />
storing in het EBD-systeem; in dat<br />
geval kunnen bij hard remmen de<br />
achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />
waardoor de auto kan gaan slippen.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar<br />
de dichtstbijzijnde Lancia-werkplaats<br />
om het systeem te laten controleren.
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
> gaat<br />
branden, dan is er een storing in<br />
het ABS-systeem. In dat geval<br />
werkt het conventionele remsys -<br />
teem op de normale manier,<br />
terwijl geen gebruik wordt gemaakt<br />
van het anti-blokkeersys -<br />
teem.Onder deze omstandigheden<br />
kan ook de werking van het EBDsysteem<br />
verminderen. Ook in dit<br />
geval raden wij u aan onmiddellijk<br />
en zeer voorzichtig naar de dichtst -<br />
bijzijnde Lancia-dealer te rijden,<br />
om het systeem te laten controleren.<br />
Als het waarschuwings -<br />
lampje x voor te laag rem -<br />
vloeistofniveau gaat branden,<br />
stop dan onmiddellijk de auto<br />
en raadpleeg een Lancia-dealer. Als<br />
er vloeistof lekt uit het hydraulische<br />
systeem, wordt de werking<br />
van zowel het conventionele remsysteem<br />
als het ABS in gevaar gebracht.<br />
De prestaties van het sys -<br />
teem vergroten in principe<br />
de actieve veiligheid, maar<br />
mogen de bestuurder er niet toe<br />
verleiden onnodige en onver -<br />
antwoorde risico’s te nemen. De<br />
rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />
aan de weersomstandigheden, het<br />
zicht en het verkeer.<br />
Als u te sterk op de motor<br />
afremt (lage versnellingen<br />
bij weinig grip), kunnen de<br />
aangedreven wielen doorslippen.<br />
Het ABS werkt niet bij deze vorm<br />
van slippen.<br />
De maximale remvertraging<br />
blijft uiteraard altijd<br />
afhankelijk van de grip<br />
van de banden op het wegdek. Bij<br />
sneeuw of ijs is de grip vanzelfsprekend<br />
veel minder, waardoor<br />
de remweg, ook met ABS, aanzienlijk<br />
langer zal zijn.<br />
143
AUTORADIO<br />
De auto is uitgerust met een complete<br />
autoradio.<br />
De autoradio is geïntegreerd in het<br />
multifunctionele display en kan worden<br />
uitgerust met een CD-speler en<br />
een hifi-systeem.<br />
ICS van Lancia (Integrated<br />
Control System) met<br />
navigatiesysteem (indien<br />
aanwezig)<br />
De beschrijving van het ICS van<br />
Lancia bij de uitvoering met navigatiesysteem<br />
en specifieke werking van<br />
de autoradio vindt u in het bijgevoegde<br />
supplement, dat samen met<br />
fig. 176<br />
144<br />
P4T0106<br />
het instructieboekje bij de auto wordt<br />
geleverd.<br />
LUIDSPREKERS<br />
Luidsprekers voor (fig. 176)<br />
De luidsprekers voor bevinden zich<br />
in de voorportieren.<br />
A - Tweeter (behalve uitvoeringen<br />
met BOSE hifi-systeem)<br />
B - Woofer.<br />
Luidsprekers achter (fig. 177)<br />
De luidsprekers achter C bevinden<br />
zich in de achterportieren (alleen uitvoeringen<br />
met BOSE hifi-systeem).<br />
fig. 177<br />
P4T0107<br />
Luidsprekers op de hoedenplank<br />
(fig. 178)<br />
De auto is ook voorzien van luidsprekers<br />
D aan beide uiteinden van de<br />
hoedenplank.<br />
fig. 178<br />
P4T0108
CD-SPELER (indien aanwezig)<br />
(fig. 179)<br />
De CD-speler is in de daarvoor bestemde<br />
ruimte links in de bagageruimte<br />
geplaatst, boven de ruimte<br />
voor de CD-speler van het ICS-navigatiesysteem<br />
van Lancia (indien<br />
aanwezig).<br />
Open het klepje om de speler te bereiken<br />
door knop A te draaien.<br />
fig. 179<br />
P4T0282<br />
BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Het hifi-audiosysteem bestaat uit:<br />
– twee woofer luidsprekers (diameter<br />
168 mm) met hoog uitgangsvermogen,<br />
gemonteerd in de voorportieren<br />
– twee tweeter luidsprekers (diameter<br />
50 mm) ingebouwd in de woofer<br />
luidsprekers op de voorportieren<br />
– twee midrange luidsprekers (diameter<br />
160 mm) met hoog uitgangs -<br />
vermogen en brede band, gemonteerd<br />
in de achterportieren<br />
– één subwoofer luidspreker (diameter<br />
230 mm) met hoog uitgangs -<br />
vermogen, ingebouwd in de hoedenplank<br />
(uitvoering Sedan)<br />
– een bass box met een inhoud van<br />
14 dm3 rechts in de bagageruimte<br />
(uitvoering Station Wagon)<br />
– een hifi-versterker met hoog uitgangsvermogen<br />
uit 5 kanalen, 4 van<br />
25 W en 1 van 100 W, in klasse D<br />
met analoge equalizer.<br />
Totaal muziekvermogen 300 W.<br />
Het hifi-systeem is speciaal voor de<br />
Lybra ontwikkeld om de beste akoes -<br />
tische prestaties te leveren en een<br />
muziek concert zo levensecht te laten<br />
klinken op iedere plaats in het interieur.<br />
Een van de belangrijke kenmerken<br />
van het systeem is de kristalheldere<br />
weergave van de hoge tonen en de<br />
volle en rijke bassen. Bovendien worden<br />
de klanken in het gehele interieur<br />
weergegeven, waardoor de inzittenden<br />
het gevoel van ruimtelijkheid krijgen<br />
zoals bij het beluisteren van levende<br />
muziek.<br />
De componenten van het systeem<br />
zijn onder licentie gefabriceerd en<br />
ontwikkeld met de meest geavanceerde<br />
technologie. De bediening van<br />
de autoradio is echter eenvoudig zodat<br />
ook minder ervaren mensen het<br />
systeem op de beste manier kunnen<br />
gebruiken.<br />
145
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 146<br />
GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS<br />
Dit hoofdstuk dient om de Lybra optimaal te<br />
gebruiken, hem niet te beschadigen en al zijn<br />
capaciteiten volledig te benutten. Wij geven u<br />
aanbevelingen “wat te doen, wat te laten en wat<br />
te vermijden” bij het rijden met de Lybra.<br />
In de meeste gevallen gaat het om zaken die<br />
ook voor andere auto’s belangrijk zijn. In<br />
andere gevallen gaat het specifiek om de<br />
werking van de Lybra. Daarom vragen wij ook<br />
voor dit hoofdstuk uw aandacht, zodat u de rijeigenschappen<br />
en de werking leert kennen. Zo<br />
haalt u het beste uit uw Lybra.<br />
146<br />
MOTOR STARTEN.......................................... 147<br />
PARKEREN..................................................... 150<br />
TANKEN MET DE L<strong>YBRA</strong>.............................. 150<br />
VEILIG RIJDEN.............................................. 154<br />
KOSTENBESPARING EN BEPERKING<br />
VAN DE UITSTOOT VAN DE<br />
SCHADELIJKE UITLAATGASSEN................. 158<br />
ECONOMISCH EN MILIEUVRIENDELIJK<br />
RIJDEN ........................................................... 160<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS..................... 161<br />
SNEEUWKETTINGEN ................................... 162<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN.................. 163<br />
PERIODIEKE CONTROLES EN VOOR<br />
LANGE REIZEN ............................................. 164<br />
EXTRA ACCESSOIRES .................................. 164<br />
SUGGESTIES VOOR<br />
NUTTIGE ACCESSOIRES .............................. 165
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 147<br />
MOTOR STARTEN<br />
Het is gevaarlijk om de<br />
motor in een afgesloten<br />
ruimte te laten draaien. De<br />
motor verbruikt zuurstof en produceert<br />
koolmonoxide en andere<br />
giftige stoffen.<br />
Direct na het starten van de motor,<br />
vooral wanneer de auto langere tijd<br />
niet gebruikt is, kan de motor iets<br />
meer geluid produceren. Dit geluid,<br />
dat niet schadelijk is voor de werking<br />
van de motor, wordt veroorzaakt door<br />
de hydraulische klepstoters: het dis -<br />
tri butiesysteem op de benzinemotor<br />
van de Lybra dat bijdraagt aan een<br />
vermindering van de onderhouds -<br />
werkzaamheden.<br />
BENZINEMOTOR STARTEN<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />
3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />
4) Draai de start-/contactsleutel in<br />
stand AVV en laat hem los zodra de<br />
motor aanslaat.<br />
Raak de hoogspannings -<br />
kabels (bougiekabels) nooit<br />
aan als de motor draait.<br />
Als de motor bij de eerste poging<br />
niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />
in stand STOP en nogmaals<br />
starten.<br />
Als met de start-/contactsleutel in<br />
stand MAR het controlelampje ¢<br />
samen met het waarschuwingslampje<br />
U blijft branden, raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP te draaien en<br />
vervolgens weer in stand MAR; als het<br />
lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />
het dan met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit (zie “Noodstart”<br />
in het hoofdstuk “Noodgevallen”)<br />
of wendt u tot een Lanciadealer.<br />
BELANGRIJK Laat de contact -<br />
sleutel niet in stand MAR staan als de<br />
motor stilstaat.<br />
147
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 148<br />
DIESELMOTOR STARTEN<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />
3) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR. Op het instrumentenpaneel<br />
gaan de controlelampjes men ¢<br />
branden.<br />
4) Wacht tot het lampje ¢ gedoofd<br />
is.<br />
5) Wacht tot het lampje m gedoofd<br />
is. Hoe warmer de motor, hoe<br />
sneller het lampje dooft. Bij een<br />
warme motor kan het lampje zo snel<br />
doven dat dit niet wordt opgemerkt.<br />
6) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in.<br />
7) Draai de contactsleutel in stand<br />
AVV nadat het lampje m gedoofd<br />
is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies<br />
weer afgekoeld.<br />
Het minimum toerental wordt bij<br />
een koude motor automatisch<br />
verhoogd.<br />
148<br />
Als het lampje m na het<br />
starten ongeveer 30 seconden<br />
gaat knipperen, betekent<br />
dit dat er een storing is in<br />
het voorgloeisysteem. U kunt op de<br />
gewone manier de motor starten<br />
maar u dient wel zo spoedig mogelijk<br />
contact op te nemen met een<br />
Lancia-dealer.<br />
Als de motor bij de eerste poging<br />
niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />
in stand STOP en nogmaals<br />
starten.<br />
Als met de start-/contactsleutel in<br />
stand MAR het controlelampje ¢<br />
samen met het waarschuwingslampje<br />
blijft branden, raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP te draaien en<br />
vervolgens weer in stand MAR; als het<br />
lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />
het dan met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat,<br />
wendt u dan tot een Lancia-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de contact -<br />
sleutel niet in stand MAR staan als de<br />
motor stilstaat.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 149<br />
MOTOR OPWARMEN MOTOR<br />
NA HET STARTEN<br />
(benzine en diesel)<br />
– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />
met hoge toerentallen draaien en trap<br />
het gaspedaal niet bruusk in.<br />
– Verlang de eerste kilometers geen<br />
maximale prestaties. We raden u aan<br />
te wachten totdat de koelvloeistof een<br />
temperatuur van 50° ÷ 60°C heeft bereikt.<br />
NOODSTART<br />
Als de regeleenheid van de Lancia<br />
CODE de via de contactsleutel gezonden<br />
code niet herkent (controlelampjes<br />
¢ en U op het in stru -<br />
menten paneel branden constant), kan<br />
een noodstart worden uitgevoerd met<br />
de code die op de CODE-card vermeld<br />
staat.<br />
Zie het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />
ROLLEND STARTEN<br />
Probeer auto’s met katalysator<br />
nooit te starten<br />
door ze aan te duwen, te<br />
slepen of van een helling te laten<br />
rijden. Op die wijze kan er onverbrande<br />
brandstof in de katalysator<br />
terechtkomen, waardoor hij<br />
onherstelbaar zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee dat<br />
de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor<br />
meer kracht nodig is voor de bediening<br />
van het rempedaal en het stuur.<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP terwijl de motor stationair<br />
draait.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft geen<br />
enkel nut, verspilt brandstof<br />
en is, vooral voor motoren met<br />
turbo-compressor, schadelijk.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de<br />
motor na een zware rit even “op<br />
adem” te laten komen. Zet de motor<br />
niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />
even stationair draaien. Hierdoor kan<br />
de temperatuur in de motorruimte<br />
dalen.<br />
149
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 150<br />
PARKEREN<br />
Zet de motor uit, trek de handrem<br />
aan, schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit<br />
als de weg omlaag loopt) en zet de<br />
voorwielen zo dat de auto, als de<br />
hand rem losschiet, snel tot stilstand<br />
komt.<br />
Als de auto op een steile helling<br />
staat, blokkeer de wielen dan met<br />
stenen of wiggen.<br />
Laat de contactsleutel nooit in stand<br />
MAR staan omdat hierdoor de accu<br />
uitgeput wordt.<br />
Neem de sleutel altijd uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat.<br />
150<br />
Laat kinderen nooit alleen<br />
achter in de auto.<br />
TANKEN MET<br />
DE L<strong>YBRA</strong><br />
BENZINE-UITVOERINGEN<br />
Door de toepassing van emissie -<br />
reductiesystemen in de Lybra mag u<br />
uitsluitend loodvrije benzine tanken.<br />
Om vergissingen te voorkomen is de<br />
diameter van de vulpijp van de tank<br />
kleiner, zodat het vulpistool voor<br />
loodhoudende benzine er niet in past.<br />
Het octaangetal van de benzine moet<br />
minimaal 95 R.O.N. zijn.<br />
Inhoud brandstoftank: 60 liter,<br />
inclusief een reserve van ongeveer<br />
8 liter.<br />
Tank met de Lybra nooit,<br />
niet in noodgevallen en<br />
ook niet een klein beetje,<br />
loodhoudende benzine. U zou de<br />
katalysator onherstelbaar beschadigen.<br />
Een beschadigde katalysator<br />
laat schadelijke stoffen<br />
in het uitlaatgas achter,<br />
waardoor het milieu wordt<br />
vervuild.<br />
fig. 1<br />
P4T0246
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 151<br />
DIESELUITVOERINGEN<br />
De dieselmotoren zijn<br />
uitsluitend geschikt voor<br />
dieselbrandstof voor motorvoertuigen<br />
(Europese specificaties<br />
EN590). Het gebruik van andere<br />
producten of mengsels kan de<br />
motor onherstelbaar beschadigen<br />
en het vervallen van de garantie tot<br />
gevolg hebben. Mocht u onver -<br />
hoopt een ander type brandstof<br />
tanken, dan mag de motor niet<br />
worden gestart en moet de brandstoftank<br />
worden afgetapt. Ook als<br />
de motor slechts kort heeft gedraaid,<br />
moet naast de brandstoftank,<br />
ook alle brandstof uit de<br />
brandstofleidingen worden afgetapt.<br />
Bij lage buitentemperaturen kan de<br />
vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />
verminderen door de vorming van paraffine,<br />
waardoor het dieselfilter verstopt<br />
kan raken.<br />
Om dit probleem te voorkomen<br />
wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />
dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />
voor de zomer of voor de winter is<br />
ontwikkeld.<br />
Bij buitentemperaturen die tussen de<br />
0 en 15°C schommelen (bijvoorbeeld<br />
in het voor- en najaar), kan de door<br />
het tankstation geleverde dieselbrandstof<br />
niet toereikend blijken te<br />
zijn.<br />
Gebruik in die omstandigheden, en<br />
vooral als de motor regelmatig wordt<br />
afgezet en weer wordt gestart bij lage<br />
buitentemperaturen (bijv. in de bergen),<br />
dieselbrandstof die speciaal voor<br />
de winter is ontwikkeld; in alle andere<br />
gevallen raden wij aan de dieselbrandstof<br />
te mengen met een speciaal<br />
vorstbeveiligingsmiddel in de verhouding<br />
die in de gebruiksaanwijzing van<br />
het middel is aangegeven. Vul de tank<br />
eerst met het middel en voeg daarna<br />
de dieselbrandstof toe.<br />
U moet het vorstbeveiligingsmiddel<br />
door de dieselbrandstof mengen voordat<br />
de dieselbrandstof door de kou van<br />
samenstelling is veranderd. Het nader -<br />
hand toevoegen heeft geen enkel effect.<br />
MOTOROLIE<br />
Oliepeil controleren: zie de aanwijzingen<br />
in het hoofdstuk “Onderhoud<br />
van de auto”.<br />
Het verschik tussen het MIN- en<br />
MAX -merkteken op de peilstok komt<br />
overeen met ongeveer 1 liter.<br />
Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-<br />
30 olie voor benzinemotoren.<br />
Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-<br />
40 olie voor dieselmotoren.<br />
Zie voor andere gegevens het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
KOELVLOEISTOF<br />
Bijvullen met een mengsel van 50%<br />
water en 50% PARAFLU11 . Zie voor<br />
andere gegevens het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
151
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 152<br />
BOUGIES<br />
1.6<br />
1.8<br />
2.0<br />
152<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR5EZ<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR6EZ<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />
Champion RC8BYC<br />
GLOEILAMP TYPE VERMOGEN<br />
Dimlicht<br />
Grootlicht<br />
Parkeerlichten voor<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />
Richtingaanwijzers achter<br />
Mistlampen voor<br />
Achterlichten<br />
Remlichten<br />
Derde remlicht (sedan)<br />
Derde remlicht (SW)<br />
Achteruitrijlichten<br />
Mistachterlicht<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Plafondverlichting voor<br />
Spiegelverlichting<br />
Plafondverlichting achter aan de zijkant<br />
en middenachter (SW)<br />
Dashboardkastje<br />
Bagageruimteverlichting (sedan)<br />
Bagageruimteverlichting (SW)<br />
Portieren<br />
H7<br />
H7<br />
H6W<br />
PY21W<br />
PY5W<br />
PY21W<br />
H3<br />
R10W<br />
P21W<br />
2.3W<br />
H21W<br />
P21W<br />
P21W<br />
C5W<br />
W5W<br />
C10W<br />
C10W<br />
C5W<br />
C5W<br />
C10W<br />
W5W<br />
60W<br />
55W<br />
6W<br />
21W<br />
5W<br />
21W<br />
55W<br />
10W<br />
21W<br />
2.3W<br />
21W<br />
21W<br />
21W<br />
5W<br />
5W<br />
10W<br />
10W<br />
5W<br />
5W<br />
10W<br />
5W
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 153<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Sedan Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reserve-<br />
Voor Achter Voor Achter wiel<br />
1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
Station Wagon<br />
1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
(n) Optional (*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />
Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />
153
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 154<br />
VEILIG RIJDEN<br />
Tijdens het ontwerpen van de Lybra<br />
heeft Lancia veel aandacht besteed<br />
aan de optimale veiligheid voor de inzittenden.<br />
Desalniettemin blijft het gedrag<br />
van de bestuurder van doorslaggevende<br />
betekenis voor de veiligheid<br />
op de weg.<br />
Hierna vindt u enkele eenvoudige<br />
tips en aanbevelingen om onder diverse<br />
omstandigheden veilig te rijden.<br />
Hoewel u de meeste natuurlijk al<br />
kent, is het toch de moeite waard ze<br />
aandachtig te lezen.<br />
VOOR U WEGRIJDT<br />
– Controleer of de verlichting goed<br />
werkt.<br />
– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />
in de juiste stand.<br />
– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze het<br />
hoofd steunen en niet de nek.<br />
– Controleer of de slag van de pedalen<br />
niet beperkt wordt (door matten<br />
enz.).<br />
– Pas de hoogte van de veiligheids -<br />
gordels zorgvuldig aan het eigen<br />
154<br />
postuur aan (zie de aanwijzingen in<br />
het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto -<br />
veiligheidsgordels”).<br />
– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />
(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd<br />
zijn.<br />
– Stuw eventuele bagage zorgvuldig<br />
in de bagageruimte om te voorkomen<br />
dat bij bruusk remmen voorwerpen<br />
door het interieur schieten.<br />
– Plaats op het dashboard geen<br />
voorwerpen of kaarten die in de voorruit<br />
kunnen weerspiegelen.<br />
– Gebruik geen zware maaltijden<br />
voor een reis.Een lichte maaltijd<br />
draagt ertoe bij goede reflexen te<br />
behouden. Vermijd vooral het gebruik<br />
van alcohol. Het gebruik van<br />
bepaalde medicijnen kan de rijvaardigheid<br />
beïnvloeden: lees aandachtig<br />
de bijgevoegde gebruiksaanwijzing.<br />
– Voer regelmatig controles uit. Zie<br />
hiervoor de paragraaf “Periodieke<br />
controles en voor lange reizen” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
TIJDENS DE RIT<br />
– De eerste regel van veilig rijden is<br />
voorzichtigheid.<br />
– Voorzichtigheid houdt ook in, dat<br />
u alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />
van anderen.<br />
– Houdt u altijd strikt aan de geldende<br />
verkeersregels van elk land<br />
waarin u rijdt en houdt u vooral aan<br />
de maximum snelheden.<br />
– Controleer ook altijd of naast uzelf<br />
ook alle overige inzittenden de veilig -<br />
heidsgordel dragen en dat de kinderen<br />
in passende zitjes worden vervoerd.<br />
Dieren dienen bij voorkeur in<br />
een van het interieur afgescheiden gedeelte<br />
te worden vervoerd.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 155<br />
Rijden onder invloed van<br />
alcohol, verdovende middelen,<br />
of bepaalde medicijnen<br />
is zeer gevaarlijk voor uzelf<br />
en voor anderen.<br />
Draag altijd veiligheids -<br />
gordels, zowel voorin als<br />
achterin en zorg ervoor<br />
dat kinderen in passende zitjes<br />
worden vervoerd. Rijden zonder<br />
veilig heidsgordels vergroot het<br />
risico op ernstig letsel of dodelijke<br />
afloop bij een ongeval.<br />
– Lange reizen moeten in optimale<br />
conditie worden gestart.<br />
– Rijd niet te lang achter elkaar,<br />
maar las pauzes in en gebruik die om<br />
een beetje te bewegen en weer op<br />
krachten te komen.<br />
– Zorg voor een constante luchtverversing<br />
in het interieur.<br />
– Rijd nooit van een helling af met<br />
een afgezette motor: u kunt dan niet<br />
op de motor afremmen en de rem- en<br />
stuurbekrachtiging werken niet,<br />
waar door u krachtiger op de rem<br />
moet trappen en aan het stuur moet<br />
draaien.<br />
– Rijd nooit van een helling af met<br />
de versnellingspook in de vrij-stand:<br />
op deze manier kan niet op de motor<br />
worden afgeremd.<br />
IN HET DONKER RIJDEN<br />
Enkele belangrijke tips voor het rijden<br />
in het donker:<br />
– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />
donker vergt veel meer concentratie.<br />
– Beperk de snelheid, vooral op onverlichte<br />
wegen.<br />
– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />
doorrijden levert gevaar op<br />
voor uzelf en voor anderen. Ga pas<br />
weer rijden na voldoende rust.<br />
– Bewaar een veilige afstand, groter<br />
dan overdag, van de auto’s die voor u<br />
rijden. Het is moeilijk om de snelheid<br />
van andere auto’s te schatten als alleen<br />
de lichten te zien zijn.<br />
– Controleer of de koplampen goed<br />
staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />
wordt uw zicht beperkt en raakt u<br />
sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,<br />
kunnen ze andere weggebruikers hinderen.<br />
– Gebruik het grootlicht alleen buiten<br />
de stad en als u zeker weet dat u<br />
andere weggebruikers niet hindert.<br />
– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />
als u een tegenligger ziet en<br />
passeer met dimlicht.<br />
– Houd alle lampen schoon.<br />
– Let buiten de stad op overstekende<br />
dieren.<br />
155
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 156<br />
MET REGEN RIJDEN<br />
Regen en natte wegen leveren gevaar<br />
op.<br />
Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />
moeilijker, omdat de wrijving tussen<br />
de banden en het wegdek aanzienlijk<br />
minder is. Het gevolg is dat de<br />
remweg aanmerkelijk langer is en dat<br />
de grip op het wegdek minder is.<br />
Enkele tips voor het rijden met<br />
regen:<br />
– Beperk de snelheid en bewaar een<br />
grotere afstand van de auto’s die voor<br />
u rijden.<br />
– Als het erg hard regent, wordt ook<br />
het zicht beperkt. Ontsteek in dat geval,<br />
ook overdag, het dimlicht, om de<br />
zichtbaarheid voor anderen te vergroten.<br />
– Rijd niet met hoge snelheid door<br />
plassen en houd het stuur stevig vast.<br />
Als u met hoge snelheid door een plas<br />
rijdt, kunt u de controle over de auto<br />
verliezen (“aquaplaning”).<br />
156<br />
– Zet de bedieningsknoppen van de<br />
ventilatie op ontwasemen (zie hoofdstuk<br />
“Wegwijs in uw auto”), zodat u<br />
een goed zicht houdt.<br />
– Controleer regelmatig de conditie<br />
van de ruitenwisserbladen.<br />
IN DE MIST RIJDEN<br />
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden<br />
in dichte mist.<br />
Tips bij nevel, mist of kans op mistbanken:<br />
– Beperk uw snelheid.<br />
– Ontsteek, ook overdag, het dim -<br />
licht, het mistachterlicht of de eventuele<br />
mistlampen voor. Gebruik niet<br />
het grootlicht.<br />
BELANGRIJK Doof bij stukken<br />
met goed zicht de mistachterlichten<br />
om de weggebruikers achter u niet te<br />
hinderen.<br />
– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />
nat maakt, waardoor manoeuvres<br />
moeilijker uit te voeren zijn en de<br />
remweg langer is.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s<br />
voor u.<br />
– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />
snelheidswisselingen.<br />
– Vermijd zoveel mogelijk het inhalen<br />
van andere voertuigen.<br />
– Als u plotseling moet stoppen (bij<br />
een defect, door sterke vermindering<br />
van het zicht enz.), tracht dan toch<br />
buiten de rijstrook te stoppen. Zet<br />
vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />
aan en, zo mogelijk, de<br />
dimlichten. Druk in een rustig ritme<br />
op de claxon als u een andere auto<br />
denkt te zien.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 157<br />
IN DE BERGEN RIJDEN<br />
– Rem zoveel mogelijk op de motor<br />
af en rijd in een lage versnelling berg -<br />
afwaarts. Daarmee voorkomt u dat de<br />
remmen oververhit raken.<br />
– Rijd nooit van een heuvel af met<br />
afgezette motor of met de versnellingspook<br />
in de vrij-stand, en absoluut<br />
nooit met uitgenomen contactsleutel.<br />
– Rijd met een matige snelheid, en<br />
vermijd het “afsnijden” van bochten.<br />
– Denk eraan dat bergopwaarts<br />
inhalen veel langzamer gaat en dat de<br />
weg daarom langer vrij moet zijn. Als<br />
u wordt ingehaald terwijl u berg -<br />
opwaarts rijdt, geef de passerende<br />
auto dan de ruimte.<br />
MET SNEEUW EN IJS RIJDEN<br />
Enkele tips voor het rijden met<br />
sneeuw en ijs:<br />
– Rijd met zeer matige snelheid.<br />
– Monteer sneeuwkettingen als u op<br />
besneeuwde wegen rijdt; zie de paragraaf<br />
“sneeuwkettingen” in dit hoofdstuk.<br />
– Rem bij voorkeur op de motor af<br />
en vermijd bruusk remmen.<br />
– Als uw auto niet voorzien is van<br />
ABS, pas dan op dat de wielen niet<br />
blokkeren. U voorkomt dit door de<br />
druk op het rempedaal zorgvuldig te<br />
doseren.<br />
– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />
van richting veranderen.<br />
– In de winter kan op schijnbaar<br />
droge wegen toch ijs liggen. Let daar -<br />
om vooral goed op de delen van de<br />
weg die door de aanwezigheid van<br />
bomen of rotsen weinig zon krijgen,<br />
waardoor ijs kan blijven liggen.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s<br />
voor u.<br />
MET ABS RIJDEN<br />
Het ABS is een voorziening op het<br />
remsysteem dat twee belangrijke<br />
voor delen biedt:<br />
1) Het voorkomt het blokkeren en<br />
daarmee het slippen van de wielen bij<br />
een noodstop en in omstandigheden<br />
waarbij de grip op het wegdek beperkt<br />
is.<br />
2) Het houdt de auto tijdens het<br />
remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt<br />
u tijdens het remmen obstakels<br />
ontwijken of van richting veranderen,<br />
mits de grip van de banden dit toelaat.<br />
Het beste gebruik van ABS:<br />
– Bij een noodstop of bij verminderde<br />
grip voelt u een lichte trilling in<br />
het rempedaal: dit is het signaal dat<br />
het ABS werkt. Laat het pedaal niet<br />
los, maar blijf het ingetrapt houden<br />
zodat het remsysteem continu werkt.<br />
– Het ABS voorkomt het blokkeren<br />
van de wielen, maar verhoogt de grip<br />
van de banden op het wegdek niet.<br />
Houd daarom ook met auto’s met<br />
ABS een veilige afstand van de auto’s<br />
die voor u rijden en beperk de<br />
snelheid voor u een bocht inrijdt.<br />
– Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />
van de auto te verbeteren,<br />
en niet om harder te rijden.<br />
157
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 158<br />
KOSTENBESPARING EN BESCHERMING<br />
VAN HET MILIEU<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />
waardoor de kosten van de auto zo<br />
laag mogelijk blijven en de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />
mogelijk beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levens -<br />
duur, de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />
de lucht-/brandstoffilters, de<br />
inspuitventielen, enz, regelmatig controleren<br />
en eventueel afstellen, zoals<br />
in het onderhoudsschema is aangegeven.<br />
158<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste<br />
één keer per maand, de spanning van<br />
de banden. Als de spanning te laag is,<br />
wordt de weerstand groter en neemt<br />
het verbruik toe. Bovendien slijten<br />
hierdoor de banden sneller en ver -<br />
slechtert de wegligging van de auto,<br />
waardoor de veiligheid in gevaar kan<br />
worden gebracht.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen<br />
bagageruimte. Het gewicht van de<br />
auto (vooral in stadsverkeer) en de<br />
wieluitlijning hebben grote invloed op<br />
het brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager<br />
als u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />
de aërodynamica van de<br />
auto, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt. Gebruik voor het vervoer<br />
van volumineuze voorwerpen bij<br />
voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties alleen<br />
als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de<br />
ruitenwissers en de aanjager van het<br />
ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />
veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt (tot aan 25%<br />
in stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie, waardoor de motor zwaar<br />
wordt belast en het brandstofverbruik<br />
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />
Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />
het toelaat bij voorkeur de functies<br />
van het ventilatiesysteem.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 159<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde<br />
aërodynamische accessoires kan de<br />
aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal<br />
toenemen.<br />
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat,<br />
niet warmdraaien met stationair toerental<br />
en ook niet met een hoog toerental:<br />
onder deze omstandigheden<br />
warmt de motor veel langzamer op,<br />
terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />
om rustig weg te rijden en geen hoge<br />
toerentallen te gebruiken. Op deze<br />
manier warmt de motor sneller op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u<br />
de motor afzet. Deze handeling heeft<br />
evenals het overschakelen met tussengas<br />
geen enkel nut. Het kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg<br />
het toelaten de hoogste versnelling.<br />
Het inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie, ver -<br />
hoogt het brandstofverbruik. Op dezelfde<br />
wijze neemt bij het oneigenlijke<br />
gebruik van een hoge versnelling, het<br />
verbruik en de schadelijke uitlaatgas -<br />
emissie toe. Bovendien slijt de motor<br />
hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />
toe bij een hogere snelheid: als<br />
de snelheid wordt verhoogd van 90<br />
naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />
met ongeveer 30% toe. Rijd<br />
daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />
snelheid, vermijd over bodig<br />
remmen en optrekken. Dit kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />
daarom aan om rustig te rijden en een<br />
veilige afstand te bewaren van de<br />
auto’s die voor u rijden, waardoor u<br />
tijdig kunt reageren op gevaarlijke<br />
situaties (bijv. kettingbotsingen).<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken waarbij de<br />
motor met hoge toerentallen draait,<br />
kost veel brandstof en verhoogt de<br />
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Het is beter geleidelijk op te trekken<br />
en geen maximale toerentallen te gebruiken.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud<br />
starten, bereikt de motor niet de optimale<br />
bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in<br />
stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
159
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 160<br />
Verkeerssituatie en conditie<br />
van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />
filerijden, waarbij overwegend lage<br />
versnellingen worden gebruikt, of in<br />
de stad waar zich veel verkeerslichten<br />
bevinden, zal het brandstofverbruik<br />
aanzienlijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />
slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (spoorweg -<br />
overgang), is het raadzaam de motor<br />
uit te zetten.<br />
160<br />
ECONOMISCH EN MILIEUVRIENDELIJK<br />
RIJDEN<br />
De bescherming van het milieu is<br />
een van de uitgangspunten geweest bij<br />
de ontwikkeling van de Lybra. Het is<br />
niet voor niets dat de resultaten van<br />
zijn emissiereductiesystemen boven de<br />
geldende normen liggen.<br />
Het milieu heeft recht op maximale<br />
aandacht van iedereen.<br />
De automobilist kan door enkele<br />
simpele aanwijzingen op te volgen,<br />
voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />
aan het milieu toebrengt. Vaak wordt<br />
door die aanwijzingen ook het brandstofverbruik<br />
beperkt.<br />
Over dit onderwerp vindt u hierna<br />
diverse nuttige tips, die een geheel<br />
vormen met de tips met het symbool<br />
# die u in diverse hoofdstukken van<br />
dit boekje kunt vinden.<br />
We vragen uw aandacht voor al deze<br />
tips.<br />
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />
De correcte werking van deze systemen<br />
is niet alleen belangrijk voor het<br />
milieu, maar ook voor het rendement<br />
van de auto. Het in goede conditie<br />
houden van de systemen is de belang -<br />
rijkste voorwaarde voor milieubewust<br />
en economisch rijden.<br />
De eerste eis is, dat u zich te allen<br />
tijde houdt aan het geprogrammeerd<br />
onderhoudsschema.<br />
Gebruik voor de benzinemotoren<br />
uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Als het starten problemen oplevert,<br />
blijf dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />
aanslepen of rollend starten:<br />
al deze handelingen kunnen de katalysator<br />
beschadigen. Maak bij een<br />
noodstart uitsluitend gebruik van een<br />
hulpaccu.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 161<br />
Als de motor tijdens het rijden<br />
“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig zodat<br />
de motor zo min mogelijk wordt<br />
belast en wendt u zo snel mogelijk tot<br />
een Lancia-dealer.<br />
Als het waarschuwingslampje van de<br />
brandstofreserve brandt, tank dan zo<br />
snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />
kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />
veroorzaken, waardoor de<br />
temperatuur van de uitlaatgassen<br />
stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />
ernstig beschadigen.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.<br />
Laat de motor voor vertrek niet<br />
warmdraaien met stationair toerental,<br />
behalve als de buitentemperaturen<br />
zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />
geval moet u de motor niet langer dan<br />
30 seconden laten warmdraaien.<br />
Onder normale bedrijfs -<br />
omstandigheden bereikt<br />
de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet<br />
boven brandbare materialen (gras,<br />
droge bladeren, dennennaalden<br />
enz.): brandgevaar.<br />
Monteer geen andere hitteschilden<br />
en verwijder de op de katalysator en<br />
uitlaat gemonteerde schilden niet.<br />
Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />
op de katalysator, de<br />
lambdasonde en het uitlaatsysteem.<br />
Het negeren van deze<br />
aanwijzingen kan brandgevaar<br />
opleveren.<br />
TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhang -<br />
wagens of caravans moet de auto uitgerust<br />
zijn met een trekhaak van een<br />
goedgekeurd type en een adequate<br />
elektrische installatie.<br />
De montage van de trekhaak moet<br />
door gespecialiseerd personeel worden<br />
uitgevoerd. Ook moet documentatie<br />
worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />
met een aanhanger.<br />
Monteer speciale en/of extra achter -<br />
uitkijkspiegels, waarmee u voldoet<br />
aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen<br />
van de auto door het gewicht van<br />
een aanhanger of caravan wordt beperkt,<br />
de remweg langer wordt en dat u<br />
langer de tijd nodig heeft om in te halen.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen dat<br />
u constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat<br />
op de trekhaak rust, moet worden afgetrokken<br />
van het laadvermogen van<br />
de auto.<br />
161
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 162<br />
Om er zeker van te zijn dat u het<br />
maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />
niet overschrijdt, moet u er<br />
rekening mee houden dat het gewicht<br />
betrekking heeft op het totale gewicht<br />
van de aanhangwagen of caravan, inclusief<br />
accessoires en bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger<br />
gelden.<br />
Het ABS werkt niet op het<br />
remsysteem van de aan -<br />
hanger. Wees daarom extra<br />
voorzichtig op gladde wegen.<br />
Voer in geen geval modificaties<br />
aan het remsys -<br />
teem van de auto uit. Het<br />
remsysteem van de aanhanger<br />
moet geheel onafhankelijk van het<br />
hydraulisch remsysteem van de<br />
auto worden bediend.<br />
162<br />
SNEEUW -<br />
KETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van<br />
het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op<br />
de voorwielen gemonteerd worden<br />
(aangedreven wielen).<br />
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />
met een geringe dikte (de ketting mag<br />
maximaal 9 mm boven het profiel van<br />
de band uitsteken).<br />
Voordat u overgaat tot de aankoop<br />
en montage van sneeuwkettingen,<br />
raden wij u aan contact op te nemen<br />
met de Lancia-dealer.<br />
Controleer na enkele meters rijden<br />
of de kettingen nog goed gespannen<br />
zijn.<br />
BELANGRIJK Omdat het reservewiel<br />
beperkte afmetingen heeft (noodreservewiel,<br />
indien aanwezig), is het niet geschikt<br />
voor de montage van een<br />
sneeuwketting. Als u een lekke voorband<br />
hebt, kunt u het reservewiel op de achteras<br />
plaatsen en het achterwiel op de<br />
vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale<br />
wielen waarop u sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.<br />
Beperk de snelheid als u<br />
sneeuwkettingen gebruikt.<br />
Vermijd kuilen, stoepranden<br />
en andere obstakels en rijd,<br />
om de banden, de wielophanging<br />
en de stuurinrichting niet te beschadigen,<br />
geen lange stukken op<br />
sneeuwvrije wegen.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 163<br />
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de<br />
auto enkele maanden niet wordt gebruikt:<br />
– Zet de auto in een overdekte,<br />
droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />
ruimte.<br />
– Schakel een versnelling in.<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
– Maak de accukabels los van de<br />
accu (koppel altijd eerste de min kabel<br />
los) en controleer de acculading. Controleer<br />
daarna de acculading iedere<br />
drie maanden. Laad de accu op als de<br />
spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel<br />
het alarm dan uit met de afstands -<br />
bediening en stel het systeem buiten<br />
werking door de sleutelschakelaar in<br />
de stand “OFF” te draaien (zie “Diefstalalarm”<br />
in het hoofdstuk “Wegwijs<br />
in uw auto”).<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
– Maak de gespoten plaatdelen<br />
schoon en behandel ze met een beschermende<br />
was.<br />
– Reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor<br />
geschikte middelen.<br />
– Smeer de wisserrubbers van de<br />
ruitenwissers en achterruitwisser in<br />
met talkpoeder en laat ze los van de<br />
ruit staan.<br />
– Zet de ruiten een klein stukje<br />
open.<br />
– Dek de auto af met een stoffen of<br />
een ademende kunststof hoes. Gebruik<br />
geen dichte plastic hoes, omdat<br />
het in en op de auto aanwezige vocht<br />
dan niet kan verdampen.<br />
– Breng de bandenspanning +0,5<br />
bar boven de normaal voorgeschreven<br />
spanning en controleer deze regel -<br />
matig.<br />
– Controleer de acculading iedere<br />
maand.<br />
– Tap het koelsysteem van de motor<br />
niet af.<br />
163
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 164<br />
PERIODIEKE<br />
CONTROLES EN<br />
VOOR LANGE<br />
REIZEN<br />
Controleer regelmatig:<br />
– bandenspanning en conditie van<br />
de banden<br />
– niveau van het elektrolyt van de<br />
accu<br />
– niveau van de motorolie<br />
– niveau van de koelvloeistof en de<br />
conditie van het koelsysteem<br />
– niveau van de remvloeistof<br />
– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />
– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging.<br />
164<br />
EXTRA<br />
ACCESSOIRES<br />
RADIOZENDAPPARATUUR EN<br />
MOBIELE TELEFOON<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc)<br />
mogen alleen in de auto worden gebruikt<br />
als er een aparte antenne aan<br />
de buitenkant van de auto wordt gemonteerd.<br />
Door het gebruik van een<br />
mobiele telefoon, een 27<br />
mc-zender of gelijksoortige<br />
apparaten in de auto (zonder<br />
buitenantenne) ontstaan elektromagnetische<br />
velden die, versterkt<br />
door de reflectie in het interieur,<br />
niet alleen schadelijk voor de gezondheid<br />
van de inzittenden kunnen<br />
zijn, maar ook storingen in de<br />
elektrische systemen van de auto<br />
kunnen veroorzaken. Hierdoor<br />
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.Bovendien<br />
wordt de zenden<br />
ontvangstkwaliteit aanzienlijk<br />
beperkt door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.
L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL:L<strong>YBRA</strong> 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 165<br />
SUGGESTIES<br />
VOOR NUTTIGE<br />
ACCESSOIRES<br />
Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />
raden wij u aan het volgende<br />
aan boord te hebben (fig. 2):<br />
– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />
desinfecterende deppers, steriele<br />
gaaskompressen, verbandgaas,<br />
pleisters enz.,<br />
– een brandblusser,<br />
– een zaklamp,<br />
– een schaar met afgeronde punten,<br />
– werkhandschoenen.<br />
fig. 2<br />
P4T0245<br />
De afgebeelde en beschreven voor -<br />
werpen zijn opgenomen in het Lancia<br />
Lineaccessori-programma.<br />
165
NOODGEVALLEN<br />
Wie in een noodsituatie verkeert, heeft di recte<br />
en concrete hulp nodig.<br />
De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt<br />
om u zonodig te helpen.<br />
Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen<br />
behandeld; voor elk wordt beschreven wat u<br />
zelf kunt doen om het probleem te verhelpen. Bij<br />
eventuele grotere problemen is het echter nodig<br />
een Lancia-dealer te raadplegen.<br />
Wij willen u eraan herinneren, dat u bij het<br />
instructieboekje ook de “SERVICE- EN GARAN-<br />
TIEHANDLEIDING” hebt ontvangen. Hierin<br />
staat exact beschreven welke service u in probleemsituaties<br />
van Lancia mag verwachten.<br />
Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan<br />
kunt u de informatie als het nodig is, snel vinden.<br />
166<br />
NOODSTART .................................................. 167<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU..................... 168<br />
ROLLEND STARTEN.......................................... 169<br />
EEN LEKKE BAND ........................................ 169<br />
GLOEILAMP VERVANGEN............................ 176<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING................ 179<br />
DEFECTE INTERIEURVERLICHTING.......... 184<br />
EEN DOORGEBRANDE ZEKERING .............. 187<br />
EEN LEGE ACCU........................................... 196<br />
HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................ 196<br />
HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />
OF EEN ANDERE AUTO................................ 197<br />
BIJ EEN ONGEVAL ........................................ 198
NOODSTART<br />
Als de Lancia CODE er niet in slaagt<br />
om de startblokkering op te heffen,<br />
blijven het controlelampje ¢en het<br />
waarschuwingslampje U branden en<br />
start de motor niet. Voor het starten<br />
van de motor is het nodig een noodstart<br />
uit te voeren.<br />
Wij raden u aan om eerst de instructies<br />
goed te lezen voordat u de<br />
motor op deze wijze start.<br />
Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />
een vergissing wordt gemaakt,<br />
moet de contactsleutel in stand STOP<br />
worden gedraaid en de gehele procedure<br />
vanaf het begin (punt 1) worden<br />
herhaald.<br />
1)Lees de 5-cijferige elektronische<br />
code die op de CODE-card staat vermeld.<br />
2) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />
houd het ingetrapt. Het waarschu -<br />
wings lampje U van het inspuitsys -<br />
teem gaat ongeveer 8 seconden branden.<br />
Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten. Het<br />
waar schuwingslampje U begint te<br />
knipperen.<br />
4) Als het lampje evenveel keer heeft<br />
geknipperd als het eerste cijfer van de<br />
code op uw CODE-card, moet u het<br />
gaspedaal intrappen en ingetrapt houden<br />
totdat het lampje U 4 seconden<br />
heeft gebrand. Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten.<br />
5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft<br />
geknipperd als het tweede cijfer van<br />
de code op uw CODE-card, moet u<br />
het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden.<br />
6) Herhaal deze procedure voor de<br />
overige cijfers van de code op uw<br />
CODE-card.<br />
7) Houd bij het laatste cijfer het gas -<br />
pedaal ingetrapt. Het lampje U<br />
gaat 4 seconden branden. Zodra het<br />
lampje is gedoofd, moet u het gas -<br />
pedaal loslaten.<br />
8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />
snel gaat knipperen, is de procedure<br />
op de juiste wijze uitgevoerd.<br />
9) Start de motor door de contactsleutel<br />
van stand MAR in stand AVV<br />
draaien, zonder de sleutel in stand<br />
STOP te plaatsen.<br />
Als het lampje U blijft branden,<br />
draai dan de contactsleutel in stand<br />
STOP en herhaal de procedure vanaf<br />
punt 1).<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende<br />
startpoging van de motor moet deze<br />
noodstartprocedure worden herhaald.<br />
Wij raden u daarom aan om na het<br />
uitvoeren van een noodstart een<br />
Lancia-dealer te raadplegen.<br />
167
STARTEN MET EEN<br />
HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor<br />
worden gestart met een hulpaccu, die<br />
ten minste dezelfde capaciteit moet<br />
hebben als de lege accu (zie hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Ga als volgt te werk:<br />
1) Verbind de pluspolen A (fig. 1) en<br />
B van de accu’s met een startkabel.<br />
2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpool C van de hulpaccu en het<br />
metalen uiteinde D van de massa -<br />
kabel van de auto met de lege accu.<br />
BELANGRIJK Verbind de min -<br />
polen van de twee accu’s niet rechtstreeks:<br />
eventuele vonken kunnen het<br />
explosieve gas ontsteken dat uit de<br />
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />
is geïnstalleerd aan boord van een andere<br />
auto, mogen tussen deze auto en<br />
de auto met de lege accu niet per ongeluk<br />
metalen delen met elkaar in<br />
verbinding staan.<br />
168<br />
3) Start de motor.<br />
4) Neem als de motor draait, de kabels<br />
in omgekeerde volgorde los: klem<br />
D, C, B en tenslotte A.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />
wendt u tot een Lancia-dealer.<br />
fig. 1<br />
P4T0109<br />
Voer deze procedure niet<br />
uit als u er geen ervaring<br />
mee hebt: Onjuiste handelingen<br />
kunnen leiden tot vonken<br />
en ernstige beschadiging van de<br />
accu en de elektrische installatie.<br />
Kom ook niet dichtbij een accu<br />
met open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroorzaak geen vonken:<br />
brand- en ontploffingsgevaar.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
accul ader: de elektronische<br />
systemen kunnen beschadigen; in<br />
het bijzonder de regeleenheden<br />
van de ontsteking en de inspuiting.
ROLLEND<br />
STARTEN<br />
Probeer auto’s met katalysator<br />
nooit te starten<br />
door ze aan te duwen, te<br />
slepen of van een helling te laten<br />
rijden. Op die wijze kan er onverbrande<br />
brandstof in de katalysator<br />
terechtkomen, waardoor hij<br />
onherstelbaar zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee dat<br />
de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang<br />
de motor niet is aangeslagen. U<br />
moet daarom krachtiger op de rem<br />
trappen en aan het stuur draaien.<br />
EEN LEKKE BAND<br />
Voor het verwisselen van het wiel en<br />
voor het juiste gebruik van de krik en<br />
het reservewiel (indien aanwezig)<br />
moeten de onderstaande voorzorgs -<br />
maatregelen in acht worden genomen.<br />
Attendeer het overige<br />
verkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v.: de waarschu -<br />
wingsknipperlichten, de gevarendriehoek,<br />
enz.<br />
Tijdens het verwisselen van een<br />
wiel moeten alle inzittenden de auto<br />
hebben verlaten, en op een veilige<br />
afstand van het verkeer wachten,<br />
totdat het wiel verwisseld is.<br />
Blokkeer de wielen met stenen of<br />
andere voorwerpen als de auto<br />
schuin op een helling of op een<br />
slecht wegdek staat.<br />
Het reservewiel (indien<br />
aanwezig) is speciaal ont -<br />
worpen voor deze auto;<br />
monteer het wiel niet op andere<br />
modellen en monteer ook geen reservewielen<br />
van andere modellen<br />
op uw auto.<br />
Het reservewiel is kleiner<br />
dan de normale wielen en<br />
mag uitsluitend gebruikt<br />
worden om de dichtstbijzijnde reparatiewerkplaats<br />
te bereiken,<br />
waar de lekke band gerepareerd<br />
kan worden. Tijdens het gebruik<br />
van het reservewiel mag u niet<br />
harder dan 80 km/h rijden.Op het<br />
reservewiel is een sticker aangebracht<br />
waarop de belangrijkste<br />
aanwijzingen en de beperkingen<br />
staan vermeld met betrekking tot<br />
het gebruik van het reservewiel .<br />
Deze sticker mag absoluut niet<br />
worden verwijderd of afgedekt.Op<br />
de sticker staan de volgende<br />
aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />
ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJ-<br />
DELIJK GEBRUIK! MAXIMAAL<br />
80 KM/H!<br />
VERVANG ZO SNEL MOGELIJK<br />
DOOR EEN NORMAAL WIEL.<br />
BEDEK DEZE AANWIJZINGEN<br />
NIET.<br />
Op het reservewiel mag nooit een<br />
wieldeksel worden gemonteerd. Bij<br />
een gemonteerd reservewiel veranderen<br />
de rij-eigenschappen van de<br />
auto. Vermijd met vol gas optrek -<br />
ken, bruusk remmen en hoge snel -<br />
heden in de bochten.<br />
169
Het reservewiel (indien<br />
aanwezig) heeft een levens -<br />
duur van maximaal 3.000<br />
km. Na deze afstand moet het reservewiel<br />
vervangen worden door<br />
een ander wiel van hetzelfde type.<br />
Monteer nooit een normale band<br />
op de velg van het reservewiel.<br />
Laat het verwisselde wiel zo snel<br />
mogelijk repareren en monteren.<br />
Het is niet toegestaan met twee of<br />
meer reservewielen te rijden.<br />
Smeer de schroefdraad van de<br />
wielbouten niet met vet in voordat<br />
u ze monteert: de bouten kunnen<br />
loslopen.<br />
De krik dient uitsluitend voor het<br />
verwisselen van een wiel van de<br />
auto waarbij hij geleverd is of voor<br />
auto’s van hetzelfde model. Gebruik<br />
de krik niet voor het op -<br />
krikken van andere auto’s en beslist<br />
nooit voor het uitvoeren van<br />
werkzaamheden onder de auto.<br />
Als de krik niet juist geplaatst<br />
wordt, kan de opgekrikte auto van<br />
de krik vallen.<br />
170<br />
Op een sticker op de krik<br />
is het maximum hefvermogen<br />
aangegeven; de krik<br />
mag nooit voor een zwaardere last<br />
worden gebruikt.<br />
Het noodreservewiel (indien<br />
aanwezig) is niet geschikt voor de<br />
montage van sneeuwkettingen. Als<br />
u een lekke voorband (aangedreven<br />
wiel) heeft en er moet met<br />
sneeuwkettingen worden gereden,<br />
dan moet u een wiel van de achter -<br />
as afhalen en daarvoor in de plaats<br />
het noodreservewiel monteren. Op<br />
deze manier heeft u de beschikking<br />
over twee normale voor wielen<br />
waarop sneeuwkettingen gemonteerd<br />
kunnen worden en is deze<br />
noodsituatie opgelost.<br />
Door een verkeerde montage kan<br />
het wieldeksel tijdens het rijden<br />
loslaten. Maak het ventiel absoluut<br />
niet open. Plaats geen enkel stuk<br />
gereedschap tussen velg en band.<br />
Controleer regelmatig de spanning<br />
van de banden en van het reservewiel<br />
en houdt u daarbij aan<br />
de waarden die beschreven staan<br />
in het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
WIEL VERWISSELEN<br />
De richtlijnen geven aan dat:<br />
– de krik 2,05 kg moet wegen<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen<br />
– de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type<br />
– buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag kunnen worden.<br />
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
reservewiel met normale afmetingen<br />
(indien aanwezig).<br />
fig. 2<br />
P4T0110
Ga als volgt te werk voor het<br />
verwisselen van een wiel:<br />
1) Stop de auto op een plaats waar<br />
het verkeer niet in gevaar wordt gebracht<br />
en in alle veiligheid het wiel<br />
kan worden verwisseld. Zet de auto zo<br />
mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond.<br />
fig. 3<br />
fig. 4<br />
P4T0281<br />
P4T0111<br />
2) Trek de handrem aan.<br />
3) Schakel de eerste versnelling of de<br />
achteruit in.<br />
4) Open het kofferdeksel, til de be -<br />
kleding op en haak deze aan de<br />
boven rand vast met de daarvoor bestemde<br />
riem A (fig. 2).<br />
De vloerbedekking kan ook uit de bagageruimte<br />
worden verwijderd door de<br />
vloerbedekking naar achteren te<br />
trekken. Verwijder het vulstuk (fig. 3).<br />
5) Draai de blokkeerschroef B (fig.<br />
4) los, pak de gereedschaphouder C<br />
en het reservewiel D en plaats deze<br />
dicht bij het te verwisselen wiel.<br />
fig. 5<br />
P4T0112<br />
6) Verwijder op uitvoeringen met<br />
metalen velgen het geklemde wieldeksel<br />
E (fig. 5) door het bij de gaten<br />
vast te pakken en naar buiten te<br />
trekken of door het met de platte kant<br />
van de bijgeleverde schroevendraaier<br />
aan de rand los te wippen.<br />
fig. 6<br />
171<br />
P4T0113
7) Bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />
velgen moet het geklemde wieldeksel<br />
worden verwijderd door de platte<br />
kant van de bijgeleverde schroevendraaier<br />
op de daarvoor bestemde<br />
plaats als hefboom te gebruiken.<br />
Schud vervolgens enige malen aan de<br />
bovenkant van de carrosserie, waardoor<br />
de velg los van de wielnaaf kan<br />
komen.<br />
fig. 7<br />
fig. 8<br />
172<br />
P4T0114<br />
P4T0115<br />
8) Draai de wielbouten ongeveer één<br />
slag los met behulp van de bijgeleverde<br />
sleutel (fig. 6).<br />
9) Plaats de krik onder de auto,<br />
dicht bij het te verwisselen wiel, op de<br />
punten die staan aangegeven aan de<br />
onderkant van de portieren:<br />
– punt 1 (fig. 7) voor het verwisselen<br />
van een voorwiel;<br />
– punt 2 (fig. 8) voor het verwisselen<br />
van een achterwiel.<br />
10) Draai met het wieltje F (fig. 9)<br />
de krik iets omhoog en plaats vervolgens<br />
de krik onder de auto.<br />
fig. 9<br />
P4T0116<br />
11) Bedien de krik met de hand totdat<br />
de groef G (fig. 9) van de krik<br />
goed in het profiel H van de chassis -<br />
balk zit.<br />
12) Waarschuw eventuele omstanders<br />
dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />
van de auto bevinden en de auto voor -<br />
al niet aanraken totdat deze weer<br />
geheel op de grond staat.<br />
13) Draai de krik met slinger L (fig.<br />
10) en krik de auto op, totdat het wiel<br />
enige centimeters los van de grond is.<br />
Als u de slinger draait, moet u zorgen<br />
voor voldoende werkruimte, zodat u<br />
geen schaafwonden aan uw hand<br />
oploopt door contact met de grond.<br />
Ook de bewegende delen van de krik<br />
(schroefdraad en scharnieren) kunnen<br />
fig. 10<br />
P4T0117
letsel veroorzaken: vermijd contact<br />
met deze onderdelen. Reinig uw handen<br />
zorgvuldig als deze met vet in<br />
contact zijn geweest.<br />
14) Draai de wielbouten helemaal<br />
los en verwijder het wiel.<br />
BELANGRIJK Om deze handeling<br />
te vergemakkelijken, kan de zeshoek<br />
aan de bovenkant van de handgreep<br />
van de bijgeleverde schroevendraaier<br />
worden gebruikt. Draai met het blad<br />
van de schroevendraaier (fig. 11).<br />
15) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiver -<br />
heden bevatten, omdat hierdoor na<br />
verloop van tijd de wielbouten kunnen<br />
loslopen.<br />
fig. 11<br />
P4T0119<br />
16) Monteer het reservewiel, waarbij<br />
de pasgaten in de velg over de centreerpennen<br />
M (fig. 12) van de naaf<br />
moeten vallen.<br />
17) Draai de vier wielbouten handvast.<br />
BELANGRIJK Om deze handeling<br />
te vergemakkelijken, kan de zeshoek<br />
aan de bovenkant van de handgreep<br />
van de bijgeleverde schroevendraaier<br />
worden gebruikt. Draai met het blad<br />
van de schroevendraaier (fig. 11).<br />
fig. 12<br />
P4T0648<br />
18) Draai de slinger van krik zodat<br />
de auto zakt, en verwijder de krik<br />
(fig. 13).<br />
19) Draai de wielbouten kruiselings<br />
vast, in de volgorde die aangegeven is<br />
(fig. 14).<br />
fig. 13<br />
fig. 14<br />
173<br />
P4T0118<br />
P4T0649
20) Monteer het wieldeksel op het<br />
wiel met normale afmetingen met het<br />
ventiel N (fig. 15) in de daarvoor bestemde<br />
uitsparing en druk de randen<br />
van het wieldeksel aan, te beginnen<br />
bij het ventiel. Druk vervolgens het<br />
wieldeksel helemaal vast.<br />
21) Plaats het verwisselde wiel, de<br />
krik en het gereedschap in de bagage -<br />
ruimte en maak ze op de juiste wijze<br />
vast.<br />
22) Monteer de tussenvloer (fig. 3).<br />
fig. 15<br />
174<br />
P4T0122<br />
Haak voordat u de vloerbedekking<br />
laat zakken, de riem aan de bekleding<br />
zoals is afgebeeld (fig. 16).<br />
BELANGRIJK Monteer geen wieldeksel<br />
of naafdop op het reservewiel.<br />
fig. 16<br />
P4T0280<br />
HET NORMALE WIEL<br />
MONTEREN<br />
1) Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />
krik de auto op en demonteer<br />
het reservewiel.<br />
2) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden<br />
bevatten, omdat hierdoor na<br />
verloop van tijd de wielbouten kunnen<br />
loslopen.<br />
3) Monteer het normale wiel, waarbij<br />
de pasgaten in de velg over de centreerpennen<br />
A (fig. 17) van de naaf<br />
moeten vallen.<br />
fig. 17<br />
P4T0124
4) Bij auto’s met lichtmetalen velgen<br />
moet de bijgeleverde centreerpen B<br />
(fig. 18) op de wielnaaf worden geschroefd.<br />
Plaats vervolgens het wiel<br />
en draai de 3 bouten vast. Verwijder<br />
de pen B en draai de laatste bout vast.<br />
5) Draai de bouten vast met de zes -<br />
hoek die zich boven in de handgreep<br />
van de bijgeleverde schroevendraaier<br />
bevindt en steek de steel van de<br />
schroeven draaier door de handgreep<br />
(fig. 19).<br />
6) Laat de auto zakken en verwijder<br />
de krik.<br />
fig. 18<br />
P4T0125<br />
7) Draai de wielbouten kruiselings<br />
vast, in de volgorde die is aangegeven<br />
(fig. 20).<br />
8) Plaats het wieldeksel op de velg<br />
met het ventiel C (fig. 21) in de daarvoor<br />
bestemde uitsparing en druk de<br />
buitenste rand van het wieldeksel<br />
vast, te beginnen bij de delen die het<br />
dichtst bij het ventiel zitten, totdat het<br />
wieldeksel geheel vast zit.<br />
9) Bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />
velgen moet het wieldeksel licht worden<br />
aangedrukt.<br />
fig. 19<br />
P4T0119<br />
BELANGRIJK Door een verkeerde<br />
montage kan het wieldeksel tijdens<br />
het rijden loslaten.<br />
fig. 20<br />
fig. 21<br />
175<br />
P4T0126<br />
P4T0123
Ter afsluiting:<br />
1) Plaats het verwisselde wiel op de<br />
daarvoor bestemde plek in de bagageruimte.<br />
2) Druk de half geopende krik stevig<br />
in de houder om rammelen tijdens<br />
het rijden te voorkomen.<br />
3) Berg het gebruikte gereedschap<br />
op in de houder.<br />
4) Plaats de gereedschaphouder in<br />
het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />
B (fig. 4) vast.<br />
5) Monteer het vulstuk (fig. 3).<br />
176<br />
GLOEILAMP<br />
VERVANGEN<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische installatie<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen<br />
rekening wordt gehouden met de<br />
technische specificaties van het<br />
sys teem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brandgevaar ver -<br />
oorzaken.<br />
Wij raden u aan defecte<br />
gloeilampen, indien mogelijk,<br />
door een Lanciadealer<br />
te laten vervangen. De<br />
juiste werking en afstelling van de<br />
buitenverlichting zijn van essentieel<br />
belang voor de rijveiligheid<br />
en bovendien wettelijk verplicht.<br />
Halogeenlampen mag u<br />
uitsluitend aanraken op<br />
het metalen gedeelte. Als u<br />
de bol met uw vingers aanraakt,<br />
zal de lichtopbrengst van de lamp<br />
teruglopen en kan ook de levens -<br />
duur beperkt worden. Als u de bol<br />
per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />
moet u hem schoonwrijven met<br />
een doekje met alcohol en daarna<br />
laten drogen.<br />
Halogeenlampen bevatten<br />
gas onder druk. Bij<br />
breuk kunnen er glassplinters<br />
wegschieten.
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
– Als een lampje niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet<br />
doorgebrand is, voordat u de lamp<br />
vervangt.<br />
– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Een doorgebrande<br />
zekering” in dit hoofdstuk.<br />
– Controleer voordat u een defecte<br />
lamp vervangt of de contacten niet<br />
zijn geoxideerd.<br />
– Vervang een defecte lamp door een<br />
exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />
– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om<br />
veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />
nog goed is.<br />
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd (fig. 22):<br />
A Glasfittinglampen<br />
Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lampen door<br />
ze uit de houder te trekken.<br />
B Gloeilampen met bajonetfitting<br />
Verwijder de lampen uit de houder<br />
door ze iets in te drukken en<br />
linksom te draaien.<br />
C Buislampen<br />
Verwijder de lampen door ze uit<br />
de veercontacten los te maken.<br />
D - E Halogeenlampen<br />
Verwijder de lamp door de borgveer<br />
los te haken.<br />
fig. 22<br />
177<br />
P4T0243
GLOEILAMP TYPE VERMOGEN<br />
Dimlicht<br />
Grootlicht<br />
Parkeerlichten voor<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />
Richtingaanwijzers achter<br />
Mistlampen voor<br />
Achterlichten<br />
Remlichten<br />
Derde remlicht (sedan)<br />
Derde remlicht (SW)<br />
Achteruitrijlichten<br />
Mistachterlicht<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Plafondlampje voor<br />
Spiegelverlichting<br />
Plafondverlichting achter aan de zijkant en middenachter (SW)<br />
Dashboardkastje<br />
Bagageruimteverlichting (sedan)<br />
Bagageruimteverlichting (SW)<br />
Portieren<br />
178<br />
E<br />
D<br />
B<br />
B<br />
A<br />
B<br />
D<br />
B<br />
B<br />
–<br />
B<br />
B<br />
B<br />
C<br />
C<br />
C<br />
C<br />
C<br />
C<br />
C<br />
A<br />
H7<br />
H7<br />
H6W<br />
PY21W<br />
PY5W<br />
PY21W<br />
H3<br />
R10W<br />
P21W<br />
2.3W<br />
H21W<br />
P21W<br />
P21W<br />
C5W<br />
W5W<br />
C10W<br />
C10W<br />
C5W<br />
C5W<br />
C10W<br />
W5W<br />
60W<br />
55W<br />
6W<br />
21W<br />
5W<br />
21W<br />
55W<br />
10W<br />
21W<br />
2.3W<br />
21W<br />
21W<br />
21W<br />
5W<br />
5W<br />
10W<br />
10W<br />
5W<br />
5W<br />
10W<br />
5W
DEFECTE BUITEN -<br />
VERLICHTING<br />
DIMLICHT, GROOTLICHT EN<br />
PARKEERLICHTEN<br />
Het dimlicht, het grootlicht en de<br />
parkeerverlichting bevinden zich in de<br />
koplampen voor.<br />
Druk op de bovenste lip A (fig. 23)<br />
en verwijder het deksel B. Steek voor<br />
de montage van het deksel B eerst de<br />
lip C in de zitting en druk vervolgens<br />
op de bovenkant van het deksel totdat<br />
de lip A vastzit.<br />
fig. 23<br />
P4T0127<br />
De opstelling van de gloeilampen is<br />
als volgt (fig. 24):<br />
1 - Gloeilamp dimlicht<br />
2 - Gloeilamp grootlicht<br />
3 - Gloeilamp parkeerverlichting.<br />
fig. 24<br />
P4T0128<br />
Gloeilamp dimlicht (fig. 25)<br />
Halogeengloeilamp (type E, 12V-<br />
H7/60W) vervangen:<br />
1) Trek de stekker los van de lamp.<br />
2) Haak de borgveer A los en trek de<br />
lamp uit de fitting.<br />
3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />
erop moet letten dat de lip B op het<br />
metalen deel in de uitsparing van de<br />
reflector valt.<br />
4) Haak de borgveer weer vast en<br />
sluit de stekker aan.<br />
fig. 25<br />
179<br />
P4T0129
Gloeilamp grootlicht (fig. 26)<br />
Halogeengloeilamp (type D, 12V-<br />
H7/55W) vervangen:<br />
1) Trek de stekker los van de lamp.<br />
2) Haak de borgveer A los en trek de<br />
lamp uit de fitting.<br />
3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />
erop moet letten dat de lippen B op<br />
het metalen deel in de uitsparingen<br />
van de reflector vallen.<br />
4) Haak de borgveer weer vast en<br />
sluit de stekker aan.<br />
fig. 26<br />
180<br />
P4T0130<br />
Gloeilamp parkeerlichten<br />
(fig. 27)<br />
Gloeilamp (type B, 12V-H6W) vervangen:<br />
1) Verwijder de lamphouder A door<br />
hem aan de lip vast te pakken en iets<br />
te draaien, waardoor hij makkelijker<br />
uit de zitting kan worden genomen.<br />
2) Verwijder de lamp B door hem<br />
iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
3) Monteer de nieuwe lamp en druk<br />
vervolgens de lamphouder weer in de<br />
zitting.<br />
fig. 27<br />
P4T0131<br />
RICHTINGAANWIJZERS VOOR<br />
Gloeilamp (type B, 12V-PY21W)<br />
vervangen:<br />
1) Draai de lamphouder A (fig. 28)<br />
linksom en trek de lamphouder uit de<br />
zitting.<br />
2) Verwijder de lamp B door hem<br />
iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
3) Vervang de lamp en monteer vervolgens<br />
de lamphouder in de richting -<br />
aanwijzerunit.<br />
fig. 28<br />
P4T0650
MISTLAMPEN VOOR<br />
(fig. 29-30-31)<br />
Halogeengloeilamp (type D, 12V-<br />
H3/55W) vervangen:<br />
1) Verwijder het deksel A door het<br />
linksom te draaien zonder de stekker<br />
los te trekken.<br />
2) Trek de stekker B los van de<br />
lamp.<br />
3) Haak de borgveer C los en trek de<br />
lamp uit de fitting.<br />
4) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />
erop moet letten dat de lippen D op<br />
het metalen deel in de uitsparingen<br />
van de reflector vallen.<br />
fig. 29<br />
P4T0134<br />
5) Haak de borgveer C vast en sluit<br />
de stekker B weer aan.<br />
6) Monteer het deksel A door het<br />
rechts om te draaien.<br />
fig. 30<br />
fig. 31<br />
P4T0135<br />
P4T0136<br />
RICHTINGAANWIJZERS OP<br />
VOORSPATBORD (fig. 32)<br />
Gloeilamp (type A, 12V-PY5W)<br />
vervangen:<br />
1) Druk met de hand het lampenglas<br />
in de richting 1, druk op de lip A en<br />
verwijder de unit aan de voorkant 2.<br />
2) Draai het gloeilampje linksom en<br />
trek het uit de lamphouder B.<br />
3) Trek het lampje C uit de houder<br />
en vervang het.<br />
4) Plaats de nieuwe lamp in de<br />
lamphouder en monteer de unit,<br />
waarbij eerst de achterzijde in de zitting<br />
D moet worden geplaatst.<br />
fig. 32<br />
181<br />
P4T0133
ACHTERLICHTUNIT<br />
Achterlichten, richting aan -<br />
wijzers, remlichten, achter uit -<br />
rijlichten en mistachterlicht<br />
(fig. 33-34-35)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Draai vanuit de bagageruimte aan<br />
knop A en til het beschermdeksel B<br />
omhoog.<br />
2) Draai de schroef C en trek de<br />
lamphouder D uit de zitting.<br />
fig. 33<br />
182<br />
P4T0138<br />
3) Verwijder de gloeilampen door ze<br />
iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
E - Gloeilamp (type B, 12V-R10W)<br />
voor de achterlichten.<br />
F - Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />
voor de remlichten.<br />
G - Gloeilamp (type B, 12V-<br />
PY21W) (oranje) voor de richting -<br />
aanwijzers.<br />
H - Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />
voor het achteruitrijlicht (alleen rechter<br />
lichtunit).<br />
Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />
voor het mistachterlicht (alleen linker<br />
lichtunit).<br />
fig. 34<br />
P4T0139<br />
4) Vervang de lampen en bevestig<br />
vervolgens de lamphouder D met de<br />
schroef C.<br />
5) Laat het beschermdeksel B<br />
zakken en draai het vast met de knop<br />
A.<br />
fig. 35<br />
P4T0140
KENTEKENPLAAT -<br />
VERLICHTING (fig. 36)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />
1) Draai de schroeven A los en ver -<br />
wijder de lampunit B.<br />
2) Verwijder het lampje C door het<br />
uit de contacten aan de zijkant los te<br />
maken en vervang het lampje.<br />
3) Bevestig de lamphouder B met de<br />
schroeven A.<br />
fig. 36<br />
P4T0141<br />
DERDE REMLICHT<br />
(fig. 37-38-39)<br />
Gloeilamp van het derde remlicht<br />
vervangen:<br />
1) Pak de lampunit A bij de in -<br />
kepingen aan de zijkant B vast en<br />
verwijder de unit door hem naar voren<br />
te trekken.<br />
2) Trek de stekker C uit de zitting<br />
op de hoedenplank.<br />
3) Maak de stekker los en houd de<br />
borgveer ingedrukt.<br />
4) Verwijder de gloeilamp D uit het<br />
beschermdeksel E door het uit de zijsluitingen<br />
F los te maken.<br />
5) Druk de nieuwe lamp in het beschermdeksel<br />
E totdat hij vasthaakt<br />
in de zijsluitingen F.<br />
fig. 37<br />
P4T0276<br />
6) Sluit de stekker C weer aan en<br />
plaats deze in de zitting op de hoedenplank.<br />
7) Monteer de lampunit door de lippen<br />
G in de uitsparingen H op de hoedenplank<br />
te steken en duw de unit<br />
helemaal in de zitting.<br />
fig. 38<br />
fig. 39<br />
183<br />
P4T0277<br />
P4T0278
DEFECTE<br />
INTERIEUR -<br />
VERLICHTING<br />
PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />
Gloeilampen (type C, 12V-W5W)<br />
vervangen:<br />
1) Licht met een schroevendraaier in<br />
punt A (fig. 40) het deksel B op.<br />
2) Draai de schroeven C (fig. 41)<br />
los.<br />
3) Verwijder het plafondlampje door<br />
het naar voren te drukken en uit de<br />
borgveer D (fig. 42) los te haken.<br />
fig. 40<br />
184<br />
P4T0144<br />
4) Til het geklemde deksel E om -<br />
hoog.<br />
5) Maak de lampjes F (fig. 43) los<br />
uit de contacten en vervang ze.<br />
6) Plaats het deksel E weer in de zitting.<br />
7) Monteer het plafondlampje: haak<br />
eerst de borgveer D vast en druk vervolgens<br />
op de voorzijde totdat de<br />
klemlipjes G (fig. 42) vasthaken.<br />
BELANGRIJK Controleer als u het<br />
plafondlampje weer monteert of de<br />
elektrische bedrading op de juiste<br />
wijze is aangesloten.<br />
fig. 41<br />
P4T0145<br />
8) Draai de schroeven C vast.<br />
9) Monteer het deksel B: plaats eerst<br />
de voorzijde en druk volgens op de<br />
achterzijde totdat het deksel weer op<br />
zijn plaats zit.<br />
fig. 42<br />
fig. 43<br />
P4T0146<br />
P4T0147
PLAFONDVERLICHTING<br />
ACHTER (fig. 44)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />
1) Licht het plafondlampje met een<br />
schroevendraaier in punt A op.<br />
2) Verwijder het lampje B door het<br />
los te maken uit de contacten en vervang<br />
het lampje.<br />
3) Monteer het plafondlampje:<br />
plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />
op de andere zijde totdat de<br />
borgveer D is vastgehaakt.<br />
fig. 44<br />
P4T0148<br />
SPIEGELVERLICHTING (fig. 45)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />
1) Licht het plafondlampje met een<br />
schroevendraaier in punt A op.<br />
2) Verwijder het lampje B door het<br />
los te maken uit de contacten en vervang<br />
het lampje.<br />
3) Monteer het plafondlampje:<br />
plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />
op de andere zijde totdat de<br />
borgveer D is vastgehaakt.<br />
fig. 45<br />
P4T0149<br />
VERLICHTING<br />
DASHBOARDKASTJE (fig. 46)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />
1) Verwijder het lampenglas door<br />
met een schroevendraaier de borgveer<br />
A in te drukken.<br />
2) Verwijder het lampje B door het<br />
los te maken uit de contacten aan de<br />
zijkant en vervang het lampje.<br />
3) Monteer het lampenglas: plaats<br />
eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />
de andere zijde totdat de borgveer A<br />
is vastgehaakt.<br />
fig. 46<br />
185<br />
P4T0150
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
(fig. 47)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C5W) vervangen:<br />
1) Verwijder het lampenglas door<br />
met een schroevendraaier de borgveer<br />
A in te drukken.<br />
2) Verwijder het lampje B door het<br />
los te maken uit de contacten aan de<br />
zijkant en vervang het lampje.<br />
3) Monteer het lampenglas: plaats<br />
eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />
de andere zijde totdat de borgveer A<br />
is vastgehaakt.<br />
fig. 47<br />
186<br />
P4T0151<br />
DORPELVERLICHTING<br />
(fig. 48-49)<br />
Gloeilamp (type A, 12V-W5W) vervangen:<br />
1) Verwijder het lampenglas door<br />
met een schroevendraaier de borgveer<br />
A in te drukken.<br />
2) Druk op beide zijden van het<br />
scherm B bij de bevestigingspunten en<br />
draai het scherm.<br />
3) Vervang het geklemde lampje C.<br />
fig. 48<br />
P4T0152<br />
4) Plaats het scherm B weer in de<br />
zitting.<br />
5) Monteer het lampenglas: plaats<br />
eerst de zijde D en druk vervolgens op<br />
de andere zijde totdat de borgveer A<br />
is vastgehaakt.<br />
fig. 49<br />
P4T0153
EEN DOORGE -<br />
BRAN DE ZEKERING<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
(fig. 50)<br />
Als een elektrisch onderdeel niet<br />
werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />
niet is doorgebrand. De verbindingsstrip<br />
mag niet onderbroken zijn.<br />
Is dit wel het geval, dan moet u de<br />
zekering vervangen door een exemplaar<br />
met hetzelfde ampèrage (zelfde<br />
kleur).<br />
A - Zekering in goede staat.<br />
B - Zekering met doorgebrande<br />
strip.<br />
fig. 50<br />
P4T0299<br />
De zekeringen kunnen met<br />
behulp van tangetje C worden<br />
uitgenomen.<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hoger ampèrage:<br />
BRANDGEVAAR.<br />
Controleer voordat u een zekering<br />
vervangt of de contactsleutel<br />
uit het contactslot is genomen en<br />
alle stroomgebruikers uit staan<br />
en/of zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering opnieuw doorbrandt,<br />
raadpleeg dan een Lancia-dealer.<br />
De componenten die door de zekeringen<br />
worden beveiligd, staan in de<br />
tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.<br />
HOOFDZEKERINGEN<br />
(MIDI-FUSE en MAXI-FUSE)<br />
De auto is uitgerust met diverse<br />
hoofdzekeringen (MIDI-FUSE en<br />
MAXI-FUSE). Deze zekeringen beveiligen<br />
afzonderlijk de verschillende<br />
componenten van het elektrische sys -<br />
teem, samen met de zekeringen van<br />
de individuele stroomverbruikers.<br />
De hoofdzekeringen bevinden zich in<br />
de motorruimte, in een kastje op de<br />
pluspool van de accu en zijn daar direct<br />
mee verbonden (zie paragraaf “Zekeringen<br />
en relais in de motorruimte”).<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MIDI-FUSE of MAXI-<br />
FUSE) doorbrandt, voer<br />
dan geen enkele reparatie uit maar<br />
wendt u tot een Lancia-dealer.<br />
De systemen die door de hoofdzekeringen<br />
worden beveiligd, staan in de<br />
tabellen op de volgende pagina’s.<br />
187
ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
IN DE ZEKERINGENKAST<br />
De zekeringen van de belangrijkste<br />
systemen bevinden zich in een zekeringenkastje<br />
onder het dashboard,<br />
links van het stuur.<br />
De zekeringen zijn bereikbaar nadat<br />
het geklemde deksel A (fig. 51) is ge -<br />
opend.<br />
Op enkele uitvoeringen zijn aan de<br />
binnenzijde van klepje A grafische<br />
symbolen aangebracht. Deze geven de<br />
belangrijkste elektrische componenten<br />
aan die door de betreffende zekering<br />
in de zekeringenkast of op de<br />
hulpsteun worden beveiligd.<br />
In het zekeringenkastje bevindt zich<br />
een tangetje B (fig. 52) waarmee de<br />
zekeringen kunnen worden uitgenomen.<br />
fig. 51<br />
188<br />
P4T0154<br />
In het rechter deel van het zekeringenkastje<br />
zijn onder elkaar de reserve -<br />
zekeringen geplaatst C (fig. 52) met<br />
verschillend ampèrage.<br />
Het is raadzaam om na het vervangen<br />
van een zekering de reservevoorraad<br />
weer aan te vullen.<br />
De systemen die door de zekeringen<br />
in de zekeringenkast worden beveiligd,<br />
staan in de tabellen op de volgende<br />
pagina’s.<br />
fig. 52<br />
P4T0297<br />
Om de relais bereiken (fig. 52) is het<br />
noodzakelijk het zekeringenkastje te<br />
verwijderen: wendt u tot een Lanciadealer.<br />
D - Relais claxon<br />
E - Relais achterruitverwarming<br />
F - Relais voor uitschakeling van circuits<br />
bij het starten.<br />
BELANGRIJK Voor de werking van<br />
enkele stroomverbruikers (grootlicht en<br />
parkeerverlichting) moeten zowel de<br />
zekering 13 fig. 52 als de specifieke<br />
zekering die de betreffende verbruiker<br />
beveiligt (bijv. voor dimlicht rechts,<br />
zekering 4 fig. 52 ) in goede staat zijn.<br />
Als de genoemde verbruikers niet<br />
werken, moet gecontroleerd worden of<br />
de zekering 13 fig. 52 en de zekeringen<br />
4, 6, 7 en 8 niet zijn doorgebrand.<br />
fig. 53<br />
P4T0298
ZEKERINGEN EN RELAIS OP<br />
DE HULPSTEUN (fig. 53)<br />
De hulpsteun bevindt zich boven het<br />
zekeringenkastje. De zekeringen en<br />
relais zijn bereikbaar nadat het klepje<br />
A (fig. 51) is geopend.<br />
G - Relais mistlampen voor (20A)<br />
H - Doorschakelrelais dimlicht<br />
(20A)<br />
I - Relais elektrische stoelbediening<br />
en stoelverwarming (50A).<br />
fig. 54 fig. 55<br />
P4T0156<br />
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE<br />
MOTORRUIMTE<br />
Op de houder voor de accu (fig. 54)<br />
De relais zijn bereikbaar nadat het<br />
geklemde deksel A is verwijderd.<br />
B - Relais 1e snelheid elektroventilateur<br />
voor motorkoelsysteem<br />
C - Relais 2e snelheid elektroventilateur<br />
voor motorkoelsysteem (be -<br />
halve uitvoeringen 1.6 met verwarming<br />
en 1.8 met verwarming).<br />
P4T0157<br />
In het kastje boven de accubak<br />
(fig. 55-56)<br />
Open om de zekeringen te bereiken<br />
eerst het deksel A door de borgveren<br />
B naar voren te trekken en open vervolgens<br />
het geklemde deksel C.<br />
In het zekeringenkastje bevindt zich<br />
een tangetje D waarmee de zekeringen<br />
kunnen worden uitgenomen.<br />
fig. 56<br />
189<br />
P4T0296
Achter de accu (fig. 57)<br />
De zekeringen zijn bereikbaar nadat<br />
de beschermdekseltjes A uit de beves -<br />
tigingshaken zijn losgemaakt.<br />
B - Relais inspuitsysteem (30A)<br />
C - Relais brandstofpomp (uitvoeringen<br />
1.8 - 2.0: 20A), (uitvoeringen<br />
1.9 jtd-2.4 jtd: 30A).<br />
fig. 57<br />
190<br />
P4T0159<br />
In het servicevak (fig. 58-59)<br />
De zekeringen en relais zijn bereikbaar<br />
nadat het geklemde deksel A uit<br />
de borgveren B is losgehaakt.<br />
Voor de montage van het deksel,<br />
moet u eerst het onderste deel plaatsen<br />
en vervolgens op de bovenrand<br />
drukken totdat het deksel vasthaakt<br />
in de borgingen B.<br />
fig. 58<br />
P4T0160<br />
– Relais aircocompressor (20A)<br />
– Relais tijdschakeling koplamp -<br />
sproeiers<br />
– Relais met dubbel contact voor<br />
richtingaanwijzers (pijlen) en centrale<br />
portiervergrendeling (uitvoeringen<br />
zonder diefstalalarm)<br />
– Relais hulpverwarming (uitvoeringen<br />
1.9 jtd – 2.4 jtd) (20A)<br />
fig. 59<br />
P4T0161
BUITENVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
Grootlicht rechts 1 10 fig. 52<br />
Grootlicht links 2 10 fig. 52<br />
Dimlicht rechts 4 10 fig. 52<br />
Dimlicht links 8 10 fig. 52<br />
Dimlicht rechts en links (toestemming relais) 13 10 fig. 52<br />
Parkeerverlichting rechtsvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52<br />
Parkeerverlichting linksvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 7 10 fig. 52<br />
Parkeerverlichting rechtsachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 7 10 fig. 52<br />
Parkeerverlichting linksachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52<br />
Achteruitrijlicht 1 10 fig. 53<br />
Achteruitrijlicht(bediening) 1 10 fig. 53<br />
Mistachterlicht 6 10 fig. 52<br />
Remlicht rechts 6 10 fig. 52<br />
Remlicht links 7 10 fig. 52<br />
Derde remlicht 13 10 fig. 52<br />
Waarschuwingsknipperlichten 14 10 fig. 52<br />
Mistlampen voor 9 15 fig. 53<br />
Kentekenplaatverlichting 7 10 fig. 52<br />
Richtingaanwijzers (pijlen) 13 10 fig. 52<br />
Richtingaanwijzers (pijlen) centrale portiervergrendeling 14 10 fig. 52<br />
INTERIEURVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
Plafondverlichting dashboardkastje 12 10 fig. 52<br />
Plafondverlichting zonnekleppen 1 10 fig. 53<br />
Interieurverlichting voor en achter 12 10 fig. 52<br />
Dorpelverlichting 12 10 fig. 52<br />
191
INTERIEURVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
Schakelaarverlichting op achterportieren 1 10 fig. 53<br />
Verlichting bedieningsknoppen op middenconsole 1 10 fig. 53<br />
Symboolverlichting op schakelaars 1 10 fig. 53<br />
Verlichting handgrepen achterportieren 1 10 fig. 53<br />
Verlichting dasboard en airconditioning 7 10 fig. 52<br />
Controlelampje grootlicht 2 10 fig. 52<br />
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
ABS 2 10 fig. 53<br />
ABS (regeleenheid) 13 10 fig. 52<br />
Aansteker 9 20 fig. 52<br />
Aansteker (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Airbag 3 10 fig. 53<br />
Voeding diagnosestekker 12 10 fig. 52<br />
Voeding elektronisch inspuitsysteem<br />
(uitvoeringen 1.8-1.9 jtd- 2.4 jtd) 2 7,5 fig. 57<br />
Voeding elektronisch inspuitsysteem 1 15 fig. 57<br />
Voeding elektronisch inspuitsysteem<br />
(uitvoering 2.0) 2 15 fig. 57<br />
Diefstalalarm 1 10 fig. 53<br />
Diefstalalarm (regeleenheid en ontvanger afstandsbediening) 12 10 fig. 52<br />
Elektrische ruitbediening voor 6 25 fig. 53<br />
Elektrische ruitbediening achter 8 25 fig. 53<br />
Elektrische ruitbediening achter (regeleenheid) 1 10 fig. 53<br />
Autoradio 3 20 fig. 52<br />
1 10 fig. 53<br />
192
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
Bagageruimte (achterklep/kofferdeksel openen) 7 20 fig. 53<br />
Regeleenheid elektr. ruitbed. voor/centrale portiervergrendeling 1 10 fig. 53<br />
Elektronisch inspuitsysteem 4 7,5 fig. 53<br />
Centrale portiervergrendeling 3 20 fig. 52<br />
Claxon 11 20 fig. 52<br />
Klimaatregeling (regeleenheid) 10 7,5 fig. 53<br />
Klimaatregeling (verlichting) 7 10 fig. 52<br />
Aircocompressor 5 20 fig. 52<br />
Hoogteregelaar koplampen (toestemming) 8 10 fig. 52<br />
Automatische hoogteregelaar koplampen (regeleenheid) 1 10 fig. 53<br />
Cruise-control 13 10 fig. 52<br />
Elektroventilateur van motorkoelsysteem (toestemming relais) 4 7,5 fig. 53<br />
HI-FI BOSE-systeem 11 25 fig. 53<br />
Schakelaar op koppeling (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 1 10 fig. 53<br />
Ruitensproeiers 10 20 fig. 52<br />
Koplampsproeiers 5 20 fig. 52<br />
Koplampsproeiers (toestemming) 8 10 fig. 52<br />
Koplampsproeiers (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Achterruitsproeier (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Achterruitverwarming (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Achterruitverwarming (ontdooien) 15 30 fig. 52<br />
MAXI-FUSE: voeding voorgloei-installatie<br />
(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 8 70 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding start-/contactslot<br />
(verbruikers via contactslot) 2 30 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />
(uitvoeringen 1.6 met airco – 1.9 jtd – 2.4 jtd) 6 40 fig. 56<br />
193
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />
(uitvoeringen 1.6 met verwarming – 1.8 met verwarming) 7 30 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />
(uitvoeringen 1.8 met airco) 6 50 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />
(uitvoering 2.0) 6 60 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem<br />
(uitvoeringen 1.9 jtd met airco – 2.4 jtd) 7 40 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding zekeringen en relais elektronisch inspuitsysteem 5 30 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 5-6-7-9-10-11-12-14-15<br />
in zekeringenkast (fig. 52) 1 80 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 3-4-8 in zekeringenkast (fig. 52)<br />
en zekeringennr. 6-7-8-9-11-12-13-14 op hulpsteun (fig. 52) 3 70 fig. 56<br />
MAXI-FUSE: voeding van klimaatregeling 4 40 fig. 56<br />
MIDI-FUSE: voeding extra-verwarming<br />
(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 10 70 fig. 56<br />
MIDI-FUSE: voeding ABS 9 50 fig. 56<br />
Navigatiesysteem (display) 1 10 fig. 53<br />
Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) 9 20 fig. 52<br />
Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Stekkerdoos in het interieur 5 15 fig. 53<br />
Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel 1 10 fig. 53<br />
Ontvanger afstandsbed. centrale portiervergrendeling/diefstalalarm 1 10 fig. 53<br />
Brandstofvoorverwarming (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) – 20 fig. 59<br />
Elektrische verstelbare bestuurdersstoel met geheugen 12 25 fig. 53<br />
Elektrisch verstelbare passagiersstoel 13 30 fig. 53<br />
Voorstoelen (verwarming) 14 20 fig. 53<br />
194
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS<br />
Elektrisch verstelbare stoelen (regeleenh. geheugen/buitenspiegels) 10 7,5 fig. 53<br />
Elektrische stoelverstelling (toestemming relais verstelling/verw.) 10 7,5 fig. 53<br />
Luchtkwaliteitsensor van de klimaatregeling 10 7,5 fig. 53<br />
Regensensor ruitenwissers 1 10 fig. 53<br />
Regensensor ruitenwissers (toestemming relais regeleenheid) 10 7,5 fig. 53<br />
ICS van L<strong>ANCIA</strong> (display) 14 10 fig. 52<br />
Lancia CODE 4 7,5 fig. 53<br />
– 7,5 fig. 59<br />
Automatisch dimmende achteruitkijkspiegel 1 10 fig. 53<br />
Buitenspiegels (toestemming relais verwarming) 10 7,5 fig. 53<br />
Buitenspiegels (verstellen) 1 10 fig. 53<br />
Buitenspiegels (verwarming) 15 30 fig. 52<br />
Instrumenten 13 10 fig. 52<br />
Mobiele telefoon (inbouwvoorbereiding) 3 20 fig. 52<br />
1 10 fig. 53<br />
Telepass 1 10 fig. 53<br />
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en koplampsproeiers 10 20 fig. 52<br />
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) 10 20 fig. 53<br />
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53<br />
Opendak 7 20 fig. 53<br />
Opendak (toestemming) 10 7,5 fig. 53<br />
195
EEN LEGE ACCU<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
Zie “Starten met een hulpaccu” in<br />
dit hoofdstuk.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
accu lader: de elektronische<br />
systemen kunnen beschadigen;<br />
in het bijzonder de regel -<br />
eenheden van de ontsteking en de<br />
inspuiting.<br />
ACCU OPLADEN<br />
We raden u aan de accu langzaam<br />
en met een laag ampèrage gedurende<br />
ca. 24 uur op te laden. Als u de accu<br />
langer oplaadt, kan hij worden beschadigd.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
1) Maak de accuklemmen los van de<br />
accupolen.<br />
196<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel<br />
het alarm dan uit met de afstandsbediening<br />
en stel het systeem buiten<br />
werking door de sleutelschakelaar in<br />
de stand “OFF” te draaien (zie “Diefstalalarm”<br />
in het hoofdstuk “Wegwijs<br />
in uw auto”).<br />
2) Sluit de klemmen van de accu -<br />
lader aan op de accupolen.<br />
3) Schakel de acculader in.<br />
4) Aan het einde van het opladen:<br />
schakel eerst de acculader uit en koppel<br />
dan de accu los.<br />
5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />
op de accupolen. Let daarbij op de<br />
polariteit.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief. Vermijd<br />
het contact met de huid of<br />
de ogen. Het opladen van de accu<br />
moet worden uitgevoerd in een<br />
goed geventileerde ruimte, ver<br />
verwijderd van open vuur en<br />
vonkvormende apparaten: branden<br />
ontploffingsgevaar.<br />
HET OPKRIKKEN<br />
VAN DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Een lekke band”<br />
in dit hoofdstuk.<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een wiel van de auto waarbij<br />
hij geleverd is. Andere werkzaamheden<br />
zoals bijv. het op -<br />
krikken van een andere auto zijn<br />
absoluut uitgesloten. Gebruik de<br />
krik in geen enkel geval voor het<br />
uitvoeren van werkzaamheden onder<br />
de auto. Als de krik niet juist<br />
geplaatst wordt, kan de opgekrikte<br />
auto van de krik vallen. Op een<br />
sticker op de krik is het maximum<br />
hefvermogen aangegeven; de krik<br />
mag nooit voor een zwaardere last<br />
worden gebruikt.<br />
De richtlijnen geven aan dat:<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen;<br />
– de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type;
– buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag kunnen worden.<br />
MET DE GARAGEKRIK OF<br />
HEFBRUG<br />
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt<br />
door de hefarm van de krik of<br />
de hefarmen van de hefbrug onder de<br />
fronttraverse A (fig. 60) en achtertraverse<br />
B (fig. 61) te plaatsen. Hierbij<br />
moet een blokje met de juiste vorm<br />
en afmetingen worden gebruikt.<br />
Let er goed op dat de<br />
rem- en brandstofleidingen<br />
en het profiel van de<br />
chassisbalken niet beschadigd<br />
worden.<br />
fig. 60<br />
P4T0162<br />
HET SLEPEN VAN<br />
DE AUTO OF EEN<br />
ANDERE AUTO<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />
van de auto aan de wettelijke<br />
voorschriften.<br />
De auto is voorzien van een bevestigingspunt<br />
aan de voorzijde (fig. 62)<br />
en aan de achterzijde (fig. 63) voor<br />
het sleepoog dat bij de auto wordt geleverd.<br />
Om het oog te bevestigen moet met<br />
de punt van een schroevendraaier op<br />
punt A het luikje in de bumper worden<br />
verwijderd.<br />
fig. 61<br />
P4T0163<br />
Maak de schroefdraad<br />
zorgvuldig schoon voordat<br />
u het sleepoog B op de<br />
schroef draadpen draait. Zorg<br />
ervoor dat het sleepoog geheel op<br />
de schroefdraadpen is gedraaid<br />
(ongeveer 11 slagen).<br />
fig. 62<br />
fig. 63<br />
197<br />
P4T0164<br />
P4T0165
Houdt u bij het slepen van<br />
de auto aan de wettelijke<br />
voorschriften. Dit geldt zo -<br />
wel voor het slepen zelf als voor het<br />
gedrag naar andere weggebruikers.<br />
Draai voor het slepen de sleutel in<br />
stand MAR en vervolgens in stand<br />
STOP zonder de contactsleutel uit<br />
het slot te verwijderen. Als de contactsleutel<br />
uit het contactslot wordt<br />
genomen, schakelt automatisch het<br />
stuurslot in waardoor het onmogelijk<br />
wordt de auto te besturen.Houd<br />
er rekening mee dat de rem- en<br />
stuurbekrachtiging niet werken, zolang<br />
de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht nodig is voor<br />
de bediening van het rempedaal en<br />
het stuur.Gebruik voor het slepen<br />
geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />
mogelijk. Controleer tijdens<br />
het slepen of de sleepkabel<br />
geen carrosseriedelen kan beschadigen.<br />
198<br />
Start tijdens het slepen<br />
de motor niet.<br />
BIJ EEN ONGEVAL<br />
– Het is belangrijk altijd rustig te<br />
blijven.<br />
– Als u niet direct bij het ongeval<br />
betrokken bent, stopt u dan op een<br />
afstand van ten minste een tiental<br />
meters van het ongeluk.<br />
– Stop bij ongevallen op de snelweg<br />
zo mogelijk in de berm en laat de<br />
vlucht strook vrij.<br />
– Zet de motor uit en schakel de<br />
waarschuwingsknipperlichten in.<br />
– Verlicht als het donker is met de<br />
koplampen de plaats van het ongeval.<br />
– Wees voorzichtig, voorkom het<br />
risico van een aanrijding.<br />
– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />
goed zichtbaar en op<br />
de wettelijk voorgeschreven afstand te<br />
plaatsen.<br />
– Waarschuw de hulpinstanties en<br />
geef zo duidelijk mogelijke informatie.<br />
Gebruik op de snelweg de daarvoor<br />
bestemde praatpalen.
– Neem bij de betrokken auto’s de<br />
contactsleutel uit.<br />
– Als u brandstof of andere chemische<br />
producten ruikt, rook dan niet en<br />
doof sigaretten.<br />
– Gebruik voor het blussen van<br />
branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />
brandblusser, een wollen deken, zand<br />
of grond. Gebruik nooit water.<br />
– Bij kettingbotsingen, in het bijzonder<br />
bij mist, is het risico om bij<br />
volgende botsingen betrokken te<br />
raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />
auto en zoek bescherming achter de<br />
vangrail.<br />
– Probeer bij geblokkeerde portieren<br />
de auto niet te verlaten door de gelaagde<br />
voorruit in te slaan. De zijruiten<br />
en de achterruit kunnen makkelijker<br />
worden ingeslagen.<br />
ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />
personen die niet direct bij het ongeval<br />
betrokken zijn, zijn verplicht hulp<br />
te bieden.<br />
– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />
komen van de hulp. Blijf bij de<br />
gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />
te vermijden.<br />
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />
die de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />
– Geef niets te drinken aan de<br />
gewonde.<br />
– De gewonde mag nooit worden<br />
verplaatst behalve in de gevallen die<br />
bij het volgende punt worden behandeld.<br />
– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />
auto bij gevaar voor brand, verdrinking<br />
of naar beneden storten. Als<br />
u een gewonde uit de auto haalt: trek<br />
niet aan de ledematen, buig nooit het<br />
hoofd en houd, voor zover mogelijk,<br />
het lichaam in horizontale positie.<br />
VERBANDTROMMEL (fig. 64)<br />
De verbandtrommel moet ten minste<br />
bevatten:<br />
– steriele gaasdeppers, om de wond<br />
te bedekken en schoon te maken<br />
– verschillende soorten verband<br />
– Blijf niet om de gewonde heen<br />
staan. fig. 64<br />
– pleisters van verschillende af -<br />
metingen<br />
– hechtpleister<br />
– een pak hydrofiele watten<br />
– een flesje jodium<br />
– een pak zakdoekjes<br />
– een schaar met afgeronde punten<br />
– een pincet<br />
– twee bloedstelpende zwachtels.<br />
Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />
ook een brandblusser<br />
en een deken aan boord te hebben.<br />
Zowel de verbandtrommel als de<br />
brandblusser zijn opgenomen in het<br />
Lancia Lineaccessori-programma.<br />
199<br />
P4T0244
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
De Lybra is volledig nieuw, ook wat betreft het<br />
onderhoud. De eerste geprogrammeerde onder -<br />
houdsbeurt is pas bij 20.000 km. Het blijft echter<br />
altijd nuttig om regelmatig wat aandacht aan de<br />
auto te schenken, bijvoorbeeld door het systematisch<br />
controleren van de vloeistofniveaus en de<br />
spanning van de banden.<br />
Denk er altijd aan dat een goed onderhoud van<br />
de auto de beste manier is om de prestaties en de<br />
veiligheid van de auto gedurende langere tijd te<br />
garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien<br />
en blijven de exploitatiekosten laag.<br />
Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden<br />
van de onderhoudsnormen die aangegeven zijn<br />
met het symbool de noodzakelijke voorwaarden<br />
vormen om de garantie te behouden.<br />
200<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ................... 201<br />
ONDERHOUDSSCHEMA....................................... 202<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA .......................... 204<br />
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN................. 204<br />
NIVEAUS CONTROLEREN ................................... 206<br />
LUCHTFILTER ..................................................... 212<br />
STOF-/POLLENFILTER ....................................... 213<br />
DIESELFILTER ..................................................... 213<br />
ACCU ..................................................................... 214<br />
ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ............... 216<br />
BOUGIES ............................................................... 217<br />
WIELEN EN BANDEN........................................... 218<br />
RUBBER SLANGEN............................................... 219<br />
RUITENWISSERS .................................................. 219<br />
KOPLAMPSPROEIERS .......................................... 221<br />
AIRCONDITIONING .............................................. 221<br />
CARROSSERIE ...................................................... 222<br />
INTERIEUR ........................................................... 224
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Om dit te realiseren heeft Lancia een<br />
reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />
samengesteld die iedere 20.000 km<br />
moeten worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten<br />
van het geprogrammeerd onderhoud<br />
zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />
Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />
kan het vervallen van de<br />
garantie tot gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het ge -<br />
programmeerd onderhoud kunnen<br />
door alle Lancia-dealers tegen vaste<br />
tarief tijden worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig<br />
blijken tijdens het uitvoeren van de<br />
diverse inspecties en controles van het<br />
geprogrammeerd onderhoud worden<br />
uitsluitend na toestemming van de<br />
klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />
door de Lancia-dealer te<br />
laten verhelpen en daarmee niet te<br />
wachten tot de volgende servicebeurt.<br />
201
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
202<br />
x 1000 km<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandensp.event. herstellen<br />
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwingsç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
/controlelampjes, enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken<br />
van de schijfremmen voor controleren<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
Remblokken achter op conditie en slijtage controleren (schijfremmen) ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming<br />
uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen, enz), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem<br />
ç ç ç ç<br />
Conditie van diverse en/of poly-V-aandrijfriemen visueel controleren ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
ç ç ç<br />
Klepspeling controleren/afstellen (jtd-motor)<br />
ç ç ç ç<br />
Uitlaatgasemissie/-rook controleren bij dieselmotoren (jtd-motor) ç ç ç ç ç<br />
Brandstoffilter vervangen (jtd-motor)<br />
ç ç ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç
Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
Luchtfilter vervangen (benzinemotor)<br />
Luchtfilter vervangen (jtd-motor)<br />
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruiten -<br />
sproeiers, accu, enz.)<br />
Conditie van getande distributieriem visueel controleren<br />
Getande distributieriem vervangen (*) (**)<br />
Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />
Bougies vervangen (benzinemotor)<br />
Inspuiting/ontsteking controleren<br />
(m.b.v. diagnosestekker)<br />
Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />
Motorolie verversen<br />
Motoroliefilter vervangen<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />
Stof-/pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />
x 1000 km<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
ç ç<br />
ç ç ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
ç<br />
ç<br />
ç<br />
ç<br />
ç ç ç ç<br />
ç ç ç ç<br />
ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
ç ç ç<br />
ç ç ç ç ç ç ç ç ç<br />
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor.<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />
(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen met een 1.8 of 2.0-motor de<br />
distributieriem om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen.<br />
203
JAARLIJKS<br />
INSPECTIE -<br />
SCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks minder<br />
dan 20.000 km wordt gereden<br />
(bijvoorbeeld ongeveer 10.000 km) is<br />
er een jaarlijks inspectieschema dat<br />
het volgende bevat:<br />
– Banden op conditie en slijtage controleren<br />
en bandenspanning eventueel<br />
herstellen (inclusief het reservewiel)<br />
– Werking verlichting (koplampen,<br />
richtingaanwijzers, waarschuwings -<br />
knipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />
dashboardkastje, waarschu wings-/<br />
con trolelampjes, enz.) controleren<br />
– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />
controleren en sproeiermonden afstellen<br />
– Stand wisserbladen controleren en<br />
wisserbladen op slijtage controleren<br />
– Remblokken voor (schijfremmen)<br />
op conditie en slijtage controleren<br />
– Visueel de conditie controleren van:<br />
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />
uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />
204<br />
rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />
enz.) en rubber slangen van rem- en<br />
brandstofsysteem<br />
– Acculading controleren<br />
– Visueel de conditie controleren van<br />
de diverse aandrijfriemen<br />
– Vloeistofniveaus controleren en<br />
eventueel bijvullen (motorkoelsys -<br />
teem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu, enz.).<br />
– Motorolie verversen<br />
– Motoroliefilter vervangen<br />
– Stof-/pollenfilter vervangen<br />
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1.000 km of voor een lange<br />
reis controleren en eventueel bijvullen:<br />
– niveau van de koelvloeistof<br />
– niveau van de remvloeistof/ -<br />
vloeistofniveau hydraulische koppelingbediening<br />
– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />
– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />
– conditie en spanning van de banden.<br />
Gebruik bij voorkeur producten die<br />
speciaal zijn afgestemd op de LAN-<br />
CIA-modellen (zie “Vullingstabel” in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Iedere 3.000 km het motoroliepeil<br />
controleren en eventueel bijvullen.<br />
Belangrijk Tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd worden:<br />
als de specificaties van de vloeistoffen<br />
verschillen, kan de auto<br />
ernstig beschadigd worden.
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan de Lancia-dealer<br />
toe. Als u toch<br />
zelf onderhoud of kleine reparaties<br />
verricht, controleer dan of u over<br />
het juiste speciale gereedschap en<br />
de noodzakelijke originele Lanciaonderdelen<br />
en de voorgeschreven<br />
bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer<br />
niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />
uit, als u daarmee geen ervaring<br />
`<br />
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in<br />
het onderhoudsschema staat aangegeven<br />
als de auto overwegend onder<br />
zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />
zoals:<br />
– trekken van caravans of aanhangers<br />
– rijden op stoffige wegen<br />
– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen onder<br />
nul<br />
– veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij gebruik als taxi of bij<br />
huis-aan-huis bezorging of als de auto<br />
lang stilstaat).<br />
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto veel over stoffige wegen<br />
rijdt, moet het luchtfilter vaker worden<br />
vervangen dan in het onder -<br />
houdsschema staat aangegeven.<br />
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />
van motorolie en<br />
lucht filter in relatie tot het gebruik<br />
van de auto de Lancia-dealer.<br />
BELANGRIJK - Dieselfilter<br />
Door het gebruik van dieselbrandstof<br />
van mindere kwaliteit kan het<br />
noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />
vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
is aangegeven. Een<br />
hortende motor kan een indicatie zijn<br />
dat het filter vervangen moet worden.<br />
BELANGRIJK - Stof-/pollenfilter<br />
Als de auto veel over stoffige wegen<br />
rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />
moet het filter vaker worden<br />
vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />
een beperking in de capaciteit van de<br />
ventilatie wordt geconstateerd.<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor<br />
het begin van de winter te controleren,<br />
om eventuele bevriezing van het<br />
elektrolyt te voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit als de<br />
auto overwegend voor korte trajecten<br />
wordt gebruikt, of als er accessoires zijn<br />
gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken.<br />
Dit geldt in het bijzonder voor achteraf<br />
aangebrachte accessoires.<br />
Controleer de acculading (elektrolyt)<br />
vaker dan is voorgeschreven in het<br />
“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />
“Onderhoud van de auto”, als de<br />
auto wordt gebruikt in warme klimaten<br />
of onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig zijn;<br />
brandgevaar.<br />
205
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />
- 4) ruitensproeiervloeistof - 5)<br />
koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />
1) motorolie - 2) accu - 3)remvloeistof<br />
- 4) ruitensproeiervloeistof - 5) koel -<br />
vloeistof - 6) olie van de stuurbe -<br />
krachtiging<br />
206<br />
fig. 1 - Uitvoering 1.6<br />
fig. 2 - Uitvoering 1.8<br />
P4T0651<br />
P4T0652
1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />
- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />
5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />
1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />
- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />
5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />
fig. 3 - Uitvoering 2.0<br />
fig. 4 - Uitvoering 1.9 jtd<br />
207<br />
P4T0653<br />
P4T0654
1) motorolie - 2) accu - 3) remvloeistof<br />
- 4) ruitensproeiervloeistof -<br />
5) koelvloeistof - 6) olie van de stuurbekrachtiging<br />
208<br />
fig. 5 - Uitvoering 2.4 jtd<br />
P4T0655
MOTOROLIE (fig. 6-7-8-9-10)<br />
Controleer het oliepeil als de auto op<br />
een vlakke ondergrond staat en enige<br />
minuten (circa 5) na het uitzetten van<br />
de motor.<br />
Het oliepeil moet altijd tussen het<br />
MIN- en MAX- merkteken op de oliepeilstok<br />
staan.<br />
Het verschil tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken komt overeen met<br />
ongeveer 1 liter.<br />
Als het oliepeil dicht bij of onder het<br />
MIN-merkteken staat, moet er via de<br />
olievulopening motorolie tot aan het<br />
MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
Het oliepeil mag nooit het MAXmerkteken<br />
overschrijden.<br />
fig. 6 - Uitvoering 1.6<br />
P4T0656<br />
Wees bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in de<br />
motorruimte extra voorzichtig<br />
als de motor nog warm is: gevaar<br />
voor verbranding. Onthoud<br />
dat bij een warme motor de elektroventilateur<br />
onverwachts kan inschakelen:<br />
kans op verwonding.<br />
fig. 7 - Uitvoering 1.8<br />
fig. 8 - Uitvoering 2.0<br />
P4T0657<br />
P4T0658<br />
Op de uitvoering 1.6 moet, om de<br />
dop van de olievulpijp te verwijderen,<br />
de bovenkant worden opgetild en uitgetrokken.<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent<br />
dat het motorolieverbruik pas na de<br />
eerste 5.000÷ 6.000km stabiliseert.<br />
fig. 9 - Uitvoering 1.9 jtd<br />
fig. 10 - Uitvoering 2.4 jtd<br />
209<br />
P4T0659<br />
P4T0660
Vul nooit motorolie bij<br />
met andere specificaties<br />
dan de olie waarmee de<br />
motor is gevuld. Alleen de voorgeschreven<br />
half-synthetische motor -<br />
olie (zie “Specificaties van de<br />
smeermiddelen en vloeistoffen” in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens”)<br />
is geschikt voor de lange intervallen<br />
tussen twee servicebeurten.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />
het verversen van de olie de motor<br />
enige seconden laten draaien, vervolgens<br />
de motor uitzetten en na enige<br />
minuten het oliepeil controleren.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters bevatten<br />
stoffen die schadelijk<br />
zijn voor het milieu. Het is raadzaam<br />
om het verversen van de<br />
motor olie en het vervangen van het<br />
oliefilter door de Lancia-dealer te<br />
laten uitvoeren. De Lancia-dealer<br />
beschikt over de uitrusting voor<br />
het op milieuvriendelijke wijze en<br />
conform de wettelijke bepalingen<br />
verwerken van afgewerkte olie en<br />
oliefilters.<br />
210<br />
KOELVLOEISTOF VAN HET<br />
MOTORKOELSYSTEEM (fig. 11)<br />
Draai bij een warme motor<br />
de dop van het expansiereservoir<br />
nooit los: gevaar<br />
voor verbranding.<br />
Het niveau van de koelvloeistof moet<br />
gecontroleerd worden bij een koude<br />
motor en moet tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken op het expansie -<br />
reservoir staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door<br />
langzaam via de vulopening A van het<br />
expansiereservoir, een mengsel van<br />
50% gedestilleerd water en 50%<br />
PARA FLU11 te gieten.<br />
fig. 11<br />
P4T0170<br />
BELANGRIJK Het koelsysteem staat<br />
onder druk. Vervang de dop zonodig alleen<br />
door een exemplaar van hetzelfde<br />
type, anders kan de werking van het sys -<br />
teem in gevaar worden gebracht.<br />
VLOEISTOF VOOR RUITEN-<br />
/KOPLAMPSPROEIERS (fig. 12)<br />
Om de ruiten-/koplampsproeier -<br />
vloeistof bij te vullen, de dop A<br />
verwijderen en de vulpijp B uittrekken.<br />
Gebruik een mengsel van<br />
water en DP1 in de volgende mengverhouding:<br />
30% DP1 en 70% water in de zomer.<br />
50% DP1 en 50% water in de winter.<br />
Bij temperaturen onder –20°C DP1<br />
onverdund gebruiken.<br />
fig. 12<br />
P4T0171
BELANGRIJK Rijd nooit met een<br />
leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers<br />
zijn van fundamenteel<br />
belang voor een optimaal zicht.<br />
OLIE VAN DE STUURBE -<br />
KRACH TIGING (fig. 13-14)<br />
Het niveau van de olie moet gecontroleerd<br />
worden bij een koude motor<br />
en moet zich tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken op het expansiereservoir,<br />
bevinden.<br />
Bij zeer warme olie kan de olie boven<br />
het MAX-merkteken staan.<br />
Draai voor het bijvullen de dop A los<br />
en giet de olie in het reservoir.<br />
fig. 13 - Uitvoering 1.6<br />
P4T0661<br />
BELANGRIJK Controleer of de olie<br />
dezelfde specificaties heeft als de olie<br />
in het reservoir.<br />
Voorkom dat de olie van<br />
de stuurbekrachtiging in<br />
contact komt met warme<br />
delen van de motor: de olie is licht<br />
ontvlambaar.Het olieverbruik van<br />
de stuurbekrachtiging is zeer laag;<br />
als na het bijvullen de olie binnen<br />
korte tijd weer moet worden bijgevuld,<br />
moet het systeem door een<br />
Lancia-dealer op eventuele lek -<br />
kage worden gecontroleerd.<br />
fig. 14 - Uitvoeringen 1.8-2.0<br />
1.9 jtd - 2.4 jtd<br />
P4T0172<br />
REMVLOEISTOF/VLOEISTOF<br />
VAN DE HYDRAULISCHE<br />
KOPPELINGBEDIENING (fig. 15)<br />
Controleer of de vloeistof nog op het<br />
MAX-merkteken staat.<br />
Controleer regelmatig de werking van<br />
het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />
door (met de contactsleutel<br />
in stand MAR) op het deksel van<br />
het reservoir te drukken; het waarschuwingslampje<br />
x moet dan gaan<br />
branden.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />
remvloeistof worden gebruikt die voldoet<br />
aan de DOT 4-specificaties. Het verdient<br />
aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof<br />
te gebruiken, dezelfde remvloeistof<br />
waarmee het remsysteem door de fabriek<br />
is gevuld.<br />
Draai dop A los en houd sensor B<br />
goed vast.<br />
fig. 15<br />
211<br />
P4T0173
Het vloeistofniveau in het reservoir<br />
mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />
BELANGRIJK Remvloeistof is hygroscopisch<br />
(het trekt water aan).<br />
Daarom verdient het aanbeveling, als<br />
de auto overwegend wordt gebruikt in<br />
gebieden met een hoge luchtvochtig -<br />
heid, de remvloeistof vaker te vervangen<br />
dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Voorkom contact tussen<br />
de zeer corrosieve rem -<br />
vloeistof en de lak. Als er<br />
remvloeistof wordt gemorst, moet<br />
de lak onmiddellijk met water<br />
worden afgespoeld.<br />
Het symbool π op het reservoir<br />
geeft aan dat er<br />
synthetische remvloeistof<br />
en geen minerale vloeistof<br />
moet worden gebruikt. Het gebruik<br />
van vloeistoffen met andere<br />
specificaties moet absoluut worden<br />
vermeden, omdat de rubbers<br />
in het remsysteem door deze vloeistoffen<br />
kunnen worden beschadigd.<br />
212<br />
LUCHTFILTER<br />
Het luchtfilter is verbonden met de<br />
systemen die de luchttemperatuur en<br />
luchthoeveelheid regelen. Deze sturen<br />
elektrische signalen naar de regel -<br />
eenheid, die noodzakelijk zijn voor<br />
een correct functioneren van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />
Voor de juiste werking van de motor,<br />
een laag verbruik en een lage uitstoot<br />
van uitlaatgassen, is het daarom<br />
noodzakelijk dat het systeem altijd<br />
perfect functioneert.<br />
De beschrijving van de<br />
procedure voor het vervangen<br />
van het luchtfilter,<br />
dient slechts ter informatie. Wij<br />
raden u aan het luchtfilter door de<br />
Lancia-dealer te laten vervangen.<br />
Als het luchtfilter niet op de juiste<br />
wijze wordt vervangen en de ver -<br />
eiste voorzorgsmaatregelen niet in<br />
acht zijn genomen, kan de rij -<br />
veilig heid in gevaar worden gebracht.<br />
Als veel over stoffige wegen<br />
wordt gereden, moet<br />
het filter vaker worden<br />
vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Als het filter wordt gereinigd<br />
kan het beschadigd<br />
worden, waardoor er ernstige<br />
schade aan de motor kan<br />
ontstaan.<br />
VERVANGING (fig. 16)<br />
Draai voor de vervanging van het filter<br />
de schroeven A los, verwijder het<br />
deksel B en neem het te vervangen filterelement<br />
uit.<br />
fig. 16<br />
P4T0174
STOF-/POLLEN -<br />
FILTER<br />
Wendt u voor de vervanging van het<br />
stof-/pollenfilter (fig. 17) tot de<br />
Lancia-dealer.<br />
fig. 17<br />
P4T0175<br />
Als de auto veel over stoffige wegen<br />
rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />
moet het filter vaker worden<br />
vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />
een beperking in de capaciteit van de<br />
ventilatie wordt geconstateerd.<br />
DIESELFILTER<br />
(Uitvoeringen 1.9 jtd - 2.4 jtd)<br />
CONDENS AFTAPPEN (fig. 18)<br />
Water in het brandstof -<br />
sys teem kan het inspuit -<br />
systeem ernstig beschadigen<br />
en de motor kan onregelmatig<br />
gaan draaien. Als het lampje c<br />
gaat branden, wendt u dan zo snel<br />
mogelijk tot de Lancia-dealer om<br />
het water te laten aftappen.<br />
fig. 18<br />
213<br />
P4T0662
ACCU<br />
De accu bevindt zich in de motorruimte<br />
bij punt 2 (fig. 1, 2, 3, 4, 5).<br />
De accu van de Lybra is “onder -<br />
houdsarm”: onder normale gebruiks -<br />
omstandigheden is het niet nodig gedestilleerd<br />
water bij te vullen.<br />
Zie voor het opladen van de accu het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet<br />
een originele accu met dezelfde specificaties<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door<br />
een accu met andere specificaties, vervallen<br />
de onderhoudsintervallen die in<br />
het “Onderhoudsschema” in dit<br />
hoofd stuk staan aangegeven; voor het<br />
onderhoud van de nieuwe accu dient<br />
u zich strikt te houden aan de aanwijzingen<br />
van de fabrikant van de accu.<br />
214<br />
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het verdient<br />
aanbeveling een defecte accu door<br />
de Lancia-dealer te laten vervangen,<br />
omdat deze beschikt over de<br />
uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de wettelijke<br />
bepalingen, verwerken van<br />
defecte accu’s.<br />
VLOEISTOFNIVEAU VAN DE<br />
ACCU (elektrolyt)<br />
CONTROLEREN<br />
Het vloeistofniveau moet worden gecontroleerd<br />
(en eventueel bijgevuld)<br />
overeenkomstig de in het “Onder -<br />
houdsschema” aangegeven intervallen.<br />
Laat deze handelingen door een<br />
Lancia-dealer uitvoeren.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief. Vermijd<br />
het contact met de huid of<br />
de ogen. Houd open vuur en vonkvormende<br />
apparaten verwijderd<br />
van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.<br />
Onoordeelkundige montage<br />
van elektrische en<br />
elektronische apparatuur<br />
kan ernstige schade toebrengen aan<br />
de auto.<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />
TE VERLENGEN<br />
Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />
dan of de portieren, de motor -<br />
kap en het kofferdeksel goed gesloten<br />
zijn. De interieurverlichting moet gedoofd<br />
zijn.<br />
Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />
van stroomverbruikers als de<br />
motor uit staat (bijv. autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />
enz.).<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50%<br />
geladen is, raakt door sulfatering beschadigd.<br />
Hierdoor loopt de capaciteit<br />
en het startvermogen terug. Ook is de<br />
accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />
(bij temperaturen onder -10°C).<br />
Als u de auto langere tijd niet gebruikt,<br />
zie “Auto langere tijd stallen”<br />
in het hoofdstuk “Correct gebruik van<br />
de auto”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante<br />
voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />
handsfree mobiele telefoon, navigatiesysteem<br />
met anti-diefstal-satellietbewaking,<br />
enz.), raden wij u aan<br />
contact op te nemen met de Lanciadealer.<br />
Deze kan u de meest geschikte<br />
installaties uit het Lancia<br />
Lineacccessori programma aanraden<br />
en controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor<br />
het extra stroomverbruik of dat het<br />
noodzakelijk is een accu met een<br />
grotere capaciteit te monteren.<br />
Deze stroomverbruikers blijven permanent<br />
stroom verbruiken ook bij een<br />
uitgenomen contactsleutel (gepar -<br />
keerde auto, motor uitgezet), waardoor<br />
de accu geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze<br />
accessoires (standaard en achteraf gemonteerd<br />
accessoires) moet minder<br />
zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />
zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximaal toegestaan<br />
stroomverbruik<br />
50 Ah 30 mA<br />
60 Ah 36 mA<br />
70 Ah 42 mA<br />
Bedenk dat bij het inschakelen van<br />
grote stroomverbruikers zoals verwarming<br />
van het babyflesje, stofzuiger,<br />
mobiele telefoon, enz., bij een uit -<br />
gezette motor de accu sneller zal ont -<br />
laden.<br />
BELANGRIJK Als aan boord van<br />
de auto extra systemen moeten worden<br />
geïnstalleerd, moet goed op de<br />
juiste aansluitingen worden gelet. Niet<br />
correcte elektrische verbindingen<br />
kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor de<br />
elementaire elektronische systemen.<br />
ACCU MET OPTISCHE<br />
HYDROMETER<br />
Beschrijving<br />
Bij bepaalde uitvoeringen kan de<br />
accu zijn uitgerust met een optische<br />
meter voor controle van het niveau<br />
van het elektrolyt en de acculading.<br />
De accu is “onderhoudsarm” en uitgerust<br />
met een controlemeter; onder<br />
normale gebruiksomstandigheden is<br />
het niet nodig gedestilleerd water bij<br />
te vullen. Daarom moet de juiste<br />
werking ervan regelmatig gecontroleerd<br />
worden m.b.v. de optische controlemeter<br />
op het deksel van de accu.<br />
De meter moet een donkere kleur<br />
hebben en een groen middenstuk.<br />
Als de meter daarentegen een heldere<br />
lichte kleur heeft, of donker ge -<br />
kleurd is zonder groen middenstuk,<br />
dient u contact op te nemen met de<br />
Lancia-dealer.<br />
215
Acculading controleren<br />
De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />
worden door de kleur van<br />
de optische meter te controleren. Zie<br />
de volgende tabel of de sticker op de<br />
accu.<br />
Helderwitte<br />
kleur<br />
Donkere kleur<br />
zonder groen<br />
middenstuk<br />
Donkere kleur<br />
met groen<br />
middenstuk<br />
216<br />
Elektrolyt<br />
bijvullen<br />
Accu niet voldoende<br />
opgeladen<br />
Niveau elektrolyt en<br />
acculading<br />
onvoldoende<br />
ELEKTRONISCHE<br />
REGELEENHEDEN<br />
Wendt u tot de Lanciadealer<br />
Opladen (het is raadzaam<br />
dit door de Lancia-dealer<br />
te laten uitvoeren)<br />
Geen enkele handeling<br />
Bij een normaal gebruik van de auto<br />
zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />
niet nodig.<br />
Het is echter nodig de volgende<br />
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />
bij werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie of bij een noodstart:<br />
– Koppel de accu nooit los van de<br />
elektrische installatie bij een draaiende<br />
motor.<br />
– Koppel de accuklemmen los al -<br />
vorens de accu met een acculader op<br />
te laden. Moderne acculaders kunnen<br />
spanningen tot 20V leveren.<br />
– Gebruik nooit een acculader voor<br />
het starten van de motor, maar gebruik<br />
een hulpaccu.<br />
– Let op een goede aansluiting tussen<br />
de accu en de elektrische installatie,<br />
zowel wat betreft de juiste aansluitwijze<br />
als de juiste verbinding tussen<br />
de polen en de kabeluiteinden.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
nooit los en sluit ze nooit<br />
aan als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.
– Controleer de polariteit niet door<br />
middel van vonken.<br />
– Neem de stekkers van de regel -<br />
eenheden los voor het uitvoeren van<br />
laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />
Verwijder de regeleenheden als de<br />
temperatuur boven de 80°C stijgt<br />
(bijzondere werkzaamheden aan de<br />
carrosserie, enz.).<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische installatie<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen<br />
rekening wordt gehouden met de<br />
technische specificaties van het<br />
sys teem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brandgevaar ver -<br />
oorzaken.<br />
BOUGIES<br />
Schone en goede bougies (fig. 19)<br />
met de juiste warmtegraad zijn van<br />
doorslaggevend belang voor een goede<br />
werking, een lange levensduur en een<br />
lage uitstoot van schadelijke stoffen<br />
van de motor.<br />
De informatie die de bougie levert<br />
aan een deskundige is een belangrijke<br />
bron voor het opsporen van de storing,<br />
ook als deze niet door de ontsteking<br />
wordt veroorzaakt. Het is<br />
daarom belangrijk dat bij storingen in<br />
de motorwerking de bougies worden<br />
gecontroleerd door een Lanciadealer.<br />
fig. 19<br />
P4T0240<br />
De bougies moeten bij de<br />
kilometerstanden worden<br />
vervangen die in het onderhoudsschema<br />
zijn aangegeven.<br />
Gebruik uitsluitend bougies van het<br />
voorgeschreven type. Bougies met<br />
een afwijkende warmtegraad kunnen<br />
motorstoringen veroorzaken.<br />
1.6<br />
1.8<br />
2.0<br />
Bougies<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR5EZ<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR6EZ<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />
Champion RC8BYC<br />
217
WIELEN EN<br />
BANDEN<br />
BANDENSPANNING<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het reservewiel, moet regelmatig,<br />
om de twee weken en voor een lange<br />
rit, worden gecontroleerd.<br />
De bandenspanning moet bij koude<br />
banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />
Houd er daarom rekening<br />
mee, dat bij een controle of oppompen<br />
van warme banden de spanning<br />
0,3 bar hoger moet zijn dan bij koude<br />
banden.<br />
ning.<br />
Bedenk dat ook de weg -<br />
ligging afhankelijk is van<br />
een juiste bandenspan-<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage van de<br />
banden (fig. 20):<br />
218<br />
A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />
van het loopvlak.<br />
B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loop -<br />
vlak.<br />
C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de band te<br />
heet, waardoor er onherstelbare<br />
inwendige schade aan de<br />
band kan ontstaan.<br />
Banden moeten worden vervangen<br />
als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />
altijd aan de bepalingen van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
fig. 20<br />
P4T0239<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />
wielen optrekken, enz.<br />
Vermijd ook harde contacten tussen<br />
banden en stoepranden, kuilen, en<br />
andere obstakels. Het langdurig rijden<br />
op een slecht wegdek kan de banden<br />
beschadigen.<br />
Controleer de banden regelmatig op<br />
scheuren in de wangen en bulten of<br />
slijtplekken op het loopvlak. Raadpleeg<br />
zonodig de Lancia-dealer.<br />
Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto. Hierdoor kunnen de banden en<br />
de velgen ernstig beschadigd worden.<br />
Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />
band en verwissel het wiel om beschadiging<br />
van de band, de velg, de<br />
wielophanging en de stuurinrichting<br />
te voorkomen.<br />
Banden verouderen, ook als zij weinig<br />
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes<br />
in het loopvlak en op de wangen geven<br />
aan dat de band verouderd is.<br />
Banden die langer dan zes jaar onder<br />
een auto gemonteerd zijn, moeten<br />
dan ook door een specialist worden
gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />
voor het reservewiel.<br />
Monteer nooit gebruikte banden of<br />
banden, waarvan de herkomst onbekend<br />
is.<br />
De Lybra is voorzien van tubeless<br />
radiaalbanden zonder binnenband. In<br />
dit type band mag nooit een binnenband<br />
worden gemonteerd.<br />
Bij de montage van een nieuwe band<br />
moet ook het ventiel vernieuwd worden.<br />
Om een gelijke slijtage van de banden<br />
op de vooras en de achteras te<br />
verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />
om de 10.000 ÷ 15.000 km van<br />
as te verwisselen. Hierbij moeten de<br />
banden aan dezelfde zijde van de auto<br />
gemonteerd blijven, zodat een om -<br />
kering van de draairichting wordt<br />
voorkomen.<br />
Verwissel de banden niet<br />
kruiselings, waarbij de<br />
banden van de rechterzijde<br />
aan de linkerzijde en omgekeerd<br />
worden gemonteerd.<br />
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van<br />
het rem-, stuurbekrachtigings- en<br />
brandstofsysteem zeer nauwkeurig de<br />
voorschriften van het geprogrammeerd<br />
onderhoudsschema aan.Ozon,<br />
hoge temperaturen en het gedurende<br />
langere tijd ontbreken van vloeistof in<br />
een systeem zorgen ervoor dat de<br />
slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />
het betreffende systeem gaat<br />
lekken. Daarom is zorgvuldige controle<br />
noodzakelijk.<br />
RUITENWISSERS<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel;<br />
wij raden DP1 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het<br />
rubber vervormd of versleten is. Het<br />
verdient aanbeveling ten minste één<br />
maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />
is gevaarlijk,<br />
omdat ze het zicht<br />
onder extreme atmosferische<br />
omstandigheden aanzienlijk beperken.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaat -<br />
regelen is het mogelijk beschadigingen<br />
van het rubber te voorkomen.<br />
– Wanneer de temperatuur onder<br />
0°C is gedaald, moet er gecontroleerd<br />
worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />
en ruit zit. Verwijder zonodig het<br />
ijs met antivries.<br />
219
– Verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de voorruit: om de wisserbladen<br />
te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor<br />
te voorkomen.<br />
– Schakel de ruitenwissers niet in op<br />
een droge ruit.<br />
Wisserbladen controleren<br />
Voordat u de wisserbladen controleert,<br />
moeten de voorruit en de rubber<br />
delen (wisserbladen) zorgvuldig<br />
gereinigd worden met warm water en<br />
zeep of met ruitensproeiervloeistof<br />
DP1. De voorruit moet helemaal<br />
schoon en vetvrij zijn: als het nodig is,<br />
moet met sterkere vetverwijderende<br />
middelen worden ontvet (op basis van<br />
ammoniak).<br />
Ook de wisserbladen moeten voor de<br />
controle perfect gereinigd zijn: reinig,<br />
indien noodzakelijk, alleen de randen<br />
met warm water en zeep.<br />
1) Controleer of het rubber van het<br />
wisserblad niet vervormd of versleten<br />
is en of alle onderdelen van de wisserbladen<br />
nog heel zijn: als het rubber<br />
vervormd of versleten is, moeten<br />
beide wisserbladen vervangen worden.<br />
220<br />
2) Als de wisserbladen en de onderdelen<br />
in goede staat zijn, moet de controle<br />
worden voortgezet door het inschakelen<br />
van de ruitenwisser/sproeier:<br />
als de wisserbladen de voorruit<br />
goed reinigen, kunnen ze worden<br />
gehandhaafd, als de ruit niet goed gereinigd<br />
wordt, moeten de beide wisserbladen<br />
worden vervangen.<br />
Wisserbladen vervangen (fig. 21)<br />
Zie voor het vervangen van het wisserblad<br />
van de achterruitwisser van de<br />
Station Wagon het betreffende hoofdstuk.<br />
Wisserbladen vervangen:<br />
1) Trek de arm van de ruitenwisser<br />
omhoog.<br />
2) Druk op de lip van de veerklem<br />
en trek het wisserblad A uit de arm B.<br />
fig. 21<br />
P4T0228<br />
3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />
het wisserblad goed in de wisserarm<br />
geborgd moet zijn.<br />
BELANGRIJK Controleer na de<br />
vervanging of de wisserbladen goed in<br />
de wisserarm geborgd zijn.
RUITENSPROEIERS (fig. 22)<br />
Als de ruitensproeiers niet werken,<br />
controleer dan eerst het niveau in het<br />
ruitensproeiertankje: zie “Niveaus<br />
controleren” in dit hoofdstuk.Controleer<br />
vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt zijn. Deze kunnen<br />
zonodig met een speld worden<br />
doorgeprikt.<br />
De richting van de stralen A van de<br />
ruitensproeiers kunnen worden afgesteld.<br />
Stel de sproeiermonden zodanig<br />
af dat de stralen de ruit raken op het<br />
hoogste punt in de slag van de ruitenwissers.<br />
fig. 22<br />
P4T0176<br />
KOPLAMP -<br />
SPROEIERS<br />
(indien aanwezig)<br />
Controleer regelmatig of de kop -<br />
lamp sproeiers schoon en in goede<br />
staat zijn (fig. 23).<br />
De koplampsproeiers werken automatisch<br />
als het dim-/grootlicht brandt<br />
en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />
fig. 23<br />
P4T0274<br />
AIRCONDITIONING<br />
Schakel in de winter de airconditioning<br />
1 keer per maand gedurende 10<br />
minuten in.<br />
Laat voor het zomerseizoen de<br />
werking van de airconditioning controleren<br />
door de Lancia-dealer.<br />
Het systeem gebruikt<br />
koelmiddel R134a. Bij<br />
lekkage is dit middel niet<br />
schadelijk voor het milieu. Gebruik<br />
in geen geval het middel<br />
R12, omdat dit middel de componenten<br />
van het systeem beschadigt<br />
en omdat dit middel CFK’s<br />
(chloorfluorkoolwaterstoffen) bevat.<br />
221
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest<br />
zijn:<br />
– luchtverontreiniging;<br />
– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm<br />
en vochtig klimaat);<br />
– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen,<br />
zoals stoffige omgeving,<br />
opwaaiend zand, modder en steenslag<br />
op de lak en de onderzijde moet niet<br />
worden onderschat.<br />
L<strong>ANCIA</strong> heeft voor de Lybra de beste<br />
technologische oplossingen toegepast<br />
om de carrosserie efficiënt tegen<br />
roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
– De toepassing van aangepaste<br />
spuittechnieken en lakproducten die<br />
de auto de benodigde weerstand tegen<br />
roest en schurende elementen ver -<br />
lenen.<br />
222<br />
– Het gebruik van verzinkte (of<br />
voorbehandelde) plaatdelen met een<br />
hoge corrosiebestendigheid.<br />
– Het aanbrengen van een gespoten<br />
beschermende waslaag op de onderzijde,<br />
in de wielkuipen, in de motorruimte<br />
en verschillende holle ruimtes,<br />
met een hoog beschermend vermogen.<br />
– Het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare<br />
delen: onderzijde van de portieren,<br />
binnenzijde van de spatborden, naden,<br />
randen enz.<br />
– Toepassing van “open” holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen<br />
en binnendringend water af te voeren,<br />
waardoor roest van binnenuit wordt<br />
voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de Lybra is de carrosserie tegen<br />
doorroesten van alle originele componenten<br />
van de carrosserie en van alle<br />
dragende delen gegarandeerd. Voor<br />
de specifieke voorwaarden van deze<br />
garantie wordt verwezen naar de<br />
“SERVICE- EN GARANTIEHAND-<br />
LEIDING”.<br />
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN<br />
DE CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van<br />
de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />
worden bijgewerkt om roest -<br />
vorming te voorkomen.<br />
Ook het bijwerken van metallic lak<br />
levert geen problemen op.<br />
Het bijwerken dient met de originele<br />
lak te worden uitgevoerd (zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Het normale onderhoud van de auto<br />
beperkt zich tot wassen, waarbij de<br />
frequentie afhankelijk is van het gebruik<br />
van de auto en van de omgeving.<br />
Het is raadzaam de auto vaker<br />
te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />
of bij het rijden over wegen met<br />
strooizout.
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de auto bij<br />
voorkeur worden gewassen op een<br />
plaats waar het afvalwater direct<br />
wordt opgevangen en gezuiverd.<br />
De juiste wasmethode:<br />
1) Verwijder de antenne van het dak<br />
om te voorkomen dat deze beschadigt<br />
in een autowasserette.<br />
2) Spoel de auto eerst met een<br />
water straal onder lage druk af.<br />
3) Was de auto met een zachte spons<br />
met een oplossing van neutrale zeep;<br />
spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />
4) Spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht of<br />
een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de<br />
randen van de portieren, het kofferdeksel<br />
en de koplampranden moeten<br />
niet vergeten worden, omdat daar<br />
water kan blijven staan. Het verdient<br />
aanbeveling de auto na het wassen<br />
niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />
maar de auto nog even buiten te laten<br />
staan, zodat waterresten buiten kunnen<br />
verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als de<br />
motorkap nog warm is: omdat dan de<br />
glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />
op dezelfde wijze worden gewassen<br />
als de gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen,<br />
aangezien harsdruppels bij langere<br />
inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />
waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />
dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />
van de lak verwijderd te worden, omdat<br />
door de agressieve bestanddelen<br />
de lak kan beschadigen.<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van<br />
de ruiten een daarvoor geschikt<br />
schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />
schone, zachte doek om krassen en<br />
beschadigingen te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het<br />
schoon maken van de binnenzijde van<br />
de achterruit op, dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd.<br />
Veeg voorzichtig in de richting van de<br />
draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig<br />
te laten uitspuiten. Laat dit verzorgen<br />
door een gespecialiseerd bedrijf.<br />
223
BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte moet het contactslot<br />
in stand STOP staan en de<br />
motor koud zijn. Controleer na het<br />
reinigen of de verschillende beschermingen<br />
(rubber kappen, deksels, enz.)<br />
nog op hun plaats zitten en niet beschadigd<br />
zijn.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de auto bij<br />
voorkeur worden gewassen op een<br />
plaats waar het afvalwater direct<br />
wordt opgevangen en gezuiverd.<br />
224<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de<br />
vloerbedekking geen water is blijven<br />
staan (dooiwater van sneeuwresten<br />
aan schoenen, lekkende paraplu’s,<br />
enz.), waardoor roestvorming op de<br />
bodem veroorzaakt zou kunnen worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING SCHOONMAKEN<br />
– Verwijder stof met een zachte borstel<br />
of een stofzuiger.<br />
– Reinig de zittingen met een vochtige<br />
spons en een oplossing van neutrale<br />
zeep.<br />
MET ALCANTARA BEKLEDE<br />
STOELEN SCHOONMAKEN<br />
Alcantara kan op dezelfde wijze<br />
behandeld en gereinigd worden als de<br />
andere bekleding. Voor het reinigen<br />
van alcantara gelden dezelfde aan -<br />
wijzingen als voor het reinigen van<br />
stoffen bekleding.
MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />
SCHOONMAKEN<br />
– Verwijder droog vuil met een<br />
zeemleer of een iets vochtige doek,<br />
zonder hard te drukken.<br />
– Dep een vochtige vlek of vet met<br />
een droge en absorberende doek en<br />
wrijf daarbij niet. Behandel de plek<br />
vervolgens met een doek of zeem bevochtigd<br />
met water en een neutrale<br />
zeep.<br />
– Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />
behandel de vlek dan met een speciaal<br />
schoonmaakmiddel, waarbij de instructies<br />
op de verpakking strikt moeten<br />
worden opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alco -<br />
hol of producten op basis van alcohol.<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />
om het visuele effect van de componenten<br />
niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />
of benzine om het glas van het<br />
instrumentenpaneel schoon te maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen mogen<br />
niet worden blootgesteld aan temperaturen<br />
boven 50°C. In de zomer<br />
kan de temperatuur in het interieur<br />
ver boven deze waarde op -<br />
lopen.<br />
225
L<strong>YBRA</strong> STATION WAGON<br />
De beschrijvingen en afbeeldingen in dit<br />
hoofdstuk hebben uitsluitend betrekking op de<br />
Lybra SW. In dit hoofdstuk worden uitsluitend<br />
de onderwerpen behandeld die verschillen van<br />
de vorige hoofdstukken in dit boekje.<br />
Met de Lybra SW bent u net zoals de Lybra<br />
sedan verzekerd van veiligheid, perfect rijplezier<br />
en milieubewust autorijden. Naast dit alles<br />
biedt de Lybra SW u iets extra’s:met deze auto<br />
heeft u de beschikking over een zeer grote<br />
bagageruimte.<br />
226<br />
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER............... 227<br />
INTERIEURVERLICHTING ........................... 228<br />
AUTORADIO................................................... 228<br />
AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING OP<br />
DE ACHTERWIELEN..................................... 229<br />
BAGAGERUIMTE ........................................... 230<br />
IMPERIAAL/SKIDRAGER .............................. 237<br />
HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />
OF EEN ANDERE AUTO................................ 237<br />
EEN LEKKE BAND ....................................... 238<br />
GLOEILAMP VERVANGEN............................ 239
ACHTERRUIT -<br />
WISSER/-SPROEIER<br />
WERKING (fig. 1)<br />
Deze werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Draai de schakelaar A in stand<br />
om de achterruitwisser in te schakelen.<br />
De achterruitwisser wist met interval.<br />
Als u de bedieningshendel B naar<br />
voren duwt, schakelt de achterruitsproeier<br />
in; als u de hendel loslaat<br />
schakelt hij automatisch uit.<br />
Als de achterruitsproeier wordt ingeschakeld,<br />
gaat automatisch ook de<br />
achterruitwisser enkele seconden<br />
werken.<br />
fig. 1<br />
P4T0177<br />
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers<br />
de achteruit inschakelt, gaat automatisch<br />
ook de achterruitwisser enkele<br />
seconden werken.<br />
WISSERBLAD VERVANGEN<br />
(fig. 2)<br />
Het wisserblad van de achterruitwisser<br />
moet samen met de wisser -<br />
arm vervangen worden.<br />
1) Kantel het dopje A, draai de moer<br />
B los, waarmee de wisserarm aan de<br />
as is bevestigd, en neem de arm van<br />
de as.<br />
2) Plaats de nieuwe wisserarm in de<br />
juiste stand en draai de moer zorgvuldig<br />
vast.<br />
3) Kantel het dopje dicht.<br />
fig. 2<br />
P4T0178<br />
ACHTERRUITSPROEIER (fig. 3)<br />
Als de achterruitsproeier niet werkt,<br />
controleer dan eerst het niveau in het<br />
ruitensproeiertankje: zie de aanwijzingen<br />
in het hoofdstuk “Onderhoud<br />
van de auto”.<br />
De sproeiermond kan worden afgesteld<br />
door met een schroevendraaier<br />
het huis A te verdraaien.<br />
fig. 3<br />
227<br />
P4T0179
INTERIEUR -<br />
VERLICHTING<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
MIDDENACHTER (fig. 4)<br />
Als de schakelaar A in stand 0 staat,<br />
gaat bij het openen van de achterklep<br />
de plafondverlichting branden.<br />
Als de schakelaar in de middelste<br />
stand 1 staat, blijft de plafondver -<br />
lichting altijd branden.<br />
Als u de schakelaar naar links (stand<br />
2) schuift, blijft de plafondverlichting<br />
altijd gedoofd.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat<br />
u de auto verlaat of de schakelaar van<br />
de plafondverlichting niet in stand 1<br />
staat. Als de schakelaar bij geopende<br />
achterklep in stand 0 staat, gaat de<br />
plafondverlichting na ongeveer 15 minuten<br />
automatisch uit.<br />
fig. 4<br />
228<br />
P4T0180<br />
AUTORADIO<br />
LUIDSPREKERS ACHTER<br />
(fig. 5)<br />
De luidsprekers achter A bevinden<br />
zich aan de zijkanten van de bagageruimte.<br />
ANTENNE<br />
De antenne is op het dak van de<br />
auto geplaatst.<br />
Het is raadzaam de antenne van het<br />
dak te verwijderen als de auto in een<br />
wastunnel wordt gereinigd, om te<br />
voor komen dat hij wordt beschadigd.<br />
fig. 5<br />
P4T0181<br />
CD-SPELER - CD-SPELER<br />
VOOR ICS VAN L<strong>ANCIA</strong> MET<br />
NAVIGATIESYSTEEM (fig. 6-7)<br />
(indien aanwezig)<br />
De CD-speler A en de CD-speler B<br />
voor het ICS-navigatiesysteem van<br />
Lancia bevinden zich in een door een<br />
klep afgesloten ruimte links in de<br />
bagageruimte C.<br />
Om de geklemde klep te verwijderen,<br />
moet u de klep openen door aan<br />
de handgreep D te trekken. Verwijder<br />
vervolgens de klep. Plaats om de klep<br />
terug te plaatsen eerst het onderste<br />
deel en druk vervolgens de klep stevig<br />
dicht.<br />
In het bovenste deel van de ruimte E<br />
kunnen de CD’s worden opgeborgen.<br />
fig. 6<br />
P4T0182
Het gebruik van de CD-speler staat<br />
beschreven in de paragraaf “Auto -<br />
radio” in dit boekje.<br />
Voor het gebruik van het ICS van<br />
Lancia met navigatiesysteem en van<br />
de CD-speler voor het navigatie -<br />
systeem wordt verwezen naar het betreffende<br />
supplement dat bij dit instructieboekje<br />
wordt geleverd.<br />
BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Subwoofer (fig. 8-9)<br />
In de door een klep afgesloten<br />
ruimte rechts in bagageruimte A<br />
bevindt zich een bass box B met een<br />
volume van 14 dm3. fig. 7<br />
P4T0224<br />
U kunt de klep openen door aan de<br />
handgreep C te trekken, waarna de<br />
klep volledig kan worden verwijderd.<br />
Plaats om de klep terug te plaatsen<br />
eerst het onderste deel en druk vervolgens<br />
de klep stevig dicht.<br />
fig. 8<br />
fig. 9<br />
P4T0225<br />
P4T0185<br />
AUTOMATISCHE<br />
NIVEAUREGELING<br />
OP DE ACHTER -<br />
WIELOPHANGING<br />
(indien aanwezig)<br />
In plaats van de conventionele<br />
schokdempers zijn bij de auto schokdempers<br />
met hydro-pneumatische niveauregeling<br />
(dankzij een in de<br />
schokdemper ingebouwd actief element)<br />
op de achterwielen gemonteerd.<br />
Als de auto beladen is (passagiers, bagage),<br />
zakt de auto achterover en wijzigt<br />
de wielgeometrie, afhankelijk van de<br />
schokdemperafstelling en de lading. Zodra<br />
de auto wegrijdt, wordt de wielbeweging<br />
als gevolg van oneffenheden<br />
in het wegdek door de schokdempers gebruikt<br />
om de carrosserie weer op zijn<br />
oorspronkelijke rijhoogte te brengen. De<br />
rijhoogte is dus niet langer afhankelijk<br />
van de beladingsgraad.<br />
229
De afstand die de schokdempers nodig<br />
hebben om de rijhoogte weer op<br />
de voorgeschreven waarde te brengen<br />
ligt tussen 300 en 1000 meter,<br />
afhankelijk van de conditie van het<br />
wegdek.<br />
Het systeem zorgt er bovendien voor<br />
dat de koplampen altijd goed zijn afgesteld.<br />
Bij het gebruik van de<br />
bagageruimte mogen de<br />
maximale waarden niet<br />
worden overschreden (zie hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”). De<br />
vervoerde lading en de wijze van<br />
belading beïnvloeden de wegligging,<br />
ook als de rijhoogte door het<br />
systeem constant wordt gehouden.<br />
230<br />
BAGAGERUIMTE<br />
Bij het gebruik van de bagageruimte<br />
mogen de maximale<br />
gewichten niet worden<br />
overschreden (zie hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed geladen<br />
is en bevestig de lading eventueel<br />
met riemen of spanbanden aan<br />
de daarvoor bestemde ringen. Zo<br />
wordt voorkomen dat een voorwerp<br />
bij bruusk remmen naar voren<br />
schiet en letsel veroorzaakt.<br />
OPENEN (fig. 10-11)<br />
Trek voor het openen van de achter -<br />
klep schakelaar A omhoog of steek de<br />
sleutel in het slot B en draai de sleutel in<br />
stand 1.<br />
fig. 10<br />
P4T0249<br />
Het slot vergrendelt als de centrale<br />
portiervergrendeling wordt bediend.<br />
Gebruik voor het openen van de achterklep<br />
de handgreep C boven het slot.<br />
ACHTERKLEP OPENEN MET<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
De achterklep kan worden geopend<br />
door knopje D (fig. 12) op de contactsleutel<br />
in te drukken.<br />
fig. 11<br />
fig. 12<br />
P4T0186<br />
P4T0265
De achterklep kan ook worden ge -<br />
opend bij centraal vergrendelde portieren<br />
en ingeschakeld diefstalalarm<br />
(indien aanwezig).<br />
In dit geval werkt het alarmsysteem<br />
op de volgende manier:<br />
– uitschakeling van de interieurbewaking;<br />
– uitschakeling van de kantelsensor;<br />
– uitschakeling druksensor achter -<br />
klep.<br />
Als de achterklep weer gesloten<br />
wordt, worden de uitgeschakelde<br />
functies weer ingeschakeld.<br />
SLUITEN (fig. 13)<br />
Gebruik voor het sluiten van de achterklep<br />
één van de handgrepen A.<br />
fig. 13<br />
P4T0187<br />
STEKKERDOOS (fig. 14)<br />
Deze bevindt zich links in de bagageruimte.<br />
Voor het gebruik van de stekkerdoos<br />
moet u dekseltje A openen.<br />
De stekkerdoos wordt gevoed als de<br />
contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid en kan alleen gebruikt worden<br />
voor accessoires met een maximum<br />
stroomverbruik van 15A (vermogen<br />
180W).<br />
Sluit geen accessoires op<br />
de stekkerdoos aan met<br />
een stroomverbruik dat<br />
hoger is dan de aangegeven maximale<br />
waarde.<br />
Een langdurig stroomverbruik<br />
kan de accu uitputten, waardoor<br />
de motor niet meer gestart kan<br />
worden.<br />
fig. 14<br />
P4T0188<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
(fig. 15)<br />
De bagageruimteverlichting B bevindt<br />
zich rechts in de bagageruimte<br />
en gaat branden als de achterklep<br />
wordt geopend. De verlichting dooft<br />
als u de achterklep sluit of na enkele<br />
minuten als u de achterklep open laat.<br />
Als u in dit laatste geval de verlichting<br />
weer wilt inschakelen, moet u de achterklep<br />
sluiten en vervolgens weer<br />
openen.<br />
OPBERGVAKKEN<br />
Aan de zijkant van de bagageruimte<br />
bevinden zich twee open vakken met<br />
net C (fig. 14-15) voor het opbergen<br />
van voorwerpen.<br />
fig. 15<br />
231<br />
P4T0189
SERVICEVAKKEN (fig. 16)<br />
Deze bevinden zich rechts en links<br />
in de bagageruimte. Het vak is als<br />
volgt bereikbaar: open het geklemde<br />
deksel A door aan de handgreep B te<br />
trekken en verwijder vervolgens het<br />
deksel. Plaats om de klep terug te<br />
plaatsen eerst het onderste deel en<br />
druk vervolgens de klep stevig dicht.<br />
Het linker vak is bestemd voor de<br />
CD-speler en de CD-speler voor het<br />
ICS-navigatiesysteem van Lancia (indien<br />
aanwezig).<br />
In het rechter vak is bij uitvoeringen<br />
met hifi-audiosysteem de subwoofer<br />
luidspreker geplaatst.<br />
HOEDENPLANK (fig. 17)<br />
Achter de rugleuning van de zit-<br />
fig. 16<br />
232<br />
P4T0183<br />
plaatsen achter bevindt zich de hoedenplank<br />
A.<br />
De hoedenplank kan worden neerge -<br />
klapt met de handgreep B om de bagageruimte<br />
vanuit het interieur te bereiken.<br />
Als u de hoedenplank wilt verwijderen,<br />
moet u de hoedenplank neerklappen en<br />
de beide pennen aan de zijkant uit de<br />
zittingen C loshaken. Voor het terugplaatsen<br />
van de hoedenplank moeten de<br />
pennen weer in de zittingen C worden<br />
gestoken en de hoedenplank naar voren<br />
worden gedraaid om te controleren of hij<br />
goed vergrendeld is.<br />
Bij een ongeval of plotseling<br />
remmen kunnen de<br />
voorwerpen op de hoedenplank<br />
naar voren in het interieur<br />
worden geslingerd, waardoor de<br />
inzittenden letsel kunnen oplopen.<br />
fig. 17<br />
P4T0190<br />
ROLHOES (fig. 18-19-20)<br />
De rolhoes A kan worden opgerold<br />
en verwijderd.<br />
De hoes kan worden opgerold nadat<br />
de twee achterste pennen B uit de zittingen<br />
C zijn genomen en de klittenbandsluitingen<br />
aan de zijkant D los<br />
zijn getrokken.<br />
fig. 18<br />
fig. 19<br />
P4T0191<br />
P4T0192
U kunt de rolhoes verwijderen door<br />
hem op te rollen en de twee voorste<br />
pennen E te verwijderen.<br />
Voor het terugplaatsen van de<br />
rolhoes moet u de voorste pennen<br />
weer insteken, de rolhoes uitvouwen<br />
en daarna de achterste pennen weer<br />
in de zittingen plaatsen.<br />
Plaats geen zware voorwerpen<br />
op de rolhoes omdat<br />
deze de rolhoes kunnen beschadigen.<br />
Bovendien kunnen bij<br />
plotseling remmen deze<br />
voorwerpen naar voren<br />
worden geslingerd en de inzittenden<br />
verwonden.<br />
fig. 20<br />
P4T0193<br />
SCHEIDINGSNET IN HET<br />
INTERIEUR (fig. 21-22-23-24)<br />
(indien aanwezig)<br />
Het scheidingsnet tussen het interieur<br />
en de bagageruimte is opgeborgen in<br />
de dubbele oprolautomaat A. Het bovenste<br />
en onderste gedeelte van het net<br />
kunnen afzonderlijk worden bevestigd.<br />
Haak het bovenste gedeelte van het net<br />
in de zittingen B die afgesloten zijn met<br />
de geklemde dekseltjes C.<br />
Maak het onderste gedeelte vast aan de<br />
haken D.<br />
De oprolautomaat kan vanuit de bagageruimte<br />
worden verwijderd nadat<br />
het bovenste en onderste gedeelte van<br />
het net weer zijn losgehaakt. U verwijdert<br />
de oprolautomaat door de knop<br />
aan de rechterzijde naar voren te<br />
draaien totdat het rode symbool<br />
fig. 21<br />
P4T0194<br />
(driehoek) verdwijnt, en vervolgens<br />
eerst de rechter zijde van de oprol -<br />
automaat en daarna de linkerzijde op<br />
te tillen. Verwijder de oprolautomaat<br />
vanuit de bagageruimte (fig. 24).<br />
Om de oprolautomaat terug te plaatsen<br />
moet eerst de linkerzijde en<br />
daarna de rechterzijde worden geplaatst.<br />
Draai vervolgens de knop<br />
naar achteren totdat hij blokkeert.<br />
fig. 22<br />
fig. 23<br />
233<br />
P4T0195<br />
P4T0196
BAGAGE VASTZETTEN<br />
(fig. 25-26)<br />
De vervoerde bagage kan met riemen<br />
of spanbanden worden bevestigd<br />
aan de daarvoor bestemde ringen in<br />
de hoeken van de bagageruimte.<br />
De ringen dienen ook voor de beves -<br />
tiging van het bagagenet (als optional<br />
beschikbaar bij de Lancia-dealer).<br />
Niet goed vastgezette bagage<br />
kan bij een ongeluk<br />
de passagiers ernstig ver -<br />
wonden.<br />
fig. 24<br />
234<br />
P4T0197<br />
OMKEERBARE<br />
VLOERBEDEKKING<br />
De vloerbedekking is omkeerbaar:<br />
de vloerbedekking kan worden ver -<br />
wijderd, omgedraaid en weer worden<br />
teruggeplaatst met de wasbare zijde<br />
naar boven gekeerd, wanneer u smerige<br />
voorwerpen vervoert.<br />
fig. 25<br />
fig. 26<br />
P4T0198<br />
P4T0199<br />
SKILUIK (fig. 27)<br />
Het skiluik kan worden gebruikt<br />
voor het vervoer van lange voorwerpen<br />
(bijv. ski’s) die vanuit de bagageruimte<br />
door het luik kunnen worden<br />
gestoken.<br />
1) Kantel de armsteun A omlaag.<br />
2) Druk op de handgreep B en duw<br />
het klepje C naar beneden.<br />
3) Maak de bekleding los (indien<br />
aanwezig).<br />
Duw het luikje C in de richting van<br />
de bagageruimte om het te sluiten: de<br />
vergrendeling blokkeert automatisch.<br />
fig. 27<br />
P4T0200
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
Het is mogelijk de bagageruimte te<br />
vergroten door de deelbare achterbank<br />
gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of<br />
geheel neer te klappen.<br />
Om de bagageruimte geheel te vergroten,<br />
moeten de rolhoes, de neer -<br />
klapbare hoedenplank en het scheidingsnet<br />
(indien aanwezig) worden<br />
verwijderd, volgens de instructies<br />
die in de betreffende paragrafen zijn<br />
aangegeven.<br />
Gedeeltelijk neerklappen (1/3)<br />
(fig. 28)<br />
Als alleen de linker zitting wordt<br />
neergeklapt, kunnen er twee personen<br />
op de achterbank worden vervoerd.<br />
fig. 28<br />
P4T0201<br />
Gedeeltelijk neerklappen (2/3)<br />
(fig. 29)<br />
Als alleen de rechter zitting wordt<br />
neergeklapt, kan er één persoon op<br />
de achterbank worden vervoerd.<br />
fig. 29<br />
P4T0202<br />
Geheel neerklappen (fig. 30)<br />
Als beide zitplaatsen achter worden<br />
neergeklapt, is de bagageruimte<br />
maximaal vergroot.<br />
fig. 30<br />
235<br />
P4T0203
Bagageruimte vergroten<br />
1) Trek de handgreep A (fig. 31) in<br />
het midden van iedere achterzitting in<br />
de rijrichting en klap de zitting naar<br />
voren in de richting van de pijl.<br />
2) Verwijder de hoofdsteunen van de<br />
rugleuningen achter (zie paragraaf<br />
“Hoofdsteunen”) en plaats ze in de<br />
daarvoor bestemde ruimte van de opgeklapte<br />
zitting (fig. 32).<br />
3) De rugleuning kan ontgrendeld<br />
worden door de handgreep op de zij -<br />
kant van de rugleuningen omhoog te<br />
trekken:<br />
B (fig. 33) = rechter rugleuning<br />
C (fig. 34) = linker rugleuning.<br />
4) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />
de zijkant en klap de rugleuningen<br />
fig. 31<br />
236<br />
P4T0204<br />
neer, waardoor er een vlakke laad -<br />
vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />
Zitplaatsen achter in normale<br />
stand zetten<br />
1) Plaats de veiligheidsgordels aan<br />
de zijkant, zet de rugleuning weer<br />
recht op en controleer of hij goed vast -<br />
gehaakt zit.<br />
2) Klap vervolgens de zitting terug en<br />
controleer of de veiligheidsgordels niet<br />
gedraaid zitten tussen de zittingen en<br />
de rugleuningen.<br />
3) Monteer de hoofdsteunen weer.<br />
4) Monteer het scheidingsnet in het<br />
interieur (indien aanwezig), de hoedenplank<br />
en de rolhoes weer zoals in<br />
de betreffende paragrafen is be -<br />
schreven.<br />
fig. 32<br />
P4T0260<br />
BELANGRIJK Als u zware voor -<br />
werpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />
moet u controleren of de hoogteregelaars<br />
op de koplampen in de juiste<br />
stand staan (zie paragraaf “Koplampen”).<br />
fig. 33<br />
fig. 34<br />
P4T0205<br />
P4T0206
IMPERIAAL/-<br />
SKIDRAGER<br />
BEVESTIGINGSPUNTEN (fig. 35)<br />
Bij de Lybra SW kunnen als optional<br />
worden geleverd: een set traversen, voor<br />
het vervoeren van verschillende<br />
voorwerpen, en specifieke hulpstukken<br />
(skidrager, surfplankdrager, enz.).<br />
De auto is voorbereid met drie sets<br />
bevestigingspunten voor de traversen.<br />
Voor de montage van de traversen<br />
moet u de zes doppen A met een<br />
schroevendraaier in punt B, loswippen.<br />
Bevestig vervolgens de traversen<br />
met de daarvoor bestemde bouten.<br />
Bewaar de doppen voor het afdekken<br />
van de bevestigingspunten als<br />
u de traversen verwijderd.<br />
fig. 35<br />
P4T0207<br />
Voor de montage van de doppen A<br />
moet u eerst de lip C plaatsen en vervolgens<br />
op de andere zijde drukken<br />
totdat de doppen in de openingen geborgd<br />
zijn.<br />
Controleer na enkele<br />
kilometers opnieuw of<br />
de bevestigingsbouten nog<br />
goed vastzitten.<br />
Overschrijd nooit het<br />
maximum draagvermogen<br />
(zie hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”).<br />
fig. 36<br />
P4T0213<br />
HET SLEPEN VAN<br />
DE AUTO OF EEN<br />
ANDERE AUTO<br />
Verwijder voor de montage van het<br />
sleepoog het luikje A (fig. 36) op de<br />
achterbumper. Steek hiervoor de punt<br />
van de schroevendraaier in de betreffende<br />
opening.<br />
BELANGRIJK Voor alle andere<br />
informatie, waarschuwingen en te nemen<br />
voorzorgsmaatregelen bij het slepen<br />
van de auto of het slepen van een<br />
andere auto, wordt verwezen naar het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN<br />
BIJ HET TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger<br />
gelden. U mag in geen geval harder<br />
rijden dan 100 km/h.<br />
237
EEN LEKKE BAND<br />
RESERVEWIEL EN<br />
GEREEDSCHAP<br />
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
reservewiel met normale afmetingen<br />
(indien aanwezig).<br />
Het reservewiel, de krik en het gereedschap<br />
vindt u onder de vloerbedekking<br />
in de bagageruimte.<br />
Open de achterklep, til de bekleding<br />
op en haak deze aan de bovenrand<br />
vast met de daarvoor bestemde riem<br />
A (fig. 37).<br />
De vloerbedekking kan ook uit de<br />
bagageruimte worden verwijderd door<br />
de vloerbedekking naar achteren te<br />
trekken.<br />
Verwijder het vulstuk B (fig. 38).<br />
fig. 37<br />
238<br />
P4T0208<br />
Draai de blokkeerschroef (handgreep)<br />
C (fig. 39) los, pak de gereedschaphouder<br />
D en het reservewiel E<br />
en plaats deze dicht bij het te verwisselen<br />
wiel.<br />
BELANGRIJK Zie voor de beschrijving<br />
van de juiste werkwijze voor het<br />
verwisselen van een wiel en voor alle<br />
waarschuwingen en de te nemen<br />
fig. 38<br />
fig. 39<br />
P4T0209<br />
P4T0210<br />
voorzorgsmaatregelen, het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”.<br />
Nadat het wiel verwisseld is, moet<br />
het verwisselde wiel, de krik en het<br />
gereedschap weer in de bagageruimte<br />
worden opgeborgen en op de juiste<br />
wijze worden bevestigd. Monteer het<br />
vulstuk B (fig. 38) op het wiel.<br />
Haak voordat u de vloerbedekking<br />
laat zakken, de riem aan de bekleding<br />
zoals is afgebeeld (fig. 40).<br />
Als de vloerbedekking uit de bagageruimte<br />
was verwijderd en u deze<br />
wilt terugplaatsen, moet u de voorste<br />
bevestigingslippen F (fig. 41) in de<br />
daarvoor bestemde zittingen in de bagageruimte<br />
plaatsen.<br />
fig. 40<br />
P4T0211
GLOEILAMP<br />
VERVANGEN<br />
BELANGRIJK Lees voordat u een<br />
gloeilamp vervangt de opmerkingen<br />
en de voorzorgsmaatregelen in het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
MIDDENACHTER<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C10W) vervangen:<br />
1) Licht het plafondlampje met een<br />
schroevendraaier in punt A (fig. 42)<br />
op.<br />
fig. 41<br />
P4T0212<br />
2) Verwijder het lampje B (fig. 43)<br />
door het uit de contacten aan de<br />
zijkant los te maken en vervang het<br />
lampje.<br />
3) Monteer het plafondlampje:<br />
plaats eerst de zijde C en druk vervolgens<br />
op de andere zijde totdat het<br />
lampje vastzit.<br />
fig. 42<br />
fig. 43<br />
P4T0214<br />
P4T0215<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
(fig. 44)<br />
Gloeilamp (type C, 12V-C10W) vervangen:<br />
1) Verwijder het lampenglas door<br />
met een schroevendraaier de borgveer<br />
A in te drukken.<br />
2) Verwijder het lampje B door het<br />
los te maken uit de contacten aan de<br />
zijkant en vervang het lampje.<br />
3) Monteer het lampenglas: plaats<br />
eerst de zijde C en druk vervolgens op<br />
de andere zijde totdat de borgveer A<br />
is vastgehaakt.<br />
fig. 44<br />
239<br />
P4T0216
DERDE REMLICHT<br />
Het lampje is van buitenaf bereikbaar<br />
bij geopende achterklep.<br />
Gloeilamp (type B, 12V-H21W)<br />
vervangen:<br />
1) Verwijder de drie dekseltjes A<br />
(fig. 45) door een schroevendraaier in<br />
de daarvoor bestemde zittingen te<br />
steken.<br />
2) Draai de schroeven B (fig. 46) los<br />
en verwijder de unit C.<br />
3) Draai de lamphouder D (fig. 47)<br />
linksom en trek hem uit de zitting.<br />
4 ) Verwijder de lamp E (fig. 47)<br />
door hem iets in te drukken en links -<br />
om te draaien.<br />
5) Monteer de nieuwe lamp door<br />
hem iets in te drukken en rechtsom te<br />
draaien.<br />
fig. 45<br />
240<br />
P4T0217<br />
6) Plaats de lamphouder D (fig. 47)<br />
en draai hem rechtsom.<br />
7) Plaats het derde remlicht terug op<br />
de achterklep en bevestig de unit met<br />
de schroeven B (fig. 46).<br />
8) Druk de dekseltjes A (fig. 45) in<br />
de zittingen van de schroeven.<br />
fig. 46<br />
fig. 47<br />
P4T0218<br />
P4T0219<br />
ACHTERLICHTUNIT<br />
Achterlichten, richting -<br />
aanwijzers, remlichten, achter -<br />
uit rijlicht en mistachterlicht<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Verwijder het deksel A (fig. 48)<br />
van het servicevak links of rechts in<br />
de bagageruimte door aan de handgreep<br />
B te trekken.<br />
fig. 48<br />
P4T0183
2) Verwijder de lichtunit door de<br />
moeren C (fig. 49) los te draaien met<br />
het uiteinde A (fig. 50) van de sleutel<br />
die bij de auto is geleverd, en trek de<br />
unit naar buiten zonder de stekker los<br />
te maken. Gebruik op uitvoeringen<br />
met hifi-audiosysteem het uiteinde B<br />
(fig. 50) van de sleutel om de moeren<br />
van de rechter unit los te draaien, en<br />
steek de punt in de adapter C (fig. 50)<br />
die ook bij de auto geleverd wordt.<br />
3) Draai de schroeven D (fig. 51) los<br />
en verwijder de lamphouder E.<br />
fig. 49<br />
P4T0220<br />
4) Verwijder de lamp door hem iets<br />
in te drukken en linksom te draaien<br />
en vervang de lamp (fig. 52).<br />
F – Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />
voor het achteruitrijlicht (alleen rechter<br />
lichtunit). Gloeilamp (type B,<br />
12V-P21W) voor mistachterlicht (alleen<br />
linker unit).<br />
G – Gloeilamp (type B, 12V-R10W)<br />
voor achterlicht.<br />
H – Gloeilamp (type B, 12V-<br />
PY21W) (oranje) voor richting -<br />
aanwijzer.<br />
L – Gloeilamp (type B, 12V-P21W)<br />
voor remlicht.<br />
5) Monteer de lamphouder E (fig. 51)<br />
en bevestig hem met de schroeven D<br />
(fig. 51).<br />
fig. 50<br />
P4T0301<br />
6) Monteer de lichtunit en draai de<br />
moeren C (fig. 49) vast.<br />
7) Monteer het deksel van het<br />
service vak door eerst het onderste deel<br />
te plaatsen en het deksel vervolgens<br />
aan te drukken.<br />
fig. 51<br />
fig. 52<br />
241<br />
P4T0221<br />
P4T0222
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
De mensen die uit liefhebberij of vanwege<br />
hun beroep zeer geïnteresseerd zijn in motoren<br />
en techniek zullen waarschijnlijk op dit punt<br />
met lezen beginnen. Het volgende hoofdstuk is<br />
een rijke bron van gegevens, cijfers, formules en<br />
tabellen. Het is feitelijk het technische “menu”<br />
van de Lybra. Het menu, dat in technische taal,<br />
alle eigenschappen en specificaties behandelt<br />
van een auto die ontworpen is om de automobilist<br />
volledig tevreden te stellen.<br />
242<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS.......................... 243<br />
MOTORCODES<br />
CARROSSERIE-UITVOERINGEN .................. 245<br />
MOTOR........................................................... 246<br />
TRANSMISSIE ................................................ 250<br />
REMMEN ........................................................ 252<br />
WIELOPHANGING......................................... 253<br />
STUURINRICHTING ...................................... 253<br />
WIELUITLIJNING .......................................... 253<br />
WIELEN ......................................................... 254<br />
ELEKTRISCHE INSTALLATIE ...................... 255<br />
AFMETINGEN ................................................ 256<br />
PRESTATIES................................................... 258<br />
GEWICHTEN.................................................. 259<br />
VULLINGSTABEL.......................................... 261<br />
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN<br />
EN VLOEISTOFFEN ...................................... 264<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ................................ 266<br />
CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT.................... 267<br />
BANDENSPANNING ....................................... 268
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
CHASSISNUMMER (A - fig. 1)<br />
Het chassisnummer is op de rechter<br />
schokdempersteun ingeslagen.<br />
Het is bereikbaar nadat de motor -<br />
kap is geopend en bevat de volgende<br />
gegevens:<br />
– type van de auto<br />
– oplopend productienummer.<br />
fig. 1<br />
P4T0223<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is in het cilinderblok<br />
ingeslagen, en bestaat uit het motor -<br />
type en een oplopend productie -<br />
nummer.<br />
TYPEPLAATJE MET<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje (fig. 2) is aange bracht<br />
op de fronttraverse in de motorruimte<br />
en bevat de volgende informatie (fig.<br />
3):<br />
A - Naam van de fabrikant<br />
B - Nummer typegoedkeuring<br />
C - Identificatiecode van het auto -<br />
type<br />
D - Chassisnummer<br />
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto<br />
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto met aanhanger<br />
fig. 2<br />
243<br />
P4T0184
G - Max. toelaatbare voorasbelasting<br />
H - Max. toelaatbare achterasbelasting<br />
I - Motortype<br />
L - Code van de carrosserie-uitvoering<br />
M - Nummer voor de onderdelen<br />
N - Correctiewaarde voor de uitlaat -<br />
rookgasmeting (dieseluitvoeringen)<br />
fig. 3<br />
244<br />
P4T0250<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Het plaatje (fig. 4) is aangebracht op<br />
de binnenzijde van het kofferdeksel.<br />
Het bevat de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak<br />
B - Kleurbenaming<br />
C - L<strong>ANCIA</strong> kleurcode<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en<br />
overspuiten<br />
fig. 4<br />
P4T0137
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
Typecode van de motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />
Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />
1.6 182B6000 182B6000 839AXF1A 12 839BXF1A 13<br />
1.8 839A7000 839A7000 839AXG1A 14 839BXG1A 15<br />
2.0 185A8000 185A8000 839AXH1A 16 839BXH1A 17<br />
1.9 jtd AR 37101 AR 37101 839AXI1A 18 839BXI1A 19<br />
2.4 jtd 839A6000 839A6000 839AXL1A 20 839BXL1A 21<br />
245
MOTOR<br />
246<br />
1.6 1.8 2.0<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode 182B6000 839A7000 185A8000<br />
Cyclus Otto Otto Otto<br />
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 5 in lijn<br />
Aantal kleppen per cilinder 4 4 4<br />
Boring en slag mm 80,5 x 78,4 82 x 82,7 82 x 75,65<br />
Cilinderinhoud cm 3 1.596 1.747 1.998<br />
Compressieverhouding 10,5 : 1 10,3 : 1 10,7 : 1<br />
Max. vermogen (EU): kW 76 96 110<br />
pk 103 130 150<br />
bijbehorend toerental min -1 5.750 6.300 6.500<br />
Max. koppel (EU): Nm 145 156 181<br />
kgm 14,9 15,8 18,5<br />
bijbehorend toerental min -1 4.000 3.800 3.750<br />
DISTRIBUTIE<br />
Inlaat: opent voor B.D.P. 0° – –<br />
opent na B.D.P. – 3° 9°<br />
sluit voor B.D.P. – – –<br />
sluit na O.D.P. 34° 41° 49°<br />
Uitlaat: opent na B.D.P. – – –<br />
opent voor O.D.P. 24° 32° 40°<br />
sluit voor B.D.P. – – 0°<br />
sluit na B.D.P. 0° 2° –<br />
Klepspeling voor controle van de distributie: inlaat mm 0,45 0,45 0,45<br />
uitlaat mm 0,45 0,45 0,45<br />
Klepspeling bij koude motor: inlaat mm Hydraulische Hydraulische Hydraulische<br />
uitlaat mm klepstoters klepstoters klepstoters
1.9 jtd 2.4 jtd<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode AR 37101 839A6000<br />
Cyclus Diesel Diesel<br />
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 5 in lijn<br />
Aantal kleppen per cilinder 2 2<br />
Boring en slag mm 82 x 90,4 82 x 90,4<br />
Cilinderinhoud cm 3 1.910 2.387<br />
Compressieverhouding 18,45 : 1 18,45 : 1<br />
Max. vermogen (EU): kW 81 103<br />
pk 110 140<br />
bijbehorend toerental min -1 4.000 4.000<br />
Max. koppel (EU): Nm 275 304<br />
kgm 28,0 31,0<br />
bijbehorend toerental min -1 2.000 1.800<br />
DISTRIBUTIE<br />
Inlaat: opent voor B.D.P. 0° 0°<br />
opent na B.D.P. – –<br />
sluit voor B.D.P. – –<br />
sluit na O.D.P. 32° 32°<br />
Uitlaat: opent na B.D.P. – –<br />
opent voor O.D.P. 40° 40°<br />
sluit voor B.D.P. 2° 2°<br />
sluit na B.D.P. – –<br />
Klepspeling voor controle van de distributie: inlaat mm 0,50 0,50<br />
uitlaat mm 0,50 0,50<br />
Klepspeling bij koude motor: inlaat mm 0,30 0,30<br />
uitlaat mm 0,35 0,35<br />
247
INSPUITING/ONTSTEKING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan het brandstofsysteem<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische<br />
specificaties van het sys -<br />
teem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brandgevaar ver -<br />
oorzaken.<br />
Uitvoering 1.6<br />
Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />
en ontsteking: één regeleenheid<br />
regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />
(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />
met pingelsensor.<br />
– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />
inspuiting.<br />
– Luchtfilter: met verwisselbaar papieren<br />
element.<br />
– In brandstoftank ondergedompelde<br />
elektrische brandstofpomp.<br />
– Benzinefilter in brandstoftank.<br />
– Inspuitdruk: 3 bar.<br />
– Elektronische verwerking van gegevens<br />
die door de toerentalsensor<br />
248<br />
van de motor (speed), de temperatuursensor<br />
en de absolute-druksensor<br />
in het inlaatspruitstuk (density) worden<br />
gemeten.<br />
– Mengselcorrectie: “closed loop”<br />
(informatie over het verloop van de<br />
verbranding via een lambdasonde).<br />
– Stationair toerental (zelfregelend<br />
door middel van elektromotor): 800 ±<br />
50 min-1 .<br />
– Ontstekingsvolgorde 1 - 3 - 4 - 2.<br />
– Bougies:<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR5EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR5EZ<br />
Uitvoering 1.8<br />
Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />
en ontsteking: één regeleenheid<br />
regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />
(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />
met pingelsensor.<br />
– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />
inspuiting.<br />
– Luchtfilter: met verwisselbaar<br />
papieren element.<br />
– In brandstoftank ondergedompelde<br />
elektrische brandstofpomp.<br />
– Benzinefilter in brandstoftank.<br />
– Inspuitdruk: 3 bar.<br />
– Directe meting van de hoeveelheid<br />
inlaatlucht met luchtkwantummeter<br />
met verwarmde draad.<br />
– Mengselcorrectie: “closed loop”<br />
(informatie over het verloop van de<br />
verbranding via een lambdasonde).<br />
– Stationair toerental: 825 ± 50 min-1 – Nokkenasversteller op de inlaatnokkenas.<br />
– Ontstekingsvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.<br />
– Bougies:<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC10YCC<br />
L<strong>ANCIA</strong> BKR6EZ<br />
Champion RC10YCC<br />
NGK BKR6EZ
Uitvoering 2.0<br />
Geïntegreerde elektronische inspuiting<br />
en ontsteking: één regeleenheid<br />
regelt zowel inspuitduur van de inspuiting<br />
(benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging<br />
met pingelsensor.<br />
– Type: Multipoint gefaseerde sequentiële<br />
inspuiting.<br />
– Luchtfilter: met verwisselbaar papieren<br />
element.<br />
– In brandstoftank ondergedompelde<br />
elektrische brandstofpomp.<br />
– Benzinefilter in brandstoftank.<br />
– Inspuitdruk: 3 bar.<br />
Stoichiometrische dosering van het<br />
lucht-/brandstofmengsel op basis van:<br />
– directe meting van de hoeveelheid<br />
inlaatlucht met luchtkwantummeter<br />
met verwarmde draad;<br />
– mengselcorrectie: “closed loop”<br />
(informatie over het verloop van de<br />
verbranding via een lambdasonde).<br />
– Stationair toerental: 700 ± 50 min1 .<br />
– Ontstekingsvolgorde: 1-2-4-5-3.<br />
– Bougies:<br />
L<strong>ANCIA</strong> RC8BYC<br />
Champion RC8BYC<br />
BRANDSTOFSYSTEEM<br />
Uitvoeringen 1.9 jtd - 2.4 jtd<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan het brandstofsysteem<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische<br />
specificaties van het sys -<br />
teem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />
Directe dieselinspuiting met turbodrukvulling<br />
en intercooler.<br />
– Brandstofpomp: hoge-drukinspuitpomp<br />
unijet; elektrische opvoerpomp<br />
in de tank.<br />
– Inspuitvolgorde:<br />
1.9 jtd: 1 - 3 - 4 - 2<br />
2.4 jtd: 1 - 2-4 - 5-3.<br />
– Stationair toerental:<br />
1.9 jtd: 850 ± 20 min-1 .<br />
2.4 jtd: 830 ± 20 min-1 .<br />
– Luchtfilter: met verwisselbaar<br />
papieren element.<br />
249
– Door uitlaatgas aangedreven<br />
turbo compressor met variabele leidschoepen<br />
en drukregelklep (wastegate).<br />
– Turbodruk: 1 bar.<br />
– E.G.R.-systeem, elektronisch gecontroleerd<br />
op basis van het toerental,<br />
motorbelasting en koelvloeistoftemperatuur.<br />
250<br />
SMEERSYSTEEM<br />
Smering onder druk d.m.v. een<br />
tand wieloliepomp met ingebouwde<br />
oliedrukregelklep.<br />
Reiniging van de motorolie in een<br />
fullflow-oliefilterelement.<br />
KOELING<br />
Koelsysteem met radiateur, centrifugale<br />
waterpomp en expansiereservoir.<br />
Thermostaat met “by-pass”-regeling<br />
in het secundaire circuit voor de recirculatie<br />
van koelvloeistof van de<br />
motor naar de radiateur.<br />
Elektroventilateur voor het koelen<br />
van de radiateur met in-/uitschakeling,<br />
geregeld door de regeleenheid<br />
van de motor.<br />
TRANSMISSIE<br />
KOPPELING<br />
Zelfstellend met koppelingspedaal<br />
zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.<br />
HANDGESCHAKELDE<br />
VERSNELLINGSBAK EN<br />
DIFFERENTIEEL<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />
vooruit en één versnelling achteruit.<br />
Gesynchroniseerde versnelling achteruit<br />
bij de uitvoeringen 1.9 jtd en<br />
2.4 jtd.
De overbrengingsverhoudingen van de versnellingsbak zijn:<br />
Sedan 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />
1 e versn. 3,909 3,909 3,909 3,800 3,800<br />
2 e versn. 2,238 2,238 2,238 2,235 2,235<br />
3 e versn. 1,520 1,520 1,520 1,360 1,360<br />
4 e versn. 1,156 1,156 1,156 0,971 0,971<br />
5 e versn. 0,971 0,971 0,946 0,707 0,763<br />
achteruit 3,909 3,909 3,909 3,545 3,545<br />
Station Wagon 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />
1 e versn. 3,909 3,909 3,909 3,800 3,800<br />
2 e versn. 2,238 2,238 2,238 2,235 2,235<br />
3 e versn. 1,520 1,520 1,520 1,360 1,360<br />
4 e versn. 1,156 1,156 1,156 0,971 0,971<br />
5 e versn. 0,971 0,971 0,946 0,707 0,763<br />
achteruit 3,909 3,909 3,909 3,545 3,545<br />
251
DIFFERENTIEEL<br />
Rechte eindoverbrenging en differentieel<br />
ingebouwd in het versnellings -<br />
bakhuis.<br />
De overbrengingsverhoudingen van<br />
het differentieel zijn:<br />
252<br />
Aandrijving van de voorwielen<br />
m.b.v. aandrijfassen die via homokinetische<br />
koppelingen verbonden zijn<br />
met het differentieel en de wielen.<br />
Rechte eindreductie Aantal Tanden<br />
1.6 3,823 65/17<br />
1.8 3,733 56/15<br />
2.0 3,733 56/15<br />
1.9 jtd 3,353 57/17<br />
2.4 jtd 3,111 56/18<br />
REMMEN<br />
VOETREM<br />
Voor: schijfremmen met zwevende<br />
remtangen, en één remcilinder per<br />
wiel.<br />
Achter: schijfremmen met zwevende<br />
remtangen.<br />
Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />
remsysteem.<br />
Onderdrukrembekrachtiger van 8”<br />
met extra kamer (uitvoeringen 1.6 -<br />
1.8 en 1.9 jtd). Onderdrukrembekrachtiger<br />
van 7” + 8” (uitvoeringen 2.0<br />
en 2.4 jtd).<br />
ABS: met 4 sensoren en 4 kanalen.<br />
Automatisch zelfstellend mechanis me<br />
voor de speling van de remvoeringen.<br />
Elektronische remdrukregeling, geregeld<br />
door het ABS.<br />
HANDREM<br />
De handrem werkt mechanisch<br />
d.m.v. een handremhefboom op de<br />
achterwielen.
WIELOPHANGING<br />
VOORWIELOPHANGING<br />
Onafhankelijke wielophanging, type<br />
McPherson met dwarsgeplaatste onderste<br />
wieldraagarmen.<br />
Gedesaxeerde schroefveren en dubbelwerkende<br />
telescopische schokdempers.<br />
Stabilisatorstang.<br />
ACHTERWIELOPHANGING<br />
Onafhankelijke BLG multilink-wiel -<br />
ophanging.<br />
Schroefveren.<br />
Telescopische dubbelwerkende schok -<br />
dempers onder gasdruk. Stabilisatorstang.<br />
STUURINRICHTING<br />
Samendrukbare, telescopische en<br />
energie-absorberende stuurkolom met<br />
hoogte- en lengteverstelling.<br />
“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />
Kogelgewrichten “for life” gesmeerd.<br />
Minimum draaicirkel:<br />
– uitvoeringen 1.6 - 1.8 - 1.9 jtd =<br />
10,5 m<br />
– uitvoeringen 2.0 - 2.4 jtd = 10,9 m.<br />
Aantal stuuromwentelingen van<br />
aanslag tot aanslag: circa 2,5.<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velg -<br />
randen van de wielen:<br />
– voorwielen: – 1 ± 1 mm<br />
– achterwielen: 2 ± 2 mm<br />
De waarden zijn van toepassing op<br />
een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
Laat deze handeling door de<br />
Lancia-dealer uitvoeren. Deze beschikt<br />
over het speciale gereedschap<br />
dat voor deze handeling noodzakelijk<br />
is.<br />
253
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Geperst stalen of lichtmetalen (optional)<br />
velgen.<br />
Tubeless radiaalbanden.<br />
Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />
alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
254<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat u zich aan de voorge -<br />
schreven afmetingen houdt en dat alle<br />
wielen zijn voorzien van banden van<br />
hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
Velgmaat Bandenmaat<br />
1.6 - 1.9 jtd<br />
6J x 15H2<br />
6<br />
195/65 R15 91H<br />
1 /2J x 15H - 37 ()<br />
6J x 15H2 - 37 (n)<br />
205/60 R15 91V (n)<br />
1.8 - 2.0 - 2.4 jtd<br />
6J x 15H2 195/65 R15 91V<br />
61 /2J x 15H - 37 ()<br />
6J x 15H2 - 37 (n)<br />
205/60 R15 91V (n)<br />
() Bij enkele uitvoeringen (n) Optional<br />
WINTERBANDEN<br />
Velgmaat Bandenmaat<br />
1.6 - 1.9 jtd 6J x 15H2 195/65 R15 91T (M + S)<br />
1.8 - 2.0 - 2.4 jtd 6J x 15H2 195/65 R15 91H (M + S)<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg.<br />
Tubeless band.<br />
Velgmaat Bandenmaat<br />
4.00B x 15” H35 T125/80 R15 96M<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Maximale dikte van de sneeuwkettingen<br />
boven het profiel van de band:<br />
9 mm.<br />
Controleer na enkele meters rijden<br />
of de kettingen nog goed gespannen<br />
zijn.
ELEKTRISCHE<br />
INSTALLATIE<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan het brandstofsysteem<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische<br />
specificaties van het sys -<br />
teem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />
Spanning van de elektrische installatie:<br />
12 Volt.<br />
ACCU<br />
Met min aan massa. Voor bepaalde landen kunnen zwaardere accu’s zijn gemonteerd.<br />
Capaciteit bij ontlading Startstroom<br />
in 20 uur in koude toestand (–18°C)<br />
1.6 50Ah - 60Ah (*) 250A - 380A (*)<br />
1.8 - 2.0 50Ah - 60Ah (*) 250A - 380A (*)<br />
1.9 jtd 60Ah - 70Ah (*) 380A - 450A (*)<br />
2.4 jtd 70Ah 450A<br />
(*) Als alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />
DYNAMO<br />
Gelijkrichter met diodes en ingebouwde elektronische spanningsregelaar. Het laden van de<br />
accu begint zodra de motor is aangeslagen.<br />
Nominale maximum laadstroom<br />
1.6 80A - (80A of 90A met airconditioning) (105A als<br />
alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />
1.8 - 2.0 100A - (100A met airconditioning) (120A als<br />
alternatief voor bepaalde uitvoeringen/landen (indien aanwezig)<br />
1.9 jtd 85A of 100A -<br />
(100A of 120A met airconditioning)<br />
(120A met hulpverwarming)<br />
2.4 jtd 120A<br />
STARTMOTOR<br />
1.6<br />
Nominaal vermogen<br />
1,3 kW of 1,4 kW<br />
1.8 - 2.0 1,1 kW<br />
1.9 jtd 1,8 kW of 2,0 kW<br />
2.4 jtd 2,1 kW<br />
255
AFMETINGEN<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.<br />
Afmetingen in mm.<br />
Inhoud van de bagageruimte (VDA-norm): 420 dm 3<br />
fig. 5<br />
256<br />
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !<br />
! ! ! !<br />
! ! ! !<br />
! ! ! !<br />
! ! ! !<br />
P4T0027
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Afmetingen in mm.<br />
Inhoud van de bagageruimte onder de rolhoes van de bagageruimte (VDA-norm):<br />
– achterbank in normale stand: 420 dm3 – met neergeklapte achterbank: 800 dm3 Totale inhoud: 1.300 dm3 fig. 6 ( ) Hoogte auto compleet met allesdragers: 1578 mm<br />
P4T0028<br />
257
PRESTATIES<br />
Max. snelheid na de inrijperiode van de auto in km/h<br />
Sedan 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e AR<br />
1.6 48 84 123 161 185 48<br />
1.8 54 94 137 180 201 54<br />
2.0 55 96 141 186 210 35<br />
1.9 jtd 36 62 102 143 187 39<br />
2.4 jtd 39 67 110 154 205 42<br />
Station Wagon 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e AR<br />
1.6 48 84 123 161 185 48<br />
1.8 54 94 137 180 201 54<br />
2.0 55 96 141 186 210 55<br />
1.9 jtd 36 62 102 143 187 39<br />
2.4 jtd 39 67 110 154 205 42<br />
258
GEWICHTEN (in kg)<br />
1.6 1.6 1.8 1.8 2.0 2.0<br />
Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />
Rijklaar gewicht<br />
(met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap<br />
en accessoires): 1.250 1.290 1.300 1.340 1.350 1.390<br />
Nuttig laadvermogen (*)<br />
inclusief bestuurder: 520 525 520 525 520 525<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras: 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050<br />
– achteras: 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050 1.050<br />
– totaal: 1.770 1.815 1.820 1.865 1.870 1.915<br />
Gewicht van de aanhanger:<br />
– geremd 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400<br />
– ongeremd 400 400 400 400 400 400<br />
Max. dakbelasting: 50 80 50 80 50 80<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger): 75 75 75 75 75 75<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />
beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
259
260<br />
1.9 jtd 1.9 jtd 2.4 jtd 2.4 jtd<br />
Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />
Rijklaar gewicht<br />
(met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap<br />
en accessoires): 1.310 1.350 1.370 1.410<br />
Nuttig laadvermogen (*)<br />
inclusief bestuurder: 520 525 520 525<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras: 1.050 1.050 1.050 1.050<br />
– achteras: 1.050 1.050 1.050 1.050<br />
– totaal: 1.830 1.875 1.890 1.935<br />
Gewicht van de aanhanger:<br />
– geremd 1.400 1.400 1.400 1.400<br />
– ongeremd 400 400 400 400<br />
Max. dakbelasting: 50 80 50 80<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger): 75 75 75 75<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />
wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
(*) Met airconditioning:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />
Homokinetische koppelingen en<br />
in stofhoezen (ieder):<br />
Hydraul. remcircuit met ABS:<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter:<br />
Reservoir ruitensproeiers voor<br />
en achter en<br />
koplampsproeiers:<br />
(r) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van<br />
SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />
1.6<br />
liter kg<br />
60 –<br />
8 –<br />
8,0 –<br />
3,5 3,1<br />
3,8 3,4<br />
1,98 1,8<br />
0,9 –<br />
– 0,095<br />
0,52 –<br />
4 –<br />
5,5 –<br />
1.8<br />
liter kg<br />
60 –<br />
8 –<br />
6,81 –<br />
6,80 (*)<br />
3,9 3,5<br />
4,3 3,85<br />
1,98 1,8<br />
0,9 –<br />
– 0,095<br />
0,56 –<br />
4 –<br />
5,5 –<br />
2.0<br />
liter kg<br />
60 –<br />
8 –<br />
8,6 –<br />
4,3 3,8<br />
5,0 4,45<br />
1,98 1,8<br />
0,9 –<br />
– 0,095<br />
0,56 –<br />
4 –<br />
5,5 –<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />
van ten minste 95 R.O.N.<br />
Mengsel van gedestil. water en<br />
50%<br />
PARAFLU11 SELENIA 20K (r)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA GI/A<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
DP1<br />
Mengsel van water en<br />
DP1<br />
261
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
(*) Met airconditioning:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />
Homokinetische koppelingen en<br />
in stofhoezen (ieder):<br />
Hydraul. remcircuit met ABS:<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter:<br />
Reservoir ruitensproeiers voor<br />
en achter en koplampsproeiers:<br />
(m) Voor temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40.<br />
262<br />
1.9 jtd<br />
liter kg<br />
60 –<br />
8 –<br />
6,85 –<br />
7,27 (*)<br />
4,2 3,75<br />
4,8 4,25<br />
1,98 1,8<br />
0,9 –<br />
– 0,095<br />
0,56 –<br />
4 –<br />
5,5 –<br />
2.4 jtd<br />
liter kg<br />
60 –<br />
8 –<br />
7,4 –<br />
4,8 4,3<br />
5,5 4,9<br />
1,98 1,8<br />
0,9 –<br />
– 0,095<br />
0,56 –<br />
4 –<br />
5,5 –<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Diesel voor motorvoertuigen<br />
(specificatie EN590)<br />
Mengsel van gedestil. water en 50%<br />
PARAFLU 11<br />
SELENIA TURBO DIESEL (m)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA GI/A of TUTELA GI/A F7<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
DP1<br />
Mengsel van water en<br />
DP1
OPMERKINGEN OVER HET<br />
GEBRUIK VAN VLOEISTOFFEN<br />
Olie<br />
Smeersystemen nooit bijvullen met<br />
olie waarvan de specificaties afwijken<br />
van de in het systeem aanwezige olie.<br />
Koelvloeistof<br />
Een mengsel van PARAFLU11 en<br />
gedestilleerd water in een mengverhouding<br />
van 50% beveiligt tot een<br />
temperatuur van –35°C.<br />
Ruitensproeiervloeistof<br />
Gebruik een mengsel van water en<br />
DP1 in de volgende mengverhouding:<br />
30% DP1 en 70% water in de zomer.<br />
50% DP1 en 50% water in de winter.<br />
Bij temperaturen onder –20°C DP1<br />
onverdund gebruiken.<br />
MOTOROLIEVERBRUIK<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent<br />
dat het motorolieverbruik pas na de<br />
eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
263
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
264<br />
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en Aanbevolen smeer- Toepassing<br />
vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren<br />
Multigrade motorolie<br />
SAE 10W-40 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan<br />
de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ<br />
Multigrade motorolie<br />
SAE 5W-30 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan<br />
de specificaties ACEA A1 en API SJ<br />
Aanbevolen voor temperaturen onder -20°C<br />
Multigrade motorolie<br />
SAE 10W-40 voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA<br />
B3 en API CD<br />
Multigrade motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis voldoet<br />
ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CF<br />
Aanbevolen voor temperaturen onder -15°C<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA<br />
PERFORMER<br />
SELENIA<br />
TURBO DIESEL<br />
SELENIA<br />
WR DIESEL
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en Aanbevolen smeer- Toepassing<br />
vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />
Olie en vetten<br />
voor krachtoverbrengingen<br />
Remvloeistof<br />
Anti-vries voor<br />
radiateur<br />
Toevoeging voor<br />
dieselbrandstof<br />
Vloeistof voor<br />
ruitensproeiers<br />
voor/achter en<br />
koplampsproeiers<br />
SAE 75W-80 EP<br />
olie op synthetische basis. Voldoet ruimschoots aan de specificaties<br />
API GL-5, MIL-L-2105 D LEV<br />
Vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal: NLGI = 2,<br />
bevat molybdeensulfide<br />
Synthetische remvloeistof, NTHSA nr. 116 DOT 4, ISO<br />
4925, SAE J-1703, CUNA NC 956-01<br />
Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycol -<br />
monoethyleen corrosiewerend CUNA NC 956-16<br />
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />
voor dieselmotoren<br />
Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-II<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 Synth<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU11<br />
diesel mix<br />
DP1<br />
Mechanische versnellingsbak<br />
en differentieel<br />
Homokinetische koppelingen<br />
Hydraulisch remsysteem<br />
en koppelingbediening<br />
Mengverhouding:<br />
50% tot –35°C<br />
Vermengen met diesel -<br />
olie (25 cm 3 per 10 liter)<br />
Onverdund of met<br />
water gebruiken<br />
265
BRANDSTOF -<br />
VERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabellen<br />
is opgenomen, is gemeten volgens<br />
een vastgestelde testmethode die<br />
in EU-normen is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten<br />
tijdens:<br />
– een stadsrit: opgebouwd uit een<br />
koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />
normale testrit in stadsverkeer;<br />
– buitenweg: waarbij veelvuldig<br />
wordt geaccelereerd in alle versnellingen<br />
en waarmee een normaal gebruik<br />
van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd.<br />
De snelheid varieert tussen<br />
de 0 en 120 km/h;<br />
266<br />
– gecombineerd verbruik: voor het<br />
bepalen van het gecombineerde<br />
brandstofverbruik telt de waarde van<br />
de stadsrit mee voor 37% en de<br />
waarde van de testrit buiten de stad<br />
voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />
bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />
atmosferische omstandigheden,<br />
algemene conditie van de auto, uitrus -<br />
tingsniveau, gebruik van de airconditioning,<br />
lading van de auto, imperiaal<br />
op het dak en de aanwezigheid van<br />
andere accessoires die de aërodynamica<br />
kunnen beïnvloeden, kunnen in<br />
de praktijk een brandstofverbruik<br />
opleveren, dat afwijkt van de resultaten<br />
die tijdens de hierboven beschreven<br />
tests zijn bereikt (zie “Kostenbesparing<br />
en beperking van de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen” in het<br />
hoofdstuk “Correct gebruik van de<br />
auto”.
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />
Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />
Sedan Station Wagon Sedan Station Wagon<br />
1.6 11,2 11,4 6,4 6,5 8,2 8,3<br />
1.8 11,8 12,4 6,3 6,5 8,3 8,7<br />
2.0 13,8 14,0 7,5 7,7 9,8 10,0<br />
1.9 jtd 8,1 8,4 4,7 4,8 5,9 6,1<br />
2.4 jtd 9,0 9,2 5,4 5,5 6,7 6,9<br />
CO 2-EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />
De CO 2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />
tabel weergegeven.<br />
CO2-EMISSIE VOLGENS EU-normen 1999/100 (g/km)<br />
1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />
Sedan Station Sedan Station Sedan Station Sedan Station Sedan Station<br />
Wagon Wagon Wagon Wagon Wagon<br />
194 197 198 206 233 238 157 162 179 182<br />
267
BANDENSPANNING<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Sedan Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 4,2<br />
2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
(n) Optional<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 4,2<br />
Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />
268
Station Wagon Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
1.6 195/65 R15 91H 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
1.8 195/65 R15 91V 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2.0 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
1.9 jtd 195/65 R15 91H 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2.4 jtd 195/65 R15 91V 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
(n) Optional<br />
205/60 R15 91V (n) 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />
(*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />
269
ACCESSOIRES MONTEREN<br />
Speciaal voor de Lybra heeft Lancia een serie<br />
afgestemde en beproefde accessoires ontworpen.<br />
Deze accessoires zijn eenvoudig in gebruik,<br />
betrouwbaar en functioneel, zodat zowel het<br />
gebruikscomfort als de veiligheid onder alle<br />
omstandigheden zijn gegarandeerd.<br />
Zo heeft Lancia, om het sportieve karakter<br />
van de Lybra te benadrukken, lichtmetalen velgen,<br />
met leer beklede sportsturen en spoilers<br />
ontworpen die goed aansluiten bij de vormgeving<br />
van de auto en waarmee een persoonlijk en<br />
sportief accent wordt aangebracht.<br />
Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is<br />
er in het Lancia Lineaccessori programma een<br />
reeks kinderzitjes opgenomen, die voldoen aan<br />
de huidige Europese normen.<br />
U vindt alle leverbare accessoires terug in de<br />
speciale catalogus bij uw Lancia-dealer. Het personeel<br />
van Lancia staat klaar om al uw vragen<br />
uitgebreid te beantwoorden.<br />
270<br />
Op de volgende pagina’s zijn schema’s en<br />
beschrijvingen opgenomen voor het juist monteren<br />
van een aantal accessoires. De montage<br />
moet altijd door deskundige personen worden<br />
uitgevoerd.<br />
Lancia heeft het personeel van de dealer via<br />
speciale trainingen voor de Lybra opgeleid.<br />
TREKHAAK ................................................. 271
TREKHAAK<br />
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel aan de carrosserie<br />
worden bevestigd waarbij de richt -<br />
lijnen die hierna zijn opgenomen,<br />
moeten worden aangehouden. Deze<br />
richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />
door extra informatie van de fabrikant<br />
van de trekhaak.<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen<br />
aan de huidige EU-normen<br />
94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een<br />
trek haak worden gebruikt die geschikt<br />
is voor het maximale aanhan-<br />
gergewicht van de auto waarop de<br />
trekhaak wordt bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een gestandaardiseerde stekker worden<br />
gebruikt die kan worden beves -<br />
tigd op de daarvoor bestemde steun<br />
op de trekhaak.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />
(CUNA/UNI- en ISO/ DINnormen)<br />
worden gebruikt, waarbij<br />
eventuele aanwijzingen van de fabri -<br />
kant van de auto en/of van fabrikant<br />
van de trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />
Een eventuele elektrisch geregelde<br />
rem (of bijv. een elektrische lier, enz)<br />
moet rechtstreeks op de accu worden<br />
aangesloten met een kabel met een<br />
diameter van 2,5 mm2 .<br />
Naast de op het schema aangegeven<br />
aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />
voor een eventuele elektrisch geregelde<br />
rem toegestaan en één voor<br />
een 15W gloeilamp voor de binnenverlichting<br />
van de caravan.<br />
271
MONTAGESCHEMA<br />
De trekhaak (fig. 1) moet op de<br />
punten aangegeven met Ø bevestigd<br />
worden met in totaal 6 bouten M8x30<br />
(waarvan vijf zeskantbouten en 1<br />
inbusbout)<br />
,3 bouten M12x35<br />
, 2 bouten M8x30<br />
(al op de auto aanwezig)<br />
en 2 inbusbouten M10x110<br />
Het stalen verstevigingsstuk 1 moet<br />
een minimum dikte hebben van 8<br />
mm, de stalen verstevigingsstukken 2<br />
en 3 moeten een minimum dikte hebben<br />
van 6 mm.<br />
272<br />
107,5 100<br />
N∞4 M8<br />
fig. 1<br />
2<br />
98<br />
100<br />
87,5<br />
3<br />
20<br />
80<br />
442,5<br />
(313)<br />
1 3<br />
2<br />
M10<br />
N∞3 M12<br />
496,5<br />
70<br />
35<br />
26,5<br />
A<br />
A<br />
496,5<br />
Hart trekkogel<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om<br />
op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />
een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te<br />
brengen met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING<br />
75 kg.<br />
N∞2 M8<br />
M10<br />
4<br />
87<br />
25,5<br />
242<br />
Bestaande bouten op de<br />
auto<br />
385 ± 35<br />
Belast<br />
DOORSNEDE A-A<br />
Achteras<br />
Na de montage van de<br />
trekhaak moeten de boutgaten<br />
worden afgedicht om<br />
te voorkomen dat uitlaatgassen in<br />
het interieur kunnen dringen.<br />
10<br />
Bestaande opening<br />
≥ 65<br />
313<br />
1015<br />
P4T0633
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
ABS .................................................... 142<br />
Aansteker ................................................123<br />
ABS ........................................................142<br />
Accessoires monteren ..............................270<br />
Accu<br />
- met optische hydrometer ......................215<br />
- technische gegevens ..............................255<br />
- vloeistofniveau ......................................214<br />
- onderhoud ............................................214<br />
- opladen ................................................196<br />
Achterruitverwarming..............................115<br />
Achterruitwisser (SW)<br />
- ruitensproeier........................................221<br />
- vloeistofniveau ......................................210<br />
- wisserblad vervangen ............................227<br />
- bediening ..............................................227<br />
Achteruitrijlichten<br />
- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />
- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />
Afmetingen ......................................256-257<br />
Afstandsbediening met radiofrequentie (typegoedkeuring)<br />
........................................277<br />
Airbags voor en side-bags ..........................40<br />
Airconditioning, automatisch ..................100<br />
- onderhoud van het systeem ..................221<br />
Antenne autoradio (SW) ..........................228<br />
Armsteun achter met opbergvak ..............126<br />
Armsteun voor en achter............................29<br />
Asbak ......................................................123<br />
Auto langere tijd stallen ..........................163<br />
Automatische niveauregeling<br />
op achterwielen SW ................................229<br />
Automatische snelheidsregelaar<br />
(Cruise-control) ......................................118<br />
Autoradio<br />
- antenne radio (SW) ..............................228<br />
- beschrijving en werking ..........................68<br />
- cassettespeler ..........................................93<br />
- CD-speler ................................85-145-228<br />
- hifi-audiosysteem ..........................145-229<br />
- luidsprekers ..........................................144<br />
- luidsprekers achter (SW) ......................228<br />
Bagageruimte (inhoud)..................256-257<br />
- bagage vastzetten ..........................135-235<br />
- bagageruimteverlichting ........................231<br />
- openen en sluiten ..........................133-230<br />
- vergroten (sedan) ..................................134<br />
- vergroten (SW) ....................................235<br />
Bagageruimteverlichting (sedan)<br />
- gloeilamp vervangen..............................186<br />
Bagageruimteverlichting (SW)<br />
- gloeilamp vervangen..............................239<br />
Banden ............................................268-269<br />
- bandenmaat ..........................................254<br />
- bandenspanning ....................153-268-269<br />
- bij een lekke band..........................169-238<br />
- tips voor het behoud..............................218<br />
- winterbanden ........................................254<br />
Batterijen afstandsbediening ................18-24<br />
Bedieningsknoppen..................................114<br />
Bij een ongeval ........................................198<br />
Bougies ............................................152-217<br />
Brandstof<br />
- brandstof-noodschakelaar ....................116<br />
- brandstofmeter........................................47<br />
- brandstofverbruik ..........................266-267<br />
- dop van de brandstoftank......................138<br />
- tanken met de Lybra ............................150<br />
Brandstof-noodschakelaar........................116<br />
Brandstofmeter ..........................................47<br />
Brandstoftank<br />
- inhoud ..........................................261-262<br />
- tankdop ................................................138<br />
Brandstofverbruik ............................266-267<br />
Buitenverlichting<br />
- bediening ..............................................111<br />
- gloeilamp achter vervangen (sedan) ......182<br />
- gloeilamp achter vervangen (SW) ..........240<br />
- gloeilamp voor vervangen......................179<br />
Carrosserie<br />
- onderhoud ............................................222<br />
- uitvoeringen ..........................................245<br />
Centrale portiervergrendeling ..................129<br />
- centrale ruitbediening............................130<br />
Chassisnummer ......................................243<br />
Check Control............................................54<br />
- check-waarschuwingslampje ..................56<br />
Check-controlelampje en verlichting bedieningsorganen<br />
..........................................56<br />
CO 2-emissie bij de uitlaat ........................267<br />
Controle- en waarschuwingslampjes ..........48<br />
Controlelampje bedieningsorganen ............56<br />
Cruise-control..........................................118<br />
273
Dashboard ............................................13<br />
Dashboardkastje ......................................122<br />
Derde remlicht<br />
- gloeilamp vervangen (sedan) ................183<br />
- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />
Diefstalalarm ............................................18<br />
- afstandsbediening....................................19<br />
- batterijen afstandsbediening vervangen ..24<br />
- ministeriële goedkeuring ..................25-277<br />
- uitschakelen ......................................20-23<br />
Dieselfilter<br />
- condens aftappen ..................................213<br />
Differentieel<br />
- technische gegevens ..............................250<br />
Dimlicht<br />
- bediening ..............................................111<br />
- gloeilamp vervangen..............................179<br />
- lichtbundel afstellen ..............................141<br />
Dop van de brandstoftank........................138<br />
Dorpelverlichting<br />
- gloeilamp vervangen..............................186<br />
Dynamo ..................................................255<br />
Economisch en milieubewust rijden ......160<br />
Elektrische ruitbediening ........................131<br />
- centrale ruitbediening............................130<br />
Elektrische ruitbediening achter ..............132<br />
Elektrische installatie<br />
(technische gegevens) ..............................255<br />
Elektronische regeleenheden ....................216<br />
EOBD-systeem ........................................141<br />
Extra accessoires......................................164<br />
274<br />
Gebruik van de auto en praktische tips 146<br />
Gereedschap ....................................171-238<br />
Gewichten ........................................259-260<br />
Gloeilamp (vervangen) ............................176<br />
- algemene aanwijzingen..........................177<br />
- typen......................................152-177-178<br />
Goedkeuring afstandsbediening................277<br />
Gordelspanners..........................................39<br />
Grootlicht<br />
- bediening ..............................................111<br />
- gloeilamp vervangen..............................179<br />
Grootlichtsignaal (bediening) ..................112<br />
Handrem ......................................116-252<br />
Hendels aan het stuur<br />
- hendel links ..........................................111<br />
- hendel rechts ........................................112<br />
Hoedenplank (SW) ..................................232<br />
Hoofdsteunen ............................................28<br />
Hulpverwarming......................................110<br />
ICS van Lancia........................................57<br />
Identificatiegegevens ................................243<br />
Imperiaal/skidrager<br />
- bevestigingshaken (sedan) ....................140<br />
- bevestigingshaken (SW) ........................237<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon ....139<br />
Inbouwvoorbereiding Telepass ................139<br />
Instrumenten ............................................46<br />
- lichtsterkteregeling ................................115<br />
Instrumentenpaneel ..................................45<br />
- lichtsterkteregeling ................................115<br />
Interieur (onderhoud) ..............................224<br />
Interieurverlichting ..................................121<br />
- gloeilamp plafondverlichting<br />
achter vervangen ....................................185<br />
- gloeilamp plafondverlichting<br />
voor vervangen ........................................184<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
- gloeilamp vervangen..............................183<br />
Kilometerteller ..........................................48<br />
Kinderen (veilig vervoeren)........................35<br />
Kinderveiligheidsslot................................131<br />
Klimaatregeling ........................................98<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter ..................47<br />
Koplampen<br />
- lichtbundel afstellen ..............................140<br />
- mistlampen voor afstellen......................141<br />
- stand koplampen corrigeren ..................140<br />
Koplampsproeiers<br />
- bediening ..............................................113<br />
- koplampsproeiers ..................................221<br />
- vloeistofniveau ......................................210<br />
Koppeling (technische gegevens)..............250<br />
Kostenbesparing en beperking van uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen ......................158<br />
- algemene aanwijzingen..........................158<br />
- gebruiksomstandigheden ......................159<br />
- rijstijl ....................................................159<br />
Krik (sedan) ............................................171<br />
Krik (SW)................................................238<br />
Lak (tips voor het behoud van) ............222<br />
Lancia CODE ............................................15
Lichtbundel afstellen<br />
- koplampen ............................................141<br />
- mistlampen voor ..................................141<br />
Luchtfilter ..............................................212<br />
Lybra Station Wagon ..............................226<br />
Mistachterlicht<br />
- bediening ..............................................114<br />
- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />
- gloeilamp vervangen (SW) ....................241<br />
Mistlampen voor<br />
- bediening ..............................................114<br />
- gloeilamp vervangen..............................181<br />
- lichtbundel afstellen ..............................141<br />
Mobiele telefoon ......................................139<br />
Motor<br />
- brandstofsysteem ..........................248-249<br />
- distributie ......................................246-247<br />
- identificatiecode ....................................245<br />
- inspuiting/ontsteking ............................248<br />
- koelsysteem ..........................................250<br />
- motorcode ............................................243<br />
- smeersysteem ........................................250<br />
- technische gegevens ......................246-247<br />
Motor starten<br />
- benzinemotor starten ............................147<br />
- dieselmotor starten ................................148<br />
- motor opwarmen na het starten ............149<br />
- motor uitzetten......................................149<br />
- noodstart ..............................................167<br />
- rollend starten................................149-169<br />
- start-/contactslot ....................................14<br />
- starten met een hulpaccu ......................168<br />
Motorkap ................................................136<br />
Motorolie<br />
- motorolieverbruik..................................263<br />
- oliepeil controleren ................................209<br />
- specificaties....................................264-265<br />
Motoroliepeil............................................209<br />
Motorolieverbruik ....................................263<br />
Muntenbakje............................................124<br />
Niveau van de koelvloeistof van het<br />
motorkoelsysteem....................................210<br />
Niveaus (controleren) ..............................206<br />
Noodgevallen ..........................................166<br />
Oliepeil van de stuurbekrachtiging........211<br />
Onderhoud van de auto............................200<br />
- aanvullende werkzaamheden ................204<br />
- geprogrammeerd onderhoud..................201<br />
- jaarlijks inspectieschema ......................204<br />
- onderhoudsschema................................202<br />
Opbergvakken..................................125-231<br />
Opendak..................................................127<br />
Opkrikken van de auto ............................196<br />
Parkeren ..............................................150<br />
Pasjeshouder............................................124<br />
Periodieke controles en voor lange reizen..164<br />
Plaatje met lakgegevens ..........................243<br />
Plafondverlichting voor en achter<br />
- bediening ..............................................121<br />
- gloeilamp vervangen ......................184-185<br />
Plafondverlichting middenachter (SW) ....228<br />
- gloeilamp vervangen..............................239<br />
Portieren<br />
- centrale portiervergrendeling ................129<br />
- centrale ruitbediening............................130<br />
- dorpelverlichting ..................................131<br />
- kinderveiligheidsslot..............................131<br />
Prestaties ................................................258<br />
Regensensor (ruitenwissers)..................113<br />
Relais ......................................................187<br />
Remlichten<br />
- gloeilamp vervangen (sedan) ................182<br />
- gloeilamp vervangen (SW) ....................240<br />
Remmen<br />
- vloeistofniveau ......................................211<br />
- voetrem ................................................252<br />
Remvloeistof/vloeistof koppelingbediening<br />
................................................211<br />
Richtingaanwijzers (pijlen)<br />
- bediening ..............................................111<br />
- gloeilamp achter vervangen (sedan) ......182<br />
- gloeilamp achter vervangen (SW) ..........240<br />
- gloeilamp op voorspatbord vervangen....181<br />
- gloeilamp voor vervangen......................180<br />
Rolhoes (SW) ..........................................232<br />
Rubber slangen........................................219<br />
Ruiten (reinigen) ....................................223<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening ..............................................112<br />
- ruitensproeiers ......................................221<br />
- vloeistofniveau ......................................210<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening ..............................................112<br />
275
- regensensor ..........................................113<br />
- ruitensproeiers ......................................221<br />
- wisserbladen ........................................219<br />
Scheidingsnet in bagageruimte (SW) ....233<br />
Skiluik ............................................136-234<br />
Slepen van de auto ..................................197<br />
Slepen van de auto (SW)..........................237<br />
Sleutels......................................................15<br />
Smeermiddelen (specificaties) ..........264-265<br />
Sneeuwkettingen......................................162<br />
Snelheid (maximum) ..............................258<br />
Snelheidsmeter ..........................................46<br />
Spiegels<br />
- achteruitkijkspiegel ................................30<br />
- buitenspiegels afstellen ............................31<br />
- instellingen buitenspiegels opslaan ..........31<br />
Spiegelverlichting ....................................121<br />
Start-/contactslot ......................................14<br />
Startblokkering Lancia CODE ..................15<br />
Startmotor ..............................................255<br />
Stekkerdoos (op de middenconsole) ........127<br />
Stekkerdoos (SW)....................................231<br />
Steunhandgrepen ....................................126<br />
Stoelen<br />
- hoofdsteunen ..........................................28<br />
- instellingen opslaan ................................27<br />
- met elektrische verstelling........................27<br />
- met handbediende verstelling ..................26<br />
- reinigen ................................................224<br />
Stof-/pollenfilter ......................................213<br />
Stuurbekrachtiging<br />
- vloeistofniveau ......................................211<br />
276<br />
Stuurinrichting ........................................253<br />
Stuurslot....................................................14<br />
Stuurwiel (afstellen) ..................................30<br />
Suggesties voor nuttige accessoires ..........165<br />
Symbolen ....................................................7<br />
Technische gegevens ............................242<br />
Telepass ..................................................139<br />
Toerenteller ..............................................46<br />
Transmissie (technische gegevens) ..........250<br />
Trekken van aanhangers<br />
- trekhaak monteren ........................271-272<br />
- voorzorgsmaatregelen............................161<br />
Typeplaatje met identificatiegegevens ......244<br />
Uitstroomopeningen, verstelbaar<br />
en regelbaar ..............................................99<br />
Veilig rijden<br />
- in de bergen rijden ................................157<br />
- in de mist rijden ....................................156<br />
- in het donker rijden ..............................155<br />
- met ABS rijden......................................157<br />
- met regen rijden ....................................156<br />
- met sneeuw en ijs rijden ........................157<br />
- tijdens de rit..........................................154<br />
- voor u wegrijdt......................................154<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene richtlijnen ................................34<br />
- gebruik ........................................32-33-34<br />
- hoogteverstelling ....................................32<br />
- onderhoud ..............................................35<br />
- trekkrachtbegrenzer ................................33<br />
Velgen ....................................................254<br />
Verlichting in dashboardkastje<br />
- gloeilamp vervangen..............................185<br />
Versnellingsbak<br />
- gebruik van de handgeschakelde<br />
versnellingsbak......................................117<br />
- overbrengingsverhoudingen ..................251<br />
Vloeistofniveau ruitensproeiers voor en achter<br />
en koplampsproeiers..............................210<br />
Vullingstabel ....................................261-262<br />
Waarschuwingsknipperlichten ............114<br />
Wegwijs in uw auto....................................12<br />
Wielen<br />
- technische gegevens ..............................254<br />
- tips voor het behoud..............................218<br />
- verwisselen (sedan) ..............................169<br />
- verwisselen (SW) ..................................238<br />
Wielophanging achter (SW)<br />
- automatische niveauregeling<br />
op achterwielen........................................229<br />
Wielophanging ........................................253<br />
Wieluitlijning ..........................................253<br />
Wisserbladen voor (vervangen) ................220<br />
Zekeringen ..........................................187<br />
Zonnekleppen..........................................124
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
Internationale<br />
landencode Land<br />
Toelatingscode<br />
A Oostenrijk CEPT LPD-D<br />
B België –<br />
CH Zwitserland BAKOM 99.0366.K.P.<br />
D Duitsland TPS A 100 290 L<br />
DK Denemarken CEPT SRD 1eDK<br />
E Spanje E.D.G. TEL. 09 99 0473<br />
F Frankrijk 99 0220 PPL 0<br />
GR Griekenland CEPT-LPD-GR YME<br />
I Italië –<br />
IL Israël 290-1999<br />
IRL Ierland IRL TRA 24/5/107/8<br />
L Luxemburg L 2432/10540-01J<br />
NL Nederland CEPT LPD-D<br />
277
278<br />
Internationale<br />
landencode Land<br />
T<br />
P<br />
S<br />
Toelatingscode<br />
P Portugal ICP-037TC-99<br />
S Zweden Ue 990073<br />
SF Finland FI99080030<br />
SK Slowakije TU.R 256 SR 1999 2<br />
Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.<br />
Attesté<br />
ART<br />
Conforme<br />
atc<br />
date<br />
pres.<br />
99 0220 PPL 0<br />
24/06/99<br />
SIEMENS<br />
Radiocom<br />
Privées France<br />
Professionnel<br />
A100<br />
290L 282L<br />
CEPT LPD - FD
OLIE VERVERSEN?<br />
DE EXPERTS<br />
ADVISEREN SELENIA.<br />
Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />
<strong>Fiat</strong>-Lubrificanti smeermiddelen.<br />
Lancia adviseert u dan ook om bij de<br />
eerstvolgende olieverversing Selenia<br />
motorolie te gebruiken.<br />
35.000 Motorexperts in Europa<br />
adviseren Selenia voor een maximale<br />
bescherming van de motor in<br />
uw auto.<br />
VRAAG UW DEALER<br />
NAAR SELENIA
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Se -<br />
lenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan<br />
de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />
Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />
motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />
bescherming.<br />
SELENIA 20K<br />
Top Quality Fuel Economy motorolie volgens API<br />
SJ-specificatie voor normale, turbo- of multiklepsmotoren<br />
biedt de volgende voordelen:<br />
brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit<br />
bij hoge temperaturen<br />
SELENIA PERFORMER<br />
Olie voor benzinemotoren die specifiek ontwikkeld<br />
is voor een optimale werking tijdens extreme klimatologische<br />
omstandigheden (koude start tot aan –35°C).<br />
SELENIA TURBO DIESEL<br />
Motorolie voor normale diesel-, turbodiesel- of<br />
multikleps-motoren. Voordelen:<br />
• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />
• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />
• optimale reiniging van de motor.<br />
SELENIA WR DIESEL<br />
Olie voor normale diesel-, turbodiesel- of multi -<br />
kleps-motoren die specifiek ontwikkeld is voor een<br />
optimale werking tijdens extreme klimatologische<br />
omstandigheden (koude start tot aan –35°C).<br />
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />
VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />
0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />
km<br />
SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />
(*) ASTM D445<br />
SELENIA 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />
motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />
kunnen de verversingsintervallen worden<br />
verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige<br />
reiniging is gegarandeerd.<br />
SELENIA. DE KRACHT ACHTER MODERNE MOTOREN<br />
%<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10 86420<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
<strong>Fiat</strong> Auto Nederland b.v.<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Sedan Station Wagon<br />
Bandenmaat Bij gemiddelde Bij volle Bij gemiddelde Bij volle Reservewiel<br />
belading belading belading belading<br />
Voor Achter Voor Achter Voor Achter Voor Achter<br />
1.6<br />
1.8<br />
1.9 jtd<br />
2.0 - 2.4 jtd<br />
Bij warme banden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />
(*) Maximaal gewicht in de bagageruimte van de auto met neergeklapte achterbank (1 persoon + 350 kg).<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
195/65 R15 91H<br />
205/60 R15 91V<br />
195/65 R15 91V<br />
205/60 R15 91V<br />
195/65 R15 91H<br />
205/60 R15 91V<br />
195/65 R15 91V<br />
205/60 R15 91V<br />
Druknummer 603.45.316 - XI/2000 - 2 e editie - Printed in the Netherlands<br />
Eindredactie Satiz S.p.A.<br />
2,0 2,0 2,2 2,4 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2,0 2,0 2,2 2,4 2,0 2,0 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2,2 2,2 2,2 2,4 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
2,2 2,2 2,2 2,4 2,2 2,2 2,2 2,4 (2,7*) 4,2<br />
MOTOROLIE VERVERSEN 1.6 1.8 2.0 1.9 jtd<br />
2.4 jtd<br />
liter kg liter kg liter kg liter kg liter kg<br />
Motorcarter 3,5 3,1 3,9 3,5 4,3 3,8 4,2 3,75 4,8 4,3<br />
Motorcarter en filter 3,8 3,4 4,3 3,85 5,0 4,45 4,8 4,25 5,5 4,<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
1.6 1.8 2.0 1.9 jtd 2.4 jtd<br />
Inhoud van de brandstoftank 60 60 60 60 60<br />
Brandstofreserve 8 8 8 8 8<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).
Importeur voor België:<br />
FIAT AUTO BELGIO<br />
Genèvestraat 175<br />
1140 Brussel<br />
Importeur voor Nederland:<br />
FIAT AUTO NEDERLAND B.V.<br />
Hullenbergweg 1-3<br />
1101 BW Amsterdam Zuidoost