603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service
603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service
603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>603.81.117</strong> NL<br />
<strong>Instructie</strong>boek
Geachte cliënt,<br />
Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />
LANCIA volledig te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw LANCIA maar ook<br />
belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:<br />
veiligheid van de inzittenden;<br />
conditie van de auto;<br />
bescherming van het milieu.<br />
In de de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />
– het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
– een overzicht van de speciale aanvullende service voor de cliënten van LANCIA.<br />
Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken en dat<br />
uw nieuwe auto en de ondersteuning van de LANCIA-organisatie u volledig tevreden zullen stellen.<br />
Veel leesplezier en goede reis!<br />
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> beschreven worden,<br />
dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,<br />
de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />
Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong>.<br />
Dankzij deze opvatting kon de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />
De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid,<br />
al voorbereid op de toekomstige normen.<br />
Daarnaast is de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het<br />
behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu, waardoor<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat LANCIA hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling<br />
. Als uw LANCIA <strong>Ypsilon</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat<br />
voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de LANCIA-dealers uw<br />
voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van<br />
een nieuwe auto overgaat.<br />
Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen<br />
nodig.<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
Bij het ontwerp en de productie van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is niet alleen rekening gehouden met traditionele aspecten,<br />
zoals prestaties en veiligheid, maar is er ook veel aandacht besteed aan de groeiende milieuproblemen.<br />
De materiaalkeuze en de technische systemen en speciale voorzieningen zijn het resultaat van inspanningen die er op<br />
gericht zijn om de vervuiling van het milieu drastisch terug te dringen. Uw auto voldoet dan ook aan de strengste<br />
internationale milieunormen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />
Geen enkel onderdeel van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten<br />
geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag.<br />
De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze<br />
bevatten geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium meer.<br />
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)<br />
Driewegkatalysator<br />
Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich<br />
in een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />
De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn<br />
deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />
stoffen.<br />
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare<br />
materialen (papier, brandstof, gras, droge bladeren enz.).<br />
Lambdasondes<br />
De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen worden<br />
door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.<br />
Benzinedamp-opvangsysteem<br />
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />
in een speciaal actieve-koolfilter.<br />
Als de motor draait, dan worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (Multijet-motor)<br />
Oxidatiekatalysator<br />
De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes<br />
zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd<br />
worden.<br />
De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop<br />
zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />
Uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.)<br />
Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd<br />
wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />
Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.
ABSOLUUT LEZEN!<br />
BRANDSTOF TANKEN<br />
K<br />
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die<br />
voldoet aan de Europese specificatie EN 228.<br />
Multijet-motoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie<br />
EN590.<br />
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen<br />
van de garantie tot gevolg hebben.<br />
MOTOR STARTEN<br />
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />
koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel<br />
in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
Multijet-motoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes<br />
Y en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor<br />
aanslaat.<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />
boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />
invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu<br />
langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische<br />
installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />
CODE-card<br />
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de<br />
CODE-card te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een<br />
noodstart.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van<br />
de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />
laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het<br />
onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming<br />
van het milieu) â (conditie van de auto).<br />
U
DASHBOARD ................................................... 8<br />
INSTRUMENTENPANEEL .............................. 9<br />
SYMBOLEN ..................................................... 10<br />
LANCIA CODE ................................................ 11<br />
DE SLEUTELS ................................................ 12<br />
START-/CONTACTSLOT ................................ 18<br />
INSTRUMENTEN ............................................ 19<br />
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ................... 21<br />
ZITPLAATSEN ................................................ 35<br />
HOOFDSTEUNEN ........................................... 38<br />
STUURWIEL ................................................... 38<br />
SPIEGELS ........................................................ 39<br />
KLIMAATREGELING ....................................... 41<br />
VERWARMING EN VENTILATIE ................... 42<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ............ 45<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ............. 48<br />
BUITENVERLICHTING .................................. 58<br />
SENSOR AUTOMATISCHE KOPLAMPEN....... 60<br />
RUITEN REINIGEN ......................................... 61<br />
REGENSENSOR .............................................. 62<br />
CRUISE-CONTROL ......................................... 64<br />
PLAFONDVERLICHTING ............................... 66<br />
DASHBOARD EN BEDIENING<br />
BEDIENINGSORGANEN ................................. 66<br />
INTERIEURUITRUSTING ................................ 68<br />
OPENDAK......................................................... 70<br />
PORTIEREN .................................................... 71<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................. 72<br />
BAGAGERUIMTE ............................................ 73<br />
MOTORKAP ..................................................... 77<br />
ALLESDRAGERS ............................................ 78<br />
KOPLAMPEN .................................................. 78<br />
ABS .................................................................. 80<br />
ESP-SYSTEEM ................................................. 81<br />
ASR-SYSTEEM ................................................ 82<br />
EOBD-SYSTEEM ............................................. 83<br />
AUTORADIO .................................................... 84<br />
BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM........................... 84<br />
EXTRA ACCESSOIRES ...................................<br />
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
85<br />
“DUALDRIVE” ................................................ 86<br />
PARKEERSENSOREN ..................................... 87<br />
TANKEN MET DE LANCIA YPSILON ............ 88<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................ 90<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
7
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
8<br />
DASHBOARD<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering<br />
verschillen.<br />
fig. 1<br />
LANCIA<br />
L0C0001m<br />
1. Uitstroomopeningen aan zijkant - 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting - 3. Airbag bestuurderszijde - 4.<br />
Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer - 5. Uitstroomopeningen in het midden - 6.<br />
Autoradio (indien aanwezig) / Opbergvakje - 7. Instrumentenpaneel - 8. Airbag passagierszijde - 9. Schakelaar voor<br />
uitschakeling airbag voor aan passagierszijde - 10. Dashboardkastje - 11. Bedieningsknoppen verwarming, ventilatie<br />
en airconditioning - 12. Versnellingspook - 13. Schakelaarpaneel - 14. Start-/contactslot - 15. Hendel stuurwielverstelling<br />
- 16. Hendel voor bediening cruise-control (indien aanwezig) - 17. Hendel motorkapontgrendeling.
INSTRUMENTENPANEEL<br />
A Snelheidsmeter<br />
B Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
C Toerenteller<br />
D Multifunctioneel display<br />
A Snelheidsmeter<br />
B Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met<br />
waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
D Toerenteller<br />
E Multifunctioneel display<br />
fig. 2<br />
fig. 3<br />
L0C0223m<br />
L0C0224m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
9
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
10<br />
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele<br />
onderdelen van uw auto zijn plaatjes<br />
met een bepaalde kleur aangebracht,<br />
met daarop symbolen die uw<br />
aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />
aangeven die u in acht<br />
moet nemen als u met het betreffende<br />
onderdeel te maken krijgt.<br />
fig. 4<br />
L0C0004m<br />
Onder de motorkap is een plaatje<br />
aangebracht, waarop de betekenis<br />
van de symbolen wordt verklaard<br />
fig. 4.<br />
LANCIA CODE<br />
Voor een nog betere bescherming<br />
tegen diefstal is de auto uitgerust<br />
met een elektronische startblokkering.<br />
Het systeem schakelt automatisch<br />
in als de start-/contactsleutel<br />
wordt uitgenomen.<br />
In iedere sleutel zit een elektronische<br />
component gemonteerd die bij het<br />
starten van de motor een signaal<br />
ontvangt via een speciale antenne<br />
die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />
Het signaal wordt bij het<br />
starten omgezet in een gecodeerd<br />
signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />
van de <strong>Lancia</strong> CODE gezonden,<br />
die, als de code wordt herkend,<br />
het starten van de motor mogelijk<br />
maakt.
WERKING<br />
Als u bij het starten van de motor de<br />
sleutel in stand MAR draait, dan<br />
stuurt het <strong>Lancia</strong> CODE-systeem<br />
een code naar de regeleenheid van<br />
de motor die, als de code wordt herkend,<br />
de blokkering van de functies<br />
opheft.<br />
De code wordt alleen verzonden als<br />
de regeleenheid van het systeem de<br />
door de sleutel verzonden code heeft<br />
herkend.<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in<br />
stand STOP zet, schakelt de <strong>Lancia</strong><br />
CODE de functies van de elektronische<br />
regeleenheid van de motor uit.<br />
Als bij het starten de code niet wordt<br />
herkend, gaat op het instrumentenpaneel<br />
het waarschuwingslampje<br />
Y branden.<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />
in stand STOP en vervolgens in<br />
stand MAR te draaien; als de motor<br />
geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />
opnieuw met de andere geleverde<br />
sleutels. Als de motor nog niet aanslaat,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />
eigen code, die in de regeleenheid<br />
van het systeem moet worden opgeslagen.<br />
Voor het opslaan van nieuwe<br />
sleutels (maximaal acht) moet u zich<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />
Als het lampje Y tijdens het<br />
rijden gaat branden<br />
❒ Als het lampje Y gaat branden,<br />
betekent dit dat het systeem zichzelf<br />
controleert (bijv. bij een vermindering<br />
van de spanning).<br />
❒ Als het lampje Y blijft branden,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
11
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
12<br />
DE SLEUTELS<br />
CODE-CARD fig. 5<br />
Bij de auto worden twee sleutels<br />
geleverd en de CODE-card waarop<br />
staan aangegeven:<br />
❒ de elektronische code A<br />
❒ de mechanische code van de sleutels<br />
B, die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />
aan de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
moet worden medegedeeld.<br />
BELANGRIJK Om schade aan de<br />
elektronische schakelingen in de<br />
sleutels te voorkomen, mogen de<br />
sleutels niet aan directe zonnestraling<br />
worden blootgesteld.<br />
fig. 5 L0C0026m fig. 6 L0C0047m<br />
Als de auto wordt verkocht,<br />
moeten alle sleutels<br />
en de CODE-card overhandigd<br />
worden aan de<br />
nieuwe eigenaar.<br />
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 6<br />
De sleutel heeft een metalen baard A<br />
en dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen<br />
van de airbag aan passagierszijde;<br />
De knop B dient voor het uitklappen<br />
van de metalen baard A.
Houd voor het inklappen van de<br />
metalen baard in de handgreep de<br />
knop B ingedrukt en draai de baard<br />
in de richting van de pijl tot de<br />
baard vastklikt. Laat hierna de knop<br />
B los.<br />
ATTENTIE<br />
Druk de knop B alleen in<br />
als de sleutel ver genoeg<br />
van het lichaam (speciaal de<br />
ogen) en van voorwerpen die snel<br />
beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken)<br />
is verwijderd. Laat<br />
de sleutel nooit onbeheerd achter.<br />
Hiermee voorkomt u dat iemand<br />
(dit geldt in het bijzonder voor<br />
kinderen) per ongeluk op de knop<br />
drukt.<br />
fig. 7<br />
SLEUTEL MET AFSTANDSBE-<br />
DIENING fig. 7<br />
De sleutel heeft een metalen baard A<br />
en dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen<br />
van de airbag aan passagierszijde.<br />
De knop B dient voor het uitklappen<br />
van de metalen baard.<br />
Houd voor het inklappen van de<br />
metalen baard in de handgreep de<br />
knop B ingedrukt en draai de baard<br />
in de richting van de pijl tot de<br />
baard vastklikt. Laat hierna de knop<br />
B los.<br />
Knop Ë dient voor het ontgrendelen<br />
van de portieren en de achterklep.<br />
Knop Á dient voor het vergrendelen<br />
van de portieren en de achterklep.<br />
Knop R dient voor het op afstand<br />
ontgrendelen van de achterklep.<br />
Het lampje C gaat branden als de<br />
opdracht naar de ontvanger wordt<br />
verzonden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
13
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
14<br />
Als onbedoeld het vergrendelknopje<br />
vanuit het interieur<br />
wordt ingedrukt en u de<br />
auto verlaat, worden uitsluitend<br />
de gebruikte portieren ontgrendeld;<br />
de achterklep blijft vergrendeld.<br />
Voor het herstellen van de centrale<br />
portiervergrendeling moet u de<br />
ver-/ontgrendelknopjes opnieuw<br />
indrukken.<br />
ATTENTIE<br />
Druk de knop B alleen in<br />
als de sleutel ver genoeg<br />
van het lichaam (speciaal de<br />
ogen) en van voorwerpen die snel<br />
beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken)<br />
is verwijderd. Laat<br />
de sleutel nooit onbeheerd achter.<br />
Hiermee voorkomt u dat iemand<br />
(dit geldt in het bijzonder voor<br />
kinderen) per ongeluk op de knop<br />
drukt.<br />
Als de portieren worden ontgrendeld,<br />
wordt de interieurverlichting<br />
een bepaalde tijd ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de<br />
afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs<br />
enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.<br />
Portieren en achterklep<br />
ontgrendelen<br />
Druk kort op de knop Ë: de portieren<br />
en de achterklep worden ontgrendeld,<br />
de plafondverlichting<br />
wordt tijdelijk ingeschakeld en de<br />
richtingaanwijzers knipperen twee<br />
keer.<br />
Als de brandstofnoodschakelaar in<br />
werking treedt, worden de portieren<br />
automatisch ontgrendeld.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de<br />
afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs<br />
enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.
Portieren en achterklep<br />
vergrendelen<br />
Druk kort op de knop Á: de portieren<br />
en de achterklep worden op<br />
afstand vergrendeld, de plafondverlichting<br />
dooft en de richtingaanwijzers<br />
knipperen één keer.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de<br />
afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs<br />
enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.<br />
Achterklep op afstand ontgrendelen/openen<br />
Druk de knop R in om op afstand de<br />
achterklep te ontgrendelen (openen).<br />
Als de achterklep wordt ontgrendeld,<br />
knipperen de richtingaanwijzers<br />
twee keer.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de<br />
afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs<br />
enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.<br />
fig. 8<br />
L0C0050m<br />
Lampje op bestuurdersportier<br />
fig. 8<br />
Als de portieren worden vergrendeld,<br />
gaat het afschriklampje A ongeveer 3<br />
seconden branden en daarna knipperen<br />
(bewakingsfunctie).<br />
Als u de portieren wilt vergrendelen<br />
en een of meer portieren of de achterklep<br />
zijn niet goed gesloten, dan<br />
gaan het lampje en de richtingaanwijzers<br />
snel knipperen en wordt de<br />
vergrendeling niet uitgevoerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
15
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
16<br />
fig. 9<br />
L0C0051m<br />
Batterij van de sleutel met<br />
afstandsbediening vervangen fig. 9<br />
Als u de knopjes van de afstandsbediening<br />
indrukt en het lampje F op<br />
de sleutel knippert één keer kort,<br />
dan moet de batterij worden vervangen<br />
door een nieuw exemplaar dat<br />
normaal in de handel verkrijgbaar<br />
is.<br />
Ga voor het vervangen van de batterij<br />
als volgt te werk:<br />
❒ druk op de knop A en klap de<br />
metalen baard B uit;<br />
❒ draai de schroef C los met een<br />
kleine schroevendraaier;<br />
❒ trek de batterijhouder D naar buiten<br />
en vervang de batterij E; let<br />
daarbij goed op de polariteit;<br />
❒ plaats de batterijhouder D in de<br />
sleutel en draai de schroef C vast.<br />
Extra afstandsbedieningen<br />
bestellen<br />
Het systeem kan maximaal 8<br />
afstandsbedieningen herkennen. Als<br />
u in de loop der tijd een nieuwe<br />
afstandsbediening nodig hebt, kunt<br />
u zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />
Neem dan alle in uw bezit zijnde<br />
sleutels, de CODE-card, een identiteitsbewijs<br />
en het kentekenbewijs<br />
van de auto mee.<br />
Lege batterijen zijn<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Ze moeten in een daarvoor<br />
bestemde chemobox of<br />
afvalbak worden gedeponeerd. Ze<br />
kunnen ook ingeleverd worden bij<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer. Die zorgt vervolgens<br />
voor de afvoer.
Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):<br />
Type sleutel<br />
Mechanische sleutel<br />
Sleutel met<br />
afstandsbediening<br />
Knipperen richtingaanwijzers<br />
(alleen met sleutel met afstandsbediening)<br />
Lampje bestuurdersportier<br />
Portieren ontgrendelen<br />
Sleutel linksom<br />
draaien<br />
Sleutel linksom<br />
draaien<br />
Knop<br />
Ë kort indrukken<br />
2 x knipperen<br />
Doven<br />
bewakingslampje<br />
Portieren vergrendelen<br />
Sleutel<br />
linksom draaien<br />
Sleutel<br />
linksom draaien<br />
Knop<br />
Á kort indrukken<br />
1 x knipperen<br />
3 Seconden continu<br />
branden en vervolgens<br />
knipperen bewakingslampje<br />
Openen<br />
achterklep<br />
Knop R langer<br />
dan 2 seconden indrukken<br />
2 x knipperen<br />
–<br />
–<br />
Bewakingslampje<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
17
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
18<br />
START-/CONTACT-<br />
SLOT<br />
De sleutel kan in 3 standen worden<br />
gedraaid:<br />
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />
en stuur geblokkeerd. Enkele<br />
elektrische installaties kunnen werken<br />
(bijv. autoradio, elektrische<br />
ruitbediening enz.).<br />
❒ MAR: contact aan. Alle elektrische<br />
installaties werken.<br />
❒ AVV: motor starten.<br />
Het contactslot is voorzien van een<br />
herstartbeveiliging. Als de motor bij de<br />
eerste poging niet aanslaat, moet u de<br />
sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />
nogmaals starten.<br />
ATTENTIE<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv. bij een<br />
poging tot diefstal) moet u, voordat<br />
u weer met de auto gaat rijden,<br />
de werking van het slot laten<br />
controleren bij de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
fig. 12<br />
L0C0054m<br />
ATTENTIE<br />
Neem altijd de sleutel uit<br />
het contactslot als de auto<br />
wordt verlaten, om onvoorzichtig<br />
gebruik van de bedieningsknoppen<br />
te voorkomen. Vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken. Schakel<br />
de eerste versnelling in als de<br />
auto op een helling omhoog staat<br />
en de achteruit bij een helling<br />
omlaag (gezien vanuit de rijrichting).<br />
Laat kinderen nooit alleen<br />
achter in de auto.<br />
ATTENTIE<br />
Verwijder de sleutel nooit<br />
uit het contactslot als de<br />
auto nog in beweging is. Bij de<br />
eerste stuuruitslag blokkeert het<br />
stuur automatisch. Dit geldt in<br />
alle gevallen, ook als de auto<br />
gesleept wordt.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen<br />
Zet de sleutel in stand STOP, trek<br />
de sleutel uit het start-/contactslot<br />
en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen<br />
Draai het stuur iets heen en weer,<br />
terwijl u de sleutel in stand MAR<br />
draait.
INSTRUMENTEN<br />
TOERENTELLER fig. 13<br />
De toerenteller geeft het toerental<br />
per minuut van de motor aan.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van<br />
de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof<br />
als de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorvermogen<br />
zal afnemen.<br />
Bij stationair draaiende motor kan de<br />
toerenteller onder bepaalde omstandigheden<br />
een geleidelijke of herhaalde<br />
toerentalstijging aangeven.<br />
Dit is een normaal verschijnsel en<br />
kan optreden als bijvoorbeeld de airconditioning<br />
of de elektroventilateur<br />
wordt ingeschakeld. In deze gevallen<br />
dient een geringe toerentalstijging<br />
voor het behoud van de lading van<br />
de accu.<br />
fig. 13<br />
0<br />
BRANDSTOFMETER fig. 14-15<br />
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid<br />
brandstof aan die in de tank<br />
aanwezig is.<br />
Het waarschuwingslampje K gaat<br />
branden als er nog ongeveer 6/7 liter<br />
brandstof aanwezig is.<br />
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:<br />
door een onregelmatige<br />
brandstoftoevoer kan de katalysator<br />
beschadigen.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald op<br />
0 staat en het waarschuwingslampje<br />
K knippert, dan is er een storing in<br />
het systeem. Wendt u in dit geval tot<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
L0C0010m fig. 14 L0C0253m<br />
fig. 15<br />
L0C0254m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
19
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
20<br />
fig. 16<br />
L0C0252m<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />
TUURMETER (indien aanwezig)<br />
fig. 16<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan<br />
van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger<br />
wordt dan ongeveer 50°C.<br />
Bij normaal gebruik van de auto kan<br />
de wijzernaald op verschillende<br />
posities in het bereik staan, afhankelijk<br />
van de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
Als het waarschuwingslampje u<br />
gaat branden en er verschijnt een<br />
melding op het multifunctionele display,<br />
dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog; zet in dat geval de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
Als de wijzernaald in het<br />
rode gebied komt, zet dan onmiddellijk<br />
de motor uit en<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
fig. 17<br />
L0C0190m<br />
SNELHEIDSMETER fig. 17<br />
Geeft de snelheid van de auto aan.
MULTIFUNCTIO-<br />
NEEL DISPLAY<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
multifunctioneel display dat, afhankelijk<br />
van de instelling, nuttige<br />
informatie levert aan de gebruiker<br />
tijdens de rit.<br />
BEGINSCHERM fig. 20<br />
Op het beginscherm kan het volgende<br />
worden weergegeven:<br />
A Datum<br />
B Symbool voor kans op gladheid.<br />
C Buitentemperatuur<br />
D Weergave CITY-functie (indien<br />
ingeschakeld)<br />
E Tijd (altijd weergegeven, ook bij<br />
uitgenomen contactsleutel en<br />
gesloten voorportieren)<br />
fig. 20<br />
L0C1158i<br />
F Afstand tot volgende servicebeurt<br />
G Stand koplampverstelling (alleen<br />
als het dimlicht is ingeschakeld).<br />
H Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)<br />
OPMERKING Bij het openen van<br />
een voorportier wordt het display<br />
verlicht en wordt enkele seconden de<br />
tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />
weergegeven.<br />
fig. 21<br />
L0C0225m<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 21<br />
Om in het scherm en de keuzemogelijkheden<br />
de volgende optie<br />
te selecteren of de weergegeven<br />
waarde te verhogen.<br />
MODE Kort indrukken voor toegang<br />
tot het menu en/of<br />
naar het volgende scherm te<br />
gaan of de keuze te bevestigen.<br />
Even ingedrukt houden om<br />
terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Om in het scherm en de keuzemogelijkheden<br />
de voorgaande<br />
optie te selecteren of de weergegeven<br />
waarde te verlagen.<br />
OPMERKING Bij de knoppen en<br />
hangt de werking van het volgende<br />
af:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
21
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
22<br />
Weergave koplampafstelling (alleen<br />
als het dimlicht is ingeschakeld).<br />
– als het beginscherm wordt weergegeven,<br />
dan kunt u de hoogteverstelling<br />
van de koplampen bedienen (zie<br />
de paragraaf “Koplampen” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Setup-menu<br />
– binnen het menu kunt u naar de<br />
voorgaande of volgende optie in de<br />
keuzelijst gaan;<br />
– tijdens het instellen kunt u de<br />
waarde verhogen of verlagen.<br />
SETUP-MENU fig. 22<br />
Het menu bestaat uit een aantal<br />
functies dat “cyclisch” wordt weergegeven.<br />
De functies kunnen met de<br />
knoppen en worden gekozen,<br />
waarna u keuzemogelijkheden kunt<br />
selecteren of instellingen (setup)<br />
kunt uitvoeren.<br />
Het setup-menu kan worden geactiveerd<br />
door de knop MODE kort in te<br />
drukken.<br />
Door de knop of steeds in te<br />
drukken, kunt u de lijst van het<br />
setup-menu doorlopen.<br />
De werking is afhankelijk van het<br />
geselecteerde menupunt.<br />
OPMERKING Als de auto is uitgerust<br />
met het Connect Nav+, kunt u<br />
op het display van het instrumentenpaneel<br />
uitsluitend de volgende functies<br />
regelen/instellen: “Verl.”,<br />
“Snelh.lim.”, “Sens. licht” (indien<br />
aanwezig), “Buzz. gordels” en<br />
“Airbag pass.”. De andere functies<br />
worden weergegeven op het display<br />
van het Connect Nav+, waarmee<br />
deze functies ook kunnen worden<br />
geregeld/ingesteld.
Een menupunt selecteren<br />
– als u de knop MODE kort indrukt,<br />
kunt u in het menu de instelling<br />
selecteren die u wilt wijzigen;<br />
– met de knop of (door de knop<br />
telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />
instelling worden geselecteerd;<br />
– als u de knop MODE kort indrukt,<br />
kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd<br />
terugkeren naar het eerder<br />
geselecteerde menupunt.<br />
“Datum” en<br />
“Reg. Klok” selecteren:<br />
– als u de knop MODE kort indrukt,<br />
kunt u de instelling selecteren die u<br />
wilt wijzigen (bijv. uren /minuten of<br />
jaar /maand /dag);<br />
– met de knop of (door de knop<br />
telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />
instelling worden geselecteerd;<br />
– als u de knop MODE kort indrukt,<br />
kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd<br />
doorgaan naar het volgende<br />
menupunt. Als dit menupunt het<br />
laatste is, dan wordt teruggekeerd<br />
naar het daarvoor geselecteerde<br />
menupunt.<br />
Als u de knop MODE even ingedrukt<br />
houdt:<br />
– u verlaat het setup-menu en alleen<br />
de al opgeslagen wijzigingen (bevestigd<br />
door het kort indrukken van de<br />
knop MODE) worden bewaard.<br />
Het setup-menu heeft een tijdregeling;<br />
als het menu na een bepaalde<br />
tijd verdwijnt, worden alleen de door<br />
u opgeslagen wijzigingen (bevestigd<br />
door het kort indrukken van de<br />
knop MODE) bewaard.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
23
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
24<br />
Voorbeeld:<br />
Italiano<br />
Português<br />
MODE<br />
kort indrukken<br />
van de<br />
knop<br />
fig. 22<br />
Deutsch<br />
Français<br />
AIRBAG PASS.<br />
SERVICE<br />
VOL. TOETSEN<br />
English<br />
VOL. BUZZER<br />
Español<br />
VERL.<br />
MENU VERLATEN<br />
BUZZ. GORDELS (*) (indien aanwezig)<br />
TAAL<br />
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort<br />
op de knop MODE drukken. Druk op de knop of om in het<br />
menu te navigeren.<br />
Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen<br />
een beperkt menu (instellingen “Verlichting” en<br />
“Snelheidslimiet”) toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide<br />
menu toegankelijk. Bij uitvoeringen die zijn uitgerust<br />
met het Connect Nav+ worden veel functies op het display van<br />
het navigatiesysteem weergegeven.<br />
TEMP. EENH.<br />
SNELH. LIM.<br />
VERBRUIK<br />
SENS. LICHT<br />
TRIPB<br />
VERGR. PORT.<br />
AFST. EENH.<br />
Voorbeeld:<br />
REG. KLOK<br />
Dag<br />
Jaar Maand<br />
MOD. KLOK<br />
INSTELLEN DATUM<br />
ACHTERKLEP<br />
ONAFH.<br />
MODE<br />
kort indrukken<br />
van toets<br />
L0C2169i<br />
(*) Functie wordt alleen weergegeven als<br />
het SBR-systeem door de <strong>Lancia</strong>-dealer is<br />
uitgeschakeld.
Lichtsterkte interieur regelen<br />
(Verl.) (alleen bij ingeschakelde<br />
buitenverlichting)<br />
Met deze functie kan - bij ingeschakelde<br />
buitenverlichting - de lichtsterkte<br />
(op 8 niveaus) van het instrumentenpaneel,<br />
de bediening van de<br />
autoradio en van de automatische<br />
klimaatregeling (indien aanwezig)<br />
worden geregeld.<br />
Ga voor het regelen van de lichtsterkte<br />
als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het niveau van<br />
de ingestelde gevoeligheid;<br />
– druk op knop of om de lichtsterkte<br />
in te stellen;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Snelheidslimiet (Snelh. Lim.)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />
van de auto (km/h of mph)<br />
worden ingesteld. Als deze limiet<br />
wordt overschreden, wordt de<br />
bestuurder gewaarschuwd (zie<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />
als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
(Snelh. Lim.);<br />
– druk op knop of om de snelheidslimiet<br />
in te schakelen (On) of<br />
uit te schakelen (Off);<br />
– als de functie al was ingeschakeld<br />
(On), kan met de knop of de<br />
gewenste snelheidslimiet worden<br />
ingesteld en worden bevestigd door<br />
het indrukken van de knop MODE;<br />
Opmerking De waarde kan worden<br />
ingesteld tussen 30 en 250 km/h of<br />
tussen 20 en 155 mph, afhankelijk<br />
van de ingestelde eenheid; zie de<br />
paragraaf “Meeteenheid afstand” -<br />
die hierna is beschreven. Elke keer<br />
als u de knop / indrukt, wordt de<br />
waarde 5 eenheden verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de knop / ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch<br />
snel door of terug. Als u dicht bij de<br />
juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />
waarde in door de knop telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Ga als volgt te werk als u de instelling<br />
wilt annuleren:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On);<br />
– druk op de knop ; op het display<br />
knippert (Off);<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Gevoeligheid schemersensor<br />
instellen (Sens. licht)<br />
(indien aanwezig)<br />
Met deze functie kan de gevoeligheid<br />
van de schemersensor worden ingesteld<br />
op 3 niveaus (niveau 1 = minimum<br />
niveau, niveau 2 = gemiddeld<br />
niveau, niveau 3 = maximum<br />
niveau); hoe hoger de gevoeligheid,<br />
hoe minder buitenlicht er nodig is<br />
om de verlichting in te schakelen. De<br />
gevoeligheid is standaard ingesteld<br />
op niveau “2”.Ga voor de gewenste<br />
instelling als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het niveau van<br />
de ingestelde gevoeligheid;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
25
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
26<br />
Trip B (Trip B)<br />
Met deze functie kan de weergave<br />
van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld<br />
(On) of uitgeschakeld<br />
(Off).<br />
Zie voor meer informatie de paragraaf<br />
“Trip computer”.<br />
Ga voor het in-/uitschakelen als<br />
volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On) of (Off),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Klokje instellen (Reg. klok)<br />
Met deze functie kunt u het klokje<br />
instellen.<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knipperen de “uren”;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knipperen de “minuten”;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
OPMERKING Elke keer als u de<br />
knop of indrukt, wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de knop ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch<br />
snel door of terug. Als u dicht bij de<br />
juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />
waarde in door de knop telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Tijdweergave 12h/24h<br />
(Mod. Klok)<br />
Met deze functie kan de tijdweergave<br />
worden ingesteld op 12h of 24h.<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert 12h of 24h,<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– – druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Datum instellen (Inst. datum)<br />
Met deze functie kan de datum worden<br />
ingesteld (jaar - maand - dag).<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “jaar”;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de “maand”;
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de “dag”;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren.<br />
OPMERKING Elke keer als u de<br />
knop of indrukt, wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de knop ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch<br />
snel door of terug. Als u dicht bij de<br />
juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />
waarde in door de knop telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Onafhankelijke achterklepontgrendeling<br />
(Achterklep Onafh.)<br />
Als de functie is ingeschakeld (On),<br />
wordt als het commando voor ontgrendeling<br />
van de portieren wordt<br />
gegeven, de achterklep niet ontgrendeld:<br />
de achterklep kan ontgrendeld<br />
worden door knop R op de sleutel<br />
met afstandsbediening in te drukken.<br />
Uitschakelen (Off): de achterklep<br />
wordt gelijktijdig met de portieren<br />
ontgrendeld.<br />
Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen<br />
(Off) van deze functie als<br />
volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On) of (Off),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Centrale portiervergrendeling bij<br />
rijdende auto (Vergr. deuren)<br />
Als deze functie is ingeschakeld<br />
(On), worden de portieren automatisch<br />
vergrendeld als de auto sneller<br />
rijdt dan 20 km/h.<br />
Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen<br />
(Off) van deze functie als<br />
volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On) of (Off),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Meeteenheid “afstand”<br />
(Afst. Eenh.)<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
van de afstand (km of mijl) worden<br />
ingesteld.<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
meeteenheid als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (km) of (mijl),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
27
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
28<br />
Meeteenheid “verbruik”<br />
(Verbruik)<br />
Met deze functie kan de eenheid van<br />
het brandstofverbruik worden ingesteld<br />
(km/l, l/100km of mpg). Deze<br />
eenheid is gekoppeld aan de geselecteerde<br />
eenheid voor de afstand (km<br />
of mijl, zie de vorige paragraaf<br />
“Meeteenheid afstand”).<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op “km”, kan de meeteenheid<br />
verbruik worden ingesteld op<br />
‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op “mijl”, geeft het display de<br />
hoeveelheid verbruikte brandstof<br />
aan in “mpg”.<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (km/l) of<br />
(l/100km), afhankelijk van de<br />
instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Meeteenheid “temperatuur”<br />
(Temp. Eenh.)<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
van de temperatuur (°C of °F) worden<br />
ingesteld.<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
meeteenheid als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (°C) of (°F),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Taal instellen (Taal)<br />
U kunt de taal van het display<br />
instellen: Italiaans, Duits, Engels,<br />
Spaans, Frans en Portugees.<br />
Ga om de gewenste taal in te stellen<br />
als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de ingestelde<br />
“taal”;<br />
– druk op de knop of om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />
(Vol. Buzzer)<br />
Het volume van het akoestische signaal<br />
(buzzer) dat klinkt als er een<br />
storing of waarschuwing wordt<br />
weergegeven, kan ingesteld worden<br />
op 8 niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het<br />
gewenste volume als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “niveau”<br />
van het ingestelde volume;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Volumeregeling knoppen<br />
(Vol. toetsen)<br />
Het akoestische signaal, dat klinkt<br />
bij het indrukken van de knoppen<br />
MODE, of , kan worden ingesteld<br />
op 8 niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het<br />
gewenste volume als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “niveau”<br />
van het ingestelde volume;<br />
– druk op de knop of om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Herinschakeling buzzer voor<br />
melding SBR-systeem<br />
(Buzz. gordels) (indien aanwezig)<br />
De functie wordt alleen weergegeven<br />
als het SBR-systeem door de <strong>Lancia</strong>dealer<br />
is uitgeschakeld (zie de paragraaf<br />
“SBR-systeem” in het hoofdstuk<br />
“Veiligheid”).<br />
Geprogrammeerd onderhoud<br />
(<strong>Service</strong>)<br />
Met deze functie kan worden weergegeven<br />
hoeveel kilometers of dagen<br />
nog resteren voordat een servicebeurt<br />
moet worden uitgevoerd.<br />
Ga voor het raadplegen van deze<br />
aanwijzingen als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de afstand in<br />
km of mijl, afhankelijk van de<br />
instelling (zie de paragraaf<br />
“Meeteenheid afstand”);<br />
– druk op de knop of voor weergave<br />
van het interval in dagen;<br />
– druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt om<br />
terug te keren naar het beginscherm.<br />
OPMERKING Het “Onderhoudsschema”<br />
voorziet elke 30.000 km<br />
(of het equivalent in mijl) of ieder<br />
jaar in een servicebeurt; deze weergave<br />
verschijnt automatisch als de<br />
sleutel in stand MAR staat, vanaf<br />
2.000 km (of het equivalent in mijl)<br />
of 30 dagen voor de servicebeurt. De<br />
weergave wordt elke 200 km (of het<br />
equivalent in mijl) of om de drie<br />
dagen weergegeven. Onder de 200<br />
km wordt de weergave met kleinere<br />
intervallen weergegeven. Zie voor<br />
het vervangen van het luchtfilter, de<br />
motorolie en het motoroliefilter bij de<br />
1.3 Multijet-uitvoeringen het<br />
“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />
“Onderhoud en zorg”. De weergave<br />
is afhankelijk van de ingestelde<br />
meeteenheid in km of mijl. Als u<br />
dicht bij de volgende servicebeurt<br />
bent en u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, verschijnt op het display<br />
het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door<br />
het aantal kilometers/mijlen of dagen<br />
dat resteert tot de volgende servicebeurt.<br />
De informatie van het<br />
“Geprogrammeerd onderhoud”<br />
wordt aangegeven in kilometers (km)<br />
of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk<br />
van de eerstvolgende servicebeurt.<br />
Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
voor het uitvoeren van de werkzaamheden<br />
van het “Onderhoudsschema”<br />
of van het “Jaarlijks inspectieschema”,<br />
en voor het op nul zetten van<br />
deze weergave (reset).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
29
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
30<br />
Inschakeling/Uitschakeling<br />
van de frontairbag aan passagierszijde<br />
en de zij-airbag voor<br />
de bescherming van borstkas/<br />
bekken (sidebag)(indien<br />
aanwezig) (Airbag pass.)<br />
Met deze functie kan de airbag aan<br />
passagierszijde worden in- en uitgeschakeld.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ druk op de knop MODE en druk,<br />
nadat op het display het bericht<br />
(Airbag pass. Off) (voor uitschakeling)<br />
of het bericht (Airbag<br />
pass. On) (voor inschakeling) is<br />
verschenen door het indrukken<br />
van de knop of , opnieuw op de<br />
knop MODE;<br />
❒ op het display verschijnt het<br />
bericht om de instelling te bevestigen;<br />
❒ selecteer door het indrukken van<br />
de knop of (Ja) (voor bevestiging<br />
van de inschakeling/uitschakeling)<br />
of (Nee) (om te annuleren);<br />
❒ druk kort op de knop MODE; er<br />
verschijnt een bevestiging van de<br />
gekozen instelling en er wordt<br />
teruggekeerd naar het menuscherm<br />
of, wanneer de knop even<br />
ingedrukt wordt gehouden, naar<br />
het beginscherm zonder op te<br />
slaan.<br />
L0C2171i<br />
L0C2173i<br />
L0C2175i<br />
L0C2177i<br />
MODE<br />
MODE<br />
MODE<br />
L0C2170i<br />
L0C2172i<br />
L0C2174i<br />
L0C2175i<br />
L0C2178i
Menu verlaten<br />
Laatste functie waarmee de instellingen<br />
uit het menuscherm worden<br />
afgesloten.<br />
Druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het beginscherm<br />
zonder op te slaan.<br />
Als u de knop indrukt, wordt<br />
teruggekeerd naar het eerste menupunt<br />
(Snelh. Lim).<br />
TRIP COMPUTER<br />
(indien aanwezig)<br />
Algemene aanwijzingen<br />
Met de “Trip computer” kan, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat,<br />
op het display informatie worden<br />
weergegeven over de werking van de<br />
auto. Deze functie bestaat uit<br />
“General trip”, dat betrekking heeft<br />
op de hele rit van de auto, en “Trip<br />
B”, dat betrekking heeft op een deeltraject.<br />
Deze laatste functie vormt<br />
een onderdeel (zoals is afgebeeld in<br />
fig. 24) van het totale traject van de<br />
auto.<br />
Beide functies kunnen op nul worden<br />
gezet (reset - begin van een<br />
nieuwe rit).<br />
“General Trip” geeft informatie<br />
over:<br />
– Autonomie (actieradius)<br />
– Afgelegde afstand<br />
– Gemiddeld verbruik<br />
– Huidig verbruik<br />
– Gemiddelde snelheid<br />
– Reistijd.<br />
“Trip B” geeft informatie over:<br />
– Afgelegde afstand B<br />
– Gemiddeld verbruik B<br />
– Gemiddelde snelheid B<br />
– Reistijd B.<br />
OPMERKING De functie “Trip B”<br />
kan worden uitgeschakeld (zie de<br />
paragraaf “Trip B”). De gegevens<br />
“Autonomie” en “Huidig verbruik”<br />
kunnen niet op nul worden gezet.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
31
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
32<br />
Weergegeven gegevens<br />
Autonomie (actieradius)<br />
Geeft het aantal kilometers aan dat<br />
nog gereden kan worden met de<br />
brandstof in de brandstoftank,<br />
waarbij ervan uit wordt gegaan dat<br />
de rijstijl niet verandert. Op het display<br />
verschijnt de indicatie “- - - -”<br />
als:<br />
– de actieradius kleiner is dan 50 km<br />
(of 30 mijl) of de brandstofvoorraad<br />
minder is dan 4 liter.<br />
– de auto langere tijd met draaiende<br />
motor stilstaat.<br />
Afgelegde afstand<br />
Geeft de afstand aan die de auto<br />
heeft afgelegd vanaf het begin van<br />
een nieuwe rit.<br />
Gemiddeld verbruik<br />
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />
aan vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Huidig verbruik<br />
Geeft doorlopend de wijziging in het<br />
brandstofverbruik aan. Als de auto<br />
stilstaat met draaiende motor wordt<br />
“- - - -” op het display weergegeven.<br />
Gemiddelde snelheid<br />
Geeft de gemiddelde snelheid van de<br />
auto aan op basis van de tijd die verstreken<br />
is vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Reistijd<br />
Geeft de verstreken tijd aan vanaf<br />
het begin van een nieuwe rit.
BELANGRIJK Als er geen informatie<br />
is, verschijnt bij alle functies op<br />
de Trip computer de aanduiding<br />
“- - - -” in plaats van de waarde.<br />
Wanneer de normale werking weer<br />
hersteld is, worden de waarden van<br />
de gegevens weer op normale wijze<br />
weergegeven. De waarden die voor<br />
de storing werden weergegeven,<br />
worden niet op nul gezet en er wordt<br />
geen nieuwe rit begonnen.<br />
fig. 23<br />
L0C0027m<br />
Bedieningsknop TRIP<br />
fig. 23<br />
Met de knop TRIP, aan het uiteinde<br />
van de rechter hendel, krijgt u, als<br />
de contactsleutel in stand MAR<br />
staat, toegang tot de hiervoor<br />
beschreven gegevens en kunnen de<br />
gegevens op nul worden gezet om<br />
een nieuwe rit te beginnen:<br />
– kort indrukken voor weergave van<br />
de verschillende gegevens<br />
– even ingedrukt houden voor het op<br />
nul zetten (reset) en het beginnen<br />
van een nieuwe rit.<br />
Nieuwe rit<br />
Begint als een reset is uitgevoerd:<br />
– “handmatig” door de gebruiker<br />
d.m.v. het indrukken van de<br />
betreffende knop;<br />
– “automatisch” wanneer de “afgelegde<br />
afstand” de waarde 9.999,9<br />
km bereikt of wanneer de “reistijd”<br />
de waarde 99.59:59 (99 uur en 59<br />
minuten) bereikt;<br />
– iedere keer als de accu losgekoppeld<br />
is geweest.<br />
BELANGRIJK Als u het systeem op<br />
nul zet terwijl het scherm van<br />
“General trip” wordt weergegeven,<br />
dan worden ook de gegevens van<br />
“Trip B” op nul gezet, terwijl bij het<br />
op nul zetten van “Trip B ” alleen de<br />
gegevens van “Trip B” op nul worden<br />
gezet.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
33
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
34<br />
Procedure voor het begin van een rit<br />
Voor het op nul zetten (reset) moet u, met de sleutel in stand MAR, langer dan 2 seconden op de knop TRIP drukken.<br />
TRIP verlaten<br />
De functie TRIP wordt automatisch verlaten, nadat alle grootheden zijn weergegeven of als knop MODE langer dan<br />
2 seconden is ingedrukt.<br />
fig. 24<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
GENERAL TRIP<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject
ZITPLAATSEN<br />
De stoffen bekleding van<br />
uw auto is langdurig<br />
bestand tegen slijtage die<br />
ontstaat bij een normaal<br />
gebruik van de auto. Hevig en/of<br />
langdurig wrijven met kledingaccessoires<br />
zoals metalen gespen,<br />
sierknopen en klittenbandsluitingen,<br />
moet echter absoluut worden<br />
vermeden omdat hierdoor grote<br />
druk ontstaat op een bepaalde plek<br />
op de bekleding, waardoor deze<br />
plek kan slijten en de bekleding<br />
beschadigd wordt.<br />
VOORSTOELEN fig. 25<br />
Rugleuning naar voren klappen<br />
Trek voor toegang tot de zitplaatsen<br />
achter, aan de handgreep C, zoals op<br />
de afbeelding is aangegeven, zodat<br />
de rugleuning naar voren klapt. De<br />
stoel kan nu naar voren worden<br />
geschoven door tegen de rugleuning<br />
te duwen (easy entry).<br />
Als de rugleuning wordt teruggeklapt,<br />
dan schuift de stoel in de oorspronkelijke<br />
stand terug (geheugenmechanisme).<br />
Controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />
is door hem naar voren en<br />
naar achteren te schuiven.<br />
fig. 25<br />
L0C0029m<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de hendel A omhoog en schuif<br />
de stoel naar voren of naar achteren:<br />
als u rijdt, moeten de armen licht<br />
gebogen zijn en de handen op de<br />
stuurwielrand steunen.<br />
Controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />
is door hem naar voren en<br />
naar achteren te schuiven.<br />
Hoogteverstelling<br />
(bestuurdersstoel)<br />
Beweeg de hendel B herhaaldelijk<br />
omhoog of omlaag totdat de gewenste<br />
zithoogte is bereikt.<br />
BELANGRIJK De hoogte kan alleen<br />
worden ingesteld als u op de<br />
bestuurdersstoel zit en de auto stilstaat.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
35
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
36<br />
fig. 26<br />
Verstellen van de rugleuning<br />
fig. 26<br />
Draai de knop D.<br />
L0C0030m<br />
Lendensteunverstelling<br />
(indien aanwezig) fig. 26<br />
Draai de knop E om het steunvlak<br />
van de rugleuning aan te passen.<br />
ATTENTIE<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden uitgevoerd.<br />
ATTENTIE<br />
Laat de hendel los en controleer<br />
of de stoel goed<br />
geblokkeerd is door deze naar<br />
voren en naar achteren te schuiven.<br />
Als de zitplaats niet goed<br />
geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />
verschuiven, waardoor u<br />
de controle over de auto kunt verliezen.<br />
ATTENTIE<br />
Voor maximale veiligheid<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten, tegen de leuning aan<br />
gaan zitten en de gordel goed laten<br />
aansluiten op borst en bekken.<br />
fig. 27 - Uitvoeringen met<br />
ondeelbare achterbank<br />
VERSCHUIFBARE ACHTER-<br />
BANK (indien aanwezig)<br />
fig. 27-28<br />
L0C0191m<br />
Afstelling vanuit het interieur<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de hendel A omhoog, pak het<br />
middengedeelte vast en schuif de<br />
achterbank voor- of achteruit.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Bij achterbank met ondeelbare rugleuning:<br />
❒ trek hendel B omhoog en zet<br />
gelijktijdig met de andere hand de<br />
rugleuning in de gewenste stand.
fig. 28 - Uitvoering met in delen<br />
neerklapbare achterbank<br />
L0C0192m<br />
Bij achterbank met deelbare rugleuning:<br />
❒ trek hendel B of C omhoog om<br />
respectievelijk het rechter of het<br />
linker deel van de rugleuning te<br />
verstellen.<br />
fig. 29<br />
L0C0181m<br />
Verstellen vanuit de bagageruimte<br />
fig. 29<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de lip in het midden A omhoog<br />
en schuif de achterbank voor- of<br />
achteruit. Haak na de afstelling de<br />
lip aan het klittenband op de rugleuning<br />
van de bank.<br />
Rugleuning verstellen / neerklappen<br />
Trek aan de lippen aan de zijkant B<br />
zoals beschreven in de paragraaf<br />
“Bagageruimte vergroten” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Controleer na de afstelling of de lippen<br />
uit de groeven in de kunststof<br />
kappen steken.<br />
staat.<br />
ATTENTIE<br />
Verstel de zitplaatsen<br />
alleen als de auto stil-<br />
ATTENTIE<br />
De stand waarbij de rugleuning<br />
volledig is neergeklapt,<br />
mag uitsluitend bij een<br />
stilstaande auto en volledig naar<br />
voren geschoven zitplaats worden<br />
gebruikt.<br />
ATTENTIE<br />
Laat de hendel los en controleer<br />
of de zitplaats<br />
goed geblokkeerd is door deze<br />
naar voren en naar achteren te<br />
schuiven. Als de zitplaats niet<br />
goed geblokkeerd is, kan deze<br />
onverwachts verschuiven.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
37
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
38<br />
HOOFDSTEUNEN<br />
VOOR fig. 30<br />
Druk voor de hoogteverstelling op<br />
knop A en verplaats de hoofdsteun<br />
omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar<br />
vergrendelt. Controleer na het<br />
loslaten van de knop of de hoofdsteun<br />
vergrendeld is.<br />
ATTENTIE<br />
De hoofdsteunen moeten<br />
zo worden ingesteld dat<br />
ze het hoofd ondersteunen en niet<br />
de nek. Alleen in deze positie bieden<br />
de steunen bescherming.<br />
ATTENTIE<br />
Voor een optimale<br />
bescherming moet de rugleuning<br />
zo zijn ingesteld dat u<br />
rechtop zit en dat uw hoofd zich<br />
zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun<br />
bevindt.<br />
ACHTER (indien aanwezig)<br />
fig. 31<br />
Alleen aanwezig op bepaalde uitvoeringen.<br />
Om de hoofdsteunen achter te verwijderen,<br />
moet u gelijktijdig de<br />
knoppen A aan de kant van de twee<br />
fig. 30<br />
fig. 31<br />
L0C0031m<br />
L0C0057m<br />
steunen indrukken en de hoofdsteunen<br />
uittrekken.<br />
De auto kan zijn uitgerust met 3<br />
hoofdsteunen achter bij een achterbank<br />
met drie zitplaatsen en met<br />
twee hoofdsteunen bij een achterbank<br />
met 2 zitplaatsen.<br />
BELANGRIJK Als de zitplaatsen<br />
achter gebruikt worden, moeten de<br />
hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.<br />
STUURWIEL<br />
Het stuurwiel kan zowel in lengterichting<br />
als in hoogte worden versteld.<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk fig. 32:<br />
❒ ontgrendel de hendel door hem<br />
naar het stuur te trekken (stand 2);<br />
❒ plaats het stuur in de gewenste<br />
stand;<br />
❒ vergrendel de hendel door deze<br />
naar voren te drukken (stand 1).<br />
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden om<br />
de-/montagewerkzaamheden<br />
uit te voeren, waarvoor<br />
wijzigingen in de stuurinrichting<br />
of de stuurkolom vereist zijn<br />
(bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging).<br />
Hierdoor kunnen<br />
de prestaties van het systeem, de<br />
garantie en de veiligheid in<br />
gevaar worden gebracht en voldoet<br />
de auto niet meer aan de<br />
typegoedkeuring.
SPIEGELS<br />
BINNENSPIEGEL fig. 33<br />
De binnenspiegel is voorzien van een<br />
beveiligingsmechanisme, waardoor<br />
de spiegel bij een krachtig contact<br />
met een inzittende losschiet.<br />
Met het hendeltje A kan de spiegel in<br />
twee standen worden gezet: normale<br />
of anti-verblindingsstand.<br />
fig. 32 L0C0008m fig. 33 L0C0014m<br />
ATTENTIE<br />
Het stuur mag alleen<br />
worden versteld als de<br />
auto stilstaat en de motor is uitgezet.<br />
BUITENSPIEGELS fig. 34<br />
Handmatige verstelling<br />
Bedien in de auto hendel A om de<br />
spiegel af te stellen.<br />
fig. 34<br />
L0C0170m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
39
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
40<br />
fig. 35<br />
L0C0009m<br />
Elektrische verstelling<br />
(indien aanwezig) fig. 35<br />
De elektrische verstelling is alleen<br />
mogelijk als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat.<br />
Ga voor het verstellen als volgt te<br />
werk:<br />
❒ met schakelaar A kiest u welke<br />
spiegel (links of rechts) u wilt verstellen<br />
(op de uitvoeringen met<br />
elektrische ruitbediening keert de<br />
schakelaar automatisch weer<br />
terug in de oorspronkelijke positie);<br />
❒ met de schakelaar B kunt de spiegel<br />
in 4 richtingen verstellen.<br />
Stel de spiegels af als de auto stilstaat<br />
en de handrem is aangetrokken.<br />
fig. 36<br />
L0C0058m<br />
Inklappen fig. 36<br />
De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />
van stand A in stand B worden<br />
geklapt.<br />
ATTENTIE<br />
Tijdens het rijden moeten<br />
de spiegels altijd in stand<br />
A staan.<br />
ATTENTIE<br />
De spiegel aan bestuurderszijde<br />
is bol, waardoor<br />
de afstandswaarneming<br />
enigszins wordt beïnvloed.
KLIMAATREGELING<br />
fig. 37<br />
1 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruiten - 2 Verstelbare luchtroosters aan de zijkant<br />
- 3 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit - 4 Verstelbare luchtroosters in het<br />
midden - 5 Uitstroomopeningen onder<br />
L0C0210m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
41
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
42<br />
fig. 38<br />
L0C0000m<br />
LUCHTROOSTERS IN HET<br />
MIDDEN fig. 38<br />
A Regelschuif voor openen/sluiten<br />
van de uitstroomopening en het<br />
richten (verticaal) van de luchtstroom<br />
B Regelschuif voor het zijdelings<br />
richten van de luchtstroom.<br />
fig. 39<br />
L0C0000m<br />
LUCHTROOSTERS AAN DE<br />
ZIJKANT fig. 39<br />
A Vaste uitstroomopening voor<br />
ontwaseming/ontdooiing van de<br />
zijruiten<br />
B Regelschuif voor openen/sluiten<br />
van de uitstroomopening en het<br />
richten (verticaal) van de luchtstroom<br />
C Regelschuif voor het zijdelings<br />
richten van de luchtstroom.<br />
VERWARMING EN<br />
VENTILATIE<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 40<br />
A: knop voor inschakelen aanjager<br />
B: draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />
(menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
C: drukknop voor in-/uitschakelen<br />
achterruitverwarming.<br />
D: draaiknop voor instelling luchtverdeling<br />
E: knop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
KLIMAATREGELING<br />
Met de draaiknop D kan de lucht op<br />
5 manieren over het hele interieur<br />
worden verdeeld:<br />
« luchtstroom uit de luchtroosters<br />
in het midden en de uitstroomopeningen<br />
aan de zijkant;<br />
∆ voor verwarming van de<br />
beenruimten, waarbij de<br />
luchtstroom op het gelaat koel<br />
blijft (“bilevel”-stand);<br />
≈ voor een snellere verwarming<br />
van het interieur;<br />
ƒ voor verwarming van het interieur<br />
en ontwaseming van de<br />
voorruit;
-voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en de zijruiten<br />
voor.<br />
VERWARMING VAN HET<br />
INTERIEUR<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop B geheel naar<br />
rechts (in het rode vlak);<br />
❒ draai de knop A op de gewenste<br />
snelheid;<br />
❒ draai de knop D in stand:<br />
ƒ voor verwarming van de<br />
beenruimten en ontwaseming<br />
van de voorruit;<br />
∆ voor lucht naar de beenruimten<br />
en koelere lucht uit<br />
de luchtroosters in het midden<br />
en de uitstroomopeningen<br />
op het dashboard;<br />
≈ voor een snelle verwarming.<br />
fig. 40<br />
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het<br />
dashboard;<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />
❒ draai de knop D op stand ≈.<br />
L0C0127m<br />
SNELLE ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING VAN DE RUITEN<br />
VOOR (VOORRUIT EN<br />
ZIJRUITEN)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />
❒ draai de knop D op stand -;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop E in stand Ú te<br />
zetten.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />
kan een stand gekozen worden<br />
waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
43
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
44<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is<br />
en/of bij regen en/of bij grote verschillen<br />
in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende<br />
procedure aan om het beslaan van<br />
de ruiten te voorkomen:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop E in stand Ú te<br />
zetten;<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 2;<br />
❒ draai de knop D in stand - of<br />
stand ƒ als de ruiten niet beslagen<br />
zijn.<br />
ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
(indien van toepassing)<br />
Druk op de knop C om deze functie<br />
in te schakelen: het lampje op de<br />
knop gaat branden als deze functie<br />
wordt ingeschakeld.<br />
De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />
waardoor de functie na<br />
30 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />
U kunt de verwarming<br />
eerder uitschakelen door nogmaals<br />
de knop C in te drukken.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te<br />
voorkomen.<br />
REGELING AANJAGERSNEL-<br />
HEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het<br />
interieur als volgt te werk:<br />
❒ open de luchtroosters in het midden<br />
en aan de zijkant geheel;<br />
❒ draai de knop B in het blauwe<br />
gebied;<br />
❒ zet de knop A op de gewenste<br />
snelheid;<br />
❒ zet de knop D op stand «;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop E in stand Ú te<br />
zetten.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Zet de knop E op stand ….<br />
Het verdient aanbeveling om de<br />
luchtrecirculatie in te schakelen in<br />
de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />
voorkomen dat vervuilde lucht het<br />
interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />
dit systeem langdurig te laten<br />
werken, omdat anders, vooral als u<br />
met meerdere personen in de auto<br />
zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />
de ruiten beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kunnen, afhankelijk van de<br />
werking van het systeem (“verwarming”<br />
of “koeling”), de gewenste<br />
omstandigheden sneller bereikt worden.<br />
Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie in te schakelen op<br />
regenachtige of koude dagen, omdat<br />
dan de ruiten aan de binnenzijde<br />
aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
HANDBEDIENDE<br />
AIRCONDITIONING<br />
(indien aanwezig)<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 41<br />
A: knop voor inschakelen aanjager;<br />
B: draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />
(menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
C: drukknop voor in-/uitschakelen<br />
achterruitverwarming;<br />
D: drukknop voor in-/uitschakelen<br />
aircocompressor;<br />
E: draaiknop voor instelling luchtverdeling;<br />
F: knop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
KLIMAATREGELING<br />
Met de draaiknop E kan de lucht op<br />
5 manieren over het hele interieur<br />
worden verdeeld:<br />
« luchtstroom uit de luchtroosters<br />
in het midden en de uitstroomopeningen<br />
aan de zijkant;<br />
∆ voor verwarming van de<br />
beenruimten, waarbij de<br />
luchtstroom op het gelaat koel<br />
blijft (“bilevel”-stand);<br />
fig. 41<br />
≈ voor een snellere verwarming<br />
van het interieur;<br />
ƒ voor verwarming van het interieur<br />
en ontwaseming van de<br />
voorruit;<br />
-voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en de zijruiten<br />
voor.<br />
VERWARMING VAN HET<br />
INTERIEUR<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop B geheel naar<br />
rechts (in het rode vlak);<br />
❒ draai de knop A op de gewenste<br />
snelheid;<br />
L0C0128m<br />
❒ draai de knop E op stand:<br />
ƒ voor verwarming van de<br />
beenruimten en ontwaseming<br />
van de voorruit;<br />
∆ voor lucht naar de beenruimten<br />
en koelere lucht uit<br />
de luchtroosters in het midden<br />
en de uitstroomopeningen<br />
op het dashboard;<br />
≈ voor een snelle verwarming.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
45
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
46<br />
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het<br />
dashboard;<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />
❒ draai de knop E op stand ≈.<br />
SNELLE ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING VAN DE RUITEN<br />
VOOR (VOORRUIT EN<br />
ZIJRUITEN)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />
❒ draai de knop E op stand -;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop F in stand Ú te<br />
zetten.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />
kan een stand gekozen worden<br />
waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is<br />
en/of bij regen en/of bij grote verschillen<br />
in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende<br />
procedure aan om het beslaan van<br />
de ruiten te voorkomen:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop F in stand Ú te<br />
zetten;<br />
❒ draai de knop B in het rode<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op stand 2;<br />
❒ draai de knop E in stand - of<br />
stand ƒ als de ruiten niet beslagen<br />
zijn.<br />
BELANGRIJK De airconditioning is<br />
zeer bruikbaar om het beslaan van<br />
de ruiten te voorkomen: het is daarom<br />
voldoende om de bedieningsknoppen<br />
op ontwasemen te zetten<br />
zoals hiervoor beschreven is en de<br />
airconditioning in te schakelen door<br />
de knop D in te drukken.<br />
ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
Druk op de knop C om deze functie<br />
in te schakelen: het lampje op de<br />
knop gaat branden als deze functie<br />
wordt ingeschakeld.<br />
De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />
waardoor de functie na<br />
30 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />
U kunt de verwarming<br />
eerder uitschakelen door nogmaals<br />
de knop C in te drukken.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te<br />
voorkomen.
REGELING AANJAGERSNEL-<br />
HEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het<br />
interieur als volgt te werk:<br />
❒ open de luchtroosters in het midden<br />
en aan de zijkant geheel;<br />
❒ draai de knop B in het blauwe<br />
gebied;<br />
❒ zet de knop A op de gewenste<br />
snelheid;<br />
❒ zet de knop E op stand «;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop F in stand Ú te<br />
zetten.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Zet de knop F op stand ….<br />
Het verdient aanbeveling om de<br />
luchtrecirculatie in te schakelen in<br />
de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />
voorkomen dat vervuilde lucht het<br />
interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />
dit systeem langdurig te laten<br />
werken, omdat anders, vooral als u<br />
met meerdere personen in de auto<br />
zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />
de ruiten beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kunnen, afhankelijk van de<br />
werking van het systeem (“verwarming”<br />
of “koeling”), de gewenste<br />
omstandigheden sneller bereikt worden.<br />
Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie in te schakelen op<br />
regenachtige of koude dagen, omdat<br />
dan de ruiten aan de binnenzijde<br />
aanzienlijk sneller kunnen beslaan.<br />
AIRCONDITIONING (koeling)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop B in het blauwe<br />
gebied;<br />
❒ draai de knop A op de gewenste<br />
snelheid;<br />
❒ zet de knop E op stand «;<br />
❒ zet de knop F op stand …;<br />
❒ druk op de knop D (het lampje op<br />
de knop gaat branden).<br />
Regeling van de koeling<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />
door de knop F in stand Ú te<br />
zetten.<br />
❒ draai de knop B naar rechts voor<br />
verhoging van de temperatuur;<br />
❒ draai de knop A naar rechts voor<br />
verlaging van de aanjagersnelheid.<br />
ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />
TEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning<br />
1 keer per maand gedurende 10<br />
minuten in. Laat voor het zomerseizoen<br />
de werking van de airconditioning<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
47
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
48<br />
KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De automatische airconditioning<br />
met gescheiden regeling regelt de<br />
temperatuur en de luchtverdeling in<br />
het interieur in twee zones: bestuurders-<br />
en passagierszijde. De temperatuurregeling<br />
is gebaseerd op “temperatuurgelijkheid”:<br />
d.w.z. dat het<br />
systeem continu werkt om het comfort<br />
in het interieur constant te houden<br />
en eventuele verschillen in de<br />
weersomstandigheden buiten te<br />
compenseren, ook zonnestraling<br />
(gesignaleerd door een zonnestralingssensor).<br />
Het systeem kan zijn uitgerust met<br />
een luchtkwaliteitsensor (Air<br />
Quality System) die automatisch de<br />
luchtrecirculatie kan inschakelen<br />
om de onaangename effecten van<br />
vervuilde lucht, tijdens het rijden in<br />
de stad, in de file en in tunnels, te<br />
verminderen, en een wasemsensor<br />
die kan registreren wanneer de voorruit<br />
beslaat en het systeem zo kan<br />
instellen dat het zicht wordt hersteld.<br />
De automatisch gecontroleerde<br />
parameters en functies zijn:<br />
❒ luchttemperatuur naar de uitstroomopeningen<br />
aan bestuurderszijde/passagierszijde<br />
voor;<br />
❒ luchtverdeling naar de uitstroomopeningen<br />
aan bestuurderszijde/<br />
passagierszijde voor;<br />
❒ aanjagersnelheid (traploze regeling<br />
van de luchtstroom);<br />
❒ inschakeling van de compressor<br />
(voor koelen en drogen van de<br />
lucht);<br />
❒ luchtrecirculatie.<br />
Deze functies kunnen handmatig<br />
worden gewijzigd, d.w.z. dat u het<br />
systeem kunt regelen door naar wens<br />
een of meer functies te selecteren en<br />
te wijzigen. Op deze manier worden<br />
de functies die handmatig zijn gewijzigd<br />
niet langer automatisch door<br />
het systeem geregeld. Het systeem<br />
grijpt alleen in om veiligheidsredenen<br />
(bijv. kans op beslaan).<br />
De handmatige instellingen hebben<br />
voorrang boven de automatische<br />
instellingen en blijven in het geheugen<br />
opgeslagen totdat de gebruiker<br />
de regeling weer overlaat aan de<br />
automatische werking, behalve in de<br />
gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen<br />
ingrijpt.<br />
Als handmatig een functie wordt<br />
ingesteld, blijven de andere functies<br />
echter automatisch geregeld.<br />
De luchtopbrengst in het interieur is<br />
onafhankelijk van de snelheid van<br />
de auto omdat de luchtopbrengst<br />
elektronisch geregeld wordt door de<br />
aanjager.<br />
De luchttemperatuur in het interieur<br />
wordt altijd automatisch geregeld op<br />
basis van de ingestelde temperaturen<br />
op de displays van de bestuurder<br />
en de passagier voor (behalve als het<br />
systeem is uitgeschakeld of in enkele<br />
omstandigheden als de compressor<br />
is uitgeschakeld).<br />
De volgende parameters en functies<br />
kunnen handmatig worden ingesteld<br />
en gewijzigd:<br />
❒ temperatuur bestuurderszijde/passagierszijde<br />
voor;<br />
❒ aanjagersnelheid (traploze regeling);<br />
❒ luchtverdeling in vijf standen<br />
(bestuurder/passagier voor);<br />
❒ inschakelen van de compressor;<br />
❒ niet gescheiden/gescheiden regeling;<br />
❒ snelle ontwaseming/ontdooiing;<br />
❒ luchtrecirculatie;<br />
❒ achterruitverwarming;<br />
❒ uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44<br />
A: drukknop voor inschakelen functie<br />
MONO (gelijkstellen ingestelde<br />
temperaturen)<br />
B: drukknop voor in-/uitschakelen<br />
aircocompressor<br />
C: drukknop voor in- en uitschakelen<br />
luchtrecirculatie<br />
D: display met informatie over de<br />
airconditioning<br />
E: drukknop voor uitschakelen airconditioning<br />
F: drukknop voor inschakelen functie<br />
MAX-DEF (snelle ontdooiing/ontwaseming<br />
voorruit en zijruiten<br />
voor)<br />
G: drukknop voor in-/uitschakelen<br />
achterruitverwarming<br />
fig. 44<br />
H: drukknop voor inschakelen functie<br />
AUTO (automatische werking)<br />
en draaiknop voor regelen<br />
temperatuur aan passagierszijde<br />
I: drukknop voor instellen luchtverdeling<br />
aan passagierszijde<br />
L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />
L0C0226m<br />
M: drukknop voor instellen luchtverdeling<br />
aan bestuurderszijde<br />
N: drukknop voor inschakelen functie<br />
AUTO (automatische werking)<br />
en draaiknop voor regelen<br />
temperatuur aan bestuurderszijde<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
49
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
50<br />
GEBRUIK VAN DE KLIMAAT-<br />
REGELING<br />
Het systeem kan op verschillende<br />
manieren worden ingeschakeld,<br />
maar wij raden u aan te beginnen<br />
met het indrukken van een van de<br />
knoppen AUTO en vervolgens de<br />
draaiknoppen te draaien om op het<br />
display de gewenste temperaturen in<br />
te stellen.<br />
Omdat het systeem het klimaat in<br />
twee zones in het interieur regelt,<br />
kunnen de bestuurder en de passagier<br />
voor verschillende temperatuurwaarden<br />
instellen. Het maximaal<br />
toegestane verschil is 7 °C.<br />
Op deze wijze werkt het systeem<br />
geheel automatisch, zodat zo snel<br />
mogelijk de ingestelde temperatuur<br />
wordt bereikt. Het systeem regelt de<br />
temperatuur, de luchthoeveelheid,<br />
de luchtverdeling in het interieur, de<br />
recirculatiefunctie en het inschakelen<br />
van de aircocompressor.<br />
Tijdens de volledig automatische<br />
werking van het systeem, moeten<br />
alleen de volgende functies eventueel<br />
handmatig worden ingeschakeld:<br />
❒ MONO, om de ingestelde temperatuur<br />
en de luchtverdeling aan<br />
bestuurders- en passagierszijde<br />
voor gelijk te stellen;<br />
❒ …, luchtrecirculatie, om de<br />
recirculatie altijd in- of uitgeschakeld<br />
te houden;<br />
❒ -, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de ruiten<br />
voor, de achterruit en de buitenspiegels;<br />
❒ (, voor het ontwasemen/ontdooien<br />
van de achterruit.<br />
Tijdens de volledig automatische<br />
werking van het systeem kunt u op<br />
ieder moment de ingestelde temperaturen,<br />
de luchtverdeling en de<br />
aanjagersnelheid wijzigen m.b.v. de<br />
desbetreffende knoppen: het systeem<br />
zal automatisch de eigen instellingen<br />
wijzigen en aanpassen aan de<br />
nieuwe instellingen. Als tijdens de<br />
volledige automatische werking<br />
(FULL AUTO) de luchtverdeling<br />
en/of de luchtopbrengst gewijzigd<br />
worden en/of de inschakeling van de<br />
compressor en/of de recirculatie,<br />
dan verdwijnt het opschrift FULL.<br />
Op deze manier worden de functies<br />
niet langer automatisch geregeld<br />
maar moeten met de hand worden<br />
bediend, totdat u opnieuw de knop<br />
AUTO indrukt. De aanjagersnelheid<br />
is voor alle zones in het interieur<br />
gelijk.<br />
Als een of meer functies handmatig<br />
zijn ingeschakeld, dan blijft de regeling<br />
van de luchttemperatuur automatisch<br />
plaatsvinden, behalve als de<br />
compressor is uitgeschakeld: in dat<br />
geval kan er geen lucht in het interieur<br />
worden gevoerd waarvan de<br />
temperatuur lager is dan de buitentemperatuur.
BEDIENINGSORGANEN<br />
Draaiknoppen voor regeling<br />
luchttemperatuur H - N<br />
Als u de knoppen naar rechts of naar<br />
links draait, verhoogt of verlaagt u de<br />
luchttemperatuur respectievelijk in<br />
het gedeelte linksvoor (draaiknop N)<br />
en rechtsvoor (draaiknop H) van het<br />
interieur.<br />
Omdat het systeem het klimaat in<br />
twee zones in het interieur regelt,<br />
kunnen de bestuurder en de passagier<br />
voor verschillende temperatuurwaarden<br />
instellen. Het maximaal toegestane<br />
verschil is 7 °C.<br />
De ingestelde temperaturen worden<br />
op het display weergegeven dicht bij<br />
de knoppen.<br />
Als u de knop A (MONO)) indrukt,<br />
wordt de temperatuur aan bestuurders-<br />
en passagierszijde voor automatisch<br />
gelijkgesteld, waarna u de temperatuur<br />
in de twee zones met de<br />
draaiknop N aan bestuurderszijde<br />
kunt regelen.<br />
De gescheiden regeling van de temperatuur<br />
en de luchtverdeling wordt<br />
automatisch weer hervat, als u de<br />
draaiknop H of N draait of nogmaals<br />
op de knop A (MONO) drukt als het<br />
lampje op de knop brandt.<br />
Als u de knoppen helemaal naar<br />
rechts of helemaal naar links draait,<br />
tot aan de uiterste waarden HI of LO,<br />
wordt respectievelijk de functie van<br />
de maximale verwarming of de maximale<br />
koeling ingeschakeld:<br />
❒ Functie HI (maximale verwarming):<br />
wordt ingeschakeld als de draaiknop<br />
van de temperatuur naar rechts<br />
wordt gedraaid, voorbij de maximale<br />
waarde (32 °C). Deze functie kan<br />
worden geactiveerd voor alleen de<br />
bestuurderszijde of de passagierszijde<br />
voor of voor beide zijden (ook door de<br />
functie MONO te selecteren).<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld<br />
als u het interieur zo snel mogelijk<br />
wilt verwarmen, waarbij maximaal<br />
van het vermogen van het systeem<br />
gebruik wordt gemaakt. Deze<br />
functie maakt gebruik van de maximale<br />
temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />
terwijl de luchtverdeling en<br />
de snelheid van de aanjager door het<br />
systeem worden ingesteld.<br />
Als de motorkoelvloeistof niet warm<br />
genoeg is, schakelt het systeem niet<br />
onmiddellijk de maximale aanjagersnelheid<br />
in, om de toevoer van te<br />
koude lucht in het interieur te beperken.<br />
Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />
alle handmatige instellingen toegestaan.<br />
Voor het uitschakelen van de functie<br />
is het voldoende om de temperatuurknop<br />
naar links te draaien en de<br />
gewenste temperatuur in te stellen.<br />
❒ Functie LO (maximale koeling):<br />
wordt ingeschakeld als de draaiknop<br />
van de temperatuur naar links wordt<br />
gedraaid, voorbij de maximale waarde<br />
(16 °C). Deze functie kan worden<br />
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />
of de passagierszijde voor of<br />
voor beide zijden (ook door de functie<br />
MONO te selecteren).<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld<br />
als u het interieur zo snel mogelijk<br />
wilt koelen, waarbij maximaal<br />
van het vermogen van het systeem<br />
gebruik wordt gemaakt. Deze functie<br />
schakelt de luchtrecirculatie en de<br />
aircocompressor in, terwijl de luchtverdeling<br />
en de snelheid van de aanjager<br />
worden ingesteld op basis van<br />
de omgevingsomstandigheden. Als<br />
deze functie is ingeschakeld, zijn alle<br />
handmatige instellingen toegestaan.<br />
Voor het uitschakelen van de functie<br />
is het voldoende om de temperatuurknop<br />
naar rechts te draaien en de<br />
gewenste temperatuur in te stellen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
51
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
52<br />
Drukknoppen voor de luchtverdeling<br />
voor I-M<br />
Als u op een van deze knoppen drukt,<br />
kunt u handmatig voor de linker- en de<br />
rechterzijde in het interieur een van de<br />
vijf instellingen voor de luchtverdeling<br />
kiezen:<br />
▲ Luchtstroom naar de uitstroomopeningen<br />
van de voorruit en de<br />
zijruiten voor voor ontdooiing/<br />
ontwaseming van de ruiten.<br />
˙ Lucht uit de luchtroosters in het<br />
midden en aan de zijkant van het<br />
dashboard voor een koele luchtstroom<br />
op het lichaam en het gezicht<br />
bij warm weer.<br />
▼ Lucht uit de uitstroomopeningen<br />
van de beenruimten. Met deze<br />
luchtverdeling kan in een zo kort<br />
mogelijke tijd de lucht in het interieur<br />
worden verwarmd, omdat<br />
warme lucht opstijgt. Dit geeft<br />
snel een behaaglijk gevoel.<br />
˙ Lucht uit luchtroosters in de been-<br />
▼ ruimten voor en achter (warmere<br />
lucht) en de luchtroosters in het<br />
midden en aan de zijkant van het<br />
dashboard (koelere lucht). Deze<br />
luchtverdeling is bijzonder nuttig<br />
in de gematigde seizoenen (vooren<br />
najaar) als de zon schijnt.<br />
▲ Lucht uit luchtroosters in de<br />
▼ beenruimten en de luchtroosters<br />
voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en zijruiten<br />
voor. Deze luchtverdeling zorgt<br />
voor een goede verwarming van<br />
het interieur en voorkomt het<br />
eventuele beslaan van de ruiten.<br />
De ingestelde luchtverdeling wordt<br />
aangegeven door een brandend lampje<br />
op de geselecteerde knoppen.<br />
Als een gecombineerde functie is<br />
ingesteld en er een knop wordt ingedrukt,<br />
dan wordt ook de functie van<br />
die knop ingeschakeld. Als daarentegen<br />
een knop van een reeds ingestelde<br />
functie wordt ingedrukt, dan<br />
wordt die functie uitgeschakeld (het<br />
betreffende lampje dooft).<br />
Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van de luchtverdeling<br />
na een handmatige instelling, moet<br />
de knop AUTO worden ingedrukt.<br />
Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling<br />
naar de voorruit, wordt ook de<br />
luchtstroom aan passagierszijde automatisch<br />
naar de voorruit geleid. De<br />
passagier kan vervolgens een andere<br />
luchtverdeling kiezen door de<br />
betreffende knoppen in te drukken.<br />
Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid<br />
L<br />
Als u op de knop p drukt, wordt de<br />
aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd<br />
of verlaagd en daarmee de<br />
hoeveelheid lucht die in het interieur<br />
wordt gevoerd om de gewenste temperatuur<br />
te handhaven.<br />
De aanjagersnelheid wordt weergegeven<br />
door verlichte staafjes op het<br />
display<br />
❒ Maximum aanjagersnelheid = alle<br />
staafjes verlicht<br />
❒ Minimum aanjagersnelheid = een<br />
staafje verlicht<br />
De aanjager kan worden uitgeschakeld,<br />
maar alleen als u de aircocompressor<br />
hebt uitgeschakeld met de<br />
knop B.<br />
BELANGRIJK Voor het hervatten<br />
van de automatische werking van de<br />
aanjager na een handmatige instelling,<br />
moet de knop AUTO worden<br />
ingedrukt.
Drukknoppen AUTO<br />
(automatische werking) H-N<br />
Als u de knop AUTO aan bestuurderszijde<br />
en/of passagierszijde voor<br />
indrukt, regelt het systeem automatisch,<br />
in de betreffende zones, de<br />
hoeveelheid en de verdeling van de<br />
naar het interieur toegevoerde lucht<br />
en worden alle voorafgaande handmatige<br />
instellingen opgeheven.<br />
Dit wordt aangegeven door het verschijnen<br />
van het opschrift FULL<br />
AUTO op het display voor.<br />
Als er een of meerdere handmatige<br />
instellingen zijn uitgevoerd (luchtrecirculatie,<br />
luchtverdeling, aanjagersnelheid<br />
of uitschakeling aircocompressor),<br />
dooft het opschrift FULL<br />
op het display om aan te geven dat<br />
het systeem niet langer alle functies<br />
automatisch regelt (behalve de temperatuur<br />
die altijd automatisch<br />
wordt geregeld).<br />
BELANGRIJK Als het systeem vanwege<br />
handmatige instellingen de<br />
gewenste temperatuur in de verschillende<br />
zones niet meer kan<br />
garanderen en handhaven, knippert<br />
de ingestelde temperatuur om aan te<br />
geven dat het systeem een probleem<br />
heeft gesignaleerd; na een minuut<br />
dooft het opschrift AUTO.<br />
Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van het systeem na een<br />
handmatige instelling (een of meerdere),<br />
moet de knop AUTO worden<br />
ingedrukt.<br />
Drukknop MONO (gelijkstellen<br />
ingestelde temperaturen en<br />
luchtverdeling) A<br />
Als u de knop MONO indrukt, wordt<br />
de temperatuur aan bestuurderszijde<br />
en aan passagierszijde voor automatisch<br />
gelijkgesteld, waardoor u in<br />
de twee zones dezelfde temperatuur<br />
en de luchtverdeling kunt instellen<br />
met de draaiknop aan bestuurderszijde.<br />
Met deze functie kan de temperatuur<br />
in het interieur makkelijk<br />
geregeld worden als alleen de<br />
bestuurder in de auto zit. De<br />
gescheiden regeling van de temperatuur<br />
en de luchtverdeling wordt<br />
automatisch weer hervat als u de<br />
draaiknop H of N draait voor de<br />
instelling van de temperatuur aan<br />
passagierszijde voor of nogmaals op<br />
de knop MONO drukt, als het lampje<br />
op de knop brandt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
53
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
54<br />
Drukknop voor in-/uitschakelen<br />
luchtrecirculatie C (indien aanwezig)<br />
De luchtrecirculatie werkt als volgt:<br />
❒ handmatig ingeschakeld (recirculatie<br />
altijd ingeschakeld); het<br />
lampje op de knop C en het symbool<br />
í op het display branden;<br />
❒ geforceerde uitschakeling (recirculatie<br />
altijd uitgeschakeld met<br />
luchttoevoer van buiten); lampje<br />
op de knop en het symbool êop<br />
het display gedoofd.<br />
Deze mogelijkheden kunnen worden<br />
ingeschakeld door meerdere keren op<br />
de recirculatieknop C te drukken.<br />
Als de recirculatie een lange tijd (meer<br />
dan 15 minuten aaneengesloten) ingeschakeld<br />
is geweest, wordt de recirculatie<br />
om veiligheidsredenen automatisch<br />
uitgeschakeld om de lucht in<br />
het interieur te verversen.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kunnen (verwarming of koeling<br />
van het interieur) de gewenste<br />
omstandigheden sneller bereikt worden.<br />
Het is echter niet raadzaam deze<br />
functie handmatig in te schakelen op<br />
regenachtige of koude dagen, omdat<br />
dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />
sneller kunnen beslaan, vooral<br />
als de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />
Bij buitentemperaturen onder 5° -<br />
7°C wordt de recirculatie uitgeschakeld<br />
(met luchttoevoer van buiten)<br />
om het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />
Als de handmatige werking van de recirculatie<br />
is ingesteld, dooft het opschrift<br />
FULL en verdwijnt AUTO van<br />
het symbool op het display.<br />
ATTENTIE<br />
Bij lage buitentemperaturen<br />
raden wij u aan om de<br />
recirculatiefunctie niet te gebruiken<br />
omdat hierdoor de ruiten<br />
sneller kunnen beslaan.
Knop voor uitschakeling van de<br />
aircocompressor B<br />
Als u op de knop ò drukt als het<br />
lampje op de knop brandt, wordt de<br />
aircocompressor uitgeschakeld en<br />
dooft het lampje. Als u nogmaals op<br />
de knop drukt als het lampje<br />
gedoofd is, wordt de inschakeling<br />
van de compressor weer automatisch<br />
door het systeem geregeld; dit wordt<br />
aangegeven door het gaan branden<br />
van het lampje op de knop.<br />
Als u de aircocompressor uitschakelt,<br />
wordt de recirculatie uitgeschakeld<br />
om het eventuele beslaan van<br />
de ruiten te voorkomen. Ook als het<br />
systeem de ingestelde temperatuur<br />
kan handhaven, verdwijnt het<br />
opschrift FULL van het display. Als<br />
het systeem de ingestelde temperatuur<br />
echter niet meer kan handhaven,<br />
gaat de temperatuur knipperen<br />
en dooft ook het opschrift AUTO.<br />
BELANGRIJK Met uitgeschakelde<br />
aircocompressor is het niet mogelijk<br />
lucht in het interieur te voeren met<br />
een temperatuur die lager is dan de<br />
buitentemperatuur; bovendien kunnen<br />
(in bijzondere weersomstandigheden)<br />
de ruiten zeer snel beslaan<br />
omdat de lucht niet gedroogd kan<br />
worden.<br />
De uitschakeling van de aircocompressor<br />
blijft in het geheugen opgeslagen,<br />
ook na het afzetten van de<br />
motor. U kunt de automatische regeling<br />
van de aircocompressor weer<br />
inschakelen door nogmaals de knop<br />
ò in te drukken of de knop AUTO.<br />
Als bij uitgeschakelde compressor de<br />
buitentemperatuur hoger is dan de<br />
ingestelde temperatuur, kan het systeem<br />
niet aan de wens voldoen. Dit<br />
wordt als volgt aangegeven: de ingestelde<br />
temperatuur knippert enkele<br />
seconden op het display en vervolgens<br />
dooft het opschrift AUTO.<br />
Als de compressor is uitgeschakeld,<br />
kan de aanjagersnelheid handmatig<br />
op nul worden gezet. Als de compressor<br />
is ingeschakeld bij draaiende<br />
motor, kan de aanjagersnelheid niet<br />
lager zijn dan een minimale waarde<br />
(één staafje verlicht).<br />
Drukknop voor snelle ontwaseming/<br />
ontdooiing van de voorruit<br />
en de zijruiten voor F<br />
Als u deze knop indrukt, schakelt de<br />
klimaatregeling automatisch alle<br />
functies in die noodzakelijk zijn voor<br />
het snel ontdooien/ontwasemen van<br />
de voorruit en de zijruiten voor.<br />
D.w.z. dat het systeem:<br />
❒ de aircocompressor inschakelt<br />
wanneer de klimatologische<br />
omstandigheden dit toestaan;<br />
❒ de luchtrecirculatie uitschakelt;<br />
❒ de maximale luchttemperatuur<br />
(HI) op beide displays instelt;<br />
❒ een aanjagersnelheid inschakelt<br />
op basis van de koelvloeistoftemperatuur,<br />
om toevoer van nog te<br />
koude lucht voor de ontwaseming<br />
van de ruiten, te beperken;<br />
❒ de luchtstroom naar de luchtroosters<br />
voor de voorruit en de zijruiten<br />
voor leidt;<br />
❒ de achterruitverwarming inschakelt.<br />
BELANGRIJK De functie voor snelle<br />
ontwaseming/ontdooiing van de<br />
ruiten blijft ongeveer 3 minuten<br />
ingeschakeld nadat de koelvloeistoftemperatuur<br />
boven 50°C is gekomen<br />
(benzine-uitvoeringen) of 35°C<br />
(Multijet-uitvoeringen).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
55
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
56<br />
Als de functie voor snel<br />
ontdooien/ontwasemen is ingeschakeld,<br />
gaan het lampje op de<br />
betreffende knop en het lampje op<br />
de knop van de achterruitverwarming<br />
branden. Bovendien dooft het<br />
opschrift FULL AUTO op het display.<br />
Als de functie voor maximaal ontwasemen/ontdooien<br />
is ingeschakeld,<br />
kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />
en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />
handmatig worden<br />
geregeld.<br />
Als u de knop voor maximale ontdooiing/ontwaseming<br />
indrukt, of de<br />
knoppen voor de luchtrecirculatie of<br />
de uitschakeling van de compressor<br />
of de knop AUTO, schakelt het systeem<br />
de functie maximaal ontdooien/ontwasemen<br />
uit en worden alle<br />
bedrijfsomstandigheden van voor<br />
het inschakelen van de functie hersteld.<br />
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de achterruit<br />
G<br />
Als u deze knop indrukt, dan wordt<br />
de achterruitverwarming ingeschakeld.<br />
Het lampje op de knop gaat<br />
branden als deze functie wordt ingeschakeld.<br />
De functie schakelt na 30 minuten<br />
automatisch uit, of als opnieuw de<br />
knop wordt ingedrukt. De functie<br />
wordt ook uitgeschakeld als u de<br />
motor uitzet en blijft uitgeschakeld<br />
als u de motor opnieuw start.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te<br />
voorkomen.<br />
Systeem uitschakelen (OFF) E<br />
Het systeem schakelt uit als u op de<br />
knop OFF drukt.<br />
Op het display verschijnt uitsluitend<br />
het symbool í voor ingeschakelde<br />
recirculatie.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld:<br />
❒ zijn alle lampjes gedoofd;<br />
❒ zijn de temperatuurdisplays<br />
gedoofd;<br />
❒ is de recirculatie ingeschakeld,<br />
waarbij geen lucht van buiten<br />
binnenkomt;<br />
❒ is de aircocompressor uitgeschakeld;<br />
❒ is de aanjager uitgeschakeld.<br />
Ook als het systeem is uitgeschakeld,<br />
kan de achterruitverwarming worden<br />
in-/uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van<br />
de klimaatregeling slaat de instellingen<br />
van het systeem in het geheugen<br />
op voordat het systeem wordt uitgeschakeld.<br />
Als u vervolgens op een<br />
willekeurige knop drukt (behalve de<br />
knop van de achterruitverwarming),<br />
worden de functies weer hersteld.<br />
Als de functie van de ingedrukte<br />
knop niet was ingeschakeld voor de<br />
uitschakeling, dan wordt deze functie<br />
ook geactiveerd; als deze daarentegen<br />
was ingeschakeld, blijft de<br />
functie gehandhaafd.<br />
Als u de volledig automatische werking<br />
van het systeem weer wilt<br />
inschakelen, druk dan op de knop<br />
AUTO.
Wasemsensor<br />
(indien aanwezig)<br />
Op de onderzijde van de binnenspiegel<br />
is een sensor gemonteerd die<br />
registreert of de voorruit beslagen is<br />
en zo nodig de regeling van het systeem<br />
aanpast om een goed zicht te<br />
garanderen.<br />
Het systeem reageert zodra de voorruit<br />
begint te beslaan bij bepaalde<br />
buitentemperaturen en een bepaalde<br />
luchtvochtigheid, en past de klimaatregeling<br />
aan zodat het zicht<br />
behouden blijft.<br />
Als de sensor vaststelt dat de voorruit<br />
beslaat, dan worden de volgende<br />
instellingen gekozen:<br />
❒ inschakeling van de compressor<br />
(weergave van symbool ò op het<br />
display en knop B verlicht);<br />
❒ uitschakeling van de luchtrecirculatie<br />
(uitsluitend toevoer van buitenlucht).<br />
Als deze instellingen niet afdoende<br />
zijn om het beslaan te verhelpen en<br />
een veilige situatie te herstellen, dan<br />
kiest het systeem de volgende instellingen:<br />
❒ aanpassing van de luchtverdeling<br />
om de luchttoevoer naar de voorruit<br />
te vergroten;<br />
❒ verhoging van de luchtopbrengst.<br />
De wasemsensor verhoogt de actieve<br />
veiligheid omdat de meetresultaten<br />
worden gebruikt zowel tijdens de<br />
automatische werking als bij eventuele<br />
handmatige aanpassingen in de<br />
werking van de klimaatregeling.<br />
Als instellingen, die het gevolg zijn<br />
van metingen door de sensor, met de<br />
hand worden gewijzigd, dan wordt<br />
de sensor buiten werking gesteld,<br />
totdat opnieuw op toets AUTO<br />
wordt gedrukt of totdat de motor de<br />
volgende keer wordt gestart.<br />
Als de sensor aan de klimaatregeleenheid<br />
doorgeeft dat de normale zichtomstandigheden<br />
zijn hersteld, dan<br />
kiest het systeem de instellingen die<br />
waren ingesteld, voordat de sensor<br />
een beslagen voorruit registreerde.<br />
BELANGRIJK Als de wasemsensor<br />
een beslagen voorruit registreert,<br />
dan zijn de buitentemperatuur en de<br />
luchtvochtigheid zodanig dat een<br />
goed en veilig zicht in gevaar is; als<br />
het systeem terugkeert naar de door<br />
de bestuurder gekozen instellingen,<br />
dan verdient het aanbeveling om de<br />
aircocompressor ingeschakeld te<br />
houden om te voorkomen dat de<br />
voorruit opnieuw beslaat.<br />
ATTENTIE<br />
Voor een goede werking<br />
van de wasemsensor moet<br />
de voorruit schoon zijn en mag het<br />
meetbereik van de sensor achter<br />
de binnenspiegel niet gehinderd<br />
worden door stickers en soortgelijke<br />
voorwerpen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
57
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
58<br />
BUITEN-<br />
VERLICHTING<br />
Met de linker hendel bedient u de<br />
buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />
als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
VERLICHTING UIT fig. 45<br />
Draaiknop in stand å.<br />
BUITENVERLICHTING fig. 46<br />
Draai de draaiknop in stand 6.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 3 branden.<br />
DIMLICHT fig. 47<br />
Draai de draaiknop in stand 2.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 2 branden.<br />
fig. 45 L0C0062m fig. 48<br />
fig. 46<br />
fig. 47<br />
L0C0061m<br />
L0C0063m<br />
1<br />
1<br />
6 1<br />
L0C0101m<br />
GROOTLICHT fig. 48<br />
Trek de hendel naar het stuurwiel<br />
(vergrendelde stand), als de draaiknop<br />
reeds in stand 2 staat.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 1 branden.<br />
Als de hendel opnieuw naar het<br />
stuurwiel wordt getrokken, dooft het<br />
grootlicht en wordt het dimlicht<br />
weer ingeschakeld.
fig. 49<br />
L0C0064m<br />
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 49<br />
Het grootlichtsignaal kan worden<br />
gegeven door de hendel naar het<br />
stuurwiel te trekken (onvergrendelde<br />
stand) ongeacht de stand van de<br />
draaiknop. Op het instrumentenpaneel<br />
gaat het controlelampje 1<br />
branden.<br />
PARKEERVERLICHTING fig. 50<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP of verwijder de sleutel en draai<br />
de draaiknop in stand 6. Op het instrumentenpaneel<br />
gaat het controlelampje<br />
3 branden en de buitenverlichting<br />
en de kentekenplaatverlichting<br />
worden ingeschakeld.<br />
Als u de hendel omhoog plaatst a,<br />
gaat alleen de buitenverlichting aan<br />
de rechterzijde branden; als u de hendel<br />
omlaag plaatst b, gaat alleen de<br />
verlichting aan de linkerzijde branden.<br />
In beide gevallen gaat het lampje<br />
3 op het instrumentenpaneel branden.<br />
fig. 50 L0C0065m fig. 51 L0C0064m<br />
RICHTINGAANWIJZERS fig. 50<br />
Zet de hendel in de vergrendelde<br />
stand:<br />
❒ omhoog (stand 1): inschakeling<br />
rechter richtingaanwijzer;<br />
❒ omlaag (stand 2): inschakeling<br />
linker richtingaanwijzer.<br />
Op het instrumentenpaneel knippert<br />
het waarschuwingslampje F of D.<br />
De richtingaanwijzers schakelen<br />
automatisch uit als de auto weer<br />
rechtuit rijdt.<br />
Als u kort richting aan wilt geven,<br />
voor het uitvoeren van een handeling<br />
waarvoor het stuurwiel slechts<br />
weinig hoeft te worden verdraaid,<br />
dan drukt u de hendel iets omhoog<br />
of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt.<br />
Zodra u de hendel loslaat,<br />
gaat deze automatisch terug.<br />
“FOLLOW ME HOME” SYTEEM<br />
fig. 51<br />
Met dit systeem kan de ruimte voor<br />
de auto een bepaalde tijd worden<br />
verlicht.<br />
Inschakelen<br />
U schakelt deze functie in door de<br />
contactsleutel in stand STOP te<br />
draaien of uit te nemen en de linker<br />
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten<br />
van de motor naar het stuur<br />
te trekken.<br />
Telkens als u de hendel bedient,<br />
blijft de verlichting 30 seconden langer<br />
branden, tot een maximum van<br />
210 seconden; hierna schakelt de<br />
verlichting automatisch uit.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
59
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
60<br />
Telkens als de hendel wordt bediend,<br />
gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel<br />
branden en verschijnt<br />
er een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”)<br />
met de tijd die de functie actief<br />
blijft. Het lampje gaat branden als<br />
de hendel voor het eerst bediend<br />
wordt en blijft branden totdat de<br />
functie automatisch uitschakelt. Telkens<br />
als de hendel wordt bediend,<br />
wordt alleen de inschakeltijd van de<br />
verlichting verlengd.<br />
Uitschakelen<br />
Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />
naar het stuur getrokken.<br />
fig. 52 L0C0185m fig. 53 L0C0225m<br />
SCHEMERSENSOR (automatisch<br />
inschakelende koplampen)<br />
(indien aanwezig) fig. 52<br />
Deze sensor is in staat om de verschillen<br />
in sterkte van het omgevingslicht<br />
waar te nemen op basis<br />
van de ingestelde gevoeligheid: hoe<br />
hoger de gevoeligheid, hoe minder<br />
buitenlicht er nodig is om de verlichting<br />
in te schakelen. De gevoeligheid<br />
van de sensor kan worden ingesteld<br />
via het “Setup-menu” van het display.<br />
Inschakelen<br />
Draai de draaiknop in stand 2A : op<br />
deze manier gaan, afhankelijk van<br />
de sterkte van het buitenlicht, de<br />
buitenverlichting en de dimlichten<br />
automatisch branden.<br />
Als de schemersensor is ingeschakeld,<br />
kan alleen het grootlichtsignaal<br />
worden gegeven.<br />
Uitschakelen<br />
Als via de sensor het commando<br />
voor uitschakeling wordt gegeven,<br />
wordt het dimlicht uitgeschakeld en<br />
vervolgens, na ongeveer 10 seconden,<br />
de buitenverlichting.<br />
De schemersensor is niet in staat om<br />
mist te signaleren. Daarom moet bij<br />
mist de verlichting handmatig worden<br />
ingeschakeld.
RUITEN REINIGEN<br />
RUITENWISSERS/<br />
-SPROEIERS<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
De rechter hendel kan in vijf verschillende<br />
standen worden gezet fig. 54:<br />
A: ruitenwissers uitgeschakeld<br />
B: wissen met interval.<br />
Draai als de hendel in stand B staat,<br />
de draaiknop F in een van de vier<br />
intervalstanden:<br />
, = zeer lang interval<br />
-- = lang interval<br />
--- = gemiddeld interval<br />
---- = kort interval<br />
fig. 54<br />
L0C0066m<br />
C: langzaam continu wissen;<br />
D: snel continu wissen;<br />
E: tussenslag (onvergrendelde stand).<br />
In stand E werken de ruitenwissers,<br />
zolang u de hendel met de hand in<br />
deze stand houdt. Als u de hendel<br />
loslaat, springt deze direct weer in<br />
stand A en schakelen de ruitenwissers<br />
automatisch uit.<br />
ATTENTIE<br />
Gebruik de ruitenwissers<br />
niet om opgehoopte<br />
sneeuw of ijs van de voorruit te<br />
verwijderen. In die omstandigheden<br />
grijpt, als de ruitenwissers te<br />
zwaar worden belast, de beveiliging<br />
in, die ervoor zorgt dat de<br />
ruitenwissers enkele seconden<br />
worden uitgeschakeld. Als hierna<br />
de werking niet wordt hervat,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
61
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
62<br />
fig. 55<br />
L0C0067m<br />
“Intelligente wis-/wasregeling”<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(onvergrendelde stand), schakelen<br />
de ruitensproeiers in fig. 55.<br />
Als u de hendel langer dan een halve<br />
seconde aangetrokken houdt, dan<br />
worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers<br />
ingeschakeld.<br />
Als u de hendel loslaat, maken de<br />
ruitenwissers nog 4 slagen.<br />
REGENSENSOR<br />
(indien aanwezig)<br />
De regensensor bevindt zich achter<br />
de binnenspiegel en staat in contact<br />
met de voorruit. De sensor zorgt<br />
ervoor dat de frequentie van de slagen<br />
van de ruitenwissers, tijdens het<br />
wissen met interval, automatisch<br />
wordt aangepast aan de hoeveelheid<br />
regen op de ruit.<br />
De sensor heeft een regelbereik dat<br />
oplopend varieert van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen) als de<br />
ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />
ingeschakeld worden op de eerste<br />
continue snelheid (langzaam continu<br />
wissen) bij hevige regen.<br />
Inschakelen fig. 56<br />
Plaats de rechter hendel een stand<br />
naar beneden.<br />
Als de regensensor wordt ingeschakeld,<br />
maken de ruitenwissers 1 slag.<br />
BELANGRIJK Houd de ruit in de<br />
omgeving van de sensor schoon.<br />
Als u draaiknop F draait, dan wordt<br />
de gevoeligheid van de regensensor<br />
verhoogd, waardoor de overgang<br />
van stilstaande ruitenwissers bij een<br />
droge ruit, naar de eerste snelheid<br />
(langzaam continu wissen) sneller<br />
plaatsvindt.<br />
fig. 56<br />
L0C0066m<br />
Als de gevoeligheid van de regensensor<br />
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers<br />
1 slag.<br />
Als de ruitensproeiers worden<br />
bediend bij ingeschakelde regensensor,<br />
werkt het normale reinigingsprogramma.<br />
Daarna hervat de<br />
regensensor zijn normale automatische<br />
werking.
Uitschakelen fig. 56<br />
Draai de start-/contactsleutel in<br />
stand STOP.<br />
Als de motor daarna wordt gestart<br />
(sleutel in stand MAR), schakelt de<br />
regensensor niet weer in, ook niet als<br />
de hendel in stand B is blijven staan.<br />
Voor het inschakelen van de regensensor<br />
moet de hendel in stand A of<br />
C worden gezet en daarna in stand B.<br />
Als de regensensor op deze wijze<br />
opnieuw wordt ingeschakeld, maken<br />
de ruitenwissers ten minste 1 slag,<br />
ook bij een droge ruit.<br />
De regensensor is in staat om de volgende<br />
omstandigheden te herkennen<br />
en zijn gevoeligheid hieraan aan te<br />
passen:<br />
❒ vuil op het controle-oppervlak<br />
(zoutaanslag, vuil enz.);<br />
❒ waterstrepen veroorzaakt door<br />
versleten wisserrubbers;<br />
❒ verschil tussen dag en nacht.<br />
fig. 57<br />
L0C0068m<br />
ACHTERRUITWISSER/<br />
-SPROEIER fig. 57<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Als u de hendel naar het dashboard<br />
drukt (onvergrendelde stand), wordt<br />
de achterruitsproeier ingeschakeld<br />
en gaat de achterruitwisser continu<br />
werken.<br />
De werking stopt als de hendel<br />
wordt losgelaten.<br />
Als u draaiknop A van stand å in<br />
stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser<br />
in de intervalstand.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
63
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
64<br />
CRUISE-CONTROL<br />
(snelheidsregelaar)<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit is een elektronisch hulpmiddel,<br />
waardoor de auto (bij een snelheid<br />
boven 30 km/h) op lange, rechte en<br />
droge trajecten en bij weinig verandering<br />
in de rij-omstandigheden<br />
(bijv. snelwegen), met een constante<br />
en vooraf ingestelde snelheid blijft<br />
rijden zonder het gaspedaal te hoeven<br />
bedienen. Het gebruik van dit<br />
systeem biedt geen voordelen in<br />
druk verkeer. Gebruik dit systeem<br />
niet in de stad.<br />
fig. 58<br />
L0C0069m<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN fig. 58<br />
Draai de draaiknop A in stand ON.<br />
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld<br />
in de vierde of vijfde versnelling.<br />
Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />
cruise-control de snelheid<br />
iets oplopen ten opzichte van de<br />
opgeslagen snelheid.<br />
Het systeem is ingeschakeld als het<br />
lampje Ü brandt en op het instrumentenpaneel<br />
het betreffende<br />
bericht verschijnt.<br />
SNELHEID OPSLAAN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de draaiknop A in stand ON en<br />
trap het gaspedaal in tot de auto<br />
met de gewenste snelheid rijdt;<br />
❒ plaats de hendel ten minste 3<br />
seconden omhoog (+) en laat vervolgens<br />
de hendel los: de snelheid<br />
van de auto is opgeslagen en het<br />
gaspedaal kan worden losgelaten.<br />
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)<br />
kan de snelheid simpel verhoogd<br />
worden door het intrappen<br />
van het gaspedaal: als u daarna het<br />
gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd<br />
naar de opgeslagen snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID<br />
OPROEPEN<br />
Als het systeem is uitgeschakeld<br />
door bijvoorbeeld het intrappen van<br />
het rem- of koppelingspedaal, kan<br />
de opgeslagen snelheid op de volgende<br />
manier worden opgeroepen:<br />
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid<br />
ongeveer gelijk is aan de<br />
opgeslagen snelheid;<br />
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />
was op het moment van<br />
het opslaan van de snelheid (vierde<br />
of vijfde versnelling);<br />
❒ druk op de knop RES B.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />
HOGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens<br />
de nieuwe snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />
Telkens als de hendel wordt<br />
bediend, wordt de snelheid iets verhoogd<br />
(ongeveer 1 km/h). Als de<br />
hendel omhoog wordt gehouden,<br />
verandert de snelheid traploos.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />
LAGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens<br />
de nieuwe snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat<br />
de nieuwe snelheid is bereikt die<br />
automatisch wordt opgeslagen.<br />
Telkens als de hendel wordt<br />
bediend, wordt de snelheid iets verlaagd<br />
(ongeveer 1 km/h). Als de<br />
hendel omlaag wordt gehouden, verandert<br />
de snelheid traploos.<br />
SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />
Zet de draaiknop A in stand OFF of<br />
de start-/contactsleutel in stand<br />
STOP. Het systeem schakelt in de<br />
volgende gevallen automatisch uit:<br />
❒ als het rem- of koppelingspedaal<br />
wordt ingetrapt;<br />
❒ als de ESP (indien aanwezig)<br />
ingrijpt.<br />
ATTENTIE<br />
Als de cruise-control tijdens<br />
het rijden is ingeschakeld,<br />
zet dan nooit de versnellingspook<br />
in de vrijstand.<br />
ATTENTIE<br />
Bij een storing of een<br />
afwijkende werking van<br />
de cruise-control, moet de draaiknop<br />
A in stand OFF worden<br />
gezet. Laat het systeem, na controle<br />
van de zekering, door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
65
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
66<br />
PLAFONDVER-<br />
LICHTING<br />
Zonneklepverlichting fig. 59<br />
Druk op de knop A voor het in-/uitschakelen<br />
van de zonneklepverlichting<br />
aan bestuurderszijde en druk op<br />
de knop C voor het in-/uitschakelen<br />
van de zonneklepverlichting aan<br />
passagierszijde.<br />
Als de contactsleutel in stand STOP<br />
staat of is uitgenomen, blijft de verlichting<br />
nog ongeveer 15 minuten<br />
ingeschakeld.<br />
Plafondverlichting in het midden<br />
Het lampje gaat automatisch branden<br />
als u een portier opent en dooft<br />
als het betreffende portier wordt<br />
gesloten, na ongeveer 10 seconden.<br />
Als het portier geopend blijft, schakelt<br />
het plafondlampje na ongeveer<br />
3 minuten uit.<br />
De plafondverlichting in het midden<br />
kan ook worden in-/uitgeschakeld<br />
door op de knop B te drukken.<br />
Het inschakelen/doven van de verlichting<br />
gaat geleidelijk.<br />
fig. 59<br />
L0C0015m<br />
Na het inschakelen door het indrukken<br />
van de knop B, blijft de verlichting,<br />
als de contactsleutel in stand<br />
STOP staat of uit het contactslot is<br />
genomen, nog 15 minuten ingeschakeld.<br />
BEDIENINGS-<br />
ORGANEN<br />
WAARSCHUWINGSKNIPPER-<br />
LICHTEN fig. 60<br />
Druk op de schakelaar A, ongeacht de<br />
stand van de contactsleutel.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />
het lampje in de schakelaar.<br />
Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel<br />
de controlelampjes F en D<br />
branden.<br />
Druk voor uitschakeling nogmaals op<br />
de schakelaar.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
(indien aanwezig) fig. 61<br />
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting<br />
op knop 5.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 5 branden.<br />
Druk voor uitschakeling nogmaals<br />
op de knop.<br />
ATTENTIE<br />
Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten<br />
is afhankelijk van de wetgeving<br />
van het land waarin u zich<br />
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Y<br />
fig. 60<br />
fig. 61<br />
L0C0228m<br />
L0C0229m<br />
MISTACHTERLICHT fig. 61<br />
Druk op knop 4 voor inschakeling<br />
van het mistachterlicht. Het mistachterlicht<br />
werkt alleen als het dimlicht<br />
is ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 4 branden.<br />
Druk voor uitschakeling nogmaals<br />
op de knop.<br />
fig. 62<br />
L0C0046m<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKE-<br />
LAAR fig. 62<br />
Deze veiligheidsschakelaar bevindt<br />
zich onder het dashboard naast de<br />
portierstijl aan passagierszijde. Om<br />
de schakelaar te bereiken, moet u de<br />
bekleding verplaatsen. De schakelaar<br />
springt omhoog bij een ongeval,<br />
waardoor de toevoer van brandstof<br />
wordt gestopt en de motor afslaat.<br />
Als de brandstofnoodschakelaar is<br />
ingeschakeld, brandt het lampje è<br />
op het instrumentenpaneel en verschijnt<br />
er een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
Controleer de auto zorgvuldig op<br />
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de<br />
motorruimte, onder de auto of in de<br />
nabijheid van de brandstoftank.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
67
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
68<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder rijden,<br />
druk dan op de knop A om de<br />
brandstoftoevoer weer te herstellen en<br />
de verlichting weer in te schakelen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel<br />
in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Als u na een ongeval een<br />
brandstoflucht ruikt of<br />
merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de schakelaar niet<br />
weer terug, zodat brand wordt<br />
voorkomen.<br />
INTERIEURUIT-<br />
RUSTING<br />
DASHBOARDKASTJE fig. 63<br />
Trek de handgreep in de richting<br />
van de pijl om het dashboardkastje<br />
te openen.<br />
BEKERHOUDER – BLIKJES-<br />
HOUDER fig. 64<br />
Deze zijn in de tunnelconsole<br />
geplaatst.<br />
PASJES/KAARTHOUDER<br />
Op de tunnelconsole bevinden zich<br />
uitsparingen voor het bewaren van<br />
telefoonkaarten, pasjes/credit-cards<br />
of tolkaarten.<br />
STEKKERDOOS (12V)<br />
Deze bevindt zich op de tunnelconsole<br />
en werkt alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat. Als de<br />
auto is uitgerust met de rokerskit,<br />
dan is de stekkerdoos vervangen<br />
door een aansteker.<br />
fig. 63<br />
fig. 64<br />
L0C0251m<br />
L0C0230m
AANSTEKER (indien aanwezig)<br />
Deze is in de tunnelconsole geplaatst<br />
naast de handrem.<br />
Druk voor het inschakelen van de<br />
aansteker de betreffende knop in, als<br />
de contactsleutel in stand MAR<br />
staat.<br />
Na ongeveer 15 seconden springt de<br />
knop in de beginstand en is de aansteker<br />
klaar voor gebruik.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of<br />
de aansteker na het indrukken ook<br />
uitschakelt.<br />
BELANGRIJK De aansteker wordt<br />
erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig<br />
en voorkom dat hij gebruikt<br />
wordt door kinderen: risico op brand<br />
en/of brandwonden.<br />
ASBAK (indien aanwezig)<br />
De asbak bestaat uit een uitneembaar<br />
kunststof houder met een veeropening.<br />
De asbak kan in de<br />
beker/blikjeshouders geplaatst worden<br />
op de tunnelconsole.<br />
BELANGRIJK Gebruik de asbak<br />
niet als prullenbak: papiertjes en<br />
dergelijke kunnen door peuken in<br />
brand raken.<br />
fig. 65<br />
L0C0017m<br />
ZONNEKLEPPEN fig. 65<br />
De zonnekleppen zitten aan beide<br />
zijden naast de binnenspiegel. Ze<br />
kunnen voor de voorruit of voor de<br />
zijruit worden gedraaid.<br />
De zonneklep aan de bestuurdersen<br />
de passagierszijde hebben een<br />
spiegeltje op de achterzijde.<br />
Om het spiegeltje aan de bestuurderszijde<br />
te gebruiken, moet het<br />
schuifklepje A worden geopend.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
69
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
70<br />
OPENDAK (indien<br />
aanwezig)<br />
Het opendak met grote ruit “skydome”<br />
bestaat uit 2 ruitpanelen, een<br />
vast paneel en een beweegbaar<br />
paneel. De panelen zijn voorzien van<br />
een zonnescherm dat met de hand in<br />
twee standen kan worden gezet<br />
(geopend/gesloten). Het opendak<br />
kan uitsluitend bediend worden als<br />
de contactsleutel in stand MAR<br />
staat. Met de knoppen A en B-fig.<br />
66 bij het plafondlampje in het midden,<br />
kunt u het dak openen/sluiten.<br />
Automatisch openen:<br />
Als u knop A langer dan 1 seconde<br />
indrukt, opent het ruitpaneel voor<br />
automatisch in “kantelstand”. Druk<br />
nogmaals langer dan 1 seconde op<br />
knop A om het paneel geheel te openen.<br />
Na het eerste commando voor<br />
het openen, kan het paneel in een<br />
tussenliggende stand worden gezet<br />
door opnieuw op knop A te drukken.<br />
Automatisch sluiten<br />
Als het dak in geheel opende stand<br />
staat en u drukt langer dan 1 seconde<br />
op knop B, dan komt het ruitpaneel<br />
voor automatisch in “kantelstand”.<br />
Druk nogmaals langer dan 1<br />
seconde op knop B om het paneel<br />
geheel te sluiten. Na het eerste com-<br />
fig. 66<br />
L0C0176m<br />
mando voor het sluiten, kan het<br />
paneel in een tussenliggende stand<br />
worden gezet door opnieuw op knop<br />
B te drukken.<br />
Openen/sluiten met de hand<br />
Als u korter dan 1 seconde op knop A<br />
of B drukt, opent/sluit het paneel<br />
zolang de knop wordt ingedrukt. De<br />
beweging stopt als u de knop loslaat.<br />
Op deze manier kunt u het dak in een<br />
tussenliggende stand zetten.<br />
ANTI-LETSELFUNCTIE<br />
Het opendak is voorzien van een<br />
anti-letselfunctie. Sensoren in de<br />
ruitrubbers kunnen een eventueel<br />
obstakel waarnemen als de ruit sluit.<br />
In dat geval onderbreekt het systeem<br />
de ruitbeweging en wordt de ruit<br />
onmiddellijk geopend.<br />
INITIALISATIEPROCEDURE<br />
Als de accu losgekoppeld is geweest<br />
of als een zekering is doorgebrand,<br />
moet de werking van het opendak<br />
opnieuw ingesteld worden.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ druk de knop B-fig. 66 in de<br />
sluitstand;<br />
❒ houd de knop ingedrukt totdat<br />
het dak stapsgewijs geheel is<br />
gesloten;<br />
❒ wacht nadat het dak geheel gesloten<br />
is, tot de elektrische motor van<br />
het dak uitschakelt.<br />
Verwijder altijd de contactsleutel uit<br />
het contactslot als u de auto verlaat,<br />
om te voorkomen dat het opendak<br />
per ongeluk in beweging wordt<br />
gebracht en zo gevaar kan opleveren<br />
voor de achtergebleven passagiers:<br />
onzorgvuldig gebruik van het opendak<br />
kan gevaarlijk zijn. Controleer<br />
voor en tijdens de bediening van de<br />
schakelaar altijd of de passagiers<br />
niet verwond kunnen worden door<br />
de beweging van het opendak zelf of<br />
door in beweging gebrachte voorwerpen.
fig. 67<br />
L0C0186m<br />
BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />
fig. 67<br />
Als het opendak niet elektrisch<br />
bediend kan worden, dan kan het<br />
handmatig worden bediend; ga hiervoor<br />
als volgt te werk:<br />
❒ neem de zeskantige sleutel A uit<br />
het dashboardkastje<br />
❒ verwijder de beschermdop aan de<br />
binnenzijde van het dak, naast het<br />
zonnescherm<br />
❒ steek de sleutel in de zitting B en<br />
draai de sleutel:<br />
– rechtsom om het dak te openen<br />
– linksom om het dak te sluiten.<br />
Bedien het opendak niet<br />
als er allesdragers gemonteerd<br />
zijn.<br />
Open het dak niet bij<br />
sneeuw of ijs: het kan dan<br />
beschadigd worden.<br />
ATTENTIE<br />
Verwijder altijd de contactsleutel<br />
uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat, om<br />
te voorkomen dat het opendak per<br />
ongeluk in beweging wordt<br />
gebracht en zo gevaar kan opleveren<br />
voor de achtergebleven passagiers:<br />
onzorgvuldig gebruik van<br />
het opendak kan gevaarlijk zijn.<br />
Controleer voor en tijdens de<br />
bediening van de schakelaar<br />
altijd of de passagiers niet verwond<br />
kunnen worden door de<br />
beweging van het opendak zelf of<br />
door in beweging gebrachte voorwerpen.<br />
PORTIEREN<br />
CENTRALE PORTIERVER-<br />
GRENDELING fig. 68<br />
Van buitenaf<br />
Steek bij gesloten portieren de sleutel<br />
in het slot van het voorportier en<br />
draai de sleutel of druk op knopje Á<br />
op de afstandsbediening.<br />
fig. 68<br />
L0C0231m<br />
Van binnenuit<br />
Druk bij gesloten portieren op de<br />
knop A (ontgrendeling van de portieren)<br />
of B (vergrendeling van de<br />
portieren) op het dashboard.<br />
BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />
werkt niet als een portier<br />
niet goed gesloten is of als er een<br />
storing in het systeem is.<br />
Als de oorzaak van de storing is<br />
opgelost, werkt het systeem weer<br />
normaal.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
71
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
72<br />
ELEKTRISCHE<br />
RUITBEDIENING<br />
BELANGRIJK Als de contactsleutel<br />
in stand STOP staat of is uitgenomen,<br />
dan kunnen de ruiten nog<br />
ongeveer 2 minuten worden<br />
bediend. Het systeem wordt echter<br />
onmiddellijk uitgeschakeld als een<br />
van de portieren wordt geopend.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 69<br />
In de armsteun van het portier aan<br />
bestuurderszijde zijn de twee bedieningsschakelaars<br />
gemonteerd waarmee<br />
u, als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat, de zijruiten bedient:<br />
A openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />
B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />
Als u (bij bepaalde uitvoeringen) de<br />
schakelaar A aan bestuurderszijde<br />
langer dan een halve seconde ingedrukt<br />
houdt, gaat de ruit verder<br />
automatisch open of dicht: De beweging<br />
stopt als de ruit aan het einde<br />
van zijn slag is of als u nogmaals op<br />
de schakelaar drukt.<br />
fig. 69<br />
L0C0019m<br />
ATTENTIE<br />
Onzorgvuldig gebruik van<br />
de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk zijn.<br />
Controleer voor en tijdens het<br />
bedienen van de ruit altijd of de<br />
passagiers niet kunnen worden<br />
verwond door de bewegende ruiten,<br />
hetzij direct door contact met<br />
de ruit, hetzij door voorwerpen die<br />
door de ruit worden meegesleept<br />
of geraakt. Verwijder altijd de<br />
sleutel uit het contactslot als u de<br />
auto verlaat om te voorkomen dat<br />
een onverwachtse inschakeling<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />
passagiers.<br />
fig. 70<br />
L0C0019m<br />
In de armsteun van het portier aan<br />
de passagierszijde zit een drukschakelaar<br />
om aan die zijde de ruit te<br />
bedienen fig. 70.
BAGAGERUIMTE<br />
De achterklep (indien ontgrendeld)<br />
kan alleen van buitenaf geopend<br />
worden met behulp van de elektrische<br />
ontgrendelhendel boven de<br />
kentekenplaathouder fig. 71.<br />
De achterklep kan bovendien altijd<br />
worden geopend als de portieren van<br />
de auto ontgrendeld zijn.<br />
Op het display van het instrumentenpaneel<br />
(zie de paragraaf<br />
“Multifunctioneel display” in dit<br />
hoofdstuk) kunt u de keuzemogelijkheid<br />
“Achterklep onafhankelijk<br />
ontgrendelen” inschakelen: op deze<br />
manier wordt de achterklep niet<br />
gelijktijdig met de portieren ontgrendeld.<br />
fig. 71<br />
L0C0082m<br />
ACHTERKLEP OPENEN MET<br />
DE AFSTANDSBEDIENING<br />
fig. 72<br />
Druk op de knop R.<br />
Als de achterklep wordt ontgrendeld,<br />
knipperen de richtingaanwijzers<br />
twee keer.<br />
Als de achterklep weer wordt vergrendeld,<br />
worden alle functies weer<br />
hersteld.<br />
fig. 72<br />
L0C0049m<br />
ACHTERKLEP SLUITEN<br />
Laat de achterklep zakken en druk<br />
op de achterklep totdat hij vergrendelt.<br />
BELANGRIJK Als de keuzemogelijkheid<br />
“Achterklep onafhankelijk<br />
ontgrendelen” is ingeschakeld,<br />
moet, voordat de achterklep wordt<br />
gesloten, gecontroleerd worden of u<br />
in het bezit bent van de contactsleutel,<br />
omdat de achterklep automatisch<br />
vergrendeld wordt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
73
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
74<br />
Naderhand aangebrachte<br />
voorwerpen op de hoedenplank<br />
of de achterklep<br />
(luidsprekers, spoiler enz.)<br />
kunnen, behalve wanneer de auto<br />
hierop is voorbereid, de juiste werking<br />
van de gasveren verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
Bij het gebruik van de<br />
bagageruimte mag het<br />
maximum laadvermogen van de<br />
auto nooit overschreden worden<br />
(zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed geladen<br />
is, om te voorkomen dat een voorwerp<br />
bij bruusk remmen naar<br />
voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
ATTENTIE<br />
Rijd niet met voorwerpen<br />
op de hoedenplank: bij een<br />
ongeval of bruusk remmen kunnen<br />
ze de passagiers verwonden.<br />
fig. 73<br />
A<br />
ACHTERKLEP IN GEVAL VAN<br />
NOOD OPENEN fig. 73<br />
Om de achterklep vanuit het interieur<br />
te openen (bij een lege accu of<br />
bij een storing in het elektrische systeem<br />
van de achterklep zelf), moet<br />
als volgt te werk worden gegaan (zie<br />
“Bagageruimte vergroten” in dit<br />
hoofdstuk):<br />
– verwijder de hoofdsteunen achter;<br />
– klap de zittingen van de achterbank<br />
om:<br />
– klap de rugleuningen naar voren;<br />
– voor het mechanisch ontgrendelen<br />
van de achterklep, moet u in de<br />
bagageruimte dop A verwijderen en<br />
het hendeltje B bedienen.<br />
B<br />
L0C0180m fig. 74 L0C0103m<br />
fig. 75<br />
L0C0104m<br />
HOEDENPLANK<br />
VERWIJDEREN fig. 74-75<br />
Als u de hoedenplank wilt verwijderen<br />
om de bagageruimte te vergroten,<br />
ga dan als volgt te werk:<br />
❒ haak de twee trekkoorden (een<br />
per zijde) los uit de bevestigingspennen<br />
B;<br />
❒ trek de hoedenplank naar buiten<br />
door de pennen C uit de zittingen<br />
te verwijderen.
fig. 76<br />
L0C0028m<br />
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
(uitvoeringen met ondeelbare<br />
achterbank) fig. 76<br />
Gedeeltelijke vergroting<br />
Trek hendel A omhoog (vanuit het<br />
interieur) of trek aan de lip in het<br />
midden van de bagageruimte en<br />
plaats de bank naar voren.<br />
Maximale vergroting<br />
❒ Verwijder de hoedenplank zoals<br />
hiervoor beschreven;<br />
❒ Trek hendel A omhoog of trek aan<br />
de lip in het midden van de bagageruimte<br />
en zet de bank geheel<br />
naar achteren;<br />
❒ Til de zitting aan de voorzijde (1)<br />
omhoog (zoals afgebeeld) en klap<br />
de zitting aan de achterzijde (2)<br />
naar voren.<br />
fig. 77<br />
L0C0184m<br />
❒ Trek hendel B omhoog om de rugleuning<br />
te ontgrendelen;<br />
❒ Klap de rugleuning iets naar<br />
voren en verwijder de hoofdsteunen<br />
van de achterbank (indien<br />
aanwezig).<br />
❒ Klap de rugleuning neer.<br />
Achterbank terugzetten<br />
Voer de beschreven handelingen in<br />
omgekeerde volgorde uit. Controleer of<br />
de gordels in de sluitingen aan de zijkant<br />
zitten ( zoals afgebeeld in fig. 77)<br />
voordat u de zitting terugklapt, zodat<br />
ze altijd bereikbaar zijn.<br />
Voor het terugplaatsen van de zitting<br />
moet de achterzijde eerst onder<br />
de rugleuning worden geschoven en<br />
vervolgens de voorzijde worden aangedrukt.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met Isofix-bevestigingen (zie<br />
paragraaf “Montagevoorbereiding<br />
voor Isofix-kinderzitjes” in het<br />
hoofdstuk “Veiligheid”), let er dan<br />
bij het terugplaatsen van de zitting<br />
op dat deze onder deze bevestigingen<br />
wordt geschoven.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
75
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
76<br />
fig. 78<br />
L0C0056m<br />
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
(uitvoeringen met deelbare achterbank)<br />
fig. 78-79-80<br />
Gedeeltelijke vergroting<br />
Trek hendel A omhoog (vanuit het<br />
interieur) of trek aan de lip in het<br />
midden van de bagageruimte en<br />
plaats de bank naar voren.<br />
Maximale vergroting<br />
❒ Verwijder de hoedenplank zoals<br />
hiervoor beschreven;<br />
❒ Trek hendel A omhoog of trek aan<br />
de lip in het midden van de bagageruimte<br />
en zet de bank geheel<br />
naar achteren;<br />
fig. 79 L0C0074m fig. 80 L0C0184m<br />
❒ Til het deel van de zitting dat u<br />
wilt neerklappen, aan de voorzijde<br />
(1) omhoog, en klap de zitting<br />
aan de achterzijde (2) naar voren;<br />
klap beide zittingen naar voren<br />
als u de rugleuning geheel wilt<br />
neerklappen.<br />
❒ Trek hendel B of C omhoog of<br />
trek aan de lippen aan de zijkant<br />
D of E in de bagageruimte om het<br />
deel van de rugleuning dat u wilt<br />
neerklappen, te ontgrendelen;<br />
beide delen als u de rugleuning<br />
geheel wilt neerklappen.<br />
❒ Klap de rugleuning iets naar<br />
voren en verwijder de hoofdsteunen<br />
van de achterbank (indien<br />
aanwezig).<br />
❒ Klap een of beide rugleuningen<br />
neer.<br />
Achterbank terugzetten<br />
Voer de beschreven handelingen in<br />
omgekeerde volgorde uit. Controleer<br />
of de gordels in de sluitingen aan de<br />
zijkant zitten (zoals afgebeeld in fig.<br />
80) voordat u de zitting terugklapt,<br />
zodat ze altijd bereikbaar zijn.<br />
Voor het terugplaatsen van de zitting<br />
moet de achterzijde eerst onder<br />
de rugleuning worden geschoven en<br />
vervolgens de voorzijde worden aangedrukt.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met Isofix-bevestigingen (zie<br />
paragraaf “Montagevoorbereiding<br />
voor Isofix-kinderzitjes” in het<br />
hoofdstuk “Veiligheid”), let er dan<br />
bij het terugplaatsen van de zitting<br />
op dat deze onder deze bevestigingen<br />
wordt geschoven.
MOTORKAP<br />
OPENEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de hendel A-fig. 81 in de<br />
richting van de pijl;<br />
❒ plaats het hendeltje B-fig. 82<br />
naar links zoals aangegeven door<br />
de pijl;<br />
❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig<br />
de steunstang C-fig. 83 uit<br />
de klem D-fig. 83; steek vervolgens<br />
het uiteinde van de stang in<br />
de grote opening E-fig. 83 in de<br />
motorkap en druk de stang in de<br />
veilige stand (kleine opening)<br />
zoals afgebeeld.<br />
BELANGRIJK Controleer of de<br />
armen van de ruitenwissers tegen de<br />
ruit aanstaan voordat u de motorkap<br />
optilt.<br />
fig. 81 L0C0021m fig. 83 L0C0220m<br />
fig. 82<br />
L0C0022m<br />
SLUITEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ houd de motorkap met een hand<br />
omhoog, schuif en trek met de<br />
andere hand de stang C-fig. 83<br />
uit de zitting D en plaats de steunstang<br />
terug in de klem;<br />
❒ laat de motorkap tot op ongeveer<br />
20 cm van de motorruimte zakken,<br />
laat de motorkap vallen en<br />
controleer of de motorkap goed is<br />
gesloten door de motorkap op te<br />
tillen. De motorkap mag niet<br />
alleen door de beveiliging vergrendeld<br />
zijn. Druk in dit laatste<br />
geval de motorkap niet dicht,<br />
maar til hem opnieuw op en herhaal<br />
de handeling.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of<br />
de motorkap vergrendeld is om te<br />
voorkomen dat deze tijdens het rijden<br />
opengaat.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
77
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
78<br />
ATTENTIE<br />
Om veiligheidsredenen<br />
moet de motorkap tijdens<br />
het rijden altijd goed gesloten<br />
zijn. Controleer daarom altijd of<br />
de motorkap goed vergrendeld is.<br />
Als u tijdens het rijden merkt dat<br />
de motorkap niet goed is vergrendeld,<br />
stop dan onmiddellijk en<br />
sluit de motorkap op de juiste<br />
wijze.<br />
ATTENTIE<br />
Als de steunstang verkeerd<br />
geplaatst wordt,<br />
kan de motorkap onverwachts<br />
dichtvallen.<br />
ATTENTIE<br />
Voer deze handeling alleen<br />
uit als de auto stilstaat.<br />
ALLESDRAGERS<br />
BELANGRIJK Wij raden u het<br />
gebruik aan van allesdragers uit het<br />
<strong>Lancia</strong> Lineaccesori-programma. U<br />
dient zich strikt aan de montagevoorschriften<br />
te houden die bij de set<br />
zijn geleverd. De montage moet<br />
altijd door deskundige personen<br />
worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Overschrijd nooit het<br />
maximum draagvermogen (zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Controleer na enkele kilometers<br />
opnieuw of de bevestigingsbouten<br />
nog goed vastzitten.<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn<br />
belangrijk voor het comfort en de<br />
veiligheid van uzelf en de overige<br />
weggebruikers. Voor optimaal zicht<br />
en zichtbaarheid moeten de koplampen<br />
op de juiste wijze zijn afgesteld.<br />
Wendt u voor controle of afstelling<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Open het opendak niet als<br />
er allesdragers gemonteerd<br />
zijn.
fig. 84<br />
L0C0232m<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN<br />
DE KOPLAMPEN fig. 84<br />
De stand kan worden geregeld als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat en<br />
de dimlichten zijn ingeschakeld. Als<br />
de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel<br />
meer naar boven schijnt. De<br />
stand van de koplampen moet nu<br />
worden gecorrigeerd.<br />
Koplampverstelling<br />
De koplampen kunnen worden versteld<br />
met de knoppen en op het<br />
dashboard.<br />
Op het display van het instrumentenpaneel<br />
wordt de stand fig. 85 aangegeven.<br />
Stand 0 - een of twee personen op de<br />
voorstoelen.<br />
Stand 1 - vijf personen.<br />
fig. 85 L0C0078m fig. 86 L0C0178m<br />
Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />
Stand 3 - bestuurder + maximale lading<br />
in de bagageruimte.<br />
BELANGRIJK Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens als het<br />
gewicht van de lading wijzigt.<br />
KOPLAMPAFSTELLING IN HET<br />
BUITENLAND<br />
De dimlichten zijn afgesteld voor<br />
gebruik in het land waarin de auto is<br />
verkocht. In landen waar op de<br />
andere weghelft wordt gereden,<br />
moeten, om tegenliggers niet te verblinden,<br />
delen van de koplamp worden<br />
afgedekt (zie voor de plaats en<br />
afmetingen de afbeeldingen).<br />
Gebruik voor het afplakken ondoorzichtige<br />
tape.<br />
fig. 87<br />
L0C0179m<br />
De afbeeldingen fig. 86-87 hebben<br />
betrekking op de overgang van een<br />
land waar rechts wordt gereden naar<br />
een land waar links wordt gereden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
79
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
80<br />
ABS<br />
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,<br />
voorkomt dat tijdens het remmen<br />
de wielen blokkeren, ongeacht de<br />
conditie van het wegdek en de pedaaldruk,<br />
en verhindert daarmee het doorslippen<br />
van een of meerdere wielen.<br />
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />
zelfs bij noodstops.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd met<br />
een elektronische remdrukverdeling<br />
EBD (Electronic Braking Force<br />
Distribution), die de remdruk verdeelt<br />
tussen de voor- en achterwielen.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
werking van het remsysteem is een<br />
inrijperiode nodig van ongeveer 500<br />
km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />
en langdurig remmen worden<br />
vermeden.<br />
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM<br />
Als het ABS in werking treedt, merkt<br />
de bestuurder dit aan een trilling in het<br />
rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk<br />
is uw snelheid aan te passen aan de<br />
beschikbare grip op het wegdek.<br />
Als het ABS in werking treedt, dan is<br />
de grip van de banden op het wegdek<br />
beperkt: u dient uw snelheid te verlagen<br />
en aan te passen aan de beschikbare<br />
grip.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Storing in ABS<br />
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje<br />
> op het instrumentenpaneel<br />
en verschijnt er een<br />
bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”).<br />
In dat geval blijft het remsysteem<br />
normaal werken, maar zonder de<br />
mogelijkheden van het ABS. Rijd<br />
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, dan is de grip van<br />
de banden op het wegdek beperkt:<br />
u dient uw snelheid te verlagen en<br />
aan te passen aan de beschikbare<br />
grip.<br />
ATTENTIE<br />
Het ABS maakt zoveel<br />
mogelijk gebruik van de<br />
beschikbare grip maar kan deze<br />
niet verhogen. Daarom moet op<br />
gladde weggedeelten altijd voorzichtig<br />
worden gereden en mogen<br />
er geen onnodige risico’s worden<br />
genomen.<br />
Storing in EBD<br />
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes<br />
> en x op het<br />
instrumentenpaneel en verschijnt er<br />
een bericht op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
In dit geval kunnen bij krachtig<br />
remmen de achterwielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de auto kan<br />
slippen. Rijd zeer voorzichtig naar<br />
de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
BRAKE ASSIST (remregeling bij<br />
noodstops) (indien aanwezig)<br />
Dit is een onderdeel van het ESP.<br />
Deze functie, die niet kan worden<br />
uitgeschakeld, herkent noodstops<br />
(op basis van de snelheid waarmee<br />
het rempedaal wordt ingetrapt) en<br />
verhoogt de druk in het remcircuit<br />
aanzienlijk.<br />
De Brake Assist wordt uitgeschakeld<br />
bij een storing in het ESP (het lampje<br />
á brandt en er verschijnt een<br />
bericht op het display).
ATTENTIE<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u dat aan<br />
een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet maar<br />
houd het rempedaal juist goed<br />
ingetrapt; op deze manier hebt u<br />
de kortste remweg in relatie tot de<br />
conditie van het wegdek.<br />
ATTENTIE<br />
Als het waarschuwingslampje<br />
x op het instrumentenpaneel<br />
gaat branden en op<br />
het display verschijnt ook een<br />
bericht, stop dan onmiddellijk en<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als<br />
er vloeistof lekt uit het hydraulische<br />
systeem, wordt de werking<br />
van zowel het conventionele remsysteem<br />
als het ABS in gevaar<br />
gebracht.<br />
ESP-SYSTEEM (Electronic Stability<br />
Program) (indien aanwezig)<br />
Dit systeem bewaakt de stabiliteit<br />
van de auto als de wielen hun grip<br />
verliezen, waardoor de auto beter op<br />
koers blijft.<br />
De werking van het ESP is uitermate<br />
nuttig als de grip op het wegdek<br />
wisselt.<br />
ACTIVERING VAN HET<br />
SYSTEEM<br />
Bij activering gaat het lampje á op<br />
het instrumentenpaneel knipperen,<br />
om de bestuurder er op te wijzen dat<br />
de auto de stabiliteit en de grip<br />
dreigt te verliezen.<br />
ATTENTIE<br />
De prestaties van het<br />
ESP-systeem mogen de<br />
bestuurder er niet toe verleiden<br />
onnodige en onverantwoorde risico’s<br />
te nemen. De rijstijl moet<br />
altijd zijn aangepast aan het<br />
wegdek, het zicht en het verkeer.<br />
De verantwoordelijkheid voor de<br />
verkeersveiligheid ligt altijd en<br />
overal bij de bestuurder van de<br />
auto.<br />
INSCHAKELING VAN HET<br />
SYSTEEM<br />
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld<br />
als de motor wordt gestart<br />
en kan niet worden uitgeschakeld.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Bij een storing in het ESP wordt het<br />
systeem automatisch uitgeschakeld<br />
en gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />
continu branden.<br />
Bovendien verschijnt een bericht op<br />
het multifunctionele display (zie<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
81
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
82<br />
HILL HOLDER SYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit in het ESP geïntegreerde systeem<br />
helpt bij het wegrijden op een helling.<br />
Het systeem schakelt automatisch in<br />
als:<br />
Omhoog: de auto stilstaat op een helling<br />
van meer dan 2% met draaiende<br />
motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />
en versnellingsbak in vrij of als<br />
een andere versnelling dan de achteruit<br />
is ingeschakeld.<br />
Omlaag: de auto stilstaat op een helling<br />
van meer dan 2% met draaiende<br />
motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />
en als de achteruit is ingeschakeld.<br />
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />
van het ESP ervoor dat de<br />
wielen geremd blijven, totdat het<br />
noodzakelijke motorkoppel is bereikt<br />
om weg te rijden (of maximaal 2<br />
seconden), zodat u meer tijd heeft om<br />
uw rechter voet van het rempedaal<br />
naar het gaspedaal te verplaatsen.<br />
Als u na 2 seconden niet bent weggereden,<br />
schakelt het systeem automatisch<br />
uit en wordt de remdruk geleidelijk<br />
verlaagd. Tijdens deze fase kunt u<br />
een typisch geluid horen. Dit geluid<br />
betekent dat de auto ieder moment in<br />
beweging kan komen.<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een eventuele storing gaat het<br />
lampje * op het instrumentenpaneel<br />
branden en verschijnt er een<br />
bericht op het multifunctionele display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem<br />
is geen handrem; verlaat dus<br />
nooit de auto zonder de handrem<br />
aan te trekken, de motor uit te zetten<br />
en de eerste versnelling in te<br />
schakelen.<br />
ATTENTIE<br />
Als eventueel met het<br />
noodreservewiel wordt<br />
gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />
Blijf er echter rekening<br />
mee houden dat het noodreservewiel<br />
kleiner is dan de normale<br />
band en dat daarom de grip lager<br />
is dan bij de andere banden van<br />
de auto.<br />
ATTENTIE<br />
Voor de juiste werking<br />
van het ESP is het noodzakelijk<br />
dat de banden van alle<br />
wielen van hetzelfde merk en type<br />
zijn. De banden moeten in perfecte<br />
conditie zijn en de voorgeschreven<br />
afmetingen hebben.<br />
ASR (Antislip<br />
Regulation)<br />
(indien aanwezig)<br />
Het ASR-systeem controleert de trekkracht<br />
van de auto en grijpt automatisch<br />
in als een of beide aangedreven<br />
wielen dreigen door te slippen.<br />
Afhankelijk van de oorzaak van het<br />
doorslippen, worden er twee verschillende<br />
regelsystemen geactiveerd:<br />
❒ als beide aangedreven wielen<br />
doorslippen, vermindert de ASR<br />
het motorvermogen;<br />
❒ als slechts een aangedreven wiel<br />
doorslipt, zorgt de ASR ervoor dat<br />
het wiel automatisch wordt afgeremd.<br />
Het ASR-systeem is vooral nuttig<br />
onder de volgende omstandigheden:<br />
❒ doorslippen van het binnenste<br />
wiel in bochten, door verandering<br />
van de wielbelasting of door te<br />
felle acceleratie;<br />
❒ te hoog vermogen naar de wielen,<br />
ook in samenhang met de condities<br />
van het wegdek;<br />
❒ acceleratie op gladde wegen en bij<br />
sneeuw en ijzel;<br />
❒ verlies van grip op natte weggedeelten<br />
(aquaplaning).
IN-/UITSCHAKELING VAN HET<br />
SYSTEEM fig. 88<br />
Het ASR-systeem schakelt automatisch<br />
in als de motor wordt gestart.<br />
De in-/uitschakeling van het systeem<br />
wordt aangegeven door het<br />
verschijnen van een bericht op het<br />
display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />
en berichten”).<br />
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem<br />
worden uitgeschakeld en vervolgens<br />
weer ingeschakeld door de<br />
schakelaar A op de middenconsole<br />
in te drukken.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld dan<br />
brandt het lampje op de schakelaar.<br />
Als het ASR-systeem tijdens het rijden<br />
wordt uitgeschakeld, schakelt<br />
het automatisch weer in als de auto<br />
opnieuw wordt gestart.<br />
Schakel het ASR-systeem uit als u<br />
met sneeuwkettingen rijdt: onder<br />
deze omstandigheden levert het<br />
doorslaan van de aangedreven wielen<br />
juist meer trekkracht op.<br />
fig. 88<br />
L0C0233m<br />
ATTENTIE<br />
De prestaties van het systeem<br />
mogen de bestuurder<br />
er niet toe verleiden onnodige en<br />
onverantwoorde risico’s te nemen.<br />
De rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />
aan het wegdek, het zicht en<br />
het verkeer. De verantwoordelijkheid<br />
voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij de<br />
bestuurder van de auto.<br />
ATTENTIE<br />
Voor de juiste werking<br />
van de ASR is het noodzakelijk<br />
dat de banden van alle<br />
wielen van hetzelfde merk en type<br />
zijn. De banden moeten in perfecte<br />
conditie en altijd van het voorgeschreven<br />
type, merk en afmetingen<br />
zijn.<br />
EOBD-SYSTEEM<br />
Met het EOBD-systeem (European<br />
On Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />
diagnose worden uitgevoerd<br />
op die componenten op de auto die<br />
van invloed zijn op de emissie.<br />
Bovendien meldt het systeem, door<br />
het branden van het lampje U op<br />
het instrumentenpaneel en het verschijnen<br />
van een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”) dat de betreffende componenten<br />
defect zijn.<br />
Het doel is:<br />
❒ de werking van het systeem controleren;<br />
❒ signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk<br />
vastgestelde drempelwaarde<br />
uitkomen;<br />
❒ signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog<br />
over een diagnosestekker die het<br />
mogelijk maakt, na het aansluiten<br />
van speciale apparatuur, de door de<br />
regeleenheid opgeslagen storingscodes<br />
en de specifieke parameters voor<br />
de diagnose en werking van de<br />
motor te lezen. Deze controle kan<br />
ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
83
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
84<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />
de storing moet de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
voor een complete controle van het<br />
systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />
en, zo nodig, een proefrit<br />
maken die eventueel een langere<br />
afstand kan omvatten.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje U gaat niet branden<br />
of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden (er<br />
verschijnt ook een bericht op het<br />
display), wendt u dan zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De<br />
werking van het lampje U kan<br />
worden gecontroleerd met behulp<br />
van speciale apparatuur van de<br />
verkeerspolitie. Houdt u aan de<br />
wetgeving van het land waarin u<br />
rijdt.<br />
AUTORADIO<br />
(indien aanwezig)<br />
Als de auto niet is uitgerust met de<br />
inbouwvoorbereiding autoradio,<br />
beschikt u op het dashboard en in de<br />
portieren over een aantal opbergvakken,<br />
die de functionaliteit van<br />
het interieur vergroten.<br />
Raadpleeg voor de werking van de<br />
autoradio met CD- of MP3 CD-speler<br />
(indien aanwezig) het supplement<br />
dat bij dit instructieboekje is<br />
geleverd.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een<br />
piekvermogen van 30W;<br />
❒ 2 mid-woofer luidsprekers voor<br />
met een diameter van 165 mm en<br />
met elk een piekvermogen van<br />
30W;<br />
❒ 2 full-range luidsprekers achter<br />
met een diameter van 165 mm en<br />
met elk een piekvermogen van<br />
30W.<br />
BOSE HIFI-AUDIO-<br />
SYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Het BOSE hifi-systeem is speciaal<br />
ontwikkeld om de beste akoestische<br />
prestaties te leveren en een concert<br />
levensecht te laten klinken op iedere<br />
plaats in het interieur.<br />
Eén van de belangrijke kenmerken<br />
van het systeem is de kristalheldere<br />
weergave van de hoge tonen en de<br />
volle en rijke bassen, waardoor een<br />
betere weergave ontstaat dan bij de<br />
Loudness-functie. Bovendien worden<br />
de klanken in het gehele interieur<br />
weergegeven, waardoor de inzittenden<br />
het gevoel van ruimtelijkheid<br />
krijgen zoals bij het beluisteren van<br />
levende muziek.<br />
De componenten van het systeem zijn<br />
onder licentie gefabriceerd en ontwikkeld<br />
met de meest geavanceerde<br />
technologie. De bediening van de<br />
autoradio is echter eenvoudig, zodat<br />
ook minder ervaren mensen het systeem<br />
op de beste manier kunnen<br />
gebruiken.
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
❒ Breedbandluidsprekers met een<br />
diameter van 165 mm met<br />
coaxiale tweeter van 50 mm, ingebouwd<br />
in de voorportieren.<br />
❒ Mid-woofer luidsprekers met een<br />
diameter van 150 mm, ingebouwd<br />
in de panelen achter, voor<br />
een optimale weergave van frequenties<br />
in het middelste en lage<br />
bereik.<br />
❒ Een sub-woofer-box, type Bassreflex,<br />
in de bagageruimte, die een<br />
woofer bevat met een diameter<br />
van 130 mm en een dubbele<br />
spoel.<br />
❒ Een versterker met uitgangsvermogen<br />
uit 6 gescheiden kanalen,<br />
op de carrosserie geplaatst achter<br />
de sub-woofer-box, voor het aansturen<br />
van alle luidsprekers in de<br />
auto.<br />
EXTRA<br />
ACCESSOIRES<br />
Als u na aanschaf van uw auto<br />
accessoires wilt monteren die constante<br />
voeding nodig hebben (autoradio,<br />
anti-diefstalsatellietbewaking<br />
enz.), of accessoires die de elektrische<br />
installatie zwaar belasten,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Deze kan u de meest geschikte<br />
installaties aanraden uit het <strong>Lancia</strong><br />
Lineaccessori-programma en controleren<br />
of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het<br />
extra stroomverbruik of dat het<br />
noodzakelijk is een accu met een<br />
grotere capaciteit te monteren.<br />
ELEKTRISCHE/ELEKTRONI-<br />
SCHE SYSTEMEN MONTEREN<br />
De elektrische/elektronische systemen<br />
die na aankoop van de auto en<br />
binnen de aftersales-service worden<br />
gemonteerd, moeten voorzien zijn<br />
van het merkteken:<br />
<strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. autoriseert de montage<br />
van zendontvangapparatuur op<br />
voorwaarde dat de montagewerkzaamheden<br />
op de juiste wijze bij een<br />
gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd,<br />
waarbij de aanwijzingen van de<br />
fabrikant in acht moeten worden genomen.<br />
BELANGRIJK Als door de montage van<br />
systemen de kenmerken van de auto<br />
worden gewijzigd, kan het rijbewijs<br />
worden ingenomen door de bevoegde<br />
instanties en eventueel de garantie<br />
komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt<br />
zijn door de bovengenoemde<br />
modificatie of bij defecten die direct of<br />
indirect daarvan het gevolg zijn.<br />
<strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. is op geen enkele wijze<br />
verantwoordelijk voor schade die het<br />
gevolg is van de installatie van accessoires<br />
die niet door <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />
zijn geleverd of aanbevolen en die niet<br />
conform de geleverde instructies zijn<br />
geïnstalleerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
85
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
86<br />
RADIOZENDAPPARATUUR EN<br />
MOBIELE TELEFOON<br />
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />
27 mc en dergelijke) mogen<br />
alleen in de auto worden gebruikt<br />
met een aparte antenne aan de buitenkant<br />
van de auto.<br />
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke<br />
apparaten in de auto (zonder<br />
buitenantenne) kan niet alleen<br />
schadelijk zijn voor de gezondheid<br />
van de inzittenden, maar kan ook<br />
storingen in de elektrische systemen<br />
van de auto veroorzaken. Hierdoor<br />
wordt de veiligheid in gevaar<br />
gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzienlijk beperkt<br />
door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.<br />
Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />
telefoons (GSM, GPRS, UMTS)<br />
met het officiële keurmerk, strikt<br />
aan de instructies die door de fabrikant<br />
van de mobiele telefoon zijn<br />
bijgeleverd.<br />
ELEKTRISCHE<br />
STUURBEKRACH-<br />
TIGING “DUAL-<br />
DRIVE”<br />
De auto is uitgerust met de elektrische<br />
stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />
De elektrische stuurbekrachtiging<br />
werkt alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat en de<br />
motor draait. Met het systeem kan<br />
de bestuurder de hulpkracht voor<br />
het verdraaien van het stuur aanpassen<br />
aan de rij-omstandigheden.<br />
IN-/UITSCHAKELEN<br />
(CITY-functie) fig. 89<br />
Druk voor het in-/uitschakelen van<br />
de functie op de knop CITY op het<br />
middelste deel van het dashboard.<br />
Als deze functie wordt ingeschakeld,<br />
verschijnt het opschrift CITY op het<br />
display van het instrumentenpaneel.<br />
Met ingeschakelde CITY-functie<br />
draait het stuur heel licht, waardoor<br />
makkelijker kan worden geparkeerd:<br />
deze instelling van de stuurbekrachtiging<br />
is dus zeer geschikt<br />
voor het rijden in de stad.<br />
fig. 89<br />
L0C0234m<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Eventuele storingen in het systeem<br />
worden aangegeven door het branden<br />
van het lampje g op het instrumentenpaneel<br />
(op het display verschijnt<br />
ook een bericht - zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Bij een storing in het systeem blijft<br />
de auto mechanisch bestuurbaar.<br />
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht<br />
kan toenemen bij langdurige<br />
parkeermanoeuvres; dit is een normaal<br />
verschijnsel om oververhitting<br />
van de motor voor de stuurbekrachtiging<br />
te voorkomen, in deze situatie<br />
zijn er geen reparaties vereist. Als u<br />
de auto een volgende keer weer<br />
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging<br />
weer normaal werken.
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden om<br />
de-/montagewerkzaamheden<br />
uit te voeren, waarvoor wijzigingen<br />
in de stuurinrichting of de<br />
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij<br />
montage van een diefstalbeveiliging).<br />
Hierdoor kunnen de prestaties<br />
van het systeem, de garantie<br />
en de veiligheid in gevaar worden<br />
gebracht en voldoet de auto niet<br />
meer aan de typegoedkeuring.<br />
ATTENTIE<br />
Zet altijd de motor uit en<br />
verwijder de contactsleutel<br />
uit het contactslot, waardoor<br />
het stuurwiel wordt vergrendeld,<br />
voordat er onderhoudswerkzaamheden<br />
worden uitgevoerd,<br />
vooral als de auto met de wielen<br />
los van de grond staat. Als dit niet<br />
mogelijk is (als de sleutel in stand<br />
MAR moet staan of de motor moet<br />
draaien), moet de hoofdzekering<br />
van de elektrische stuurbekrachtiging<br />
worden verwijderd.<br />
PARKEERSENSOR<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze bevindt zich in de achterbumper<br />
van de auto fig. 90 en attendeert<br />
de bestuurder via een repeterend<br />
geluidssignaal op de aanwezigheid<br />
van obstakels achter de auto.<br />
ACTIVERING<br />
Het sensorsysteem wordt automatisch<br />
geactiveerd als de achteruit<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Als de afstand tot het obstakel achter<br />
de auto kleiner wordt, neemt de<br />
frequentie van het geluidssignaal<br />
toe.<br />
AKOESTISCH<br />
WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />
Als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />
klinkt er automatisch een onderbroken<br />
geluidssignaal.<br />
De frequentie van het geluidssignaal:<br />
❒ neemt toe als de afstand tot het<br />
obstakel kleiner wordt;<br />
❒ het geluidssignaal klinkt ononderbroken<br />
als de afstand tot het<br />
obstakel minder is dan ongeveer<br />
30 cm en stopt onmiddellijk als de<br />
fig. 90<br />
L0C0023m<br />
afstand tot het obstakel groter<br />
wordt;<br />
❒ blijft constant als de afstand tot<br />
het obstakel constant blijft.<br />
Meetbereik<br />
Meetbereik in het midden 120 cm<br />
Meetbereik aan de zijkant 60 cm<br />
Als het sensorsysteem meerdere<br />
obstakels signaleert, dan reageert<br />
het alleen op die obstakels die zich<br />
het dichtst bij de auto bevinden.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Een storing in de parkeersensor<br />
wordt tijdens het inschakelen van de<br />
achteruit aangegeven door een<br />
geluidssignaal met een duur van 3<br />
seconden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
87
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
88<br />
WERKING MET AANHANGER<br />
De werking van de sensor wordt<br />
automatisch uitgeschakeld als de<br />
stekker van de elektrische kabel van<br />
de aanhanger wordt aangesloten op<br />
de stekkerdoos van de trekhaak.<br />
De sensor wordt automatisch weer<br />
ingeschakeld als u de aanhangerstekker<br />
loskoppelt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres<br />
of zich geen obstakels<br />
op of onder het sensorsysteem<br />
bevindt.<br />
❒ Obstakels die zich dicht bij de<br />
voor- of achterkant van de auto<br />
bevinden, worden onder bepaalde<br />
omstandigheden niet door het systeem<br />
gesignaleerd en kunnen dus<br />
de auto beschadigen of zelf<br />
beschadigd worden.<br />
❒ De metingen van het sensorsysteem<br />
kunnen beïnvloed worden/<br />
zijn door beschadiging van de<br />
sensor zelf, door vuil, sneeuw of<br />
ijs op de sensor of door ultrasone<br />
systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />
van vrachtwagens of pneumatische<br />
hamers) die zich in de nabijheid<br />
bevinden.<br />
Voor een juiste werking<br />
van het systeem mag er<br />
geen modder, vuil, sneeuw<br />
of ijs op de sensor zitten.<br />
Wees voorzichtig bij het reinigen<br />
van de sensor om krassen of<br />
beschadigingen te voorkomen;<br />
gebruik geen droge, grove of harde<br />
doek. De sensor moet worden<br />
gereinigd met schoon water, waaraan<br />
eventueel autoshampoo is toegevoegd.<br />
In wastunnels waar<br />
gebruik wordt gemaakt van stoom<br />
of hogedrukreiniging, moeten het<br />
sensorsysteem kort worden gereinigd.<br />
Houd hierbij de straalpijp op<br />
meer dan 10 cm afstand.<br />
ATTENTIE<br />
De verantwoordelijkheid<br />
tijdens het parkeren en<br />
andere gevaarlijke handelingen ligt<br />
altijd en overal bij de bestuurder.<br />
Controleer als u de auto parkeert of<br />
zich geen personen (in het bijzonder<br />
kinderen) of dieren in de buurt van<br />
de auto bevinden. De parkeersensor<br />
moet als een hulpmiddel voor de<br />
bestuurder beschouwd worden. De<br />
bestuurder moet tijdens eventueel<br />
gevaarlijke parkeermanoeuvres<br />
altijd volledig zijn aandacht behouden,<br />
ook als deze met lage snelheid<br />
worden uitgevoerd.<br />
TANKEN MET DE<br />
LANCIA YPSILON<br />
BENZINEMOTOREN<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Om vergissingen te voorkomen is de<br />
diameter van de vulpijp van de tank<br />
kleiner, zodat het vulpistool voor<br />
loodhoudende benzine er niet in<br />
past. Het octaangetal van de benzine<br />
moet ten minste 95 RON zijn.<br />
BELANGRIJK Een beschadigde<br />
katalysator laat schadelijke stoffen<br />
in het uitlaatgas achter, waardoor<br />
het milieu wordt vervuild.<br />
BELANGRIJK Tank met de auto<br />
nooit, niet in noodgevallen en ook<br />
niet een klein beetje, loodhoudende<br />
benzine. U zou de katalysator onherstelbaar<br />
beschadigen.<br />
MULTIJET MOTOREN<br />
Bij lage buitentemperaturen kan de<br />
vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />
verminderen door de vorming van<br />
paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />
niet meer goed werkt.<br />
Om dit probleem te voorkomen<br />
wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />
dieselbrandstof geleverd die<br />
speciaal voor de zomer, voor de win-
ter en voor zeer lage temperaturen<br />
(bergachtige gebieden) is ontwikkeld.<br />
Als dieselbrandstof wordt getankt<br />
die niet toereikend is voor de<br />
gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />
de dieselbrandstof te mengen met<br />
het vorstbeveiligingsmiddel TUTE-<br />
LA DIESEL ART in de verhouding<br />
die in de gebruiksaanwijzing van het<br />
middel is aangegeven. Doe eerst het<br />
middel in de tank en voeg daarna de<br />
dieselbrandstof toe.<br />
Als de auto lange tijd wordt<br />
gebruikt/stilstaat in bergachtige/<br />
koude gebieden, is het raadzaam<br />
dieselbrandstof te tanken die ter<br />
plaatse beschikbaar is.<br />
In dat geval is het bovendien raadzaam<br />
een hoeveelheid brandstof in<br />
de tank te houden die groter is dan<br />
50% van de nuttige inhoud.<br />
fig. 91<br />
L0C0024m<br />
Tank bij auto’s met dieselmotor<br />
uitsluitend dieselbrandstof<br />
voor motorvoertuigen<br />
die voldoet aan<br />
de Europese specificatie EN590.<br />
Het gebruik van andere producten<br />
of mengsels kan de motor onherstelbaar<br />
beschadigen en het vervallen<br />
van de garantie tot gevolg<br />
hebben. Mocht u onverhoopt een<br />
ander type brandstof tanken, dan<br />
mag de motor niet worden gestart<br />
en moet de brandstoftank worden<br />
afgetapt. Ook als de motor slechts<br />
kort heeft gedraaid, moet naast de<br />
brandstoftank, ook alle brandstof<br />
uit de brandstofleidingen worden<br />
afgetapt.<br />
TANKDOP fig. 91<br />
De tankdop A is voorzien van een<br />
koord B dat aan klepje C vastzit, om<br />
verlies van de dop te voorkomen.<br />
Open eerst klepje C en draai dan<br />
dop A los.<br />
Door de hermetische afsluiting van<br />
de tank kan de druk in de tank iets<br />
verhoogd zijn. Het is daarom normaal<br />
als u bij het losdraaien van de<br />
tankdop een sissend geluid hoort.<br />
Plaats tijdens het tanken de dop in<br />
de uitsparing op het tankklepje,<br />
zoals afgebeeld in de figuur.<br />
ATTENTIE<br />
Kom niet dicht bij de vulopening<br />
met open vuur of<br />
een brandende sigaret: brandgevaar.<br />
Houd uw hoofd ook niet<br />
dichtbij de vulopening om te<br />
voorkomen dat u schadelijke<br />
dampen inademt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
89
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
90<br />
BESCHERMING<br />
VAN HET MILIEU<br />
De emissiereductiesystemen voor<br />
benzinemotoren zijn:<br />
❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />
❒ lambdasondes;<br />
❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.<br />
De emissiereductiesystemen voor<br />
dieselmotoren zijn:<br />
❒ oxidatiekatalysator;<br />
❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem<br />
(E.G.R.);<br />
❒ roetfilter (DPF).<br />
ATTENTIE<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />
bereikt<br />
de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet boven<br />
brandbare materialen (gras,<br />
droge bladeren, dennennaalden<br />
enz.): brandgevaar.<br />
DPF-ROETFILTER (Diesel Particulate<br />
Filter) (1.3 Multijet 90 pk)<br />
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate<br />
Filter) is een mechanisch filter in het<br />
uitlaatsysteem dat de partikels in het<br />
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.<br />
Het filter vangt bijna de totale hoeveelheid<br />
roetdeeltjes op, waardoor<br />
voldaan wordt aan de huidige/toekomstige<br />
wettelijke normen. Tijdens<br />
het normale gebruik van de auto registreert<br />
de inspuitregeleenheid een aantal<br />
gegevens met betrekking tot het<br />
gebruik (gebruiksduur, type traject,<br />
bereikte temperatuur enz.) en berekent<br />
de hoeveelheid verzameld roet in<br />
het filter. Het filter verzamelt de roetdeeltjes<br />
en moet periodiek worden<br />
geregenereerd (schoongemaakt) door<br />
de roetdeeltjes te verbranden. De<br />
regeneratieprocedure wordt geregeld<br />
door de regeleenheid van de motor op<br />
basis van de hoeveelheid opgevangen<br />
roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden<br />
van de auto.<br />
Tijdens de regeneratie kan het volgende<br />
worden waargenomen: een beperkte<br />
toerentalverhoging, inschakeling<br />
van de elektroventilator, een beperkte<br />
toename van de rook uit de uitlaat en<br />
een hogere temperatuur bij de uitlaat.<br />
Dit zijn geen storingen en deze situatie<br />
heeft geen invloed op het milieu of het<br />
gedrag van de auto. Als het betreffende<br />
bericht op het display verschijnt,<br />
zie dan de paragraaf “Lampjes en<br />
berichten”.
VEILIGHEIDSGORDELS.................................. 92<br />
GORDELSPANNERS ........................................ 94<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ..................<br />
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />
96<br />
“ISOFIX”-KINDERZITJE.................................. 100<br />
FRONTAIRBAGS...............................................<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
103<br />
(Sidebags - Headbags)....................................... 105<br />
VEILIGHEID<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
91
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
92<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />
rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Trek de gordel uit en maak de gordel<br />
vast door de gesp A in de sluiting<br />
B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />
blokkeert.<br />
Als tijdens het uittrekken van de<br />
gordel de rolautomaat blokkeert,<br />
laat dan de gordel een stukje teruglopen<br />
en trek de gordel vervolgens<br />
weer geleidelijk uit.<br />
Druk, om de gordel los te maken, op<br />
de knop C. Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om te voorkomen dat<br />
de gordelband draait.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte<br />
van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager,<br />
waarbij voldoende bewegingsruimte<br />
overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling<br />
staat, kan de rolautomaat blokkeren;<br />
dit is een normaal verschijnsel.<br />
Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />
als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />
blokkeert ook bij hard remmen,<br />
botsingen en bij hoge snelheden in<br />
bochten.<br />
fig. 1<br />
L0C0038m<br />
De zijzitplaatsen van de achterbank<br />
zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />
met rolautomaat. Als<br />
optional (alleen bij uitvoeringen met<br />
5 zitplaatsen) kan de middelste zitplaats<br />
achter worden uitgerust met<br />
een driepuntsveiligheidsgordel met<br />
rolautomaat.<br />
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel dragen,<br />
tijdens een ernstig ongeval niet<br />
alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld<br />
maar ook gevaar opleveren<br />
voor de inzittenden voor.<br />
ATTENTIE<br />
Druk tijdens het rijden<br />
niet op de knop C.<br />
SBR-systeem (indien aanwezig)<br />
De auto is uitgerust met het SBR-systeem<br />
(Seat Belt Reminder), dat bestaat<br />
uit een akoestisch waarschuwingssysteem<br />
dat, samen met het knipperende<br />
lampje < op het instrumentenpaneel,<br />
de bestuurder waarschuwt als de veiligheidsgordel<br />
niet is omlegd.<br />
Het akoestische signaal kan tijdelijk<br />
(totdat de motor wordt uitgezet) worden<br />
uitgeschakeld. Ga hiervoor als<br />
volgt te werk:<br />
❒ maak de veiligheidsgordel aan<br />
bestuurderszijde vast;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand<br />
MAR;<br />
❒ wacht langer dan 20 seconden en<br />
maak dan ten minste een van de veiligheidsgordels<br />
los.<br />
Voor permanente uitschakeling, dient<br />
u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.<br />
Het SBR-systeem kan uitsluitend weer<br />
worden ingeschakeld in het setupmenu<br />
(zie de paragraaf “niet omgelegde<br />
veiligheidsgordels” in het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”).<br />
ATTENTIE<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel dragen,<br />
tijdens een ernstig ongeval niet<br />
alleen zelf aan gevaar worden<br />
blootgesteld maar ook gevaar opleveren<br />
voor de inzittenden voor.
fig. 2/a<br />
L0C0189m<br />
Driepuntsveiligheidsgordel achter<br />
met rolautomaat (bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
fig. 2/a<br />
De veiligheidsgordel is uitgerust met<br />
twee sluitingen en twee gespen.<br />
Voor het gebruik van de veiligheidsgordel<br />
moet u de gespen uit de rolautomaat<br />
halen en de gordel voorzichtig<br />
en rustig uittrekken om te<br />
voorkomen dat de gordelband<br />
draait. Druk vervolgens de gesp G in<br />
de sluiting L die voorzien is van een<br />
zwarte knop M.<br />
Om de gordel om te leggen, moet de<br />
gordel nog iets verder worden uitgetrokken<br />
en de gesp M in de sluiting<br />
N worden gestoken.<br />
fig. 2/b<br />
L0C0263m<br />
Gordel losmaken: druk op de knop<br />
O. Begeleid de gordel tijdens het<br />
teruglopen om te voorkomen dat de<br />
gordelband draait.<br />
Bagageruimte vergroten: haak de<br />
sluiting met de zwarte knop M los en<br />
begeleid de gordel tijdens het teruglopen<br />
om te voorkomen dat de gordelband<br />
draait; plaats de gesp G in het<br />
opbergvak H in de rolautomaat.<br />
BELANGRIJK Als de veiligheidsgordels<br />
achter niet worden gebruikt,<br />
plaats dan de gesp, zoals is afgebeeld<br />
in fig. 2/b.<br />
ATTENTIE<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel dragen,<br />
tijdens een ernstig ongeval<br />
niet alleen zelf aan gevaar worden<br />
blootgesteld maar ook gevaar<br />
opleveren voor de inzittenden<br />
voor.<br />
fig. 3<br />
L0C0096m<br />
BELANGRIJK Als de zitplaatsen weer<br />
in de normale stand staan, moet de<br />
gordel weer gebruiksklaar zijn (zoals<br />
hiervoor beschreven).<br />
ATTENTIE<br />
Druk tijdens het rijden<br />
niet op de knop C.<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN<br />
DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR fig. 3-4<br />
De hoogte van de gordel moet altijd<br />
worden aangepast aan het postuur<br />
van de inzittende.<br />
Zo wordt de kans op letsel bij een<br />
ongeval aanzienlijk verkleind. De<br />
gordel is goed afgesteld als hij over<br />
de schouder halverwege tussen nek<br />
en uiteinde van de schouder ligt,<br />
zoals is afgebeeld.<br />
Druk om de hoogte in te stellen op<br />
de knop A en schuif de beugel B<br />
omhoog of omlaag.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
93
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
94<br />
fig. 4<br />
L0C0039m<br />
ATTENTIE<br />
De veiligheidsgordels<br />
mogen alleen worden versteld<br />
als de auto stilstaat.<br />
ATTENTIE<br />
Controleer na het afstellen<br />
altijd of de beugel<br />
vergrendeld is in een van de vaste<br />
standen. Laat hiervoor de knop<br />
los en trek de gordel omlaag,<br />
zodat het bevestigingspunt blokkeert,<br />
als dit nog niet heeft<br />
plaatsgevonden.<br />
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor<br />
voorzien van gordelspanners. Dit<br />
systeem wordt bij een heftige frontale<br />
botsing door een sensor in werking<br />
gesteld en trekt de gordel enige centimeters<br />
aan. Op deze wijze worden<br />
de inzittenden veel beter op hun<br />
plaats gehouden en wordt de voorwaartse<br />
beweging beperkt. Het<br />
blokkeren van de veiligheidsgordel<br />
geeft aan dat de gordelspanner in<br />
werking is geweest; de gordel wordt<br />
niet meer opgerold, ook niet als hij<br />
wordt begeleid.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
bescherming door de gordelspanner<br />
moet de veiligheidsgordel zo worden<br />
omgelegd dat hij goed aansluit op<br />
borst en bekken. Er kan een beetje<br />
rook ontsnappen. Deze rook is niet<br />
schadelijk en duidt niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel<br />
onderhoud of smering.<br />
Elke verandering van de oorspronkelijke<br />
staat zal de doelmatigheid<br />
verminderen.<br />
Als de gordelspanner door extreme<br />
natuurlijke omstandigheden (overstromingen,<br />
zeestormen) met water<br />
en modder in contact is geweest, dan<br />
moet de spanner worden vervangen.<br />
Werkzaamheden in de buurt<br />
van de gordelspanners,<br />
waarbij stoten, sterke trillingen<br />
of verhitting optreden<br />
(maximaal 100°C gedurende ten<br />
hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners<br />
beschadigen of activeren:<br />
bij die omstandigheden horen niet<br />
trillingen die voortgebracht worden<br />
door een slecht wegdek of door contacten<br />
met kleine obstakels zoals<br />
trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners<br />
moet gebeuren, dient u zich<br />
tot een <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.<br />
TREKKRACHTBEGRENZERS<br />
Om de bescherming van de inzittenden<br />
bij een ongeval te vergroten, zijn<br />
de oprolautomaten van de gordels<br />
voor voorzien van trekkrachtbegrenzers<br />
die tijdens een frontale aanrijding<br />
de piekbelasting op de borst en<br />
schouders beperken.<br />
ATTENTIE<br />
De gordelspanner werkt<br />
slechts een maal. Als de<br />
gordelspanners hebben gewerkt,<br />
moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
wenden om ze te laten vervangen. De<br />
geldigheid van het systeem staat<br />
vermeld op een plaatje dat zich in<br />
het dashboardkastje bevindt: Laat<br />
na het verstrijken van deze termijn<br />
het systeem door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
vervangen.
fig. 5<br />
L0C0041m<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De bestuurder is verplicht zich te<br />
houden aan de wettelijke voorschriften<br />
met betrekking tot het verplichte<br />
gebruik van de veiligheidsgordels (en<br />
de inzittenden erop attent te maken).<br />
Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />
voordat u vertrekt.<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />
moeten een gordel dragen: ook voor<br />
hen (zowel voor de aanstaande moeder<br />
als het kind) is de kans op letsel<br />
bij een ernstig ongeval kleiner als ze<br />
een gordel dragen.<br />
Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />
het onderste deel van de gordel meer<br />
naar beneden omleggen, zodat de<br />
gordel over het bekken en onder de<br />
buik langs loopt (zoals in fig. 5 is<br />
aangegeven).<br />
fig. 6 L0C0039m fig. 7 L0C0040m<br />
ATTENTIE<br />
De gordelband mag nooit<br />
gedraaid zijn. Het diagonale<br />
gordelgedeelte moet via het<br />
midden van de schouder schuin<br />
over de borst liggen. Het horizontale<br />
gordelgedeelte moet over het<br />
bekken en niet over de buik liggen.<br />
Gebruik geen voorwerpen<br />
(wasknijpers, klemmen enz.) die<br />
een goed aansluiten van de gordel<br />
op het lichaam verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
Voor maximale veiligheid<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten, tegen de leuning<br />
aan gaan zitten en de gordel goed<br />
laten aansluiten op borst en bekken.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels<br />
zowel voor als achter in de<br />
auto! Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op ernstig<br />
letsel of dodelijke afloop bij<br />
een ongeval.<br />
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden<br />
onderdelen van de veiligheidsgordels<br />
of gordelspanners te<br />
demonteren of open te maken.<br />
Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels<br />
en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd door<br />
gekwalificeerd personeel. Wendt<br />
u altijd tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
95
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
96<br />
ATTENTIE<br />
Als de gordel aan een<br />
zware belasting wordt<br />
blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens<br />
een ongeval), dan moet de gordel<br />
samen met de verankeringen,<br />
bevestigingspunten en de gordelspanners<br />
worden vervangen. Ook<br />
als de schade niet zichtbaar is,<br />
dan kan de gordel toch verzwakt<br />
zijn.<br />
ATTENTIE<br />
Iedere gordel dient slechts<br />
ter bescherming van een<br />
enkel persoon: gebruik de gordel<br />
niet voor een kind dat bij een volwassene<br />
op schoot zit, waarbij de<br />
gordel beiden zou moeten<br />
beschermen. Plaats bovendien<br />
geen enkel voorwerp tussen de<br />
gordel en het lichaam van een<br />
inzittende.<br />
HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS IN OPTIMALE STAAT<br />
HOUDT<br />
❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is; controleer<br />
ook of de oprolautomaat<br />
zonder haperingen werkt.<br />
❒ Vervang de gordels na een ongeval,<br />
ook al zijn ze ogenschijnlijk<br />
niet beschadigd. Vervang de gordels<br />
ook als de gordelspanners in<br />
werking zijn geweest.<br />
❒ U kunt de gordels met de hand<br />
wassen met water en een neutrale<br />
zeep. Spoel ze uit en laat ze in de<br />
schaduw drogen. Gebruik geen<br />
bijtende, blekende of kleurende<br />
middelen. Vermijd het gebruik<br />
van alle chemische producten die<br />
het weefsel van de gordel kunnen<br />
aantasten.<br />
❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />
komt: de werking van<br />
de oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />
als ze niet nat zijn<br />
geweest.<br />
❒ Vervang de gordels bij tekenen<br />
van slijtage of beschadigingen.<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een<br />
ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />
reizen en beschermd worden door<br />
goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />
richtlijn 2003/20/EU in alle<br />
lidstaten van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in<br />
verhouding met de rest van het<br />
lichaam groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en<br />
botstructuur nog niet volledig zijn<br />
ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />
kinderen door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />
De resultaten van<br />
het onderzoek over de optimale<br />
bescherming van kleine kinderen<br />
zijn opgenomen in de Europese<br />
ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />
verplicht zijn. De systemen zijn<br />
onderverdeeld in vijf groepen:<br />
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg<br />
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9 -18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15 -25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22 -36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />
overlapping tussen de groepen;<br />
daarom zijn in de handel systemen<br />
verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />
verschillende gewichtsgroepen.<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien<br />
van de typegoedkeuring en van een<br />
goed vastgehecht plaatje met het<br />
controlemerk, dat absoluut niet mag<br />
worden verwijderd.<br />
Kinderen met een lengte van meer<br />
dan 1,50 m worden, met betrekking<br />
tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />
met volwassenen en moeten<br />
dan ook normaal de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen<br />
voor elke gewichtsgroep. Deze<br />
zijn speciaal ontworpen en ontwikkeld<br />
voor de <strong>Lancia</strong>-modellen.<br />
ATTENTIE<br />
ZEER GEVAARLIJK:<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje achterstevoren<br />
op de passagiersstoel voor<br />
als de airbag aan passagierszijde<br />
is ingeschakeld. Als bij<br />
een ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />
hebben. Wij raden u aan kinderen<br />
altijd op de zitplaatsen achter te<br />
vervoeren, omdat die plaatsen bij<br />
een ongeval de meeste bescherming<br />
bieden. Monteer absoluut<br />
geen kinderzitje op de stoel van de<br />
passagier voor als deze is uitgerust<br />
met een airbag. Als bij een<br />
ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />
hebben, onafhankelijk van de<br />
zwaarte van het ongeluk.<br />
ATTENTIE<br />
Indien noodzakelijk kunnen<br />
kinderen op de passagiersstoel<br />
voor worden vervoerd<br />
bij auto’s die zijn uitgerust met<br />
een uitschakelbare frontairbag<br />
aan passagierszijde. In dit geval<br />
moet u er absoluut zeker van zijn<br />
dat de airbag is uitgeschakeld<br />
door te controleren of het gele<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />
brandt (zie<br />
“Frontairbag aan passagierszijde”<br />
in de paragraaf “Frontairbags<br />
en zij-airbags”). Bovendien<br />
moet de stoel zo ver mogelijk naar<br />
achteren zijn geschoven om te<br />
voorkomen dat het kinderzitje<br />
eventueel in aanraking komt met<br />
het dashboard.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
97
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
98<br />
fig. 8<br />
L0C0042m<br />
GROEP 0 en 0+ fig. 8<br />
Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes<br />
worden vervoerd die achterstevoren<br />
zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd<br />
wordt gesteund en bij plotseling<br />
remmen de nek niet wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheidsgordel en<br />
het kind moet op zijn beurt worden<br />
beschermd door de gordel van het<br />
wiegje zelf.<br />
fig. 9 L0C0043m fig. 10 L0C0044m<br />
GROEP 1 fig. 9<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9<br />
en 18 kg moeten worden vervoerd in<br />
kinderzitjes met een kussen die naar<br />
voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />
van de auto zowel het<br />
kinderzitje als het kind op zijn plaats<br />
moet houden.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeelding dient alleen ter illustratie van de bevestiging.<br />
Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.<br />
ATTENTIE<br />
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0<br />
en 1. Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het<br />
gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld<br />
als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de<br />
auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
GROEP 2 fig. 10<br />
Kinderen met een gewicht tussen 15<br />
en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />
van de auto worden<br />
beschermd. Kinderen moeten zo in<br />
de kinderzitjes worden geplaatst, dat<br />
het diagonale gordelgedeelte schuin<br />
over de borst en niet langs de nek<br />
ligt. Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken en niet over de<br />
buik van het kind liggen.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeelding dient alleen<br />
ter illustratie van de<br />
bevestiging. Houdt u voor de<br />
montage van het kinderzitje aan<br />
de instructies. De fabrikant is<br />
verplicht deze instructies bij te<br />
leveren.
fig. 11<br />
L0C0045m<br />
GROEP 3 fig. 11<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen 22<br />
en 36 kg is de borstomvang van dien<br />
aard dat de kinderen gewoon tegen de<br />
rugleuning kunnen steunen en niet<br />
meer in een kinderzitje hoeven te worden<br />
vervoerd.<br />
In fig. 11 wordt een voorbeeld gegeven<br />
van de juiste positie van het kind op de<br />
achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeelding dient alleen<br />
ter illustratie van de<br />
bevestiging. Houdt u voor de<br />
montage van het kinderzitje aan<br />
de instructies. De fabrikant is<br />
verplicht deze instructies bij te<br />
leveren.<br />
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN<br />
DE KINDERZITJES<br />
De <strong>Lancia</strong> <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen<br />
voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie<br />
de volgende tabel:<br />
ZITPLAATS<br />
Groep Gewicht Passagier Passagier Passagier<br />
voor achter in het midden<br />
aan de zijkant (indien<br />
aanwezig)<br />
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U *<br />
Groep 1 9-18 kg U U *<br />
Groep 2 15-25 kg U U *<br />
Groep 3 22-36 kg U U *<br />
Legenda:<br />
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese<br />
ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.<br />
* Op de middelste zitplaats achter kan geen enkel type kinderzitje worden<br />
gemonteerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
99
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
100<br />
Hieronder zijn de richtlijnen<br />
voor een veilig vervoer van kinderen<br />
aangegeven. U dient zich<br />
hieraan te houden.<br />
❒ Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />
op een van de zitplaatsen achter<br />
omdat deze plaatsen bij een ongeval<br />
de meeste bescherming bieden.<br />
❒ Als de airbag aan passagierszijde<br />
buiten werking wordt gesteld,<br />
moet altijd gecontroleerd worden<br />
of het betreffende gele lampje<br />
F op het instrumentenpaneel<br />
continu brandt.<br />
❒ Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren. Bewaar<br />
de instructies samen met het<br />
instructieboekje in de auto.<br />
Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />
waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />
ontbreken.<br />
❒ Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband<br />
te trekken.<br />
❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />
voor slechts een kind: vervoer<br />
nooit twee kinderen in een<br />
systeem.<br />
❒ Controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt.<br />
❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />
kind geen afwijkende houding<br />
aanneemt of de gordels losmaakt.<br />
❒ Vervoer kinderen nooit in uw<br />
armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />
Niemand is sterk genoeg<br />
om ze bij een ongeval vast te houden.<br />
❒ Na een ongeval moet het zitje door<br />
een nieuw exemplaar worden vervangen.<br />
ATTENTIE<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje op de voorstoel<br />
aan de passagierszijde als<br />
deze is uitgerust met een airbag,<br />
omdat kinderen nooit op de voorstoel<br />
vervoerd mogen worden.<br />
INBOUWVOORBE-<br />
REIDING VOOR<br />
“ISOFIX”-KINDER-<br />
ZITJES<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto is voorbereid op de montage<br />
van Isofix-kinderzitjes; een nieuw<br />
gestandaardiseerd Europees systeem<br />
voor het vervoeren van kinderen.<br />
Het Isofix-kinderzitje is er voor drie<br />
gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />
Vanwege het verschillende bevestigingssysteem,<br />
moet het kinderzitje<br />
aan de daarvoor bestemde beugels<br />
A-fig. 12 worden bevestigd. Deze<br />
bevinden zich tussen de rugleuning<br />
en zitting van de achterbank.<br />
Bevestig daarna de bovenste riem (in<br />
bovenste vak van het kinderzitje)<br />
aan het bevestigingspunt B-fig. 13<br />
op de rugleuning van de achterbank.
fig. 12<br />
L0C0166m<br />
Voor het loshaken moet de rugleuning<br />
vanuit de verticale stand tot op<br />
de derde stand worden gekanteld.<br />
Er kan ook een mengvorm worden<br />
gekozen, een traditioneel kinderzitje<br />
links en een Isofix-kinderzitje rechts.<br />
Wij herinneren u eraan dat bij het<br />
gebruik van Isofix-kinderzitjes<br />
alleen die kinderzitjes gebruikt kunnen<br />
worden die speciaal voor deze<br />
auto zijn ontworpen, getest en goed-<br />
fig. 13<br />
L0C0187m<br />
ATTENTIE<br />
Monteer het kinderzitje<br />
alleen als de auto stilstaat.<br />
Het kinderzitje is op de<br />
juiste wijze aan de beugels bevestigd<br />
als u het hoort vergrendelen.<br />
Houdt u in ieder geval aan de<br />
instructies voor de montage, de<br />
demontage en de plaatsing. De<br />
fabrikant van het kinderzitje is<br />
verplicht deze instructies bij te<br />
leveren.<br />
fig. 14<br />
gekeurd. MONTAGE VAN ISOFIX-<br />
KINDERZITJE fig. 14<br />
L0C0167m<br />
Groep 0 en 0+<br />
Bij kinderen in deze gewichtsgroep<br />
(kinderen met een gewicht tot 13<br />
kg) moet het kinderzitje achterstevoren<br />
zijn gekeerd en moet het kind<br />
door de gordels D van het zitje<br />
beschermd worden.<br />
Als het kind groeit en in de<br />
gewichtsgroep 1 komt, moet het<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
101
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
102<br />
kinderzitje in de rijrichting worden<br />
bevestigd.<br />
Ga voor een correcte montage van<br />
het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel<br />
B in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels A en<br />
plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken C in de<br />
beugels;<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat<br />
het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed<br />
vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen:<br />
de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />
verhinderen<br />
dat slechts een enkele bevestigingshaak<br />
is vergrendeld.<br />
Als het Isofix-kinderzitje tegen de<br />
rijrichting in wordt geplaatst, moet<br />
de passagiersstoel voor volledig naar<br />
achteren worden geschoven, zodat<br />
de rugleuning van de stoel en het<br />
kinderzitje elkaar raken.<br />
fig. 15<br />
L0C0168m<br />
Groep 1 fig. 15<br />
Ga voor een correcte montage van<br />
het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel<br />
B in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels A en<br />
plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken C in de<br />
beugels;<br />
fig. 16<br />
L0C0188m<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat<br />
het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting<br />
worden geplaatst, moet de<br />
bovenste riem (deze bevindt zich<br />
in het bovenste vakje van het kinderzitje)<br />
aan het bevestigingspunt<br />
D op de rugleuning van de achterbank<br />
worden bevestigd;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed<br />
vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen:<br />
de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />
verhinderen<br />
dat slechts een enkele bevestigingshaak<br />
is vergrendeld.<br />
In deze opstelling wordt het kind<br />
ook beschermd door de veiligheidsgordels<br />
van de auto en door de<br />
bovenste gordel: zie de handleiding<br />
van het kinderzitje voor het correct<br />
omleggen van de veiligheidsgordels<br />
van de auto.
FRONTAIRBAGS<br />
De auto is uitgerust met frontairbags<br />
aan bestuurders- en aan passagierszijde,<br />
met headbags (voor bescherming<br />
van het hoofd) en als optional<br />
met zij-airbags voor (sidebags);<br />
De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />
beschermen de inzittenden<br />
voor bij middelzware en zware frontale<br />
botsingen, door het opblazen<br />
van een luchtkussen tussen de inzittende<br />
en het stuurwiel of het dashboard.<br />
Als de airbags niet worden geactiveerd<br />
bij andere soorten botsingen<br />
(zijdelings, van achter, over de kop<br />
slaan enz), betekent dit niet dat het<br />
systeem niet goed functioneert.<br />
Bij een frontale botsing zorgt een<br />
regeleenheid ervoor, indien nodig,<br />
dat het kussen wordt opgeblazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam van de inzittenden<br />
voor wordt opgevangen en de<br />
kans op letsel beperkt wordt. Direct<br />
daarna loopt het kussen weer leeg.<br />
De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />
zijn geen vervanging voor de<br />
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />
Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van<br />
veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende<br />
die geen veiligheidsgordel heeft<br />
omgelegd, in contact komen met een<br />
airbag die nog niet volledig opgeblazen<br />
is. Hierdoor wordt de inzittende<br />
minder door de airbag beschermd.<br />
De frontairbags kunnen in de volgende<br />
gevallen niet worden geactiveerd:<br />
❒ bij frontale botsingen, met een<br />
ander deel van de auto dan het<br />
front, tegen makkelijk vervormbare<br />
objecten (bijv. als het voorspatbord<br />
tegen de vangrail komt<br />
of tegen grindhopen);<br />
❒ als de auto onder andere auto’s of<br />
veiligheidsvoorzieningen schuift<br />
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens<br />
of de vangrail); omdat geen enkele<br />
aanvullende bescherming wordt<br />
geboden op de veiligheidsgordels.<br />
Als de airbags in deze gevallen<br />
niet geactiveerd worden, betekent<br />
dit niet dat het systeem niet goed<br />
functioneert.<br />
ATTENTIE<br />
Plaats geen stickers of<br />
andere objecten op het<br />
stuurwiel, op het deksel van de airbagmodule<br />
aan de passagierszijde<br />
of de zijkant van de hemelbekleding.<br />
Plaats geen voorwerpen op<br />
het dashboard aan de passagierszijde<br />
(bijv. een mobiele telefoon),<br />
omdat deze het correct openen van<br />
de airbag aan passagierszijde<br />
kunnen hinderen en de inzittenden<br />
ernstig kunnen verwonden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
103
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
104<br />
fig. 17<br />
L0C0083m<br />
FRONTAIRBAG AAN BESTUUR-<br />
DERSZIJDE fig. 17<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />
kussen dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte in het midden van het<br />
stuurwiel is geplaatst.<br />
Bij lichte frontale aanrijdingen<br />
(waarbij de werking van de veiligheidsgordel<br />
voldoende is) worden de<br />
airbags niet geactiveerd. Daarom is<br />
het gebruik van de veiligheidsgordels<br />
absoluut noodzakelijk, want de<br />
gordel houdt de inzittende bij een<br />
zijdelingse botsing in de juiste positie<br />
en voorkomt dat de inzittende uit<br />
de auto wordt geslingerd bij zware<br />
botsingen.<br />
fig. 18<br />
L0C0084m<br />
FRONTAIRBAG AAN PASSA-<br />
GIERSZIJDE fig. 18<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />
kussen met een groter volume dan<br />
dat aan bestuurderszijde. Het kussen<br />
is in een daarvoor bestemde<br />
ruimte in het dashboard geplaatst.<br />
De frontairbags aan bestuurders- en<br />
passagierszijde zijn ontworpen voor<br />
een optimale bescherming van de<br />
inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels.<br />
Als de airbags volledig opgeblazen<br />
zijn, vullen zij het grootste deel van<br />
de ruimte tussen het stuurwiel en de<br />
bestuurder en het dashboard en de<br />
voorpassagier.<br />
ATTENTIE<br />
ZEER GEVAARLIJK:<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje achterstevoren<br />
op de passagiersstoel voor<br />
als de frontairbag aan<br />
passagierszijde is ingeschakeld.<br />
Als bij een ongeval de airbag in<br />
werking treedt (opblaast), kan dit<br />
ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />
gevolg hebben. Als er geen andere<br />
mogelijkheid is, moet in ieder<br />
geval de airbag aan passagierszijde<br />
uitgeschakeld worden als<br />
het kinderzitje op de passagiersstoel<br />
voor wordt geplaatst.<br />
Bovendien moet de stoel zo ver<br />
mogelijk naar achteren zijn<br />
geschoven om te voorkomen dat<br />
het kinderzitje eventueel in aanraking<br />
komt met het dashboard.<br />
Ook als het niet wettelijk verplicht<br />
is, raden wij u aan, voor<br />
een optimale bescherming van de<br />
volwassenen, de airbag onmiddellijk<br />
weer in te schakelen zodra<br />
geen kinderen meer vervoerd<br />
worden.
ZIJ-AIRBAGS<br />
(Sidebags (indien<br />
aanwezig) -<br />
Headbags)<br />
SIDEBAGS<br />
Deze sidebags zijn kussens die zich<br />
snel opblazen en bevinden zich in de<br />
rugleuning van de voorstoelen<br />
fig. 20. Ze hebben tot doel de borstkas<br />
van de inzittenden te beschermen<br />
bij middelzware en zware zijdelingse<br />
aanrijdingen.<br />
fig. 20<br />
L0C0086m<br />
HEADBAG fig. 21<br />
De headbag is een “gordijn”-systeem,<br />
dat zich aan de zijkant in de<br />
hemelbekleding bevindt en dat is<br />
afgedekt met een afwerklijst. De<br />
headbags bieden bescherming aan<br />
het hoofd van de inzittenden voor en<br />
achter tijdens een zijdelingse botsing,<br />
dankzij het grote effectieve<br />
oppervlak van de kussens.<br />
fig. 21<br />
L0C0087m<br />
De zij-airbags zijn geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen<br />
van veiligheidsgordels wettelijk<br />
verplicht in Europa (en in de meeste<br />
landen daarbuiten).<br />
BELANGRIJK De inzittende wordt<br />
bij een zijdelingse botsing optimaal<br />
door het systeem beschermd als<br />
hij/zij in de juiste positie in de stoel<br />
zit. Hierdoor kan de headbag op de<br />
juiste wijze worden opgeblazen.<br />
BELANGRIJK De frontairbags en/of<br />
zij-airbags kunnen worden geactiveerd<br />
bij krachtige stoten aan de<br />
onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld<br />
bij zware botsingen tegen<br />
drempels of stoepranden of obstakels<br />
op het wegdek, of als de auto<br />
terecht komt in grote gaten of verzakkingen<br />
in het wegdek.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
105
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
106<br />
BELANGRIJK Als de airbags in werking<br />
treden, ontsnapt een beetje<br />
rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />
duidt niet op brand; bovendien kan<br />
het oppervlak van het opgeblazen<br />
kussen en het interieur van de auto<br />
bedekt zijn met een laagje poeder:<br />
dit poeder kan de huid en de ogen<br />
irriteren. Als u hiermee in aanraking<br />
bent gekomen, moet u zich met neutrale<br />
zeep en water wassen.<br />
Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />
van 14 jaar voor wat betreft de<br />
pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />
voor wat betreft het spiraalmechanisme<br />
(zie de sticker aan de binnenzijde<br />
van het dashboardkastje). Na<br />
deze periode moeten ze door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer worden vervangen.<br />
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />
een of meerdere airbags zijn<br />
geactiveerd, dient u contact op te<br />
nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />
geactiveerde airbags te laten vervangen<br />
en de werking van het systeem<br />
te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />
en de vervanging van de airbag<br />
moeten door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur<br />
van uw auto, moet u contact<br />
opnemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />
het systeem buiten werking te laten<br />
stellen. Bovendien moet bij verkoop<br />
van de auto de nieuwe eigenaar op<br />
de hoogte gesteld worden van het<br />
gebruik en de instructies, en moet hij<br />
het instructieboekje ontvangen.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden<br />
van de gordelspanners, de frontairbags<br />
en de zij-airbags voor wordt<br />
door de elektronische regeleenheid<br />
bepaald, afhankelijk van het type<br />
ongeval. Als een van deze onderdelen<br />
niet in werking treedt, dan duidt<br />
dat niet op een storing in het systeem.<br />
ATTENTIE<br />
Steun niet met het hoofd,<br />
de armen of de ellebogen<br />
tegen het portier, de ruiten of in<br />
het gebied van de headbag om<br />
verwondingen tijdens het opblazen<br />
te voorkomen.<br />
raam.<br />
ATTENTIE<br />
Steek nooit het hoofd, de<br />
armen of ellebogen uit het<br />
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG<br />
(sidebag) (indien aanwezig) AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE HANDMA-<br />
TIG UITSCHAKELEN<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
moeten de frontairbag en de<br />
sidebag (indien aanwezig) aan passagierszijde<br />
worden uitgeschakeld.<br />
Het waarschuwingslampje F op<br />
het dashboard blijft continu branden<br />
totdat de frontairbag en de zijairbag<br />
(sidebag) (indien aanwezig)<br />
aan passagierszijde opnieuw worden<br />
ingeschakeld.<br />
ATTENTIE<br />
Raadpleeg voor het handmatig<br />
uitschakelen van de<br />
frontairbag en zij-airbag (sidebag)<br />
(indien aanwezig) aan passagierszijde,<br />
de paragrafen<br />
“Multifunctioneel display” in het<br />
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje ¬ gaat niet branden of<br />
blijft branden tijdens het rijden,<br />
dan is er mogelijk een storing in de<br />
veiligheidssystemen; in dat geval<br />
kunnen de airbags of gordelspanners<br />
niet geactiveerd worden bij<br />
een ongeval of, in een zeer beperkt<br />
aantal gevallen, niet op de juiste<br />
wijze geactiveerd worden. Voordat<br />
u verder rijdt, dient u contact op te<br />
nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />
het systeem direct te laten controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Bedek de rugleuning van<br />
de voorstoelen niet met<br />
hoezen of kleden die niet zijn voorbereid<br />
op het gebruik met sidebags.<br />
ATTENTIE<br />
Reis niet met voorwerpen<br />
op schoot of voor de borst<br />
en houd vooral geen pijp, potlood<br />
enz. in de mond. Bij een ongeval<br />
waarbij de airbag in werking<br />
treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
Rijd altijd met beide handen<br />
op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in werking treden van<br />
de airbag, het systeem niet wordt<br />
gehinderd door obstakels. Rijd niet<br />
met voorover gebogen lichaam,<br />
maar ga goed rechtop zitten en<br />
steun tegen de rugleuning.<br />
ATTENTIE<br />
Laat bij diefstal of een poging<br />
tot diefstal, bij beschadiging<br />
of als de auto bij een<br />
overstroming onder water is geweest,<br />
het airbagsysteem door een<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
107
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
108<br />
ATTENTIE<br />
Bedenk dat als de contactsleutel<br />
in stand MAR<br />
staat, ook bij uitgezette motor de<br />
airbags geactiveerd kunnen worden<br />
als de auto wordt aangereden<br />
door een andere auto. Daarom mogen,<br />
ook als de auto stilstaat, absoluut<br />
geen kinderen op de passagiersstoel<br />
voor worden geplaatst.<br />
Als de contactsleutel echter in<br />
stand STOP staat, wordt bij een<br />
ongeval geen enkel veiligheidssysteem<br />
(airbag of gordelspanners)<br />
geactiveerd; als een systeem niet in<br />
werking treedt, betekent dit niet<br />
dat het systeem niet goed werkt.<br />
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje F (met de sleutelschakelaar<br />
voor uitschakeling van de<br />
airbag voor aan passagierszijde in<br />
stand ON) enkele seconden knipperen,<br />
om u eraan te herinneren dat<br />
de airbag aan passagierszijde bij<br />
een botsing wordt geactiveerd.<br />
Hierna moet het lampje doven.<br />
ATTENTIE<br />
De stoelen mogen niet met<br />
water worden afgenomen<br />
of met stoom worden gereinigd (met<br />
de hand of in een automatisch wasapparaat).<br />
ATTENTIE<br />
Haak geen harde voorwerpen<br />
aan de kledinghaakjes<br />
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE<br />
De frontairbag treedt in<br />
werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een botsing waarbij<br />
alleen de gordelspanners worden<br />
geactiveerd. Bij aanrijdingen die<br />
tussen die twee drempelwaarden in<br />
liggen, treden alleen de gordelspanners<br />
in werking.<br />
ATTENTIE<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een aanvulling.<br />
Omdat de frontairbags niet worden<br />
geactiveerd bij frontale botsingen<br />
bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />
aanrijdingen en als de auto van<br />
achter wordt aangereden of over de<br />
kop slaat, worden in deze gevallen<br />
de inzittenden uitsluitend door de<br />
veiligheidsgordels beschermd. De<br />
gordels moeten dus altijd gedragen<br />
worden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
109
MOTOR STARTEN .......................................... 112<br />
PARKEREN ..................................................... 114<br />
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...... 115<br />
BRANDSTOFBESPARING ............................... 117<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS ..................... 119<br />
WINTERBANDEN ............................................ 122<br />
SNEEUWKETTINGEN .................................... 123<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................. 124<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
111
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
112<br />
MOTOR STARTEN<br />
De auto is uitgerust met een elektronische<br />
startblokkering: zie bij startproblemen<br />
de paragraaf “<strong>Lancia</strong><br />
CODE” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”.<br />
Direct na het starten van de motor,<br />
vooral als de auto langere tijd niet is<br />
gebruikt, kan de motor iets meer<br />
geluid produceren. Dit geluid, dat<br />
niet schadelijk is voor de werking<br />
van de motor, wordt veroorzaakt<br />
door de hydraulische klepstoters: het<br />
distributiesysteem op de benzinemotor<br />
van de auto, dat bijdraagt aan<br />
een vermindering van de onderhoudswerkzaamheden.<br />
BENZINEMOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te<br />
trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand<br />
AVV en laat de sleutel los zodra<br />
de motor is aangeslagen.<br />
Als de motor bij de eerste poging<br />
niet aanslaat, moet u de sleutel<br />
terugdraaien in stand STOP voordat<br />
u opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand<br />
MAR het controlelampje Y samen<br />
met het waarschuwingslampje U<br />
blijft branden, raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP te draaien en<br />
vervolgens weer in stand MAR; als<br />
het lampje nog steeds blijft branden,<br />
probeer het dan met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Het verdient aanbeveling<br />
om gedurende de eerste<br />
kilometers niet de maximale<br />
prestaties van uw<br />
auto te eisen (bijv. snel accelereren,<br />
langdurig rijden met hoge toerentallen,<br />
krachtig remmen enz.).<br />
Laat de contactsleutel niet<br />
in stand MAR staan als de<br />
motor stilstaat, zodat de<br />
accu niet onnodig wordt<br />
ontladen.<br />
ATTENTIE<br />
Het is zeer gevaarlijk om<br />
de motor in afgesloten<br />
ruimten te laten draaien. De<br />
motor verbruikt zuurstof en produceert<br />
kooldioxide, koolmonoxide<br />
en andere giftige gassen.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan een noodstart uit (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor is uitgezet.
MULTIJET-MOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand<br />
MAR: op het instrumentenpaneel<br />
gaan de controlelampjes m en<br />
Y branden;<br />
❒ wacht tot de lampjes Y en m<br />
gedoofd zijn. Hoe warmer de<br />
motor, hoe sneller het lampje<br />
dooft;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te<br />
trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand<br />
AVV direct nadat het lampje m<br />
gedoofd is. Als u te lang wacht,<br />
zijn de voorgloeibougies weer<br />
afgekoeld. Laat de sleutel los<br />
zodra de motor is aangeslagen.<br />
BELANGRIJK Bij een koude motor<br />
mag het gaspedaal niet worden ingetrapt<br />
als u de contactsleutel in stand<br />
AVV draait.<br />
Als de motor bij de eerste poging<br />
niet aanslaat, moet u de sleutel<br />
terugdraaien in stand STOP voordat<br />
u opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand<br />
MAR het lampje Y op het instrumentenpaneel<br />
blijft branden, raden<br />
wij u aan de sleutel in stand STOP<br />
te draaien en vervolgens weer in<br />
stand MAR; als het lampje nog<br />
steeds blijft branden, probeer het<br />
dan met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor is uitgezet.<br />
Als het lampje m gedurende<br />
60 seconden gaat<br />
knipperen na het starten of<br />
tijdens een langdurige<br />
startpoging, dan duidt dat op een<br />
storing in het voorgloeisysteem. Als<br />
de motor aanslaat, kunt u de auto<br />
op de gewone manier gebruiken,<br />
maar wendt u zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
MOTOR OPWARMEN NA HET<br />
STARTEN (benzine en Multijet)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet<br />
met hoge toerentallen draaien en<br />
trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />
❒ verlang de eerste kilometers geen<br />
maximale prestaties. Wij raden u<br />
aan te wachten tot de wijzernaald<br />
van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
begint te bewegen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
113
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
114<br />
NOODSTART<br />
Als het lampje Y op het instrumentenpaneel<br />
constant blijft branden,<br />
kan een noodstart worden uitgevoerd<br />
met de code die op de<br />
CODE-card staat vermeld (zie het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP terwijl de motor stationair<br />
draait.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de<br />
motor na een zware rit even “op<br />
adem” te laten komen. Zet de motor<br />
niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />
even stationair draaien. Hierdoor<br />
kan de temperatuur in de motorruimte<br />
dalen.<br />
Probeer auto’s nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van een<br />
helling af te laten rijden.<br />
Op die wijze kan er onverbrande<br />
benzine in de katalysator terechtkomen,<br />
waardoor deze onherstelbaar<br />
zal beschadigen.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft geen<br />
enkel nut, verspilt brandstof<br />
en is, vooral voor<br />
motoren met turbocompressor,<br />
schadelijk.<br />
ATTENTIE<br />
Houd er rekening mee dat<br />
de rem- en de stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor<br />
meer kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal en<br />
het stuur.<br />
PARKEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />
aan;<br />
❒ schakel een versnelling in (de 1e<br />
als de weg omhoog loopt, de achteruit<br />
als de weg omlaag loopt) en<br />
zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />
Als de auto op een steile helling<br />
staat, blokkeer de wielen dan met<br />
stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />
nooit in stand MAR staan<br />
omdat hierdoor de accu ontlaadt en<br />
neem bovendien de sleutel altijd uit<br />
het contactslot als u de auto verlaat.<br />
ATTENTIE<br />
Laat kinderen nooit<br />
alleen achter in de auto.<br />
Neem de sleutels altijd uit het<br />
contactslot als u de auto verlaat<br />
en neem de sleutels mee.
fig. 1<br />
L0C0088m<br />
HANDREM fig. 1<br />
De handrem bevindt zich tussen de<br />
voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen,<br />
moet u de hendel omhoog trekken<br />
zodat de auto blokkeert.<br />
Op een vlakke ondergrond hoort de<br />
auto geblokkeerd te zijn als de handrem<br />
vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />
Op sterke hellingen en bij een<br />
beladen auto moet de handrem<br />
negen of tien tanden worden aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />
is, laat dan de <strong>Lancia</strong>-dealer de<br />
handrem afstellen.<br />
Als de handrem is aangetrokken en<br />
de contactsleutel in stand MAR<br />
staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />
het waarschuwingslampje x<br />
branden.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
❒ trek de hendel iets omhoog en<br />
druk op de ontgrendelknop A;<br />
❒ houd de knop A ingedrukt en laat<br />
de hendel zakken. Het lampje x<br />
op het instrumentenpaneel dooft.<br />
Om onverwachtse bewegingen van<br />
de auto te voorkomen, moet bij het<br />
bedienen van de handrem het rempedaal<br />
worden ingetrapt.<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VERSNELLINGS-<br />
BAK<br />
Om de versnellingen in te schakelen,<br />
moet u het koppelingspedaal geheel<br />
intrappen en vervolgens de versnellingspook<br />
in de gewenste stand<br />
plaatsen (het schakelschema staat<br />
op de knop van de pook).<br />
BELANGRIJK De achteruit kan<br />
alleen bij een stilstaande auto worden<br />
ingeschakeld. Wacht bij een<br />
draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />
koppelingspedaal minstens 2<br />
seconden, voordat u de achteruit<br />
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat de tandwielen beschadigen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
115
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
116<br />
fig. 2<br />
1 3 5<br />
2 4 R<br />
Ga als volgt te werk om de achteruit<br />
(R) vanuit de vrijstand in te schakelen:<br />
Benzine-uitvoeringen<br />
❒ trek de schuifring A-fig. 2 of fig. 3<br />
onder de knop omhoog en verplaats<br />
de pook naar rechts en vervolgens<br />
naar achteren.<br />
Multijet-uitvoeringen<br />
❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens<br />
naar achteren.<br />
L0C0032m fig. 3 L0C0235m<br />
Voor het inschakelen van de 6e<br />
versnelling (indien aanwezig)<br />
moet de pook naar rechts worden<br />
gedrukt om te voorkomen dat per<br />
ongeluk de 4e versnelling wordt<br />
ingeschakeld. Dit geldt ook voor het<br />
schakelen van de 6e naar de 5e versnelling.<br />
ATTENTIE<br />
Om op de juiste wijze te<br />
schakelen, moet u het<br />
koppelingspedaal geheel intrappen.<br />
Daarom mag er niets onder<br />
het pedaal liggen dat dit kan verhinderen:<br />
Let erop dat de vloermatten<br />
niet zijn dubbelgevouwen<br />
en zo de slag van de pedalen kunnen<br />
beperken.<br />
Laat na het schakelen de<br />
versnellingspook los. Door<br />
het rijden met een hand<br />
aan de versnellingspook<br />
wordt op het schakelmechanisme<br />
in de versnellingsbak een geringe<br />
kracht uitgeoefend, waardoor<br />
onnodige slijtage kan ontstaan.
BRANDSTOF-<br />
BESPARING<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />
waardoor het brandstofverbruik zo<br />
laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />
mogelijk beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Zorg voor een goed onderhoud van<br />
de auto door de controles en registraties<br />
die in het “Onderhoudsschema”<br />
staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />
Airconditioning<br />
Het gebruik van de airconditioning<br />
leidt tot een toename van het brandstofverbruik<br />
(met gemiddeld 20%).<br />
Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />
het toelaat bij voorkeur de<br />
functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aerodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde<br />
aerodynamische accessoires kan de<br />
aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal<br />
toenemen.<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste<br />
een keer per maand, de spanning<br />
van de banden: als de spanning te<br />
laag is, wordt de weerstand groter en<br />
neemt het verbruik toe.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />
Het gewicht van de auto<br />
(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />
hebben grote invloed op het<br />
brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
117
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
118<br />
RIJSTIJL<br />
Starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat,<br />
niet warmdraaien met stationair toerental<br />
en ook niet met een hoog toerental:<br />
onder deze omstandigheden<br />
warmt de motor veel langzamer op,<br />
terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het<br />
is beter om rustig weg te rijden en<br />
geen hoge toerentallen te gebruiken:<br />
op deze manier warmt de motor<br />
sneller op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u<br />
de motor afzet. Deze handeling heeft<br />
evenals het overschakelen met tussengas,<br />
geen enkel nut. Het kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager<br />
als u deze niet meer gebruikt. Ze<br />
verminderen de aerodynamica van<br />
de auto, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt. Gebruik voor het<br />
vervoer van volumineuze voorwerpen<br />
bij voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties<br />
alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de<br />
ruitenwissers en de aanjager van het<br />
ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />
veel stroom, waardoor het<br />
brandstofverbruik toeneemt (tot aan<br />
25% in stadsverkeer).<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg<br />
het toelaten de hoogste versnelling.<br />
Het inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie<br />
verhoogt het brandstofverbruik.<br />
Bij het oneigenlijke gebruik van een<br />
hoge versnelling neemt het verbruik<br />
en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor<br />
sneller.
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />
toe bij een hogere snelheid.<br />
Rijd daarom zoveel mogelijk met een<br />
gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />
remmen en optrekken. Dit<br />
kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken kost veel<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen: het is<br />
beter geleidelijk op te trekken en het<br />
toerental waarbij het maximum<br />
koppel wordt geleverd, niet te overschrijden.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud<br />
starten bereikt de motor niet de optimale<br />
bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in<br />
stadsverkeer), maar ook de uitstoot<br />
van uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie van<br />
het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />
filerijden, waarbij overwegend lage<br />
versnellingen worden gebruikt, of in<br />
de stad waar zich veel verkeerslichten<br />
bevinden, zal het brandstofverbruik<br />
aanzienlijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en<br />
een slecht wegdek verhogen eveneens<br />
het brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (bijv.<br />
spoorwegovergangen), is het raadzaam<br />
de motor uit te zetten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
119
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
120<br />
TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhangwagens<br />
of caravans moet de auto uitgerust<br />
zijn met een trekhaak van een<br />
goedgekeurd type en een adequate<br />
elektrische installatie. De montage<br />
van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel worden uitgevoerd.<br />
Ook moet documentatie worden<br />
overhandigd m.b.t. het rijden met<br />
een aanhanger.<br />
Monteer zo nodig speciale en/of<br />
extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />
u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen<br />
van de auto door het gewicht<br />
van een aanhanger of caravan wordt<br />
beperkt. Ook de remweg wordt langer<br />
en u hebt langer de tijd nodig om<br />
in te halen.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen<br />
dat u constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat<br />
op de trekhaak rust, moet worden<br />
afgetrokken van het laadvermogen<br />
van de auto. Om er zeker van te zijn<br />
dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />
niet overschrijdt,<br />
moet u er rekening mee houden dat<br />
het maximum betrekking heeft op<br />
het totale gewicht van de aanhangwagen<br />
of caravan, inclusief accessoires<br />
en bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger<br />
gelden. U mag in geen geval harder<br />
rijden dan 100 km/h.<br />
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel aan de carrosserie<br />
worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />
die hierna zijn opgenomen,<br />
moeten worden aangehouden. Deze<br />
richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />
door extra informatie van de<br />
fabrikant van de trekhaak.<br />
ATTENTIE<br />
Het ABS waarmee de auto<br />
is uitgerust, werkt niet op<br />
het remsysteem van de aanhanger.<br />
Wees daarom extra voorzichtig<br />
op gladde wegen.<br />
ATTENTIE<br />
Voer in geen geval modificaties<br />
aan het remsysteem<br />
van de auto uit. Het remsysteem<br />
van de aanhanger moet<br />
geheel onafhankelijk van het<br />
hydraulisch remsysteem van de<br />
auto worden bediend.<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen<br />
aan de huidige ECE-normen<br />
94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een<br />
trekhaak worden gebruikt die<br />
geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />
van de auto waarop<br />
de trekhaak wordt bevestigd.<br />
BELANGRIJK Eventuele extra verbruikers<br />
naast de buitenverlichting<br />
(bijv. elektrisch bediende rem, elektrische<br />
lier enz.) mogen uitsluitend<br />
worden gebruikt bij draaiende<br />
motor.
MONTAGESCHEMA (fig. 4)<br />
De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />
bevestigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten en<br />
2 M12-bouten.<br />
De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden<br />
zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />
die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />
als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de<br />
volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />
ATTENTIE<br />
Na de montage van de trekhaak moeten de<br />
boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />
dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.<br />
fig. 4<br />
Achteras<br />
Bestaande gaten<br />
Bestaande<br />
gaten<br />
Bestaande<br />
gaten<br />
Hart<br />
trekkogel<br />
L0C0134m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
121
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
122<br />
WINTERBANDEN<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde<br />
maat hebben als de standaard geleverde<br />
banden.<br />
De <strong>Lancia</strong>-dealer kan u adviseren<br />
welke band het meest geschikt is<br />
voor het doel waarvoor u deze wilt<br />
gebruiken.<br />
Houdt u voor de bandenmaat, de<br />
bandenspanning en de winterbanden<br />
exact aan de aanwijzingen die<br />
staan aangegeven in de paragraaf<br />
“Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
De specifieke eigenschappen van<br />
winterbanden verminderen aanzienlijk<br />
als de profieldiepte minder is<br />
dan 4 mm. In dat geval is het veiliger<br />
ze te vervangen.<br />
Door de specifieke eigenschappen<br />
van winterbanden zijn de prestaties<br />
onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden op de<br />
snelweg worden gereden, minder<br />
dan die van de standaard gemonteerde<br />
banden. Beperk het gebruik<br />
van winterbanden tot die omstandigheden<br />
waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden<br />
gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />
snelheid lager is dan de topsnelheid<br />
van de auto (met een marge<br />
van 5%), dan dient u in het interieur<br />
van de auto een voor de bestuurder<br />
duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />
te plaatsen met de maximum<br />
toegestane snelheid wanneer met die<br />
winterbanden wordt gereden (overeenkomstig<br />
de EU-normen).<br />
Monteer op alle vier de wielen<br />
dezelfde banden (zelfde merk en<br />
profieldiepte) voor meer veiligheid<br />
tijdens het rijden en remmen en voor<br />
een betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden<br />
niet om.<br />
ATTENTIE<br />
Bij winterbanden met de<br />
indicatie “Q” geldt een<br />
maximum snelheid van 160<br />
km/h; bij winterbanden met de<br />
indicatie “T” geldt een maximum<br />
snelheid van 190 km/h; bij winterbanden<br />
met de indicatie “H”<br />
geldt een maximum snelheid van<br />
210 km/h. Deze maximum snelheden<br />
zijn in overeenstemming<br />
met de huidige wetgeving.
SNEEUW-<br />
KETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van<br />
het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen<br />
op de voorwielen gemonteerd worden<br />
(aangedreven wielen). Wij<br />
raden u het gebruik aan van<br />
sneeuwkettingen uit het <strong>Lancia</strong><br />
Lineaccessori-programma.<br />
Controleer na enkele tientallen<br />
meters rijden of de kettingen nog<br />
goed gespannen zijn.<br />
BELANGRIJK Op het noodreservewiel<br />
kan geen sneeuwketting worden<br />
gemonteerd. Als u een lekke voorband<br />
hebt, kunt u het noodreservewiel<br />
op de achteras plaatsen en het<br />
achterwiel op de vooras. Zo hebt u<br />
op de vooras twee normale wielen<br />
waarop u sneeuwkettingen kunt<br />
monteren.<br />
Uitvoeringen Bandenmaat Type sneeuwketting<br />
geschikt voor dat moet worden gebruikt<br />
sneeuwkettingen<br />
1.2 8V<br />
1.4 8V - 1.4 16V<br />
1.3 Multijet<br />
1.2 8V - 1.4 8V<br />
1.4 16V -<br />
1.3 Multijet<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
Sneeuwkettingen met normale afmetingen<br />
met maximale dikte boven<br />
het profiel van de band: 12 mm.<br />
Sneeuwkettingen waarvan de<br />
dikte boven het profiel maximaal<br />
9 mm is.<br />
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden<br />
en het type sneeuwketting staan aangegeven in de bovenstaande<br />
tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijd<br />
niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en<br />
andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te<br />
beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
123
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
124<br />
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de<br />
auto enkele maanden niet wordt<br />
gebruikt:<br />
❒ zet de auto in een overdekte, droge<br />
en goed geventileerde ruimte;<br />
❒ schakel een versnelling in;<br />
❒ zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken;<br />
❒ maak de minkabel los van de accu<br />
en controleer de acculading.<br />
Gedurende het stallen moet deze<br />
controle iedere drie maanden<br />
worden herhaald. Laad de accu<br />
op als de optische meter een donkere<br />
kleur heeft zonder een groen<br />
middenstuk;<br />
❒ maak de gespoten plaatdelen<br />
schoon en behandel ze met een<br />
beschermende was;<br />
❒ reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor<br />
geschikte middelen;<br />
❒ smeer de wisserrubbers van de<br />
ruitenwissers en achterruitwisser<br />
in met talkpoeder en laat ze los<br />
van de ruit staan;<br />
❒ zet de ruiten een klein stukje<br />
open;<br />
❒ dek de auto af met een stoffen of<br />
een ademende kunststof hoes.<br />
Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />
omdat het in en op de auto aanwezige<br />
vocht dan niet kan verdampen;<br />
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar<br />
boven de normaal voorgeschreven<br />
spanning en controleer deze regelmatig;<br />
❒ als u de accukabels niet loskoppelt,<br />
moet de lading iedere maand<br />
gecontroleerd worden; laad de<br />
accu op als de optische meter een<br />
donkere kleur heeft zonder groen<br />
middenstuk;<br />
❒ tap het koelsysteem van de motor<br />
niet af.
ALGEMENE OPMERKINGEN .......................... 126<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............... 126<br />
AANGETROKKEN HANDREM......................... 126<br />
STORING AIRBAGSYSTEEM ...........................<br />
UITGESCHAKELDE AIRBAG<br />
126<br />
PASSAGIERSZIJDE ...........................................<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOF-<br />
127<br />
TEMPERATUUR...............................................<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />
127<br />
OPGELADEN.................................................... 128<br />
STORING ABS .................................................. 128<br />
STORING EBD................................................. 128<br />
TE LAGE MOTOROLIEDRUK .........................<br />
STORING ELEKTRISCHE STUUR-<br />
BEKRACHTIGING<br />
128<br />
“DUALDRIVE” ................................................. 129<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN............ 129<br />
STORING IN INSPUITSYSTEEM .....................<br />
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />
129<br />
(EOBD) ............................................................. 129<br />
BRANDSTOFRESERVE .................................... 130<br />
VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................... 130<br />
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE .......... 130<br />
LAMPJES EN BERICHTEN<br />
WATER IN BRANDSTOFFILTER.....................<br />
STORING ELEKTRONISCHE<br />
STARTBLOKKERING -<br />
131<br />
LANCIA CODE ................................................. 131<br />
ACHTERRUITVERWARMING.......................... 131<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING.................. 131<br />
MISTACHTERLICHT ....................................... 131<br />
STORINGSMELDING ....................................... 132<br />
STORING IN ESP.............................................. 132<br />
STORING HILL HOLDER ................................ 132<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ..... 132<br />
FOLLOW ME HOME ........................................ 133<br />
MISTLAMPEN VOOR ....................................... 133<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS........................ 133<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ....................<br />
INSCHAKELING ELEKTRISCHE<br />
133<br />
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ...... 133<br />
GROOTLICHT .................................................. 133<br />
VERSTOPT ROETFILTER ............................. 133<br />
KANS OP GLADHEID ...................................... 134<br />
BEPERKTE ACTIERADIUS.............................. 134<br />
ASR-SYSTEEM ................................................. 134<br />
VERSLETEN REMBLOKKEN ......................... 134<br />
CRUISE-CONTROL .......................................... 134<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
125
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
126<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Naast het branden van het lampje, verschijnt<br />
er - afhankelijk van het type<br />
instrumentenpaneel - ook een specifiek<br />
bericht en/of klinkt er een akoestisch<br />
signaal. Deze meldingen zijn kort en<br />
uit voorzorg en moeten als een aanvulling<br />
worden gezien en niet als alternatief<br />
voor de informatie in dit instructieboekje.<br />
Wij raden u daarom aan dit<br />
instructieboekje goed door te lezen.<br />
Houdt u bij een storing altijd aan de<br />
aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />
beschreven worden.<br />
BELANGRIJK De storingsmeldingen<br />
die op het display verschijnen, zijn<br />
onderverdeeld in twee categorieën:<br />
ernstige storingen en minder ernstige<br />
storingen.<br />
De ernstige storingen worden<br />
“cyclisch” weergegeven en herhaald<br />
totdat de oorzaak van de storing is verholpen.<br />
De minder ernstige storingen worden<br />
een bepaalde tijd “cyclisch” weergegeven.<br />
U kunt de weergavecyclus van beide<br />
categorieën onderbreken door op de<br />
knop MODE te drukken. Het lampje<br />
op het instrumentenpaneel blijft branden<br />
totdat de storing is verholpen.<br />
Zie voor de berichten bij uitvoeringen<br />
met DFn-versnellingsbak, de informatie<br />
in het bijgevoegde supplement.<br />
x<br />
TE LAAG REMVLOEI-<br />
STOFNIVEAU (rood)<br />
AANGETROKKEN<br />
HANDREM (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Te laag remvloeistofniveau<br />
Het lampje gaat branden als het<br />
remvloeistofniveau in het reservoir<br />
onder het minimum niveau is<br />
gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />
in het remsysteem.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
ATTENTIE<br />
Als het lampje x tijdens<br />
het rijden gaat branden<br />
(op het display verschijnt ook een<br />
bericht), stop dan onmiddellijk en<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Aangetrokken handrem<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
handrem wordt aangetrokken.<br />
Als de auto in beweging is, hoort u<br />
ook een akoestisch signaal.<br />
BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />
het rijden gaat branden, controleer<br />
dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />
¬<br />
STORING AIRBAG (rood)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat constant branden<br />
bij een storing in het airbagsysteem.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje ¬ gaat niet branden of<br />
blijft branden tijdens het rijden,<br />
dan is er mogelijk een storing in<br />
de veiligheidssystemen; in dat<br />
geval kunnen de airbags of gordelspanners<br />
niet geactiveerd worden<br />
bij een ongeval of, in een zeer<br />
beperkt aantal gevallen, niet op<br />
de juiste wijze geactiveerd worden.<br />
Voordat u verder rijdt, dient<br />
u contact op te nemen met de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem<br />
direct te laten controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Een defect lampje ¬<br />
(lampje gedoofd) wordt<br />
ook weergegeven doordat het<br />
lampje voor de uitgeschakelde<br />
passagiersairbag F langer dan<br />
de normale 4 seconden knippert.<br />
F<br />
UITGESCHAKELDE<br />
AIRBAG PASSAGIERS-<br />
ZIJDE (geel)<br />
Het lampje F brandt als de<br />
frontairbag aan passagierszijde is<br />
uitgeschakeld.<br />
Als u bij ingeschakelde frontairbag<br />
aan passagierszijde de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat het lampje<br />
F ongeveer 4 seconden branden<br />
en vervolgens 4 seconden knipperen.<br />
Hierna moet het lampje doven.<br />
ATTENTIE<br />
Het lampje F geeft<br />
bovendien eventuele storingen<br />
van het lampje ¬ aan. Dit<br />
wordt aangegeven door het langer<br />
knipperen van het lampje F dan<br />
de normale 4 seconden. In dit geval<br />
kan het lampje ¬ geen storingen in<br />
de airbag-/gordelspannersystemen<br />
aangeven. Voordat u verder rijdt,<br />
dient u contact op te nemen met de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem<br />
direct te laten controleren.<br />
TE HOGE KOELVLOEI-<br />
STOFTEMPERATUUR<br />
u<br />
(rood)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het lampje<br />
branden. Na enkele seconden moet<br />
het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
motor te warm is.<br />
Als het lampje gaat branden, moeten<br />
de volgende maatregelen worden<br />
genomen:<br />
❒ bij normale rij-omstandigheden:<br />
stop de auto, zet de motor uit<br />
en controleer of het niveau van de<br />
koelvloeistof in het reservoir niet<br />
onder het MIN-merkteken staat.<br />
Als dit wel het geval is, wacht dan<br />
enkele minuten zodat de motor<br />
kan afkoelen, open vervolgens<br />
langzaam en voorzichtig de dop,<br />
vul koelvloeistof bij en controleer<br />
of de koelvloeistof tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op het<br />
reservoir staat. Controleer ook of<br />
er geen vloeistof weglekt. Als bij<br />
het starten van de motor het<br />
lampje opnieuw gaat branden,<br />
wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
127
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
128<br />
❒ Als de auto onder zware<br />
bedrijfsomstandigheden wordt<br />
gebruikt (bijvoorbeeld het trekken<br />
van een aanhanger bergopwaarts<br />
of met volbeladen auto):<br />
verlaag de snelheid en breng, als<br />
het lampje blijft branden, de auto<br />
tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten<br />
met draaiende motor en geef<br />
iets gas voor een snellere circulatie<br />
van de koelvloeistof. Zet vervolgens<br />
de motor uit. Controleer het<br />
vloeistofniveau zoals hiervoor<br />
beschreven.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />
is het raadzaam de<br />
motor enkele minuten te laten draaien<br />
met iets ingetrapt gaspedaal<br />
voordat u de motor uitzet.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
w<br />
ACCU WORDT NIET<br />
VOLDOENDE OPGE-<br />
LADEN (rood)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het lampje<br />
branden. Het moet doven nadat de<br />
motor is gestart (als de motor stationair<br />
draait, kan het voorkomen dat<br />
het lampje iets later dooft).<br />
Als het lampje blijft branden, wendt<br />
u dan onmiddellijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
STORING ABS (geel)<br />
> Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat branden als het systeem<br />
defect of niet beschikbaar is. In<br />
dat geval blijft het remsysteem normaal<br />
werken, maar zonder de mogelijkheden<br />
van het ABS. Rijd voorzichtig<br />
verder en wendt u zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
STORING EBD<br />
(rood) x > (geel)<br />
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />
de waarschuwingslampjes x<br />
en > gaan branden, dan is er een<br />
storing in het EBD-systeem of is het<br />
systeem niet beschikbaar; in dat<br />
geval kunnen bij krachtig remmen<br />
de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />
waardoor de auto kan gaan slippen.<br />
Rijd direct zeer voorzichtig<br />
naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>dealer<br />
om het systeem te laten controleren.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
v<br />
TE LAGE MOTOROLIE-<br />
DRUK (rood)<br />
OLIEKWALITEIT<br />
ONVOLDOENDE (rood)<br />
(uitvoeringen Multijet met DPF)<br />
Te lage motoroliedruk<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is<br />
gestart.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
ATTENTIE<br />
Als het lampje v tijdens<br />
het rijden gaat<br />
branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het<br />
display), zet dan onmiddellijk de<br />
motor uit en wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Oliekwaliteit onvoldoende<br />
Het lampje gaat knipperen en er verschijnt<br />
een bericht op het display als<br />
het systeem motorolie van onvoldoende<br />
kwaliteit constateert.<br />
Na de eerste constatering zal iedere<br />
keer bij het starten van de motor het<br />
lampje v 60 seconden knipperen<br />
en daarna iedere 2 uur, totdat de<br />
olie wordt ververst.
ATTENTIE<br />
Als het lampje v knippert,<br />
wendt u dan onmiddellijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor de<br />
verversing van de motorolie en het<br />
uitschakelen van het betreffende<br />
lampje op het instrumentenpaneel.<br />
g<br />
STORING ELEKTRI-<br />
SCHE STUURBE-<br />
KRACHTIGING “DUAL-<br />
DRIVE” (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Als het lampje blijft branden, werkt<br />
de elektrische stuurbekrachtiging<br />
niet meer en is meer kracht nodig<br />
voor het draaien van het stuur; de<br />
auto blijft echter normaal bestuurbaar:<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
´<br />
NIET GOED GESLOTEN<br />
PORTIEREN (rood)<br />
Als een of meer<br />
portieren of de achterklep<br />
niet goed gesloten zijn, gaat het<br />
lampje branden (bepaalde uitvoeringen).<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
Als de auto in beweging is met geopende<br />
portieren of achterklep, dan<br />
klinkt er een akoestisch signaal.<br />
STORING<br />
INSPUITSYSTEEM<br />
U (Multijet-uitvoeringen -<br />
geel) STORING<br />
MOTORMANAGEMENTSYS-<br />
TEEM EOBD (benzine-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
Storing in inspuitsysteem<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is gestart.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden, dan duidt dit<br />
op een storing in het inspuitsysteem.<br />
Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties<br />
verminderen, de auto slechter<br />
gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de motor<br />
te eisen of met hoge snelheid te rijden.<br />
Wendt u in dit geval zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Storing motormanagementsysteem<br />
EOBD<br />
Als u onder normale omstandigheden<br />
de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, dan gaat het lampje branden.<br />
Het lampje moet uitgaan als de<br />
motor is gestart. Het lampje gaat<br />
eerst branden om de juiste werking<br />
ervan aan te geven. Als het lampje<br />
blijft branden of tijdens het rijden<br />
gaat branden:<br />
❒ continu branden: duidt op een<br />
defect in het inspuit-/ontstekingssysteem.<br />
Dit kan tot gevolg hebben<br />
dat schadelijke uitlaatgasemissie<br />
toeneemt, de prestaties verminderen,<br />
de auto slechter gaat rijden en<br />
het brandstofverbruik toeneemt.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de motor<br />
te eisen of met hoge snelheid te rijden.<br />
Als lang met een brandend waarschu-<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
wingslampje wordt doorgereden, kun- 129<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
130<br />
nen beschadigingen ontstaan. Wendt u<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />
De storing wordt door het systeem<br />
in het geheugen opgeslagen.<br />
❒ knipperend: duidt op een mogelijke<br />
beschadiging van de katalysator<br />
(zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”).<br />
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal<br />
worden losgelaten zodat de<br />
motor met lage toerentallen draait en<br />
het lampje niet meer knippert; u kunt<br />
met matige snelheid doorrijden waarbij<br />
rij-omstandigheden moeten worden<br />
vermeden die kunnen leiden tot<br />
het opnieuw gaan knipperen van het<br />
lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje U gaat niet branden<br />
of het gaat branden of knipperen<br />
tijdens het rijden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display),<br />
wendt u dan zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het<br />
lampje U kan worden gecontroleerd<br />
met behulp van speciale<br />
apparatuur van de verkeerspolitie.<br />
Houdt u aan de wetgeving van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
RESERVEBRANDSTOF<br />
(geel)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje branden. Na enkele seconden<br />
moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als er nog<br />
ongeveer 6/7 liter brandstof in de<br />
tank aanwezig is.<br />
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje<br />
knippert, dan is er een<br />
storing in het systeem. Wendt u in<br />
dit geval tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
K m<br />
VOORGLOEI-INSTAL-<br />
LATIE (Multijet-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
STORING VOORGLOEI-<br />
INSTALLATIE (Multijet-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
Voorgloeibougies<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
lampje dooft als de voorgloeibougies<br />
de vooraf ingestelde temperatuur<br />
hebben bereikt. Start de motor<br />
zodra het lampje gedoofd is.<br />
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur<br />
kan het lampje zeer<br />
kort branden.<br />
Storing in voorgloei-installatie<br />
Het lampje gaat knipperen als er een<br />
storing is in de voorgloei-installatie.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.
c<br />
WATER IN BRAND-<br />
STOFFILTER<br />
AANWEZIG (Multijetuitvoeringen<br />
- geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje c gaat branden als er<br />
water in het dieselfilter zit.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
Water in het brandstofsysteem<br />
kan het inspuitsysteem<br />
ernstig beschadigen<br />
en de motor kan onregelmatig<br />
gaan draaien. Als het lampje<br />
c gaat branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display),<br />
wendt u dan zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om de condens te<br />
laten aftappen. Als het bericht en<br />
het symbool direct na het tanken<br />
verschijnen, bestaat de mogelijkheid<br />
dat er tijdens het tanken water<br />
in de brandstoftank is gekomen: zet<br />
in dat geval onmiddellijk de motor<br />
uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
STORING ELEKTRONI-<br />
SCHE STARTBLOKKE-<br />
Y RING - LANCIA CODE<br />
(geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
zet, dan gaat het lampje één keer<br />
knipperen en dooft vervolgens.<br />
Als het lampje, met de contactsleutel<br />
in stand MAR, blijft branden, dan<br />
duidt dit op een mogelijke storing<br />
(zie “<strong>Lancia</strong> CODE” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”).<br />
BELANGRIJK Als de lampjes U<br />
en Y tegelijk branden, dan is er<br />
een storing in de <strong>Lancia</strong> CODE.<br />
Als bij een draaiende motor het<br />
lampje Y knippert, dan wordt de<br />
auto niet beveiligd door het systeem<br />
(zie de paragraaf “<strong>Lancia</strong> Code” in<br />
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />
alle sleutels in het geheugen te laten<br />
opslaan.<br />
4<br />
MISTACHTERLICHT<br />
(geel)<br />
Het lampje gaat branden<br />
als het mistachterlicht wordt<br />
ingeschakeld.<br />
è<br />
ALGEMENE<br />
STORINGSMELDING<br />
(geel)<br />
Het lampje gaat bij de volgende<br />
omstandigheden branden.<br />
Storing buitenverlichting (geel)<br />
Het lampje gaat branden (bepaalde<br />
uitvoeringen) als er een storing is in<br />
een van de volgende systemen:<br />
– buitenverlichting<br />
– remlichten (behalve derde remlicht)<br />
– mistachterlicht<br />
– richtingaanwijzers<br />
– kentekenplaatverlichting.<br />
De storing kan betreffen: doorbranden<br />
van een of meer lampen, doorbranden<br />
van de bijbehorende zekering<br />
of een onderbreking in de elektrische<br />
verbinding.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
131
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
132<br />
Storing motoroliedruksensor<br />
Het lampje gaat branden bij een storing<br />
in de motoroliedruksensor.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten<br />
verhelpen.<br />
Storing sensoren<br />
Het lampje gaat branden als er een<br />
storing is in de schemer- en regensensor.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
Brandstofnoodschakelaar<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
brandstofnoodschakelaar inschakelt.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
á<br />
STORING ESP (geel)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Als het lampje niet dooft of tijdens<br />
het rijden blijft branden en het<br />
lampje op de knop ASR OFF gaat<br />
branden, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht.<br />
Opmerking Als het lampje knippert<br />
tijdens het rijden, dan geeft dit aan<br />
dat het ESP in werking is getreden.<br />
*<br />
STORING HILL HOLDER<br />
(geel)<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje branden. Na enkele seconden<br />
moet het lampje doven.<br />
Als het lampje gaat branden, is er<br />
een storing in het Hill Holder-systeem.<br />
Wendt u in dat geval zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.
3<br />
BUITENVERLICHTING<br />
EN DIMLICHTEN<br />
(groen)<br />
FOLLOW ME HOME (groen)<br />
Buitenverlichting en dimlichten<br />
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />
of het dimlicht wordt<br />
ingeschakeld.<br />
Follow me home<br />
Het lampje gaat branden als dit systeem<br />
wordt gebruikt (zie “Follow me<br />
home” in het hoofdstuk “Dashboard<br />
en bediening”).<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
5<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
(groen)<br />
Het lampje gaat branden<br />
als de mistlampen voor worden<br />
ingeschakeld.<br />
F<br />
RICHTINGAANWIJZER<br />
LINKS (groen - knipperend)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de richtingaanwijzerhendel omlaag<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt<br />
ingedrukt.<br />
RICHTINGAANWIJZER<br />
RECHTS (groen - knip-<br />
D perend)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de richtingaanwijzerhendel omhoog<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt<br />
ingedrukt.<br />
INSCHAKELING ELEK-<br />
TRISCHE STUURBE-<br />
CITY KRACHTIGING “DUAL-<br />
DRIVE” (groen)<br />
Het opschrift CITY gaat branden op<br />
het display als deze stand van de<br />
elektrische stuurbekrachtiging<br />
“Dualdrive” wordt ingeschakeld<br />
door het indrukken van de<br />
betreffende schakelaar. Als opnieuw<br />
op de knop wordt gedrukt, dooft het<br />
opschrift CITY.<br />
1<br />
GROOTLICHT (blauw)<br />
Het lampje gaat branden<br />
als het grootlicht wordt<br />
ingeschakeld.<br />
VERSTOPT ROETFILh<br />
TER (1.3 Multijet 90<br />
pk-uitvoering)<br />
(geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat branden als het<br />
roetfilter verstopt is en de rijomstandigheden<br />
verhinderen dat de regeneratieprocedure<br />
automatisch wordt<br />
uitgevoerd.<br />
Voor de regeneratieprocedure en<br />
vervolgens het reinigen van het filter<br />
raden wij u aan te blijven rijden, totdat<br />
de weergave van het lampje verdwijnt.<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
133
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
134<br />
KANS OP GLADHEID<br />
Als de buitentemperatuur gelijk is<br />
aan of lager wordt dan 3°C, dan verschijnt<br />
op het display het symbool ❄<br />
en een waarschuwingsbericht, en<br />
knippert de temperatuuraanduiding<br />
om aan te geven dat er kans op gladheid<br />
bestaat.<br />
BEPERKTE ACTIERADIUS<br />
Op het display verschijnt een bericht<br />
om de gebruiker te waarschuwen als<br />
de actieradius van de auto kleiner<br />
wordt dan 50 km.<br />
ASR-SYSTEEM<br />
Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld<br />
door het indrukken van de<br />
knop ASR OFF.<br />
Op het display verschijnt een bericht<br />
dat aangeeft dat het systeem is uitgeschakeld;<br />
gelijktijdig gaat het<br />
lampje op de knop branden.<br />
Als opnieuw op de knop ASR OFF<br />
wordt gedrukt, dooft het lampje op<br />
de knop en verschijnt op het display<br />
een bericht dat aangeeft dat het systeem<br />
weer is ingeschakeld.<br />
VERSLETEN REM-<br />
BLOKKEN (geel)<br />
d<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de remblokken voor versleten<br />
zijn; laat deze in dat geval zo snel<br />
mogelijk vervangen.<br />
Op het display verschijnt een bericht.<br />
SNELHEIDSREGELAAR<br />
(CRUISE-CONTROL)<br />
(indien aanwezig) (groen)<br />
Ü<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel<br />
branden. Na enkele seconden moet<br />
het lampje doven.<br />
Het lampje (indien aanwezig) op het<br />
instrumentenpaneel gaat branden en<br />
op het display verschijnt een bericht<br />
als de draaiknop van de cruise-control<br />
in stand ON wordt gezet.<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
SNELHEIDSLIMIET OVER-<br />
SCHREDEN<br />
Op het display verschijnt een bericht<br />
als de ingestelde snelheidslimiet wordt<br />
overschreden (zie “Instelbaar multifunctioneel<br />
display” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”).<br />
Op het display verschijnt het<br />
betreffende bericht.<br />
NIET OMGELEGDE<br />
VEILIGHEIDSGORDEL<br />
< (rood)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel<br />
gaat continu branden als bij<br />
stilstaande auto de veiligheidsgordel<br />
aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd.<br />
Als de auto rijdt en de veiligheidsgordel<br />
aan bestuurderszijde is<br />
niet goed omgelegd, dan gaat het<br />
lampje knipperen en klinkt tegelijkertijd<br />
een akoestisch signaal (zoemer).<br />
Het akoestische signaal (zoemer)<br />
van het SBR-systeem (Seat Belt<br />
Reminder) kan permanent worden<br />
uitgeschakeld door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Het systeem kan weer worden geactiveerd<br />
via het setup-menu.
MOTOR STARTEN ..........................................<br />
FIX & GO automatic<br />
136<br />
(snelle bandenreparatieset) ................................ 137<br />
WIEL VERWISSELEN ..................................... 142<br />
GLOEILAMP VERVANGEN ............................<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />
147<br />
VERVANGEN ..................................................<br />
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VER-<br />
150<br />
VANGEN .......................................................... 155<br />
ZEKERINGEN VERVANGEN .......................... 156<br />
ACCU OPLADEN ............................................. 161<br />
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................... 162<br />
SLEPEN VAN DE AUTO ................................. 162<br />
NOODGEVALLEN<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
135
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
136<br />
MOTOR STARTEN<br />
NOODSTART<br />
Als de <strong>Lancia</strong>-code er niet in slaagt de<br />
startblokkering op te heffen, dan blijven<br />
de lampjes Y en U op het instrumentenpaneel<br />
branden en start de<br />
motor niet.<br />
Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
fig. 1<br />
L0C0100m<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
fig. 1<br />
Als de accu leeg is, kan de motor<br />
worden gestart met een hulpaccu,<br />
die ten minste dezelfde capaciteit<br />
moet hebben als de lege accu.<br />
Ga voor het starten als volgt te werk:<br />
❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij<br />
de pool) van de beide accu’s met<br />
een startkabel;<br />
❒ sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpool (–) van de hulpaccu en<br />
op de massa-aansluiting (E) op de<br />
motor of de versnellingsbak van<br />
de auto die gestart moet worden;<br />
❒ start de motor;<br />
❒ neem als de motor draait, de kabels<br />
in de omgekeerde volgorde los.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />
van de twee accu’s niet direct met<br />
elkaar: eventuele vonken kunnen het<br />
explosieve gas ontsteken dat uit de<br />
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />
is geïnstalleerd aan boord van een<br />
andere auto, mogen tussen deze auto<br />
en de auto met de lege accu niet per<br />
ongeluk metalen delen met elkaar in<br />
verbinding staan.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
accusnellader: de elektronische<br />
systemen kunnen<br />
beschadigen; in het bijzonder de<br />
regeleenheden van de ontsteking en<br />
de inspuiting.
ATTENTIE<br />
Laat deze procedure door<br />
gespecialiseerd personeel<br />
uitvoeren. Onjuiste handelingen<br />
kunnen leiden tot vonken. De<br />
vloeistof in de accu is giftig en<br />
corrosief. Vermijd het contact met<br />
de huid en de ogen. Kom ook niet<br />
dicht bij een accu met open vuur<br />
of een brandende sigaret en veroorzaak<br />
geen vonken.<br />
ROLLEND STARTEN<br />
Probeer auto’s nooit te starten door<br />
ze aan te duwen, te slepen of van een<br />
helling af te laten rijden. Op die<br />
wijze kan er onverbrande brandstof<br />
in de katalysator terechtkomen,<br />
waardoor deze onherstelbaar zal<br />
beschadigen.<br />
BELANGRIJK Houd er rekening<br />
mee dat de rembekrachtiging en de<br />
elektrische stuurbekrachtiging niet<br />
werken zolang de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht<br />
nodig is voor de bediening van het<br />
rempedaal en het stuur.<br />
SNELLE BANDEN-<br />
REPARATIESET<br />
FIX & GO<br />
automatic<br />
(indien aanwezig)<br />
De snelle bandenreparatieset Fix &<br />
Go automatic bevindt zich in de<br />
bagageruimte.<br />
De set bestaat uit:<br />
❒ een spuitbus A-fig. 2 met afdichtvloeistof,<br />
die voorzien is van:<br />
– een vulbuis B-fig. 2;<br />
– een sticker C-fig. 2 met het<br />
opschrift “max. 80 km/h”. Na<br />
het repareren van het wiel moet<br />
deze sticker op een voor de<br />
bestuurder goed zichtbare<br />
plaats worden aangebracht (op<br />
het dashboard);<br />
❒ een informatiefolder voor een correct<br />
gebruik van de snelle reparatieset.<br />
De folder moet overhandigd<br />
worden aan het personeel dat de<br />
band die behandeld is met de bandenreparatieset,<br />
moet repareren;<br />
fig. 2<br />
fig. 3<br />
L0C0236m<br />
L0C0237m<br />
ATTENTIE<br />
Overhandig de informatiefolder<br />
aan het personeel<br />
dat de band moet repareren<br />
die behandeld is met de bandenreparatieset.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
137
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
138<br />
❒ een compressor D-fig. 2 met<br />
manometer en aansluitnippels, die<br />
in het vak zijn te vinden;<br />
❒ een paar werkhandschoenen die<br />
in het zijvak van de compressor<br />
zijn te vinden;<br />
❒ adapters voor het oppompen van<br />
diverse voorwerpen.<br />
In de houder (die zich in de bagageruimte<br />
onder de vloerbedekking<br />
bevindt) van de bandenreparatieset<br />
zijn ook de schroevendraaier en de<br />
sleepogen te vinden.<br />
BELANGRIJK Gebruik de Fix & Go<br />
reparatieset niet als de band beschadigd<br />
is geraakt door het rijden met<br />
een lege band.<br />
HET IS NOODZAKELIJK TE<br />
WETEN DAT:<br />
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />
werkt tussen<br />
–20 °C en +50 °C.<br />
De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />
heeft.<br />
Als u een lekke band<br />
krijgt, kan de band gerepareerd<br />
worden als de<br />
diameter van het lek niet<br />
groter is dan 4 mm.<br />
ATTENTIE<br />
Het is niet mogelijk lekken<br />
aan de zijkanten van<br />
de band te repareren. Gebruik de<br />
reparatieset niet als de band<br />
beschadigd is geraakt door het<br />
rijden met een lege band.
ATTENTIE<br />
Bij schade aan de velg<br />
(zodanige vervorming van<br />
het kanaal dat er lucht wegloopt)<br />
kan de band niet gerepareerd<br />
worden. Verwijder de eventueel in<br />
de band binnengedrongen voorwerpen<br />
(schroeven of spijkers)<br />
niet.<br />
ATTENTIE<br />
De compressor mag niet<br />
langer dan 20 minuten<br />
achter elkaar worden ingeschakeld.<br />
Gevaar voor oververhitting.<br />
De snelle reparatieset is niet<br />
geschikt voor permanente reparatie;<br />
de gerepareerde banden<br />
mogen daarom slechts tijdelijk<br />
worden gebruikt.<br />
fig. 4<br />
L0C0238m<br />
OPPOMPEN VAN DE BAND<br />
❒ Trek de handrem aan. Draai de<br />
ventieldop los, neem de vulbuis<br />
A-fig. 4 uit en draai de ring B op<br />
het ventiel van de band;<br />
ATTENTIE<br />
Doe de handschoenen aan<br />
die bij de snelle bandenreparatieset<br />
zijn geleverd.<br />
Vervang de spuitbus zodra<br />
de houdbaarheidsdatum<br />
van de afdichtvloeistof is<br />
verstreken. Spuitbussen en<br />
afdichtvloeistof zijn schadelijk<br />
voor het milieu. Houdt u voor het<br />
afvoeren van deze producten aan de<br />
wettelijke normen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
139
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
140<br />
ATTENTIE<br />
De spuitbus bevat ethyleenglycol.<br />
Bevat latex:<br />
kan een allergische reactie veroorzaken.<br />
Schadelijk bij inslikken.<br />
Irriterend voor de ogen. Kan<br />
overgevoeligheid veroorzaken bij<br />
inademing en contact. Vermijd<br />
contact met ogen, huid en kleding.<br />
Spoel bij contact onmiddellijk<br />
overvloedig met water. Vermijd<br />
braken bij inslikken, spoel de<br />
mond uit, drink veel water en<br />
raadpleeg onmiddellijk een arts.<br />
Houd buiten het bereik van kinderen.<br />
Het product mag niet<br />
gebruikt worden door astmatische<br />
patiënten. Adem de dampen<br />
niet in tijdens het vullen en<br />
oppompen. Raadpleeg onmiddellijk<br />
een arts bij allergische reacties.<br />
Bewaar de spuitbus in de<br />
daarvoor bestemde ruimte, ver<br />
verwijderd van warmtebronnen.<br />
De afdichtvloeistof heeft een<br />
houdbaarheidsdatum.<br />
fig. 5<br />
L0C0239m<br />
❒ controleer of de schakelaar D-fig. 5<br />
van de compressor in stand 0 (uitgeschakeld)<br />
staat, start de motor,<br />
steek de stekker A-fig. 6 in de aanstekerbus<br />
(of de 12V-contactdoos)<br />
en schakel de compressor in door de<br />
schakelaar D-fig. 5 in stand I (ingeschakeld)<br />
te zetten; Pomp de band<br />
op tot de juiste bandenspanning is<br />
bereikt (zie de paragraaf<br />
“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Controleer de bandenspanning op<br />
de manometer F-fig. 5. Voor een<br />
nauwkeurige aflezing moet de compressor<br />
worden uitgeschakeld;<br />
❒ als u er niet in slaagt binnen 5<br />
minuten de bandenspanning op ten<br />
minste 1,5 bar te krijgen, koppel<br />
dan de compressor los van het ventiel<br />
en de contactdoos en verplaats<br />
vervolgens de auto ongeveer 10<br />
meter naar voren of naar achteren,<br />
zodat de afdichtvloeistof in de band<br />
verdeeld wordt; pomp de band vervolgens<br />
weer op;<br />
fig. 6<br />
L0C0240m<br />
❒ als u er ook dan niet in slaagt om,<br />
binnen 5 minuten na inschakeling<br />
van de compressor, de spanning<br />
op ten minste 1,8 bar te brengen,<br />
mag niet verder worden gereden,<br />
omdat de band te erg beschadigd<br />
is en de reparatieset de vereiste<br />
wegligging niet kan garanderen;<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer;
fig. 7 L0C0241m fig. 8 L0C0242m<br />
ATTENTIE<br />
Plaats de sticker op een<br />
voor de bestuurder goed<br />
zichtbare plaats om aan te geven<br />
dat de band behandeld is met de<br />
snelle bandenreparatieset. Rijd<br />
voorzichtig vooral in bochten.<br />
Rijd niet harder dan 80 km/h.<br />
Vermijd bruusk accelereren en<br />
remmen.<br />
ATTENTIE<br />
Als de bandenspanning<br />
onder 1,8 bar is gedaald,<br />
mag niet verder worden gereden:<br />
de snelle reparatieset Fix & Go<br />
automatic kan de vereiste wegligging<br />
niet garanderen omdat de<br />
band te erg beschadigd is. Wendt<br />
u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
❒ als de band op de juiste spanning<br />
is gebracht (zie de paragraaf<br />
“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”), vertrek<br />
dan onmiddellijk;<br />
❒ stop na ongeveer 10 minuten en<br />
controleer opnieuw de bandenspanning;<br />
vergeet niet de handrem<br />
aan te trekken;<br />
❒ als een spanning van ten minste<br />
1,8 bar wordt gemeten, herstel<br />
dan de correcte bandenspanning<br />
(met draaiende motor en aangetrokken<br />
handrem) en rijdt verder;<br />
❒ rijd zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
ALLEEN VOOR HET CONTRO-<br />
LEREN EN HERSTELLEN VAN<br />
DE SPANNING<br />
De compressor kan ook worden<br />
gebruikt voor het herstellen van de<br />
bandenspanning. Maak de snelkoppeling<br />
los en verbind de koppeling<br />
direct met het ventiel van de band;<br />
op deze manier wordt de spuitbus<br />
niet met de compressor verbonden<br />
en wordt de afdichtvloeistof niet in<br />
de band gespoten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
141
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
142<br />
fig. 9<br />
L0C0243m<br />
PROCEDURE VOOR HET VER-<br />
VANGEN VAN DE SPUITBUS<br />
Ga als volgt te werk voor het vervangen<br />
van de spuitbus:<br />
❒ maak de koppeling A-fig. 9 los;<br />
❒ draai de te vervangen spuitbus<br />
linksom en trek de spuitbus<br />
omhoog;<br />
❒ plaats de nieuwe spuitbus en<br />
draai de spuitbus rechtsom;<br />
❒ sluit de koppeling A-fig. 9 aan op<br />
de spuitbus en plaats de doorzichtige<br />
vulbuis B-fig. 9 in het daarvoor<br />
bestemde vak.<br />
ATTENTIE<br />
U moet absoluut aangeven<br />
dat de band is gerepareerd<br />
met de snelle bandenreparatieset.<br />
Overhandig de informatiefolder<br />
aan het personeel dat de band moet<br />
repareren die behandeld is met de<br />
bandenreparatieset.<br />
WIEL<br />
VERWISSELEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
Voor het verwisselen van het wiel en<br />
voor het juiste gebruik van de krik<br />
en het noodreservewiel moeten de<br />
onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />
in acht worden genomen.<br />
ATTENTIE<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v.: de waarschuwingsknipperlichten,<br />
de<br />
eventueel wettelijk verplichte<br />
gevarendriehoek enz. Tijdens het<br />
verwisselen van een wiel moeten<br />
alle inzittenden de auto hebben<br />
verlaten, vooral als de auto<br />
zwaar beladen is, en op een veilige<br />
afstand van het verkeer wachten,<br />
totdat het wiel verwisseld is.<br />
Blokkeer de wielen met stenen of<br />
andere voorwerpen als de auto<br />
schuin op een helling of op een<br />
slecht wegdek staat.<br />
ATTENTIE<br />
Het noodreservewiel (indien<br />
aanwezig) behoort<br />
bij de auto waarbij het geleverd<br />
is. Gebruik het reservewiel niet<br />
bij andere auto’s en monteer geen<br />
reservewielen van andere auto’s.<br />
Het noodreservewiel mag alleen<br />
in noodgevallen worden gebruikt.<br />
Het noodreservewiel moet zo kort<br />
mogelijk gebruikt worden en er<br />
mag niet sneller dan 80 km/h mee<br />
worden gereden. Op het noodreservewiel<br />
is een oranje sticker<br />
aangebracht waarop de belangrijkste<br />
aanwijzingen en de beperkingen<br />
staan vermeld met betrekking<br />
tot het gebruik van het<br />
noodreservewiel. Deze sticker<br />
mag absoluut niet worden verwijderd<br />
of afgedekt. Op het noodreservewiel<br />
mag nooit een wieldeksel<br />
worden gemonteerd. Op de<br />
sticker staan de volgende aanwijzingen<br />
in vier talen vermeld:<br />
attentie! alleen voor tijdelijk<br />
gebruik! max. 80 km/h! vervang<br />
zo snel mogelijk door een normaal<br />
wiel. Bedek deze aanwijzingen<br />
niet.
ATTENTIE<br />
Bij een gemonteerd<br />
noodreservewiel veranderen<br />
de rij-eigenschappen van de<br />
auto. Vermijd met vol gas optrekken,<br />
bruusk remmen en hoge snelheden<br />
in de bochten. Het noodreservewiel<br />
heeft een levensduur<br />
van ongeveer 3000 km. Na deze<br />
afstand moet de band van het<br />
noodreservewiel vervangen worden<br />
door een nieuwe band van<br />
hetzelfde type. Monteer nooit een<br />
normale band op de velg van het<br />
noodreservewiel. Laat het verwisselde<br />
wiel zo snel mogelijk<br />
repareren en monteren. Gebruik<br />
nooit twee of meer noodreservewielen.<br />
Smeer de schroefdraad<br />
van de wielbouten niet met vet in,<br />
voordat u ze monteert: de bouten<br />
kunnen loslopen.<br />
ATTENTIE<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een wiel van de auto waarbij de<br />
krik geleverd is of voor auto’s van<br />
hetzelfde model. Gebruik de krik<br />
niet voor het opkrikken van andere<br />
auto’s. En beslist nooit voor het<br />
uitvoeren van werkzaamheden<br />
onder de auto. Als de krik niet<br />
juist geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de krik vallen.<br />
Op een sticker op de krik is<br />
het maximum hefvermogen aangegeven;<br />
de krik mag nooit voor<br />
een zwaardere last worden<br />
gebruikt. Het noodreservewiel is<br />
niet geschikt voor de montage van<br />
sneeuwkettingen. Als u een lekke<br />
voorband (aangedreven wiel) hebt<br />
en er moet met sneeuwkettingen<br />
worden gereden, dan moet u een<br />
wiel van de achteras afhalen en<br />
daarvoor in de plaats het noodreservewiel<br />
monteren. Zo hebt u op<br />
de vooras twee normale wielen<br />
waarop uw sneeuwkettingen kunt<br />
monteren.<br />
ATTENTIE<br />
Door een verkeerde montage<br />
kan het wieldeksel<br />
tijdens het rijden loslaten. Maak<br />
het ventiel absoluut niet open.<br />
Plaats geen enkel stuk gereedschap<br />
tussen velg en band.<br />
Controleer regelmatig de spanning<br />
van de banden en van het<br />
noodreservewiel en houdt u daarbij<br />
aan de waarden die beschreven<br />
staan in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
143
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
144<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
❒ de krik 1,76 kg weegt;<br />
❒ de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
vereist;<br />
❒ de krik niet kan worden gerepareerd:<br />
bij een defect moet de krik<br />
door een krik van hetzelfde type<br />
worden vervangen;<br />
❒ buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag worden.<br />
Ga voor het verwisselen van een wiel<br />
als volgt te werk:<br />
❒ zet de auto stil op een plaats waar<br />
het verkeer niet in gevaar wordt<br />
gebracht en in alle veiligheid het<br />
wiel kan worden verwisseld. Zet<br />
de auto zo mogelijk op een vlakke<br />
en stevige ondergrond;<br />
fig. 10<br />
L0C0114m<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />
aan;<br />
❒ schakel de eerste versnelling of de<br />
achteruit in;<br />
❒ til de bekleding op de vloer van de<br />
bagageruimte op;<br />
❒ draai de blokkeerschroef A-fig. 10<br />
los;<br />
❒ neem de gereedschaphouder Bfig.<br />
10 uit en zet de houder dicht<br />
bij het te verwisselen wiel;<br />
fig. 11<br />
L0C0248m<br />
❒ neem het noodreservewiel Cfig.<br />
10 uit;<br />
❒ verwijder het wieldeksel (alleen<br />
bij uitvoeringen met geklemde<br />
wieldeksels);<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
E-fig. 11 de wielbouten ongeveer<br />
een slag los; schud bij uitvoeringen<br />
met lichtmetalen velgen enige<br />
malen aan de bovenkant van de<br />
carrosserie, waardoor de velg los<br />
van de wielnaaf kan komen;
fig. 12<br />
❒ draai de krik F-fig. 12 omhoog,<br />
zodat de inkeping G-fig. 12 aan<br />
de bovenzijde van de krik juist om<br />
het profiel H-fig. 12 onder de carrosserie<br />
valt bij punt I-fig. 12 (op<br />
ongeveer 72 cm vanaf het midden<br />
van het voorwiel of op<br />
75 cm vanaf het midden van het<br />
achterwiel);<br />
❒ waarschuw eventuele omstanders<br />
dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />
van de auto bevinden en de<br />
auto vooral niet aanraken totdat<br />
deze weer geheel op de grond<br />
staat;<br />
❒ plaats de slinger L-fig. 12 in de<br />
krik en krik de auto omhoog, tot-<br />
L0C0117m<br />
dat het wiel enige centimeters los<br />
van de grond is;<br />
❒ verwijder het wieldeksel na het<br />
losdraaien van de drie wielbouten<br />
die het deksel op zijn plaats houden.<br />
Draai vervolgens de vierde<br />
wielbout los en trek het wiel los<br />
(alleen bij uitvoeringen met een<br />
wieldeksel dat is bevestigd met<br />
wielbouten).<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden<br />
bevatten, omdat hierdoor<br />
na verloop van tijd de wielbouten<br />
kunnen loslopen;<br />
fig. 13<br />
L0C0118m<br />
❒ monteer het reservewiel, waarbij<br />
de gaten M-fig. 13 over de centreerpennen<br />
N-fig. 13 moeten<br />
vallen;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de vier wielbouten handvast aan;<br />
❒ draai de slinger L-fig. 12 van de<br />
krik zodat de auto zakt, en verwijder<br />
de krik;<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
145
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
146<br />
fig. 14<br />
L0C0119m<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten kruiselings vast, in<br />
de volgorde die is aangegeven in<br />
fig. 14.<br />
NORMALE WIEL MONTEREN<br />
Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />
krik de auto op en demonteer<br />
het noodreservewiel.<br />
Uitvoeringen met stalen velgen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden<br />
bevatten, omdat hierdoor<br />
na verloop van tijd de wielbouten<br />
kunnen loslopen;<br />
❒ monteer het normale wiel en draai<br />
de eerste wielbout twee slagen in<br />
het gat dat zich het dichtst bij het<br />
ventiel bevindt;<br />
❒ monteer het wieldeksel, waarbij<br />
het symbool C (dit bevindt zich<br />
op het deksel zelf) moet samenvallen<br />
met het ventiel en plaats<br />
vervolgens de andere drie wielbouten;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten stevig vast;<br />
❒ laat de auto zakken en verwijder<br />
de krik;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten kruiselings vast, in<br />
de volgorde die eerder is afgebeeld.<br />
BELANGRIJK Door een verkeerde<br />
montage kan het wieldeksel tijdens<br />
het rijden loslaten.
fig. 15<br />
L0C0114m<br />
Uitvoeringen met lichtmetalen<br />
velgen<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken schoon zijn;<br />
❒ monteer het normale wiel door het<br />
op de centreerpennen te plaatsen,<br />
monteer de wielbouten en draai ze<br />
met de bijgeleverde sleutel handvast<br />
aan;<br />
❒ laat de auto zakken en verwijder<br />
de krik;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten definitief vast in de<br />
volgorde die hiervoor is aangegeven<br />
voor het noodreservewiel (zie<br />
afbeelding).<br />
Ter afsluiting<br />
❒ plaats het noodreservewiel Cfig.<br />
15 op de daarvoor bestemde<br />
plek in de bagageruimte;<br />
❒ druk de half geopende krik stevig<br />
in de houder B-fig. 15 om rammelen<br />
tijdens het rijden te voorkomen;<br />
❒ berg het gebruikte gereedschap op<br />
in de gereedschaphouder;<br />
❒ plaats de gereedschaphouder op<br />
het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />
A-fig. 15 vast;<br />
❒ plaats de bekleding op de juiste<br />
wijze op de vloer van de bagageruimte.<br />
GLOEILAMP<br />
VERVANGEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
❒ Als een lamp niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet<br />
doorgebrand is, voordat u de<br />
lamp vervangt: zie voor de plaats<br />
van de zekeringen de paragraaf<br />
“Zekeringen vervangen” in dit<br />
hoofdstuk;<br />
❒ controleer voordat u een lamp<br />
vervangt of de contacten niet zijn<br />
geoxideerd;<br />
❒ vervang een defecte lamp door<br />
een exemplaar van hetzelfde type<br />
en vermogen;<br />
❒ als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan<br />
om veiligheidsredenen altijd of de<br />
afstelling nog goed is.<br />
Halogeenlampen mag u<br />
uitsluitend aanraken op<br />
het metalen gedeelte. Als u<br />
de bol met uw vingers<br />
aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />
van de lamp teruglopen en kan ook<br />
de levensduur beperkt worden. Als<br />
u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />
moet u de bol schoonwrijven<br />
met een doekje met alcohol en<br />
daarna laten drogen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
147
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
148<br />
ATTENTIE<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische installatie<br />
die niet correct worden uitgevoerd<br />
en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische<br />
specificaties van het systeem,<br />
kunnen storingen in de werking<br />
en zelfs brand veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
Halogeenlampen bevatten<br />
gas onder druk. Bij breuk<br />
kunnen er glassplinters wegschieten.<br />
BELANGRIJK Aan de binnenzijde<br />
kan de koplamp een beetje beslagen<br />
zijn: dit duidt niet op een defect,<br />
maar is een natuurlijk verschijnsel<br />
dat veroorzaakt wordt door een lage<br />
temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad,<br />
en verdwijnt snel als de<br />
koplampen worden ingeschakeld.<br />
De aanwezigheid van druppels aan<br />
de binnenzijde van de koplamp<br />
duidt daarentegen op het binnendringen<br />
van water: wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 16<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd:<br />
A Glasfittinglampen: deze zijn<br />
voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lamp door de<br />
lamp uit de houder te trekken.<br />
B Gloeilampen met bajonetfitting:<br />
verwijder de lamp uit de<br />
houder door hem iets in te drukken<br />
en linksom te draaien.<br />
C Buislampen: verwijder de lamp<br />
door hem uit de veercontacten<br />
los te maken.<br />
D-E Halogeenlampen: verwijder de<br />
lamp door de borgveer los te<br />
haken uit de zitting.<br />
fig. 16<br />
L0C0145m
Lampen Figuur Type Vermogen<br />
Grootlicht D H3 55W<br />
Dimlicht D H7LL 55W<br />
Buitenverlichting voor A W5WLL 5W<br />
Mistlampen voor (indien aanwezig) E H1 55W<br />
Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord A WY5W 5W<br />
Richtingaanwijzers achter B P21W 21W<br />
Achterlichten B P21/5W 21W<br />
Remlichten B P21/5W 21W<br />
Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />
Achteruitrijlicht B P21W 21W<br />
Mistachterlicht B P21W 21W<br />
Kentekenplaatverlichting C C5W 5W<br />
Plafondverlichting A W5W 10W/20W<br />
Bagageruimteverlichting A W5W 5W<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
149
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
150<br />
GLOEILAMP BUI-<br />
TENVERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />
vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />
voor de buitenverlichting, het<br />
dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer<br />
opgenomen.<br />
Voor het vervangen van de gloeilampen<br />
van de buitenverlichting, het<br />
dimlicht en het grootlicht, moet u de<br />
beschermdoppen verwijderen.<br />
fig. 18 L0C0264m fig. 19 L0C0125m<br />
De lampen zijn op de volgende wijze<br />
in de lichtunit fig. 18 geplaatst:<br />
C richtingaanwijzer<br />
D grootlicht<br />
E buitenverlichting<br />
F dimlicht<br />
Monteer na het vervangen, de<br />
beschermdoppen op de vervangen<br />
gloeilampen en controleer of ze goed<br />
bevestigd zijn.<br />
BELANGRIJK Het deksel op de linker<br />
(bestuurderszijde) koplampunit<br />
voor het vervangen van de gloeilamp,<br />
is bereikbaar nadat het deksel<br />
B-fig. 19 van de zekeringen- en<br />
relaiskast in de motorruimte is verwijderd.
fig. 20<br />
L0C0138m<br />
DIMLICHT<br />
fig. 20-21<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder de beschermdoppen;<br />
❒ draai de lamphouder A linksom<br />
en verwijder hem uit de zitting;<br />
❒ maak de twee lippen B los uit de<br />
borgingen, neem de lamp C uit en<br />
vervang hem;<br />
fig. 21 L0C0139m fig. 22 L0C0137m<br />
❒ plaats de lamphouder A in de zitting<br />
en draai hem rechtsom.<br />
❒ na de vervanging moeten de<br />
beschermdoppen correct worden<br />
gemonteerd.<br />
GROOTLICHT fig. 22<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder de beschermdoppen;<br />
❒ haak de borgveer van de lamp A<br />
los;<br />
❒ maak de stekker B los;<br />
❒ trek de lamp C uit de houder en<br />
vervang hem;<br />
❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij<br />
moet de nok van het metalen deel<br />
vallen in de uitsparing in de<br />
reflector; sluit de stekker B weer<br />
aan en haak vervolgens de borgveer<br />
A vast;<br />
❒ na de vervanging moeten de<br />
beschermdoppen correct worden<br />
gemonteerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
151
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
152<br />
fig. 23<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
L0C0140m<br />
Voor fig. 23<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai de lamphouder A linksom<br />
en verwijder hem;<br />
❒ verwijder de lamp B (met bajonetfitting)<br />
door hem iets in te<br />
drukken en linksom te draaien;<br />
❒ vervang de lamp;<br />
❒ monteer de lamphouder, draai de<br />
lamphouder rechtsom en controleer<br />
of de houder goed vast zit.<br />
fig. 24 L0C0156m fig. 25 L0C0141m<br />
Op de flanken fig. 24<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ druk op het door de pijl aangegeven<br />
punt, zodat de borgveer wordt<br />
ingedrukt, en verwijder de lichtunit<br />
A;<br />
❒ draai de lamphouder B linksom,<br />
verwijder de geklemde lamp en<br />
vervang hem;<br />
❒ plaats de lamphouder B in het<br />
lampenglas, monteer de lampunit<br />
en controleer of de bevestigingsveer<br />
goed geborgd is.<br />
BUITENVERLICHTING VOOR<br />
fig. 25<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ verwijder de beschermdoppen;<br />
❒ trek de geklemde lamphouder A<br />
los, verwijder de lamp B en vervang<br />
hem;<br />
❒ plaats de geklemde lamphouder A;<br />
❒ na de vervanging moeten de<br />
beschermdoppen correct worden<br />
gemonteerd.
fig. 26<br />
L0C0142m<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
(indien aanwezig) fig. 26-27<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder het voorste deel van de<br />
wielkuipbescherming;<br />
❒ verwijder het beschermdeksel A<br />
door het linksom te draaien;<br />
❒ maak de stekker B los;<br />
❒ haak de borgveer van de lamp C<br />
los;<br />
❒ verwijder en vervang de lamp;<br />
❒ monteer de nieuwe lamp, haak de<br />
borgveer van de lamp C vast en<br />
sluit de stekker B aan;<br />
❒ monteer het beschermdeksel A<br />
door het rechtsom te draaien.<br />
fig. 27<br />
fig. 28<br />
L0C0143m<br />
L0C0157m<br />
ACHTERLICHTUNITS<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open de achterklep;<br />
❒ draai de twee bevestigingsschroeven<br />
los en verwijder de lichtunit<br />
fig. 28;<br />
❒ druk op de bevestigingslippen Afig.<br />
29 van de lamphouder en verwijder<br />
hem uit de zitting;<br />
❒ verwijder de lampen B - C - Dfig.<br />
29 door ze iets in te drukken<br />
en linksom te draaien.<br />
fig. 29<br />
L0C0144m<br />
De lampen zijn op de volgende wijze<br />
in de lichtunit geplaatst:<br />
B achterlichten/remlichten;<br />
C richtingaanwijzers<br />
D achteruitrijlicht (linkerzijde)/<br />
mistachterlicht (rechterzijde).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
153
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
154<br />
fig. 30 L0C0158m fig. 31 L0C0159m<br />
DERDE REMLICHT fig. 30-31<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ open de achterklep en verwijder<br />
de twee rubber doppen A;<br />
❒ druk op de twee borglippen B die<br />
zich in de twee gaten bevinden om<br />
de unit los te maken;<br />
❒ sluit de achterklep en verwijder de<br />
lichtunit;<br />
❒ druk op de twee borglippen C en<br />
verwijder de lamphouder;<br />
❒ verwijder de geklemde lampen en<br />
vervang ze.<br />
fig. 32<br />
L0C0160m<br />
KENTEKENPLAAT-<br />
VERLICHTING fig. 32<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ verwijder het lampenglas A op het<br />
door de pijl aangegeven punt;<br />
❒ maak de lamp B los uit de veercontacten<br />
aan de zijkant en vervang<br />
hem; controleer of de nieuwe<br />
lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />
❒ monteer het lampenglas.
GLOEILAMP<br />
INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />
vermogen de paragraaf<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ maak op de door de pijlen aangegeven<br />
punten het voorgevormde<br />
deel A-fig. 33 los;<br />
❒ draai de twee bevestigingsschroeven<br />
B-fig. 34 los en maak de unit<br />
los;<br />
“Gloeilamp vervangen”. ❒ vervang de middelste lamp C -<br />
fig. 35 door de lamp uit de veercontacten<br />
aan de zijkant los te<br />
maken; controleer of de nieuwe<br />
lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />
vervang de lampen D-fig.<br />
35 aan de zijkant door de twee<br />
lamphouders linksom te draaien<br />
en de geklemde lampen los te<br />
trekken.<br />
fig. 33 L0C0161m<br />
fig. 34<br />
fig. 35<br />
L0C0162m<br />
L0C0163m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
155
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
156<br />
fig. 36<br />
L0C0165m<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
fig. 36<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open de achterklep;<br />
❒ maak de lichtunit A op het door<br />
de pijl aangegeven punt los.<br />
❒ open het beschermkapje B en vervang<br />
de geklemde lamp;<br />
❒ sluit het beschermdeksel B op het<br />
lampenglas;<br />
❒ monteer de lichtunit A door het<br />
eerst aan een zijde in de juiste<br />
stand te plaatsen en vervolgens de<br />
andere zijde aan te drukken, totdat<br />
de borging inklikt.<br />
ZEKERINGEN<br />
VERVANGEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
fig. 37<br />
Het elektrische systeem wordt door<br />
zekeringen beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij<br />
oneigenlijk gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet<br />
werkt, controleer dan eerst of de<br />
zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip<br />
A mag niet onderbroken<br />
zijn. Is dit wel het geval, dan<br />
moet u de zekering vervangen door<br />
een exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />
(zelfde kleur).<br />
B zekering in goede staat<br />
C zekering met doorgebrande strip.<br />
Gebruik het tangetje D voor het vervangen<br />
van de zekeringen. Dit tangetje<br />
is vastgehaakt in de zekeringenkast<br />
op het dashboard.<br />
Vervang een defecte zekering<br />
nooit door ander<br />
materiaal.<br />
fig. 37<br />
L0C0122m<br />
ATTENTIE<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hogere stroomsterkte<br />
(ampère); BRANDGEVAAR.<br />
ATTENTIE<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MEGA-FUSE, MAXI-<br />
FUSE) doorbrandt, wendt u dan<br />
tot een <strong>Lancia</strong>-dealer. Controleer,<br />
voordat u een zekering vervangt,<br />
of de contactsleutel uit het contactslot<br />
is genomen en alle<br />
stroomgebruikers uit staan en/of<br />
zijn uitgeschakeld.<br />
ATTENTIE<br />
Als de zekering opnieuw<br />
doorbrandt, wendt u dan<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />
De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkasten op het<br />
dashboard aan de linkerkant van de stuurkolom en in de motorruimte naast<br />
de accu.<br />
Zekeringenkast op dashboard fig. 39<br />
De zekeringen in de zekeringenkast op het dashboard zijn bereikbaar nadat<br />
de kunststof bescherming A-fig. 38 is verwijderd.<br />
fig. 39<br />
fig. 38<br />
L0C0121m<br />
L0C0123m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
157
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
158<br />
Zekeringenkast naast de accu fig. 41<br />
De zekeringen in de zekeringkast naast de accu zijn bereikbaar nadat het<br />
betreffende beschermdeksel B-fig. 40 is verwijderd.<br />
fig. 41<br />
fig. 40<br />
L0C0125m<br />
L0C0124m
ZEKERINGENTABEL<br />
Zekeringenkast op dashboard<br />
VERBRUIKERS<br />
Dimlicht rechts<br />
Dimlicht links/hoogteverstelling koplampen<br />
Achteruitrijlichten/relais regeleenheid motorruimte/body computer<br />
+30 plafondverlichting voor<br />
Beschikbaar<br />
Beschikbaar<br />
+15 achteruitrijlicht, luchtkwantummeter (diesel), waterdetectiesensor in brandstoffilter<br />
+30 achterklepontgrendeling<br />
+15 remlichten, derde remlicht, instrumentenpaneel<br />
Centrale portiervergrendeling (relais in body computer)<br />
+30 navigatiesysteem / inbouwvoorbereiding autoradio / autoradio, Blue&Me<br />
regeleenheid, airconditioning, EOBD-diagnosestekker<br />
Achterruitverwarming<br />
Beschikbaar<br />
+15 regeleenheid ABS / ESP, gierhoeksensor (ESP)<br />
Ruitenwissers, ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />
Aansteker - stekkerdoos<br />
Beschikbaar<br />
Beschikbaar<br />
Ruitbediening bestuurderszijde<br />
Ruitbediening passagierszijde<br />
+15 voor klimaatregeling, centraal bedieningspaneel op dashboard, bedieningspaneel<br />
op bestuurdersportier, spiegelverstelling, regeleenheid automatisch ruitbediening voor<br />
bestuurderszijde, opendak, regen-/schemersensor<br />
Airbagsysteem<br />
+15 voor navigatiesysteem, inbouwvoorbereiding autoradio/ autoradio (low), bediening<br />
op stuurwiel, Blue&Me-regeleenheid, cruise-control<br />
Achterruitenwisser<br />
+30 instrumentenpaneel, mistachterlicht<br />
ZEKERING<br />
F12<br />
F13<br />
F31<br />
F32<br />
F33<br />
F34<br />
F35<br />
F36<br />
F37<br />
F38<br />
F39<br />
F40<br />
F41<br />
F42<br />
F43<br />
F44<br />
F45<br />
F46<br />
F47<br />
F48<br />
F49<br />
F50<br />
F51<br />
F52<br />
F53<br />
AMPERE<br />
7,5<br />
7,5<br />
5<br />
5<br />
–<br />
–<br />
5<br />
10<br />
5<br />
15<br />
10<br />
30<br />
–<br />
5<br />
30<br />
15<br />
–<br />
–<br />
20<br />
20<br />
5<br />
7,5<br />
5<br />
15<br />
7,5<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
159
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
160<br />
Zekeringenkast in motorruimte<br />
VERBRUIKERS<br />
Regeleenheid dashboard 1<br />
Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging<br />
Start-/contactslot<br />
Zekeringenkast dashboard 2<br />
Regeleenheid ABS / ESP<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid)<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid)<br />
Aanjager klimaatregeling<br />
Beschikbaar<br />
Claxon<br />
Secundaire verbruikers elektronische inspuiting<br />
Grootlicht rechts<br />
Grootlicht links<br />
Primaire verbruikers elektronische inspuiting (behalve 1.4 8V)<br />
+30 inspuitregeleenheid, inspuitsysteem, spoel van relais voor serie/parallelschakeling<br />
elektroventilateurs van motorkoelsysteem<br />
(motor1.3 Diesel 90 pk met airco)<br />
Compressor<br />
Beschikbaar<br />
Brandstofpomp (behalve 1.2 8v)<br />
Primaire verbruikers elektronische inspuiting (1.4 16v, 1.4 8v)<br />
brandstofpomp (1.2 8v)<br />
Primaire verbruikers elektronische inspuiting (Diesel)<br />
15/54 regeleenheid stuurbekrachtiging<br />
Mistlampen voor<br />
ZEKERING<br />
F1<br />
F2<br />
F3<br />
F4<br />
F5<br />
F6<br />
F7<br />
F8<br />
F9<br />
F10<br />
F11<br />
F14<br />
F15<br />
F17<br />
F18<br />
F19<br />
F20<br />
F21<br />
F22<br />
F22<br />
F24<br />
F30<br />
AMPERE<br />
70<br />
70<br />
20<br />
50<br />
60<br />
30<br />
40<br />
30<br />
–<br />
15<br />
15<br />
7,5<br />
7,5<br />
10<br />
7,5<br />
7,5<br />
–<br />
15<br />
15<br />
15<br />
7,5<br />
15
Externe zekeringen<br />
❒ 20A-zekering voor externe audioversterker<br />
(Bose Hi-Fi) nabij de<br />
zekeringen- en relaiskast op het<br />
dashboard (bereikbaar na verwijdering<br />
van kunststof kap A-fig. 38);<br />
❒ 20A-zekering voor opendak nabij<br />
de zekeringen- en relaiskast op<br />
het dashboard (bereikbaar na<br />
verwijdering van kunststof kap Afig.<br />
38);<br />
❒ 30A-zekering voor pomp van<br />
elektrohydraulisch schakelmechanisme,<br />
in motorruimte nabij accu;<br />
❒ 50A-zekering voor voorgloeiregeleenheid,<br />
in motorruimte nabij<br />
accu.<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving voor<br />
het opladen van de accu dient<br />
slechts ter informatie. Wendt u bij<br />
voorkeur tot een <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />
deze werkzaamheden uit te laten<br />
voeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam<br />
en met een lage stroomsterkte<br />
(ampère) gedurende ca. 24 uur op te<br />
laden. Als u de accu langer oplaadt,<br />
kan de accu worden beschadigd.<br />
Ga voor het opladen als volgt te<br />
werk:<br />
❒ maak de klem van de minpool van<br />
de accu los;<br />
❒ sluit de kabels van het laadapparaat<br />
aan op de accupolen; let hierbij<br />
op de polariteit;<br />
❒ schakel de acculader in;<br />
❒ aan het einde van het opladen:<br />
schakel eerst de acculader uit en<br />
koppel dan de accu los;<br />
❒ sluit de klem weer aan op de minpool<br />
van de accu.<br />
ATTENTIE<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief.<br />
Vermijd het contact met de huid<br />
en de ogen. Het opladen van de<br />
accu moet worden uitgevoerd in<br />
een goed geventileerde ruimte, ver<br />
verwijderd van open vuur en<br />
vonkvormende apparaten: branden<br />
ontploffingsgevaar.<br />
ATTENTIE<br />
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid worden,<br />
anders loopt u het risico dat<br />
de accu ontploft. Als de accu<br />
bevroren is geweest, moet door<br />
deskundig personeel worden<br />
gecontroleerd of de cellen niet<br />
beschadigd zijn en of de bak geen<br />
scheuren vertoont, waardoor de<br />
giftige en corrosieve vloeistof kan<br />
weglekken.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
161
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
162<br />
OPKRIKKEN VAN<br />
DE AUTO<br />
Als de auto opgekrikt moet worden,<br />
moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
wenden. Deze beschikt over een<br />
garagekrik of hefbrug fig. 42.<br />
De auto mag uitsluitend worden<br />
opgekrikt door de hefarm van de<br />
garagekrik of de hefbrug te plaatsen,<br />
zoals is afgebeeld.<br />
fig. 42<br />
L0C0244m<br />
SLEPEN VAN DE<br />
AUTO<br />
Bij de auto zijn sleepogen geleverd.<br />
Deze bevinden zich in de gereedschaphouder<br />
onder de vloerbedekking<br />
in de bagageruimte.<br />
De twee sleepogen verschillen in<br />
lengte: de kortste moet aan de voorzijde<br />
en de langste aan de achterzijde<br />
gemonteerd worden.<br />
SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />
fig. 43-44<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ verwijder dop A door de schroevendraaier<br />
in de daarvoor<br />
bestemde opening te steken, en<br />
druk de dop naar buiten;<br />
❒ pak het sleepoog B uit de houder;<br />
❒ draai het sleepoog geheel op de<br />
schroefdraadpen voor of achter.
fig. 43<br />
fig. 44<br />
L0C0098m<br />
L0C0099m<br />
ATTENTIE<br />
Draai voor het slepen de<br />
sleutel in stand MAR en<br />
vervolgens in STOP zonder de<br />
contactsleutel uit het slot te verwijderen.<br />
Als de contactsleutel uit<br />
het contactslot wordt genomen,<br />
schakelt automatisch het stuurslot<br />
in waardoor het onmogelijk<br />
wordt de auto te besturen.<br />
ATTENTIE<br />
Houd er rekening mee dat<br />
de rembekrachtiging en de<br />
elektrische stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang de motor niet<br />
is aangeslagen, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de bediening<br />
van het rempedaal en het stuur.<br />
Gebruik voor het slepen geen elastische<br />
kabels en rijd zo gelijkmatig<br />
mogelijk. Controleer tijdens<br />
het slepen of de sleepkabel geen<br />
carrosseriedelen kan beschadigen.<br />
Houdt u bij het slepen van een<br />
auto aan de wettelijke voorschriften.<br />
Dit geldt zowel voor het slepen<br />
zelf als voor het gedrag naar<br />
andere weggebruikers.<br />
ATTENTIE<br />
Start de motor niet tijdens<br />
het slepen van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
163
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .............<br />
GEPROGRAMMEERD<br />
166<br />
ONDERHOUDSSCHEMA ................................. 167<br />
PERIODIEKE CONTROLES ............................ 169<br />
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ................. 169<br />
NIVEAUS CONTROLEREN ............................. 170<br />
LUCHTFILTER/POLLENFILTER .................. 177<br />
DIESELFILTER ............................................... 177<br />
ACCU ............................................................... 177<br />
WIELEN EN BANDEN .................................... 180<br />
RUBBER SLANGEN ......................................... 181<br />
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...... 181<br />
CARROSSERIE ................................................ 183<br />
INTERIEUR ..................................................... 185<br />
ONDERHOUD EN ZORG<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
165
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
166<br />
GEPROGRAM-<br />
MEERD ONDER-<br />
HOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Om dit te realiseren heeft <strong>Lancia</strong> een<br />
reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />
samengesteld die iedere 30.000<br />
km moeten worden uitgevoerd.<br />
Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />
onderhoud niet volledig toereikend<br />
is om de auto in optimale<br />
staat te houden: zowel in de beginperiode<br />
voor de servicebeurt bij<br />
30.000 kilometer als daarna, tussen<br />
twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />
wat aandacht aan de auto<br />
worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />
regelmatig de bandenspanning<br />
en de vloeistofniveaus en<br />
vul deze laatste zo nodig bij.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten<br />
van het Geprogrammeerd<br />
Onderhoud zijn door de fabrikant<br />
voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />
van deze servicebeurten kan het vervallen<br />
van de garantie tot gevolg<br />
hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door<br />
alle <strong>Lancia</strong>-dealers tegen vaste<br />
tarieftijden worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken<br />
tijdens het uitvoeren van de<br />
diverse inspecties en controles van<br />
het geprogrammeerd onderhoud<br />
worden uitsluitend na toestemming<br />
van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het is raadzaam<br />
eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer te laten<br />
verhelpen en daarmee niet te wachten<br />
tot de volgende servicebeurt.<br />
Als de auto vaak wordt gebruikt<br />
voor het trekken van aanhangers,<br />
moeten er kortere intervallen worden<br />
aangehouden voor de werkzaamheden<br />
van het geprogrammeerd<br />
onderhoud.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA<br />
x 1000 km<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen<br />
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren<br />
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming,<br />
uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem<br />
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling<br />
controleren en mechanismen smeren<br />
Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en<br />
eventueel afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />
Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren<br />
Klepspeling controleren/afstellen (1.2 8V - 1.4 8V)<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />
Brandstoffilterelement vervangen (Green filter) (1.3 Multijet)<br />
Luchtfilterelement vervangen<br />
30 60 90 120 150 180<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ●<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
167
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
168<br />
x 1000 km<br />
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />
30 60 90 120 150 180<br />
ruitenwissers, accu enz.)<br />
Getande distributieriem controleren<br />
● ● ● ● ● ●<br />
(behalve 1.3 Multijet)<br />
● ●<br />
Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.3 Multijet)<br />
●<br />
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
● ● ● ● ● ●<br />
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />
● ● ● ● ● ●<br />
Oliepeil in versnellingsbak controleren<br />
● ●<br />
Aandrijfriem voor hulporganen vervangen<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen zonder DPF)<br />
●<br />
(of om de 24 maanden)<br />
● ● ● ● ● ●<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen met DPF) (**)<br />
(of om de 24 maanden)<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />
(●) (●) (●) (●) (●) (●)<br />
(benzine-uitvoeringen)<br />
● ● ● ● ● ●<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />
● ● ●<br />
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />
● ● ● ● ● ●<br />
(*) Of iedere 4 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />
– langdurig gebruik in warme of koude klimaten;<br />
– in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor;<br />
– gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”) of in ieder geval om de 24 maanden.<br />
Als de auto overwegend in de stad wordt gebruikt wordt en daardoor jaarlijks minder dan 10.000 km<br />
wordt gereden, moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.
PERIODIEKE<br />
CONTROLES<br />
Iedere 1.000 km of voor een lange reis<br />
controleren en eventueel bijvullen:<br />
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />
❒ niveau van de remvloeistof;<br />
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />
❒ conditie en spanning van de banden;<br />
❒ werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,<br />
richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten enz.);<br />
❒ werking ruitenwissers/-sproeiers<br />
voor/achter en stand/slijtage wisserbladen<br />
voor/achter.<br />
Iedere 1.000 km controleren en eventueel<br />
bijvullen: motoroliepeil.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van<br />
FL Selenia omdat die speciaal zijn<br />
afgestemd op de <strong>Lancia</strong>-modellen (zie<br />
de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
ZWAAR GEBRUIK<br />
VAN DE AUTO<br />
Als de auto overwegend onder zware<br />
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />
❒ trekken van aanhangers of<br />
caravans;<br />
❒ rijden op stoffige wegen;<br />
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen<br />
onder nul;<br />
❒ veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage<br />
snelheden (bijv. bij huis-aan-huis<br />
bezorging) of als de auto lang stilstaat;<br />
❒ in de stad;<br />
is het noodzakelijk de volgende controles<br />
vaker uit te voeren, dan in het<br />
Onderhoudsschema staat aangegeven:<br />
❒ remblokken voor (schijfremmen)<br />
op conditie en slijtage controleren;<br />
❒ vergrendelmechanismen van de<br />
motorkap en achterklep op vervuiling<br />
controleren en mechanismen<br />
smeren;<br />
❒ visueel de conditie controleren<br />
van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />
uitlaat, brandstof- en<br />
remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen enz.) en rubber<br />
slangen van rem- en brandstofsysteem;<br />
❒ acculading en niveau van het<br />
elektrolyt in de accu controleren;<br />
❒ conditie van diverse aandrijfriemen<br />
visueel controleren;<br />
❒ pollenfilter controleren en eventueel<br />
vervangen;<br />
❒ luchtfilter controleren en eventueel<br />
vervangen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
169
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
170<br />
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
BELANGRIJK Let er tijdens het bijvullen<br />
op dat de vloeistoffen met<br />
verschillende specificaties niet<br />
gemengd worden: als de specificaties<br />
van de vloeistoffen verschillen, kan<br />
de auto ernstig beschadigd worden.<br />
ATTENTIE<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht ontvlambare<br />
gassen of dampen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />
Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof<br />
– 5. Koelvloeistof<br />
fig. 1 - Uitvoering 1.2 8V<br />
fig. 2 - Uitvoering 1.4 8V<br />
L0C0090m<br />
L0C0249m
1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof<br />
– 4. Ruitensproeiervloeistof – 5.<br />
Koelvloeistof<br />
ATTENTIE<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht ontvlambare<br />
gassen of dampen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
fig. 3 - Uitvoering 1.4 16V<br />
L0C0246m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
171
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
172<br />
1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />
Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof<br />
– 5. Koelvloeistof – 6.<br />
Dieselfilter<br />
ATTENTIE<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht ontvlambare<br />
gassen aanwezig zijn;<br />
brandgevaar.<br />
fig. 4 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />
L0C0255m
fig. 5 - Uitvoering 1.2 8V<br />
MOTOROLIE<br />
L0C0091m<br />
Motoroliepeil controleren<br />
Controleer het oliepeil als de auto op<br />
een vlakke ondergrond staat en<br />
enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />
van de motor.<br />
Verwijder de oliepeilstok A en maak<br />
de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />
geheel terug, verwijder de peilstok<br />
en controleer of het niveau tussen<br />
het MIN- en MAX-merkteken<br />
op de peilstok staat. Het verschil<br />
tussen het MIN- en MAX-merkteken<br />
komt overeen met ongeveer 1<br />
liter olie.<br />
fig. 6 - Uitvoering 1.4 8V<br />
fig. 7 - Uitvoering 1.4 16V<br />
fig. 8 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />
L0C0256m<br />
L0C0257m<br />
L0C0258m<br />
Motorolie bijvullen<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder<br />
het MIN-merkteken staat, moet via<br />
de olievulopening B motorolie tot<br />
aan het MAX-merkteken worden<br />
bijgevuld.<br />
Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />
overschrijden.<br />
BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />
na regelmatige controles, boven het<br />
MAX-niveau blijft, laat dan door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer het juiste niveau herstellen.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />
het verversen van de olie, moet u de<br />
motor enige seconden laten draaien,<br />
vervolgens de motor uitzetten en na<br />
enige minuten het olieniveau controleren.<br />
Motorolieverbruik<br />
Als richtlijn geldt een maximaal<br />
motorolieverbruik van ongeveer 400<br />
gram per 1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent<br />
dat het motorolieverbruik pas na de<br />
eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de<br />
gebruiksomstandigheden van de<br />
auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
173
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
174<br />
BELANGRIJK Vul nooit motorolie<br />
bij met andere specificaties dan de<br />
olie waarmee de motor is gevuld.<br />
ATTENTIE<br />
Wees bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in de<br />
motorruimte extra voorzichtig als<br />
de motor nog warm is: gevaar<br />
voor verbranding. Onthoud dat<br />
bij een warme motor de elektroventilateur<br />
onverwacht kan<br />
inschakelen: kans op verwonding.<br />
Pas op als u sjaals, dassen of loszittende<br />
kledingstukken draagt:<br />
deze kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters bevatten<br />
stoffen die schadelijk<br />
zijn voor het milieu. Het is<br />
raadzaam om het verversen van de<br />
olie en het vervangen van het oliefilter<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer te<br />
laten uitvoeren.<br />
fig. 9 - Uitvoering benzine<br />
L0C0259m<br />
KOELVLOEISTOF VAN HET<br />
MOTORKOELSYSTEEM<br />
Het niveau van de koelvloeistof moet<br />
gecontroleerd worden bij een koude<br />
motor en mag niet onder het MINmerkteken<br />
op het expansiereservoir<br />
staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door een<br />
mengsel van 40% gedemineraliseerd<br />
water en PARAFLU UP langzaam<br />
via de vuldop A van het expansiereservoir<br />
te gieten.<br />
fig. 10 - Uitvoering diesel<br />
L0C0260m<br />
Een mengsel van PARAFLU UP en<br />
gedemineraliseerd water in een<br />
mengverhouding van 40% beveiligt<br />
tot een temperatuur van –22°C.
Het motorkoelsysteem<br />
gebruikt PARAFLU UPkoelvloeistof.<br />
Als eventueel<br />
moet worden bijgevuld,<br />
gebruik dan vloeistof met dezelfde<br />
specificaties. PARAFLU UP kan<br />
niet worden gemengd met welke<br />
andere koelvloeistof dan ook. Als<br />
dit toch gebeurt, mag de motor<br />
absoluut niet worden gestart en<br />
moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
wenden.<br />
ATTENTIE<br />
Draai bij een zeer warme<br />
motor de dop van het<br />
expansiereservoir nooit los:<br />
gevaar voor verbranding.<br />
ATTENTIE<br />
Het koelsysteem staat<br />
onder druk. Vervang de<br />
dop zonodig alleen door een<br />
exemplaar van hetzelfde type,<br />
anders kan de werking van het<br />
systeem in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
fig. 11<br />
L0C0261m<br />
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIER-<br />
VLOEISTOF<br />
Verwijder dop A en vul het reservoir<br />
met een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />
in de volgende mengverhouding:<br />
❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35 en 70% water in de zomer;<br />
❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35 en 50% water in de winter.<br />
Bij temperaturen onder –20°C TUTE-<br />
LA PROFESSIONAL SC 35 onverdund<br />
gebruiken.<br />
Controleer visueel het niveau van de<br />
vloeistof in het reservoir.<br />
ATTENTIE<br />
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir:<br />
de<br />
ruitensproeiers zijn van fundamenteel<br />
belang voor een optimaal<br />
zicht.<br />
ATTENTIE<br />
Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />
zijn licht ontvlambaar.<br />
In de motorruimte bevinden<br />
zich warme onderdelen die bij<br />
contact de vloeistof kunnen doen<br />
ontbranden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
175
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
176<br />
fig. 12<br />
L0C0262m<br />
REMVLOEISTOF<br />
Draai de dop A los en controleer of<br />
de vloeistof in het reservoir op het<br />
maximum niveau staat.<br />
Het niveau mag nooit het MAXmerkteken<br />
overschrijden.<br />
Controleer regelmatig de werking<br />
van het waarschuwingslampje x op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />
remvloeistof worden gebruikt die<br />
voldoet aan de DOT 4-specificaties.<br />
Het verdient aanbeveling TUTELA<br />
TOP 4 remvloeistof te gebruiken;<br />
dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />
remsysteem door de fabriek is<br />
gevuld.<br />
BELANGRIJK De remvloeistof is<br />
hygroscopisch (trekt water aan).<br />
Daarom verdient het aanbeveling,<br />
als de auto overwegend wordt<br />
gebruikt in gebieden met een hoge<br />
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker<br />
te vervangen dan in het<br />
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Voorkom, als u de dop losdraait,<br />
contact tussen de<br />
zeer corrosieve vloeistof en<br />
de lak. Als remvloeistof<br />
wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk<br />
met water worden afgespoeld.<br />
ATTENTIE<br />
De remvloeistof is giftig<br />
en zeer corrosief. Als per<br />
ongeluk remvloeistof wordt<br />
gemorst, moeten de betreffende<br />
delen onmiddellijk worden<br />
gewassen met water en neutrale<br />
zeep en daarna met veel water<br />
worden afgespoeld. Bij inslikken<br />
dient onmiddellijk een arts te<br />
worden geraadpleegd.<br />
ATTENTIE<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat<br />
synthetische remvloeistof en geen<br />
minerale vloeistof moet worden<br />
gebruikt. Het gebruik van minerale<br />
vloeistoffen moet absoluut<br />
worden vermeden, omdat de rubbers<br />
in het remsysteem door deze<br />
vloeistoffen worden beschadigd.
LUCHTFILTER/<br />
POLLENFILTER<br />
Laat het luchtfilter of het pollenfilter<br />
vervangen door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DIESELFILTER<br />
CONDENS AFTAPPEN<br />
MULTIJET-UITVOERINGEN)<br />
Water in het brandstofsysteem<br />
kan het inspuitsysteem<br />
ernstig beschadigen<br />
en de motor kan onregelmatig<br />
gaan draaien. Als het lampje<br />
gaat branden (bij bepaalde uitvoeringen<br />
verschijnt ook een<br />
bericht op het display), wendt u<br />
dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer<br />
om de condens te laten<br />
aftappen. Als het bericht en het<br />
symbool direct na het tanken verschijnen,<br />
bestaat de mogelijkheid<br />
dat er tijdens het tanken water in<br />
de brandstoftank is gekomen: zet in<br />
dat geval onmiddellijk de motor uit<br />
en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
ACCU<br />
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />
onder normale omstandigheden<br />
hoeft het elektrolyt niet bijgevuld<br />
te worden met gedestilleerd<br />
water.<br />
ACCULADING CONTROLEREN<br />
fig. 13<br />
De acculading kan gecontroleerd<br />
worden door de kleur van de optische<br />
meter A te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker B<br />
op de accu.<br />
Helderwitte<br />
kleur<br />
Donkere kleur zonder<br />
groen middenstuk<br />
Donkere kleur met<br />
groen middenstuk<br />
fig. 13<br />
Elektrolyt bijvullen<br />
Accu niet<br />
voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt en<br />
acculading voldoende<br />
L0C0092m<br />
Wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Accu opladen (het is raadzaam<br />
dit door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer te laten<br />
uitvoeren)<br />
Geen enkele handeling<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
177
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
178<br />
ATTENTIE<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met de huid en<br />
de ogen. Houd open vuur en vonkvormende<br />
apparaten verwijderd<br />
van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.<br />
ATTENTIE<br />
Als de accu werkt met een<br />
zeer laag vloeistofniveau,<br />
ontstaat onherstelbare schade<br />
aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet<br />
een originele accu met dezelfde specificaties<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door<br />
een accu met andere specificaties,<br />
vervallen de onderhoudsintervallen<br />
die in het “Onderhoudsschema”<br />
staan aangegeven.<br />
Voor het onderhoud van de nieuwe<br />
accu dient u zich strikt te houden<br />
aan de aanwijzingen van de fabrikant<br />
van de accu.<br />
Onoordeelkundige montage<br />
van elektrische en elektronische<br />
apparatuur kan<br />
ernstige schade toebrengen<br />
aan de auto. Als u na aanschaf van<br />
uw auto accessoires wilt monteren<br />
(diefstalalarm, mobiele telefoon<br />
enz.), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden en<br />
controleren of het noodzakelijk is<br />
een accu met een grotere capaciteit<br />
te monteren.<br />
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het is raadzaam<br />
om de accu door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer te laten vervangen.<br />
De dealer beschikt over de uitrusting<br />
voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de wettelijke<br />
bepalingen afvoeren van de accu.<br />
ATTENTIE<br />
Als u de auto langere tijd<br />
stalt in extreem koude<br />
omstandigheden moet, om bevriezing<br />
te voorkomen, de accu worden<br />
verwijderd en op een verwarmde<br />
plaats worden bewaard.<br />
ATTENTIE<br />
Bij werkzaamheden aan<br />
de accu of in de buurt van<br />
de accu, moet u uw ogen altijd<br />
beschermen met een speciale bril.
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />
TE VERLENGEN<br />
Om het snel ontladen van de accu te<br />
voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />
dient u de volgende aanwijzingen<br />
nauwkeurig op te volgen:<br />
❒ wanneer u de auto parkeert, controleer<br />
dan of de portieren, de motorkap<br />
en de achterklep goed gesloten zijn.<br />
Hiermee wordt voorkomen dat de<br />
interieurverlichting blijft branden;<br />
❒ schakel de interieurverlichting uit:<br />
de auto is in ieder geval uitgerust<br />
met een systeem voor automatische<br />
uitschakeling van de interieurverlichting;<br />
❒ voorkom zoveel mogelijk het<br />
gebruik van stroomverbruikers als<br />
de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />
enz.);<br />
❒ maak voordat werkzaamheden aan<br />
de elektrische installatie van de auto<br />
worden uitgevoerd eerst de minpool<br />
van de accu los;<br />
❒ de klemmen moeten altijd goed zijn<br />
bevestigd.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50% geladen<br />
is (optische meter donker zonder<br />
groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />
beschadigd. Hierdoor loopt de<br />
capaciteit en het startvermogen terug.<br />
Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />
bevriezing (reeds bij temperaturen van<br />
–10°C). Als u de auto langere tijd niet<br />
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd<br />
stallen” in het hoofdstuk “Starten en<br />
rijden”.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante voeding<br />
nodig hebben (diefstalalarm<br />
enz.), of accessoires die de elektrische<br />
installatie zwaar belasten, raden wij u<br />
aan contact op te nemen met de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties uit het <strong>Lancia</strong><br />
Lineaccessori-programma aanraden<br />
en controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het<br />
extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere<br />
capaciteit te monteren.<br />
Deze stroomverbruikers blijven continu<br />
stroom verbruiken ook als de<br />
motor is uitgezet, waardoor de accu<br />
geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze<br />
accessoires (standaard en achteraf<br />
gemonteerde accessoires) moet minder<br />
zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />
zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximum<br />
stroomverbruik<br />
bij stilstaande<br />
motor<br />
40 Ah 24 mA<br />
44 Ah 27 mA<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
179
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
180<br />
WIELEN EN<br />
BANDEN<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het noodreservewiel, moet regelmatig,<br />
om de twee weken en voor<br />
een lange rit, worden gecontroleerd:<br />
de bandenspanning moet bij koude<br />
banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe; zie voor de juiste<br />
waarde van de bandenspanning de<br />
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage<br />
van de banden:<br />
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />
van het loopvlak.<br />
B te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
C te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
Banden moeten worden vervangen<br />
als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />
altijd aan de bepalingen van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
fig. 14<br />
L0C0093m<br />
BELANGRIJK<br />
❒ Voorkom bruusk remmen, met<br />
spinnende wielen optrekken,<br />
harde contacten tussen banden en<br />
stoepranden, kuilen en andere<br />
obstakels. Het langdurig rijden op<br />
een slecht wegdek kan de banden<br />
beschadigen;<br />
❒ controleer de banden regelmatig<br />
op scheuren in de wangen en bulten<br />
of slijtplekken op het loopvlak.<br />
Wendt u in dit geval tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer;<br />
❒ rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto: hierdoor kunnen de<br />
banden en de velgen ernstig<br />
beschadigd worden;<br />
❒ stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />
band en verwissel het wiel om<br />
beschadiging van de band, de<br />
velg, de wielophanging en de<br />
stuurinrichting te voorkomen.<br />
❒ banden verouderen, ook als zij<br />
weinig of nooit gebruikt zijn.<br />
Scheurtjes in het loopvlak en op<br />
de wangen geven aan dat de band<br />
verouderd is. Banden die langer<br />
dan zes jaar onder een auto<br />
gemonteerd zijn, moeten dan ook<br />
door een specialist worden gecontroleerd.<br />
Dit geldt in het bijzonder<br />
voor het noodreservewiel;<br />
❒ monteer nooit gebruikte banden<br />
of banden, waarvan de herkomst<br />
onbekend is;<br />
❒ bij de montage van een nieuwe<br />
band moet ook het ventiel vernieuwd<br />
worden;<br />
❒ om een gelijke slijtage van de banden<br />
op de vooras en de achteras te<br />
verkrijgen, is het raadzaam de<br />
banden om de 10.000 / 15.000<br />
km van as te verwisselen. Hierbij<br />
moeten de banden aan dezelfde<br />
zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />
zodat een omkering van de<br />
draairichting wordt voorkomen.
ATTENTIE<br />
Bedenk dat ook de wegligging<br />
afhankelijk is van<br />
een juiste bandenspanning.<br />
ATTENTIE<br />
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de band<br />
te heet, waardoor er onherstelbare<br />
inwendige schade aan de band<br />
kan ontstaan.<br />
ATTENTIE<br />
Verwissel de banden niet<br />
kruiselings, waarbij de<br />
banden van de rechterzijde aan de<br />
linkerzijde en omgekeerd worden<br />
gemonteerd.<br />
ATTENTIE<br />
Voer bij lichtmetalen velgen<br />
geen spuitwerkzaamheden<br />
uit die een temperatuur<br />
vereisen boven 150°C. De mechanische<br />
eigenschappen van de wielen<br />
kunnen hierdoor in gevaar<br />
worden gebracht.<br />
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van<br />
het rem- en brandstofsysteem zeer<br />
nauwkeurig de voorschriften van het<br />
“Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk<br />
aan.<br />
Ozon, hoge temperaturen en het<br />
gedurende langere tijd ontbreken<br />
van vloeistof in een systeem zorgen<br />
ervoor dat de slangen uitdrogen en<br />
scheuren, waardoor het betreffende<br />
systeem kan gaan lekken. Daarom is<br />
zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />
RUITENWISSERS/<br />
ACHTERRUIT-<br />
WISSER<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel;<br />
wij raden TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het<br />
rubber vervormd of versleten is. Het<br />
verdient aanbeveling ten minste één<br />
maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />
is het mogelijk beschadigingen<br />
van het rubber te voorkomen:<br />
❒ wanneer de temperatuur onder<br />
0°C is gedaald, moet gecontroleerd<br />
worden of er geen ijs tussen<br />
wisserblad en ruit zit. Maak de<br />
wissers zo nodig vrij met een antivriesmiddel;<br />
❒ verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />
te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor<br />
te voorkomen;<br />
❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />
niet op een droge ruit in.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
181
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
182<br />
fig. 15<br />
L0C0094m<br />
Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />
is gevaarlijk, omdat ze het<br />
zicht onder extreme weersomstandigheden<br />
aanzienlijk beperken.<br />
Wisserbladen voor<br />
vervangen fig. 15<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ til de wisserarm A van de voorruit<br />
en plaats het wisserblad onder een<br />
hoek van 90° ten opzichte van de<br />
arm;<br />
❒ druk op de lip B van de veerklem<br />
en verwijder het wisserblad;<br />
❒ monteer het nieuwe blad, waarbij<br />
de lip in de zitting op de wisserarm<br />
moet vallen. Controleer of het<br />
wisserblad geborgd is.<br />
fig. 16<br />
L0C0095m<br />
Wisserblad achter vervangen<br />
fig. 16<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ kantel het dopje A omhoog, draai<br />
de moer B los, waarmee de wisserarm<br />
aan de as is bevestigd, en<br />
neem de arm van de as;<br />
❒ plaats de nieuwe wisserarm in de<br />
juiste stand en draai de moer<br />
zorgvuldig vast;<br />
❒ kantel het dopje naar beneden.<br />
RUITENSPROEIERS<br />
Voorruit (ruitensproeiers)<br />
Als de ruitensproeiers niet werken,<br />
controleer dan eerst het niveau in<br />
het ruitensproeiertankje (zie de<br />
paragraaf “Niveaus controleren” in<br />
dit hoofdstuk).<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt zijn.<br />
Deze kunnen zo nodig met een speld<br />
worden doorgeprikt.<br />
De stralen moeten op ongeveer 1/3<br />
van de bovenkant van de ruit worden<br />
gericht.<br />
Achterruit (achterruitsproeier)<br />
De stralen van de achterruitsproeier<br />
kunnen op dezelfde manier worden<br />
afgesteld als die van de ruitensproeiers<br />
voor.<br />
De ruitensproeiermond is links naast<br />
het derde remlicht gemonteerd.
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN ATMOS-<br />
FERISCHE INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest<br />
zijn:<br />
❒ luchtverontreiniging;<br />
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee,<br />
warm en vochtig klimaat);<br />
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen,<br />
zoals stoffige omgeving,<br />
opwaaiend zand, modder en steenslag<br />
op de lak en de onderzijde moet<br />
niet worden onderschat.<br />
<strong>Lancia</strong> heeft voor uw auto de beste<br />
technologische oplossingen toegepast<br />
om de carrosserie efficiënt tegen<br />
roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
❒ de toepassing van aangepaste<br />
spuittechnieken en lakproducten<br />
die de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende<br />
elementen verlenen;<br />
❒ het gebruik van verzinkte (of<br />
voorbehandelde) plaatdelen met<br />
een hoge corrosiebestendigheid;<br />
❒ het aanbrengen van een gespoten<br />
beschermende waslaag op de<br />
onderzijde, in de wielkuipen, in de<br />
motorruimte en verschillende<br />
holle ruimtes, met een hoog<br />
beschermend vermogen;<br />
❒ het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare<br />
delen: onderzijde van de portieren,<br />
binnenzijde van de spatborden,<br />
naden, randen enz.;<br />
❒ toepassing van “open” holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen<br />
en binnendringend water<br />
af te voeren, waardoor roest van<br />
binnenuit wordt voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de auto is de carrosserie tegen<br />
doorroesten van alle originele componenten<br />
van de carrosserie en van<br />
alle dragende delen gegarandeerd.<br />
Voor de specifieke voorwaarden van<br />
deze garantie wordt verwezen naar<br />
de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding”.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
183
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
184<br />
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN<br />
DE CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen<br />
van de laklaag, zoals krassen,<br />
onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />
roestvorming te voorkomen. Het bijwerken<br />
dient met de originele lak te<br />
worden uitgevoerd (zie “Plaatje met<br />
informatie over de carrosserielak” in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Het normale onderhoud van<br />
de auto beperkt zich tot wassen,<br />
waarbij de frequentie afhankelijk is<br />
van het gebruik van de auto en van<br />
de omgeving. Het is raadzaam de<br />
auto vaker te wassen bij sterke<br />
luchtverontreiniging of bij het rijden<br />
over wegen met strooizout.<br />
De juiste wasmethode:<br />
❒ verwijder de antenne van het dak<br />
als u de auto in een wastunnel<br />
wast, om te voorkomen dat deze<br />
beschadigt;<br />
❒ spoel de auto eerst met een waterstraal<br />
onder lage druk af;<br />
❒ was de auto met een zachte spons<br />
met een oplossing van neutrale<br />
zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />
uit;<br />
❒ spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht<br />
of een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de<br />
randen van de portieren, achterklep,<br />
motorkap en de koplampranden moeten<br />
tijdens het drogen niet vergeten<br />
worden, omdat daar water kan blijven<br />
staan. Het verdient aanbeveling<br />
de auto na het wassen niet onmiddellijk<br />
binnen te zetten, maar de auto<br />
nog even buiten te laten staan, zodat<br />
waterresten buiten kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als<br />
de motorkap nog warm is: de glans<br />
van de lak kan afnemen. De kunststof<br />
carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />
wijze worden gewassen als de gespoten<br />
carrosseriedelen. Parkeer de auto<br />
niet onder bomen, aangezien harsdruppels<br />
bij langere inwerking de lak<br />
kunnen beschadigen, waardoor de<br />
kans op roestvorming wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />
dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />
van de lak verwijderd te worden,<br />
omdat door de agressieve bestanddelen<br />
de lak kan beschadigen.<br />
Schoonmaakmiddelen verontreinigen<br />
het water.<br />
Daarom moet de auto bij<br />
voorkeur worden gewassen<br />
op een plaats waar het afvalwater<br />
direct wordt opgevangen en gezuiverd.
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van<br />
de ruiten een daarvoor geschikt<br />
schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />
schone, zachte doek om krassen en<br />
beschadigingen te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />
van de binnenzijde van de<br />
achterruit op dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd.<br />
Veeg voorzichtig in de richting<br />
van de draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig<br />
te laten uitspuiten. Hierbij mag<br />
de waterstraal niet direct op de elektronische<br />
regeleenheden worden<br />
gericht. Laat deze werkzaamheden<br />
verzorgen door een gespecialiseerd<br />
bedrijf.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte moet de contactsleutel<br />
in stand STOP staan en<br />
de motor koud zijn. Controleer na<br />
het reinigen of de verschillende<br />
beschermingen (rubber kappen,<br />
deksels enz.) nog op hun plaats zitten<br />
en niet beschadigd zijn.<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de<br />
vloerbedekking geen water is blijven<br />
staan (dooiwater van sneeuwresten<br />
aan schoenen, lekkende paraplu’s<br />
enz.), waardoor roestvorming op de<br />
bodem veroorzaakt zou kunnen<br />
worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING<br />
Verwijder stof met een zachte borstel<br />
of een stofzuiger. Voor een nog<br />
betere reiniging van de stoffen<br />
bekleding raden wij u aan de borstel<br />
vochtig te maken.<br />
Reinig de zittingen met een vochtige<br />
spons en een oplossing van neutrale<br />
zeep.<br />
ATTENTIE<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals<br />
petroleum of wasbenzine voor het<br />
reinigen van de interieurdelen<br />
van de auto. De elektrostatische<br />
lading die tijdens het reinigen<br />
door het wrijven ontstaat, kan<br />
brand veroorzaken.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
185
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI-<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
186<br />
MET LEER BEKLEDE STOE-<br />
LEN EN COMPONENTEN<br />
Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />
of een iets vochtige doek, zonder<br />
hard te drukken.<br />
Dep een vochtige vlek of vet met een<br />
droge en absorberende doek en wrijf<br />
daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />
met een doek of zeem bevochtigd<br />
met water en een neutrale zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />
behandel de vlek dan met een speciaal<br />
schoonmaakmiddel, waarbij de<br />
instructies op de verpakking strikt<br />
moeten worden opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />
of producten op basis van alcohol.<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />
om het visuele effect van de componenten<br />
niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />
of benzine om het glas van het<br />
instrumentenpaneel schoon te<br />
maken.<br />
ATTENTIE<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto: ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen mogen niet<br />
worden blootgesteld aan temperaturen<br />
boven 50°C. In de zomer kan<br />
de temperatuur in het interieur<br />
ver boven deze waarde oplopen.
IDENTIFICATIEGEGEVENS ...........................<br />
MOTORCODES -<br />
188<br />
CARROSSERIE-UITVOERINGEN ................... 190<br />
MOTOR ............................................................ 191<br />
BRANDSTOFSYSTEEM ................................... 192<br />
TRANSMISSIE ................................................. 192<br />
REMMEN ......................................................... 193<br />
WIELOPHANGING .......................................... 193<br />
STUURINRICHTING ....................................... 193<br />
WIELEN .......................................................... 194<br />
AFMETINGEN ................................................. 198<br />
PRESTATIES ................................................... 199<br />
GEWICHTEN ................................................... 200<br />
VULLINGSTABEL ........................................... 201<br />
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ....... 203<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ................................. 205<br />
CO2-EMISSIE ...................................................<br />
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />
206<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING .................... 207<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
187
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
188<br />
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
Wij raden u aan om nota te nemen<br />
van de identificatiegegevens. De<br />
identificatiegegevens zijn op de volgende<br />
typeplaatjes ingeslagen:<br />
❒ Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
❒ Chassisnummer<br />
❒ Plaatje met informatie over de<br />
carrosserielak<br />
❒ Motorcode.<br />
fig. 1<br />
L0C0129m<br />
TYPEPLAATJE MET<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
fig. 1<br />
Het typeplaatje is aangebracht op de<br />
fronttraverse in de motorruimte en<br />
bevat de volgende informatie:<br />
A Naam van de fabrikant.<br />
B Nummer typegoedkeuring.<br />
C Identificatiecode van het autotype.<br />
D Chassisnummer.<br />
E Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto.<br />
F Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto met aanhanger.<br />
G Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />
H Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />
I Motortype.<br />
L Code van de carrosserie-uitvoering.<br />
M Nummer voor de onderdelen.<br />
N Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />
(alleen bij dieselmotoren).
fig. 2<br />
CHASSISNUMMER fig. 2<br />
L0C0131m<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in<br />
de bodemplaat naast de rechter<br />
voorstoel.<br />
Het is bereikbaar nadat het klepje in<br />
de vloerbedekking is opgetild en<br />
bevat de volgende gegevens:<br />
❒ type van de auto;<br />
❒ oplopend productienummer.<br />
fig. 3<br />
L0C0130m<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
fig. 3<br />
Het plaatje is op de binnenzijde van<br />
de motorkap aangebracht en bevat<br />
de volgende informatie:<br />
A Fabrikant van de lak.<br />
B Kleurbenaming.<br />
C <strong>Lancia</strong> kleurcode.<br />
D Kleurcode voor bijwerken en<br />
overspuiten.<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is in het cilinderblok<br />
ingeslagen, en bestaat uit het motortype<br />
en een oplopend productienummer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
189
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
190<br />
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
1.2 8V<br />
1.4 8V<br />
1.4 16V<br />
1.3 Multijet 75 pk<br />
1.3 Multijet 90 pk<br />
(*) Uitvoeringen 4 zitplaatsen<br />
(▲) Uitvoeringen 5 zitplaatsen<br />
(❏) Uitvoering met DPF<br />
Typecode motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />
188A4000<br />
350A1000<br />
843A1000<br />
199A2000<br />
199A3000<br />
843AXA1A 00E (*)<br />
843AXA1A 00F (▲)<br />
843AXG1A 11 (*)<br />
843AXG1A 11B (▲)<br />
843AXC1B 06 (*)<br />
843AXC1B 06B (▲)<br />
843AXF1A 09C (*) (❏)<br />
843AXF1A 09D (▲) (❏)<br />
843AXE1A 07C (*) (❏)<br />
843AXE1A 07D (▲) (❏)
MOTOR<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm3<br />
Compressieverhouding<br />
Max. vermogen (EU) kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min-1 Max. koppel (EU) Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min-1 Bougies<br />
Brandstof<br />
1.2 8V<br />
188A4000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
70,8 x 78,86<br />
1242<br />
9,5 ± 0,2<br />
44<br />
60<br />
5000<br />
102<br />
–<br />
2500<br />
NGK DCPR7E-<br />
N-10<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
1.4 8V<br />
350A1000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
72 x 84<br />
1368<br />
11,1 ± 0,2<br />
57<br />
77<br />
6000<br />
113<br />
11,7<br />
3750<br />
NGK ZKR7A-10<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
1.4 16V<br />
843A1000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
72 x 84<br />
1368<br />
11 ± 0,2<br />
70<br />
95<br />
5800<br />
128<br />
13,0<br />
4500<br />
NGKDCPR7E-<br />
N-10<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
1.3 Multijet<br />
75 pk<br />
199A2000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
69,6 x 82<br />
1248<br />
17,6 ± 0,4<br />
55<br />
75<br />
4000<br />
190<br />
19,4<br />
1750<br />
–<br />
1.3 Multijet<br />
90 pk<br />
199A3000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
69,6 x 82<br />
1248<br />
17,6 ± 0,4<br />
66<br />
90<br />
4000<br />
200<br />
20,4<br />
1750<br />
Diesel voor Diesel voor<br />
motorvoertuigen motorvoertuigen<br />
(specificatie (specificatie<br />
EN590) EN590)<br />
–<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
191
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
192<br />
BRANDSTOFSYSTEEM<br />
Brandstofsysteem<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V<br />
Elektronische sequentiële, gefaseerde Multipoint<br />
inspuiting. Returnless-systeem<br />
1.2 8V - 1.4 8V - 1.3 Multijet<br />
Vijf gesynchroniseerde<br />
versnellingen vooruit en een versnelling<br />
achteruit<br />
Zelfstellend met<br />
koppelingspedaal zonder vrije slag<br />
Voor<br />
1.3 Multijet<br />
Elektronisch geregelde<br />
directe inspuiting multijet “Common Rail”.<br />
Turbocompressor met vaste geometrie<br />
1.4 16V<br />
Zes gesynchroniseerde<br />
versnellingen vooruit en een<br />
versnelling achteruit<br />
Zelfstellend met<br />
koppelingspedaal zonder vrije slag<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen<br />
rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking<br />
en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />
Voor
REMMEN<br />
Voetrem:<br />
– voor<br />
– achter<br />
Handrem<br />
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste<br />
remvertraging iets later wordt bereikt.<br />
WIELOPHANGING<br />
Voor<br />
Achter<br />
STUURINRICHTING<br />
Type<br />
Draaicirkel (tussen stoepranden)m<br />
1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />
Schijfremmen met zwevende remtangen, en een remcilinder per wiel.<br />
Trommelremmen<br />
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />
1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />
Onafhankelijke wielophanging, type McPherson<br />
Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen<br />
1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />
Tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging<br />
9,83<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
193
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
194<br />
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Geperst stalen of lichtmetalen velgen.<br />
Tubeless radiaalbanden. Op de<br />
typegoedkeuring zijn bovendien alle<br />
goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in<br />
het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich<br />
altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />
te houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat alle wielen zijn voorzien<br />
van banden van hetzelfde merk en<br />
hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
NOODRESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg. Tubeless band.<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />
van de voorwielen: 0±1 mm.<br />
De waarden zijn van toepassing op<br />
een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
fig. 4<br />
L0C0132m<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING OP DE BANDEN<br />
fig. 4<br />
Voorbeeld: 185/65 R 14 86 T<br />
185 = Nominale breedte (S, afstand<br />
in mm tussen de flanken).<br />
65 = Hoogte/breedte-verhouding<br />
(H/S) (percentage).<br />
R = Radiaalband.<br />
14 = Diameter van de velg (in<br />
inch) (Ø).<br />
86 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />
T = Snelheidsindex.
Beladingsindex (draagvermogen)<br />
60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />
61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />
62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />
63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />
64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />
65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />
66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />
67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />
68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />
69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />
70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />
71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />
72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />
73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />
74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />
75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />
76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />
77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />
78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />
79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />
80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />
81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />
82 = 475 kg 106 = 950 kg<br />
83 = 487 kg<br />
Snelheidsindex<br />
Q = tot 160 km/h.<br />
R = tot 170 km/h.<br />
S = tot 180 km/h.<br />
T = tot 190 km/h.<br />
U = tot 200 km/h.<br />
H = tot 210 km/h.<br />
V = tot 240 km/h.<br />
W = tot 270 km/h.<br />
Y = tot 300 km/h.<br />
Maximale snelheid bij<br />
winterbanden<br />
QM + S = tot 160 km/h.<br />
TM + S = tot 190 km/h.<br />
HM + S = tot 210 km/h.<br />
VERKLARING VAN DE CODE-<br />
RING OP DE VELGEN<br />
Voorbeeld: 6 J x 14 H2 ET40<br />
6 = breedte van de velg in inch<br />
(1).<br />
J = velgbedprofiel (deel aan<br />
de zijkanten waarop de<br />
band steunt) (2).<br />
14 = montagediameter in inch<br />
(komt overeen met die van<br />
de band die gemonteerd<br />
moet worden) (3 = Ø).<br />
H2 = vorm en aantal “humps”<br />
(vorm van de velgrand die<br />
de wang van de tubeless<br />
band<br />
houdt).<br />
op zijn plaats<br />
ET 40 = diepte van de velgbolling<br />
(afstand tussen het montagevlak<br />
van de velg op de<br />
naaf en het velghart).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
195
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
196<br />
UITVOERINGEN VELGEN BANDEN NOODRESERVEWIEL<br />
1.2 8V-1.4 8V<br />
1.4 16V<br />
1.3 Multijet 75 pk -<br />
90 pk<br />
(*) Lichtmetalen velgen.<br />
6J x 14H2-ET 40<br />
6J x 15H2-ET 40<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*)<br />
6J x 14H2-ET 40<br />
6J x 15H2-ET 40<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*)<br />
Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 84V<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
4,00x14”-H-43<br />
4,00x14”-H-43<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
ATTENTIE<br />
Bij auto’s met stalen 15”-velgen en wieldeksels, mogen geen banden met stootranden/wangbescherming<br />
worden gemonteerd; hierdoor kan een onjuiste aansluiting van het wieldeksel op de band ontstaan,<br />
waardoor het ventiel kan worden beschadigd.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
1.2 8V-1.4 8V<br />
1.4 8V-16V<br />
1.3 Multijet<br />
75 pk-90 pk<br />
STANDAARD BANDEN RESERVE-<br />
Bandenmaat Onbelast Volbeladen WIEL<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 84V<br />
2<br />
2,1<br />
2,2<br />
2<br />
2,1<br />
2,2<br />
2<br />
2,1<br />
2,2<br />
2<br />
2,1<br />
2,2<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw<br />
bij koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,4<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,4<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,4<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,4<br />
2,8<br />
2,8<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
197
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
198<br />
AFMETINGEN<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />
hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />
met standaard banden.<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />
auto.<br />
Inhoud bagageruimte<br />
Inhoud bij onbeladen auto<br />
(V.D.A.-norm) 215(*)/290(▼) dm3 (*) met achterbank in achterste stand<br />
(▼) met achterbank in voorste stand<br />
A B C D E F G H<br />
1.2 8V - 1.4 8V<br />
1.4 16V 3810 819 2388 603 1530 1450 1704 1440(*)<br />
1.3 Multijet 75 pk<br />
1.3 Multijet 90 pk<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
L0C0247m
PRESTATIES<br />
Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />
1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />
153 167 175 167 175<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
199
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
200<br />
GEWICHTEN<br />
Gewichten (kg)<br />
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaalgewicht:<br />
Trekgewichten<br />
– geremde aanhanger:<br />
– ongeremde aanhanger:<br />
Max. dakbelasting (***):<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger):<br />
1.2 8V<br />
945<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1460<br />
750<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.4 8V<br />
975<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1490<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.4 16V<br />
980<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1495<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.3 Multijet<br />
75 pk<br />
1045<br />
475<br />
850<br />
750<br />
1520<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.3 Multijet<br />
90 pk<br />
1045<br />
475<br />
850<br />
750<br />
1520<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor<br />
het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat<br />
de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
(***) Allesdrager opgenomen in het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 40 kg.<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
inclusief een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem<br />
– met airconditioning:<br />
Carter:<br />
Carter en filter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter<br />
1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V Voorgeschr. brandstof<br />
liter kg liter kg liter kg Aanbevolen producten<br />
47<br />
5/7<br />
4,8<br />
2,5<br />
2,7<br />
1,65<br />
0,55<br />
1,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,35<br />
–<br />
–<br />
–<br />
47<br />
5/7<br />
4,5<br />
2,4<br />
2,6<br />
1,8<br />
0,7<br />
1,8 (4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,1<br />
2,25<br />
–<br />
–<br />
–<br />
47<br />
5/7<br />
4,5<br />
2,75<br />
2,9<br />
1,7<br />
0,7<br />
1,8 (4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,4<br />
2,55<br />
–<br />
–<br />
–<br />
Loodvrije benzine met<br />
octaangetal v. ten minste 95<br />
RON (specificatie EN228)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 40%<br />
PARAFLU UP<br />
SELENIA K<br />
TUTELA CAR ZC 75<br />
SYNTH<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
201
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
202<br />
Brandstoftank:<br />
inclusief een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem<br />
– met airconditioning:<br />
Carter:<br />
Carter en filter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter<br />
1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk Voorgeschr. brandstof<br />
liter kg liter kg Aanbevolen prod.<br />
47<br />
5/7<br />
6<br />
3,0<br />
3,2<br />
1,5<br />
0,7<br />
1,8 (4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
47<br />
5/7<br />
6<br />
3,0<br />
3,2<br />
1,5<br />
0,7<br />
1,8 (4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
Diesel voor motorvoertuigen(specificatie<br />
EN590)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 40%<br />
PARAFLU UP<br />
SELENIA WR<br />
TUTELA CAR ZC 75<br />
SYNTH<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFES-<br />
SIONAL SC 35
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren<br />
Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie<br />
FIAT 9.55535-M2.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met<br />
kwalificatie FIAT 9.55535-N2.<br />
Orginele vloeistoffen<br />
en smeermiddelen<br />
SELENIA K<br />
SELENIA WR<br />
Vervangingsinterval<br />
Volgens het GeprogrammeerdeOnderhoudsschema<br />
Volgens het GeprogrammeerdeOnderhoudsschema<br />
Gebruik voor een correcte werking van de Multijet-uitvoeringen met DPF uitsluitend het originele type smeermiddel. In<br />
geval van nood, als het originele product niet beschikbaar is, vul dan maximaal 0,5 liter bij en wendt u zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties<br />
ACEA A3 voor de benzinemotoren en ACEA B4 voor de dieselmotoren; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor<br />
niet gegarandeerd.<br />
Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA A3 en ACEA B4 kan beschadigingen aan de motor<br />
veroorzaken die niet door de garantie gedekt worden.<br />
Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de <strong>Lancia</strong>-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE DATI<br />
GEGEVENS<br />
TECNICI<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
203
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
204<br />
Gebruik<br />
Olie en vetten<br />
voor krachtoverbrengingen<br />
Remvloeistof<br />
Koelvloeistof<br />
voor motorkoelsystemen<br />
Vloeistof voor<br />
ruitensproeiers/<br />
achterruitsproeier<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Transmissie-olie SAE 75W-80 EP op synthetische basis<br />
die ruimschoots voldoet aan de specificaties API GL5,<br />
MIL - L - 2105 D LEV.<br />
Vet op basis van lithiumzepen. Indringingsgetal NLGI 0<br />
Vet op basis van lithiumzepen, bevat organisch<br />
molybdeenbisulfide. Indringingsgetal NLGI 2<br />
Synthetische remvloeistof FMVSS n° 116 DOT 4, ISO<br />
4925, CUNA NC 956-01<br />
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />
van glycol-monoethyleen voor koelsystemen. Met organische<br />
formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.<br />
Overtreft de specificaties CUNA NC 956-16, ASTM D<br />
33306.<br />
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-11<br />
Aanbevolen vloeistoffen<br />
en smeermid.<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA MRM ZERO<br />
TUTELA STAR 325<br />
(1.4-uitvoeringen)<br />
TUTELA STAR 500<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU UP (*)<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL<br />
SC 35<br />
Toepassing<br />
Mechanische versnel.bak<br />
en differentieel<br />
Homokinetische<br />
koppeling aan differentieelzijde<br />
Homokinetische<br />
koppeling<br />
aan wielzijde<br />
Hydraulisch remsysteem<br />
en koppelingbediening<br />
Motorkoelsysteem.<br />
Mengverhouding:<br />
40% tot –22°C<br />
Onverdund of met<br />
water gebruiken<br />
(*)Belangrijk. Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen<br />
is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure:<br />
❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />
❒ een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van<br />
de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />
❒ gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad<br />
voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />
gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aërodynamica<br />
kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.<br />
Brandstofverbruik volgens EU-normen 2004/3 (liter x 100 km)<br />
Stadsverkeer<br />
Buitenweg<br />
Gecombineerd<br />
1.2 8V<br />
7,5<br />
5,0<br />
5,9<br />
1.4 8V<br />
7,2<br />
4,6<br />
5,5<br />
1.4 16V<br />
8,5<br />
5,4<br />
6,6<br />
1.3 Multijet 75 pk<br />
5,4<br />
3,9<br />
4,5<br />
1.3 Multijet 90 pk<br />
5,4<br />
3,9<br />
4,5<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
205
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
206<br />
CO 2 -EMISSIE<br />
De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gecombineerd traject.<br />
CO 2 -emissie volgens EU-normen 2004/3 (g/km)<br />
1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />
139 130 155 117 117
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
207
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
208
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
209
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNI<br />
SCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABE-<br />
TISCH<br />
REGISTER<br />
210
Aansteker................................ 69<br />
ABS ......................................... 80<br />
Accu<br />
-accu opladen .......................... 161<br />
-starten met een hulpaccu........ 136<br />
-verwisselen ............................. 178<br />
Achterklep ...............................<br />
Achterruitsproeier<br />
73<br />
-bediening ............................... 63<br />
-vloeistofniveau .......................<br />
Achterruitwisser<br />
175<br />
-bediening ............................... 61<br />
-ruitensproeiers........................ 182<br />
-wisserbladen........................... 181<br />
Achteruitrijlicht ....................... 153<br />
Afmetingen ..............................<br />
Airconditioning, automatisch met<br />
198<br />
gescheiden regeling .................. 48<br />
Airconditioning, handbediend.. 45<br />
Asbak ...................................... 69<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
ASR ......................................... 82<br />
Auto langere tijd stallen ........... 124<br />
Autoradio ................................ 84<br />
Bagageruimte<br />
-hoedenplank verwijderen........ 74<br />
-openen en sluiten ............... 73 - 74<br />
Bagageruimte vergroten ...........<br />
Banden<br />
75<br />
-onderhoud.............................. 180<br />
-standaard ............................... 196<br />
-verklaring van bandencodering 194<br />
-verwisselen ............................. 142<br />
-winterbanden ......................... 122<br />
Bandenspanning ...................... 197<br />
Bedieningsknoppen.................. 21<br />
Bedieningsorganen................... 66<br />
Beker/blikjeshouder................. 68<br />
Bescherming van het milieu ..... 90<br />
Bougies<br />
-type........................................<br />
Brandstof<br />
191<br />
-brandstofmeter....................... 19<br />
Brandstofmeter ........................ 19<br />
Brandstofnoodschakelaar......... 67<br />
Brandstofsysteem..................... 192<br />
Brandstofverbruik....................<br />
Buitenverlichting<br />
205<br />
-bediening ............................... 58<br />
-gloeilamp achter vervangen .... 153<br />
-gloeilamp voor vervangen....... 152<br />
Buitenverlichting ..................... 58<br />
Carrosserie<br />
-carrosseriecodes...................... 190<br />
-onderhoud.............................. 183<br />
Chassisnummer ....................... 189<br />
CO2-emissie ............................ 206<br />
Code Card ............................... 12<br />
211
212<br />
Cruise-control (snelheidsregelaar) 64<br />
Dashboard .............................. 8<br />
Dashboard en bediening .......... 7<br />
Dashboardkastje ...................... 68<br />
Dead-lock (systeem) ................ 15<br />
Derde remlicht.........................<br />
Dieselfilter<br />
154<br />
-condens aftappen ...................<br />
Dimlicht<br />
177<br />
-bediening ............................... 58<br />
-gloeilamp vervangen............... 151<br />
Dop van brandstoftank ............<br />
Dualdrive (elektrische<br />
88<br />
stuurbekrachtiging) ................. 86<br />
Elektrische ruitbediening ........ 72<br />
Elektrische stuurbekrachtiging<br />
"Dualdrive" ............................. 86<br />
EOBD (systeem) ...................... 83<br />
ESP (systeem) ......................... 81<br />
Extra accessoires...................... 85<br />
Fix & Go automatic<br />
(bandenreparatieset)................ 138<br />
Follow me home (systeem)....... 59<br />
Frontairbags ............................ 103<br />
Gebruik van de handgeschakelde<br />
versnellingsbak ........................ 115<br />
Gewichten................................<br />
Gloeilamp (vervangen van een)<br />
200<br />
-algemene aanwijzingen........... 147<br />
-lamptypen .............................. 148<br />
Gordelspanners........................<br />
Grootlicht<br />
94<br />
-bediening ............................... 58<br />
-gloeilamp vervangen............... 151<br />
-grootlichtsignaal..................... 59<br />
Grootlichtsignaal ..................... 59<br />
Handrem ................................ 115<br />
Hill Holder-systeem ................. 82<br />
Hoofdsteunen .......................... 38<br />
Identificatiegegevens ............... 188<br />
Instrumenten ........................... 19<br />
Instrumentenpaneel ................. 9<br />
Intelligente wis-/wasregeling.... 62<br />
Interieur .................................. 185<br />
Interieuruitrusting ................... 68<br />
"Isofix"-kinderzitje .................. 100<br />
Kentekenplaatverlichting ........ 154<br />
Kilometerteller (display) .......... 20<br />
Kinderen veilig vervoeren ........<br />
Kinderzitjes (geschiktheid voor<br />
96<br />
gebruik)................................... 99<br />
Klimaatregeling ....................... 41<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter 20<br />
Koplampen .............................. 78<br />
-koplampen afstellen ............... 78<br />
-koplampverstelling ................. 79<br />
Koppeling ................................ 192<br />
Krik......................................... 144
Lak......................................... 184<br />
Lampjes en berichten............... 125<br />
<strong>Lancia</strong> CODE (startblokkering) 11<br />
Luchtfilter ............................... 177<br />
Luchtrecirculatie ..................... 47<br />
Luchtroosters .........................41 - 42<br />
Mechanische sleutel................. 12<br />
Mistachterlicht<br />
-bedieningsknop ...................... 67<br />
-gloeilamp vervangen............... 153<br />
Mistlampen<br />
-bedieningsknop ...................... 66<br />
-gloeilamp vervangen............... 153<br />
Montagevoorbereiding voor<br />
Isofix-kinderzitjes .................... 100<br />
Motor<br />
-chassisnummer....................... 189<br />
-identificatiecode ..................... 188<br />
-identificatiegegevens...............<br />
Motor starten<br />
191<br />
-benzinemotor starten..............<br />
-motor opwarmen na<br />
112<br />
het starten ............................... 113<br />
-motor uitzetten....................... 114<br />
-Multijet-uitvoeringen starten .. 113<br />
-noodstart................................ 136<br />
-rollend starten ........................ 137<br />
-start-/contactslot .................... 18<br />
-starten met een hulpaccu........ 136<br />
Motorkap.................................<br />
Motorolie<br />
77<br />
-niveau controleren.................. 173<br />
-specificaties ............................ 203<br />
-verbruik ................................. 173<br />
Multifunctioneel display........... 21<br />
Niveau motorkoelvloeistof....... 174<br />
Niveau motorolie ..................... 173<br />
Niveau remvloeistof ................. 176<br />
Niveau ruitensproeiervloeistof.. 175<br />
Niveaus controleren ................. 170<br />
Noodgevallen ........................... 135<br />
Noodreservewiel....................... 142<br />
Onderhoud en zorg ................. 165<br />
-geprogrammeerd onderhoud... 166<br />
-Onderhoudsschema ................ 167<br />
-periodieke controles................ 169<br />
-zwaar gebruik van de auto ..... 169<br />
Opbergvak............................... 68<br />
Opendak.................................. 70<br />
Opkrikken van de auto ............ 161<br />
213
214<br />
Parkeerlichten......................... 59<br />
Parkeersensoren....................... 87<br />
Parkeren.................................. 114<br />
Plafondverlichting voor<br />
-bediening ............................... 66<br />
-gloeilampen vervangen ........... 155<br />
Pollenfilter............................... 177<br />
Portieren.................................. 71<br />
Portieren vergrendelen............. 71<br />
Portiervergrendeling ................14-71<br />
Prestaties ................................. 199<br />
Radiogolf-afstandsbediening:<br />
Ministeriële goedkeuring .......... 207<br />
Radiozendapparatuur en mobiele<br />
telefoons .................................. 86<br />
Regensensor............................. 62<br />
Remmen<br />
-specificaties ............................ 193<br />
-vloeistofniveau ....................... 176<br />
Richtingaanwijzers<br />
-bediening ............................... 59<br />
-gloeilamp achter vervangen ....<br />
-gloeilamp op voorspatbord<br />
153<br />
vervangen ................................ 152<br />
-gloeilamp voor vervangen....... 152<br />
Ruiten (reinigen) ..................... 185<br />
Ruiten reinigen ........................<br />
Ruitensproeiers<br />
61<br />
-bediening ............................... 61<br />
-vloeistofniveau .......................<br />
Ruitenwissers<br />
175<br />
-bediening ............................... 61<br />
-ruitensproeiers........................ 182<br />
-wisserbladen........................... 181<br />
Sensor automatische koplampen<br />
(schemersensor)....................... 60<br />
Slepen van de auto................... 162<br />
Sleutel met afstandsbediening.. 13<br />
Sleutels .................................... 12<br />
Sneeuwkettingen...................... 123<br />
Snelheid (maximum) ............... 199<br />
Snelheidsregelaar (Cruise-control) 64<br />
Spiegels<br />
-binnenspiegel ......................... 39<br />
-buitenspiegels......................... 39<br />
-elektrisch verstelbaar.............. 40<br />
Start-/contactslot..................... 18<br />
Startblokkering <strong>Lancia</strong> CODE . 11<br />
Starten en rijden ...................... 111<br />
Stoelverstelling ........................ 35<br />
Stuurinrichting ........................ 193<br />
Stuurslot.................................. 18<br />
Stuurwiel (verstellen)............... 38<br />
Symbolen................................. 10<br />
Tanken ................................... 88<br />
Tankklepje .............................. 88<br />
Technische gegevens ................ 187<br />
Toerenteller ............................. 19<br />
Transmissie ............................. 192<br />
Trekken van aanhangers.......... 119<br />
Trekkrachtbegrenzers ..............<br />
Typeplaatjes<br />
94<br />
-carrosserielak ......................... 190
-identificatiegegevens............... 188<br />
Veiligheid ............................... 91<br />
Veiligheidsgordels<br />
-algemene opmerkingen........... 95<br />
-gebruik................................... 92<br />
-hoogteverstelling .................... 93<br />
-onderhoud.............................. 96<br />
-trekkrachtbegrenzers.............. 94<br />
Velgen ..................................... 194<br />
Ventilatie................................. 41<br />
Versnellingsbak<br />
-handgeschakelde<br />
versnellingsbak ........................ 115<br />
-specificaties ............................ 192<br />
Verwarming en ventilatie......... 42<br />
Vloeistoffen en smeermiddelen. 203<br />
Vullingstabel ........................... 201<br />
Waarschuwingsknipperlichten 66<br />
Wiel verwisselen ...................... 142<br />
Wielophanging......................... 193<br />
Wisserbladen voor en achter .... 181<br />
Zekeringen (vervangen) .......... 156<br />
Zij-airbags............................... 105<br />
Zitplaatsen .............................. 35<br />
Zonnekleppen.......................... 69<br />
215
NOTITIES<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................<br />
..................................................................................................................................................................
De kracht achter uw motor.<br />
Vraag uw dealer naar
Selenia: de perfecte keuze voor uw auto<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die<br />
voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />
Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het<br />
smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.<br />
Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />
SELENIA PERFORMER MULTIPOWER<br />
Ideale olie voor bescherming van de nieuwe generatie<br />
benzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituaties<br />
en extreemste klimatologische omstandigheden.<br />
Garandeert een beperking van het brandstofverbruik<br />
(Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor motoren<br />
op alternatieve brandstoffen.<br />
SELENIA K<br />
Een synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwe<br />
technologie, dat bij benzinemotoren de koude start verbetert<br />
en maximale bescherming biedt, ook als de auto<br />
overwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij een<br />
viscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bijzonder<br />
effectief voldaan aan de nieuwe Europese emissie-eisen<br />
en moeiteloos de zwaarste internationale specificaties<br />
overtroffen.<br />
SELENIA WR<br />
Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren<br />
voor een optimale koude start, maximale bescherming<br />
tegen slijtage, optimale werking van hydraulische<br />
klepstoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij<br />
hoge temperaturen.<br />
SELENIA DIGITECH<br />
Volledig synthetische motorolie voor benzine- en dieselmotoren.<br />
Geavanceerde technologie voor de motor; de<br />
garantie voor maximale bescherming, brandstofbesparing<br />
en betrouwbaarheid onder extreme klimatologische<br />
omstandigheden.<br />
De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40.<br />
Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
1.2 8 V -1.4 8 V<br />
1.4 8 V - 1 6 V<br />
1.3 Multijet<br />
75 pk-90 pk<br />
MOTOROLIE VERVERSEN<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
STANDAARD BANDEN RESERVE-<br />
Bandenmaat Onbelast Volbeladen W I E L<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 84V<br />
2<br />
2 , 1<br />
2 , 2<br />
2<br />
2 , 1<br />
2 , 2<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />
1.2 8 V 1.4 8 V 1.4 1 6 V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />
l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g<br />
C a r t e r 2 , 5 2 , 2 2 , 4 2 , 1 2 , 7 5 2 , 4 3 , 0 – 3 , 0 –<br />
Motorcarter en filter 2 , 7 2 , 3 5 2 , 6 2 , 2 5 2 , 9 2 , 5 5 3 , 2 – 3 , 2 –<br />
T a n k i n h o u d 4 7<br />
R e s e r v e 5 / 7<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON (Europese specificatie EN 228).<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />
2<br />
2 , 1<br />
2 , 2<br />
2<br />
2 , 1<br />
2 , 2<br />
<strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - B. U. After Sales.<br />
Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden<br />
Druknummer <strong>603.81.117</strong>NL - III/2009 - 2 e e d i t i e<br />
Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster<br />
2 , 2<br />
2 , 3<br />
2 , 4<br />
2 , 2<br />
2 , 3<br />
2 , 4<br />
2 , 2<br />
2 , 3<br />
2 , 4<br />
2 , 2<br />
2 , 3<br />
2 , 4<br />
2 , 8<br />
2 , 8
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Lancia</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie<br />
beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.<br />
NEDERLANDS