Download Bellenblazen bij het graf van de zoon - Mirjam van der Vegt
Download Bellenblazen bij het graf van de zoon - Mirjam van der Vegt
Download Bellenblazen bij het graf van de zoon - Mirjam van der Vegt
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
16<br />
kort verhaal<br />
<strong>Bellenblazen</strong> <strong>bij</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>graf</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>zoon</strong><br />
17
Ze zeggen dat <strong>het</strong> overgaat, dat lege gevoel diep in mijn<br />
binnenste. Alsof mijn ziel een put is zon<strong>de</strong>r bo<strong>de</strong>m. Zeker,<br />
ik heb mijn betere dagen. Dagen dat ik niet opsta met een<br />
eerste gedachte aan hem, mijn laatgeborene. Dat ik me betrap<br />
op een echte glimlach om <strong>het</strong> wijze gebabbel <strong>van</strong> dat springerige<br />
meisje, dat ook <strong>bij</strong> mij hoort. Hoewel, naarmate ze ou<strong>de</strong>r wordt,<br />
komt ze me soms voor als een vreem<strong>de</strong>. Ze is zo heel an<strong>de</strong>rs dan<br />
ik. Zou dat komen omdat haar hart nog ongeschon<strong>de</strong>n is? Ik<br />
herken in haar meer <strong>van</strong> haar va<strong>de</strong>r, die soms ook zo zorgeloos<br />
blij kan zijn, alsof er nooit iets is gebeurd. Vanochtend nog. Na<br />
een aantal grauwe dagen scheen ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> zon weer en waren<br />
ze samen aan <strong>het</strong> rommelen in <strong>de</strong> tuin.<br />
“Ik hoef vrijdag niet naar school,” hoor<strong>de</strong> ik haar zeggen.<br />
Hij keek op <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtblokken die hij opstapel<strong>de</strong>. “Het is Goe<strong>de</strong><br />
Vrijdag. Dan ben ik ook vrij.”<br />
Ze hielp hem met stapelen. “Gaan we dan wat leuks doen?”<br />
Vol spanning wachtte ik zijn antwoord af. Lange tijd zei hij niets.<br />
Toen spreid<strong>de</strong> hij lachend zijn armen. “Zeker, we maken er een<br />
echte familiedag <strong>van</strong>.” Ver<strong>de</strong>r niets.<br />
Ik kreeg <strong>het</strong> warm en daarna koud. Als ik naar buiten zou lopen,<br />
zou <strong>de</strong> zonnige sfeer verpest zijn. Op dat moment besloot ik dat<br />
ik terug zou gaan naar die donkere plek. Die plek waar we vorig<br />
jaar ook ston<strong>de</strong>n. Haar va<strong>de</strong>r zou zijn zin krijgen. We zou<strong>de</strong>n er<br />
een echte familiedag <strong>van</strong> maken.<br />
Liore huppelt voor me uit in haar bloemenjas. De kleuren<br />
doen pijn aan mijn ogen. “Mijn feestkleren en mijn mooie<br />
jas wil ik aan,” bleef ze <strong>van</strong>ochtend roepen. Ik gaf haar<br />
haar zin, want ze was al zo teleurgesteld dat haar va<strong>de</strong>r niet mee<br />
kon. Hij werd opeens opgeroepen; een koe <strong>bij</strong> wie <strong>de</strong> bevalling<br />
niet doorzette. De ironie.<br />
Ze draait een paar keer om haar as en vervolgt haar weg met veren<strong>de</strong><br />
pasjes. Dat heeft ze <strong>van</strong> haar va<strong>de</strong>r. ‘Loop nooit als je ook<br />
kunt dansen,’ zegt hij altijd. Ik pak haar <strong>bij</strong> <strong>de</strong> arm en dwing haar<br />
tot normale stappen. “Een beetje rustig hier.”<br />
“Waar ligt hij?” Ze is opgewon<strong>de</strong>n, terwijl ik toch heb uitgelegd<br />
dat ze haar broertje niet echt zal kunnen zien. “Wat doen al die<br />
stenen hier?”<br />
Het is <strong>de</strong> vraag die al <strong>de</strong> hele week in mijn<br />
hoofd rondzingt<br />
“Een beetje zachtjes!” Ze stopt en ik kniel voor haar neer. “Dit<br />
zijn mensen die begraven zijn. Dit is een heel verdrietige plek.”<br />
“O.” Haar gezicht betrekt. We lopen weer ver<strong>de</strong>r en ze zegt een<br />
tijdje niets. Dan staat ze stil en kijkt me schuin aan. “Het is <strong>van</strong>daag<br />
toch Goe<strong>de</strong> Vrijdag?” Als ik knik, kijkt ze <strong>de</strong> graven langs.<br />
“Waarom is <strong>de</strong>ze vrijdag goed?”<br />
Kan ze mijn gedachten lezen? Het is <strong>de</strong> vraag die al <strong>de</strong> hele week<br />
in mijn hoofd rondzingt.<br />
“Jezus is gestorven voor alle verkeer<strong>de</strong> dingen,” probeer ik.<br />
“Aron is ook doodgegaan, toch?”<br />
Ze wacht mijn antwoord niet af en rent alweer vooruit. Verbazingwekkend<br />
dat ze met zo’n simplistisch antwoord genoegen<br />
neemt! Dat ze die vraag achteloos naast zich neer kan leggen.<br />
Niet meer dan twintig passen is <strong>het</strong> nog. Als we straks <strong>de</strong><br />
hoek omgaan, zal <strong>het</strong> daar liggen: een eenvoudige,<br />
platte steen zon<strong>de</strong>r enige opsmuk. Zijn va<strong>de</strong>r had <strong>het</strong><br />
specialer gewild, maar ik heb me daartegen verzet. Geen<br />
opsmuk, geen bloemen, geen prachtig monument voor <strong>de</strong> dood.<br />
Als Aron na die stille, troosteloze bevalling nog had geleefd, was<br />
<strong>het</strong> misschien an<strong>de</strong>rs geweest. Dan was <strong>het</strong> een monument voor<br />
zijn leven geweest, hoe kort ook. Maar nu…<br />
We zijn <strong>de</strong> hoek om en ik zoek. Ik zoek. Waar is <strong>het</strong>? Blin<strong>de</strong> angst<br />
overvalt me, net als toen ik op <strong>de</strong> bank <strong>bij</strong> <strong>de</strong> verloskundige lag<br />
en ze maar bleef zoeken naar <strong>het</strong> hartje. Eerst had er nog een<br />
glimlach op haar gezicht gelegen, maar die verstierf langzaam.<br />
In een reflex greep ik haar toen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> pols. “Ik moet er iemand<br />
<strong>bij</strong>halen,” zei ze, terwijl ze haar arm uit mijn verkrampte vingers<br />
bevrijd<strong>de</strong>. “Blijf rustig liggen.”<br />
De steen is weg! Mijn hart klopt wild en ik proef zout. Waar is <strong>de</strong><br />
steen?<br />
Blin<strong>de</strong> angst overvalt me, net als toen ik<br />
op <strong>de</strong> bank <strong>bij</strong> <strong>de</strong> verloskundige lag<br />
Ik ren <strong>het</strong> paadje door en kijk links en rechts.<br />
“Mam! Je mag toch helemaal niet rennen,” hoor ik Liore lachen.<br />
Dan zie ik hem. De steen is omringd met krokussen en narcisjes<br />
die her en <strong>de</strong>r brutaal <strong>de</strong> grond uitsteken. Hoe durven ze! Met<br />
een ruw gebaar ruk ik ze aan hun stelen omhoog.<br />
“Gaan we bloemen plukken?” Gretig helpt Liore me. “Je moet ze<br />
wel heel laten!” roept ze boos, als ze ziet dat ik <strong>de</strong> bloemen plet<br />
met mijn vuisten.<br />
Alleen voor haar bedaar ik wat. “Hier is <strong>het</strong>,” zeg ik. “Hier ligt<br />
hij.”<br />
“Waar dan?” Ze kijkt me niet-begrijpend aan.<br />
“Ver on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> grond. Maar eigenlijk is hij in <strong>de</strong> hemel.”<br />
Ze maakt een bedje <strong>van</strong> <strong>de</strong> geplukte bloemetjes voor <strong>het</strong> <strong>graf</strong><br />
en gaat ernaast zitten. “Aron is wel erg alleen hier. Kom je ook<br />
zitten?”<br />
Ik blijf staan. “We gaan zo weer.”<br />
“Nee!” Ik ken die toon. Die duldt geen tegenspraak. Ze haalt iets<br />
uit haar jaszak. “Ik wil nog bellenblazen.”<br />
“Geen sprake <strong>van</strong>! Dat hoort niet <strong>bij</strong> een <strong>graf</strong>.” Ik trek <strong>de</strong> bellenblaas<br />
uit haar han<strong>de</strong>n en verwacht dat ze <strong>het</strong> op een krijsen zal<br />
zetten. In plaats daar<strong>van</strong> buigt ze stilletjes haar hoofd.<br />
Ik ga toch naast haar zitten en til haar hoofd omhoog. “Het<br />
mocht <strong>van</strong> papa,” zegt ze met een trillen<strong>de</strong> lip.<br />
“Oké,” zwicht ik. “Eén keer.”<br />
Ze pompt <strong>het</strong> staafje een paar keer heen en weer en blaast met<br />
een gelukzalig gezicht richting <strong>het</strong> <strong>graf</strong>. Pas nu lees ik <strong>de</strong> inscriptie<br />
op <strong>de</strong> steen. Aron. Uit stof genomen. Tot stof vergaan. Levend <strong>bij</strong><br />
zijn Schepper. De bellen spatten stuk op <strong>de</strong> granieten steen.<br />
“Nu is <strong>het</strong> genoeg.” Als ik <strong>het</strong> potje <strong>van</strong> haar wil overpakken,<br />
houdt ze hem achter haar rug. “Ik ben nog niet klaar!” Voordat<br />
ik kan ingrijpen, zweven grote bellen richting <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos stille<br />
hemel. “Kijk eens hoe hoog! Nu ziet hij ze vast,” klinkt haar stem<br />
vrolijk tussen <strong>de</strong> graven.<br />
Ik wil<strong>de</strong> dat ik mee kon zweven, zo naar mijn kleine jongen.<br />
Maar die bel zou mij niet kunnen dragen. Ik voel me zo<br />
zwaar. Alles is zwaar. Ik heb niet door dat ze naar me kijkt,<br />
maar opeens voel ik haar handjes op mijn huid. “Jij hebt kleine<br />
tranen.”<br />
“Klein? Ach meisje, wat weet jij er<strong>van</strong>?” snotter ik.<br />
Ze kijkt naar haar potje. “Ik heb grote, kijk maar.” Achter elkaar<br />
blaast ze <strong>de</strong> bellen <strong>de</strong> lucht in. “Dit zijn <strong>de</strong> tranen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Here<br />
God.”<br />
Mijn plotselinge watervloed schrikt haar niet af. Ze slaat haar<br />
armen vroegwijs om me heen, net zoals ik <strong>bij</strong> haar wel eens doe.<br />
“Stil maar meissie, stil maar,” sust ze.<br />
Als ik een zakdoek pak, blaast ze alweer en ik kijk naar <strong>de</strong> bellen<br />
die ons omringen. Sommige spatten stuk, an<strong>de</strong>re klimmen <strong>de</strong><br />
hemel in.<br />
Mijn wangen voelen strak en<br />
bran<strong>de</strong>rig aan<br />
Dan is ze klaar. Liore springt op en gaat met één been zomaar op<br />
<strong>de</strong> <strong>graf</strong>steen staan.<br />
“Niet op <strong>de</strong> steen.” Ik trek haar met zachte hand naar me toe.<br />
“Papa zegt dat God ooit terugkomt. Dan staat Aron op uit <strong>het</strong><br />
<strong>graf</strong> en gaat hij dansen.”<br />
Ik klop <strong>de</strong> verwelkte bloemen <strong>van</strong> mijn broek en hijs me omhoog.<br />
“Dat is nu nog niet.”<br />
Ze buitelt <strong>van</strong> <strong>de</strong> steen en huppelt <strong>het</strong> paadje weer af. “Vandaag<br />
is <strong>het</strong> Goe<strong>de</strong> Vrijdag, dus ik doe net alsof.”<br />
Nog even blijf ik staan. Ik staar naar <strong>de</strong> zwarte aar<strong>de</strong> en probeer<br />
mijn gevoel <strong>van</strong> vorig jaar terug te halen. Het lukt niet. Mijn blik<br />
wordt als <strong>van</strong>zelf omhoog getrokken naar een glinsteren<strong>de</strong> bel<br />
die zich bovenin een spar heeft genesteld. Pas als hij uiteen spat,<br />
loop ik Liore achterna. Mijn wangen voelen strak en bran<strong>de</strong>rig<br />
aan. Bij <strong>de</strong> uitgang merk ik dat ik Liores ritme heb aangenomen.<br />
Hink-stap-sprong. Hink-stap-sprong. Alsof mijn lichaam mijn<br />
geest vast vooruit is gedanst. Het is tenslotte Góe<strong>de</strong> Vrijdag.<br />
Ter nagedachtenis aan een doodgeboren jongetje dat vorig jaar op Goe<strong>de</strong><br />
Vrijdag werd begraven.<br />
T e k s T : <strong>Mirjam</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>r <strong>Vegt</strong><br />
B e e l d : Gert-Jan <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Tuuk<br />
Het meisje op <strong>de</strong> foto heeft geen relatie met <strong>het</strong> meisje uit <strong>het</strong> verhaal.<br />
18 19