'HET BEGIN VAN HET EINDE' - Bazuin te Sion
'HET BEGIN VAN HET EINDE' - Bazuin te Sion
'HET BEGIN VAN HET EINDE' - Bazuin te Sion
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
VERZOENING DOOR <strong>HET</strong> BLOED<br />
Hier zijn wat cita<strong>te</strong>n uit de Geest der Profetie met betrekking<br />
tot de verzoening door het bloed.<br />
“Jezus was gekleed in een pries<strong>te</strong>rlijk gewaad. Hij zag<br />
vol mededogen naar het overblijfsel en riep met een<br />
s<strong>te</strong>m vol medelijden: ‘Mijn bloed, Vader, Mijn bloed,<br />
Mijn bloed, Mijn bloed.’” (EG 32; EW 38).<br />
“Hij verschijnt voor God als onze gro<strong>te</strong> Hogepries<strong>te</strong>r,<br />
gereed om het berouw van Zijn volk <strong>te</strong> accep<strong>te</strong>ren en<br />
hun gebeden <strong>te</strong> beantwoorden en die, door middel van<br />
Zijn eigen gerechtigheid, aan <strong>te</strong> bieden aan de Vader.<br />
Hij heft Zijn gewonde handen op naar God en doet een<br />
beroep op de vergeving die met Zijn bloed is gekocht.<br />
‘Ik heb hen in de palmen van mijn handen gegrift’, pleit<br />
Hij. ‘Die wonden, die een gedach<strong>te</strong>nis zijn aan Mijn<br />
vernedering en doodsangst, verzekeren Mijn kerk van<br />
het bes<strong>te</strong> wat de almacht kan geven.’”<br />
(3SP 261, 262).<br />
“De ark, die de tafelen der wet bevat, is bedekt door<br />
de troon der genade en daarvoor pleit Christus op Zijn<br />
bloed <strong>te</strong>n behoeve van de zondaar.”<br />
(GS 389; GC 415).<br />
“Wanneer in de typische dienst de hogepries<strong>te</strong>r op<br />
Gro<strong>te</strong> Verzoendag het heilige verliet, ging hij naar<br />
God in het heilige der heiligen om Hem het bloed van<br />
het zondoffer aan <strong>te</strong> bieden <strong>te</strong>n behoeve van allen in<br />
Israël, die waarlijk berouw hadden van hun zonden.<br />
Op diezelfde wijze had Christus slechts een deel van<br />
Zijn werk als onze Middelaar voltooid om daarna over<br />
<strong>te</strong> gaan tot het andere gedeel<strong>te</strong>, en Hij pleit nu nog<br />
s<strong>te</strong>eds op Zijn bloed voor de Vader <strong>te</strong>n behoeve van<br />
zondaars.” (GS 400; GC 429).<br />
“Christus is nu ‘in functie’ voor de ark van God, plei<strong>te</strong>nde<br />
op Zijn bloed <strong>te</strong>n behoeve van zondaars.” (GS 404;<br />
GC 433). “Christus, de gro<strong>te</strong> Hogepries<strong>te</strong>r, die op Zijn<br />
bloed pleit <strong>te</strong>n behoeve van zondaars, draagt de naam<br />
van iedere berouwvolle, gelovige ziel op Zijn hart.”<br />
(PP 321; PP 351Eng).<br />
“Zoals Christus na Zijn hemelvaart voor God kwam om<br />
op Zijn bloed <strong>te</strong> plei<strong>te</strong>n voor berouwvolle gelovigen,<br />
sprenkelde de pries<strong>te</strong>r in de dagelijkse <strong>te</strong>mpeldienst<br />
het bloed van het offerdier in het heilige op het voorhangsel<br />
<strong>te</strong>n behoeve van de zondaar.”<br />
(PP 321; PP 357Eng).<br />
“Hoewel het bloed van Christus de berouwvolle zondaar<br />
moest redden van de veroordeling door de wet,<br />
diende het niet om de zonde uit <strong>te</strong> wissen; het moest<br />
in het heiligdom blijven als een aan<strong>te</strong>kening tot de ui<strong>te</strong>indelijke<br />
verzoening.” (PP 321; PP 357Eng).<br />
En met al deze verklaringen voor zich heeft de schrijver<br />
van Questions on Doctrine niet eenmaal het bloed<br />
van Christus genoemd als zijnde toegepast of gebruikt<br />
in de bediening.<br />
pag - 51<br />
DE UITEINDELIJKE VERZOENING<br />
“De Vader bekrachtigde het verbond, dat Hij met Christus<br />
had geslo<strong>te</strong>n, dat Hij berouwvolle en gehoorzame<br />
mensen zou ontvangen en van hen zou houden als<br />
Zijn eigen Zoon.” De voorwaarde was zoals hierboven<br />
vermeld dat “Christus Zijn werk zou volbrengen<br />
en Zijn belof<strong>te</strong> zou vervullen dat Hij de mens kostbaarder<br />
zou maken dan het fijns<strong>te</strong> goud van Ophir”.<br />
(Wens 694; DA 790) “Dit garandeert Christus.”<br />
(3SP 25).<br />
Wanneer Christus in Zijn Hogepries<strong>te</strong>rlijk gebed zegt:<br />
“Ik heb het werk volbracht dat Gij Mij <strong>te</strong> doen gegeven<br />
hebt” (Johannes 17:4), geeft zr. Whi<strong>te</strong> daarbij als commentaar:<br />
“Hij had een rechtvaardig karak<strong>te</strong>r op deze<br />
aarde ontwikkeld als een voorbeeld <strong>te</strong>r navolging voor<br />
de mens.” (3SP 260).<br />
Door dit rechtvaardige karak<strong>te</strong>r <strong>te</strong> ontwikkelen, had<br />
Christus aangetoond dat zoiets mogelijk was. Maar<br />
konden anderen hetzelfde doen? Dat moest ook aangetoond<br />
worden. Christus had gegarandeerd dat het<br />
kon. Nu moest Christus Zijn belof<strong>te</strong> waarmaken. Karak<strong>te</strong>r<br />
is niet ingeschapen. Karak<strong>te</strong>r wordt gevormd;<br />
het wordt ontwikkeld; het wordt opgebouwd, doordat<br />
men allerlei moeilijkheden, verleidingen en beproevingen<br />
moet doorstaan. God geeft eerst een lich<strong>te</strong> beproeving,<br />
dan een iets zwaardere, en dan een nog iets<br />
zwaardere. Beetje bij beetje groeit het vermogen om<br />
verleidingen <strong>te</strong> weerstaan, en na een tijd houden verleidingen<br />
op verleidingen <strong>te</strong> zijn. Iemand kan veel strijd<br />
hebben met tabak; maar ui<strong>te</strong>indelijk overwint hij, en<br />
zijn overwinning kan zo volkomen zijn dat tabak voor<br />
hem niet langer een verleiding is.<br />
Zo moet het ideaal gezien met elke verleiding gaan.<br />
Heiligheid wordt niet verkregen in één dag. “Verlossing<br />
is het proces waardoor de ziel wordt opgeleid voor den<br />
hemel.” (Wens 280; DA 320). Iemand kan dag aan dag<br />
overwinningen boeken, maar het toch nog niet hebben<br />
bereikt. Zelfs Paulus moest toegeven: “Niet dat ik het<br />
alreeds gekregen heb of reeds volmaakt ben...”, maar<br />
onverschrokken roept hij uit: “Maar ik jaag daarnaar,<br />
of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik door Christus<br />
Jezus ook gegrepen ben.” (Fillipenzen 3:12).<br />
Christus had beloofd de mens <strong>te</strong> maken “fijner dan het<br />
fijns<strong>te</strong> goud van Ophir”. In dit werk moet de mens niet<br />
alleen maar een passieve rol spelen; hij moet daar actief<br />
deel aan hebben.