download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

tijdschriftholland.nl
from tijdschriftholland.nl More from this publisher
30.09.2013 Views

158 ‘Gepromoveerden zijn nog geen geleerden’ conservatief, maar tegen het einde van de 17de eeuw ook niet bepaald opzienbarend meer. Een gezonder disputatiepraktijk kende het medisch onderwijs. Er werden zowel elementaire medische lessen gegeven als meer gespecialiseerde disputaties verdedigd, die zich qua niveau konden meten met wat er op de universiteiten aan bod kwam. In de tweede periode domineerden vooral de klassieke theorieën van Galenus en Hippocrates, hoewel in de anatomie ook in de voetsporen van Vesalius en diens opvolgers werd getreden. De hoogleraar Blasius was zeer betrokken in allerlei gremia van de Amsterdamse medische sector (waarbij hij zich niet bij iedereen even geliefd maakte), maar een verfrissende weerslag op zijn onderwijs had zijn grote activiteit niet. Het meest interessante wapenfeit is dat hij de studenten kennis liet maken met de dagelijkse praktijk van het ziekenhuis, in navolging van Utrecht en in Leiden. Onder Blasius werd een deel van het universitaire curriculum overgenomen. Ook zijn opvolger, de toneelschrijver Petrus Bernagie, combineerde theorie en praktijk. Hij maakte zijn studenten meer vertrouwd met de theoretische grondslagen van het vak dan zijn voorganger. Beiden waren kinderen van hun tijd. De iatrochemisch geïnspireerde Blasius deelde bijvoorbeeld het enthousiasme van iemand als Jan Swammerdam. Bernagie achtte het nodig zijn studenten te wapenen in de richtingenstrijd binnen de iatrofysica. Eigenlijk betoonde Bernagie zich aan het einde van de zeventiende eeuw nog de meest moderne hoogleraar: in tegenstelling tot Francius, die geen bijdrage leverde aan de filologie of geschiedkunde, en De Raei, die zich beperkte tot de rationele filosofie van Descartes, had Bernagie de vinger aan de pols als het ging om nieuwe ontwikkelingen. Zijn nadruk op de empirie wijst vooruit naar de Verlichting en naar Boerhaave. De redenen van het overwegende conservatisme van het Athenaeum en het traag overnemen van wat eerst op de universiteiten gemeengoed werd, moeten gelegen hebben in de ambities van Amsterdam: men wilde blijkbaar een school die voorbereidde op de universiteit. In een voorbereidende fase was geen plaats voor al te actuele kwesties. Een wat belegen onderwijs volstond. Tot slot Het athenaeum was vooral een fenomeen van oude wijn in nieuwe zakken: het bracht onderwijs dat qua opzet, methode en inhoud (en voor in ieder geval de artes-vakken ook qua niveau) vergelijkbaar was met wat er op de universiteiten plaatsvond. De plotselinge populariteit van het athenaeum hing dus niet samen met een nieuwe visie op onderwijs maar laat zich vooral verklaren door twee andere factoren. In de eerste plaats was de doorluchtige school een hulpmiddel om de jeugd een betere, en vooral langere vooropleiding te bieden. Men keek hierbij vooral naar het verleden: het was zaak om zoveel mogelijk van de traditionele opleiding te behouden: het niveau, de disciplines en de voertaal. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat vooral dit laatste element, het Latijn, een tijdrovend struikelblok vormde. In de tweede plaats was het fenomeen athenaeum vooral een manifestatie van stedelijk bewustzijn om zelf te voorzien in een reële behoefte aan onderwijs. Natuurlijk speelde hier ook geldingsdrang mee. Voor veel steden was het hebben van een eigen universiteit een illusie, maar voor een pseudo-universiteit in de vorm van een athenaeum, een doorluchtige school, een academische gymnasium of een lyceum illustre hoefde men zich niet meer te schamen. De snelle opeenvolging van de oprichting van deze scholen in de genoemde korte tijdspanne in de Republiek sproot daarmee niet alleen voort uit de noodzaak om een op-

‘Gepromoveerden zijn nog geen geleerden’ 159 lossing te bieden voor het aansluitingsprobleem, maar was ook een gevolg van een regionale ambitie, voortkomend uit het particularisme en zelfbewustzijn van het stedelijke patriciaat. Zo beschouwd is het succes van het athenaeum niet zozeer te danken aan een nieuwe visie op onderwijs, maar aan een competentie-kwestie. Maar voor Amsterdam was de bijdrage van het Athenaeum aan de uitstraling van de stad als regionaal centrum minder belangrijk dan voor kleinere steden als Harderwijk (tot 1648) en Deventer, die bij uitstek bekend stonden om hun athenaeum. Het Amsterdamse Athenaeum completeerde vooral een hele reeks attracties die de metropool reeds bood, van de Dam tot het Dolhuis. Het Athenaeum wordt opvallend weinig genoemd in contemporaine reisdagboeken van toeristen, terwijl geen toerist naar Leiden ging zonder in ieder geval melding te maken van de universiteit. Rondreizende studenten wisten de Amsterdamse instelling echter wél te vinden: hoewel de meeste studenten uit Amsterdam zelf afkomstig waren, trok het Athenaeum gedurende de eerste twintig jaar een constante stroom van buitenlandse studenten, mede dankzij het uitgebreide internationale netwerk van Vossius en Barlaeus. Na de dood van beide coryfeeën nam het aantal buitenlandse studenten echter af (hetgeen ook samenhangt met de algemeen dalende populariteit van de Grand Tour en de Peregrinatio academica) en kreeg de instelling een steeds meer Amsterdams karakter. 19 Geconcludeerd moet worden dat het athenaeum als onderwijsinstituut weliswaar een relatief nieuw fenomeen was, maar dat de mogelijkheden niet benut werden om een dergelijke lokale, kleine instelling flexibel te laten inspelen op de ontwikkelingen in wetenschap en samenleving. In sommige periodes en disciplines concurreerde het onderwijs tot op zekere hoogte ook wel met de universiteiten; men leek dan met het Athenaeum universitaire ambities te koesteren. Maar overwegend stelde de stad zich tevreden met degelijk onderwijs, voorbereidend op de universiteit, waarbij de regenten zich in de eerste plaats bekommerden om de studie van hun eigen zonen. Blijkbaar was dat nuttig genoeg. 19 Dit blijkt bijvoorbeeld uit de afkomst van studenten die disputaties verdedigden; zie Illuster onderwijs, appendix 2.

‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 159<br />

lossing te bie<strong>de</strong>n voor het aansluitingsprobleem, maar was ook een gevolg van een regionale<br />

ambitie, voortkomend uit het particularisme en zelfbewustzijn van het ste<strong>de</strong>lijke patriciaat.<br />

Zo beschouwd is het succes van het athenaeum niet zozeer te danken aan een nieuwe<br />

visie op on<strong>de</strong>rwijs, maar aan een competentie-kwestie. Maar voor Amsterdam was <strong>de</strong> bijdrage<br />

van het Athenaeum aan <strong>de</strong> uitstraling van <strong>de</strong> stad als regionaal centrum min<strong>de</strong>r belangrijk<br />

dan voor kleinere ste<strong>de</strong>n als Har<strong>de</strong>rwijk (tot 1648) en Deventer, die bij uitstek bekend<br />

ston<strong>de</strong>n om hun athenaeum. Het Amsterdamse Athenaeum completeer<strong>de</strong> vooral een<br />

hele reeks attracties die <strong>de</strong> metropool reeds bood, van <strong>de</strong> Dam tot het Dolhuis. Het Athenaeum<br />

wordt opvallend weinig genoemd in contemporaine reisdagboeken van toeristen, terwijl<br />

geen toerist naar Lei<strong>de</strong>n ging zon<strong>de</strong>r in ie<strong>de</strong>r geval melding te maken van <strong>de</strong> universiteit.<br />

Rondreizen<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten wisten <strong>de</strong> Amsterdamse instelling echter wél te vin<strong>de</strong>n:<br />

hoewel <strong>de</strong> meeste stu<strong>de</strong>nten uit Amsterdam zelf afkomstig waren, trok het Athenaeum geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> eerste twintig jaar een constante stroom van buitenlandse stu<strong>de</strong>nten, me<strong>de</strong><br />

dankzij het uitgebrei<strong>de</strong> internationale netwerk van Vossius en Barlaeus. Na <strong>de</strong> dood van<br />

bei<strong>de</strong> coryfeeën nam het aantal buitenlandse stu<strong>de</strong>nten echter af (hetgeen ook samenhangt<br />

met <strong>de</strong> algemeen dalen<strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> Grand Tour en <strong>de</strong> Peregrinatio aca<strong>de</strong>mica) en kreeg<br />

<strong>de</strong> instelling een steeds meer Amsterdams karakter. 19<br />

Geconclu<strong>de</strong>erd moet wor<strong>de</strong>n dat het athenaeum als on<strong>de</strong>rwijsinstituut weliswaar een relatief<br />

nieuw fenomeen was, maar dat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n niet benut wer<strong>de</strong>n om een <strong>de</strong>rgelijke<br />

lokale, kleine instelling flexibel te laten inspelen op <strong>de</strong> ontwikkelingen in wetenschap en<br />

samenleving. In sommige perio<strong>de</strong>s en disciplines concurreer<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rwijs tot op zekere<br />

hoogte ook wel met <strong>de</strong> universiteiten; men leek dan met het Athenaeum universitaire ambities<br />

te koesteren. Maar overwegend stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad zich tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>gelijk on<strong>de</strong>rwijs,<br />

voorberei<strong>de</strong>nd op <strong>de</strong> universiteit, waarbij <strong>de</strong> regenten zich in <strong>de</strong> eerste plaats bekommer<strong>de</strong>n<br />

om <strong>de</strong> studie van hun eigen zonen. Blijkbaar was dat nuttig genoeg.<br />

19 Dit blijkt bijvoorbeeld uit <strong>de</strong> afkomst van stu<strong>de</strong>nten die disputaties ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong>n; zie Illuster on<strong>de</strong>rwijs, appendix 2.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!