De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site
De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site
estaan, en ook de onbekende onder de geëigende voorwaarden hun werkzaamheid moeten uiten, bestaat zulk een magie. Alleen moet daaronder iets geheel onschuldigs worden verstaan: verschijnselen die tot stand komen door krachten die wij nog niet kennen. Er zijn altijd mensen geweest van wie zulke krachten uitgaan. Men noemde ze wonderdoeners, heiligen, tovenaars, heksen, et cetera. Samenvattend kunnen wij hen dus als magiërs aanduiden, want slechts de gesteldheid waarmee, en het doel waartoe zulke krachten worden aangewend, is verschillend. De krachten zelf zijn identiek. De magie is het wonder van niet-heilige personen; het wonder is de magie van de heiligen. Alle magie, elke wonderbaarlijke werking, is echter slechts onbekende natuurwetenschap, ongeacht van wie zij uitgaat, en of het nu zwarte of witte magie is. De magie is in het eerste stadium de onbewuste toepassing van onbekende krachten. Daarna wordt ze tot de bewuste toepassing van niet-onderzochte krachten, waarbij de magiër zelf nog wel van mening kan zijn dat hij een uitzonderlijk wezen is, dat wonderen bewerkstelligt. In het laatste stadium wordt ze de bewuste toepassing van onderzochte krachten. Daarmee is hun natuurwetmatigheid ingezien en dan vormt zij een bestanddeel van de wetenschap, de natuurkunde en de psychologie. De wetenschap heeft dus de opdracht, de magie gaandeweg op te teren, maar krijgt van deze wel telkens nieuwe aanvoer. In de middeleeuwen werden door heiligen, tovenaars en heksen verscheidene procedures door middel van onbekende krachten uitgevoerd, waarvan met betrekking tot hun aanwending uiteindelijk ervaringen werden opgedaan, terwijl de wetenschappelijke theorie nog volledig ontbrak. Dat hiaat werd opgevuld door de Kerk, en wel door het wonder en een woest, demonologisch bijgeloof. Aangezien de onderzoekingen in deze richting weer opleven, zien wij nu reeds dat deze middeleeuwse procedures deels samenvallen met wat tegenwoordig als hypno- 32
tisme wordt aangeduid, die ophoudt magie te zijn naar de mate waarin de theorie wordt gekend. In de scène in de kelder van Auerbach is Faust een magiër. Hansen, die in Meiningen dezelfde scène opvoerde, is een man van de wetenschap. De wetenschap heeft tot voor kort het hypnotisme en de suggestie hardnekkig geloochend en daardoor de vooruitgang zo'n halve eeuw tegengehouden. Nu is dit bestanddeel van de oude magie wetenschappelijk opgelost. Omdat er nog steeds verschijnselen van onbekende causaliteit moeten voorkomen, behoren wij voortdurend verder om ons heen te kijken. Deze verschijnselen onderkennen wij reeds gemakkelijk aan het uiterlijke kenmerk dat er tegenwoordig slechts minderheden voor opkomen, en aan het innerlijke kenmerk dat het onderzoek eraan ook andere bestanddelen van de middeleeuwse magie begrijpelijk lijken te maken. Dat is nu reeds in zoverre het geval, dat de leer van de suggestie tot een verdere ontwikkeling in deze richting noopt. Het zou ook in de hoogste graad bevreemdend zijn, wanneer men reeds bij deze eerste aanloop toevalligerwijze op de enige goudkorrel van de oude magie zou zijn gestuit, terwijl al het overige slechts glansloos gesteente zou zijn. Het is veel waarschijnlijker, dat bij verder onderzoek nog andere bestanddelen der magie als correct kunnen worden bewezen. De leer van de suggestie is nog zeker niet afgesloten en zal nog toepassingen van zeer merkwaardige aard toelaten. In mijn Experimentalpsychologie heb ik zelfs experimenteel bewezen, dat de suggestie als hefboom kan worden gebruikt om de magische vermogens van de mens willekeurig te ontketenen. Ze worden slechts bestreden omdat ze tot nu toe zo weinig toegankelijk waren voor het experiment, en wij hun zeldzame, spontane optreden moesten afwachten. De suggestie trekt zelfs door het gehele gebied der magie tot aan de uiterste, spiritistische grenzen, waar de hypnotiseur van het medium onzichtbaar is en zijn suggesties door gedachte-over- 33
- Page 1 and 2: DR. FREIHERR CARL DU PREL DIE MAGIE
- Page 3 and 4: INHOUDSOPGAVE Inleiding van de vert
- Page 5 and 6: elektriciteit, licht en warmte, et
- Page 7 and 8: tiek. Wat het vroegste onderzoek aa
- Page 9 and 10: onverklaarbare verrichtingen en ver
- Page 11 and 12: ovenzintuiglijk is, en waarvan het
- Page 13 and 14: Een enkele technische opmerking. On
- Page 15: HET DUITSE OMSLAG 15
- Page 18 and 19: De Magie als Natuurwetenschap Eerst
- Page 20 and 21: VOORWOORD Het geloof in magie is zo
- Page 22 and 23: ezit, zoals Agrippa van Nettesheim
- Page 24 and 25: schap. Die dwaalt heden nog, net al
- Page 26 and 27: Deze geschiedenis der wetenschappen
- Page 28 and 29: enkelingen uitblinken als zich onde
- Page 30 and 31: Op al deze punten geef ik de wetens
- Page 34 and 35: dracht meedeelt. "Wie dit niet begr
- Page 36 and 37: door Braid 10 is afgelost, en dat e
- Page 38 and 39: gang brengt, die - zoals ze in het
- Page 40 and 41: middel van de vleugels der insecten
- Page 42 and 43: een spectraalanalytisch apparaat. E
- Page 44 and 45: geen zelfs in de somnambulistische
- Page 46 and 47: vanuit het monistische wereldbeeld,
- Page 48 and 49: II DE MAGISCHE VERDIEPING DER MODER
- Page 50 and 51: worden opgewekt, dan zal ook de nat
- Page 52 and 53: fabriceren van een apparaat waarmee
- Page 54 and 55: geboorte in de armen van zijn moede
- Page 56 and 57: doodsstrijd liggend, de namen van d
- Page 58 and 59: thetische aard. Er kan zich ook een
- Page 60 and 61: des te beter te verklaren maakt. In
- Page 62 and 63: zaam. 55 Het is opmerkelijk, dat de
- Page 64 and 65: trekking voort, die volgens de afge
- Page 66 and 67: moeder en foetus. In al deze gevall
- Page 68 and 69: 2 De röntgenstralen en het helderz
- Page 70 and 71: somnambulisten licht zien van wie h
- Page 72 and 73: gebed verzonkene geheel in vuur zag
- Page 74 and 75: sensitief Vollmann, die geen ooglen
- Page 76 and 77: zijn hand nam, was de uitstroming s
- Page 78 and 79: volgens Jamblichus zelfs de oorspro
- Page 80 and 81: de fotografische plaat net zo inwer
estaan, en ook de onbekende onder de geëigende voorwaarden<br />
hun werkzaamheid moeten uiten, bestaat zulk een <strong>magie</strong>. Alleen<br />
moet daaronder iets geheel onschuldigs worden verstaan:<br />
verschijnselen die tot stand komen door krachten die wij nog<br />
niet kennen. Er zijn altijd mensen geweest van wie zulke<br />
krachten uitgaan. Men noemde ze wonderdoeners, heiligen,<br />
tovenaars, heksen, et cetera. Samenvattend kunnen wij hen dus<br />
<strong>als</strong> magiërs aanduiden, want slechts de gesteldheid waarmee, en<br />
het doel waartoe zulke krachten worden aangewend, is<br />
verschillend. <strong>De</strong> krachten zelf zijn identiek. <strong>De</strong> <strong>magie</strong> is het<br />
wonder van niet-heilige personen; het wonder is de <strong>magie</strong> van<br />
de heiligen. Alle <strong>magie</strong>, elke wonderbaarlijke werking, is echter<br />
slechts onbekende <strong>natuurwetenschap</strong>, ongeacht van wie zij<br />
uitgaat, en of het nu zwarte of witte <strong>magie</strong> is.<br />
<strong>De</strong> <strong>magie</strong> is in het eerste stadium de onbewuste toepassing van<br />
onbekende krachten. Daarna wordt ze tot de bewuste toepassing<br />
van niet-onderzochte krachten, waarbij de magiër zelf nog wel<br />
van mening kan zijn dat hij een uitzonderlijk wezen is, dat<br />
wonderen bewerkstelligt. In het laatste stadium wordt ze de<br />
bewuste toepassing van onderzochte krachten.<br />
Daarmee is hun natuurwetmatigheid ingezien en dan vormt zij<br />
een bestanddeel van de wetenschap, de natuurkunde en de<br />
psychologie. <strong>De</strong> wetenschap heeft dus de opdracht, de <strong>magie</strong><br />
gaandeweg op te teren, maar krijgt van deze wel telkens nieuwe<br />
aanvoer. In de middeleeuwen werden door heiligen, tovenaars<br />
en heksen verscheidene procedures door middel van onbekende<br />
krachten uitgevoerd, waarvan met betrekking tot hun aanwending<br />
uiteindelijk ervaringen werden opgedaan, terwijl de<br />
wetenschappelijke theorie nog volledig ontbrak. Dat hiaat werd<br />
opgevuld door de Kerk, en wel door het wonder en een woest,<br />
demonologisch bijgeloof. Aangezien de onderzoekingen in deze<br />
richting weer opleven, zien wij nu reeds dat deze middeleeuwse<br />
procedures deels samenvallen met wat tegenwoordig <strong>als</strong> hypno-<br />
32