De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site
De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site De magie als natuurwetenschap - The Alchemy Web Site
VOORWOORD Het geloof in magie is zo oud als de mensheid. In de religieuze en profane verhalen van alle eeuwen en alle volkeren komen mensen voor, die zich van hun tijdgenoten onderscheidden door inzichten van onbegrijpelijk karakter, en door het beheersen van de natuur en hun medemensen. Al naar gelang het moreel zeer uiteenlopende gebruik dat zij van hun vermogens maakten, noemde men hen wonderdoeners, heiligen, profeten, tovenaars, heksen, et cetera. Samenvattend kunnen we hen als magiërs betitelen. Het zeer grote aantal van dergelijke verhalen en in veel gevallen de betrouwbaarheid van de getuigen, verbiedt ons, dat wij al deze vertellingen voor fabels houden. Wanneer de moderne tijd zich niettemin steeds verder heeft verwijderd van het geloof in magie, ligt dat aan de groei van de wetenschappen, die zich steeds meer tot gesloten systemen hebben ontwikkeld. Het systeem brengt altijd de neiging met zich mee, a priori die feiten te verwerpen die zich er niet naar willen voegen. Anderzijds ligt het al binnen het bereik van de wetenschappelijke ontwikkeling, dat wij noodzakelijkerwijs mettertijd weer op de magie moeten stuiten. Voor de wetenschappelijk denkende onderzoeker is het namelijk wel duidelijk, en op grond van de algemene geldigheid van de wet van de causaliteit a priori zeker, dat het woord magie slechts een provisorische aanduiding is voor de nog niet onderzochte menselijke vermogens, en dat de magische verschijnselen slechts kunnen berusten op een onbekende natuurwetenschap. Daaruit volgt met logische noodwendigheid, dat onze wetenschap op grond van haar spontane ontwikkeling uiteindelijk moet uitmonden bij de magie, en zelf magie moet worden in de mate waarin zij van het onderzoek aan het zichtbare, grijpbare en weegbare, voortschrijdt naar het onzichtbare, ongrijpbare en onweegbare. Want hoe verfijnder de materie zich uit, bijvoorbeeld als stralende materie, des te merkwaardiger krachten verraadt zij. 20
Men kan zich er gemakkelijk van overtuigen, dat dit proces voor de natuurkunde alsook voor de psychologie reeds is aangevangen. Met name leert ons het hypnotisme, dat de raakvlakken tussen wetenschap en magie, dat wil zeggen tussen bekende en onbekende natuurwetenschap, toenemen. Omdat de magie slechts kan liggen in het verlengde van de wetenschap, moet er een versnelde vooruitgang optreden wanneer de onderzoekers de behoefte aan het completeren van hun systemen zouden inzien, en daarom de studie van de magie ter hand zouden nemen, in welk gebied de hun nog onbekende wetten liggen. Want wie slechts de uit de bekende wetten verklaarbare verschijnselen in ogenschouw neemt, behaalt slechts vooruitgang in de breedte. Wie echter de tot nu toe onverklaarbare verschijnselen verklaarbaar maakt, leidt een vooruitgang in de diepte, en nodigt uit tot het uitbouwen en omvormen van de systemen. De onderzoekers dus die de magie uitsluiten van hun onderzoekingen, blijven steken in het provisorische systeem en remmen de vooruitgang af. Daarom is het zeer betreurenswaardig, dat wetenschap en magie tegenwoordig nog als tegenstellingen gelden, aangezien ze elkaar toch slechts wederzijds aanvullen. Dat kan men alleen inzien, wanneer men in beide richtingen onderzoek doet, en enerzijds de wetmatigheid van de magische verschijnselen en anderzijds de zo langzamerhand magische verdieping van de natuurwetenschappen erkent. Aan de bedenkingen van de lezers die op het standpunt van de moderne natuurwetenschap staan, kan ik daarom, zonder zelf iets te verspelen en zonder te veel van hen te verlangen, volledig rekenschap geven. Ik schrijf aan de mensen niet de magische vermogens toe in de zin van de middeleeuwen, die alle wonderen en tovenarijen, alle legitieme en illegitieme magie verklaarde uit bovennatuurlijke hulp van hemelse of demonische aard. Voor een dergelijk cliché bestaat geen aanleiding. De magische vaardigheden zijn ons eigen natuurlijke 21
- Page 1 and 2: DR. FREIHERR CARL DU PREL DIE MAGIE
- Page 3 and 4: INHOUDSOPGAVE Inleiding van de vert
- Page 5 and 6: elektriciteit, licht en warmte, et
- Page 7 and 8: tiek. Wat het vroegste onderzoek aa
- Page 9 and 10: onverklaarbare verrichtingen en ver
- Page 11 and 12: ovenzintuiglijk is, en waarvan het
- Page 13 and 14: Een enkele technische opmerking. On
- Page 15: HET DUITSE OMSLAG 15
- Page 18 and 19: De Magie als Natuurwetenschap Eerst
- Page 22 and 23: ezit, zoals Agrippa van Nettesheim
- Page 24 and 25: schap. Die dwaalt heden nog, net al
- Page 26 and 27: Deze geschiedenis der wetenschappen
- Page 28 and 29: enkelingen uitblinken als zich onde
- Page 30 and 31: Op al deze punten geef ik de wetens
- Page 32 and 33: estaan, en ook de onbekende onder d
- Page 34 and 35: dracht meedeelt. "Wie dit niet begr
- Page 36 and 37: door Braid 10 is afgelost, en dat e
- Page 38 and 39: gang brengt, die - zoals ze in het
- Page 40 and 41: middel van de vleugels der insecten
- Page 42 and 43: een spectraalanalytisch apparaat. E
- Page 44 and 45: geen zelfs in de somnambulistische
- Page 46 and 47: vanuit het monistische wereldbeeld,
- Page 48 and 49: II DE MAGISCHE VERDIEPING DER MODER
- Page 50 and 51: worden opgewekt, dan zal ook de nat
- Page 52 and 53: fabriceren van een apparaat waarmee
- Page 54 and 55: geboorte in de armen van zijn moede
- Page 56 and 57: doodsstrijd liggend, de namen van d
- Page 58 and 59: thetische aard. Er kan zich ook een
- Page 60 and 61: des te beter te verklaren maakt. In
- Page 62 and 63: zaam. 55 Het is opmerkelijk, dat de
- Page 64 and 65: trekking voort, die volgens de afge
- Page 66 and 67: moeder en foetus. In al deze gevall
- Page 68 and 69: 2 De röntgenstralen en het helderz
VOORWOORD<br />
Het geloof in <strong>magie</strong> is zo oud <strong>als</strong> de mensheid. In de religieuze<br />
en profane verhalen van alle eeuwen en alle volkeren komen<br />
mensen voor, die zich van hun tijdgenoten onderscheidden door<br />
inzichten van onbegrijpelijk karakter, en door het beheersen van<br />
de natuur en hun medemensen. Al naar gelang het moreel zeer<br />
uiteenlopende gebruik dat zij van hun vermogens maakten,<br />
noemde men hen wonderdoeners, heiligen, profeten, tovenaars,<br />
heksen, et cetera. Samenvattend kunnen we hen <strong>als</strong> magiërs<br />
betitelen. Het zeer grote aantal van dergelijke verhalen en in<br />
veel gevallen de betrouwbaarheid van de getuigen, verbiedt ons,<br />
dat wij al deze vertellingen voor fabels houden. Wanneer de<br />
moderne tijd zich niettemin steeds verder heeft verwijderd van<br />
het geloof in <strong>magie</strong>, ligt dat aan de groei van de wetenschappen,<br />
die zich steeds meer tot gesloten systemen hebben ontwikkeld.<br />
Het systeem brengt altijd de neiging met zich mee, a priori die<br />
feiten te verwerpen die zich er niet naar willen voegen.<br />
Anderzijds ligt het al binnen het bereik van de wetenschappelijke<br />
ontwikkeling, dat wij noodzakelijkerwijs mettertijd weer<br />
op de <strong>magie</strong> moeten stuiten. Voor de wetenschappelijk denkende<br />
onderzoeker is het namelijk wel duidelijk, en op grond<br />
van de algemene geldigheid van de wet van de causaliteit a<br />
priori zeker, dat het woord <strong>magie</strong> slechts een provisorische<br />
aanduiding is voor de nog niet onderzochte menselijke<br />
vermogens, en dat de magische verschijnselen slechts kunnen<br />
berusten op een onbekende <strong>natuurwetenschap</strong>. Daaruit volgt<br />
met logische noodwendigheid, dat onze wetenschap op grond<br />
van haar spontane ontwikkeling uiteindelijk moet uitmonden bij<br />
de <strong>magie</strong>, en zelf <strong>magie</strong> moet worden in de mate waarin zij van<br />
het onderzoek aan het zichtbare, grijpbare en weegbare,<br />
voortschrijdt naar het onzichtbare, ongrijpbare en onweegbare.<br />
Want hoe verfijnder de materie zich uit, bijvoorbeeld <strong>als</strong><br />
stralende materie, des te merkwaardiger krachten verraadt zij.<br />
20