30.09.2013 Views

DE KATHOLIEKE PERS

DE KATHOLIEKE PERS

DE KATHOLIEKE PERS

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

NUMMER 158<br />

SEPTEMBER 1939<br />

<strong>DE</strong> <strong>KATHOLIEKE</strong> <strong>PERS</strong><br />

MAANDORGAAN VAN <strong>DE</strong> NE<strong>DE</strong>RL. ROOMSCH-KATH. JOURNALISTEN-VEREENIGING<br />

VERSCHIJNT ELKEN len VAN <strong>DE</strong> MAAND<br />

ABONNEMENTSPRIJS f 2.50 PER JAAR<br />

ADVERTENTIEPRIJS f 4.- PER 1/12 PAG.<br />

PROF. DR. TITUS BRANDSMA 0. CARM.<br />

4C-JARIG PROFESSIEFEEST.<br />

Op den 3en October a.s. zal het veertig jaar geleden<br />

zijn, dat onze geestelijk adviseur, prof. dr. Titus<br />

Brandsma, zijn plechtige Professie deed in de Orde van<br />

den Carmel. De redacteur van ons orgaan vraagt me<br />

ter gelegenheid van dit feit een artikel en nog wel, daar<br />

hij het orgaan op tijd wil laten verschijnen, binnen<br />

anderhalvein dag Fiat, dan moet ander werk maar<br />

wachten. Want ik zou me schamen als ik geen tijd zou<br />

vrij maken om een artikel te schrijven over prof.<br />

Brandsma, die zóó dikwijls, in zijn toewijding voor ons<br />

en onze belangen, ook anier werk liet wachten.<br />

Het kan niet mijn taak zijn om het werk, door prof.<br />

Brandsma in de afgeloopen veertig jaren verricht, in al<br />

zijn veelzijdige aspecten te gaan schetsen. Dat blijve<br />

aan meer competente personen overgelaten. Het zou<br />

ook al te veel ruimte vragen van dit orgaan. Want het<br />

werk van dezen ijvervollen priester en geleerde, dezen<br />

onuitputtelijken „zelator", is zóó veel-omvattend; zijn<br />

DAOELIJKSCH BESTUUR:<br />

Voorzitter: Mr. H. F A. GEISE, Lorentzkade 23, Leiden VE RANT WOORD ELIIK REDACTFIJR<br />

Secretaris: F. I.M. SCHNEI<strong>DE</strong>RS, Hoogewoerd 124a, Leiden F D A* T C C,~„ X I" J «CUA^ICUK<br />

Penningmeester: F. J. H. M. MULLER, Van Eeghenstraat rKANij bLHNEI<strong>DE</strong>RS — LEI<strong>DE</strong>N<br />

153, boven, Amsterdam Giro 303185. — HOOGEWOERD 124 A, TEL. 25265.<br />

belangstelling gaat naar zóó veel kanten uit, dat er<br />

om al deze activiteit te schetsen makkelijk een heele<br />

brochure te vullen zou zijn. Ik beperk me dus in hoofdzaak<br />

tot de betrekking, waarin prof. Brandsma staat tot<br />

ons, katholieke journalisten.<br />

Het was in het voorjaar van 1935 dat prof. dr. Titus<br />

Brandsma O. Carm., hoogleeraar aan de R. K. universiteit<br />

te Nijmegen, door Z. H. Exc. den Aartsbisschop tot<br />

geestelijk adviseur onzer vereeniging werd benoemd<br />

als opvolger van Pater dr. Bonaventura Kruitwagen O.<br />

F. M. Daar was bij deze benoeming vreugde onder ons,<br />

want wij wisten dat prof. Brandsma de Kath. pers een<br />

warm hart toedroeg. Maar daar was — wij zijn daar<br />

vast van overtuigd — ook vreugde bij den benoemde.<br />

Want, hoezeer dan ook prof. Brandsma met arbeid<br />

overladen was, voor de katholieke journalisten en voor<br />

hum „nobile officium" had hij zóó'n bijzondere genegenheid,<br />

dat hij het werk, dat het adviseurschap onzer<br />

vereeniging meebracht, er graag nog bij nam. Hij ontveinsde<br />

zich niet, dat dit werk niet gering zou zijn, maar<br />

hij was van den aanvang af voornemens er zich geheel<br />

aan te geven. En hij heeft dit ook gedaan, op een wijze<br />

die van ons allen groot respect moet afdwingen.<br />

Veel is er in de paar jaren, dat prof. Brandsma onze<br />

adviseur is, van hem gevraagd. Veel heeft hij ook ongevraagd<br />

gegeven, met volle toewijding. Geijverd heeft<br />

hij voor de hooge idealen, welke de katholieke journalistiek<br />

te dienen heeft; het besef heeft hij onder ons verlevendigd<br />

van de „charge d'ames", welke wij dragen;<br />

onze cultureele „standing" heeft hij trachten omhoog te<br />

voeren, onze materieele positie ging hem nauw ter harte<br />

en hij heeft ervoor gezwoegd waar en wanneer zich de<br />

gelegenheid ook maar voordeed. Niets was hem ooit<br />

te veel, altijd stond hij voor ons klaar en als wij soms,<br />

ontmoedigd, geneigd waren een zaak te laten liggen,<br />

dan was prof. Brandsma altijd de man om weer nieuwen<br />

moed, nieuwe initiatieven wakker te roepen. Hoevelen<br />

onzer bewaren niet een dankbare herinnering aan wat<br />

prof. Brandsma voor hen persoonlijk heeft trachten te<br />

bereiken en vaak ook inderdaad bereikt heeft? Menig<br />

collega, die in moeilijke omstandigheden kwam te<br />

verkeeren, heeft het voor een groot deel aan prof.<br />

Brandsma te danken, dat er verlichting, uitkomst kwam.


Pag. 410 SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

Nooit deed een collega, die zorgen had, tevergeefs een<br />

beroep op onzen adviseur. Altijd vond hij een begrijpend<br />

meevoelend hart en een vaardigen geest, die onmiddellijk<br />

alles in actie stelde om de zorgen te verlichten.<br />

Bij een jubileum als wij straks vieren gaan, mag dit<br />

alles wel eens naar voren worden gebracht. Wij zijn<br />

prof. Brandsma innig dankbaar voor dit alles. Wij blijven<br />

ons aanbevelen in zijn raad, zijn bijstand, zijn zorgen,<br />

zijn toewijding. Wij hopen, dat hij nog een lange<br />

reeks van jaren in ons midden werkzaam zal mogen<br />

zijn en daarbij getuige zal blijven van een stijgenden<br />

geestelijken en stoffelijken welstand van de Ned. Kath.<br />

journalisten en van een steeds rijkeren bloei van de<br />

Ned. Kath. pers.<br />

Waar moet de reden gezocht worden, dat prof.<br />

Brandsma zich zoo nauw aan ons verwant gevoelt en<br />

zóó veel voor onze vereeniging over heeft?<br />

Zeker, als eerste reden moet ongetwijfeld worden genoemd<br />

de gulheid des harten, waarmede deze priester<br />

zich weg schenkt, zonder eenige reserve, als hij maar<br />

goed kan doen.<br />

Maar als bijzondere reden mag toch wel worden aangemerkt<br />

de bijzondere voorliefde, die prof. Brandsma<br />

steeds voor de journalistiek heeft gehad en de journalistieke<br />

flair, die deze man van ascese en wetenschap<br />

ongetwijfeld ook bezit. Want prof. Brandsma heeft verschillende<br />

eigenschappen, die bij een goed journalist<br />

behooren: hij schrijft makkelijk, heeft een vlotte, levendige<br />

schrijftrant, heeft warme belangstelling voor alle<br />

vormen van actie in het katholieke en openbare leven.<br />

En hij levert, naast zijn weitenschappelijken arbeid,<br />

steeds een respectabele hoeveelheid journalistiek<br />

werk. Hoeveel dag- en v/eekbladen, hoeveel tijdschriften,<br />

hebben de afgeloopen 40 jaren niet geprofiteerd<br />

van prof. Brandsma's vlotte pen? Heeft iemand, die een<br />

of andere goede actie wilde pousseeren en een beroep<br />

deed op prof. Brandsma om een stukje in kramt of periodiek,<br />

ooit tevergeefs bij hem aangeklopt? Ik geloof<br />

't niet, want prof. Brandsma kan niet weigeren, als hij<br />

een goede zaak dienen kan.<br />

In de jaren, dat hij professor was in het Carmelklooster<br />

te Oss, was hij reeds redacteur van „De stad Oss"<br />

en sinds hij, in 1923, het hoogleeraarschap in Nijmegen<br />

vervult, bleef hij journalistiek werk leveren in kranten<br />

en tijdschriften. Het zou boekdeelen vullen, als dit journalistiek<br />

werk van de afgeloopen veertig jaren zou<br />

kunnen worden verzameld.<br />

Journalistiek werk in breederen zin leverde hij ook in<br />

verschillende uitgaven, die van zijn hand verschenen,<br />

in tijdschriftartikelen enz. We doelen niet op de uitgave<br />

der werken van de H. Teresia en van den H. Joannes<br />

van het Kruis, die prof. Brandsma met eenige zijner confraters<br />

van den Carmel ondernam, omdat dit wetenschappelijk<br />

werk niet met de journalistiek in verbinding<br />

mag worden gebracht. We denken evenmin aan zijn<br />

werk voor de katholieke Encyclopedie en aan zijn bemoeiingen<br />

voor een tekst-critische uitgave der werken<br />

van Geert Groote in 1940. We laten ook buiten beschouwing<br />

zijn brochure over het Godsbegrip, die<br />

den tekst bevat der rede, uitgesproken op de dies<br />

natalis der R. K. universiteit in 1932 welke brochure —<br />

een zeldzaamheid voor een dies natalis-rede — een<br />

herdruk mocht beleven. Maar we doelen op bijv.<br />

het Verslagboek van het Nijmeegsen Maria-congres<br />

in 1932, een ruim 500 pagina's dik boekwerk, bevattende<br />

de redevoeringen tijdens het Congres gehouden,<br />

maar ook veel journalistiek werk, voor een groot<br />

deel van de hand van prof. Brandsma. We doelen<br />

op de verhandelingen, die hij schreef in tal van tijdschriften:<br />

Carmelrozen, Analecta Ord. Carm., De Katholiek,<br />

Ons Geestelijk Erf, Roomsk Frysk Boun, enz. enz.<br />

In dit verband moet ook nog genoemd worden het fijne<br />

boekje: Carmelite mysticism, historical sketches, dat in<br />

1936 te Chicago verscheen en dat de uitgewerkte lezingen<br />

bevat, die prof. Brandsma in 1935 aan de katholieke<br />

universiteit te Washington gaf. En daar is ongetwijfeld<br />

veel meer, waarvan wij geen kennis dragen.<br />

Want de pen van prof. Brandsma is zeer vruchtbaar. En<br />

't is waarlijk geen wonder, dat deze hoogleeraar, maar<br />

die tegelijk ook een geboren journalist is, zich tot ons<br />

getrokken voelde en daardoor niet alleen adviseur<br />

maar ook in menig opzicht een collega, een vriend van<br />

ons is geworden.<br />

Aan dezen hoog geschatten collega kunnen wij allen<br />

een voorbeeld nemen. Van zijn ijver voor alle goede<br />

werken, van zijn irenische instelling, waardoor hij nooit<br />

iemand kwetsen zal, kunnen wij allen leeren. Leeren<br />

kunnen wij ook van hem ihet idealisme te bewaren dat<br />

ons, katholieke journalisten, steeds moet blijven bezielen.<br />

Diep overtuigd is prof. Brandsma van de hooge<br />

ideale beteekenis der kath. journalistiek, van de zware<br />

verantwoordelijkheid der kath. journalisten, die.herauten<br />

der waarheid moeten zijn, wegbereiders naar hst<br />

land, waarin gerechtigheid en liefde heersenen. Die<br />

overtuiging kan bij ons, in den Iredmoleii van iederendag-opnieuw,<br />

wel eens afslijten. Maar de hooge opvatting,<br />

die prof. Brandsma van onze taak heeft, herinnert<br />

er ons dan aan, dat wij onze lampen brandend hebben<br />

te houden, eiken dag, ieder uur, iedere ademtocht.<br />

Er zal ter gelegenheid van het 40-jarig Professiefeest<br />

van prof. Brandsma een kleine huldiging plaats vinden,<br />

waarvoor een nationaal comité is gevormd, waarvan<br />

mgr. prof. Hoogveld voorzitter is. Die huldiging zal,<br />

overeenkomstig het verlangen van den jubilaris, tot een<br />

meer intiemen kring beperkt blijven. Onze leden hebben<br />

daaromtrent reeds een en ander vernomen uit een<br />

circulaire, die hun enkele weken geleden werd toegezonden.<br />

Den jubilaris zal o.a. een bijdrage worden aangeboden<br />

voor zijn Instituut voor de geschiedenis dsr<br />

Nederlandsen» mystiek. Prof. Brandsma tracht daar<br />

zooveel mogelijk fotografische reproducties bijeen te


SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

brengen van moeilijk te bereiken middeleeuwsche<br />

handschriften, waardoor een betere studie van onze<br />

vaderlandsche mystiek mogelijk wordt. Collega's, die<br />

nog verzuimden hiervoor een klein bedrag beschikbaar<br />

te stellen, kunnen dit nog storten op het giro-nummer<br />

356331 van Zr. Feugen te Nijmegen onder vermelding<br />

„Huldiging prof. Brandsma". Wij vertrouwen dat zooveel<br />

mogelijk alle leden, al is 't door nóg zoo'n kleine gift,<br />

aan deze huldiging zullen bijdragen.<br />

Nijmegen, 27 Aug. '39. ZWETSLOOT.<br />

Vragen staat vrij!<br />

Misschien komt het door den verren afstand, waarop<br />

wij van hier de gebeurtenissen in onze vereeniging<br />

moeten volgen, dat de onmiskenbare moeilijkheden, die<br />

den laatsten tijd in den boezem der vereeniging gerezen<br />

zijn, aan klaarheid te kort komen. Er was geen klaarheid<br />

in de tegenstellingen, zooals ze op de laatste vergadering<br />

te Utrecht itot uitdrukking kwamen in het debat<br />

tusschen den voorzitter en den woordvoerder van de<br />

Amsterdamsche groep, den heer van Lamsweerde, inzake<br />

de motie Noord-Holland. Er is geen klaarheid in<br />

de mededeelingen in het laatst-verschenen nummer van<br />

het orgaan, waar we het rapport van de rechtspositiecommissie<br />

aantreffen naast een verslag van de groep<br />

Noord-Holland en een zeer summiere opmerking in het<br />

verslag van de bestuursvergadering, dat het commissie-rapport<br />

is „vastgesteld" en dat besloten is „na<br />

goedkeuring" de richtlijnen te verwezenlijken. Afgezien<br />

van de vraag, hoe men richtlijnen denkt te verwezenlijken,<br />

vragen we: wat is hier bedoeld met vaststellen<br />

en van wie moet de goedkeuring komen. Van de algemeene<br />

vergadering? Als dit laatste het geval is, waarom<br />

kon dat dan niet ter sprake worden gebracht op de<br />

laatste Utrechtsche vergadering?<br />

Wij zijn reeds aan het vragen gegaan, zooals bekend,<br />

de klassieke methode om achter de waarheid te komen.<br />

Men veroorlove ons hiermede nog even door te gaan.<br />

Er zijn in de laatste vergadering heftige woorden gevallen<br />

over de uitdrukking „vakvereeniging" in de bekende<br />

motie. Ook het verslag van de vergadering van<br />

Noord-Holland spreekt er weer van. Maar we misten<br />

tot nu toe de juiste omschrijving van het begrip „vakvereeniging<br />

voor journdlisten", zooals Noord-Holland<br />

dit in onze kringen wenscht ingevoerd te zien. Met een<br />

simpele sociologische definitie komt men er niet. Wij<br />

mogen veronderstellen, dat het hier niet om een woord<br />

gaat, zooals de voorzitter op de Utrechtsche vergadering<br />

voorstelde. („Dat maakt sommige directies maar<br />

kopschuw"). Het gaat natuurlijk om meer. Wenscht<br />

Noord-Holland werkelijk een vakvereeniging met de<br />

consequenties, die aan dit „woord" vastzitten? Streven<br />

naar een collectieve arbeidsovereenkomst met rechten<br />

Pag. 411<br />

en verplichtingen van alle bedrijfsgenooten (directeuren<br />

en redacteuren), vastgestelde loonen bij contract, arbeidsprestatie<br />

(qualitatief en quantitatief) van den redacteur,<br />

vacantieregeling, een contactcommissie als<br />

overgangsvorm naar een bedrijfsraad, sluiting van het<br />

dusdanig georganiseerd krantenbedrijf, zoodat georganiseerde<br />

journalisten niet mogen werken aan niet-georganiseerde<br />

kranten, steunkassen, en tenslotte de verplichting<br />

tot staking, wanneer de bedrijfsgenooten<br />

„ter eene" zich niet aan de verplichtingen houden? En<br />

uitsluiting wanneer contractanten „ter andere" hun<br />

plicht verzaken, 't Is mogelijk, maar onze fantasie laat<br />

ons in den steek, wanneer we trachten ons den heer<br />

Thomassen voor te stellen postend voor de bureaux<br />

van de Nieuwe Koerier en den heer van Lamsweerde<br />

manifesten uitdeelend in Amsterdamsche café's om het<br />

goed recht van de katholieke journalisten te bepleiten<br />

bij hun staking. En zou de „katholieke zaak" niet op<br />

de flacon gaan, wanneer de katholieke kranten niet, of<br />

gebrekkig verschenen en het goede volk zich niet meer<br />

kon laven aan de bronnen door de katholieke redacties<br />

aangeslagen. We spreken immers nogal eens graag<br />

over onze onmisbaarheid? Het zijn allemaal vragen,<br />

die bij de motie Noord-Holland toch wel beantwoord<br />

mochten worden.<br />

Andere vragen komen bij een „uitmiddelpuntig lid"<br />

van de journalistenvereeniging op, wanneer hij het verslag<br />

van de vergadering Noord-Holland leest. Wat gebeurde<br />

er achter de schermen, dat het hoofdbestuur<br />

zich zoo sterk tegen het woord vakvereeniging keerde,<br />

zonder ook maar te spreken over een eventueele<br />

woord-inhoud? Wat voor voorwaarden aanvaardde het<br />

bestuur van eenige hoofdredacteuren, die zich op de<br />

laatste vergadering zoo minzaam en zoo maar zonder<br />

meer, als waren ze doodgewone journalisten, tusschen<br />

ons neerzetten. Wanneer er achter de schermen niets<br />

gebeurde en er van eenige voorwaarden geen sprake<br />

was, waarom plaatst de orgaan-redactie dan zoo'n verslag<br />

ongewijzigd of waarom komt er dan geen commentaar<br />

bij zoo'n verslag. Hebben de „gewone" journalisten<br />

eigenlijk wel ooit iets gehoord omtrent die<br />

mysterieuse toetreding van enkele hoofdredacteuren?<br />

Zijn de hoofdredacteuren, die reeds eerder lid waren<br />

van de vereeniging thans ook overgegaan in deze club?<br />

Of zijn er hoofdredacteuren eerste en hoofdredacteuren<br />

tweede klasse. Wat beoogt het bestuur met deze club?<br />

Bereiking van onze rechtspositie? Het is nieit zoo erg,<br />

wanneer het bestuur een dergelijke merkwaardige<br />

methode volgt, maar waarom mogen wij, simpele leden,<br />

dat niet weten?<br />

Al deze dingen zijn niet klaar en helder. Het bleek<br />

in Utrecht en het blijkt thans nog. Alleen is duidelijk,<br />

dat we op het oogenblik de vereenigingswagen aan<br />

twee kanten aan het inspannen zijn en bovendien weten<br />

we niet eens, welk tuig we willen nemen.<br />

Daar is dan het rapport van de commissie, de „com-


Pag, 412<br />

missie der rechtspositie". Het is een rapport op korten<br />

termijn en het is een kort rapport. Wat lofwaardig zou<br />

zijn, wanneer men kort maar krachtig te zien<br />

kreeg, wat we van dit „vastgestelde, maar goed te keuren"<br />

rapport hebben te verwachten.<br />

Er staan merkwaardige dingen in dit rapport. Dit bijvoorbeeld:<br />

4a. Het bezwaar van onmogelijkheid (van wat?<br />

wij veronderstellen van de eisenen van het rapport.<br />

maar welke eischen? B.) door den slechten economischen<br />

toestand, zal naar de meening der commissie<br />

moeten worden ondervangen door het overwegen van<br />

middelen teneinde een slechte financieele toestand,<br />

waar noodig, te verbeteren, in elk geval dit bezwaar<br />

uit den weg te ruimen.<br />

Wanneer we aannemen, dat die „onmogelijkheid"<br />

bestaat in den slechten financieelen toestand van een<br />

bepaald bedrijf, dan vragen we, wat bedoelt de commissie<br />

dan met „ondervangen", met „overwegen van<br />

middelen", met „uit den weg te ruimen". Geldgebrek?<br />

Hoe wil men dat verbeteren? Door het financieel beheer<br />

van een bepaald blad voor eenigen tijd aan een<br />

paar journalisten over te laten?<br />

En wat doet dat „waar noodig" komisch aan in dit<br />

verband. Er zijn dus ook slechte financieele toestanden,<br />

die geen verbetering noodig hebben.<br />

Op 4a volgt onmiddellijk 4b:<br />

Deze middelen zijn: overleg, samenwerking, ordening,<br />

steun van invloedrijke personen.<br />

„Deze middelen"! Is er al van middelen sprake geweest?<br />

Bij de tooverwoorden „overleg, samenwerking,<br />

ordening (men had er nog gerust aan toe kunnen voegen,<br />

verstandhouding, wederzijdsch begrip, hartelijke<br />

betrekkingen enz.) voegt zich nog de steun van invloedrijke<br />

personen. Steun tot wat? Instandhouding van noodlijdenden<br />

kranten of van noodlijdende journalisten?<br />

Wie kiest die drie vertrouwensmannen uit het midden<br />

der commissie, waarover in artikel 5a sprake van<br />

is. Kiest de commissie die?<br />

De zinsnede over het collectief arbeidscontract in 3b<br />

heeft geen enkele zin, wanneer niet „kort" wordt aangegeven,<br />

wat er o.a. in dat collectief contract moet<br />

staan. De eisch van 2c, welke „ten genoegen" van de<br />

directies en hoofdredacties zullen moeten zijn, worden<br />

niet omschreven. Wenscht mende journalisten een soort<br />

proefstuk te laten maken, alvorens ze tot de vereeniging<br />

worden toegelaten en in de voordeelen van een<br />

collectief contract kunnen deelen. Dat zou zoo gek niet<br />

zijn, omdat hiermede zoowel natuurlijke aanleg (waarover<br />

van Lamsweerde spreekt) en door studie verworven<br />

ontwikkeling konden getoetst worden. Examinatoren<br />

zouden eenige hoofdredacteuren kunnen zijn (uit de<br />

„club" of niet, het doet er niet toe).<br />

Het zijn allemaal vragen, die we hier dn het donkere<br />

Zuiden moeilijk kunnen beantwoorden. Of zijn er ook<br />

nog andere landstreken, waar men den laat sten tijd de<br />

SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

ontwikkeling van de vereeniging en van. de moeilijkheden<br />

in de vereeniging niet meer volgen kan.<br />

Alvorens de vereeniging „als zoodanig" ageeren kan<br />

voor iets, moet er eenstemmigheid bereikt worden (al<br />

was het alleen maar om het optreden van onderkruipers<br />

te voorkomen bij een van onze toekomstige glorieuse<br />

stakingen!<br />

Maar alvorens eenheid mogelijk is, moeten we elkaar<br />

begrijpen, elkaar precies zeggen wat we willen en met<br />

de door van Lamsweerde bepleite openhartigheid. Over<br />

belangstelling zal men daar niet te klagen hebben.<br />

Vóór we weten, wat de vereeniging wil, hebben incidenteele<br />

besprekingen met directies weinig waarde.<br />

Het feit, dat het laatst-verschenen nummer van ons<br />

orgaan gedateerd is Juli-Augustus doet mij vreezen, dat<br />

deze regels eerst in de tweede helft van September gepubliceerd<br />

zullen worden. Misschien zijn deze vragen<br />

dan al reeds beantwoord door de besprekingen in een<br />

ailgemeene vergadering. In dat geval mogen de leden<br />

den schrijver verontschuldigen, die zijn vragen op 23<br />

Juli op papier zette.<br />

Kerkrade. B. BEKMAN.<br />

KANTTEEKENING TEGEN MYSTIFICATIE.<br />

Het is niet mijn gewoonte, om den redactioneelen<br />

inhoud van ons orgaan van commentaren en terechtwijzingen<br />

te voorzien, maar dezen keer maak ik gaarne<br />

gebruik van de mij geboden gelegenheid voor het<br />

maken van een paar kantteekeningen.<br />

Collega Bekman stelt vele vragen, welke ik niet alle<br />

zal trachten te beantwoorden. Slechts een paar wil ik<br />

naar voren halen, teneinde de vorming van legendes te<br />

stuiten.<br />

„Wat gebeurde er achter de schermen, vraagt inzender,<br />

dat het hoofdbestuur zich zoo sterk tegen het woord<br />

vakvereeniging keerde, zonder ook maar te spreken<br />

over een eventueele woord-inhoud".<br />

Wie op de Utrechtsche vergadering geweest is, kan<br />

weten, dat het bestuur zich juist daarom tegen het<br />

woord kantte, omdat de inhoud daarvan verwarrend en<br />

onzeker is. Er zijn kringen die bij dat woord —<br />

terecht of ten onrechte — denken aan de strijdmethoden<br />

van vroeger; er zijn vereenigingsleden, die<br />

hun organisatie niet de richting willen in sturen van<br />

een „vakvereeniging" in den zin, zooals zij die<br />

term verstaan. Ik ben ervan overtuigd, dat<br />

Noord-Holland zich niet schaart achter de meest extreme<br />

opvattingen van het woord.<br />

Blijkens het verslag van de vergadering van Noord-<br />

Holland in ons vorig orgaan wil de voorzitter van de<br />

Noord-Hollandsche groep „een geheel andere richting<br />

in nieuwen geest". Maar ik geloof te mogen betwijfelen<br />

of alle leden die bedoeling (waarvan de draagwijdte<br />

ook nog klaarder omschreven zou kunnen worden) wel<br />

hebben kunnen lezen in de term „vakvereeniging",


SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

welke term door N.-Hollonders zoozeer beschouwd<br />

werd als de belichaming van hun bedoelingen, dat zij<br />

er geen afstand van wilden doen.<br />

Het bestuur was van meening, dat de groep N.-Holland,<br />

ook zonder deze aldus geformuleerde motie zou<br />

kunnen bereiken wat zij wilde, doch dat zij met handhaving<br />

van de iterm „vakvereeniging" een onnoodige<br />

tegenkanting opwekte en aanwakkerde. Vandaar dat<br />

het bestuur N.-Holland in overweging gaf deze motie<br />

in te trekken, subsidiair een andere geformuleerde motie<br />

voorstelde.<br />

Laten wij thans niet langer vechten over het woord<br />

en over den inhoud van dat woord. Ik vrees, dat daar<br />

bezwaarlijk eenstemmigheid over bereikt zal worden.<br />

Wil Noord-Holland een nieuwe richting en een nieuwen<br />

geest, laat zij dat dan in duidelijke en scherp preciseerende<br />

woorden zeggen. De leden kunnen er zich<br />

dan over uitspreken; het bestuur weet dan wat de vereeniging<br />

wil en de vereeniging weet dan precies wat<br />

zij gewild heeft en behoort dan ook de consequenties<br />

daarvan te dragen.<br />

Laten wij concreet zijn en reëel en niet naar elkander<br />

slaan en steken door een rookgordijn van een mysteriewoord.<br />

En nu de tweede legende-vorming, welke met de eerste<br />

annex is.<br />

Welke voorwaarden aanvaardde het bestuur van<br />

eenige hoofdredacteuren?<br />

Van voorwaarden is mij niets bekend en ik verklaar<br />

zelfs niet te begrijpen, waarop de voorzitter van Noord-<br />

Holland, wien collega Bekman naspreekt, kan hebben<br />

gezinspeeld.<br />

De kwestie der zoo geheimzinnige hoofdredacteurengroepeering<br />

is eenvoudig deze:<br />

Eenige hoofdredacteuren hadden zich in een zeker<br />

verband of groepeering vereenigd om op gezette tijden<br />

met elkander actueele onderwerpen te bespreken, welke<br />

zij voor zich van belang achtten. Zij hielden zich<br />

ervan overtuigd, dat zij hiermede op een terrein bleven,<br />

dat geheel buiten de activiteit van de vereeniging lag.<br />

Toch zag het bestuur een gevaar in het vereenigd optreden<br />

van een groep journalisten los van elk verenigingsverband,<br />

wat in de toekomst misschien zou kunnen<br />

uitgroeien tot een afgesplitste organisatie, en heeft<br />

het een compromis weten te bereiken, waardoor de besprekingen<br />

van deze groepeering in verenigingsverband<br />

zijn ingeschakeld op de manier, zooals in het<br />

orgaan is medegedeeld.<br />

Daaruit trekt de groepeering terecht de consequentie,<br />

dat de leden van deze groepeering ook lid van de<br />

vereeniging behooren te zijn.<br />

Het bestuur beoogt niets met deze „club", het achtte<br />

het alleen ongewenscht, dat deze club op eigen gelegenheid<br />

door bleef zeilen. Tot de groepeering behooren<br />

zoowel hoofdredacteuren, die reeds lang lid onzer vereeniging<br />

waren, als hoofdredacteuren, die eerst na ge-<br />

Pag. 413<br />

noemd compromis als lid toetraden. De meesten behooren<br />

tot de eerstgenoemde categorie. De groepeering beweegt<br />

zich op een terrein, welke het terrein van onze<br />

vereenigings-actie niet raakt, zoodat elke gedachte<br />

bijv. aan bereiking van onze rechtspositie langs dezen<br />

weg daaraan volmaakt vreemd is.<br />

Ten slotte de vraag, waarom het rapport over de<br />

rechtspositie niet op de algemeene vergadering ter<br />

sprake is gebracht.<br />

Dat rapport is door mij wel degelijk in Utrecht vermeld<br />

met een summiere aanduiding van hetgeen ik de<br />

quintessens van het rapport achtte. De mededeeling<br />

schijnt echter weggespoeld te zijn in de hooggaande<br />

golven der discussie.<br />

Hoewel ik het rapport dus wel vermeldde, meende ik<br />

echter niet gerechtigd te zijn, het in extenso voor te<br />

lezen, omdat het bestuur, aan wien dat rapport was<br />

uitgebracht, nog geen gelegenheid had gehad het te<br />

bestudeeren en te behandelen.<br />

De leden zullen evenwel gelegenheid genoeg krijgen<br />

hun meening daarover ten beste te geven.<br />

Mr. H. F. A. GEISE.<br />

De beurs aan de Universiteit te Rijssel<br />

Wij vestigen nog eens de aandacht op de mededeeling<br />

in ons vorig orgaan betreffende een beurs voor de<br />

studie in de Katholieke Journalistiek aan de Universiteit<br />

te Rijssel.<br />

Bij den secretaris kwam geen enkel verzoek<br />

om inlichtingen binnen.<br />

Wij hebben ons afgevraagd of er dan geen enkele<br />

jonge katholieke journalist is, die hierin de zoo lang<br />

begeerde toekomstmogelijkheid ziet.<br />

Het zou droevig zijn, indien het zoo ware.<br />

De mogelijkheid bestaat intusschen ook, dat sommigen<br />

zich direct tot den rector magnificus dier universiteit<br />

hebben gericht, wiens adres wij in het vorige<br />

orgaan mede hadden opgegeven. Wij willen het hopen.<br />

Wij kunnen intusschen nog mededeelen, dat de geheele<br />

beurs fr. 12.000 bedraagt, voor een studie van<br />

twee jaar fr. 6000 of voor een studie van drie jaar<br />

fr. 4000 per jaar.<br />

Zakgeld inbegrepen zullen de kosten — indien men<br />

huisvesting neemt in het studentenhuis — iets meer bedragen<br />

n.1. ongeveer fr. 8000.<br />

Het concours tusschen de candidaten zou in een voor<br />

iederen candidaat aan te wijzen plaats in Nederland<br />

worden gehouden op 29 September en drie uur<br />

duren, gedeeltelijk in het Hollandsen, gedeeltelijk in het<br />

Fransch.<br />

Op 15 October zal de uitslag worden bekend gemaakt.


Pag. 414<br />

PROF. DR. TITUS BRANDSMA ON<strong>DE</strong>RSCHEI<strong>DE</strong>N.<br />

Bij kon. besluit is aan onzen geesitel. adviseur prof.<br />

dr. Titus Brandsma O. C. de onderscheiding verleend<br />

van ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw.<br />

Met deze onderscheiding, die alle leden der Ned, R. K.<br />

Journalistenvereeniging oprecht zal verheugen, wenschen<br />

wij ook hier onzen geestelijk adviseur van harte<br />

geluk.<br />

KONINKLIJKE ON<strong>DE</strong>RSCHEIDINGEN<br />

VOOR JOURNALISTEN.<br />

Ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de<br />

Koningin is benoemd tot ridder in de orde van Oranje-<br />

Nassau, collega E. C. J. Kuyper, correspondent van „De<br />

Maasbode" te Parijs.<br />

Aan collega Kuyper onze hartelijke gelukwenschen.<br />

Voorts weiden onderscheiden de heer D. J. Lambooy,<br />

sous-chef van den Regeeringspersdient in Den Haag<br />

tot officier in de Orde van Oranje-Nassau; A. C. Rochat,<br />

oud-redacteur van het „Utrechtsch Dagblad", Ch. L. T.<br />

Scarlet, journalist, en J. E. A. Reyneke van Stuwe, oudcorrespondent<br />

van het „Algemeen Handelsblad" te Londen<br />

tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.<br />

Ook ons oud-lid, de bekende letterkundige Antoon<br />

Coolen, is onderscheiden. Hij is benoemd tot ridder in<br />

de orde van Oranje-Nassau.<br />

UIT <strong>DE</strong> <strong>PERS</strong> OVER <strong>DE</strong> <strong>PERS</strong>.<br />

<strong>DE</strong> SUGGESTIE <strong>DE</strong>R DAGBLA<strong>DE</strong>N.<br />

Onder bovenstaanden suggestieven titel is eenigen tijd geleden<br />

in het weekblad „De (Groene) Amsterdammer" een artikel<br />

over de Nederlandsche dagbladjournalistiek verschenen<br />

van Victor E. van Vriesland, dat o.i. zeer zeker ook de aandacht<br />

van ons, vakmenschen, verdient.<br />

Onze plaatsruimte gedoogt niet het artikel hier in zijn geheel<br />

over te nemen. Wij volstaan dus met enkele grepen.<br />

Het kritisch lezen van een krant vereischt systematische<br />

opleiding.<br />

De suggestie der couranten komt met tallooze middelen tot<br />

stand. Wat zij niet geven, is daarbij van even groot belang als<br />

wat zij geven. Voorts gaat het er niet alleen om wat zij brengen,<br />

maar waarom zij dit doen. Niet alleen op het bericht komt<br />

het dus aan, maar waar (op welke plaats), hoe (en met welke<br />

opmaak), wanneer (op welk tijdstip) zij het geven.<br />

De leugenkoppen der sensatiepers, door alle meer-dangeheel-onintelligente<br />

lezers doorzien, hebben niet zooveel minder<br />

invloed dan de vergissingen-te-goeder-trouw der fatsoenlijke<br />

bladen. Want zij bestrijken een veel grooter en duizendmaal<br />

weerloozer publiek.<br />

Zonder de advertentiekolommen, zooals ze in vroeger tijden<br />

waren, zouden in de volksbuurten der groote steden en<br />

in de provincie de kwakzalverij en het gebruik van kwakzalversmiddelen<br />

nooit zulke monsterachtige afmetingen hebben<br />

aangenomen. Maar hoe dan te denken over de geestelijke<br />

kwakzalverij in de tekstkolommen? Dit laatste geldt natuurlijk<br />

SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

niet voor de honorabele couranten, maar ook zij ontkomen<br />

niet aan het ongewild verspreiden van de verkeeerde suggesties,<br />

die het bedrijf nu eenmaal soms meebrengt. De minder<br />

consciëntieus geredigeerde bladen, die zich van hun verantwoording<br />

minder bewust zijn, en meer hun belang dan hun<br />

roeping dienen, richten echter veel kwaad aan. Men denke<br />

slechts aan de vooraanstaande „groote", soms duur betaalde<br />

correspondenten en redacteuren, die daar hun bestaan moeten<br />

rechtvaardigen doo:r af en toe een „hit", een treffend en<br />

exclusief bericht juist of niet. Of aan den kleinen verslaggever,<br />

die zijn moeilijke en toch reeds weinig benijdenswaardige<br />

positie moet handhaven door een bedenkelijk bericht<br />

over te nemen omdat nu eenmaal een ander, concurreerend<br />

blad dat ook geeft.<br />

Zoo zijn er meer euvels. Het wekelijks ontdekken van geniale<br />

films en geniale boeken doet hem, die de tegenwoordige<br />

macht der adverteerders kent, glimlachen of tandenknarsen,<br />

al naar gelang van zijn temperament. Dat is bij een zeker<br />

deel der pers een zeer veelvuldig voorkomende misstand.<br />

Maar ik beweer, dat ook fatsoenlijke dagbladen (en die zijn<br />

er gelukkig, vooral in ons land, nog) de verwerpelijkste kitsch<br />

en middelmaat op dit gebied ontzien, en ze aan de nuttige en<br />

opvoedende kritiek onttrekken door er „neutrale" praatjes<br />

over te geven.<br />

Suggestie der massa dus, cultureel en politiek. En er is geen<br />

grooter gevaar voor de democratie en de „geestelijke weerbaarheid"<br />

dan een, met twintig jaar geleden vergeleken, verslapte,<br />

vercommercialiseerde pers, die uit baatzucht en angst<br />

de regeering, de financieele belangen en de conventie spaart.<br />

Wat is dan eigenlijk die conventie? Zij bestaat uit een onbewust,<br />

bij stilzwijgende overeenkomst massaal aangenomen<br />

gewoonte in denken en voelen. Die gewoonte reageert op<br />

bepaalde feiten, verschijnselen en situaties met steeds dezelfde,<br />

daaraan beantwoordende, onverantwoordelijk vastgestelde<br />

gedachten en gevoelens. Het is gevaarlijk voor den<br />

enkeling, daar met een oorspronkelijk, kritisch en zelfstandig<br />

denk- en gemoedsleven tegenover te staan. Stellig is een zekere<br />

mate van conventie aan elke gemeenschap verbonden,<br />

maar wil deze niet toekomstloos tenonder gaan, dan worden<br />

ook in haar geregeld de verstarde, doode conventies uitgebannen,<br />

zoodat slechts een levende traditie blijft. Tenzij de<br />

democratie zich erop richt en erin slaagt, haar aanhangers<br />

zooveel mogelijk tot die zelfstandigheid tegenover de doode<br />

conventie op te voeden (en dat is mogelijk!) heeft zij haar<br />

roeping gemist en is verloren.<br />

Kan de pers daarbij helpen? Zij is in ons land, den hemel<br />

zij dank, nog in hooge mate onafhankelijk. Maar zij is een<br />

dommekracht, een instrument dat ten goede en ten kwade kan<br />

werken. Zij is (o.a. door haar vermogen tot herhaling), machtiger<br />

dan film en radio. Doch haar onafhankelijkheid is betrekkelijk.<br />

Een voorbeeld: niets in de organisatie der dagbladen<br />

is na en door den wereldoorlog zoo grondig veranderd<br />

als hun betrekkingen tot de regeeringen hunner landen. De<br />

mogelijkheid tot zelfstandige kritiek is daarbij stellig in meerdere<br />

of mindere mate beperkt. Een ander punt zijn de buitenlandsche<br />

correspondenten. Die van onze beste dagbladen<br />

staan op hoog peil. Maar voor zoover zij in totalitaire landen<br />

werken kunnen zij, op straffe van uitwijzing, hun nieuws en<br />

hun oordeel, indien beide oorspronkelijk en onafhankelijk<br />

zijn, slechts „tusschen de regels" geven.<br />

Direct of indirect kan de suggestie van de couranten werken.<br />

Regelrecht schadelijk is zij bij het grootste deel der minder<br />

achtenswaardige pers. Bij de beste bladen is zij alleen maar<br />

indirect schadelijk doordat zij, zelfs ongewild, de doode conventie<br />

versterkt. Zij moet dat wel doen krachtens haar aard,<br />

op straffe van anders haar greep op de massa te vrliezen.<br />

Deze versterking der conventie kweekt onzelfstandige voelen<br />

denkgewoonten aan, die den vooruitgang en de^geestelijke


SEPTEMBER 1939 - No. 158 Pc^- 415<br />

ontwikkeling tegenhouden. Een waarlijk superieure journalistiek<br />

echter — en dan uiteraard meestal slechts bij individueele<br />

personen eni niet bij dagbladbedrijven — richt zich in zoover<br />

tegen zichzelf, dat zij steeds medehelpt die conventie, welke<br />

ook aan haar inhaerent is, te doorbreken.<br />

Oorlog of vrede, schrikbewind of vrijheid — zij zullen bovenal<br />

afhangen van dit vermogen, de suggestie der dagbladen<br />

aan eigen, persoonlijk, zelfstandig, kritisch oordeel te<br />

toetsen. Is het te optimistisch, een streven tot opvoeding in<br />

die richting voor ons volk nog mogelijk te achten?<br />

Er is geen reden tot pessimisme, wanneer men bedenkt, dat<br />

op de lange baan waarheid nog altijd de beste propagandamethode<br />

is gebleken. Maar conventie en denktraagheid blijven<br />

van de genoemde suggestie de groote paladijnen (metals<br />

wegbereider de moedeloosheid, door de sociaal-economische<br />

crisis veroorzaakt). En mochten zij overwinnen, dan overwinnen<br />

de machten der duisternis.<br />

EEN VERGETEN JUBILEUM.<br />

In het Ned. Juristenblad van Aug. schrijft prof. E. M.<br />

Meyers het volgende:<br />

In dezen tijd, waarin zoo vele weinig beteekenende jubilea<br />

worden gevierd, mag er wel eens aan herinnerd worden, dat<br />

de 12e Juli 1939 is voorbijgegaan zonder dat ook maar èèn<br />

dagblad er op gewezen heeft, dat er in ons land iemand was,<br />

die alleszins gerechtigd was dien dag in het openbaar te herdenken,<br />

Het jubileum, dat de pers aldus verwaarloosd heeft,<br />

was dat van de pers zelf. 12 Juli 1939 was het honderd jaar<br />

geleden, dat in Nederland de pers tot koningin der aarde uitgeroepen<br />

werd. Hoewel deze betiteling in den laatsten tijd een<br />

weinig in onbruik geraakt is, zoo zullen er desniettemin onder<br />

de ouderen nog velen zijn, die zich den tijd herinneren, dat<br />

dit de gebruikelijke benaming der pers was. Aan weinigen is<br />

echter bekend door wien en bij welke gelegenheid die naam<br />

aan de pers is gegeven.<br />

Op 14 Februari 1839 stond in de Arnhemsche Courant het<br />

volgende bericht:<br />

,,Van zeer goede hand wordt ons het volgende toegezonden:<br />

Postkantoor te Leiden.<br />

Het schijnt te blijken, dat de brieven op het postkantoor<br />

te Leiden soms worden geopend. Men verzoekt de redactie der<br />

Arnhemsche Courant, gelijk die der andere dagbladen, dit<br />

ter algemeene kennis te willen brengen, ter waarschuwing<br />

van ieder die brieven naar of te Leiden in te zenden heeft,<br />

tot waarschuwing bovenal van de algemeene administratie,<br />

gehouden en gezind om de ingezetenen te dekken tegen een<br />

misbruik van vertrouwen, niet min schandelijk of hatelijk dan<br />

eenig ander, waartegen men den regter te hulp roept".<br />

Op grond van dit bericht werd de drukker en uitgever der<br />

Arnhemsche Courant, C. A. Thieme, wegens laster (calomnie<br />

art. 376 Code pénal) vervolgd. Een veroordeeling door<br />

de rechtbank en in hooger beroep door het Hof te Arnhem<br />

volgde. Het cassatieberoep werd op 12 Juli 1839 toegelicht<br />

door mr. D. Donker Curtius te 's Gravenhage. Na betoogd te<br />

hebben, dat in het courantenbericht slechts een vermoeden<br />

was uitgesproken en niet een beschuldiging op den man af;<br />

dat niet een bepaald persoon iets verweten was; en dat ook<br />

geen strafbaar, haat- of verachting wekkend feit vermeld was,<br />

eindigde hij zijn pleidooi met in een lange peroratie de hooge<br />

taak en roeping van de pers te schetsen. Deze peroratie eindigde<br />

met de woorden: ,,De drukpers is de koningin der aarde;<br />

wie haren scepter wil verbreken, zal door haar verbroken<br />

worden; zij alleen heeft het licht in de duisternis voor allen<br />

ontstoken en zal ook de nevelen, welke het aardrijk nog dekken,<br />

verdrijven".<br />

Hiermede was de drukpers verheven tot koningin der aarde.<br />

Wellicht zijn in onzen tijd velen gaan twijfelen aan dit ko­<br />

ningschap en nog meer aan de profetische woorden: ,,Wie<br />

haren scepter wil verbreken, zal door haar verbroken worden".<br />

Gelukkig echter nog niet allen. Zoo vertolkte een jaar<br />

geleden lord Southwood bij de opening van The international<br />

Convention op de tentoonstelling te Glasgow op deze<br />

wijze dezelfde gedachte als Donker Curtius:<br />

,,I believe that in the printed word — as long as truth be<br />

free — there is a power more potent than guns, more invincible<br />

than steel".<br />

As long as truth be free!<br />

<strong>PERS</strong>-PACIFICATIE.<br />

Wij lezen in de „N. R. Crt." de volgende satyrieke opmerkingen<br />

aan het adres van een voorstander van persbreidel:<br />

„Overheid en pers zijn het niet altijd eens geweest. In 1793<br />

werd te Schoonhoven een koerantier (zooals het toen heette),<br />

die iets tegen den zin van het gemeentebestuur had geschreven,<br />

van zijn octrooi beroofd en buiten de stadspoorten gezet.<br />

Ook in onze dagen komen nog wel eens botsingen voor. De<br />

overheid is niet buitengewoon gesteld op critiek op haar daden<br />

— de pers daarentegen voelt critiek als een deel van haar<br />

roeping. De ambtenaar is bedachtzaam, hoedt zich voor het<br />

mededeelen van iets wat nog niet onomstootelijk vaststaat,<br />

hetgeen neerkomt op hetgeen iedereen weet. De journalist<br />

daarentegen beijvert zich om te vertellen wat juist nog niemand<br />

weet.<br />

Met dezen onvrede zou het spoedig gedaan zijn, perspacificatie<br />

zou op til zijn, gelijk de leeuw en het lam zouden pers<br />

en overheid samen weiden, indien de raad gevolgd werd, die<br />

in een vergadering van de Leidsche afdeeling der Jong-Liberalen<br />

door den voorzitter van den studiekring is gegeven.<br />

Die vergadering heeft blijkbaar weinig aandacht getrokken;<br />

is men, omdat de aanwezigen algemeen tegen de voorgestelde<br />

breideling van de persvrijheid opkwamen, tot de orde<br />

van den dag overgegaan?<br />

,,De voorzitter van den liberalen studiekring", zoo las men<br />

in het verslag, „bepleitte een sterk regeeringsgezag. De macht<br />

van de dagbladpers wil spr. ondergeschikt maken aan de regeering;<br />

week- en maandbladen wil hij vrijlaten. De regeeringspersdienst<br />

dient uitgebreid te worden tot een persbureau".<br />

Dus: naast het radio-persbureau een dagbladredactie? En<br />

in de plaats van de groote verscheidenheid van bladen met al<br />

hun onhebbelijkheden en onvriendelijkheden over wat hun<br />

niet aanstaat, Oss en zoo, een groote, vriendelijke, op elke<br />

plaats van het land met denzelfden zachtaardigen, tevreden<br />

inhoud verschijnende „Oprechte Algemeene Nederlandsche<br />

Staatscourant", van den Haag uit geredigeerd? Onder een<br />

administrateur als hoofdredacteur, een referendaris als chef<br />

der redactie en met commiezen voor kunst, wetenschap, binnenland,<br />

buitenland, sport enz. In de hoofdartikelen wordt<br />

slechts één meening verkondigd, aan alle berichten slechts<br />

één maatstaf aangelegd. De humor wordt, als bij dr. Göbbels,<br />

regeeringshumor. Wie zich te buiten gaat aan de gelijkschakeling<br />

wordt op het matje geroepen. Of gingen de denkbeelden<br />

van den spreker niet zóó ver?<br />

Welk een zalige vrede anders! De staatsburger, die aan zijn<br />

ontbijt of aan de avondthee deze gelijkgeschakelde journalistiek<br />

geniet, zal booze opwellingen over regeeringsdaden, geldverspilling,<br />

bevoordeeling, belastingdruk aanstonds onderdrukken,<br />

wel inziende hoe stootend het zou worden, ze te<br />

uiten.<br />

Indien er tenminste menschen zouden gevonden worden,<br />

die zich op deze eenheidskrant willen abonneeren!"<br />

Wie in zijn tegenstand de objectieve beoordeeling verwaarloost,<br />

vervalt in uitersten. Dit toonen hier voor- en tegenstanders.<br />

Maar er is ook nog de gulden middenweg!


Pag. 416<br />

EEN JOURNALIST VAN.... 110 JAAR.<br />

Aan boord van de Mauretania, op weg naar de Ver. Staten,<br />

heeft zich een Engelsch journalist ingescheept, Charles<br />

Arnold geheeten, die beweert 110 jaar te zijn. Volgens<br />

de Excelsior is zijn geest even helder en bijtend als toen hij<br />

er voor de grootste bladen ter wereld op uitging. Hij begon<br />

als kruideniersbediende, heeft in Nederland aan een courant<br />

gewerkt en begon in 1852 wereldreizen te ondernemen, die<br />

hem o.a. naar Britsch-Indië voerden, waar hij in de gelegenheid<br />

was een jogi te beschermen tegen een menigte, die zich<br />

door hem bedrogen waande. Ter belooning moet de asceet<br />

hem de levensregelen verschaft hebben, die het Arnold mogelijk<br />

maakten op zijn leeftijd de frischheid van een man van<br />

nauwelijks vijftig te bewaren!<br />

EEN DAGBLAD GAAT MET VACANTIE.<br />

Het katholieke morgenblad „L'Aube" heeft aan de abonné's<br />

aangekondigd, dat het aan de redacteuren den vacantietijd<br />

niet wil onthouden, maar dat er niet genoeg gelden beschikbaar<br />

zijn, om in dien tijd het dagblad op gelijken voet te^ laten<br />

verschijnen. Het dagblad heeft daarom aan de abonné's gevraagd<br />

zich ermee te vereenigen, dat het blad van 8 tot 29<br />

Augustus eenvoudig niet zal verschijnen.<br />

JOURNAILLE.<br />

In „Het Algemeen, Handelsblad" geeft K. Bukowski de volgende<br />

korte uiteenzetting over de herkomst van het woord<br />

„Journaille".<br />

Woensdagavond gaf zekere L. naar aanleiding van uw<br />

artikel over poëtiek d.d. 11 dezer, als zijn meening te kennen^<br />

dat het woord „journaille" door den Weener criticus Karl<br />

Kraus zou zijn uitgevonden.<br />

Dit is echter onjuist. Want deze niet onverdienstelijke<br />

vondst staat op naam van Frh. A. von Berger, den in 1912 te<br />

Weenen overleden directeur van het Burgtheater. Deze geestige<br />

literator heeft in het begin van onze eeuw den door hem<br />

bedachten term aan Karl Kraus aanbevolen, als wapen In zijn<br />

strijd tegen een verworden pers. In zijn tijdschrift „Die<br />

Fackel" heeft Karl Kraus hiervan een dankbaar gebruik gemaakt,<br />

waardoor deze uitdrukking algemeene bekendheid<br />

verkreeg. Kraus zelf echter erkent uitdrukkelijk, dit woord<br />

aan v. Berger te danken te hebben. Voor nadere bijzonderheden<br />

raadplege met het werk: „Woerter und ihre Schicksale"<br />

van A. J. Storfer, Berlin 1935, p. 43 en 205.<br />

Von Berger was wel geen Jood, maar moet naar zijn eigen<br />

zeggen wel een beetje Joodsch bloed in zijn aderen gehad<br />

hebben. Iets waar hij gaarne de aandacht op placht te vestigen.<br />

Zie: Gesammelte Schriften I, p. 10 v.v.<br />

ANTI-JOODSCHE KRANTEN NIET GEWILD IN HET<br />

„PROTECTORAAT"<br />

De te Praag verschijnende „Neue Tag", het orgaan van<br />

den „rijksprotector", beklaagt zich erover, dat de Tsjechische<br />

kellners in de café's te Praag niet gaarne nat.-socialistische<br />

en antisemietische dagbladen ter inzage leggen. Wanneer een<br />

bezoeker om een dergelijk blad vraagt, haalt de kellner het<br />

uit een verborgen lade te voorschijn en overhandigt het den<br />

gast op verstolen wijze. De „Neue Tag" eischt thans, dat in<br />

de café's de anti-Joodsche bladen en tijdschriften, in de eerste<br />

plaats de Stürmer, zichtbaar ter inzage zullen worden<br />

gelegd<br />

SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

<strong>DE</strong> GROOTSTE EN <strong>DE</strong> KLEINSTE KRANT<br />

VAN <strong>DE</strong> WERELD.<br />

De grootste krant van de wereld verschijnt natuurlijk in<br />

Amerika. Het is de „Illuminated Quadriple Constellation",<br />

die een pagina-oppervlakte van 2.50 m. bij 1.80 m. heeft. Zij<br />

is nog maal eenmaal verschenen en zal eens in de honderd<br />

jaar uitkomen. Voor den eersten en tot den nu toe voor<br />

den laatsten keer verscheen zij in 1850, op den dag van<br />

de Onafhankelijkheidsviering; zij bracht allerlei bijzonderheden<br />

over den levensloop van den toenmaligen president.<br />

Veertig personen hebben acht weken lang meegewerkt om<br />

het, op zeer solide papier gedrukte, nummer te kunnen laten<br />

verschijnen. De prijs van deze krant was vijftig Amerikaansche<br />

dollarcenten; de oplage was 28.000 exemplaren. Eèn<br />

nummer van deze merkwaardige krant is in het Persmuseum<br />

in Aken bewaard. Het volgende nummer zal, als er niets<br />

tusschen komt, in 1950 verschijnen.<br />

Als kleinste krant van de wereld gold tot voor kort het in<br />

Mexico verschijnende blaadje: „El telegramma", dat ongeveer<br />

de grootte van een hand had. Zijn beroemdheid moest<br />

het echter afstaan aan de in Torquay in Engeland verschijnende<br />

„Little Standard", die maar zeven en een halve centimeter<br />

hoog en zes centimeter breed is.<br />

EXPRESSIEVE JOURNALISTIEK.<br />

„Daar zij blijkbaar bevreesd waren voor een vervolging,<br />

pasten zij alle middelen toe om eventueele vervolgers het<br />

spoor bijster te doen worden, door het inschieten van zijstraten,<br />

het plotseling stoppen en rechtsomkeert maken en<br />

door razend snel r niet bij zitten en -)è' -)è' 789078906e te<br />

rijden" („Schoonh. C").<br />

VIJF BESTSELLERS VOOR EEN HALVEN DOLLAR.<br />

In Amerika is een nieuw tijdschrift verschenen, speciaal<br />

bestemd voor lezers met weinig tijd. De uitgevers veronderstellen,<br />

dat iedereen weinig tijd heeft, want in de advertenties<br />

staat: „Wij zijn zeker dat 't ook voor u de oplossing zal<br />

brengen". Elke maand ontvangt de lezer in één nummer van<br />

het „Omnibook" vijf verkorte uitgaven van de boeken, die in<br />

die periode het meest verkocht worden. Het zijn, zeggen de<br />

uitgevers „de boeken waarover gij op intelligente wijze wilt<br />

kunnen meepraten". In dit tijdschrifa worden de boeken afgedrukt<br />

zonder dat de woorden van den schrijver worden<br />

vtranderd; de romans zijn slechts verkort tot een lengte die<br />

het lezen aantrekkelijk maakt. De boeken zijn aangemeten<br />

aan den beperkten leestijd van den kooper en men spaart tijd<br />

én geld, want men kan voor een halven dollar over vijf boeken<br />

opmerkingen maken. Inderdaad, één van de slechte<br />

eigenschappen van best-sellers is in den regel de lengte.<br />

En van Amerikaansche uitgevers hun portemonnaie<br />

Wat gij niet bent,<br />

Zal ik niet zijn;<br />

Wat ik niet ben,<br />

Kunt gij niet zijn.<br />

De Wijnrank bloeit<br />

Uit mijn en dijn.<br />

Uit aller liefde<br />

Vloeit de wijn.


SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

[Jit de Vereeniging<br />

JUBILEUM LEO SPEET.<br />

Collega Leo Speet te Haarlem, is ter gelegenheid van zijn<br />

zilveren journalistenjubileum op hartelijke wijze gehuldigd.<br />

Des morgens werd hij ontvangen in de aula van de N.V.<br />

Drukkerij „De Spaarnestad", waar o.m. aanwezig waren de<br />

heeren }. W. Lucas en C. Ooms, directeuren van ,,De Spaarnestad",<br />

de heeren L. J. Stolwijk en J. W. Boerrigter, directeuren<br />

van de V.K.P., te Amsterdam, de heer H. baron van<br />

Lamsweerde, hoofdredacteur van de „Nieuwe Dag" te Amsterdam<br />

en de hoogeerw. heer H. C. J. Sondaal, deken van<br />

Haarlem. Het woord werd eerst gevoerd door den heer Lucas,<br />

die, na zijn gelukwenschen te hebben geuit, een geschenk<br />

onder couvert aanbood. Hierna schetste de heer Stolwijk de<br />

uitstekende journalistieke hoedanigheden van den jubilaris,<br />

waarna de heer van Lamsweerde aan zijn waardeering voor<br />

het werk van den heer Speet uiting gaf. Namens het personeel<br />

bood de heer van Willige een bloemstuk en een gouden<br />

vulpenhouder aan. De heer Herman Moerkerk richtte zich tot<br />

den jubilaris als vriend. Tenslotte bezag de hoogeerw. heer<br />

deken vooral de verdiensten van jubilaris voor katholiek<br />

Haarlem. De heer Speet dankte voor de blijken van belangstelling.<br />

Velen maakten des middags van de gelegenheid gebruik<br />

den heer Speet te zijnen huize te feliciteeren. Er kwamen<br />

vele bloemstukken en telegrammen binnen o.m. van mgr.<br />

M. P. J. Möllmann, oud-vicaris-generaal, van prof. Aurelius<br />

Pompen O.F.M, en prof. dr. Titus Brandsma, van prof. P.<br />

J. M. Aalberse en mr. Verschuur, van de directie van , De<br />

Maasbode", van den heer Alph. Laudy, oud-hoofdredacteur<br />

van „De Tijd", van het lid der Tweede Kamer H. Ruijter, de<br />

Ned. R.K. Journalistenvereeniging e.a.<br />

A. H. VON MARICH.<br />

Op 18 Augustus j.1. heeft ons lid, de heer A. H. von Marich,<br />

hoofdredacteur van de „Hongaarsche Courant", den 30sten<br />

verjaardag van zijn journalistieken loopbaan herdacht, benevens<br />

het feit, dat hij 10 jaar geleden in Nederland het maandorgaan<br />

de „Hongaarsche Courant" oprichtte.<br />

Wij mogen bij deze beide jubilea van ons medelid<br />

even stilstaan, omdat wij zijn zeer moeilijk werk van nabij<br />

hebben meegemaakt en trouw hebben gevolgd. Collega van<br />

Marich is een voorbeeld van taaie vasthoudendheid, iemand,<br />

die van geen opgeven weet.<br />

Met ontzaglijke moeilijkheden heeft hij den band geknoopt<br />

tusschen de 3000 in Nederland levende Hongaren en het nog<br />

grooter aantal vrienden van Hongarije.<br />

Hij heeft geschreven, propaganda gemaakt voor zijn<br />

maandblad en hij heeft het laatste jaar abonné's zien<br />

heengaan, die het laatste jaar den werkelijken toestand in<br />

het land der Hongaren blijkbaar niet meer konden begrijpen.<br />

Maar hij heeft vastgehouden — ondanks alle financieele<br />

moeilijkheden. Hij heeft zijn gestencild blaadje weten om te<br />

zetten in een aardig gedrukt orgaan en al lezen de Hollanders<br />

er ook wel uit, dat het een geboren Hongaar is, die het<br />

redigeert, en die alle fijnigheden der Nederlandsche taal niet<br />

zoo volkomen kent, het doel Hongarije en Nederland nog<br />

dichter bijeen te brengen, heeft von Marich bereikt.<br />

Mogen ook in de volgende jaren zijn vrienden hem trouw<br />

blijven en nieuwe vriendschappen geboren worden.<br />

Collega von Marich: ad mulfo? annos!<br />

Pag. 417<br />

LEO HANECROOT VOLGT TH. v. d. BIJL<br />

ALS MUZIEKCRITICUS OP.<br />

Theo van der Bijl heeft om gezondheidsredenen zijn functie<br />

als muziekrecensent van het dagblad „De Tijd" moeten<br />

neerleggen. Ons lid Leo Hanecroot is door genoemd katholiek<br />

dagblad als opvolger aangewezen. De heer Hanecroot<br />

was nog het vorige seizoen als muziekcriticus van de „Maasbode"<br />

in de hoofdstad werkzaam, maar werd daarna verbonden<br />

aan de redactie van „De Tijd". Bij deze krant zal hij, bij<br />

het volgende seizoen te beginnen, thans ook de muziekcritiek<br />

voor zijn rekening nemen.<br />

MUTATIES BIJ <strong>DE</strong> V.K.P.<br />

Tot hoofdredacteur van het Centrum te Utrecht is benoemd<br />

de heer F. J. M. Oremus, thans chef-redacteur van het Dagblad<br />

voor Arnhem, en wel met ingang van 1 September a.s.<br />

De tegenwoordige hoofredacteur van het Centrum, de heer<br />

G. H. J. L. Hol, is in gelijke functie benoemd bij het Dagblad<br />

van Arnhem.<br />

<strong>PERS</strong>CHEF A. N. W. B.<br />

Als opvolger van den heer P. E. Peaux is benoemd tot perschef<br />

van den A. N. W. B. den heer Jules Aghina.<br />

Verhuisd:<br />

<strong>DE</strong> LE<strong>DE</strong>NLIJST.<br />

K. J. Keers, naar Prof. Ritzema, Boslaan 74, Tuindorp,<br />

Utrecht.<br />

W. G. Galesloot naar de Graef f straat 8a, Rotterdam (Blijdorp).<br />

J. H. M. Poelman naar Sterreschansweg 24, Nijmegen.<br />

RECTIFICATIES LE<strong>DE</strong>NLIJST 1939.<br />

In de ledenlijst 1939 dienen de volgende rectificaties te<br />

worden aangebracht:<br />

Bijvoegen:<br />

M. J. J. Vissers, hoofdredacteur „De Zuidwillenmsvaart",<br />

Laagveld 7, Helmond.<br />

R. Lutz, „De Residentiebode", Sweelinckstraat 54, Den<br />

Haag.<br />

Adresveranderingen:<br />

Mr. Dr. J. T. Verschuur, van Stolweg 10, Den Haag.<br />

Felix H. Herold, Stolberglaan 1, Utrecht.<br />

Arn. van Lierop, Hertog Janlaan 14, Breda.<br />

De leden worden overigens dringenjd verzocht bij verhuizing<br />

hun adresverandering op te geven.<br />

Geen adresverandering werd nog ontvangen van de collega's:<br />

G. Hol.<br />

F. J. M. Oremus.<br />

P. A. v. d. Valk.<br />

H. Stam.<br />

De secretaris verzoekt hun dringend hun nieuw adres aan<br />

hem te willen opgeven.


Pag 418<br />

goekennieuws<br />

Een nieuwe serie Schijnwerpers.<br />

De Uitgeverij Het Spectrum kondigt een nieuwe serie (deel 31 tot<br />

en met 40) van de bekende „Schijnwerpers" aan.<br />

Ook deze serie is weer veelzijdig, verrassend en zonder al te<br />

groote offers aan de actualiteit, samengesteld.<br />

De bekende auteur over dieren- en planten-leven, Rinke Tolman,<br />

opent de serie met een boek over het Nederlandsche landschap,<br />

getiteld „Een wereld van schoonheid". H. Bouchette verzamelde een<br />

keur van zeventiend-eeuwsche gebeden en lofzangen onder den<br />

titel „Vrugten uyt den geestelijcken wyngaert". Dr. V. Winters, die<br />

vroeger reeds verschillende geschriften op het terrein van de oorlogschirurgie<br />

het licht deed zien, vertelt den ontwikkelingsgang van<br />

de krijgsgeneeskunst onder den naam van „Staal tegen staal".<br />

B. Bekman vat op boeiende wijze alles wat omtrent de mijnen, hun<br />

historie en huidigen staat, wetenswaardig is, samen in „Het zwarte<br />

goud". De ver tot buiten onze grenzen bewonderde Maastrichtsche<br />

meester-drukker C. Nypels schreef een boeiende geschiedenis van<br />

de boekdrukkunst: „Boek, blad en band". P. T. A. Swillens, van<br />

het Kunsthistorisch Instituut te Utrecht, vertelt bij veel afbeeldingen<br />

over het ontstaan, den bloeitijd en het verval van de „Prentkunst in<br />

de Nederlanden". H. Kuitenbrouwer stond een „ironische paedagogie"<br />

af, die hij „Voor galg en rad" noemde. Anton van de Velde,<br />

de Vlaamsche schrijver-regisseur, gidst den lezer langs het tooneel<br />

door alle tijden, en noemt de reis „Het eeuwig masker". Een andere<br />

Vlaamsche auteur, Ernest van der Hallen, verzamelt zijn reisreportages<br />

uit Palestina onder de naam „Sheiks en Rabbijnen", terwijl de<br />

Utrechtsche architect W. A. Maas den ontwikkelingsgang der bouwkunde<br />

schetst in het geschrift „Wij bouwen".<br />

De nieuwe deelen zullen, als de dertig voorafgaande, die gedeeltelijk<br />

reeds geheel zijn uitverkocht, alle een fleurig omslag hebben,<br />

terwijl verschillende ervan rijk met foto's en teekeningen worden<br />

geïllustreerd.<br />

NAAR <strong>DE</strong> NIEUWE GEMEENSCHAP.<br />

Derde aflevering (volgnummer 6—7) verschenen.<br />

Met het verschijnen van de derde aflevering van dit orgaan van<br />

het comité voor de actie „Naar de nieuwe gemeenschap", is men<br />

thans geheel bij.<br />

Het tijdschrift wint aan belangstelling, hetgeen een verheugend<br />

feit is.<br />

In dit dubbel-nummer opent mag. dr. S. Stokman O.F.M, de rij van<br />

publicaties met een verhandeling, waarin hij antwoord geeft op<br />

veler vraag: waarom niet een nationale beweging?<br />

Vervolgens werd het gebed voor het welslagen der actie opgenomen,<br />

voorafgegaan door een inleidend woord en een afbeelding<br />

van het plaatje, dat in een millioen exemplaren zal worden verspreid.<br />

Fout verklaart I. B. het verband leggen tusschen de actie naar de<br />

nieuwe gemeenschap en politieke verkiezingen.<br />

Met een reeks van persstemmen uit binnen- en buitenland — voorzien<br />

van uitgebreid redactioneel commentaar — kan men ook in<br />

dit nummer kennis maken.<br />

Dan volgen beknopte verslagen van de besprekingen en besluiten<br />

van het werkcomité; een overzicht van wat als „vorderingen" mag<br />

worden aangemerkt en voorts een opgave van de aanwinst van een<br />

dertigtal nieuwe plaatselijke comité's.<br />

Alle vooraanstaande werkers in het katholieke openbare leven,<br />

wie de actie naar de nieuwe gemeenschap ter harte gaat, vinden<br />

ook in dit nieuwe nummer weer zeer veel wat hun belangstelling<br />

moet hebben.<br />

Men kan bij de besturen der bij de actie aangesloten organisaties<br />

zich als abonné melden, alsook bij de uitgeefster: „Urbi et Orbi",<br />

Ondiep 6, Utrecht.<br />

SEPTEMBER 1939 - No. 158<br />

Een actueel brochuurtje.<br />

Ofschoon de actie „Naar de Nieuwe Gemeenschap" in handen<br />

is gelegd van een Algemeen Comité, beteekent dit toch geenszins,<br />

dat de daarin opgenomen organisaties voor wat de actie zelf betreft,<br />

kunnen volstaan met af te wachten hetgeen er door dit Comité<br />

o.a. wordt ontworpen op het terrein van dz propaganda en aan<br />

andere plannen wordt uitgestippeld. Integendeel, het is veel meer de<br />

bedoeling, dat al deze organisaties ook in eigen kring, met eigen<br />

middelen en langs eigen wegen doelbewust meehelpen om het<br />

welslagen van de actie te verzekeren.<br />

Sobrietas heeft in dezen geest haar jongste congres reeds geheel<br />

in het teeken van de Nieuwe Gemeenschap geplaatst. Thans is van<br />

de hand van den „verjongden veteraan Douwes", zooals pater Often<br />

O.P. hem in zijn inleidend woordje noemt, een actueele, goed<br />

doordachte en goedgeschreven brochure verschenen over „Sobrietas<br />

en de Nieuwe Gemeenschap".<br />

Hierin worden de voornaamste in Quadragesimo Anno zoo duidelijk<br />

en zoo herhaaldelijk benadrukte passages vermeld en toegelicht,<br />

waarin de Paus gesproken heeft over den nieuwen geest,<br />

die onder alle menschen moet vaardig worden, welken nieuwen<br />

geest straks het lichaam — de structuur van de maatschappij —<br />

moet bezielen en dragen. Het spreekt vanzelf, dat in dit verband<br />

de schrijver een belangrijke taak toewijst juist aan Sobrietas en<br />

het tweede deel van de brochure is dan ook op dit punt zeer<br />

concreet.<br />

De brochure bevat inderdaad veel goeds, is vlot en vaardig geschreven<br />

en geeft aan een ieder, lid of geen lid van Sobrietas, maar<br />

die het goed meent met de actie, die wil meewerken om in eigen<br />

kring en daarbuiten een nieuwe levensverhouding aan te kweeken,<br />

houvast.<br />

Is deze publicatie allereerst voor de leden van Sobrietas bestemd,<br />

wij bevelen de lezing ervan ook aan alle anderen aan. De aanschaffingskosten<br />

ad 15 cents zullen wel geen onoverkomelijk bezwaar<br />

vormen.<br />

Men kan zijn bestelling richten tot het Centraal Bureau van Sobrietas,<br />

Verversstraat 30, 's Hertogenbosch.<br />

Stimmen der Zei!. — Juli-aflevering.<br />

Het Julinummer van „Stimmen der Zeit" behandelt in het eerste<br />

artikel de vraag naar de mogelijkheid van een natuurlijke godsdienst.<br />

Dr. W. Kulbach komt hierin tot de conclusie, dat men concreet<br />

niet kan spreken van een natuurlijken godsdienst, zonder de<br />

werkelijke verhouding tusschen schepsel en God op te heffen.<br />

De bekende Russische geleerde von Riabouchinsky geeft een blik<br />

in het ontstaan der z.g. oud-geloovigen in Rusland.<br />

De Ier Edward Cahill geeft een overzicht over de geschiedenis<br />

van zijn volk, waarbij hij wil aantoonen, hoe zeer dit land altijd<br />

met zijn geloof verbonden was.<br />

Stimmen der Zeit. — Augustus-aflevering.<br />

In de Augustus-aflevering schrijft Aug. Brunner S.J. een artikel<br />

over het philosophisch-theologisch denken van Blondel. Hij bespreekt<br />

daarin Blondel's probleem: hoe kan men hen, die geen interesse<br />

hebben voor het religieuze, daartoe opwekken?<br />

Dom proost Simon ontwikkelt gedachten over de „Diatetiek der<br />

ziel".<br />

Anton Pummerer schrijft verder over Duitsche mystiek.<br />

Tenslotte een lezenswaardig katholiek cultuuroverzicht en de<br />

rubriek „Umschau".<br />

Bouwt de Gemeenschap<br />

Met den mortel van Uw liefde,<br />

En al wat steen is<br />

Wordt onsterfelijk.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!