Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici

Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici

alchemywebsite.com
from alchemywebsite.com More from this publisher
30.09.2013 Views

Daarmee wil ik mij tot slot verdedigd en beschermd weten, tot ik weer uit de tent word gelokt, en ook dan zal er, als God wil, wel weer een pennenstreek te bedenken zijn. Ik wil hiermee dan ook alleen bepleiten, dat de vromen en rechtvaardigen met het juiste geweten zich niet om mijn schrijven bekommeren. De noodzaak vereist namelijk dat ik met een verantwoording kom, en ook Christus heeft zichzelf verantwoord en heeft niet gezwegen. Iedereen moet dus weten, dat zich verantwoorden redelijk en passend is, opdat degenen die zich met gezwets onderhouden en zich daarin verheugen, niet helemaal verstokt en verblind raken. Zou men hen niet antwoorden, dan zouden zij hun gelijk binnenhalen en zichzelf voor juist houden, en zou het tot nog meer dwaling, onraad, ongeval en verleiding leiden. Daarom betekent antwoord geven, dat iedere tegenwoordige en toekomstige verleiding voorkomen wordt, en dat openbaar wordt wie de schreeuwers zijn. Om die reden heeft het mij plezier gedaan te antwoorden, en mij te beschermen tegen al diegenen wier hart vol onlust zit, opdat wij van beide kanten zichtbaar worden. Want het zal onvermijdelijk tot laster komen, doch wee degene door wie hij komt. Dat wil zoveel zeggen, als dat het onvermijdelijk is dat leugenaars spreken in strijd met de waarheid, doch wee hun, want de waarheid brengt de leugens aan den dag. Wanneer hun gelaster zou zwijgen, zou ook de waarheid zwijgen. Vandaar dat het nodig is, dat de leugen en de laster niet zullen en mogen zwijgen. Die moeten eruit, doch wee hun! Gij, lezer, behoort alle dingen gelijkelijk af te wegen en af te meten, opdat uw lezen vrucht, nut en het goede voortbrengt. 145 Samengestelde middelen. 74

SLOTREDE Wanneer gij, lezer, mij aldus in deze verantwoording grotelijks hebt begrepen, en goed hebt gemerkt dat ik het op zijn mildst heb aangevat, dan moogt gij bij uzelf wel concluderen hoe lichtvaardige en nutteloze lieden praten en handelen. Gij moogt bij uzelf ook wel overdenken dat dit alles slechts van artsen afkomstig is, en bovendien menen met welke lieden de geneeskunde voorzien is. De huidigen zijn net als het ongelijke paar Podalirius 146 en Apollo. Zou de natuur zelf, dezulken wellicht schrik kunnen aanjagen? Want de natuur herkent haar vijand heel goed, zoals een hond een hondenmepper. De Heilige Schrift bewijst afdoende, met welke lof de geneeskunde, en met welk een eer de arts geprezen moet worden. Er bestaat zoiets als iemands eigen inzicht, zoals dat tot Hippocrates werd gesproken, tot Apollo en Machaon, die met de juiste instelling de geneeskunde beoefend hebben; wonderen, tekenen en werken hebben voorgesteld; en als lichten in de natuur zijn verschenen. Ik kan met mijn simpele verstand wel aanvoelen, dat de Heilige Schrift niet gesproken heeft tot hen 146 Podalirius. Hij is, zoals ik al eerder heb opgemerkt, een mythologische zoon van Asclepius. Verderop in de tekst wordt Machaon genoemd, zijn broer. Beiden waren evenals hun vader arts. Opgemerkt moet worden, dat Sudhoff in een voetnoot verwijst naar de eerste druk van dit werk van Paracelsus, waar „Podalirius‟ stond, terwijl een latere druk, de Husersche, „Polydorus‟ vermeldde. Hij acht in dit verband Podalirius juister, gezien diens relatie met Machaon. Er is echter wel degelijk ook een relatie tussen Polydorus en Apollo, daar eerstgenoemde bij Apollo - althans bij het orakel (waarachter Apollo de genius is) - te rade ging om zijn afstamming te achterhalen. En verder zie ik de relatie tussen Podalirius en Machaon ook wel, maar niet tussen Podalirius en Apollo. Althans, alleen zeer indirect, aangezien de vader van Podalirius, Asclepius dus, samen met Apollo wordt aangeroepen in de Eed van Hippocrates. Het is mij tot slot onduidelijk wie de naamsverandering in de tekst geëntameerd heeft, en of dit op aanwijzing van Paracelsus zelf geschied is. 75

Daarmee wil ik mij tot slot ver<strong>de</strong>digd <strong>en</strong> beschermd wet<strong>en</strong>, tot<br />

ik weer uit <strong>de</strong> t<strong>en</strong>t word gelokt, <strong>en</strong> ook dan zal er, als God wil,<br />

wel weer e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>n<strong>en</strong>streek te bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zijn. Ik wil hiermee dan<br />

ook alle<strong>en</strong> bepleit<strong>en</strong>, dat <strong>de</strong> vrom<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong> met het<br />

juiste gewet<strong>en</strong> zich niet om mijn schrijv<strong>en</strong> bekommer<strong>en</strong>. De<br />

noodzaak vereist namelijk dat ik met e<strong>en</strong> verantwoording kom,<br />

<strong>en</strong> ook Christus heeft zichzelf verantwoord <strong>en</strong> heeft niet<br />

gezweg<strong>en</strong>. Ie<strong>de</strong>re<strong>en</strong> moet dus wet<strong>en</strong>, dat zich verantwoord<strong>en</strong><br />

re<strong>de</strong>lijk <strong>en</strong> pass<strong>en</strong>d is, opdat <strong>de</strong>g<strong>en</strong><strong>en</strong> die zich met gezwets<br />

on<strong>de</strong>rhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich daarin verheug<strong>en</strong>, niet helemaal verstokt<br />

<strong>en</strong> verblind rak<strong>en</strong>. Zou m<strong>en</strong> h<strong>en</strong> niet antwoord<strong>en</strong>, dan zoud<strong>en</strong><br />

zij hun gelijk binn<strong>en</strong>hal<strong>en</strong> <strong>en</strong> zichzelf voor juist houd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zou<br />

het tot nog meer dwaling, onraad, ongeval <strong>en</strong> verleiding leid<strong>en</strong>.<br />

Daarom betek<strong>en</strong>t antwoord gev<strong>en</strong>, dat ie<strong>de</strong>re teg<strong>en</strong>woordige <strong>en</strong><br />

toekomstige verleiding voorkom<strong>en</strong> wordt, <strong>en</strong> dat op<strong>en</strong>baar<br />

wordt wie <strong>de</strong> schreeuwers zijn. Om die red<strong>en</strong> heeft het mij<br />

plezier gedaan te antwoord<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mij te bescherm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> al<br />

dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> wier hart vol onlust zit, opdat wij <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> kant<strong>en</strong><br />

zichtbaar word<strong>en</strong>. Want het zal onvermij<strong>de</strong>lijk tot laster kom<strong>en</strong>,<br />

doch wee <strong>de</strong>g<strong>en</strong>e door wie hij komt. Dat wil zoveel zegg<strong>en</strong>, als<br />

dat het onvermij<strong>de</strong>lijk is dat leug<strong>en</strong>aars sprek<strong>en</strong> in strijd met <strong>de</strong><br />

waarheid, doch wee hun, want <strong>de</strong> waarheid br<strong>en</strong>gt <strong>de</strong> leug<strong>en</strong>s<br />

aan d<strong>en</strong> dag. Wanneer hun gelaster zou zwijg<strong>en</strong>, zou ook <strong>de</strong><br />

waarheid zwijg<strong>en</strong>. Vandaar dat het nodig is, dat <strong>de</strong> leug<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong><br />

laster niet zull<strong>en</strong> <strong>en</strong> mog<strong>en</strong> zwijg<strong>en</strong>. Die moet<strong>en</strong> eruit, doch wee<br />

hun! Gij, lezer, behoort alle ding<strong>en</strong> gelijkelijk af te weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> af<br />

te met<strong>en</strong>, opdat uw lez<strong>en</strong> vrucht, nut <strong>en</strong> het goe<strong>de</strong> voortbr<strong>en</strong>gt.<br />

145 Sam<strong>en</strong>gestel<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>l<strong>en</strong>.<br />

74

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!