Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici
Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici Zeven verdedigingen en de doolhof van dwalingen der medici
iedereen afmeten hoe eerlijk die handel is. Doctoren, barbiers, badhouders 120 , leerlingen, knecht en schurken. Moet daar een lam van komen? Uiteindelijk levert dat een wolf op! Met die moet ik te voet hollen en hem berijden. In elk geval troost het mij allerwegen, dat ik volhard en blijf, terwijl zij verdwijnen en men hen verkeerd begrijpt. Ook is het zo, dat doctoren zich over mij beklagen. Dat is niet vreemd, want het zeggen van de waarheid doet iemand pijn wiens list aan den dag wordt gebracht. Hoevelen zijn er echter, die daarom gunstig over mij spreken? Daar zijn ook doctoren onder. Verder zijn de apothekers mij vijandig gezind. Zij zeggen dat ik zeldzaam, wonderlijk ben, et cetera. Niemand kan mij recht doen, terwijl toch eenieder die redelijk handelt mij recht kan doen. Doch er is mij niets aan gelegen, dat ik een vervangingsmiddel 121 geef, feces in plaats van musk 122 . En ook niet, dat ik het leerlingenboek 123 , het vervangingsmiddel, toelaat en aanvaard, noch voor gebruik toesta. Van datgene wat zij mijzelf geven, is niet een derde deel goed, en verder in het geheel niets goeds, en ook niet van gedeelten waarvan zij zeggen dat het dat is. Moet ik mijn zieken het vervangingsmiddel toedienen dat niets uithaalt? Dat zou mij tot schande, en mijn zieken tot verderf leiden, en wellicht de dood in leiden. Zo ik dat meld op de mij aangeboren wijze, die ik zeer vriendelijk inschat en acht, noemen de leeglopers 124 dat een toornige, wonderlijke wijze. Andere doctoren zouden niet zo zijn; alleen ik. Daarbij schrijf ik korte recepten, niet van 120 “Bader”, in de zin van chirurgen die een badhuis dreven, aderlatingen uitvoerden en body scrubs toepasten. 121 “Quid pro Quo”, „voor wat, hoort wat‟. Volgens Sudhoff werd deze term in de middeleeuwen gebruikt voor een farmacologisch vervangingsmiddel wanneer het origineel niet voorhanden was. 122 “Merdum pro Musco”. 123 “Bachantenbuch”. Een „Bachant‟ was in de 15e en 16e eeuw een aankomend student. 124 “Dickendacker”, een onomatopee. Feitelijk: „dobbelaars‟. 68
veertig of zestig regels 125 , weinig en zelden, schud hun 126 beurzen niet uit, en breng hun niet veel geld in het laatje. Dat is de handel waarom zij mij bestrijden 127 . Oordeel nu zelf: aan wie ben ik meer schuldig? En aan wie heb ik als doctor gezworen? Aan de apotheker, om die te helpen vanuit zijn buidels uit zijn keuken, of aan de zieken, vanuit de keuken met wat die te bieden heeft? Zie nu, geachte heren, hoe wonderlijk ik ben, of hoe slecht het met mijn hoofd gesteld is. Zou ik koste wat kost mijn toornige aanpak verdedigen, dan zou u rood van schaamte worden en met een schuin oog aangekeken worden. Het spreken over de beginselen jegens hen 128 die mij dermate beschuldigen en interpreteren, beginselen op grond waarvan zij menen mij te moeten kleineren, zal bij hen veel van hun schelmenstreken aan den dag brengen, en verder grote schade doen, bij alle vrome rechters en ondervragers. Daarom grijp ik nu een weinig een aantal bedriegers 129 en artsen 130 aan, alsook de beweegredenen die zij tegen mij hebben, op grond waarvan zij mij een wonderlijk en zeldzaam mens noemen. Ik ga ervan uit, dat het er maar weinig zijn, want het zou hen net zo vergaan als het sommigen vergaan is over wie ik melding heb gedaan. Weet daarom, als gij mij hier in deze zesde verdediging wilt begrijpen, dat gij, die dit hoort, met hetzelfde oordeel en met gelijke weging de dingen moet meten, en moet bedenken, dat niet alles uit een zuiver hart voortkomt, doch uit troep, waarvan uw mond overloopt, om uzelf beter te doen overkomen, en mij te kleineren. 125 “Stück”. 126 Bedoeld zal zijn: van de patiënten. 127 “ausrichten”. Vertaling onzeker. Heeft vele woordbetekenissen. 128 Paracelsus maakt niet altijd even helder onderscheid tussen degenen over wie hij het heeft, en degenen tot wie hij zich richt. 129 “Balbierer”. In feite ook „barbiers‟, „bedriegers‟. 130 “Bader”. Arts, barbier. 69
- Page 17 and 18: medisch gebied er ook van langs. Ma
- Page 19 and 20: dezelfde die in zijn jongere jaren
- Page 21 and 22: gemeenteraad af, en ruimde hij tege
- Page 23 and 24: september 1541 zijn noodlot voltrok
- Page 25 and 26: Wundarznei, en wel etiologisch, kli
- Page 27 and 28: de leefgewoonten en het klimaat van
- Page 29 and 30: evinden zich in het menselijk licha
- Page 31 and 32: menige bijdrage. Ze laten ons in zi
- Page 33 and 34: leerstelling presenteert die accept
- Page 35 and 36: DE EERSTE VERDEDIGING - AANGAANDE D
- Page 37 and 38: geven en uitvoeren. 43 Dus hoewel v
- Page 39 and 40: tevens kunnen zeggen: “Onderzoek
- Page 41 and 42: DE TWEEDE VERDEDIGING - AANGAANDE D
- Page 43 and 44: enamingen gewijzigd zijn. Hoewel so
- Page 45 and 46: Mij is ook tegengeworpen, dat ik de
- Page 47 and 48: DE DERDE VERDEDIGING - AANGAANDE HE
- Page 49 and 50: Er is niets wat geen gif bevat. Sle
- Page 51 and 52: ook mogelijk om uit het kwade het g
- Page 53 and 54: DE VIERDE VERDEDIGING - AANGAANDE M
- Page 55 and 56: alleen de weifelaars 95 , die zonde
- Page 57 and 58: Als hij die wil zijn, moet hij de m
- Page 59 and 60: DE VIJFDE VERDEDIGING - AANGAANDE H
- Page 61 and 62: worden. Het behoort niemand te bevr
- Page 63 and 64: daarentegen allen gelijk acht, zoda
- Page 65 and 66: DE ZESDE VERDEDIGING - TER VERONTSC
- Page 67: verdedigd met deze analyse. Weliswa
- Page 71 and 72: te komen. Want met de verborgen zie
- Page 73 and 74: schied? 137 En als de schade in de
- Page 75 and 76: SLOTREDE Wanneer gij, lezer, mij al
- Page 77 and 78: HET TWEEDE BOEK, LABYRINTHUS MEDICO
- Page 79 and 80: loffelijke heren in de gemeente van
- Page 81 and 82: ven. Zoals de meester is, is ook de
- Page 83 and 84: Theophrastus - De Lezer Heil 159 On
- Page 85 and 86: HET EERSTE HOOFDSTUK - OVER HET EER
- Page 87 and 88: eweegreden is als volgt. Wie kent h
- Page 89 and 90: HET TWEEDE HOOFDSTUK - OVER HET TWE
- Page 91 and 92: Want de arts wordt gedwongen - zoal
- Page 93 and 94: Christus spreekt: waar het lichaam
- Page 95 and 96: herkent als een boek waarin de filo
- Page 97 and 98: tegen de aard van de moeder kunnen
- Page 99 and 100: voortgang immers niets van en weet
- Page 101 and 102: HET VIERDE HOOFDSTUK - OVER HET LIC
- Page 103 and 104: dat er de aderen van de cypres zijn
- Page 105 and 106: en gij moet u niet door de substant
- Page 107 and 108: hand zijn, maar niet alsof ze in on
- Page 109 and 110: werkt de natuur met ons samen in de
- Page 111 and 112: de bakker, die maken brood. Zo moet
- Page 113 and 114: ment. Hoewel dit experimenten zijn,
- Page 115 and 116: Waar die niet is, is er slechts het
- Page 117 and 118: vitriool 247 als wetenschap heeft g
ie<strong>de</strong>re<strong>en</strong> afmet<strong>en</strong> hoe eerlijk die han<strong>de</strong>l is. Doctor<strong>en</strong>, barbiers,<br />
badhou<strong>de</strong>rs 120 , leerling<strong>en</strong>, knecht <strong>en</strong> schurk<strong>en</strong>. Moet daar e<strong>en</strong><br />
lam <strong>van</strong> kom<strong>en</strong>? Uitein<strong>de</strong>lijk levert dat e<strong>en</strong> wolf op! Met die<br />
moet ik te voet holl<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem berijd<strong>en</strong>. In elk geval troost het<br />
mij allerweg<strong>en</strong>, dat ik volhard <strong>en</strong> blijf, terwijl zij verdwijn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong> h<strong>en</strong> verkeerd begrijpt. Ook is het zo, dat doctor<strong>en</strong> zich over<br />
mij beklag<strong>en</strong>. Dat is niet vreemd, want het zegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
waarheid doet iemand pijn wi<strong>en</strong>s list aan d<strong>en</strong> dag wordt<br />
gebracht. Hoevel<strong>en</strong> zijn er echter, die daarom gunstig over mij<br />
sprek<strong>en</strong>? Daar zijn ook doctor<strong>en</strong> on<strong>de</strong>r. Ver<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong> apothekers<br />
mij vijandig gezind. Zij zegg<strong>en</strong> dat ik zeldzaam, won<strong>de</strong>rlijk<br />
b<strong>en</strong>, et cetera. Niemand kan mij recht do<strong>en</strong>, terwijl toch<br />
e<strong>en</strong>ie<strong>de</strong>r die re<strong>de</strong>lijk han<strong>de</strong>lt mij recht kan do<strong>en</strong>. Doch er is mij<br />
niets aan geleg<strong>en</strong>, dat ik e<strong>en</strong> ver<strong>van</strong>gingsmid<strong>de</strong>l 121 geef, feces in<br />
plaats <strong>van</strong> musk 122 . En ook niet, dat ik het leerling<strong>en</strong>boek 123 , het<br />
ver<strong>van</strong>gingsmid<strong>de</strong>l, toelaat <strong>en</strong> aanvaard, noch voor gebruik<br />
toesta. Van datg<strong>en</strong>e wat zij mijzelf gev<strong>en</strong>, is niet e<strong>en</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el<br />
goed, <strong>en</strong> ver<strong>de</strong>r in het geheel niets goeds, <strong>en</strong> ook niet <strong>van</strong><br />
ge<strong>de</strong>elt<strong>en</strong> waar<strong>van</strong> zij zegg<strong>en</strong> dat het dat is. Moet ik mijn ziek<strong>en</strong><br />
het ver<strong>van</strong>gingsmid<strong>de</strong>l toedi<strong>en</strong><strong>en</strong> dat niets uithaalt? Dat zou mij<br />
tot schan<strong>de</strong>, <strong>en</strong> mijn ziek<strong>en</strong> tot ver<strong>de</strong>rf leid<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wellicht <strong>de</strong><br />
dood in leid<strong>en</strong>. Zo ik dat meld op <strong>de</strong> mij aangebor<strong>en</strong> wijze, die<br />
ik zeer vri<strong>en</strong><strong>de</strong>lijk inschat <strong>en</strong> acht, noem<strong>en</strong> <strong>de</strong> leeglopers 124 dat<br />
e<strong>en</strong> toornige, won<strong>de</strong>rlijke wijze. An<strong>de</strong>re doctor<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> niet<br />
zo zijn; alle<strong>en</strong> ik. Daarbij schrijf ik korte recept<strong>en</strong>, niet <strong>van</strong><br />
120<br />
“Ba<strong>de</strong>r”, in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> chirurg<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> badhuis drev<strong>en</strong>,<br />
a<strong>de</strong>rlating<strong>en</strong> uitvoerd<strong>en</strong> <strong>en</strong> body scrubs toepast<strong>en</strong>.<br />
121<br />
“Quid pro Quo”, „voor wat, hoort wat‟. Volg<strong>en</strong>s Sudhoff werd<br />
<strong>de</strong>ze term in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuw<strong>en</strong> gebruikt voor e<strong>en</strong> farmacologisch<br />
ver<strong>van</strong>gingsmid<strong>de</strong>l wanneer het origineel niet voorhand<strong>en</strong> was.<br />
122<br />
“Merdum pro Musco”.<br />
123<br />
“Bachant<strong>en</strong>buch”. E<strong>en</strong> „Bachant‟ was in <strong>de</strong> 15e <strong>en</strong> 16e eeuw e<strong>en</strong><br />
aankom<strong>en</strong>d stud<strong>en</strong>t.<br />
124<br />
“Dick<strong>en</strong>dacker”, e<strong>en</strong> onomatopee. Feitelijk: „dobbelaars‟.<br />
68