Handboek De Galjoener versie 2009 7 juni.rtf - Het Galjoen
Handboek De Galjoener versie 2009 7 juni.rtf - Het Galjoen
Handboek De Galjoener versie 2009 7 juni.rtf - Het Galjoen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> <strong><strong>Galjoen</strong>er</strong><br />
<strong>Handboek</strong> voor de leden van<br />
Nijenrode Roeivereniging <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong><br />
gedeeltelijk gewijzigde vierde <strong>versie</strong> (2013)
Voorwoord<br />
Voor u ligt de derde <strong>versie</strong> van <strong>De</strong> <strong><strong>Galjoen</strong>er</strong>, het handboek voor (toekomstige) leden van Nijenrode Roeivereniging<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>. <strong>Het</strong> handboek komt van pas voor nieuwe, beginnende leden van het <strong>Galjoen</strong>,<br />
maar bevat ook veel informatie die van belang is voor leden die al langer roeien, zoals: informatie over de<br />
vereniging, de regels die op het water gehandhaafd dienen te worden, informatie over boten en materialen,<br />
de instructie en examens, de roeitechniek en tot slot ook het <strong>Galjoen</strong>lied.<br />
e<br />
Als het 62 Bestuur van Nijenrode Roeiverening <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>, hopen wij dat u nu en in de toekomst ontzettend<br />
veel plezier zal beleven aan het roeien en ook aan de verschillende activiteiten binnen de roeivereniging.<br />
Lange Halen!<br />
Breukelen, augustus 2007<br />
62 e Bestuur<br />
<strong>Het</strong> 64 e bestuur heeft aanleiding gevonden de tekst hier en daar enigszins te wijzigen en aan te vullen, in<br />
de hoop dat het verbeteringen oplevert.<br />
Ook het 68 e bestuur heeft dit gedaan, in mei 2013.<br />
Nijenrode Roeivereniging <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong><br />
Postbus 226<br />
3620 AE Breukelen<br />
www.hetgaljoen.com<br />
2
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord ................................................................................................................ 2<br />
Inhoudsopgave ....................................................................................................... 3<br />
Inleiding ............................ ..................................................................................... 4<br />
1. Roeien bij <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> ......................................................................................... 5<br />
1.1 Nijenrode Roeivereniging <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> .................................................................. 5<br />
1.2 Nieuwe leden bij het <strong>Galjoen</strong> ............................................................................... 5<br />
1.3 Basisinstructies en examens ................................................................................. 6<br />
1.4 Vervolg instructies en examens ........................................................................... 6<br />
2. Verantwoordelijkheden ...................................................................................... 6<br />
2.1 Roeiverbod en weersomstandigheden .............. .................................................. 7<br />
2.2 <strong>Het</strong> afschrijven van boten ..................................................................................... 8<br />
2.3 Schade ................................................................................................................. 8<br />
2.4 <strong>Het</strong> introduceren van niet-leden en het gastroeien .............................................. 8<br />
3. Veiligheid ........ ..................................................................................................... 9<br />
3.1 Aanbevelingen voor veilig varen van de KNRB .............. ...................................... 9<br />
3.1.2 Mensen: roeiers, stuurlieden, instructeurs, coaches ......................................... 9<br />
3.1.3 Boten ................................................................................................................. 10<br />
3.1.4 Weer ................................................................................................................... 10<br />
3.1.5 Hulpmiddelen ..................................................................................................... 10<br />
3.1.6 Kleding .............................................................................................................. 10<br />
3.2.Tenslotte ............................................................................................................... 10<br />
4 Regels voor de vaart ........... ............................................................................... 10<br />
4.1 Enkele regels uit het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) ............. ....................... 10<br />
4.2 Doorvaren van bruggen ....................................................................................... 13<br />
4.3 Belangrijke geluidssignalen .............. .................................................................... 13<br />
4.4 Verlichting ............................................................................................................ 13<br />
4.5 Andere schepen ............. ...................................................................................... 14<br />
5 Toertochten ............................................................................................................ 14<br />
5.1 Vaargebied/vaarwater ............. ............................................................................. 14<br />
5.2 Benodigdheden voor het maken van een tocht ...................................................... 14<br />
5.3 Wisselen in de boot ............................................................................................. 15<br />
5.4 Handige knopen ................................................................................................... 15<br />
6 Materiaal ................................................................................................................. 16<br />
6.1 Boten en onderdelen ............................................................................................. 16<br />
6.2 Behandeling van het materiaal ........................................................................... 19<br />
6.3 Tillen van de boten ............................................................................................... 19<br />
6.4 Instructie voor het gebruik van de boten ................................................................. 20<br />
6.4.1 <strong>Het</strong> naar buiten brengen en te water laten van de boten .................................... 20<br />
6.4.2 <strong>Het</strong> instappen ................ .................................................................................... 21<br />
6.4.3 <strong>Het</strong> wegvaren ................................................................................................... 21<br />
6.4.4 <strong>Het</strong> aankomen aan het vlot ................................................................................ 22<br />
6.4.5 <strong>Het</strong> uitstappen, lappen en opbergen ............... ................................................ 22<br />
6.4.6 En verder .......................................................................................................... 22<br />
7 Roeitechniek en oefeningen ................................................................................ 22<br />
7.1 Bladenwerk ......................................................................................................... 23<br />
7.2 Coördinatie in woord en beeld ... ........................................................................ 23<br />
7.3 Enkele eenvoudige oefeningen .......... ................................................................. 25<br />
7.4 Voorbeeld roeiprogramma ................................................................................. 26<br />
8 Commando’s ....................................................................................................... 26<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1: Examencriteria voor de gele kaart ........................................................... 34<br />
Examencriteria voor de skiffaantekening ................................................... 37<br />
Bijlage 2: <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>lied ....................................................................................... 38<br />
..........<br />
3
Inleiding<br />
Dit boek is gemaakt om (nieuwe en toekomstige) leden van het <strong>Galjoen</strong> wegwijs te maken binnen de vereniging<br />
en de roeisport. In dit handboek wordt verteld over de vereniging en over wat er binnen de vereniging<br />
nog meer gedaan wordt behalve roeien. Wij hopen dat duidelijk wordt wat de leden van de vereniging<br />
kunnen verwachten en wat de vereniging op haar beurt van de leden verwacht.<br />
Omdat iedereen die bij onze vereniging roeit verantwoordelijk is voor een goede en vooral veilige gang<br />
van zaken is een gedeelte van deze handleiding gewijd aan veiligheid, de verantwoordelijkheden van de<br />
roeier of stuurman, het vaarreglement en de vaar- en voorrangsregels.<br />
Heel belangrijk voor de vereniging is goed materiaal. Al het botenmateriaal is kostbaar en erg kwetsbaar.<br />
Van de leden wordt verwacht dat zij weten met wat voor materiaal zij werken en hoe zij daarmee om moeten<br />
gaan. Een heel hoofdstuk is gewijd aan de boten, hun onderdelen en de wijze waarop met het materiaal<br />
hoort te worden omgegaan.<br />
Roeien is een complexe beweging en zeker tijdens de eerste lessen is het moeilijk om op veel bewegingen<br />
tegelijk te letten. Tegelijkertijd worden allerlei termen en commando’s gebruikt die veelal ook onbekend<br />
zullen zijn. Met behulp van dit handboek kan thuis alles nog eens op een rijtje gezet worden. In een<br />
apart hoofdstuk zijn de meest gebruikte commando’s beschreven. Voor de meer ervaren roeier worden<br />
standaard oefeningen beschreven die te gebruiken zijn voor het verbeteren van de roeitechniek. <strong>Het</strong><br />
handboek wordt afgesloten met het <strong>Galjoen</strong>lied dat nogal eens gezongen wordt bij activiteiten en bijeenkomsten.<br />
Waar hierna de woorden roeier(s) en (stuur-)man worden gebruikt, dienen zij telkens gelezen te worden<br />
als: roeier(s) en/of roeister(s) , respectievelijk (stuur-)man en/of (stuur- ) vrouw.<br />
4
1 Roeien bij het <strong>Galjoen</strong><br />
1.1 Nijenrode Roeivereniging <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong><br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> is een relatief kleine roeivereniging met een schilderachtig mooi botenhuis. Dat historische<br />
botenhuis staat op palen in de rivier de Vecht tussen Breukelen en Maarssen, vlakbij kasteel Nijenrode.<br />
<strong>Het</strong> is in 2006 grondig gerestaureerd en verbeterd.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> bestaat sinds 1946 en draagt de kleuren rood en geel. <strong>De</strong> vereniging was oorspronkelijk<br />
alleen toegankelijk voor de studenten van Nijenrode. <strong>Het</strong> is zelfs de alleroudste studentenvereniging van<br />
die Universiteit, eerst nog N.O.I.B.<br />
Sinds 1993 is het een bloeiende en groeiende gemengde vereniging van burgers en studenten. <strong>De</strong> vereniging<br />
is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Roeibond (K.N.R.B.) en bij de Nederlandse Studenten<br />
Roei Federatie (N.S.R.F.).<br />
Aan het begin van ieder kalenderjaar wordt een nieuw bestuur benoemd tijdens een Algemene Leden<br />
Vergadering (ALV). <strong>Het</strong> bestuur bestaat uit burger-en studentleden van de vereniging.<br />
<strong>Het</strong> bestuur is altijd te bereiken via de Secretaris,<br />
NRV "<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>" ,<br />
Postbus 226<br />
3620 AE Breukelen (UT)<br />
Email : secretaris@hetgaljoen.com<br />
Binnen de vereniging zijn meerdere commissies actief. Er is een materiaalcommissie, een wedstrijdcommissie,<br />
een toercommissie, een archiefcommissie, een bier en fris commissie en er zijn commissies die<br />
zich bezig houden met evenementen, instructie en het onderhouden van de website (www.hetgaljoen.com).<br />
Uw bijdrage (foto’s, teksten) voor op de website is meer dan welkom!<br />
1.2 Nieuwe leden bij het <strong>Galjoen</strong><br />
Voor nieuwe roeiers wordt de opleiding door instructeurs georganiseerd, tot aan het eerste roei-examen.<br />
Hierna echter wordt van de nieuwe roeiers verwacht dat deze zelf hun draai binnen de vereniging vinden.<br />
Zij kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om wekelijks met een vaste ploeg te roeien, om toertochten te<br />
gaan roeien, of om zich verder te bekwamen en te gaan skiffen.<br />
Om plezierig verder te kunnen roeien is het nuttig veel contacten binnen de vereniging te hebben. <strong>Het</strong> is<br />
dan gemakkelijk een aantal mensen te verzamelen om mee te gaan roeien. <strong>Het</strong> mooist is een eigen vaste<br />
ploeg om samen mee te trainen. Bijwonen van een algemene leden vergadering (ALV) of een Rood-Gele<br />
Wimpel- en de Blauwe Wimpelwedstrijd zijn prima manieren om meer mensen te leren kennen. Wanneer u<br />
bovendien een paar maal wat langer op het vlot blijft ‘hangen’, eens met een toertocht meedoet of eens<br />
meehelpt bij bv. de materiaalcommissie, zijn die contacten zo gelegd.<br />
Vaak is er op zaterdagochtend om 9.30 uur een aanloop van mensen (“instuif”). Wellicht is het leuk dan<br />
eens een kijkje op het vlot te nemen en zo mensen te leren kennen.<br />
<strong>De</strong> toertochten worden ruim van tevoren aangekondigd. Er is een toercommissie actief die het hele roeiseizoen<br />
deelname aan tochten organiseert. <strong>De</strong>ze hebben soms ons eigen vlot als vertrekpunt, maar regelmatig<br />
wordt ook een tocht georganiseerd waarbij vertrokken wordt vanaf een andere vereniging. Aankondigingen<br />
en informatie hiervoor vinden meestal een plaats op de website en in het Botenhuys. Bij<br />
toertochten ligt de nadruk op gezelligheid, maar er moet ook een flinke afstand geroeid worden.<br />
5
Wanneer u in het Botenhuys rondkijkt, bedenk dan dat alle materialen door de vrijwillige materiaalcommissie<br />
opgeknapt zijn en goed onderhouden worden. Reden te meer om zuinig met ons roeimateriaal om<br />
te gaan.<br />
Met de instructiecommissie krijgt u al snel te maken. <strong>De</strong>ze zorgt er in eerste instantie voor dat u een instructeur<br />
toegewezen krijgt en in een lesploeg geplaatst wordt om de beginselen van het roeien onder de<br />
knie te krijgen.<br />
Spreken de bezigheden van de commissies u aan, schroom dan niet contact op te nemen met de betreffende<br />
contactpersoon. <strong>Het</strong> is leuk werk, je leert snel anderen leden kennen en, vele handen maken licht<br />
werk!<br />
1.3 Basisinstructies en examens<br />
Voor beginnende roeiers is er een kennismakingsprogramma. Zij krijgen de mogelijkheid tot het (tegen<br />
betaling) volgen van 6 lessen in een groep onder leiding van een instructeur. Een keer per week wordt er<br />
geroeid om de roeibeweging en het sturen van de boot onder de knie te krijgen. N a zes les sen<br />
b es list men of men lid w il word e n . Na aanmelding voor het lidmaatschap wordt de opleiding<br />
voortgezet tot het eerste roei-examen. Gemiddeld is men na een periode van drie tot vier maanden in staat<br />
dat examen af te leggen, het zogenaamde “afroeien”. Wie afgeroeid is heeft de aantekening “gele kaart”.<br />
Roeiers die hun opleiding hebben voltooid kunnen in afwachting van de eerstvolgende examendag de z.g.<br />
roeipermissie krijgen en mogen dan samen met gele kaarthouders het water opgaan, bijvoorbeeld ook bij<br />
de zaterdagse instuif.<br />
Aangezien van u verwacht wordt dat u weet met wat voor materiaal u omgaat en dat u weet hoe dat materiaal<br />
behandeld moet worden, is het onderdeel ‘bootbehandeling’ een vast onderdeel van het afroeiexamen.<br />
In de bijlage staan alle exameneisen. Er wordt ook naar theoretische kennis gevraagd.<br />
Als houder van de gele kaart kan men gebruik maken van de meeste C-boten. <strong>Het</strong> bestuur bepaalt (op<br />
grondslag van het Huishoudelijk Reglement) welke eisen gesteld worden voor het gebruik van de verschillende<br />
boten. Een overzicht daarvan is o.a. te vinden in het Botenhuys. Voor het zelfstandig roeien in een<br />
skiff is deze gele kaart niet voldoende; daarvoor moet een speciale aantekening worden behaald, de skiffaantekening.<br />
1.4 Vervolg instructies en examens<br />
Tijdens het seizoen wordt er ook wel eens een “opfris en bijschaaf instructie” verzorgd voor ervaren roeiers.<br />
Vraag informatie over dergelijke instructie en examens in bijv. de skiffs bij één van de instructeurs of<br />
iemand van het bestuur. Meestal wordt via een intekenlijst de mogelijkheid geboden een aantal lessen te<br />
volgen.<br />
2 Verantwoordelijkheden<br />
Iedereen die bij onze roeivereniging roeit en/of stuurt is medeverantwoordelijk voor een goede en vooral<br />
veilige gang van zaken, ongeacht wie op zeker moment formeel het commando voert. Dit betekent o.a.<br />
dat iedere roeier en stuur de bevoegdheid heeft de eigen mening over het wel of niet uitvaren en het gebruik<br />
van bepaalde boten, naar voren te brengen. <strong>De</strong>gene die het commando voert beslist uiteindelijk,<br />
rekening houdend met ieders wensen. In principe zal daarbij de wens van degene die qua boot, tocht,<br />
afstand en bestemming het meest voorzichtig is de doorslag geven, zodat niemand gedwongen wordt op<br />
roeigebied verder te gaan dan hij of zij zou wensen.<br />
Een verantwoordelijkheid, die eveneens voor ieder lid van de vereniging geldt, is de zorg voor een ade-<br />
6
quate zwemvaardigheid. Iedereen die roeit of stuurt moet kunnen zwemmen! Ook heeft ieder de verantwoordelijkheid<br />
van het op alle mogelijke manieren voorkomen van schade aan mensen en materiaal. Bedenk<br />
hierbij dat de meeste schades aan het materiaal meestal wel gerepareerd kunnen worden, maar dat<br />
je andere roeiers dupeert, doordat zij het materiaal dan niet kunnen gebruiken.<br />
Tijdens het varen is de stuurman (m/v) degene die de commando's geeft. Hij heeft tevens de verantwoording<br />
voor de boot en de roeiers. Wanneer het een ongestuurde boot betreft, heeft de boeg deze verantwoordelijkheid.<br />
<strong>De</strong> stuurman of de boeg is er ook verantwoordelijk voor dat de boot in het afschrijfboek<br />
wordt ingeschreven, dat in het Loghboek de voorgeschreven notitie wordt gemaakt en dat de boot na<br />
gebruik schoon (van binnen en van buiten!) en droog op de juiste plaats opgeborgen wordt.<br />
Ieder lid dat als laatste het Botenhuys verlaat hoort te kijken of het vlot opgeruimd is, er geen koffie en<br />
onafgewassen kopjes meer staan en lichten en apparaten zijn uitgeschakeld. Bij het verlaten wordt het<br />
Botenhuys goed afgesloten, ook aan de waterzijde. Indien de sleutel via de portier van Nijenrode verkregen<br />
is, hoort de sleutel weer terug gebracht te worden naar de portiersbalie in het “de Rooy-gebouw”.<br />
<strong>Het</strong> is vanzelfsprekend dat alle leden zich inzetten voor het belang van en de goede gang van zaken binnen<br />
de vereniging. <strong>Het</strong> Huishoudelijk Reglement bepaalt dat van ieder lid hand- en spandiensten kunnen<br />
worden verlangd. Van corveediensten wordt echter nauwelijks gebruik gemaakt. Voor het voortbestaan<br />
van <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> is het van groot belang dat nieuwe leden instructie kunnen krijgen. Van de leden met<br />
enige ervaring wordt dan ook verlangd dat zij zich beschikbaar stellen voor instructie aan beginners.<br />
Voorts wordt het op prijs gesteld als men eens omkijkt naar het toilet, de afwas en de hoeveelheid koffie<br />
die nog aanwezig is. Wat betreft de koffie: Is de bodem in zicht, dan vragen wij u eens een nieuw pak<br />
koffie mee te nemen!<br />
2.1 Roeiverbod en weersomstandigheden<br />
Er zijn omstandigheden waarin het roeien niet toegestaan is.<br />
Er mag niet geroeid worden:<br />
• wanneer er een roeiverbod van kracht is<br />
• bij een lucht- en/of oppervlaktewater temperatuur van twee graden Celsius of lager<br />
• wanneer er ijs op het water ligt<br />
• vanaf windkracht 6 (d.w.z. vanaf een windsnelheid van 10,8 m/sec, of 22 knopen)<br />
• bij mist (zicht minder dan 100 m.)<br />
• tussen zonsondergang en zonsopgang, tenzij deugdelijke verlichting wordt gevoerd (zie onder 4.3.)<br />
• bij onweersdreiging<br />
• bij bijzondere omstandigheden, door het bestuur aangekondigd in het Botenhuys<br />
<strong>Het</strong> kan gebeuren dat men tijdens een roeitocht in een onweersbui verzeild raakt. Meestal komt zo'n bui<br />
niet onverwacht, de weerberichten geven dit over het algemeen wel aan. Wordt er onweer verwacht, ga<br />
dan niet ver weg, zodat je tijdig terug kunt zijn. Naderend onweer herken je aan gerommel in de verte en<br />
vaak ook onverwacht harde windstoten. Ga in het geval van een plotselinge onweersbui naar de oever en<br />
zoek een plekje om te liggen op een meter of vier afstand van een boom of een paar struiken. Vermijd<br />
contact met water en zet nooit een paraplu op. Is het mogelijk om aan wal te gaan en de boot op het droge<br />
te trekken of vast te leggen, schuil dan nooit onder een boom. In open veld is gehurkt zitten, zo mogelijk<br />
met de knieën tegen de schouders getrokken, met flinke onderlinge afstand, de naar men zegt meest<br />
veilige bescherming.<br />
7
2.2 <strong>Het</strong> afschrijven van boten<br />
Men is verplicht om voordat men van een boot gebruik gaat maken dat aan te tekenen in het afschrijfboek<br />
; dit boek kunt U vinden op zijn vaste plek op de werkbank in Paul’s Portaal.<br />
<strong>Het</strong> afschrijfboek dient om het gebruik van de boten vast te leggen. Er moet uit kunnen blijken wie wanneer<br />
welke boot gaat gebruiken/ gebruikt/ gebruikt heeft.<br />
Wanneer u een boot wilt gebruiken, moet U vóór Uw vertrek in het vak rechts naast de naam van de boot,<br />
in de kolom van de desbetreffende dag Uw naam noteren of die van Uw team en het tijdstip van (voorgenomen)<br />
vertrek.<br />
In het naast het afschrijfboek liggende loghboek moet U voor vertrek noteren: de datum, de naam van de<br />
boot en de namen van de bemanningsleden en verder welke bestemming U gekozen hebt (dan weten<br />
eventuele search and rescue parties ook welke kant zij op moeten).<br />
Na terugkeer kunt U in het loghboek ook mededeling doen van bijzondere belevenissen en/of waarnemingen<br />
onderweg of van ontboezemingen die U ook voor anderen interessant lijken.<br />
<strong>Het</strong> afschrijfboek kan ook gebruikt worden voor het reserveren van een boot.<br />
Maximaal zeven dagen voorafgaande aan die van het gebruik kunt U een boot reserveren; b.v. op zondag<br />
voor de volgende zondag (om misverstand te voorkomen: de aantekening in het loghboek doet U pas als U<br />
echt vertrekt).<br />
Als van de afschrijvingsduur vijftien minuten zijn verstreken en degene die de boot heeft afgeschreven of<br />
diens team nog niet is komen opdagen, vervalt de reservering en is de boot beschikbaar voor anderen.<br />
Hoe lang mag men een boot afschrijven?<br />
Stelregel is dat als geen kortere tijdsduur wordt vermeld, elke afschrijving geldt voor ten hoogste twee uur.<br />
Wanneer op het moment van vertrek geen aansluitende reservering (dus vanaf twee uur later) is genoteerd,<br />
mag U de boot een uur langer gebruiken, dus in totaal drie uur, U moet dan wel het tijdstip van verwachte<br />
terugkeer noteren voor U weg gaat. <strong>De</strong>gene die na Uw vertrek arriveert op het Botenhuys kan dan<br />
weten hoe lang ie nog op die boot moet wachten.<br />
Men moet er altijd voor zorgen dat de boot op tijd weer voor het vlot ligt, dan wel in het Botenhuys wordt<br />
opgeborgen. Voor een langere reserveringstermijn dan zeven dagen, voor langer afschrijven dan hiervoor<br />
vermeld en voor het gebruik van het materiaal buiten de Vecht is voorafgaande toestemming van het bestuur<br />
vereist. In voorkomend geval dient dan in het afschrijfboek gezet te worden: mtb (met toestemming<br />
van het bestuur) met de naam van de bestuurder die toestemming heeft gegeven.<br />
.<br />
Voor het gebruik van een C2 of C4 voor een rondje Loosdrechtse Plassen is de voorafgaande toestemming<br />
van het bestuur niet nodig, mits de tocht kan worden afgelegd binnen de beschikbare tijd en elk<br />
bemanningslid gele kaarthouder is en behoorlijk kan zwemmen; men is verplicht om tenminste één peddel,<br />
een pikhaak, tenminste één hoosvat, een paar dweilen (handdoeken), een meertouw en een meerpen<br />
aan boord te hebben. <strong>De</strong>ze attributen vindt men in de loods in de buurt van de plaats van het karretje.<br />
2.3 Schade<br />
Wanneer er schade aan het materiaal is ontstaan tijdens het roeien, of wanneer men gebreken aan het<br />
materiaal constateert, moet dit in het schadeboek worden ingeschreven. <strong>De</strong> schade moet zo duidelijk<br />
mogelijk worden omschreven met vermelding van datum en tijdstip waarop deze constatering werd gedaan<br />
en met de naam van de boot en van de persoon die afgeschreven heeft. <strong>Het</strong> schadeboek is te vinden<br />
in dezelfde map als het afschrijfboek (in Paul’s Portaal op de werkbank).<br />
Iedereen is verplicht opgemerkte schades, al of niet door hemzelf veroorzaakt, te melden. Bij onzorgvuldig<br />
behandelen van het materiaal kan een boete of een andere disciplinaire maatregel worden opgelegd. In<br />
het huishoudelijk reglement staan de precieze spelregels.<br />
8
2.4 <strong>Het</strong> introduceren van niet-leden en het gastroeien.<br />
Introductie van iemand die geen lid is dient te voren aan het bestuur gemeld te worden; dit kan de introductie<br />
weigeren. <strong>De</strong>zelfde persoon kan niet vaker dan tweemaal per jaar geïntroduceerd worden. Zij die<br />
als lid geweigerd, geschorst of geroyeerd zijn, kunnen niet worden geïntroduceerd.<br />
<strong>De</strong> introductie (naam en datum) moet met vermelding van de naam van het introducerend lid worden ingeschreven<br />
in het introductieboek; dit bevindt zich in dezelfde map als het afschrijfboek en het schadeboek.<br />
<strong>Het</strong> gebruik van roeimateriaal door de introducé dient plaats te vinden onder toezicht van een gele kaarthouder.<br />
Voor het gebruik van de boten gelden voor de introducé en de gastroeier uiteraard dezelfde eisen<br />
t.a.v de roeivaardigheid als voor onze leden, een en ander tenzij het bestuur vooraf anders toestaat.<br />
Leden van andere roeiverenigingen kunnen na toestemming van het bestuur gastroeien bij het <strong>Galjoen</strong>.<br />
Per periode van drie uur dient per roeier een vergoeding van 5 Euro (minimumtarief) te worden betaald.<br />
Indien het gastroeien plaatsvindt in het kader van een uitwisseling kan het bestuur besluiten geen vergoeding<br />
te vragen.<br />
3 Veiligheid : Aanbevelingen voor veilig varen van de KNRB<br />
<strong>De</strong> Koninklijke Nederlandse Roei Bond heeft een aantal algemene aanbevelingen opgesteld. <strong>De</strong> regels<br />
van het <strong>Galjoen</strong> zijn hier soms een aanscherping van of kunnen licht afwijken. <strong>De</strong> onderstaande KNRBaanbevelingen<br />
voor veilig varen worden onderverdeeld in adviezen betreffende mensen, boten, water en<br />
weer, hulpmiddelen, kleding.<br />
3.1 Mensen: roeiers, stuurlieden, instructeurs, coaches.<br />
Ieder die in een boot plaatsneemt, moet de zwemkunst meester zijn. Als men niet kan zwemmen, of bij<br />
twijfel, dient men een zwemvest te dragen. Alle roeiers, stuurlieden, instructeurs en coaches moeten weten<br />
wat te doen bij omslaan. <strong>Het</strong> verdient aanbeveling op de hoogte te zijn van reddend zwemmen en<br />
EHBO. Alle boegroeiers van ongestuurde boten en stuurlieden dienen over een goed gezichtsvermogen<br />
te beschikken.<br />
Alle roeiers, stuurlieden, instructeurs en coaches dienen de weersverwachtingen te kennen en na te gaan<br />
of er uitgevaren kan worden. Alle roeiers, stuurlieden, instructeurs en coaches dienen respect te hebben<br />
voor overige watersporters.<br />
Roeiers<br />
Alle roeiers moeten op de hoogte zijn van de regels van de vereniging. Voordat men met een boot vertrekt<br />
dient men door inschrijving in het Logboek aan te geven dat men op het water is, en tevens dient vermeld<br />
te worden in welke richting men vaart. Alvorens uit te varen moeten de boot en de onderdelen eerst gecontroleerd<br />
worden. Beginnende roeiers moeten altijd begeleid worden door een instructeur, coach of een<br />
andere ervaren roeier. Als een boot gestuurd wordt door onervaren en/of jonge stuurlieden is een ervaren<br />
roeier mede-verantwoordelijk. Ervaren ploegen (zonder begeleiding) zijn volledig verantwoordelijk voor<br />
hun eigen veiligheid.<br />
Stuurlieden<br />
Stuurlieden dienen goed te kunnen sturen. Zij dienen de commando's te kennen en te kunnen geven en<br />
hebben overwicht over de ploeg. Stuurlieden moeten de wind-, weers- en wateromstandigheden kunnen<br />
inschatten. Zij kennen de belangrijkste bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en de bepalingen<br />
met betrekking tot het te bevaren water. <strong>De</strong> stuurlieden controleren voor elk vertrek het roer, de<br />
roerbevestiging en de stuurtouwen.<br />
Instructeurs<br />
Instructeurs moeten op de hoogte zijn van de mogelijkheden van de leerlingen (zwak, sterk, oud, jong,<br />
weinig of niet sportief). Voor het roeien met mensen met een handicap moet de instructeur goed op de<br />
hoogte zijn van de betreffende handicap en van de beperkingen daaruit voortvloeiend. Instructeurs controleren<br />
of de leerlingen hen begrijpen, of ze reageren op commando's, of ze inzicht hebben in wat ze doen en<br />
of ze gauw in paniek raken. Een instructeur gebruikt evt. een toeter om zich goed verstaanbaar te ma- ken.<br />
Zo kan de roeier zich beter concentreren. <strong>Het</strong> niet goed kunnen verstaan van de instructeur kan in<br />
9
noodsituaties tot paniek leiden. Er wordt geen skiff instructie aan beginners gegeven van 1 november tot 1<br />
april in verband met onderkoelingsgevaar bij omslaan.<br />
Coaches<br />
Coaches dienen de regels met betrekking tot het te bevaren water te kennen. Zij zijn verantwoordelijk voor<br />
veilig roeimateriaal. Coaches waarschuwen voor mogelijke gevaren op het water. <strong>De</strong> coaches zijn verantwoordelijk<br />
voor een goede opleiding van de stuurman / vrouw van hun ploegen, ook wat betreft de veiligheid<br />
op het water.<br />
3.2 Boten<br />
Alleen daartoe bevoegde roeiers en stuurlieden mogen in de diverse klassen boten roeien. Zie ook het<br />
botenoverzicht in het Botenhuys. Boten en onderdelen moeten geregeld door de gebruikers worden<br />
schoongemaakt en gecontroleerd. Respecteer de aanwijzingen van de materiaal commissie.<br />
3.3 Weer<br />
Er zijn door de roeivereniging regels opgesteld ten aanzien van het niet roeien bij sterke wind, mist, vorst,<br />
onweer en na zonsondergang. Zie voor de regels van het <strong>Galjoen</strong> in dit handboek paragraaf 2.1 "Roeiverbod<br />
en weersomstandigheden". Hou er bij zonnig weer rekening mee dat de kracht van de zon op het<br />
water versterkt wordt door de weerspiegeling. Zonnebrandcrème is dan geen overbodige luxe!<br />
3.4 Hulpmiddelen<br />
Dit kan bijvoorbeeld een reddingsboei of een reddingsvest zijn die in het Botenhuys hangt. Ieder lid dient<br />
de instructies voor het gebruik van het hulpmiddel goed in zich op te nemen. Een voorbeeld hiervan is dat,<br />
zeker ’s winters, in een skiff met reddingsvest geroeid dient te worden.<br />
3.5 Kleding<br />
Vooral in de koudere maanden is goede kleding voor roeiers en stuurlieden van groot belang. <strong>Het</strong> is beter<br />
een paar lagen dunne kleding te dragen dan één dik kledingstuk. Voor roeiers wordt wollen en/of thermo<br />
kleding met een dun waterproof jack aangeraden. Van belang is dat de onderrug goed beschermd is,<br />
evenals hals en polsen. Eén of meer paar sokken in dichte schoenen houdt de voeten warm. Stuurlieden<br />
moeten warm en droog blijven, vooral hoofd, handen en voeten. Een muts op het hoofd en wind- en waterdichte<br />
handschoenen/wanten en jack/broek zijn van groot belang. Draag geen zware en omvangrijke<br />
kleding. Zorg ervoor dat de schoenen droog blijven. <strong>Het</strong> is niet verstandig met ontbloot bovenlijf te roeien.<br />
3.6 Tenslotte<br />
Overschat uw capaciteiten niet! Houdt altijd in het oog wat u zelf wel en niet wilt of kunt. Laat u niet overhalen<br />
flink te doen. Volg de regels van de vereniging en laat over veiligheid geen discussie ontstaan.<br />
4 Regels voor de vaart<br />
Iedereen die deelneemt aan het verkeer te water moet er alles aan doen om te voorkomen dat de veiligheid<br />
op het water in gevaar komt. Dit kan betekenen dat in het belang van de veiligheid in bijzondere omstandigheden<br />
wordt afgeweken van de voorschriften.<br />
4.1 Enkele regels uit het Binnenvaartpolitiereglement<br />
<strong>De</strong> regels voor de vaart op ons roeiwater vindt U in het Binnenvaartpolitieregelement (BRP)<br />
Dit reglement bepaalt dat aan boord van elk schip één persoon in het bijzonder belast is met de verantwoordelijkheid<br />
voor de naleving van de regels, de schipper. Voor onze vereniging geldt dat als schipper<br />
wordt aangemerkt de stuurman en in boten zonder stuurman de boegroeier; die persoon geeft ook de<br />
commando’s.<br />
10<br />
10
<strong>De</strong> in het BPR opgenomen indeling van schepen in categorieën heeft wat ons betreft vooral betekenis voor<br />
de regeling van de voorrang. Hoofdindelingen zijn die naar grootte, namelijk in kleine resp. grote schepen,<br />
en die naar wijze van voortstuwing: motorschepen , zeilschepen en door spierkracht voortbewo- gen<br />
schepen. Onze roeiboten behoren tot de nederigste categorie, de kleine door spierkracht voortbewo- gen<br />
schepen.<br />
Wij moeten daarmee voorrang verlenen aan de schepen van alle andere categorieën op één na, namelijk<br />
de kleine motorschepen . <strong>De</strong>ze categorie wordt gevormd door de motorschepen korter dan 20 meter;<br />
behalve (onder meer) als zij sleep- of duwboten zijn (of ze nu wel slepen/duwen of niet) of ponten en als<br />
ze zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 12 passagiers (= passagiersschepen, zoals die boot van<br />
Geesberge), dan behoren ze namelijk tot de categorie grote motorschepen. Vrijwel alle motorjachten op<br />
de Vecht (inclusief de op de motor varende zeilboten) zijn kleine motorschepen.<br />
Zeilschepen zijn alleen zeilschip als ze niet (ook) op de motor varen; de verdeling van zeilschepen in klein<br />
en groot is voor ons niet van belang omdat wij ook aan de kleine zeilschepen voorrang moeten geven<br />
<strong>De</strong> basisregel: beroepsvaart (groot en klein) gaat altijd voor op pleziervaart (“sport”).<br />
Voor ons is een belangrijke regel: roeiboten moeten voorrang geven aan alle schepen, behalve aan<br />
kleine motorschepen. Maar: reken er niet op dat de schippers van alle kleine motorschepen deze regel<br />
ook kennen, laat staan naleven!!.<br />
Voorrang verlenen houdt in: door tijdige koerswijziging of door snelheidsvermindering aan het andere<br />
schip de ruimte laten die het nodig heeft om zijn koers te vervolgen en te manoeuvreren.<br />
Daarnaast is het volgende van belang:<br />
a. Als twee schepen elkaar tegemoet komen (koersen houden die vrijwel recht aan elkaar tegengesteld<br />
zijn) en gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgt<br />
voorrang geven aan het schip dat dat wel doet. Dus elk schip (ook een roeiboot) dat zijn stuurboordzijde<br />
van het vaarwater (ook een betonde vaargeul) houdt –d.w.z. gewoon zoveel mogelijk rechts vaart- heeft<br />
voorrang ten opzichte van tegemoetkomende (of overstekende) schepen.<br />
b. Wanneer een roeiboot en een tegenligger ongeveer tegelijkertijd een versmalling<br />
van het vaarwater naderen waar gelijktijdige doorvaart niet mogelijk is -een “engte”- , zoals bv bij een brug<br />
of bij een aan de wal gemeerd schip, dan geldt voor de roeiboot de gewone regel; die moet dus aan alle<br />
tegenliggers voorrang geven (ook als het obstakel voor de tegenligger aan stuurboord ligt, dus op<br />
diens“weghelft”), behalve als de tegenligger een klein motorschip is.<br />
NB het kleine motorschip moet aan de roeiboot dus ook voorrang geven als het obstakel zich voordoet<br />
aan de kant van het vaarwater waar de roeiboot vaart. Dat is de meeste schippers van motorboten niet<br />
bekend, dus reken er niet op dat zij dat ook doen!. Je doet er misschien het verstandigst aan ten opzichte<br />
van motorboten te handelen als automobilisten die elkaar tegenkomen in een smalle straat waar hier en<br />
daar, links en rechts auto’s geparkeerd staan.<br />
Als bij een engte de tegenligger ook een roeiboot is dan, moet de roeiboot die aan stuurboord een hindernis<br />
tegenkomt of die bij een bocht de binnenbocht heeft zijn tegenligger voor laten gaan.<br />
<strong>Het</strong> voorgaande onder b. geldt niet wanneer er stroom staat: dan heeft het schip (elk soort schip) dat met<br />
stroom mee vaart voorrang.<br />
Opmerking: het is de vraag of je de waterverplaatsing in de Vecht, meestal met de nauwelijks merkbare<br />
snelheid van minder dan 1 km/u, wel stroom kunt noemen; reken er dus niet op dat een tegenligger heeft<br />
opgemerkt dat ie stroomopwaarts vaart!<br />
11<br />
11
c. Als twee schepen elkaar tegemoetkomen en zij geen van beiden hun stuurboordszijde van het vaarwater<br />
houden, moet als er gevaar voor aanvaring bestaat een roeiboot voorrang geven aan alle schepen<br />
behalve aan kleine motorschepen. Is het andere schip ook een klein door spierkracht voortbewogen schip<br />
(roeiboot, kano), dan moeten beide naar stuurboord uitwijken.<br />
d. Alle schepen die een hoofdvaarwater bevaren hebben voorrang op schepen die uit een nevenvaarwater<br />
komen (verg. voorrangsweg). Zo’n kruising wordt meestal met borden aangegeven. Op de Vecht komen<br />
die, voor zover bekend, niet voor.<br />
e. Indien onze koers de koers van een ander schip zodanig kruist dat gevaar voor aanvaring bestaat, geldt<br />
het volgende:<br />
- als één van beide schepen zijn stuurboordszijde van het vaarwater volgt, heeft dat schip voorrang;<br />
- als geen van beide schepen dat doet, moeten wij als gewoonlijk voorrang geven, dus alleen niet als die<br />
ander een klein motorschip is; voor roeiboten onderling geldt in dat geval: rechts gaat voor.<br />
f. Een schip mag een ander schip slechts voorbijlopen als dat zonder gevaar kan gebeuren.<br />
In beginsel moet een schip dat een ander schip oploopt aan bakboord van het opgelopen schip voorbijlopen<br />
( links inhalen); het is de oploper die moet uitwijken. Maar als er ruimte genoeg is mag het ook aan<br />
stuurboord.<br />
Een klein schip, zoals ook onze roeiboot, moet het voorbijlopen door de oploper vergemakkelijken, b.v.<br />
door vaart te minderen en/of ruimte te geven.<br />
<strong>Het</strong> voorgaande komt er op neer:<br />
Op de Vecht:<br />
A. tegenliggers<br />
1. Op de motor varende plezierboten korter dan 20 meter moeten mij voorrang geven. Zij hoeven dat niet<br />
als zij zoveel mogelijk rechts houden in het vaarwater en er geen obstakels zijn.<br />
Als het vaarwater over een wat grotere afstand niet breed genoeg is voor mijn boot en een tegenligger,<br />
dan zal de roeiboot, of die nu voorrang heeft of niet, de oplossing moeten leveren door zich te versmallen;<br />
een ander schip kan dat niet. Als ik de riemen laat slippen moet ik wel proberen te voorkomen dat ik in<br />
een hoek verwaaid raakt waar ik moeilijk uit kan komen.<br />
2. Ik moet aan alle andere schepen dan onder 1. voorrang geven; ik hoef dat niet als ik zoveel mogelijk<br />
rechts houd en er geen obstakels zijn.<br />
3. Elkaar ontmoetende tegenliggers moeten naar rechts gaan.<br />
4. Bij obstakels gaat het stroomafwaarts varende schip, ook mijn boot, voor (maar wat is stroom?).<br />
B. Voorbijlopen<br />
Inhalen doet men i.h.a. links. Als ik word ingehaald moet ik, als dat voor de veiligheid nodig is, helpen om<br />
het voorbijgaan zo kort mogelijk te laten duren door vaart te minderen; ook moet ik zoveel mogelijk naar<br />
rechts.<br />
Op de plas:<br />
A. Tegenliggers<br />
Op de motor varende plezierboten (tot 20 m) moeten aan mij voorrang geven en ik aan alle andere schepen<br />
(ook aan de kleinere partyschepen); dat wil in het algemeen zeggen: tijdig uitwijken naar rechts.<br />
Tegenliggende roeiboten/kano’s moeten allebei naar rechts uitwijken.<br />
12<br />
12
B. Voorbijlopen<br />
Links inhalen, maar rechts mag ook als er plek is. Voor een mij inhalend groot schip (ook klein partyschip)<br />
moet ik naar rechts, resp. naar links opzij gaan.<br />
Is de inhaler een zeilschip, dan moet ik ook opzij gaan en het zeilschip zoveel mogelijk de gelegenheid<br />
geven om mij aan loef (bovenwinds) voorbij te lopen; een zeilplank is ook een zeilschip.<br />
C. Schepen met kruisende koersen<br />
1. Bij kruisende koersen moeten op de motor varende plezierboten (tot 20 m) aan mij voorrang geven,<br />
d.w.z. uitwijken en/of vaart minderen.<br />
2. Ik moet bij kruisende koersen aan alle andere schepen (dan die onder 1) voorrang verlenen, maar aan<br />
roeiboten/kano’s alleen als ze van rechts komen.<br />
4.2 Doorvaren van bruggen.<br />
<strong>De</strong> signalering aan een deel van de bruggen over de Vecht (o.a. in Breukelen) voldoet niet aan de voorschriften<br />
van het BPR. Waar men in ieder geval op moet letten is dat als bij een brug boven een van de<br />
doorvaartopeningen en rechthoekig bord hangt met drie horizontale banen rood/wit/rood men daar niet<br />
door mag/kan. Doorvaartopeningen die gebruikt mogen worden, dienen te worden aangegeven (maar<br />
worden dat lang niet altijd) met een op een punt staand vierkant bord (model “voorrangsweg”) dat geheel<br />
geel is of met een gele lamp. Eén zo’n bord/lamp betekent dat verkeer van beide zijden die doorvaart mag<br />
gebruiken; twee naast of onder elkaar geplaatste borden/lampen betekenen dat het verkeer van de andere<br />
kant dat niet mag, maar jij wel.<br />
Let bij beweegbare bruggen ook op het volgende:<br />
Als je een brug nadert en ziet dat men die gaat openen (b.v als de afsluitbomen dicht gaan of zijn en/of de<br />
klep al beweegt) en er geen groen licht onder de rode lamp brandt, dan weet je dat de schepen van de<br />
andere kant eerst mogen; die krijgen wel zo’n groen licht. Zij moeten opstomen naar de brug en mogen<br />
die door varen als de rode lamp aan hun kant dooft; meestal gaan ze al eerder, namelijk zodra ze onder<br />
de brugklep door kunnen.<br />
Blijf in zo’n geval op afstand van de brug en probeer er niet nog gauw door te piepen. Als er ook een of<br />
meer schepen aan jouw kant liggen te wachten, blijf dan daar achter. Want zodra de brug open is worden<br />
de meeste schippers erg egocentrisch en letten zij niet meer op anderen.<br />
Ook als aan jouw kant het groene licht onder het rode licht brandt dien je te wachten achter de wachtende<br />
schepen.<br />
4.3 Belangrijke geluidssignalen<br />
<strong>De</strong> signalen:<br />
_ lange stoot (ongeveer 4 seconden)<br />
- korte stoot (ongeveer 1 seconde)<br />
. zeer korte stoot (ongeveer een kwart seconde)<br />
<strong>De</strong> betekenis van enkele geluidsseinen:<br />
_ Attentie ! (aandachtsein)<br />
- ik ga stuurboord uit (naar rechts)<br />
- - ik ga bakboord uit (naar links)<br />
- - - ik sla achteruit (ik verminder vaart en/of ik stop en/of ik ga achteruit varen)<br />
- - - - ik kan niet manoeuvreren<br />
......... (reeks): er dreigt gevaar voor aanvaring<br />
13<br />
13
4.3. Verlichting<br />
Roeiboten en bepaalde kleine zeil- en motorschepen moeten ’s nachts (tijd tussen zonsondergang en<br />
zonsopkomst) een wit rondschijnend licht voeren; grotere zeil-en motorschepen voeren andere verlichting.<br />
4.4 Andere schepen<br />
<strong>De</strong> Vecht is zeker in de zomermaanden een druk bevaren water en van tijd tot tijd maken de schepen die<br />
er varen het de roeiers best lastig. Wat voor soort scheepvaart komt men zoal tegen? Allereerst zijn er de<br />
zgn. partyboten. Dit is beroepsvaart! Let erop dat beroepsvaart altijd voorrang heeft. <strong>De</strong>ze varen vaak ook<br />
’s avonds, als het water verder rustig lijkt. Overdag, en in het eerste deel van de avond, komen daar gedurende<br />
het voorjaar en de zomer plezierjachten en motorsloepen bij.<br />
Harde beschoeiingen en deze scheepvaart maken het water soms wat woelig en kunnen golfslag veroorzaken.<br />
<strong>De</strong> stuur moet ervoor zorgen dat de boot van binnen zoveel mogelijk droog blijft en moet zijn<br />
stuurmanskunsten dan ook laten blijken! Veroorzaakt een passerend schip hoge golven dan kan het nuttig<br />
zijn om te laten lopen en de boot bij te draaien evenwijdig aan de golven; de bladen plat op het water leggen<br />
en het boord waar de golf tegenaan komt hoog houden door de handles van de riemen aan dat boord<br />
omhoog te brengen en met het lichaamsgewicht over te hellen naar het andere boord.<br />
Om gevaarlijke situaties te vermijden moet men zoveel mogelijk stuurboordwal houden. Laat duidelijk<br />
zien welke koers u vaart en verander deze niet, zeker niet zolang u in de “blinde hoek” van bv. een groot<br />
party schip zit. Ga niet stil liggen maar blijf roeien. Wanneer u stil gaat liggen bent u stuurloos doordat er<br />
geen druk op het roer staat. Houdt altijd voldoende afstand tot mede waterweg-gebruikers.<br />
Wees bovendien alert bij de bruggen over de Vecht: geef als stuur op tijd de commando’s aan de roeiers,<br />
houd rekening met de doorvaarthoogte en de –breedte (“vallen en slippen”) en houd rekening met tegenliggers!<br />
5 Toertochten<br />
5.1 Vaargebied/vaarwater<br />
<strong>Het</strong> roeiwater van het <strong>Galjoen</strong> is voornamelijk de rivier de Vecht. Van Utrecht tot in Muiden, al zijn voor het<br />
wekelijks uurtje bestemmingen als Maarssen, Nieuwersluis of Loenen meer voor de hand liggend. Voor de<br />
langere afstanden c.q. toertochten zijn er vele mogelijkheden. Een voorbeeld zijn de Loosdrechtse plassen.<br />
Dit vraagt echter om speciale voorbereidingen, al was het maar omdat je een sluis dient te passeren.<br />
N.B. Voor het verlaten van de Vecht is in het algemeen voorafgaande toestemming van het bestuur vereist<br />
(zie ook onder 2.2).<br />
Vanuit de vereniging worden regelmatig tochten georganiseerd, vaak ook bij collega-roeiverenigingen.<br />
Een mooie kans om zo ook eens op ander vaarwater te roeien. Voor uitgebreidere beschrijvingen en een<br />
overzicht van tochten: neem contact op met de toercommissaris of het bestuur.<br />
<strong>Het</strong> verdient aanbeveling om -wanneer je een tocht wilt maken - je van tevoren op de hoogte te stellen<br />
van het vaarwater door middel van een waterkaart. Houd rekening met bruggen en sluizen, en vooral met<br />
de openingstijden van de sluizen. Ook dient van tevoren goed gecheckt te worden of de boot wel voor een<br />
langere periode beschikbaar is!<br />
5.2 Benodigdheden voor het maken van een tocht<br />
In de eerste plaats is een B of C-boot nodig met riemen, rolbankjes, voetenborden en een roer met stuurtouw.<br />
Verder is het handig om de volgende zaken mee te nemen:een peddel, een pikhaak, 2 landvasten<br />
14<br />
14
(voor en achter in de boot bevestigd), een meerpen (voor het afmeren om in de grond te steken) en een<br />
lange lijn, bedoeld om de boot langs de kant vast te leggen als dit niet met de landvasten gaat. Verder<br />
een hoosvat, spons, eventueel een dweil.<br />
Voor het comfortabel zitten tijdens de tocht is het raadzaam een stuurkussen mee te nemen plus wat plastic<br />
(vuilnis)zakken om het kussen in te pakken voor het geval dat het gaat regenen. Neem tegen de zon<br />
een hoed of paraplu mee.<br />
Dan wat de interne mens betreft. Hierover kan men kort zijn. Wat te eten en wat te drinken! Spreek van<br />
tevoren met de ploeggenoten af wie wat meeneemt. Efficiënt, lekker en leuk.<br />
5.3 Wisselen in de boot<br />
<strong>Het</strong> wisselen van plaats in een boot kan op de twee volgende manieren:<br />
1. Een voor een wisselen in de boot.<br />
<strong>De</strong>gene die stuurt vraagt of iedereen klaar is om te wisselen (jassen e.d. vóór het wisselen aan- of uittrekken);<br />
iedereen weet dan dat de wissel er aan komt.<br />
Dan volgen de commando's: riemen plat op het water….wisselen nu.<br />
<strong>De</strong> ene roeier klimt op handen en voeten over de andere(n) heen, en let daarbij goed op waar hij zijn<br />
voeten plaatst in verband met juiste belasting van het materiaal; dat is in het algemeen: alleen op de<br />
boorden. Diegenen die blijven zitten helpen mee door zich zo klein mogelijk te maken. Bij het wisselen let<br />
men extra goed op elkaar en op de bladen in verband met de balans.<br />
Als de ene roeier op de nieuwe positie is aangekomen, klautert de andere op vergelijkbare manier naar<br />
zijn nieuwe positie. Zitten de roeiers op hun plaats dan dienen zij altijd zo snel mogelijk de riemen te pakken,<br />
pas daarna worden de voetenborden verzet.<br />
2. Aanleggen, uitstappen en instappen<br />
Als een van de roeiers kenbaar maakt zich niet veilig te voelen of zich niet zo soepel kan bewegen, wissel<br />
dan door af te meren aan de kant:<br />
Meer de boot af op een daartoe voor mens en materiaal geschikte plaats. Diegenen die wisselen stappen<br />
uit en vervolgens weer in, dit alles met behulp van de commando’s.<br />
N.B. <strong>Het</strong> is niet toegestaan in de gladde boten: gladde (dubbel-)vier en gladde (dubbel) -twee op het water<br />
van plaats te wisselen als hiervoor onder 1 beschreven; evenmin is het toegestaan met deze boten aan te<br />
leggen anders dan aan een roeivlot; dit laatste geldt ook voor skiffs.<br />
5.4 Handige knopen<br />
Onderweg dient men de boot soms aan te leggen tijdens bv. een pauze, of bij het passeren van sluizen<br />
etc. <strong>Het</strong> is dan handig een paar adequate knopen te kunnen maken.<br />
<strong>De</strong> mastworp wordt bijvoorbeeld gebruikt om de landvast aan een paal, balk, stok of tak vast te maken.<br />
Figuur 5.1 Mastworp<br />
15<br />
15
Twee halve steken worden vaak gebruikt om een lijn tijdelijk aan een ring, een paal of aan een ander<br />
voorwerp vast te maken. <strong>De</strong> twee halve steken moeten in dezelfde richting gelegd worden en niet in tegengestelde<br />
richting, (figuur zie volgende blz).<br />
Figuur 5.2 Twee halve steken<br />
<strong>De</strong> paalsteek is de beste manier om even een vaste lus aan een lijn te maken.<br />
6 Materiaal<br />
Figuur 5.3 Paalsteek<br />
Binnen de vereniging is een materiaalcommissie actief. Zij zorgt voor de aanschaf van boten en botenmateriaal.<br />
En zij zorgt ervoor dat dit materiaal in de vaart blijft. Vooral het laatste, het in de vaart houden van<br />
de boten, vraagt veel tijd en inzet van de commissieleden. Om schade zoveel mogelijk te voorkomen is<br />
het belangrijk, dat alle leden er goed van op de hoogte zijn met wat voor materiaal zij te maken hebben<br />
Er wordt niet van u verwacht dat u van alle bootonderdelen de naam en functie kent, maar wel van een<br />
paar belangrijke. <strong>De</strong>ze staan met een plaatje verderop in dit hoofdstuk. Zie ook de exameneisen in de<br />
bijlage. Let erop dat elke boot andere voorwaarden heeft om in te roeien. Voor de boten die in het Botenhuys<br />
te vinden zijn hangt er een overzicht welke boot welke eis kent (bijvoorbeeld gele kaart of skiff aantekening).<br />
16<br />
16
6.1 Boten en onderdelen<br />
In de tegenwoordige roeisport is er een globale indeling in soorten boten te onderscheiden. Evenzo bestaan<br />
er ook twee basissoorten riemen.<br />
Bij de boten is er altijd de variabele: gestuurd of ongestuurd. Eveneens is er een diversiteit van materialen<br />
waaruit boten en riemen worden gemaakt, wat in types, modellen en ook in de bootbenamingen, tot<br />
uitdrukking komt.<br />
Soorten boten<br />
1. Wherry's en zgn. D-boten (breed)<br />
2. C-boten, open boten<br />
3. Overnaadse boten<br />
4. Gladde boten<br />
Ad 1 Wherry's en D-boten<br />
Wherry's zijn open boten met stuurman of stuurvrouw (beide worden de stuur genoemd), doorgaans voor<br />
twee roeiers, soms voor één. Zowel wherry’s als D-boten hebben een buitenkiel en zijn erg breed.<br />
<strong>De</strong> breedte kan meer dan 70 cm zijn. <strong>De</strong>ze boten kunnen voor alle riem-typen geschikt gemaakt<br />
worden. <strong>De</strong> hier genoemde boten zijn uitermate geschikt voor tochten, voor wat ruwer en open<br />
water, voor instructie en ontspannen toer- of trimroeien. <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> heeft geen wherries<br />
Ad 2 C-boten<br />
C-boten zijn open boten met een buitenkiel, breed 50 cm tot maximaal 70 cm. Tegenwoordig ook wel<br />
door kunststof schalen in gesloten model uitgevoerd, voor 'drijfvermogen onder alle omstandigheden'.<br />
C-boten bestaan voor 1, 2, soms zelfs 3, en 4 roeiers en in een uitzonderlijk geval voor 8<br />
roeiers. <strong>De</strong> C1 en de C2 boten bestaan zowel gestuurd als ongestuurd. <strong>De</strong> C1 en C3 zijn uiteraard<br />
altijd voor scullen, alle andere types kunnen voor zowel scullen als boordroeien geschikt<br />
gemaakt worden. Hiervoor zijn dan wel andere riggers (uitleggers) nodig.<br />
Ad 3 Overnaadse boten<br />
Dit zijn B-boten. <strong>De</strong>ze boten zijn smaller dan de C-boten. <strong>Het</strong> hout van de huid lig dakpansgewijs. Er is<br />
een zeiltje (zgn. taftje) op vóór- en achterpunt bevestigd, waartussen de kuip, met randen en waterkering<br />
plaats biedt aan de roeier(s). Steeds vaker worden de boten gesloten uitgevoerd, in een<br />
kunststof rompschaal en bovenschaal. In de bovenschaal herkennen we dan weer de kuip en de<br />
dekjes op de uiteinden. Gesloten boten hebben ventilatieluikjes, die tijdens de vaart altijd dicht en<br />
tijdens de berging in de loods altijd open moeten zijn! <strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> heeft 2 overnaadse boten, de<br />
skiff Torck en de 4+ Sylvester.<br />
Ad 4 Gladde boten. Dit zijn de smalste boten. <strong>De</strong> boten zijn geheel glad van het ene boord onderlangs<br />
naar het andere boord. Net als de overnaadse boten met taften en tegenwoordig ook vaak in gesloten<br />
uitvoering.<br />
Bootaanduiding<br />
Alle boten worden genoemd naar het type, het materiaal waaruit ze gemaakt zijn, het aantal roeiers, het<br />
type riem en het al of niet gestuurd zijn. Als kortste bootaanduiding is gebruikelijk: letter, cijfer voor het<br />
aantal roeiers, een 'x teken' als het een scullboot is en niets als het voor boordroeien is, en dan nog een<br />
'+ teken' voor gestuurd, '- teken' voor ongestuurd. Een gestuurde C-vier in scull-uitvoering wordt dus aangeduid<br />
met: C4x+ .<br />
Plaatsen in de boot<br />
<strong>De</strong> plaatsen in de boot hebben een nummer. Er wordt geteld vanaf de voorpunt. Bij een twee dus 1 en 2,<br />
bij een vier: 1 t/m 4. <strong>De</strong>ze nummering is om verschillende redenen van belang: <strong>De</strong> riggers zijn, door hun<br />
17<br />
17
individuele afstelling, per boord niet onderling verwisselbaar; elke rigger is derhalve voorzien van een<br />
nummer, zodat die na eventueel afriggeren weer op de goede plaats kan worden teruggezet. Verder zijn<br />
bij sommige boten ook de riemen per boord niet onderling verwisselbaar en daarom genummerd.<br />
<strong>De</strong> roeier op plaats 1 wordt “boeg” genoemd, ook wel de boegroeier, en de roeier het verst van de voorpunt<br />
(in een tweetje dus nummer 2 en in een viertje nummer 4) heet slag. In een vier of acht worden de<br />
nrs 2 ook wel “tweede boeg” genoemd en de 3 resp. 7 “tweede slag” .<br />
Benaming bootonderdelen<br />
<strong>Het</strong> geraamte van de boot bestaat uit: kielbalk, gundels en boorden (voor de stijfheid in de lengterichting),<br />
spanten en binten (voor de stevigheid in de dwarse richting) en kruisspanten (om torsie van de boot te<br />
voorkomen). <strong>De</strong> boot wordt bestuurd door het roer, dat bediend wordt met een stuurtouw, resp. stuurkabel.<br />
Om bij het roeien de beenkracht te kunnen gebruiken zit de roeier op een rolbankje dat heen en weer<br />
rijdt over de sliding. <strong>De</strong> roeier zet zich af op het voetenbord. Dit is bevestigd aan de kielbalk en door middel<br />
van spoorstok aan de gundels. <strong>Het</strong> voetenbord is verplaatsbaar, zodat roeiers van verschillende lengten<br />
van dezelfde boot gebruik kunnen maken.<br />
Om de boot voort te bewegen gebruiken we riemen. <strong>De</strong> riem bestaat uit steel en blad. <strong>De</strong> riem steunt in<br />
de dol; deze is door middel van de uitlegger of rigger aan de boot bevestigd.<br />
Op de plaats waar de riem in de dol rust zit om de riem een manchet. <strong>De</strong> kraag bepaalt welk deel van de<br />
riem zich binnen de dol bevindt (binnenhandle) en welk gedeelte buitenboord steekt. Aan de rigger zijn<br />
verder nog te onderscheiden: de trekstangen (die aan de zijde van het roer zitten), hoofdstangen (dwars<br />
op de boot) en dikwijls een drukstang (in de richting van de boeg). Bij twee riemen per roeier, scullriemen<br />
of kortweg sculls genoemd, zijn de riemen korter en de handles wat dunner dan de grote enkele<br />
riem, die dus maar op één boord wordt geroeid en daarom boordriem heet, ook wel oar. Op de volgende<br />
pagina staan in een lijst een paar bootonderdelen.<br />
Onderdeel Omschrijving<br />
Bakboord linkerboord van de boot, gezien in de vaarrichting<br />
Binten en diagonaallatten balkjes (horizontaal en loodrecht op de boorden) en latten die samen<br />
het dwarsverband tussen de boorden vormen<br />
Buikdenningen de vloerplanken voor en achterin<br />
Buikstukken, spanten haaks op de kiel aangebrachte houten steunstukken die,<br />
het geraamte van de boot vormen waarop de huid is bevestigd<br />
Diagonaallatten zie: Binten<br />
Dol : om de vaste dolpen draaiende houder waarin de riem ligt; met een<br />
dolklep (overslag)<br />
e e e<br />
Gang (2 , 3 , 4 , enz) de op de zandstroken volgende stroken tot de bovenste, het topboord<br />
(zie ook: zandstroken)<br />
Gundel langs de topboorden bevestigde houten lat, die dient als langsverband<br />
Kiel bodembalk, ‘ruggegraat’ van de boot, bij alle boten inwendig en uitwendig<br />
zichtbaar; slechts bij gladde boten alleen inwendig<br />
Kimkielen houten latten op de buitenkant van de huid, evenwijdig aan de kiel<br />
Lopers zie: Sliding<br />
Pilaartjes loodrecht op de kiel staande houten steunen onder de binten en<br />
diagonaallatten<br />
Sliding aluminium of messing rails waarop het bankje rijdt<br />
Spanten zie: Buikstukken<br />
Stuurboord rechterboord van de boot, gezien in de vaarrichting<br />
Zandstroken de houten gangen, liggende tegen de kiel<br />
Ook kan het volgende toebehoren voorkomen:<br />
Landvast meertouw<br />
Pikhaak stok met haak en punt om de boot af te houden of aan te trekken<br />
Geusje driehoekig verenigingsvlaggetje op de voorsteven<br />
Natievlag landsvlag op de achtersteven<br />
18<br />
18
Bootonderdelen<br />
Soorten riemen<br />
• Scull-riemen; twee riemen per roeier(korte riemen)<br />
• Boord-riemen; = oars (lange riemen); één riem per roeier<br />
6.2. Behandeling van het materiaal<br />
Figuur 6.1 fig:<br />
In het belang van het behoud van de boten staan hieronder enkele huisregels voor de omgang met het<br />
botenmateriaal. Er wordt van u verwacht dat u deze regels kent en naleeft.<br />
• <strong>De</strong> buitenkant van de boten en de riemen moeten na gebruik met een doek worden schoongeveegd<br />
en afgedroogd.<br />
• Ook de binnenkant van de boot moet worden schoongemaakt. Water in de boot haalt u eruit met<br />
een hoosblik of een spons of door de boot om te draaien.<br />
• Let vooral na toertochten goed op het schoonmaken van de binnenkant van de boot. Verwijder behalve<br />
gras en zand ook huishoudelijk afval en koekkruimels.<br />
• Draag de riemen met het blad naar voren gericht en de bolle kant naar boven.<br />
• Wanneer u de riemen op de grond legt, legt u deze met de bolle kant naar beneden (alleen houten<br />
riemen met de bolle kant naar boven).<br />
• Let bij boten met een taft erop dat de boot niet op de taft rust.<br />
• Gebruik nooit materiaal dat beschadigd is omdat daardoor meer schade zal ontstaan.<br />
• Neem nooit een boot mee die ‘uit de vaart’ is.<br />
• Neem bij eventuele schade onderweg altijd alle stukken mee, met name afgebroken delen van bladen.<br />
6.3 Tillen van de boten<br />
Neem tijdens het tillen van de boten de volgende regels in acht:<br />
• Zorg voor voldoende mensen om de boot te tillen. Liefst minimaal het aantal roeiers plus één. Vraag<br />
hulp wanneer er te weinig tillers zijn.<br />
• <strong>De</strong> stuurman (bij boten zonder stuurman de boegroeier) tilt aan de voorpunt (de boeg) en geeft de<br />
commando’s.<br />
• Verdeel de tillers over beide zijden van de boot en laat ze tegenover elkaar staan. Plaats hen zo ver<br />
19<br />
19
mogelijk naar de achterkant van de boot, deze is hier het zwaarst.<br />
• Til aan de spanten die dwars op de boot staan en aan het balkje achter de stuurstoel.<br />
• Til nooit aan de latten die in de lengte van de boot lopen, of diagonaal en nooit aan de voetenborden.<br />
• Een boot met een uitwendige kielbalk mag je voorzichtig neerzetten en over de kielbalk via de rol in<br />
het water laten glijden. Laat de boot niet los maar houd haar rechtop!<br />
• Moet de boot gedraaid worden neem hiervoor dan de ruimte en geef duidelijk aan naar welke kant<br />
gedraaid moet worden. Let goed op dat iedereen klaar is om te draaien. En zorg ervoor dat bij<br />
het draaien er geen openstaande overslagjes benedenlangs gaan (ze verbuigen bij aanraking<br />
met ‘t vlot). Geef luide commando’s.<br />
Sloop jezelf niet!<br />
Let bij het tillen van de boten goed op uw lichaam. Overbelasting of verkeerde belasting van uw rug kan<br />
rugklachten geven. Let bij het tillen op de volgende punten:<br />
• til met gestrekte rug en licht gebogen knieën<br />
• sta zo dicht mogelijk tegen de boot<br />
• nooit met gedraaide rug tillen<br />
• werk met uw benen<br />
Wees altijd hulpvaardig, want iemand die staat te tobben of niet sterk genoeg is, kan schade en blessures<br />
veroorzaken.<br />
6.4 Instructie voor het gebruik van de boten<br />
6.4.1 <strong>Het</strong> naar buiten brengen en het te water laten van de boten<br />
Om te voorkomen dat de beperkte ruimte langs het vlot langer in beslag genomen wordt dan noodzakelijk<br />
is, dient men voordat men begint de boot (naar buiten te brengen en) te water te laten de inschrijvingen in<br />
het afschrijfboek en het loghboek en eventuele sanitaire bezigheden te verrichten, alsmede de riemen en<br />
het roertje en andere zaken die men wil meenemen op het vlot te leggen en wel zo dat er zo min mogelijk<br />
struikelgevaar is.<br />
<strong>De</strong> ruimte in de loods is zeer beperkt; om deze zoveel mogelijk te benutten liggen de boten dicht op elkaar,<br />
eigenlijk te dicht. In verband hiermee dient het uit de stelling halen en in de stelling terugleggen van<br />
de boten voorzichtig en met verstand te geschieden. Vereist is voldoende spierkracht om de boot goed te<br />
kunnen hanteren. Vraag daarom zo nodig assistentie!<br />
Een C4 tilt men (als er maar vijf personen zijn) bij het uithalen en terugleggen het best met twee man aan<br />
de voorpunt en drie bij de achtersteven. Na het uit de stelling halen verdeelt men zich over de lengte van<br />
de boot. Commando’s: “aan de boorden” , “tillen gelijk...nu” , “voorzichtig uitlepelen”.<br />
Een C2 tilt men (als er maar drie personen zijn) het best met één man aan de voorpunt en twee bij de<br />
achtersteven.<br />
Pas op het vlot moet de boot gekanteld worden. Dat gaat makkelijker wanneer iedereen niet te ver van de<br />
voorpunt of achtersteven gaat staan; degene die daar wel ver vanaf staat zal merken dat zijn armen te<br />
kort zijn om over de boot heen het andere boord te pakken. <strong>De</strong> stuurman geeft aan hoe de boot gekanteld<br />
wordt: kiel over Nijenrode, dan wel: kiel over Zandpad. Vervolgens lopen zij die tussen de boot en het<br />
water staan naar de andere kant van de boot. <strong>De</strong> anderen laten intussen de boot op een bovenbeen rusten.<br />
Op het commando “tenen aan de rand” loopt men naar de rand van het vlot en zorgt ervoor dat de<br />
schoenen niet over de rand van het vlot heen steken. Dan laat men op het commando “ver uitzetten gelijk...nu”<br />
de boot rechtstandig in het water zakken waarbij er speciaal op moet worden gelet dat de boot<br />
niet tegen het vlot aan stoot of daarlangs schuurt.<br />
Boten die voorzien zijn van een uitwendige kiel kunnen ook via de rol te water worden gelaten (en uit het<br />
water gehaald). Zorg ervoor dat de boot rechtstandig blijft, zodat de zijkanten niet met de rol in aanraking<br />
komen en zorg ervoor dat de boot in de lengterichting loodrecht over de rol gaat.<br />
NB: Pas als de boot te water ligt mogen de overslagjes (ook die aan de waterzijde) worden losgedraaid.<br />
Men doet er goed aan eerst de riemen aan de vlotzijde in de dollen te leggen en de overslagjes daarvan<br />
20<br />
20
dicht te draaien en pas dan de overslagjes aan de waterzijde open te maken. Wanneer U maar moeilijk<br />
tot aan het overslagje kunt reiken, vraag dan een teamgenoot of hij de boot wil vasthouden om omkieperen<br />
te voorkomen; hij dient de boot dan met twee handen vast te houden: een hand aan het boord om te<br />
voorkomen dat de boot verder van de kant wordt geduwd en degene die hij helpt in spagaat geraakt, en<br />
een hand op de manchet van de riem aan de vlotkant, het stuk manchet aan de buitenzijde van de dol,<br />
om te voorkomen dat de boot omslaat.<br />
<strong>De</strong> gladde vieren, die wat hoger liggen, worden na het uit de stelling halen boven de hoofden geheven<br />
(commando’s “naar buiten halen” en “boven de hoofden ...nu”) en vervolgens op het desbetreffend commando<br />
“voor de buiken...nu”, voor de buiken genomen en wel zo dat de boot tussen alle buiken en het<br />
water komt!<br />
Voor het uit- en binnenbrengen van de skiffs zijn twee personen nodig. Alleen zij die daarvoor toestemming<br />
van het bestuur hebben gekregen zijn bevoegd om dat in hun eentje te doen. Heeft men die toestemming<br />
niet en komt men terug bij het Botenhuys terwijl er geen anderen meer aanwezig zijn, dan dient<br />
men de skiff op schragen in de loods achter te laten. <strong>De</strong>ze wordt dan wel in de stelling gelegd wanneer er<br />
een paar leden verschijnen.<br />
6.4.2. <strong>Het</strong> instappen<br />
Tijdens het instappen en totdat de overslagjes aan de waterzijde zijn vastgezet houdt de stuurman de boot<br />
ongeveer in het midden vast, en wel met één hand aan het boord en met de andere bovenop de manchet<br />
van een riem (aan de buitenzijde van de dol) zodat hij kan voorkomen dat de boot van de kant drijft en de<br />
roeiers in spagaat geraken en dat de boot omslaat als de roeiers naar buiten leunen om de overslagjes<br />
aan de waterzijde te sluiten! Hij houdt intussen de boot zó ver van het vlot af dat de riggers bij het<br />
instappen niet op het vlot komen te rusten. Een vier wordt bij het instappen beladen met zo’n 240 tot<br />
360 kilo mensenvlees; de spanten waaraan de riggers bevestigd zijn, zijn er niet op gebouwd zo’n gewicht<br />
op te vangen.<br />
<strong>De</strong> roeiers stappen tegelijk in op door de stuurman gegeven commando’s (zie hoofdstuk 8)<br />
Bij een twee zonder stuurman stappen de roeiers na elkaar in; degene die als tweede zal instappen houdt<br />
de boot vast als hiervoor vermeld, degene die het eerst instapte zorgt voor de balans met zijn plat op het<br />
water liggende blad.<br />
Wanneer er geen andere boten te water gelaten moeten worden en er ook geen boten willen aanleggen,<br />
kunnen de voetenborden afgesteld worden terwijl de boot langs het vlot ligt. Anders moet dat na het wegvaren<br />
gebeuren, zodat het vlot snel vrij komt.<br />
In bijna alle boten is de afstand tussen de denkbeeldige lijn door de dolpennen en de gekartelde afstelstrippen<br />
gelijk. Dat betekent dat de afstelling van de voetenborden per plaats in die boten steeds overeenkomt;<br />
als men die onthoudt, kan men al met afstellen beginnen wanneer men voor het instappen nog<br />
wat moet wachten.<br />
<strong>De</strong> stuurman stapt in na de hoorbaar gedane mededeling “Stuur stapt in”.<br />
6.4.3. <strong>Het</strong> wegvaren<br />
Als de ingestapte stuurman heeft geconstateerd dat veilig kan worden weggevaren, geeft hij het commando<br />
“uitzetten gelijk..nu”. Stuurman en roeiers duwen met één hand de boot zo hard mogelijk weg van<br />
het vlot.<br />
Dan zijn er twee manieren om verder van het vlot weg te komen:<br />
a. commando “afduwen gelijk”; de roeiers houden de bladen aan de waterzijde plat op het water en leunen<br />
een beetje naar die zijde; dan halen ze de riemen aan de vlotzijde wat naar binnen, zetten het blad<br />
verticaal loodrecht tegen het vlot en duwen die riemen naar buiten; vervolgens laat de stuurman met die<br />
riemen halen.<br />
b. commando: “peddelend strijken”: de bladen van de riemen aan de waterzijde liggen plat op het water,<br />
de riemen aan de vlotzijde worden evenwijdig aan de boot gebracht, de bladen verticaal in het water met<br />
de holle zijde naar het vlot, daarmee worden kleine strijkende bewegingen gemaakt zodat de boot van het<br />
vlot weg komt.<br />
21<br />
21
6.4.4. <strong>Het</strong> aankomen aan het vlot<br />
Op enige afstand van het vlot geeft de stuurman het commando: “light paddle” zodat de snelheid uit de<br />
boot gaat. Hij nadert het vlot met geringe snelheid onder een hoek van ca 30 graden. Nabij het vlot gekomen<br />
geeft hij het commando: “laat lopen” . Vlak voor het vlot laat hij de roeiers de bladen van de riemen<br />
aan de vlotzijde omhoog doen zodat deze niet over het vlot komen te slepen. Commando: “riemen<br />
aan stuurboord (of aan bakboord) hoog”. Wanneer de punt van de boot op zo ongeveer een meter van de<br />
zijkant van het vlot (of het denkbeeldig verlengde daarvan) gekomen is, stuurt de stuurman bij met het<br />
roertje totdat de boot vrijwel parallel aan het vlot komt en stuurt voorzichtig verder naar het vlot. Iedereen<br />
aan boord dient te helpen vermijden dat de boot tegen het vlot botst of daarlangs schuurt.<br />
6.4.5. <strong>Het</strong> uitstappen, lappen en opbergen.<br />
<strong>De</strong> stuurman stapt als eerste uit, terwijl de roeiers de boot bij het vlot houden. Hij kondigt dit aan met de<br />
mededeling “stuur stapt uit”; het is een goed gebruik dat de roeiers dan in koor roepen: “Stuur, bedankt!”.<br />
<strong>De</strong> stuurman pakt de boot ongeveer in het midden vast als bij het instappen en geeft het commando<br />
“klaar maken om uit te stappen”. Eerst dan beginnen de roeiers de overslagjes aan de waterzijde los te<br />
maken; zij maken hun voeten los van het voetenbord. Als de stuurman ziet dat zij daarmee klaar zijn geeft<br />
hij het uitstapcommando , zie hoofdstuk 8.<br />
<strong>De</strong> overslagen moeten worden gesloten voordat de boot uit het water wordt getild. Als de riemen, eventueel<br />
het roertje en andere losse spullen op het vlot zijn gelegd en wanneer nodig de stuurstoel is omgeklapt<br />
en vastgezet en schragen op het vlot zijn klaar gezet, stelt de stuurman zich op bij de voorpunt en<br />
geeft de commando’s “tenen binnen de rand” , “aan de spanten” en “”tillen gelijk nu”. <strong>De</strong> C- boten worden<br />
gekanteld en op schragen gelegd en afgelapt. Bij gladde boten wordt na het uittillen het commando gegeven<br />
“boven de hoofden...nu” en vervolgens “in de handen....nu”. <strong>De</strong> roeiers stappen dan onder de boot<br />
vandaan, om en om naar een kant, zoals de stuurman tevoren heeft aangegeven, b.v. “boeg en 3 naar<br />
Nijenrode”; dan wordt de boot op schragen gelegd en afgelapt.<br />
<strong>De</strong> boten die buiten liggen dienen afgelapt te worden voordat ze op hun plaats worden gelegd; liggen ze<br />
daar eenmaal dan is goed aflappen niet mogelijk.<br />
Vanzelfsprekend moet het in de stelling terugleggen van de boten ook met de nodige voorzichtigheid<br />
gebeuren.<br />
6.4.6. En verder..<br />
Men dient erop te letten dat de riemen en andere losse onderdelen op hun eigen plek worden teruggelegd,<br />
de handdoeken worden opgehangen en de schragen opgeruimd. Op het vlot mag niets achterblijven.<br />
<strong>Het</strong> is niet toegestaan schragen, de kar of wat dan ook maar zo lang op het vlot te laten staan of liggen<br />
wanneer men uitvaart, onder het motto: we hebben het straks toch weer nodig.<br />
7 Roeitechniek en oefeningen<br />
Roeien is een complexe beweging. In dit hoofdstuk wordt de hele roeibeweging beschreven. <strong>Het</strong> goed<br />
aanleren van de beweging blijft op de eerste plaats een kwestie van doen.<br />
Na het behalen van het eerste examen komt u buiten het instructiesysteem terecht. Binnen het instructiesysteem<br />
kreeg u automatisch een instructeur toegewezen, nu is het zaak dat u zelf aan het roeien blijft.<br />
Zorg dat u een paar roeimaatjes heeft en blijf met hen oefenen aan uw eigen techniek. Belangrijk is dat u<br />
kritisch naar uw eigen techniek leert kijken. Sta open voor kritiek van elkaar, leer ervan. Met een betere<br />
techniek en meer gelijkheid in de boot zal het roeien zeker efficiënter, gemakkelijker en daardoor plezieriger<br />
worden.<br />
Alle roeiers zonder begeleiding kunnen toch op eenvoudige wijze hun roeitechniek langzaam aan verbe-<br />
22<br />
22
teren of door de jaren heen op peil houden door bijvoorbeeld aan het begin van een roeisessie een aantal<br />
standaard-oefeningen te doen, waarmee alle onderdelen van de haal én de onderlinge gelijkheid in de<br />
boot gerepeteerd worden. Verderop in dit hoofdstuk worden een aantal oefeningen gegeven. Maar u kunt<br />
altijd een instructeur vragen om advies of begeleiding.<br />
7.1 Bladenwerk<br />
<strong>Het</strong> bladenwerk is direct van invloed op het doorlopen en de snelheid van de boot. Door te oefenen op<br />
het bladenwerk kan het voorkomen dat het lichaamswerk verbetert, of andersom. Hierna is schematisch<br />
weergegeven hoe de stand van het blad is op een aantal momenten tijdens de haal.<br />
Figuur 7.1 <strong>Het</strong> bladenwerk<br />
7.2 Coördinatie in woord en beeld<br />
Uitzet Wanneer de handen bij het lichaam komen wordt het blad uitgezet. <strong>De</strong> onderarmen bewegen vanuit<br />
de ellebogen omlaag en vanuit de polsen wordt de riem achterover gedraaid (geclipt). In de uitzetstand<br />
zit de roeier met zijn rug iets achterover. <strong>Het</strong> bekken is evenwel niet gekanteld. <strong>De</strong> ellebogen zijn<br />
langs het lichaam getrokken.<br />
Uitzetten is “het water loslaten”; men laat de druk op het blad, dat tot het eind van de haal volledig in het<br />
water was, wegvallen en maakt dan een snelle doorgaande beweging die het doorlopen van de boot zo<br />
weinig mogelijk beïnvloedt.<br />
Figuur 7.2 Uitzethouding “eerste stop”<br />
23<br />
23
Recover (wegzetten, inbuigen en oprijden)<br />
Dit is het rustgedeelte van de haal. <strong>Het</strong> is ontspannen en voorbereiden op de haal. <strong>De</strong> handen met de<br />
riemen bewegen, na de uitzet, met dezelfde snelheid als waarmee ze aankwamen, weer in de richting<br />
van het voetenbord. Als de armen gestrekt zijn volgt het inbuigen van de rug en daarna het beheerste<br />
oprijden. Bij wat meer roei-ervaring zullen het strekken, inbuigen en oprijden vloeiend in elkaar overgaan.<br />
Als de handen over de knieën zijn gegaan worden de bladen ook weer langzaam opgedraaid (teruggeclipt)<br />
In het laatste deel van het oprijden zit de roeier helemaal klaar voor de volgende haal, waarbij het<br />
blad ook weer het water nadert. Hierdoor kan de roeier vanuit het rijden weer snel inzetten.<br />
Figuur 7.3 Recover / “derde stop”<br />
Inzet <strong>Het</strong> bankje is opgereden, de benen gebogen, de romp licht voorover gebogen en de armen gestrekt.<br />
Dit is het moment waarop het blad in het water wordt gebracht. <strong>Het</strong> inzetten gebeurt door de armen<br />
vanuit de schouders omhoog te bewegen. <strong>De</strong>ze beweging wordt al begonnen tijdens het laatste deel<br />
van het naar voren rijden (oprijden) om het blad van de riem op het verste punt in het water te kunnen<br />
plaatsen. Bij de inzet is het blad verticaal, de polsen zijn recht en de handen hebben de riemen losjes<br />
beet.<br />
Figuur 7.4 Inzethouding<br />
Haal<br />
Door de benen uit te trappen wordt druk op het blad opgebouwd. <strong>De</strong> rug en de armen nemen het aan het<br />
eind van de haal vloeiend over. <strong>De</strong> handen (met de riemen) moeten een lange horizontale weg beschrijven.<br />
<strong>De</strong> rug wordt tijdens de haal afgerold, waarbij de schouders maar weinig omhoog gaan. In het eerste<br />
deel van de haal blijven de armen gestrekt. Zij worden pas gebogen als de rug al bijna in de uitzethouding<br />
is.<br />
24<br />
24
Figuur 7.6 Tweede deel van de haal<br />
7.3 Enkele eenvoudige oefeningen<br />
Figuur 7.5 Eerste deel van de haal<br />
Alle oefeningen hebben een doel. Je kunt met oefeningen delen van bewegingen bewust aanleren of<br />
foute bewegingen corrigeren.<br />
<strong>De</strong>rde stop<br />
Hierbij wordt gestopt na het inbuigen (zie Fig 7.3).<br />
1a Elke haal heel kort<br />
Doel: zekerheid hebben dat de roeiers inbuigen voor het oprijden.<br />
1b Elke derde haal wat langer<br />
Doel: concentratie op goed inbuigen, rustig oprijden na de stop, beginnen met opdraaien van het<br />
blad meteen na de stop.<br />
1c Elke vijfde haal een lang durende stop<br />
Doel: bewust balanceren in de stophouding door de knieën een weinig naar links en rechts te<br />
bewegen en aan het voetenbord te trekken.<br />
Ongeclipt roeien (ongekanteld blad)<br />
Afwisselend 10 halen ongeclipt roeien en 10 halen gewoon roeien.<br />
Doel: nadruk op de verticale beweging van de uitzet.<br />
Slifferen<br />
Afwisselend 10 halen de bladen op het water houden en 10 halen weer optillen.<br />
Doel: leren bepalen van de hoogte van de handen bij het wegzetten.<br />
Afwisselen in kracht<br />
5 halen lichte haal, 5 halen halve kracht en 5 of 10 halen strong<br />
5 lichte halen, 5 halen opklimmen in kracht en 5 of 10 halen strong<br />
Doel: gelijkheid kweken, elkaar aanvoelen in de kracht.<br />
25<br />
25
7.4 Voorbeeld roeiprogramma<br />
Inroeien<br />
Eerst ca. vijf minuten gewoon inroeien in een makkelijke kracht, voor de gewenning aan de boot en aan<br />
elkaar. Geen oefeningen, geen variaties, geen correcties. Gewoon met het maken van hele halen warm<br />
worden.<br />
Afwisselen in slidinglengte, kracht, draaien van het blad<br />
light paddle ongeclipt 10 halen vaste bank 10 halen halve sliding 10 halen driekwart sliding 10 halen hele<br />
sliding<br />
light paddle geclipt zelfde 4 x 10 halen<br />
halve kracht ongeclipt zelfde 4 x 10 halen<br />
halve kracht geclipt zelfde 4 x 10 halen<br />
strong paddle in 80% de hele procedure nog een keer<br />
Dit is dus totaal 240 halen, waarbij gelet is op de lengte van de rugzwaai in de haal, het snelle omkeren<br />
na het oprijden en de goede verticale uitzet.<br />
Stops<br />
In halve kracht<br />
10 x elke derde haal stop in de finishhouding (eerste stop) 10 x elke derde haal stop na het wegzetten<br />
(tweede stop) 10 x elke derde haal stop na het inbuigen (derde stop) 10 x elke derde haal stop op halve<br />
sliding (vierde stop)<br />
Vooral de oefening “derde stop” mag veel gedaan worden. Let op de goede lichaamshouding en de<br />
evenwijdigheid van de riemen in de stoppositie.<br />
Krachtwisselingen <strong>De</strong>ze zijn met name bedoeld om de gelijkheid te bevorderen. Bijvoorbeeld:<br />
5 halen light paddle, 5 halen halve kracht, 5 halen strong 10 halen light paddle, 10 halen halve kracht, 10<br />
halen strong , 5 halen light, in 5 halen klimmen naar strong, 5 halen strong deze series 5 tot 10 keer herhalen<br />
verder zelf andere “bobbeltjes” verzinnen “10 kleine negertjes; 1 light,1 strong…2 light, 2<br />
strong…enz tot 10 en weer terug.<br />
Na dit programma kan een wedstrijdploeg bijvoorbeeld overgaan tot het belastend deel van de training.<br />
Recreatie roeiers kunnen meer relaxed ‘gewoon doorroeien’<br />
8 Commando’s<br />
Als algemene regel geldt dat bij boten met stuurman de commando’s, zowel op de kant als op het water,<br />
door de stuurman worden gegeven.<br />
Bij boten zonder stuurman gebeurt dat door degene die op boeg roeit.<br />
Commando’s dienen goed hoorbaar en kordaat te worden uitgesproken.<br />
Daar de stuurman als instrumenten voor het manoeuvreren van de boot slechts een roer met een beperkt<br />
effect en de roeiers tot zijn beschikking heeft, moeten de commando’s altijd duidelijk en voor iedereen<br />
verstaanbaar worden uitgesproken en…direct worden opgevolgd.<br />
Veel commando’s bestaan uit een waarschuwings- en een uitvoeringsgedeelte. In het eerste gedeelte van<br />
het commando wordt zoveel mogelijk aangegeven wat er moet gebeuren en door wie, het tweede deel<br />
geeft het moment aan waarop het gebeuren moet.<br />
26<br />
26
<strong>Het</strong> is van belang dat iedereen de betekenis van de volgende woorden kent:.<br />
Begrippen<br />
stuurboord GROEN<br />
rechts in de vaarrichting<br />
voor stuurman: aan rechterhand<br />
voor roeier: aan linkerhand<br />
bakboord ROOD<br />
links in de vaarrichting<br />
boeg roeier die het dichtst bij de voorpunt zit<br />
slag de roeier die het dichtst bij de achterpunt zit,<br />
tevens de roeier die het tempo aangeeft<br />
boegen de boeg en de roeier die voor de boeg zit (in vieren)<br />
slagen de slag en de roeier achter de slag (in vieren)<br />
strijken achteruit roeien<br />
light paddle zonder kracht uitgevoerde volledige roeibeweging<br />
Belangrijkste commando’s<br />
<strong>Het</strong> naar buiten brengen van de boot:<br />
aan de boorden<br />
tillen gelijk nu en voorzichtig<br />
uitlepelen<br />
naar buiten<br />
Op het vlot:<br />
kantelen kiel<br />
over Nijenrode of<br />
over Zandpad.....nu<br />
tenen aan de rand<br />
ver wegzetten gelijk....nu<br />
<strong>De</strong> roeiers stellen zich op bij de boot: bij een C2 één bij de voorpunt<br />
en twee bij de achtersteven; bij een C4 twee bij de voorpunt<br />
en drie bij de achtersteven.<br />
<strong>De</strong> boot wordt wat opgetild en voorzichtig uit de stelling gelepeld<br />
en iedereen stapt met het schip in het gangpad; vervolgens verdeelt<br />
men zich over beide boorden.<br />
<strong>De</strong> boot wordt naar buiten gebracht.<br />
<strong>De</strong> boot wordt op nu omgekanteld met de kiel langs de vermelde<br />
kant. Voor het tillen zie hierboven 6.3.<br />
Vervolgens verplaatsen de personen aan de waterzijde van de<br />
boot zich naar de andere kant.<br />
<strong>De</strong> roeiers gaan voorzichtig naar voren en zetten één voet aan de<br />
rand van het vlot; de tenen mogen nooit over de rand steken.<br />
Op nu zetten de roeiers gelijktijdig de boot rechtstandig in het<br />
water; zij zorgen ervoor dat de huid van de boot het vlot niet raakt.<br />
27<br />
27
In de boot stappen:<br />
klaar maken om in te stappen<br />
vervolg:<br />
instappen gelijk<br />
.......één<br />
........twee<br />
.......drie<br />
overslagen vast<br />
Van het vlot wegkomen:<br />
uitzetten gelijk.......nu<br />
loodrecht uitzetten.....nu<br />
of<br />
peddelend strijken aan stuurboord<br />
(of: aan bakboord)<br />
Wegroeien<br />
<strong>De</strong> roeiers stellen zich op bij de boot; ieder bij de eigen roeiplaats<br />
met het gezicht naar de achterpunt. <strong>De</strong> stuurman houdt<br />
de boot in het midden vast, met een hand aan het boord en de<br />
andere hand op de manchet van de dichtsbijzijnde riem, buiten<br />
de dol. Hij duwt de boot een eindje weg van het vlot, zodat de<br />
riggers niet op het vlot komen te rusten wanneer de roeiers instappen.<br />
NB Hij blijft de boot zo vasthouden totdat de overslagjes aan de<br />
waterzijde zijn vastgemaakt, om te voorkomen dat de boot omslaat<br />
wanneer alle roeiers tegelijkertijd naar de waterzijde leunen<br />
om de overslagjes dicht te doen.<br />
<strong>De</strong> roeiers duwen de riem aan de waterzijde naar buiten tot de<br />
kraag tegen de dol stuit, het blad plat op het water. Vervolgens<br />
worden de beide handvatten van de riemen met één hand, die<br />
aan de waterzijde, vastgehouden.<br />
<strong>De</strong> roeiers:<br />
- plaatsen de voet aan de waterzijde op het opstapplankje/opstapstrip;<br />
- brengen het lichaamsgewicht over op de in de boot geplaatste<br />
voet, zij brengen het andere been binnenboord en plaatsen de<br />
voet van dat been –terwijl het eerste been wordt gebogen- in het<br />
voetenbord;<br />
- gaan op het bankje zitten en brengen de voet van het opstapplankje<br />
op het voetenbord;<br />
- draaien de overslagjes van de dollen vast.<br />
de roeiers en de stuurman pakken met één hand het vlot vast en<br />
duwen op nu met kracht de boot van het vlot af<br />
alle roeiers trekken de riem aan de vlotzijde in (blad verticaal) en<br />
ieder duwt op nu met de riem (haaks op het vlot) de boot van het<br />
vlot weg; n.b. het blad van de andere riem plat op het water<br />
de roeiers buigen wat achterover en nemen de riem aan de vlotzijde<br />
langszij de boot, met de holle kant van het blad naar buiten en<br />
maken kleine strijkende bewegingen zodat de boot van de wal afkomt<br />
Nadat de stuurman enige haal- en/of strijk bewegingen heeft laten maken om de boot geheel vrij te leggen<br />
en eventueel de roeiers de gelegenheid heeft gegeven de voetenborden af te stellen en gekeken heeft of<br />
hij veilig kan wegvaren:<br />
28<br />
28
slagklaar maken<br />
........slagklaar (?)<br />
........go (of: gaan)<br />
Ophouden met roeien en tot stilstand komen<br />
laat.....<br />
....lopen<br />
bedankt<br />
vastroeien<br />
houden beide boorden of<br />
houden bakboord of<br />
houden stuurboord<br />
noodstop:<br />
houden beide boorden gelijk nu<br />
<strong>De</strong> roeiers nemen de inzethouding aan met de bladen plat op het<br />
water;<br />
zij zetten de bladen verticaal in het water zodat deze net geheel<br />
bedekt zijn;<br />
zij gaan de roeibeweging maken (gelijk met de slag).<br />
dit wordt gezegd aan het begin van de laatste haal die nog afgemaakt<br />
wordt;<br />
dit wordt gezegd aan het einde van de haal:<br />
de roeiers maken de haal af en blijven met gestrekte armen en<br />
uitgetrapt zitten, de bladen vrij van het water;<br />
de roeiers leggen de bladen plat op het water.<br />
de plat op het water liggende bladen worden op het water gedrukt<br />
(door de handen wat omhoog te brengen) en enigszins gedraaid<br />
om vaart uit de boot te halen;<br />
de bladen aan het genoemde boord worden doorgedraaid tot verticaal;<br />
de boot wordt stilgelegd.<br />
dit commando kan in elke stand van de roeibeweging gegeven<br />
worden en moet onmiddellijk opgevolgd worden:<br />
de roeiers onderbreken de roeibeweging en drukken de bladen plat<br />
op het water en draaien die dan tot in verticale stand om de boot zo<br />
snel mogelijk stil te leggen.<br />
Om de boot een stukje naar voren te halen/ in voorwaartse richting te laten wenden:<br />
beide boorden halen<br />
of<br />
bakboord halen<br />
of<br />
stuurboord halen<br />
Achteruit roeien/ de boot in achterwaartse richting laten wenden<br />
beide boorden strijken<br />
bakboord strijken<br />
of<br />
stuurboord strijken<br />
<strong>De</strong> roeiers gaan uitgetrapt zitten en maken met beide riemen halen,<br />
zonder op te rijden.<br />
<strong>De</strong> roeiers zitten ongeveer half uitgetrapt; het blad aan het niet genoemde<br />
boord wordt plat op het water gelegd en de handle van die<br />
riem wordt op het bovenbeen aan dat boord gesteund terwijl men<br />
licht naar dat boord leunt (z.g.“veilig boord”); met de riem van het<br />
wel genoemde boord worden korte halen gemaakt zodat de boot<br />
wendt.<br />
<strong>De</strong> roeiers gaan uitgetrapt zitten.<br />
<strong>De</strong> bladen worden verticaal in het water gezet; door tegen de handles<br />
van de riemen te duwen in plaats van daaraan te trekken laat<br />
men de boot achteruit varen.<br />
<strong>Het</strong> blad van het niet genoemde boord wordt plat op het water gelegd,<br />
de handle van die riem wordt op het bovenbeen gesteund<br />
terwijl men licht naar dat boord leunt (z.g. “veilig boord”); het blad<br />
van het wel genoemde boord wordt verticaal in het water gezet en<br />
door tegen de handle van die riem te duwen roeit men met die ene<br />
riem achteruit, zodat de boot wendt.<br />
N.B. <strong>De</strong> stuurman dient ervoor te zorgen dat het roertje in het midden<br />
gehouden wordt (anders kan het bij het achteruit varen afbreken/verbuigen)<br />
29<br />
29
Koerswijzigen tijdens het roeien<br />
bak- of stuurboord best<br />
(of: strong)<br />
..........gelijk op<br />
Met de riemen aan het genoemde boord wordt extra hard gehaald,<br />
met die aan het andere boord wordt geen kracht gezet.<br />
Met de riemen van beide boorden wordt weer even hard gehaald<br />
Keren bij stilliggen<br />
Dit kan door beurtelings met de riemen van de respectieve boorden te halen en te strijken, maar ook door<br />
het ”rondmaken”.<br />
rondmaken<br />
over bakboord of<br />
over stuurboord<br />
.............. nu<br />
Obstakels in of boven het water<br />
<strong>De</strong> roeiers zitten in de uitzethouding met beide bladen plat op<br />
het water, zij draaien de riem aan het genoemde boord met de<br />
bolle kant naar de achterpunt.<br />
Op het commando nu wordt met die riem een strijkhaal (dus<br />
duwen tegen de handle) gemaakt met volledig oprijden. <strong>De</strong> handen<br />
blijven bij elkaar. Eenmaal geheel opgereden worden beide<br />
bladen 90 graden gekanteld en maakt men met de andere riem<br />
een haal; het blad van de eerste riem ligt met de bolle kant naar<br />
boven plat op het water.<br />
Daarna weer strijken met de eerste riem, enz. Alles gelijk met de<br />
slag. <strong>De</strong> bladen gaan dus beurtelings door het water; het blad<br />
dat niet door het water gaat laat men slifferen (a.h.w. veilig<br />
boord<br />
Bij een korte versmalling van het vaarwater, b.v. door een paal, overhangende takken, een gemeerde boot<br />
of een tegenligger:<br />
beide boorden of<br />
bak- of stuurboord:<br />
pas op de riemen<br />
bedankt<br />
<strong>De</strong> roeiers wordt zo verzocht om op te letten dat de riemen aan<br />
genoemd boord niet ergens tegenaan slaan; het wordt aan de<br />
roeiers overgelaten of zij al roeiend de riemen een eindje willen<br />
intrekken.<br />
<strong>Het</strong> letten op obstakels kan beëindigd worden en de eventueel<br />
ingetrokken riemen weer uitgebracht terwijl men doorroeit.<br />
Doorvaren van een engte/ aanleggen aan een wal die te hoog is om de riemen er op te leggen:<br />
slippen beide boorden.... of<br />
bak- of struurboord...<br />
......nu<br />
<strong>De</strong> genoemde riemen aan het genoemde boord worden op “nu”<br />
langszij de boot gebracht met de handles in de vaarrichting; alle<br />
bladen blijven plat op het water.<br />
30<br />
30
Passeren van een iets te lage brug:<br />
pas op de hoofden.....<br />
......bukken nu<br />
doorgaan<br />
Passeren van een nog lagere brug<br />
vallen.......nu<br />
oppakken....<br />
.........volg de slag....nu<br />
Passeren van een lage èn smalle brug:<br />
vallen en slippen beide<br />
boorden......nu<br />
oppakken...<br />
.....volg de slag..nu<br />
Uitstappen<br />
klaarmaken om uit te stappen<br />
uitstappen gelijk<br />
..........één<br />
...........twee<br />
..........drie<br />
<strong>De</strong> roeiers buigen hoofd en bovenlichaam voorover, terwijl zij<br />
gewoon doorroeien.<br />
(spreekt vanzelf)<br />
Dit commando wordt vooraf gegaan door “laat..lopen”.<br />
<strong>De</strong> roeiers gaan achterover liggen in de boot.<br />
<strong>De</strong> roeiers komen overeind en pakken de roeibeweging weer op,<br />
gelijk met de slag.<br />
Dit commando wordt vooraf gegaan door ”laat...lopen”.<br />
<strong>De</strong> roeiers laten zich achterover vallen en brengen de riemen<br />
langszij.<br />
<strong>De</strong> roeiers komen overeind en pakken de roeibeweging weer op,<br />
gelijk met de slag.<br />
<strong>De</strong> stuurman stapt als eerste uit en houdt de boot ongeveer in het<br />
midden vast, met een hand aan het boord en met de andere hand<br />
op een rigger,bij de dol, vast en bij het vlot/ de wal totdat de roeiers<br />
allen geheel zijn uitgestapt!<br />
Hij zorgt ervoor dat de boot niet op de riggers rust.<br />
<strong>De</strong> roeiers maken zich klaar om uit te stappen: zij maken de overslagjes<br />
aan de waterzijde los en maken hun voeten los uit het<br />
voetenbord.<br />
Zij nemen de handvatten van beide riemen in de hand aan de<br />
waterzijde.<br />
<strong>De</strong> roeiers:<br />
- plaatsen de voet aan de waterzijde op het opstapplankje en<br />
gaan op die voet staan; zo nodig wordt met de hand aan de vlotkant<br />
op de rigger aan die kant gesteund;<br />
- plaatsen de andere voet uit het voetenbord op het vlot en brengen<br />
het lichaamsgewicht over op het been op het vlot;<br />
- trekken de eerste voet bij en zetten die ook op het vlot, intussen<br />
wordt de riem aan de waterzijde meegetrokken uit de dol en vervolgens<br />
op het boord gelegd.<br />
31<br />
31
Uit het water halen<br />
Nadat de riemen en het losse roertje op het vlot zijn gelegd, de overslagen dichtgemaakt, alle spullen uit<br />
de boot zijn gehaald en schragen zijn klaar gezet:<br />
tenen aan de rand<br />
aan de spanten<br />
tillen gelijk.......nu<br />
<strong>De</strong> roeiers stellen zich bij hun roeiplaats op; de stuurman bij de<br />
voorpunt.<br />
<strong>De</strong> roeiers pakken ieder een spant of ander stevig houvast waaraan<br />
getild mag worden (nooit een sliding of de stang van het voetenbord!).<br />
<strong>De</strong> boot wordt rechtstandig uit het water getild tot voor de buiken;<br />
verrvolgens stapt ieder van het water weg<br />
Iedereen let erop dat de huid van de boot en de vin het vlot niet<br />
raken.<br />
Vervolgens wordt de boot gekanteld, op schragen gelegd, gelapt/schoongemaakt en op zijn plaats gelegd.<br />
...........<br />
32<br />
32
Bijlagen<br />
Bijlage 1: Examencriteria<br />
Bijlage 2: <strong>Galjoen</strong>- lied<br />
33<br />
33
Bijlage 1 Examencriteria<br />
Examencriteria voor afroeien in C-4 (gele kaart).<br />
Veiligheid<br />
Voor alles geldt dat een kandidaat niet zichzelf en/of het materiaal mag schaden<br />
Verantwoord tillen van de boot (op de benen).<br />
Stuurboordwal houden<br />
Kennen vaarreglement<br />
In loghboek melden waar je naar toe vaart (met wie).<br />
Boot uitbrengen<br />
Riemen met bladen naar voren gedragen (maximaal 2 tegelijk)<br />
Riemen juist neergelegd op het vlot ( aan de kant / bolle zijde onder)<br />
Heldere instructies vooraf over “uitlepelen” en tillen van de boot<br />
Aktief toezien op minimale belasting van de rug (verdeling over boot)<br />
Tillen op de bovenbenen.<br />
Draai instructie in orde (kiel over Nijenrode/Zandpad)<br />
Tenen aan de rand, bij boot in water leggen (dus niet over de rand!)<br />
Overslagen openen als boot in water ligt.<br />
Riemen juist geplaatst (eerst aan vlotzijde/waterzijde half doortrekken)<br />
Instappen<br />
Riggers van het vlot (boot zakt bij instappen)<br />
Stuur op veilige plaats boot vasthouden (1 hand boord / 1 hand op de riem)<br />
Klaar maken om in te stappen (pak beide riemen/gezicht naar stuurplaats): 1. voet op “plankje”,<br />
2 gewicht overbrengen, doorzakken en voet in voetenboard/schoen, 3. voorzichtig zitten.<br />
Controle van de overslagen met bladen plat op water<br />
Melding ‘stuurman (gaat) aan boord’<br />
Eventueel afstellen met benen buiten boord en riem “in buik”<br />
Zonder hulp weg/uitzetten<br />
<strong>Het</strong> oprijden / de recover<br />
Klippen (blad draaien) tijdig begonnen<br />
Met opgeheven hoofd oprijden<br />
Water naderen<br />
Niet in de boot duiken /niet vlaggen<br />
Vloeiende haal/wegzet, met vertraging voor oprijden ( snelheid 1:2)<br />
34<br />
34
Catch/inpik<br />
Haal<br />
Finish<br />
Uitpik<br />
Team<br />
Hand en pols één lijn / geen “bokkepoten” (kromme pols)<br />
Armen gestrekt bij inpik en licht omhoog (door hoofd omhoog te doen)<br />
Directe stevige inpik / vertikale catch<br />
Geen lucht geslagen / vlaggen<br />
Niet rug opgeworpen<br />
Niet gediept (door schuine inpik)<br />
Eerst benen, dan rug dan armen<br />
Niet onderuit trappen / “door bankje trappen”<br />
Niet diepen<br />
Niet zagen<br />
Doldruk houden (door duimen op uiteinden handvatten)<br />
Polsstand recht houden<br />
Niet knijpen in de handvatten<br />
Met opgeheven hoofd en rechte rug roeien<br />
Blad niet laten uitlopen (door laag/naar schoot aan te halen)<br />
Ellebogen langs lichaam<br />
Achterover hellen tot ± 15 graden (max. 20°)<br />
Accent op de finish (veroorzaakt “kuiltje in het water” voor uitpik)<br />
Pols omlaag geduwd<br />
Alleen onderarm naar beneden<br />
Geklipt in het kuiltje / accent uitpik en snelle draaibeweging<br />
Blad schoon uit het water<br />
Snelle wegzet armen<br />
Eerst beide armen gestrekt<br />
Met rechte rug ingebogen<br />
Halen en wegzetten in zelfde beweging, vertraging in oprijden (1:2)<br />
Duidelijke vertraging bij oprijden<br />
Gelijkheid van bewegen (inpik, draaien bladen, oprijden, uitpik etc.)<br />
Gelijkvormigheid overige roeiers met de slag<br />
35<br />
35
Stuur<br />
Vooraf goede instructies bij tillen van de boot (“wie doet wat en staat waar”)<br />
Korte heldere commando’s (“strijken”, “halen gelijk..nu”, “houden bakboord”, “laat (inpik)....<br />
lopen (uitpik)”, rondmaken over bak/stuurboord”, “instappen gelijk...1....2....3”, “Stuurman stap<br />
in / uit”<br />
Verstaanbaar<br />
Alle instructies goed gegeven<br />
Noodstop: houden beide boorden<br />
Stuurboordwal houden<br />
Roer recht houden bij strijken<br />
Uitkijken alvorens te ronden of manoeuvreren<br />
Aanleggen en uitstappen<br />
Invaren met hoek van ± 30 graden op het vlot<br />
Bladen gekanteld “horizontaal”<br />
Overgeheld naar waterzijde , riemen vlotzijde hoog<br />
Aan bakboord/stuurboord houden<br />
Overslagen waterzijde los<br />
Uitstapcommando’s juist<br />
Uitstaptechniek en gelijkheid oké (bij “2” voet in schoen/board houden en “standbeen” strekken)<br />
Riem waterzijde meenemen<br />
Overslagen waterzijde dichtmaken voor uittillen.<br />
Instructies uittillen helder vooraf aangeven en eenduidige commando’s (alleen tillen etc. bij<br />
“nu”).<br />
Uittillen op de benen, niet op de rug<br />
Boot in schragen leggen en afdrogen<br />
Materiaal / regels kennen<br />
Kennis van boot en roei onderdelen<br />
Lied<br />
Invullen loghboek en evt. schademelding<br />
Vaarregels kennen<br />
Melodisch, luid en duidelijk<br />
36<br />
36
Examencriteria voor de skiff-aantekening:<br />
hetgeen vereist is voor de gele kaart (voor zover van toepassing) met nadruk op:<br />
- boot uit stelling halen, naar vlot dragen, te water laten (vice versa);<br />
- goed kunnen in- en uitstappen;<br />
- correct afstellen voetenbord;<br />
kunnen wegvaren<br />
veilig boord houding beheersen<br />
kunnen strijken en kunnen rondmaken over beide boorden<br />
technisch goede roeibeweging: inpik, benen-rug-armen, uitzetten en wegzetten in vloeiende<br />
beweging, inbuigen, oprijden, clippen;<br />
met harde haal kunnen varen;<br />
iedere derde haal omkijken;<br />
balans: minstens drie watervrije recovers achter elkaar;<br />
noodstop kunnen maken<br />
kunnen slippen<br />
halend en strijkend kunnen aanleggen zonder het vlot te raken<br />
37
Bijlage 2<br />
<strong>Galjoen</strong>lied<br />
In zesenveertig reeds zijn wij van wal gestoken,<br />
Met ons verleden hebben wij nog nooit gebroken.<br />
Zestien palen als fundament,<br />
Ons wapen wijd en zijd bekend.<br />
Rood en geel: studentikoos traditioneel.<br />
Refrein: En halen, halen, halen, halen, halen, halen, halen,<br />
Geef een ruk aan die palen.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>: ferm doch kleurrijk rood en geel.<br />
Wij zijn in `t buitenland bewonderd en gevreesd,<br />
Geen plaats op `t water waar `t <strong>Galjoen</strong> niet is geweest.<br />
En als wij oefenen voor de strijd,<br />
Is voor wat bier ook zeker tijd.<br />
Rood en geel: starten wij met heel-heel-heel.<br />
Refrein: En halen, halen, halen, halen, halen, halen, halen,<br />
Geef een ruk aan die palen.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>: ferm doch kleurrijk rood en geel.<br />
Onze boten varen noordwaarts tot in Muiden,<br />
En de Vecht is ons tot Utrecht in het zuiden.<br />
In het oosten de eerste plas op,<br />
In het westen de Grote Heycop.<br />
Geel en rood: in de Vechtstreek zijn wij groot.<br />
Refrein: En halen, halen, halen, halen, halen, halen, halen,<br />
Geef een ruk aan die palen.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>: ferm doch kleurrijk rood en geel.<br />
Iedere Nijenrodiaan behoort te weten,<br />
Dat aan roeien zich geen enkele sport kan meten.<br />
Dat op de stromen van de tijd,<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong> door `t water glijdt.<br />
Geel en rood: de trotse kleuren van onze vloot.<br />
Refrein: En halen, halen, halen, halen, halen, halen, halen,<br />
Geef een ruk aan die palen,<br />
<strong>Het</strong> <strong>Galjoen</strong>: ferm doch kleurrijk rood en geel.<br />
Eppo Boot en Alexander Reeders, september 1983<br />
38