30.09.2013 Views

Het kiezen van een kindvolgsysteem - Toetswijzer

Het kiezen van een kindvolgsysteem - Toetswijzer

Het kiezen van een kindvolgsysteem - Toetswijzer

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

stichting Partoer<br />

Instituut voor zorg en welzijn


<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Colofon<br />

‘<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>’<br />

is <strong>een</strong> uitgave <strong>van</strong><br />

stichting Partoer<br />

Postbus 298<br />

8901 BB Leeuwarden<br />

Telefoon: (058) 234 85 00<br />

Fax: (058) 234 85 01<br />

E-mail: info@partoer.nl<br />

www.partoer.nl<br />

Tekst:<br />

Bianca Bijlsma, Drachten<br />

Illustraties:<br />

Anne Rottiné, Dokkum<br />

Eindredactie en vormgeving:<br />

Groot Haar & Orth, Leeuwarden<br />

Druk:<br />

CSL, Leeuwarden<br />

ISBN<br />

90-77280-01-4<br />

Leeuwarden, januari 2003<br />

© stichting Partoer


Inhoudsopgave<br />

Hoofdstuk 1 Wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

1.1 Inleiding<br />

1.2 <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

1.3 Doelen voor het beoordelen <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

1.4 Specifieke kenmerken <strong>van</strong> kinderop<strong>van</strong>g<br />

1.4.1 De rol <strong>van</strong> de opvoeding in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

1.4.2 Kenmerken <strong>van</strong> de leef- en speelsituatie<br />

1.4.3 Te onderscheiden op<strong>van</strong>gfasen<br />

1.4.4 Professionaliseren: systematisch werken<br />

1.5 Beoordelen <strong>van</strong> het functioneren<br />

1.6 De werkwijze: wel praktisch en uitvoerbaar graag!<br />

1.7 Een kader voor het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Hoofdstuk 2 Van observeren tot samenwerken<br />

2.1 Inleiding<br />

2.2 De ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen<br />

2.3 Taken voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in kindercentra<br />

2.3.1 <strong>Het</strong> cyclisch handelen<br />

2.3.2 Observeren, toetsen, documenteren en registreren<br />

2.3.3 Interne overdracht <strong>van</strong> informatie<br />

2.3.4 Onderkennen en signaleren<br />

2.3.5 Adviseren, verwijzen en samenwerken<br />

2.4 Enkele praktische voorbeelden <strong>van</strong> samenwerking<br />

2.4.1 Kinderop<strong>van</strong>g en jeugdgezondheidszorg<br />

2.4.2 De doorgaande lijn naar het basisonderwijs<br />

2.4.3 Toeleiding naar het speciaal onderwijs en de zorg<br />

2.4.4 Integratie in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

2.4.5 De gem<strong>een</strong>telijke regie<br />

Hoofdstuk 3 Hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

3.1 Inleiding<br />

3.2 Aandachtspunten voor het gebruik <strong>van</strong> hulpmiddelen<br />

3.3 Veel gebruikte hulpmiddelen in kindvolgsystemen<br />

3.4 Enkele methoden voor het volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

3.4.1 Raamwerk <strong>kindvolgsysteem</strong> Friesland<br />

3.4.2 KOR, Kind Observatie en Registratie<br />

3.4.3 <strong>Het</strong> CITO Peutervolgsysteem<br />

3.4.4 Volgen in het Piramideprogramma<br />

3.4.5 Kijk! Peuters<br />

3.4.6 KOST<br />

3.4.7 De werkwijze in het Portageprogramma<br />

3.4.8 Een spelend streefsysteem:<br />

de onderbouwing <strong>van</strong> adaptief onderwijs<br />

3.4.9 <strong>Het</strong> Instrument Welbevinden<br />

2<br />

7<br />

7<br />

7<br />

8<br />

10<br />

16<br />

17<br />

17<br />

21<br />

21<br />

21<br />

23<br />

29<br />

33<br />

33<br />

33<br />

35<br />

40


Hoofdstuk 4 Afstemming met ouders<br />

4.1 Inleiding<br />

4.2 Ouders en beroepsopvoeders: samenwerkingspartners<br />

4.3 Aandachtspunten voor gesprekken met ouders<br />

4.4 Vormen <strong>van</strong> oudercontact<br />

4.4.1 De afstemming met de ouders<br />

4.4.2 Multimedia en communicatie<br />

Hoofdstuk 5 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

5.1 Inleiding<br />

5.2 Een pas op de plaats<br />

5.3 De ontwikkel- of planningsfase<br />

5.3.1 Waarom wil je kinderen volgen?<br />

5.3.2 Wie wil je volgen?<br />

5.3.3 Wat wil je volgen?<br />

5.3.4 Wat is de gewenste vormgeving<br />

<strong>van</strong> het observatiesysteem?<br />

5.3.5 Hoe moet de samenwerking met ouders er uit zien?<br />

5.3.6 Een lijst met kwaliteitseisen<br />

5.4 De experimenteerperiode<br />

5.5 De implementatie<br />

5.6 Evalueren<br />

Overzicht hulpmiddelen voor het volgen<br />

<strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Geraadpleegde literatuur<br />

Afkortingen<br />

47<br />

47<br />

47<br />

48<br />

48<br />

51<br />

51<br />

51<br />

52<br />

58<br />

59<br />

59<br />

61<br />

77<br />

80<br />

3 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


voorwoord<br />

Met deze uitgave biedt stichting Partoer overheden en voorzieningen voor kinderop<strong>van</strong>g ondersteuning bij het <strong>kiezen</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> systeem voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de voorschoolse periode. Adviseurs <strong>van</strong> Partoer, ontwikkelingsinstituut<br />

en steunfunctie-organisatie voor zorg en welzijn in Fryslân, kregen in hun werkpraktijk te maken met de behoefte aan informatie<br />

bij de besluitvorming over kindvolgsystemen.<br />

<strong>Het</strong> ‘Kader <strong>kindvolgsysteem</strong>’ dat in 1995 ten behoeve <strong>van</strong> het project ‘Delen <strong>van</strong> zorg’ <strong>van</strong> de Stichting Kindercentra<br />

Friesland was ontwikkeld voldeed niet meer. Bij de veelheid aan uitgegeven kindvolgsystemen bleek bovendien g<strong>een</strong><br />

naslagwerk beschikbaar te zijn dat behulpzaam is bij het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> voor gem<strong>een</strong>ten en kindercentra passend<br />

systeem. Partoer wil daarin met deze uitgave voorzien. ‘<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>’ geeft <strong>een</strong> theoretisch kader<br />

ter ondersteuning bij de keuze <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgsysteem en bij het verbeteren <strong>van</strong> de wijze <strong>van</strong> het volgen <strong>van</strong> kinderen.<br />

Deze uitgave is bedoeld voor functionarissen die zich bezighouden met inhoudelijk pedagogisch beleid en integraal<br />

jeugdbeleid bij organisaties voor zorg en welzijn, onderwijsorganisaties en overheden. De uitgave is ook geschikt als<br />

oriënterend materiaal voor hogere pedagogische opleidingen, zoals Sociaal Pedagogisch Hoger onderwijs, opleidingen<br />

leraar basisonderwijs en kaderopleidingen pedagogiek.<br />

Deze uitgave werd mogelijk door de medewerking <strong>van</strong> vele mensen. Onze dank daarvoor. In het bijzonder bedanken<br />

we Betty Vervoort <strong>van</strong> K2, Brabants Kenniscentrum Jeugd en Partoer-adviseur Frances Visser voor hun opbouwende<br />

kritieken en de deelnemers <strong>van</strong> de workshops ‘kindvolgsystemen’ en de medewerkers <strong>van</strong> kdv Speelwerk in Wolvega voor<br />

hun reacties op de concepten. Auteurs, uitgevers en wetenschappers bedanken we voor de gerichte theoretische<br />

en praktische ondersteuning en voor de medewerking om delen <strong>van</strong> hun observatielijsten op te nemen.<br />

Speciale dank is verschuldigd aan de heer H. Nakken <strong>van</strong> de afdeling Orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen.<br />

Op inspirerende wijze motiveerde en stimuleerde hij de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>een</strong> onderbouwde visie op het volgen <strong>van</strong><br />

kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Wij hopen dat ‘<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgsysteem’ antwoorden geeft op vragen over keuze en gebruik <strong>van</strong><br />

kindvolgsystemen en wensen u daarbij veel leesplezier toe.<br />

stichting Partoer,<br />

Bianca Bijlsma-Smoorenburg, adviseur.<br />

Leeuwarden, januari 2003.<br />

5<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


inleiding<br />

Hoe gaat het met mijn kind op het kinderdagverblijf?<br />

Kampt mijn kind met gezondheidsproblemen?<br />

Hoe is de verstandelijke ontwikkeling <strong>van</strong> mijn kind?<br />

Een <strong>kindvolgsysteem</strong> geeft antwoord op dit soort vragen.<br />

Met <strong>een</strong> volgsysteem is het mogelijk om het functioneren<br />

<strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g gericht te beoordelen.<br />

<strong>Het</strong> is g<strong>een</strong> ‘vrijblijvende’ werkwijze, maar <strong>een</strong> systematische<br />

en controleerbare manier <strong>van</strong> kijken naar kinderen dat onderdeel is<br />

<strong>van</strong> de dagelijkse op<strong>van</strong>gpraktijk. De volgmethodiek levert<br />

waardevolle informatie op voor ouders, de jeugdgezondheidszorg<br />

en voor de instellingen voor kinderop<strong>van</strong>g zelf.<br />

Deze publicatie gaat in op de meer theoretische aspecten<br />

<strong>van</strong> het volgen <strong>van</strong> kinderen en het nut <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

daarbij. Maar er is ook veel aandacht voor de praktijk.<br />

Welke kindvolgsystemen zijn er zoal en waar moet ik bij het <strong>kiezen</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> systeem op letten?<br />

In hoofdstuk 1 komt de rol <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g aan de orde. Waarom is de beoordeling <strong>van</strong><br />

kinderen eigenlijk belangrijk? Aan welke kenmerken moet <strong>een</strong><br />

volgsysteem voldoen?<br />

Hoofdstuk 2 gaat in op de functie <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

in <strong>een</strong> samenhangend aanbod <strong>van</strong> voorzieningen binnen en buiten<br />

de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Hoofdstuk 3 zet de meest voorkomende hulpmiddelen voor<br />

het observeren en registreren op <strong>een</strong> rij. Een aantal beschikbare<br />

kindvolgsystemen passeert de revue.<br />

Hoofdstuk 4 gaat in op de afstemming met de ouders.<br />

Welke aandachtspunten zijn voor oudergesprekken <strong>van</strong> belang<br />

en hoe is de afstemming met ouders geregeld?<br />

Hoofdstuk 5 zoomt in op <strong>een</strong> aantal rele<strong>van</strong>te vragen bij de keuze<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

In de bijlage ten slotte staat <strong>een</strong> handzaam overzicht <strong>van</strong> veel gebruikte<br />

instrumenten voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g.<br />

6


hoofdstuk 1<br />

Wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

1.1 Inleiding<br />

<strong>Het</strong> begrip <strong>kindvolgsysteem</strong> is in 1993<br />

gekozen als aanduiding voor de werkwijze<br />

die in organisaties voor kinderop<strong>van</strong>g<br />

wordt gevolgd voor het gericht beoordelen<br />

<strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong> de kinderen.<br />

Er zijn verschillende redenen om gerichter<br />

naar het gedrag of de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen te kijken.<br />

Ouders volgen de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen om later leuke momenten uit het<br />

leven met het kind te kunnen delen. De<br />

jeugdgezondheidszorg1 scr<strong>een</strong>t de jeugdigen<br />

op gezondheidsrisico’s en<br />

de basisschool wil ook weten hoe hun<br />

kinderen presteren in vergelijking met kinderen<br />

uit andere scholen. In dit hoofdstuk<br />

komt aan de orde wat de rol <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

kan zijn. Welke doelen<br />

dient het beoordelen <strong>van</strong><br />

kinderen?<br />

Welke kerntaken hebben<br />

voorzieningen in de<br />

sector kinderop<strong>van</strong>g?<br />

<strong>Het</strong> hoofdstuk sluit af met <strong>een</strong> overzicht<br />

<strong>van</strong> de specifieke kenmerken <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

1.2 <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong><br />

kinderen<br />

<strong>Het</strong> begrip ‘volgen’ is <strong>een</strong> vertaling <strong>van</strong> het<br />

Engelse woord ‘assessment’. Deze term<br />

wordt in de sociale wetenschappen wel<br />

gebruikt in plaats <strong>van</strong> de term ‘diagnostiek’ 2 .<br />

De reden is dat bij het gebruik <strong>van</strong><br />

diagnostiek te <strong>van</strong>zelfsprekend <strong>een</strong><br />

relatie wordt gelegd met het vaststellen<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> stoornis of ziekte. Terecht worden<br />

kritische kanttekeningen gezet bij het<br />

problematiseren <strong>van</strong> de ontwikkeling en<br />

opvoeding <strong>van</strong> kinderen. Immers, 80%<br />

<strong>van</strong> de kinderen ontwikkelt zich zonder<br />

problemen. De term ‘volgen’ drukt beter uit<br />

dat gedurende <strong>een</strong> langere periode naar de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind wordt gekeken.<br />

Er kunnen redenen zijn om gerichter naar<br />

kinderen te kijken. Een reden kan<br />

zijn dat ouders willen weten<br />

waar hun kind zoal in <strong>een</strong><br />

kindercentrum mee bezig is.<br />

Een andere reden is preventie<br />

<strong>van</strong> problemen. Landelijk is<br />

afgesproken dat alle kinderen na de<br />

geboorte <strong>een</strong> hielprik krijgen om op<br />

tijd te kunnen ontdekken of <strong>een</strong> kind<br />

lijdt aan Phenylketonurie (PKU).<br />

Dit is <strong>een</strong> stofwisselingsziekte die <strong>een</strong><br />

verstandelijke handicap tot gevolg kan<br />

hebben als het kind niet tijdig <strong>een</strong> dieet<br />

krijgt. Nog <strong>een</strong> andere reden om <strong>een</strong> kind te<br />

volgen is om in de gaten te houden of het<br />

kind wel goed mee komt in het schoolprogramma.<br />

In het onderwijs is al langer<br />

ervaring opgedaan met volgsystemen.<br />

<strong>Het</strong> leerlingvolgsysteem <strong>van</strong> het CITO is daar<strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> voorbeeld.<br />

Door op regelmatige momenten in<br />

het jaar te kijken hoe de leerling presteert,<br />

ontdekt de leerkracht wat de sterke en wat<br />

de zwakke vaardigheidsgebieden zijn.<br />

Daardoor kan op tijd extra aandacht aan de<br />

leerling worden besteed om zo de sterke<br />

kanten uit te buiten of de zwakke kanten bij<br />

te spijkeren. CITO gaat nog verder.<br />

De prestaties <strong>van</strong> de leerlingen kunnen ook<br />

per school worden vergeleken. <strong>Het</strong> geeft<br />

<strong>een</strong> indruk hoe goed de ene school het doet<br />

en welke minder goede resultaten de andere<br />

school bereikt.<br />

De pretenties <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgmethodiek kunnen<br />

geïnteresseerden ook op het verkeerde b<strong>een</strong><br />

zetten. Een goede school kan veel kinderen<br />

met leerbeperkingen of <strong>een</strong> ontwikkelingsachterstand<br />

aantrekken, waardoor de schoolscores<br />

dalen. Een minder goede school kan<br />

het geluk hebben veel intelligente kinderen<br />

<strong>van</strong> erg betrokken en stimulerende ouders<br />

binnen haar muren te krijgen.<br />

In deze situatie wordt <strong>een</strong> beperkt stukje<br />

informatie uit het leerlingvolgsysteem naar<br />

buiten gebracht. <strong>Het</strong> gaat om het<br />

percentage leerlingen dat hoog en laag<br />

scoort op vaardigheidsgebieden. Wanneer<br />

ouders bij schoolkeuze all<strong>een</strong> op deze<br />

informatie zouden afgaan, zouden ze voor<br />

hun kind wel <strong>een</strong>s <strong>een</strong> verkeerde beslissing<br />

kunnen nemen. Andere informatie uit hetzelfde<br />

leerlingvolgsysteem zou kunnen laten<br />

zien hoe goed deze leerlingen – gezien hun<br />

mogelijkheden - op deze school zijn vooruitgegaan.<br />

1 Consultatiebureau, ouder en kindzorg.<br />

2 Rispens, J., E. Carlier en P. Schoorl, red. (1990),<br />

Diagnostiek in de hulpverlening; methodische<br />

aspecten. Swets en Zeitlinger, Amsterdam.<br />

7 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

In de hulpverlening is het de gewoonte om<br />

voor ieder kind <strong>een</strong> handelingsplan te maken.<br />

Eerst wordt vastgesteld welke vaardigheden<br />

het kind bezit. Vervolgens wordt afgesproken<br />

welke ontwikkeling wenselijk is en hoe de<br />

hulpverleners en ouders de gewenste<br />

vaardigheden kunnen stimuleren.<br />

De inspanningen <strong>van</strong> de opvoeders en de<br />

reacties <strong>van</strong> het kind hierop worden gevolgd.<br />

Na <strong>een</strong> bepaalde periode wordt onderzocht<br />

of het kind zich ook werkelijk in de beoogde<br />

richting heeft ontwikkeld. Waar nodig wordt<br />

de aanpak bijgesteld.<br />

Afstemmen met ouders, voorkomen <strong>van</strong><br />

schade in de ontwikkeling, het bieden <strong>van</strong><br />

passend onderwijs op goed niveau en het<br />

gericht bijsturen <strong>van</strong> <strong>een</strong> zorgwekkende<br />

ontwikkeling bij het kind zijn goede redenen<br />

om informatie over kinderen te verzamelen,<br />

te registreren en te beoordelen.<br />

Zodra dit systematisch gebeurt kunnen we<br />

spreken <strong>van</strong> ‘<strong>een</strong> systeem’. In het werken<br />

met <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> zijn daarom altijd<br />

de volgende stappen te ontdekken:<br />

In paragraaf 1.4.4 wordt het belang <strong>van</strong> systematisch<br />

werken verder uitgewerkt.<br />

1.3 Doelen voor het<br />

beoordelen <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling<br />

Figuur 1.1 Stappen in het werken met <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

kijken en registreren<br />

Er zijn drie hoofddoelen te onderscheide voor<br />

het verzamelen <strong>van</strong> informatie over het<br />

gedrag en de ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen:<br />

1. het ondersteunen <strong>van</strong> het pedagogischdidactisch<br />

handelen;<br />

2. het vaststellen <strong>van</strong> speciale behoeften <strong>van</strong><br />

kinderen en<br />

3. het beïnvloeden <strong>van</strong> beleidsbeslissingen.<br />

Beroepsopvoeders kijken en luisteren tijdens<br />

het uitvoeren <strong>van</strong> hun werk voortdurend naar<br />

de kinderen. Zij gebruiken deze informatie<br />

voor het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> activiteiten, om goed aan<br />

te sluiten bij de behoeften <strong>van</strong> individuele kinderen<br />

en om te beoordelen of het kind in het<br />

programma ‘goed gedijt’. Een vragenlijst of<br />

observatielijst kan helpen om deze<br />

informatie beter te structureren. Ook is het<br />

daardoor mogelijk om gerichter met collega’s<br />

te overleggen over de aanpak <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind of<br />

groep kinderen.<br />

evalueren=interpreteren=beoordelen/plannen activiteit<br />

uitvoeren activiteit/kijken en registreren<br />

evalueren<br />

8<br />

Een andere reden om kinderen te<br />

observeren is na te gaan of er speciale<br />

behoeften zijn bij kinderen omdat ze<br />

beperkingen of ontwikkelingsstoornissen<br />

hebben. De jeugdgezondheidszorg scr<strong>een</strong>t<br />

alle kinderen op <strong>een</strong> aantal risico’s via het<br />

consultatiebureau. Niet alle beperkingen en<br />

stoornissen komen daar aan het licht. Iedere<br />

beroepsopvoeder heeft wel ervaringen met<br />

kinderen die niet goed meekomen of om<br />

andere redenen ‘opvallen’ in de groep.<br />

Als de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind daardoor<br />

belemmerd kan worden is het noodzakelijk<br />

nader onderzoek te doen. Meestal worden<br />

daar speciaal opgeleide deskundigen voor<br />

ingeschakeld. Bijvoorbeeld medici, logopedisten,<br />

orthopedagogen of psychologen.<br />

De eerste jaren in de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

kind zijn heel erg belangrijk. Bekijken we de<br />

levensloop <strong>van</strong> <strong>een</strong> jong kind dan is <strong>een</strong><br />

aantal momenten te herkennen waarop<br />

belangrijke beslissingen genomen worden.<br />

Deze momenten zijn weergegeven in figuur<br />

1.2. Allereerst moeten kinderen met risico’s<br />

zo snel mogelijk herkend worden. Kinderen<br />

die extra hulp nodig hebben moeten<br />

die hulp ook kunnen krijgen. Dat kan<br />

betekenen dat deze kinderen vaker <strong>een</strong><br />

peuterspeelzaal moeten bezoeken, <strong>een</strong><br />

speciaal educatieprogramma of individuele<br />

zorg nodig hebben. Om deze beslissingen<br />

te kunnen nemen is informatie over de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind nodig. Daarnaast<br />

kan het gebeuren dat <strong>een</strong> kind in <strong>een</strong> voorziening<br />

is geplaatst, maar dat blijkt dat het<br />

daar niet (meer) <strong>van</strong> profiteert. Overplaatsing<br />

naar <strong>een</strong> andere voorziening zou beter zijn.<br />

Ook voor het nemen <strong>van</strong> die beslissingen is<br />

informatie nodig.<br />

Er zijn veel methoden en hulpmiddelen voor<br />

het observeren en stimuleren <strong>van</strong> jonge<br />

kinderen beschikbaar. <strong>Het</strong> komt nog regelmatig<br />

voor dat de presentatie <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

methode of observatielijst leidt tot weerstand<br />

bij de uitvoerende opvoeders. Deze weerstand<br />

ontstaat meestal als het gekozen<br />

materiaal onvoldoende aansluit bij de cultuur<br />

in de organisatie en de mogelijkheden <strong>van</strong><br />

de beroepskrachten. Ook kan het zijn dat


opvoeders angst hebben mee te moeten<br />

werken aan <strong>een</strong> beslissing die vergaande<br />

gevolgen voor het kind heeft. Bij peuterleidsters<br />

bestaat soms de indruk dat<br />

informatie over het functioneren in de peuterspeelzaal<br />

dat was bedoeld om het pedagogisch<br />

handelen te ondersteunen, de<br />

peuter in het basisonderwijs jarenlang<br />

negatief zal achtervolgen. Deze angst is niet<br />

onterecht. Informatie over <strong>een</strong> kind moet<br />

altijd worden beoordeeld <strong>van</strong>uit de context<br />

waarvoor dit is verzameld. <strong>Het</strong> oordeel is niet<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend geldig voor <strong>een</strong> andere<br />

omgeving. Een peuter die niet lekker mee-<br />

Doelgroep<br />

Alle kinderen<br />

Opvoeders<br />

met vragen<br />

of problemen<br />

Kinderen<br />

die zich<br />

voorspoedig<br />

lijken te ontwikkelen<br />

Kinderen<br />

met risico’s<br />

in kind en/of<br />

omgeving,<br />

die optimale<br />

ontwikkeling<br />

kunnen<br />

belemmeren.<br />

1 Kov = alle vormen <strong>van</strong> kinderop<strong>van</strong>g,<br />

zoals kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of gastgezin<br />

2 En andere door Inspectie/Commissiekwaliteit<br />

goedgekeurde VVE-programma’s<br />

komt in <strong>een</strong> peuterspeelzaal, kan het op de<br />

basisschool misschien prima doen. In <strong>een</strong><br />

aantal situaties juist dankzij de informatie uit<br />

de peuterspeelzaal en <strong>een</strong> kleuterjuf die<br />

daardoor goed met de kleuter weet om te<br />

gaan.<br />

Hulpmiddelen, zoals observatielijsten, vragenlijsten<br />

en registratiesystemen zijn ontwikkeld<br />

<strong>van</strong>uit <strong>een</strong> bepaalde visie en voor situaties<br />

met <strong>een</strong> specifieke informatiebehoeften.<br />

De registratiemethode <strong>van</strong> het educatieve<br />

programma Kaleidoscoop is niet geschikt<br />

voor gebruik in alle voorschoolse kinder-<br />

Risico’s<br />

Risico’s die educatie<br />

(nog) niet belemmeren.<br />

Risico’s die zonder<br />

interventie optimale<br />

ontwikkeling<br />

belemmeren;<br />

educatie is wel in<br />

kinderop<strong>van</strong>g of<br />

onderwijsprogramma<br />

mogelijk.<br />

Problemen die educatie<br />

in kov 1 of onderwijs<br />

belemmeren.<br />

Aanpak<br />

Naast algemene<br />

voorlichting is g<strong>een</strong><br />

individuele aanpak nodig<br />

ter bestrijding risico’s<br />

omgeving.<br />

Gezinsgerichte aanpak<br />

op gebied <strong>van</strong> psychoeducatie<br />

en/of<br />

praktische hulp<br />

ter ondersteuning<br />

ontwikkeling kind<br />

geïndiceerd.<br />

9<br />

centra. Een methode die is ontwikkeld voor<br />

het basisonderwijs is niet <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

geschikt voor <strong>een</strong> voorziening met<br />

verstandelijk of meervoudig gehandicapte<br />

kinderen. Een methode voor de peuterspeelzaal<br />

hoeft niet geschikt te zijn voor de<br />

informatiebehoeften in het basisonderwijs.<br />

Figuur 1.2 Van preventie tot interventie<br />

VVE 0-6 jarigen<br />

Trajecten/activiteiten<br />

0-4<br />

gewoon centrum kinderop<strong>van</strong>g<br />

(kdv of psz)<br />

4+<br />

Gewoon basisonderwijs<br />

Intensivering<br />

participatie in centrumgericht<br />

programma:<br />

- Kdv; psz + ; bso<br />

- VVE: Piramide;<br />

Kaleidoscoop;<br />

Startblokken 2<br />

Trajecten in SBO<br />

Trajecten in REC<br />

Educatieve programma’s via<br />

zorg, KDC; MKD<br />

Voorlichtingsavonden<br />

en cursussen over<br />

opvoedings-thema’s<br />

Op-stap; instap;<br />

Averroes Families First;<br />

Op<strong>van</strong>gfunctie <strong>van</strong><br />

kindercentra;<br />

logeerhuizen, etc.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

1.4 Specifieke<br />

kenmerken <strong>van</strong><br />

kinderop<strong>van</strong>g<br />

In deze paragraaf zullen enkele specifieke<br />

kenmerken <strong>van</strong> voorzieningen in de sector<br />

kinderop<strong>van</strong>g worden besproken. De kernfuncties<br />

<strong>van</strong> deze voorzieningen bepalen<br />

welke informatie nodig is om beroepsopvoeders<br />

in staat te stellen hun werk goed<br />

te doen. De visie op de rol die kinderop<strong>van</strong>g<br />

speelt in de opvoeding <strong>van</strong> jeugdigen speelt<br />

ook <strong>een</strong> rol bij de keuzen die gemaakt<br />

worden voor de inhoud en vorm <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

De gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid<br />

tussen ouders en beroepsopvoeders is in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g <strong>een</strong> belangrijk gegeven.<br />

Uiteraard wordt bij het uitwerken <strong>van</strong> deze<br />

opvoedingsverantwoordelijkheid bij het<br />

omgaan met kindgegevens ook rekening<br />

gehouden met de eisen die de samenleving<br />

op korte en langere termijn aan haar<br />

jeugdigen zal stellen. Op deze onderdelen<br />

wordt elders dieper in gegaan.<br />

1.4.1 De rol <strong>van</strong><br />

opvoeding in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g<br />

Ouders zijn als eerste aanspreekbaar op de<br />

opvoeding <strong>van</strong> hun kinderen. Door middel<br />

<strong>van</strong> opvoeden bereiden ouders hun kinderen<br />

voor op <strong>een</strong> zelfstandig bestaan in <strong>een</strong><br />

gekozen gem<strong>een</strong>schap. Dit opvoedingsperspectief<br />

kan op lange termijn gekozen<br />

worden: bijvoorbeeld <strong>een</strong> zelfstandig bestaan<br />

in dezelfde woonplaats en binnen hetzelfde<br />

religieuze en/of culturele netwerk als de<br />

opvoeders.<br />

Dit zijn meestal onbewuste verwachtingen<br />

die op lange termijn spelen. De meeste<br />

ouders zullen de bewuste mijlpalen iets<br />

dichterbij zoeken: ’s nachts doorslapen,<br />

de eerste glimlach, het eerste stapje, leren<br />

praten, voldoende vaardig om naar de peuterspeelzaal<br />

te kunnen gaan of voldoende<br />

vaardig om naar de gewone basisschool te<br />

gaan. Ouders die gebruik maken <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

voorziening voor kinderop<strong>van</strong>g, delegeren<br />

gedurende hun afwezigheid <strong>een</strong> deel <strong>van</strong><br />

hun opvoeding aan beroepsopvoeders.<br />

De omgeving <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>gvoorziening<br />

beïnvloedt de jeugdigen meer of minder in<br />

de richting <strong>van</strong> de verwachtingen die ouders<br />

over de ontwikkeling <strong>van</strong> hun kinderen<br />

hebben. Daarnaast beïnvloedt de thuissituatie<br />

het gedrag dat het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie<br />

laat zien. Beroepsopvoeders in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

zullen dus met ouders moeten samenwerken<br />

om de beïnvloeding <strong>van</strong><br />

het kind in de gewenste richting te sturen.<br />

Hiervoor is het nodig om <strong>van</strong> elkaar te weten<br />

welke invloed in deze ontwikkelingsfase op<br />

de jeugdigen wenselijk wordt gevonden en<br />

wie welke bijdrage daaraan levert. Er moeten<br />

afspraken worden gemaakt voor de concrete<br />

omgang met het kind in de voorziening en<br />

op vaste momenten zal moeten worden<br />

nagegaan of de op<strong>van</strong>g nog naar wens<br />

verloopt.<br />

Kerntaken<br />

In de sector kinderop<strong>van</strong>g zijn verschillende<br />

voorzieningen te onderscheiden. Op dit<br />

moment zijn dat peuterspeelzalen, kinderdagverblijven,<br />

gastouders, voorzieningen voor<br />

buitenschoolse op<strong>van</strong>g en tienerop<strong>van</strong>g.<br />

We beperken ons hier tot de centrumvoorzieningen<br />

die zich richten op kinderen in<br />

de leeftijd <strong>van</strong> 0 tot 12 à 13 jaar. Alhoewel<br />

<strong>een</strong> aantal principes <strong>van</strong> kindvolgsystemen in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g ook kunnen worden toegepast<br />

voor gastouders, is er toch <strong>een</strong> aantal<br />

belangrijke verschillen tussen de opvoeding<br />

in gastgezinnen en kindercentra. <strong>Het</strong> grootste<br />

verschil is dat gastouders naast ‘gastkinderen’<br />

in de thuissituatie ook hun eigen<br />

kinderen opvoeden.<br />

De kernopdracht <strong>van</strong> peuterspeelzalen is het<br />

creëren <strong>van</strong> optimale ontwikkelingskansen<br />

voor alle kinderen in de leeftijd <strong>van</strong> 2 tot 4<br />

jaar door het aanbieden <strong>van</strong> veelzijdige en<br />

passende speelmogelijkheden. De speelzalen<br />

duiden deze kernopdracht met twee trefwoorden<br />

aan: spelen en ontmoeten.<br />

Kinderdagverblijven hebben als kernopdracht<br />

dat kinderen <strong>van</strong> 0 tot 4 jaar er moeten<br />

kunnen verblijven op tijden dat de ouders<br />

hiervoor wegens werk of om andere redenen<br />

niet beschikbaar zijn.<br />

10<br />

<strong>Het</strong> doel <strong>van</strong> de dagop<strong>van</strong>g is het bieden<br />

<strong>van</strong> op<strong>van</strong>g. Bij op<strong>van</strong>g denken we aan<br />

het bieden <strong>van</strong> onderdak en opvoeding.<br />

Kinderen moeten er in principe vijf hele<br />

dagen <strong>van</strong> <strong>een</strong> week kunnen verblijven.<br />

Dan is de ontwikkelingsstimulering <strong>van</strong> het<br />

kind voor <strong>een</strong> belangrijk deel <strong>van</strong> zijn tijd<br />

afhankelijk <strong>van</strong> het contact met beroepsopvoeders<br />

en de omgeving <strong>van</strong> het kindercentrum.<br />

De opvoeding wordt voor <strong>een</strong> belangrijk deel<br />

‘gedelegeerd’ naar deze beroepskrachten.<br />

Voor ouders en kind is het dan <strong>van</strong> belang<br />

dat die opvoeding zodanig wordt uitgevoerd,<br />

dat de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind tijdens het<br />

verblijf optimaal in de gewenste richting<br />

wordt gestimuleerd. Afstemming tussen<br />

ouders en beroepskrachten is daarvoor<br />

essentieel.<br />

De buitenschoolse op<strong>van</strong>gvoorzieningen<br />

(BSO) hebben als opdracht jeugdigen in de<br />

leeftijd <strong>van</strong> 4 tot 12 à 13 jaar op te <strong>van</strong>gen<br />

gedurende de tijd dat hun ouders niet<br />

beschikbaar zijn en de kinderen niet de basisschool<br />

bezoeken. Kinderen die de BSO<br />

bezoeken hebben vooral behoefte aan het<br />

invullen <strong>van</strong> hun ‘vrije tijd’. Buiten vakantieperioden<br />

hebben zij op school al de nodige<br />

inspanning en aandacht moeten leveren.<br />

In schooltijd bepaalt het schoolprogramma<br />

voor <strong>een</strong> belangrijk deel hun bezigheden.<br />

In de vrije tijd wordt tijdens de op<strong>van</strong>g vooral<br />

ruimte gevraagd voor <strong>een</strong> eigen invulling <strong>van</strong><br />

hun tijd.<br />

<strong>Het</strong> is belangrijk de opvoeding in kindercentra<br />

te laten aansluiten bij de mogelijkheden en<br />

behoeften <strong>van</strong> jeugdigen. Hoe jonger en<br />

afhankelijker het kind is, hoe meer het accent<br />

ligt op verzorgende en koesterende<br />

handelingen. Opvoeden impliceert in deze<br />

visie dus verzorging.<br />

De opvoeding in kindercentra werkt ook toe<br />

naar mijlpalen. Mijlpalen kunnen zijn: het zelfstandig<br />

drinken uit <strong>een</strong> beker, de plaatsing in<br />

de peutergroep, maar ook zodanig functioneren<br />

in de groep dat plaatsing op <strong>een</strong> gewone<br />

basisschool mogelijk is. Dit laatste lijkt<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend, maar is het allerminst.<br />

Bij <strong>een</strong> klein percentage kinderen kan tijdens<br />

de op<strong>van</strong>g duidelijk worden dat <strong>een</strong> meer


gerichte en individueler beïnvloeding voor de<br />

beoogde ontwikkeling nodig is. Vanuit <strong>een</strong><br />

goede samenwerking tussen ouders,<br />

beroepsopvoeders en hulpverleners zal dan<br />

het best passende traject voor het kind<br />

gekozen moeten worden. Deze multidisciplinaire<br />

zoektocht overstijgt de reikwijdte<br />

<strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong>. We zullen in het<br />

tweede hoofdstuk aandacht besteden aan de<br />

wijze waarop deze samenwerking vorm kan<br />

krijgen en de rol die het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

daarbij kan spelen.<br />

De opvoeding in voorzieningen voor kinderop<strong>van</strong>g<br />

is gericht op het ‘gewone’ opvoeden.<br />

De wijze waarop kind en omgeving op elkaar<br />

reageren levert in deze situatie g<strong>een</strong> ernstige<br />

problemen op en is g<strong>een</strong> belemmering voor<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind. De opvoedingsomgeving<br />

wordt gekenmerkt door ‘spontaniteit<br />

en vrije tijd’. Dit in tegenstelling tot <strong>een</strong><br />

orthopedagogische omgeving (hulpverlening)<br />

of het onderwijs. In <strong>een</strong> orthopedagogische<br />

omgeving wordt heel gericht naar <strong>een</strong> hulpverleningsdoel<br />

toegewerkt. Daartoe wordt zo<br />

nodig veel aandacht besteed aan aangepaste<br />

omgangsvormen en <strong>een</strong> aangepaste<br />

materiële omgeving. In de onderwijsleersituatie<br />

staan de jaarleerdoelen <strong>van</strong><br />

nader omschreven vaardigheidsgebieden<br />

voor het kind centraal.<br />

Deze verschillen in accenten betekenen<br />

echter g<strong>een</strong>szins dat kinderen in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g niets intentioneel aangeboden<br />

zouden krijgen! De invloed die volwassenen<br />

op kinderen uitoefenen zijn te plaatsen op<br />

<strong>een</strong> schaal met twee uiteinden: nature en<br />

nurture. Deze oude tegenstelling duidt op het<br />

meer (nurture) en minder (nature) gericht<br />

beïnvloeden <strong>van</strong> het waarnemen en denken<br />

<strong>van</strong> kinderen door volwassenen. <strong>Het</strong> verschil<br />

is ook uit te leggen met de woorden:<br />

instructie (nurture) en ondersteuning (nature).<br />

Verschillen in houding zijn meestal terug<br />

te voeren op verschillen in visie op de<br />

ontwikkeling en opvoeding <strong>van</strong> kinderen.<br />

In de dagelijkse praktijk komen beide invloeden<br />

tegelijkertijd in de gewone opvoeding<br />

<strong>van</strong> iedere opvoeder voor. De ene<br />

opvoeder zal vaker instrueren en het kind<br />

bewust in specifieke ervaringssituaties<br />

brengen, en de ander zal zich liever zoveel<br />

mogelijk terughoudend en ondersteunend<br />

opstellen.<br />

De kern <strong>van</strong> de opvoeding in voorzieningen<br />

voor kinderop<strong>van</strong>g zouden we willen<br />

omschrijven als:<br />

het bieden <strong>van</strong> <strong>een</strong> veilige en stimulerende<br />

omgeving, waarin het kind ondersteund door<br />

de met ouders/verzorgers afgesproken<br />

beïnvloeding zijn of haar mogelijkheden in<br />

de gewenste richting kan ontwikkelen.<br />

<strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> kinderen zal daarom vooral<br />

gericht zijn op het ondersteunen <strong>van</strong> dit<br />

pedagogisch-didactisch handelen <strong>van</strong> de<br />

beroepskrachten en de afstemming daarover<br />

met ouders.<br />

Behoeften kind<br />

Kind is uniek<br />

- cultuurverschillen<br />

- taalverschillen<br />

- verschillen in mogelijkheden om<br />

in <strong>een</strong> groep te functioneren<br />

- verschil in (levens-)ervaringen<br />

kind 1<br />

zorgafspraken<br />

11<br />

1.4.2 Kenmerken <strong>van</strong> de<br />

leef- en speelsituatie<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> volgt niet all<strong>een</strong> de<br />

kinderen. Kindgedrag ontstaat <strong>van</strong>uit de<br />

wisselwerking tussen kind en omgeving.<br />

Een <strong>kindvolgsysteem</strong> dat all<strong>een</strong> het kindgedrag<br />

in beeld brengt, doet het kind te kort.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> besteedt daarom ook<br />

aandacht aan invloeden <strong>van</strong>uit het pedagogisch<br />

beleid, de ruimte waarin het kind verblijft,<br />

groepskenmerken en de relatie<br />

tussen kind en (beroeps-)opvoeder.<br />

Figuur 1.3 Relatie tussen kind en<br />

opvoeder<br />

Kenmerken aanbod<br />

groep/gastgezin<br />

Verzameling persoontjes<br />

of groepskenmerken<br />

- leefgroep; speelgroep;<br />

gastgezin of leergroep;<br />

- opvoedingshandelen beroepsopvoeders<br />

- accomodatie<br />

- activiteiten<br />

kinderen groep<br />

groep 1<br />

werkplan<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

De opvoedingsomgeving wordt gekenmerkt<br />

door vrije tijd en spontaniteit. De behoefte<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen om de wereld zelf te<br />

ontdekken wordt erg serieus genomen.<br />

Juist door de motivatie en belangstelling<br />

<strong>van</strong> het jonge kind de ruimte te geven, lijkt<br />

het optreden <strong>van</strong> exploratief, vasthoudend<br />

en flexibel gedrag gestimuleerd te worden.<br />

Hierdoor wordt de kans op succes in<br />

verschillende situaties groter3 .<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> het kind wordt sterk<br />

beïnvloed door de culturele omgeving4 .<br />

De kinderen verblijven in <strong>een</strong> groep, die<br />

wordt beschouwd als speel- of leefgem<strong>een</strong>schap.<br />

<strong>Het</strong> samen spelen en samen leven<br />

krijgt veel nadruk. De opvoeding is gericht<br />

op de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind als persoon<br />

én als goed lid <strong>van</strong> de groep.<br />

In <strong>een</strong> kindercentrum wordt de sfeer in<br />

<strong>een</strong> groep voor <strong>een</strong> deel bepaald door de<br />

kinderen die hier deel <strong>van</strong> uitmaken. Bestaat<br />

de groep uit veel temperamentvolle<br />

kinderen, dan zullen de kinderen andere<br />

ervaringen opdoen, dan wanneer de groep<br />

bestaat uit veel gelijkgestemde en rustige<br />

kinderen. De behoeften <strong>van</strong> de geplaatste<br />

kinderen beïnvloeden ook de draagkracht en<br />

initiatieven <strong>van</strong> de beroepsopvoeders. In <strong>een</strong><br />

temperamentvolle groep zullen zij minder<br />

geneigd zijn nog <strong>een</strong> druk kind op te nemen.<br />

De beroepsopvoeders zullen zich al snel uitgedaagd<br />

voelen tot het realiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

aanpak die meer rust in de groep brengt.<br />

Niet iedere groep is gelijk. Er zijn <strong>een</strong> aantal<br />

kenmerkende verschillen tussen <strong>een</strong> gezin,<br />

<strong>een</strong> schoolklas en <strong>een</strong> kindercentrum,<br />

namelijk: de spreiding <strong>van</strong> de leeftijd <strong>van</strong> de<br />

kinderen, de groepspatronen, het aantal<br />

kinderen waar de beroepskrachten mee te<br />

maken krijgen en het doel <strong>van</strong> de pedagogische<br />

handelingen. Een gezin is meestal<br />

<strong>een</strong> hechte groep <strong>van</strong> personen<br />

die verwanten <strong>van</strong> elkaar<br />

zijn. De leeftijden <strong>van</strong><br />

de kinderen<br />

verschillen.<br />

Een gemiddeld gezin kent één of twee<br />

ouders en twee of drie kinderen. De omgang<br />

met het kind is meestal gericht op het<br />

functioneren binnen het gezinsgebeuren en<br />

het overdragen <strong>van</strong> waarden en normen.<br />

De kinderen die in <strong>een</strong> kindercentrum verblijven,<br />

zijn meestal niet met elkaar verwant.<br />

Er zijn in verhouding minder volwassenen.<br />

Daardoor is er minder tijd voor individueel<br />

contact tussen opvoeder en kind. Er zijn<br />

meer kinderen <strong>van</strong> ongeveer dezelfde leeftijd.<br />

Dit levert meer potentiële speelgenootjes op.<br />

Tegelijkertijd is de belasting <strong>van</strong> verzorgende<br />

taken in de jonge leeftijdsgroep voor de volwassenen<br />

ook groter.<br />

In <strong>een</strong> kinderdagverblijf varieert de plaatsing<br />

<strong>van</strong> kinderen tussen 1 dagdeel en 10 dagdelen<br />

per week, afhankelijk <strong>van</strong> de behoefte<br />

<strong>van</strong> de ouders. Er wordt gewerkt met teams.<br />

De beroepskrachten moeten meer kinderen<br />

leren kennen. Er is g<strong>een</strong> sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

vaste groep, maar eerder <strong>van</strong> per dagdeel<br />

wisselende groepspatronen (‘subsystemen’).<br />

Per dagdeel kunnen daardoor de<br />

omgangspatronen<br />

tussen de kinderen en<br />

daarmee het pedagogisch<br />

klimaat<br />

verschillen.<br />

<strong>Het</strong> is moeilijker<br />

te achterhalen<br />

welke situatie,<br />

welke<br />

omgevingsfactoren<br />

precies het<br />

gedrag <strong>van</strong> de<br />

kinderen beïnvloedt.<br />

<strong>Het</strong><br />

gedrag <strong>van</strong> het kind<br />

kan er per dagdeel<br />

anders uitzien,<br />

waardoor de visie<br />

12<br />

<strong>van</strong> twee beroepskrachten op hetzelfde kind<br />

ook kan verschillen.<br />

Er kan in <strong>een</strong> kinderdagverblijf niet altijd<br />

gesproken worden <strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘groep’. Dit in<br />

tegenstelling tot <strong>een</strong> schoolklas.Wanneer de<br />

wisseling <strong>van</strong> kinderen in <strong>een</strong> groepsruimte<br />

erg groot is, kan niet altijd meer gesproken<br />

worden <strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘groep’. In <strong>een</strong> positieve<br />

groep ervaren de leden gezamenlijkheid,<br />

streven de leden gezamenlijke doelen na,<br />

heeft ieder lid <strong>een</strong> eigen positieve plek en<br />

krijgt ieder groepslid ruimte voor individuele<br />

ontwikkeling.<br />

3 Riksen-Walraven, M., in A. Harpman en<br />

L.Tavecchio, red. (1996), Opvoeding als<br />

evenwichtskunst. Stichting <strong>Het</strong> Kind<br />

in de buurt Nederland, Groningen.<br />

4 Harris, J. (1999), <strong>Het</strong> misverstand<br />

opvoeding. Uitgeverij Contact Amsterdam.


Van <strong>een</strong> ‘groep’ is volgens Van Duinen<br />

(1984) in de kinderop<strong>van</strong>g sprake als aan<br />

<strong>een</strong> aantal voorwaarden wordt voldaan:<br />

• De groepsleden kennen elkaar. Niet<br />

all<strong>een</strong> bij naam, maar ze kennen ook<br />

elkaars eigenschappen.<br />

• Er is weinig of g<strong>een</strong> subgroepsvorming.<br />

• De groepsleden ervaren <strong>een</strong> wij-gevoel.<br />

• Aanwezigheid in de groep biedt veiligheid.<br />

De veiligheid hoeft niet <strong>van</strong> de<br />

beroepsopvoeders te komen.<br />

• De onafhankelijkheid <strong>van</strong> volwassenen<br />

wordt gestimuleerd.<br />

• Elkaar helpen, troosten, etcetera wordt<br />

bevorderd.<br />

• Afzijdig zijn komt weinig voor.<br />

Zijn deze kenmerken niet aanwezig, dan is<br />

volgens haar eerder sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> massa,<br />

dat wil zeggen <strong>een</strong> verzameling op zichzelf<br />

gerichte persoontjes in dezelfde groepsruimte.<br />

Kinderen en beroepsopvoeders<br />

kennen elkaar in deze situatie minder goed.<br />

<strong>Het</strong> gedrag <strong>van</strong> de kinderen is minder voorspelbaar.<br />

De veiligheid moet vooral <strong>van</strong>uit<br />

de beroepsopvoeders , de gekozen<br />

programmastructuur en door beroepsopvoeders<br />

gehanteerde regels komen.<br />

In <strong>een</strong> schoolklas komen dagelijks dezelfde<br />

kinderen <strong>van</strong> ongeveer dezelfde leeftijd en<br />

in ongeveer dezelfde ontwikkelingsfase.<br />

Alle kinderen zijn gericht op hetzelfde doel:<br />

leren. De leerkracht leert de kinderen in<br />

deze samenstelling en met haar specifieke<br />

omgangspatronen goed kennen. De ‘groep’<br />

gaat in dezelfde samenstelling vaak over<br />

naar het volgende leerjaar.<br />

Ook in peuterspeelzalen zijn de groepen<br />

redelijk stabiel. De meeste kinderen komen<br />

en gaan op dezelfde tijden. Er wordt meestal<br />

gewerkt met vaste groepen, zodat<br />

dezelfde kinderen op dezelfde dagdelen<br />

de speelzaal bezoeken. All<strong>een</strong> verhuizingen,<br />

het vertrek naar de basisschool, nieuwe<br />

plaatsingen en ziekte veroorzaken<br />

wijzigingen in de groepssamenstelling.<br />

Meestal is er <strong>een</strong> vaste betaalde beroepskracht<br />

op de groep, ondersteund door <strong>een</strong><br />

tweede volwassene. Dit kan <strong>een</strong> ouder zijn,<br />

<strong>een</strong> vrijwilliger of <strong>een</strong> betaalde kracht.<br />

De kinderen in voorzieningen voor kinderop<strong>van</strong>g<br />

kunnen variëren in leeftijd <strong>van</strong> 0 tot<br />

4 jaar, <strong>van</strong> 2 tot 4 jaar of <strong>van</strong> 4 tot 12 jaar.<br />

De ontwikkelingsfase <strong>van</strong> deze kinderen<br />

verschilt en daarmee hun belangstelling,<br />

hun behoefte aan contact met andere<br />

kinderen en volwassenen. De beroepskrachten<br />

moeten inspelen op veel<br />

verschillen tussen kinderen. De beroepskrachten<br />

zijn daardoor genoodzaakt<br />

in hun activiteitenplanning erg te<br />

differentiëren.<br />

Dat betekent het verwerken <strong>van</strong> informatie<br />

uit <strong>een</strong> zeer dynamische situatie. Een<br />

situatie met grote verscheidenheid aan<br />

individuele activiteiten, activiteiten in subgroepjes<br />

en activiteiten in de grote groep,<br />

aangestuurd door wisselende opvoeders.<br />

Door de spreiding <strong>van</strong> aandacht die dit <strong>van</strong><br />

de beroepskrachten vraagt, zal weinig<br />

ruimte en tijd overblijven om ‘op afstand’<br />

kinderen rustig te gaan observeren.<br />

Veel informatie over de kinderen zal al<br />

pratend, spelend en werkend met de<br />

kinderen in de hoofden <strong>van</strong> de beroepskrachten<br />

moeten worden opgeslagen.<br />

Deze beeldvorming is situatiespecifiek.<br />

<strong>Het</strong> is moeilijker voor de individuele opvoeder<br />

om hieruit voor ieder kind waarmee<br />

wordt gewerkt <strong>een</strong> ‘ontwikkelingslijn’ te<br />

halen. De hulpmiddelen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

zullen rekening moeten houden<br />

met deze situatie en het liefst <strong>een</strong><br />

praktische werkwijze moeten bieden om<br />

de belangrijke dagelijkse ervaringen met<br />

kinderen in de verschillende situaties te<br />

registreren. Daarnaast zullen er vormen <strong>van</strong><br />

overleg moeten zijn om beroepsopvoeders<br />

in staat te stellen afspraken te maken over<br />

het verzamelen <strong>van</strong> de informatie die nodig<br />

is, om informatie uit specifieke situaties in<br />

goede samenwerking te verbinden tot <strong>een</strong><br />

betrouwbaar beeld over het functioneren<br />

<strong>van</strong> het kind in de speel- of leefsituatie.<br />

Hoe meer er sprake is <strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘massa’<br />

kinderen, hoe meer eisen moeten worden<br />

gesteld aan <strong>een</strong> goed georganiseerde en<br />

duidelijk gestructureerde informatieoverdracht<br />

tussen de beroepsopvoeders.<br />

13<br />

1.4.3 Te onderscheiden<br />

op<strong>van</strong>gfasen<br />

Hoe het kind zich in de op<strong>van</strong>gsituatie voelt,<br />

zal afhangen <strong>van</strong> verschillende factoren.<br />

Is het kind juist geplaatst? Passen de aard<br />

en de mogelijkheden <strong>van</strong> dit kind bij de<br />

sfeer in de leefgroep? Hoe lang komt dit<br />

kind al naar deze groep? Met deze<br />

verschillende omstandigheden zal tijdens<br />

de evaluatie rekening gehouden moeten<br />

worden. Voor beslissingen over plaatsing,<br />

de speciale aandacht tijdens de gewenningsperiode<br />

en overplaatsing is specifieke<br />

informatie nodig. Al in 1993 is daarom<br />

gezocht naar te onderscheiden en herkenbare<br />

stappen in de dienstverlening;<br />

momenten in het primaire proces die <strong>een</strong><br />

specifiek karakter dragen en daardoor ook<br />

<strong>een</strong> eigen inhoud voor de informatie uitwisseling<br />

legitimeren.<br />

Vanuit opvoedkundig perspectief is gekozen<br />

voor de volgende indeling:<br />

• aanmelden en kennismaken;<br />

• plaatsing;<br />

• gewenning;<br />

• op<strong>van</strong>g en<br />

• afscheid (stopzetting op<strong>van</strong>g,<br />

overplaatsing, overgang naar<br />

BSO/schoolsituatie).<br />

Aanmelden en kennismaken<br />

De kennismakingsfase duurt <strong>van</strong>af het<br />

moment dat ouders (en kind ) informatie<br />

vragen tot en met de aanmeldingsprocedure<br />

in de organisatie. Doel <strong>van</strong> de<br />

kennismaking is het verkennen <strong>van</strong> elkaars<br />

mogelijkheden en beperkingen, zodat kan<br />

worden besloten of <strong>een</strong> wederzijdse relatie<br />

wordt aangegaan. Ouders, kind en kindercentrum<br />

of gastgezin wisselen informatie<br />

uit om na te gaan of het kind <strong>een</strong> geschikte<br />

op<strong>van</strong>gsituatie kan worden geboden en of<br />

ouders en beroepsopvoeders voldoende<br />

vertrouwen in elkaar hebben om de opvoeding<br />

met elkaar te kunnen delen. Ouders<br />

geven aan wat het kind volgens hen nodig<br />

heeft en wat zij belangrijk vinden in de<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

omgang met hun kind. <strong>Het</strong> kindercentrum of<br />

het gastgezin krijgt feitelijke informatie over<br />

het kind en het gezin. De ouders worden<br />

geïnformeerd over het pedagogisch handelen<br />

en andere dienstverleningsvoorwaarden.<br />

Wederzijdse verwachtingen over de samenwerking<br />

worden uitgesproken. Deze fase<br />

wordt beëindigd met de beslissing of <strong>een</strong><br />

kind in principe de gewenste op<strong>van</strong>g kan<br />

worden geboden.<br />

Plaatsing<br />

De plaatsingsperiode betreft de besluitvormingsprocedure<br />

rond het plaatsen <strong>van</strong><br />

het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie, bijvoorbeeld de<br />

babygroep, de peutergroep, of juist <strong>een</strong><br />

verticale groep, of de definitieve keuze voor<br />

<strong>een</strong> gastgezin. Doel <strong>van</strong> de plaatsingsprocedure<br />

is het vinden <strong>van</strong> de best passende<br />

op<strong>van</strong>gsituatie voor het kind dat is aangemeld<br />

of wordt overgeplaatst. De specifieke<br />

behoeften <strong>van</strong> de ouders en kind worden<br />

daartoe gelegd naast de mogelijkheden<br />

binnen de leefgroepen en gastgezin(nen).<br />

De fase wordt afgesloten met de beslissing<br />

in welke groep het kind <strong>van</strong>af welke datum<br />

wordt geplaatst. Meestal is dat <strong>een</strong> plaatsing<br />

met <strong>een</strong> proefperiode.<br />

Theoretisch kan er <strong>een</strong> aanzienlijke periode<br />

zitten tussen het aanmelden <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind en<br />

de werkelijke plaatsing in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

Dit kan komen doordat er <strong>een</strong> lange wachtlijst<br />

gehanteerd wordt, of doordat er g<strong>een</strong><br />

plaats is in de groep waar het kind het best<br />

in past. In de praktijk kunnen de perioden<br />

kennismaken en plaatsing elkaar ook voor<br />

<strong>een</strong> deel overlappen.<br />

Gewenningsperiode<br />

De gewenningsperiode is bedoeld om het<br />

kind aan de leefgroep/beroepsopvoeders en<br />

de leefgroep/beroepsopvoeders aan het kind<br />

te laten wennen. <strong>Het</strong> betreft <strong>een</strong> periode <strong>van</strong><br />

wederzijdse aanpassing. Daarnaast is de<br />

gewenningsperiode tegelijkertijd de proefperiode.<br />

Onderzocht wordt of de beoogde<br />

plaatsing ook op langere termijn <strong>een</strong> succesvolle<br />

plaatsing kan zijn.<br />

Als het kind voor het eerst naar de kinderop<strong>van</strong>g<br />

gaat betekent dat ook <strong>een</strong> belangrijke<br />

verandering voor de ouders. De opvoeding<br />

zal met anderen gedeeld moeten worden.<br />

De ouders moeten ondervinden dat het kind<br />

met <strong>een</strong> gerust hart aan de beroepsopvoeders<br />

kan worden toevertrouwd. Steeds<br />

meer ouders maken gebruik <strong>van</strong> kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Toch wordt dit maatschappelijk nog<br />

niet altijd als <strong>een</strong> <strong>van</strong>zelfsprekende keuze<br />

aanvaard. Schuldgevoelens kunnen<br />

gemakkelijk ontstaan en zijn <strong>een</strong> belangrijke<br />

risicofactor gebleken voor het ontstaan <strong>van</strong><br />

ontwikkelings- en opvoedingsproblemen in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g. Daarom is ook aandacht<br />

nodig voor het aanpassingsproces <strong>van</strong> de<br />

ouders zelf. De gewenningsperiode begint bij<br />

het eerste verblijf in de nieuwe op<strong>van</strong>gsituatie<br />

en eindigt op het moment dat<br />

ouders, beroepsopvoeders en eventueel<br />

kind, menen dat ieder zich voldoende aan<br />

de nieuwe situatie heeft kunnen aanpassen.<br />

De gewenningsperiode eindigt ook als<br />

besloten wordt voortzetting <strong>van</strong> deze plaatsing<br />

voor het kind en/of de groep ongewenst<br />

is. In de laatste situatie ontstaat er <strong>een</strong><br />

nieuwe (over)plaatsingsfase of <strong>een</strong> afscheidsfase.<br />

In de regel wordt voorhet wennen <strong>een</strong><br />

periode <strong>van</strong> 2 à 3 maanden<br />

aangehouden. We zien in de praktijk dat<br />

binnen de gewenningsperiode nog <strong>een</strong> overgangsfase<br />

wordt onderscheiden. Hiermee<br />

wordt <strong>een</strong> periode <strong>van</strong> meestal circa 6<br />

weken bedoeld waarin actief aandacht wordt<br />

besteed aan (het wennen aan) de nieuwe<br />

op<strong>van</strong>gsituatie. Aan ouders kan worden<br />

gevraagd <strong>een</strong> aantal dagdelen samen met<br />

het kind aanwezig te zijn.<br />

De aanwezigheid <strong>van</strong> de ouders wordt dan<br />

volgens <strong>een</strong> schema afgebouwd.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> hulpmiddelen, zoals<br />

het plaatsingsformulier of <strong>een</strong> lijstje met<br />

individuele zorgafspraken kan door de<br />

beroepsopvoeders worden geobserveerd of<br />

het kind <strong>een</strong> tevreden indruk maakt en hoe<br />

het kind in de leefgroep functioneert.<br />

De bevindingen worden op afgesproken<br />

momenten met de ouders uitgewisseld.<br />

In ieder geval wordt deze fase afgesloten<br />

met <strong>een</strong> kindbespreking en <strong>een</strong> formeel<br />

oudergesprek. Individuele zorgafspraken<br />

worden dan geëvalueerd, en zo nodig bijgesteld.<br />

Deze afspraken worden meestal<br />

opgenomen in <strong>een</strong> kinddossier.<br />

14<br />

Op<strong>van</strong>g<br />

Nadat de gewenningsperiode formeel is afgesloten<br />

gaat <strong>een</strong> periode in met <strong>een</strong> zekere<br />

routine, welke voor beroepsopvoeders,<br />

ouders en kind ook herkenbaar is. Beroepsopvoeders,<br />

ouders en kinderen zijn meer<br />

met elkaar vertrouwd geraakt.<br />

De afstemming tussen ouders en beroepsopvoeders<br />

heeft <strong>een</strong> bepaalde vorm<br />

gekregen.<br />

Doel <strong>van</strong> de informatie-uitwisseling tussen<br />

beroepsopvoeders en ouders is in ieder geval<br />

na te gaan of de op<strong>van</strong>g blijft aansluiten bij<br />

de (ontwikkelings)behoeften <strong>van</strong> het kind en<br />

de opvoedingswensen <strong>van</strong> de ouders.<br />

De kindgegevens worden meestal bewaard<br />

in het kinddossier. Hiervoor is de wet<br />

Bescherming Persoonsgegevens <strong>van</strong><br />

toepassing. Veel kindercentra hebben <strong>een</strong><br />

privacyreglement opgesteld, waarin staat<br />

beschreven op welke wijze de organisatie<br />

met deze gegevens omgaat.<br />

In deze fase is voortdurend<br />

aandacht voor informatieuitwisseling<br />

tussen<br />

beroepsopvoeders en met<br />

de ouders over de leefgroep<br />

en de wijze waarop het kind<br />

in de groep functioneert.<br />

In de op<strong>van</strong>gsituatie wordt<br />

daartoe meestal ook gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> hulpmiddelen<br />

voor het observeren en<br />

registreren <strong>van</strong> kindgedrag en<br />

groepsgegevens. Met behulp<br />

<strong>van</strong> de dagelijkse haal- en brengmomenten<br />

en via geplande<br />

formele oudergesprekken<br />

wordt de op<strong>van</strong>g aangepast<br />

aan de ontwikkelingen <strong>van</strong> het<br />

kind en de afspraken met de<br />

ouders. De uitwisseling tussen<br />

ouders en beroepskrachten is in<br />

de praktijk intensiever bij de op<strong>van</strong>g<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen dan bij oudere<br />

kinderen die de buitenschoolse<br />

op<strong>van</strong>g bezoeken.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


Afscheid<br />

Kinderop<strong>van</strong>g is <strong>een</strong> tijdelijke ver<strong>van</strong>gende<br />

opvoedingssituatie. Er komt dan ook <strong>een</strong><br />

moment, waarop de ouder en het kind<br />

afscheid moeten nemen <strong>van</strong> de beroepsopvoeders<br />

en de groep. Ook tijdens de<br />

op<strong>van</strong>gperiode kan het gebeuren dat het kind<br />

afscheid moet nemen <strong>van</strong> speelgenootjes,<br />

doordat het kind moet worden overgeplaatst<br />

naar <strong>een</strong> andere groep. Doel <strong>van</strong> deze<br />

periode is ouders en kind te begeleiden<br />

bij het afbouwen <strong>van</strong> relaties en het voorbereiden<br />

op de nieuwe situatie. Wordt het<br />

kind overgeplaatst, dan wordt deze periode<br />

gevolgd door <strong>een</strong> nieuwe plaatsings- en<br />

wenperiode. Betreft het de overgang naar<br />

het basisonderwijs, dan worden de daarvoor<br />

afgesproken procedures voor aanmelding<br />

en overdracht <strong>van</strong> gegevens gevolgd.<br />

1.4.4 Professionaliseren:<br />

systematisch werken<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> heeft vooral tot<br />

doel <strong>een</strong> goede beeldvorming over het<br />

functioneren <strong>van</strong> de geplaatste kinderen in<br />

de op<strong>van</strong>gsituatie tot stand te brengen.<br />

Daarmee is het <strong>kindvolgsysteem</strong> vooral <strong>een</strong><br />

evaluatie-instrument. De beroepsopvoeders<br />

willen weten welke effecten de op<strong>van</strong>gsituatie<br />

heeft op het kind. <strong>Het</strong> laat zien<br />

hoeveel pret het kind beleeft, hoe de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind vooruit is gegaan,<br />

wat het kind wel leuk vindt aan stimulansen<br />

en wat niet, waar het kind zelf goed in is<br />

en waar het kind wat meer steun bij nodig<br />

heeft. In die zin is het <strong>kindvolgsysteem</strong> zowel<br />

<strong>een</strong> oordeel over het kind, als over<br />

de gewenste omgeving voor het kind.<br />

In het begrip ‘<strong>kindvolgsysteem</strong>’ kunnen<br />

we drie woorden onderscheiden, die elk<br />

hun eigen betekenis hebben:<br />

• kind: <strong>een</strong> uniek persoon-in-wording;<br />

• volgen: volle aandacht schenken aan<br />

iets en iets begrijpen;<br />

• systeem: <strong>een</strong> doelmatig geordend<br />

samenhangend geheel <strong>van</strong> bij<strong>een</strong><br />

behorende dingen en hun onderdelen.<br />

Een compleet <strong>kindvolgsysteem</strong> is <strong>een</strong><br />

systematische werkwijze. De inhoud,<br />

hulpmiddelen en activiteiten <strong>van</strong> het<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> sluiten logisch op elkaar<br />

aan, zodat doelgericht naar kinderen<br />

wordt gekeken. Vervolgens wordt de<br />

verkregen informatie ook doelgericht<br />

geëvalueerd. Systematisch werken kan<br />

bijvoorbeeld door het invoeren <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

bestaande observatiemethode, zoals<br />

Piramide (CITO) of het Instrument<br />

Welbevinden (NIZW). Ook is het mogelijk<br />

<strong>een</strong> eigen observatieplan te beschrijven,<br />

passend binnen het eigen pedagogisch<br />

kader <strong>van</strong> de instelling.<br />

HKZ-certificering<br />

Wanneer de organisatie <strong>een</strong> kwaliteitssysteem<br />

heeft, is het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

altijd <strong>een</strong> logisch onderdeel <strong>van</strong> dit<br />

kwaliteitssysteem. In het kwaliteitsstelsel<br />

kinderop<strong>van</strong>g zijn onderdelen <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

te vinden in het certificeringsschema<br />

(HKZ). In dit schema is <strong>een</strong><br />

aantal normen geformuleerd waar <strong>een</strong><br />

gecertificeerde instelling aan moet voldoen.<br />

Dit schema eist dat het ‘welbevinden’ <strong>van</strong><br />

individuele kinderen jaarlijks wordt gemeten.<br />

De organisatie zal moeten aangeven wat zij<br />

onder welbevinden verstaat en op welke<br />

wijze zij dit welbevinden evalueert.<br />

Een organisatie mag tijdens haar geplande<br />

kindbesprekingen evalueren of bepaalde<br />

kenmerken <strong>van</strong> welbevinden aanwezig zijn.<br />

Ook kan zij besluiten jaarlijks alle kinderen<br />

te scr<strong>een</strong>en op kenmerken <strong>van</strong> ‘nietwelbevinden’.<br />

Er is dus (nog) g<strong>een</strong><br />

verplichting gebruik te maken <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

specifieke methode voor het meten <strong>van</strong><br />

welbevinden. <strong>Het</strong> HKZ-certificeringsschema<br />

maakt onderscheid tussen het primair proces<br />

en de randvoorwaarden die nodig zijn om dit<br />

proces goed uit te voeren. <strong>Het</strong> primair proces<br />

wordt onderscheiden in drie rubrieken:<br />

• intake/indicatie;<br />

• uitvoering en<br />

• evaluatie/nazorg.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> valt als werkwijze in de<br />

derde rubriek, ook al geeft de werkwijze richtlijnen<br />

voor het handelen in de eerste en<br />

tweede rubriek. <strong>Het</strong> is aan de instelling om<br />

te <strong>kiezen</strong> welke onderdelen <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

in welke rubriek worden uitgewerkt.<br />

Wel is het zaak in de tekst goed aan<br />

te geven waar welk onderdeel is uitgewerkt.<br />

Een belangrijk aandachtspunt bij certificering<br />

is de verantwoording die wordt afgelegd over<br />

de keuze <strong>van</strong> de werkwijze.<br />

In het HKZ-certificeringsschema is helder<br />

beschreven hoe de activiteiten rond het<br />

volgen <strong>van</strong> kinderen samenhangen met<br />

andere activiteiten in de organisatie.<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> andere activiteiten zijn:<br />

pedagogisch handelen, documenteren, kindbesprekingen,<br />

teamoverleg, deskundigheidsbevordering<br />

en oudercontacten.<br />

15 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

1.5 Beoordelen <strong>van</strong><br />

het functioneren<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> biedt <strong>een</strong> indruk <strong>van</strong><br />

het functioneren <strong>van</strong> het kind in de speel- of<br />

leefsituatie in het kindercentrum. Dit oordeel<br />

kan worden beschouwd als <strong>een</strong> ‘diagnose<br />

<strong>van</strong> de op<strong>van</strong>gsituatie’. <strong>Het</strong> woord ‘diagnose’<br />

wordt hier bewust genoemd, omdat deze<br />

term in de methode Ze laten je het zien,<br />

ze laten je het horen wordt gebruikt.<br />

<strong>Het</strong> gebruik <strong>van</strong> dit woord roept in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

verwarring en weerstand op. Daarom<br />

wordt hier dieper in gegaan op de betekenis<br />

<strong>van</strong> het oordeel <strong>van</strong> de groepsleid(st)ers over<br />

kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Kijken met <strong>een</strong> gekleurde bril<br />

Iedere beroepsopvoeder leert in de opleiding<br />

dat ieder mens de wereld bekijkt door de<br />

eigen bril <strong>van</strong> meningen en ervaringen.<br />

Mensen en situaties worden voortdurend<br />

beoordeeld en de beoordelaar stemt zijn<br />

handelen daarop af. Helaas, zonder te<br />

oordelen kan niet responsief naar kinderen<br />

worden gereageerd. Om te weten wat <strong>een</strong><br />

kind nodig heeft, waar het kind <strong>een</strong> plezier<br />

mee gedaan kan worden, op welke wijze<br />

door de samenleving gewaardeerde vaardigheden<br />

kunnen worden overdragen, zal altijd<br />

geïnterpreteerd en daarmee ‘beoordeeld’<br />

moeten worden.<br />

Beeldvorming of diagnose?<br />

De beoordelaar vormt <strong>een</strong> ‘beeld’ <strong>van</strong> het<br />

kind. Deze beeldvorming komt tot stand door<br />

het combineren <strong>van</strong> informatie uit verschillende<br />

bronnen. Beroepsopvoeders, ouders en<br />

oudere kinderen wisselen deze informatie<br />

met elkaar uit. Er is altijd sprake <strong>van</strong> verwachtingen,<br />

inschattingen <strong>van</strong> waarden en normen.<br />

Beroepskrachten zijn er in getraind<br />

rekening te houden met deze bril. Zij leren<br />

het belang <strong>van</strong> zo objectief mogelijk naar<br />

kinderen kijken.<br />

Met behulp <strong>van</strong> deze beeldvorming kunnen<br />

beroepsopvoeders het kind <strong>een</strong> zo persoonlijk<br />

mogelijke benadering bieden. <strong>Het</strong> helpt<br />

hen te beoordelen welke omgeving het best<br />

bij het kind past. Daarnaast is goede beeldvorming<br />

<strong>van</strong> de in de groepen geplaatste<br />

kinderen <strong>van</strong> belang voor beslissingen over<br />

het wel of niet plaatsen <strong>van</strong> <strong>een</strong> nieuw kind<br />

in de groep, voor het vaststellen <strong>van</strong> het<br />

gewenste opvoedkundige klimaat en voor de<br />

te <strong>kiezen</strong> activiteiten in groepsverband.<br />

<strong>Het</strong> oordeel <strong>van</strong> de leidsters over de<br />

gewenste aanpak in de groep kan zelfs<br />

leiden tot het bijstellen <strong>van</strong> het door de<br />

organisatie vastgestelde pedagogische<br />

beleid. Een voorkeur binnen de organisatie<br />

voor <strong>een</strong> spontane en ondersteunende aanpak<br />

kan voor <strong>een</strong> bepaalde groep omslaan in<br />

<strong>een</strong> voorkeur voor <strong>een</strong> gestructureerde aanpak<br />

met veel instructiemomenten.<br />

<strong>Het</strong> beoordelen <strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong> de<br />

kinderen kan dus gevolgen hebben voor de<br />

omgang met het individuele kind, voor de<br />

gekozen programmastructuur, voor de<br />

groepsregels, voor de soort activiteiten,<br />

voor de groepssamenstelling en zelfs voor<br />

het pedagogisch beleid <strong>van</strong> de organisatie.<br />

<strong>Het</strong> is niet zo vreemd dat zulke belangrijke<br />

oordelen als ‘diagnose <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>gsituatie’<br />

worden gezien.<br />

De betekenis <strong>van</strong> het woord diagnostiek<br />

Deze ‘diagnose’ is echter <strong>een</strong> ander soort<br />

oordeel dan wat in het dagelijks leven meestal<br />

met ‘diagnose’ wordt bedoeld. We denken<br />

dan aan <strong>een</strong> etiketje, dat verklaart wat er met<br />

<strong>een</strong> kind aan de hand is. Een etiketje dat<br />

meestal <strong>een</strong> vorm <strong>van</strong> behandeling noodzakelijk<br />

maakt of recht geeft op extra zorg uitgevoerd<br />

door speciaal opgeleide hulpverleners.<br />

Er zit echter g<strong>een</strong> gebruiksrecht op het<br />

woord diagnose. <strong>Het</strong> woord diagnose kan<br />

door iedere professional gebruikt worden<br />

voor het ‘oordeel <strong>van</strong>uit het eigen vakgebied’.<br />

Dit wordt duidelijk als de betekenis <strong>van</strong> dit<br />

woord in onze taal nader wordt bestudeerd.<br />

<strong>Het</strong> woordenboek <strong>van</strong> Koenen (1996) formuleert<br />

diagnose als:‘vaststelling naar kentekenen’.<br />

Als <strong>een</strong> diagnose wordt gesteld,<br />

wordt nagegaan of de beschreven kenmerken<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaalde situatie<br />

(bijvoorbeeld: niveau kwaliteitszorg, ziekte,<br />

gedragsprobleem ) aanwezig zijn.<br />

Hulpverleners beschrijven <strong>van</strong>uit hun beroep<br />

de kenmerken <strong>van</strong> hun ‘diagnose’ in meer<br />

details, zodat de werkwijze en hun taak zo<br />

16<br />

nauwkeurig en herkenbaar mogelijk wordt.<br />

Een formulering <strong>van</strong> <strong>een</strong> orthopedagoog ziet<br />

er bijvoorbeeld als volgt uit:<br />

diagnostiek is het combineren <strong>van</strong><br />

(hoeveelheden) informatie met behulp <strong>van</strong><br />

kennis, ervaring en intuïtie door middel <strong>van</strong><br />

organisatiestrategieën gericht op het oplossen<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> problematische opvoedingssituatie<br />

(Van der Kooij, 1986).<br />

Liever ‘beeldvorming’<br />

Beroepsopvoeders in de kinderop<strong>van</strong>g herkennen<br />

zich waarschijnlijk het minst in het<br />

doel <strong>van</strong> deze werkwijze. Een peuterleidster<br />

is niet vooral bezig met het oplossen <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

problematische opvoedingssituatie. Zij is<br />

vooral gericht op het scheppen <strong>van</strong> <strong>een</strong> veilige<br />

en stimulerende speelomgeving voor de<br />

peuters. Haar ‘diagnose’ is <strong>een</strong> oordeel over<br />

de mate waarin de omgeving <strong>van</strong> de speelzaal<br />

veilig en stimulerend is voor (de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong>) de peuters. De diagnose <strong>van</strong><br />

beroepsopvoeders <strong>van</strong> <strong>een</strong> voorschoolse<br />

Piramideprogramma laat in ieder geval zien<br />

op welk niveau het kind in het programma<br />

functioneert en of de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind gedurende het jaar vooruit gaat.<br />

De dagop<strong>van</strong>g is gericht<br />

op <strong>een</strong> ‘normale’<br />

opvoeding in <strong>een</strong><br />

specifieke situatie,<br />

namelijk de<br />

op<strong>van</strong>g in <strong>een</strong><br />

ver<strong>van</strong>gend<br />

milieu. Dit milieu<br />

kan zijn <strong>een</strong> groep<br />

kinderen in <strong>een</strong><br />

kindercentrum,<br />

maar ook <strong>een</strong><br />

gekozen gast-


gezin. <strong>Het</strong> is <strong>een</strong> situatie waarin wordt<br />

samengeleefd en waarin samen wordt<br />

gespeeld. Een diagnose in de dagop<strong>van</strong>g<br />

bevat bijvoorbeeld <strong>een</strong> oordeel over het<br />

functioneren <strong>van</strong> het kind in het gastgezin,<br />

maar ook het pedagogisch klimaat in de<br />

peutergroep. In deze uitgave wordt de voorkeur<br />

gegeven voor de term ‘beeldvorming’.<br />

Deze term drukt beter uit dat er g<strong>een</strong> sprake<br />

kan zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> momentopname, maar dat<br />

het beoordelen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g <strong>een</strong> voortgaand<br />

proces is tijdens het dagelijks praten met,<br />

kijken en luisteren naar, en spelen met<br />

kinderen.<br />

1.6 De werkwijze:<br />

wel praktisch en<br />

uitvoerbaar graag!<br />

In de kinderop<strong>van</strong>g moet vooral aandacht<br />

zijn voor de omgang met de kinderen.<br />

Activiteiten op het gebied <strong>van</strong> observeren,<br />

documenteren en registreren moeten deze<br />

taak praktisch en goed werkbaar ondersteunen.<br />

Daarom moet ervoor gewaakt<br />

worden dat het systematisch registreren <strong>van</strong><br />

kindgedrag zoveel tijd en energie kost dat er<br />

weinig ruimte over blijft voor het bewust<br />

vormgeven <strong>van</strong> het samen leven en samen<br />

spelen. Dat zijn de kernactiviteiten <strong>van</strong> het<br />

beroep waarvoor is gekozen. Daar ligt de<br />

motivatie en inspiratie <strong>van</strong> de beroepsopvoeders.<br />

Dat levert hen de energie op<br />

om iedere dag weer de kinderen <strong>een</strong> plek en<br />

activiteiten te bieden waarin ze zich prettig<br />

voelen. Kinderop<strong>van</strong>g is vooral ‘vrije tijd’,<br />

‘lerend spelen’. Daarom mag het planmatig<br />

handelen niet zo de groepsactiviteiten vastleggen<br />

dat spontaniteit in de leefgroep niet<br />

meer mogelijk is. Als er na <strong>een</strong> regenperiode<br />

<strong>een</strong> zonnige dag is, en leidster en kinderen<br />

hebben zin om naar buiten te gaan,<br />

dan moet dit niet belemmerd worden<br />

door registratieverplichtingen of <strong>een</strong><br />

geplande klei-activiteit. <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

structureert de<br />

samenhang tussen pedagogisch<br />

beleid, observatieactiviteiten, checklists,<br />

rapportagevormen, kindbesprekingen en<br />

oudercontacten. De methode organiseert het<br />

systematisch werken in <strong>een</strong> dynamische situatie.<br />

Daarmee is de methode <strong>een</strong> belangrijk<br />

ondersteunend hulpmiddel voor de<br />

professional en niet méér dan dat.<br />

1.7 Een kader voor<br />

het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Vanuit <strong>een</strong> visie op kenmerken <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgsysteem<br />

en op de rol <strong>van</strong> opvoeding in voorzieningen<br />

voor kinderop<strong>van</strong>g kunnen <strong>een</strong><br />

aantal aandachtspunten en eigenschappen<br />

worden beschreven voor volgsystemen in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Een <strong>kindvolgsysteem</strong> in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

is <strong>een</strong> werkwijze om kinderen beter te<br />

leren begrijpen en adequaat op hun<br />

behoeften, mogelijkheden en beperkingen<br />

te kunnen inspelen. Centraal staat het<br />

volgen <strong>van</strong> de kinderen op vooraf met de<br />

ouders afgesproken aandachtspunten en<br />

afstemming met de ouders hierover.<br />

Deze aandachtspunten zijn gericht op<br />

de tevredenheid <strong>van</strong> de kinderen<br />

(welbevinden), op het functioneren<br />

in de groep en op signalen dat de<br />

ontwikkeling niet geheel naar wens<br />

verloopt.<br />

In deze paragraaf zal <strong>een</strong> kader worden gegeven<br />

voor de functie <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

in de kinderop<strong>van</strong>g. Kenmerken hier<strong>van</strong> zijn<br />

samengevat in figuur 1.4.<br />

De uitgangspunten voor dit kader zijn:<br />

1. <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> richt zich op<br />

het volgen <strong>van</strong> het welbevinden,<br />

het functioneren in de groep en/of de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

2. Wetgeving op de bescherming <strong>van</strong><br />

persoonsgegevens wordt daarbij<br />

toegepast.<br />

3. Ouders zijn eindverantwoordelijk en<br />

daarmee als eerste aanspreekbaar op de<br />

opvoeding <strong>van</strong> hun kind.<br />

4. Gedurende de afwezigheid <strong>van</strong> de ouders<br />

wordt deze opvoedingsverantwoordelijkheid<br />

gedeeltelijk gedelegeerd naar de<br />

beroepsopvoeders.<br />

5. Ouders en beroepsopvoeders worden<br />

beschouwd als gelijkwaardige samenwerkingspartners<br />

met gedeelde<br />

opvoedingsverantwoordelijkheid.<br />

De beroepsopvoeders beperken zich<br />

vooral tot het functioneren <strong>van</strong> het kind<br />

in de situatie in de kinderop<strong>van</strong>g;<br />

de ouders zijn verantwoordelijk voor de<br />

continuïteit voor het kind in verschillende<br />

leef- en speelsituaties.<br />

6. De werkwijze binnen het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

is doelmatig, praktisch en economisch.<br />

In dit hoofdstuk is ook <strong>een</strong> aantal eisen<br />

gesteld aan het <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

De informatie uit het <strong>kindvolgsysteem</strong> moet<br />

praktisch gebruikt kunnen worden voor<br />

besluitvorming in het kader <strong>van</strong> kwaliteitszorg<br />

in de organisatie. <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

beoogt vooral <strong>een</strong> evaluatie-instrument<br />

te zijn, zodat toetsbaar gecontroleerd kan<br />

worden of het kind zich in de kinderop<strong>van</strong>gsituatie<br />

in de gewenste richting blijft<br />

ontwikkelen. Met behulp <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

wordt <strong>een</strong> zo natuurgetrouw<br />

mogelijke schets gegeven <strong>van</strong> het totale<br />

functioneren <strong>van</strong> het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

<strong>Het</strong> kind wordt daartoe over <strong>een</strong><br />

langere periode gevolgd. Er wordt in <strong>een</strong><br />

compleet <strong>kindvolgsysteem</strong> zowel aandacht<br />

besteed aan kenmerken <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>gsituatie<br />

als aan het gedrag <strong>van</strong> het kind in<br />

deze situatie. Met het geschetste beeld <strong>van</strong><br />

het kind kunnen de beroepsopvoeders en<br />

ouders samen nagaan in hoeverre de op<strong>van</strong>g<br />

aansluit bij de behoeften en mogelijkheden<br />

<strong>van</strong> het kind en de verwachtingen <strong>van</strong> de<br />

ouders. Een vraag kan zijn of de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie voldoende<br />

wordt gestimuleerd. Aan de orde kan ook zijn<br />

welke invloed ouders thuis kunnen uitoefenen<br />

op het gedrag <strong>van</strong> het kind in de<br />

op<strong>van</strong>gvoorziening. Dit in relatie tot het<br />

pedagogisch plan <strong>van</strong> de organisatie<br />

waarover met de ouders bij aanmelding <strong>van</strong><br />

het kind is gesproken.<br />

17 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

Inhoudelijke aandachtspunten<br />

In de opvoedingssituatie <strong>van</strong> kindercentra<br />

kunnen de volgende aandachtspunten<br />

worden onderscheiden:<br />

• het kind met zijn ervaringen, mogelijkheden<br />

en beperkingen;<br />

• de beroepsopvoeders met hun<br />

geschiedenis, opvoedingsstijl, interesses<br />

en grenzen aan draagkracht;<br />

• de wijze waarop de kinderen met elkaar<br />

omgaan en de interactie tussen beroepsopvoeders<br />

en kinderen vorm krijgt.<br />

<strong>Het</strong> betreft bijvoorbeeld ook kenmerken<br />

<strong>van</strong> de leefgroep, zoals gezamenlijkheid,<br />

subgroepsvorming, ruimte voor anderszijn;<br />

• de fysieke ruimte waarin de kinderen<br />

verblijven met als aandachtspunten:<br />

de uitstraling <strong>van</strong> het gebouw, de inrichting,<br />

de aankleding <strong>van</strong> de ruimte en<br />

de beschikbaarheid <strong>van</strong> materiaal;<br />

• de pedagogische visie waarvoor de<br />

organisatie heeft gekozen, welke zichtbaar<br />

wordt in de wijze waarop de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> de kinderen wordt gestimuleerd,<br />

de culturele waarden en normen die<br />

impliciet en expliciet aan de kinderen<br />

worden overgedragen en de wijze waarop<br />

de leefgem<strong>een</strong>schap <strong>van</strong> het kindercentrum<br />

vorm geeft aan haar<br />

relatie met de bredere samenleving.<br />

Naast invloeden uit het kindercentrum doen<br />

kinderen in de thuissituatie allerlei ervaringen<br />

op. Deze ervaringen kunnen doorwerken in<br />

het gedrag <strong>van</strong> het kind in het kindercentrum<br />

of gastgezin. <strong>Het</strong> zal duidelijk zijn dat het<br />

vaak niet <strong>een</strong>voudig is om vast te stellen wat<br />

precies de oorzaak is <strong>van</strong> het kindgedrag.<br />

Wij <strong>kiezen</strong> voor <strong>een</strong> optimistische invalshoek.<br />

We gaan er <strong>van</strong> uit is dat wat de oorzaak<br />

ook is, het kind altijd zal profiteren <strong>van</strong><br />

positieve en stimulerende interacties die het<br />

in de op<strong>van</strong>gsituatie ervaart. <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

zal daarvoor de belangrijkste<br />

factoren in beeld moeten brengen.<br />

18<br />

Drie invalshoeken<br />

Laevers (1994) onderscheidt drie invalshoeken<br />

voor het in kaart brengen <strong>van</strong> de<br />

pedagogische situatie:<br />

• <strong>Het</strong> kijken naar effecten <strong>van</strong> het aanbod.<br />

De aandacht is gericht op het ontwikkelingsresultaat<br />

bij het kind, bijvoorbeeld de<br />

taalvaardigheid. <strong>Het</strong> gedrag <strong>van</strong> het kind<br />

wordt gezien als direct gevolg <strong>van</strong> de<br />

invloed <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het kindercentrum.<br />

Daarom worden dit ‘effectvariabelen’<br />

genoemd. <strong>Het</strong> ontwikkelingsniveau<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen is echter<br />

moeilijk betrouwbaar en valide te meten.<br />

Jonge kinderen ontwikkelen zich erg<br />

verschillend en vaak verloopt de<br />

ontwikkeling sprongsgewijs. Soms is <strong>een</strong><br />

positieve invloed pas na vele jaren volgen<br />

in het gedrag <strong>van</strong> het kind zichtbaar.<br />

• <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> het speel- en leer<br />

proces. De inspanning is gericht op het<br />

observeren <strong>van</strong> waar het kind mee bezig is<br />

en hoe het reageert op het aanbod <strong>van</strong> het<br />

kindercentrum. De aandacht gaat uit naar<br />

het proces waarin het kind zich bevindt.<br />

De wijze waarop het kind bezig is en<br />

reageert, wordt gezien als signaal hoe het<br />

kind zich ontwikkelt en hoe het zich voelt.<br />

Dit noemt Laevers de ‘procesvariabelen’.<br />

Geobserveerd wordt bijvoorbeeld<br />

hoe intensief het kind speelt<br />

(betrokkenheid).<br />

• Evalueren <strong>van</strong> kenmerken in het<br />

aanbod <strong>van</strong> het kindercentrum, zoals<br />

de responsiviteit <strong>van</strong> de leidster.<br />

Verondersteld wordt dat deze kenmerken<br />

direct <strong>van</strong> invloed zijn op het<br />

welbevinden en de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind. Dit worden de ‘aanbodvariabelen’<br />

genoemd. <strong>Het</strong> all<strong>een</strong> meten <strong>van</strong> kenmerken<br />

in het aanbod geeft echter g<strong>een</strong><br />

garantie dat het kind zich prettig voelt en<br />

dat de ontwikkeling naar wens verloopt<br />

<strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

richt zich vooral op de eerste twee invalshoeken.<br />

De derde invalshoek kan aanvullend<br />

worden ingezet om oplossingen te vinden<br />

voor signalen dat het kind en/of de groep niet<br />

naar wens functioneert.


Te verwachten resultaten<br />

Een compleet <strong>kindvolgsysteem</strong> signaleert:<br />

• knelpunten rond het functioneren <strong>van</strong> de<br />

kinderen;<br />

• (on)tevredenheid <strong>van</strong> kind en opvoeders;<br />

• of <strong>een</strong> kind in de goede groep is geplaatst;<br />

• of het groepsprogramma, ofwel werkplan,<br />

nog aansluit bij de kinderen die de groepsruimte<br />

bezoeken;<br />

• of het pedagogisch beleid <strong>van</strong> het kinder<br />

centrum of gastgezin nog aansluit bij het<br />

gewenste opvoeden <strong>van</strong> de ouders,<br />

• of het pedagogisch handelen nog aansluit<br />

bij de maatschappelijke verwachtingen ten<br />

aanzien <strong>van</strong> opvoeding <strong>van</strong> jonge kinderen<br />

in organisaties voor kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Figuur 1.4 Schematische weergave<br />

raamwerk <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

(Bijlsma, 1996)<br />

Kindvolgsysteem<br />

(KVS)<br />

Kind<br />

Ouder/Beroepsopvoeder<br />

Groep/gezin<br />

Organisatie<br />

Opvoeding<br />

Bij <strong>een</strong> compleet <strong>kindvolgsysteem</strong> horen:<br />

• het vastleggen <strong>van</strong> de werkwijze voor<br />

het plannen, evalueren en documenteren<br />

<strong>van</strong> het pedagogisch handelen in de<br />

organisatie (de beleidscyclus);<br />

• <strong>een</strong> pedagogisch beleidsplan en <strong>een</strong><br />

activiteitenplan ofwel werkplan en<br />

werkinstructies op de groep;<br />

• het vastleggen <strong>van</strong> afspraken over en<br />

criteria voor het plaatsen, volgen en<br />

bespreken <strong>van</strong> individuele kinderen;<br />

• hulpmiddelen om de informatie te<br />

verzamelen, te registreren, te ordenen en<br />

conform de afgesproken aandachtspunten<br />

te evalueren;<br />

• protocollen voor het signaleren <strong>van</strong> risico’s<br />

en problemen in de opvoeding en<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de geplaatste kinderen;<br />

Handelen (beroeps-)<br />

opvoeders is - aansluitend bij<br />

mogelijkheden en<br />

beperkingen <strong>van</strong> het kind -<br />

tenminste gericht op de<br />

stimulering <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling richting<br />

persoon en goed lid <strong>van</strong><br />

de gem<strong>een</strong>schap.<br />

Afstemmen opvoedingsdoelen<br />

<strong>van</strong> de ouders met<br />

geldende normen in het<br />

kindercentrum of bij de<br />

gastouder.<br />

Aansluiten groepsnormen bij<br />

de concrete mogelijkheden<br />

en beperkingen <strong>van</strong> de<br />

geplaatste kinderen en bij het<br />

pedagogische beleidsplan<br />

<strong>van</strong> de instelling.<br />

Realiseren <strong>van</strong> voorwaarden<br />

waarbinnen voor de samenleving,<br />

ouders en kind op<br />

goede manier kan worden<br />

opgevoed.<br />

Doel KVS<br />

Zicht houden op: welzijn kind<br />

(welbevinden en functioneren<br />

in de op<strong>van</strong>gsituatie).<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> het kind.<br />

Over<strong>een</strong>stemming met<br />

ouders over de wijze waarop<br />

het kind functioneert en<br />

waarop met het kind wordt<br />

omgegaan.<br />

Continue afstemming <strong>van</strong><br />

de groepsnormen met de<br />

concrete behoeften <strong>van</strong> de<br />

geplaatste kinderen. Tijdig<br />

bijstellen <strong>van</strong> het beleid op<br />

instellingsniveau.<br />

Kwaliteitstoetsing door<br />

systematische werkwijze.<br />

• ouderbeleid met betrekking tot het<br />

vormgeven <strong>van</strong> het ‘samen opvoeden’<br />

voor het individuele kind in de op<strong>van</strong>gsituatie;<br />

• regels voor het omgaan met persoonsgegevens<br />

<strong>van</strong> kind en gezin;<br />

• afspraken over de overdracht <strong>van</strong><br />

informatie over de kinderen en het gezin<br />

bij vormen <strong>van</strong> samenwerking met<br />

onderwijs, hulpverlening en andere lokale<br />

voorzieningen voor jeugdigen.<br />

De inhouden, stappenplannen en beslissingscriteria<br />

moeten consistent zijn. Als we bijvoorbeeld<br />

het functioneren <strong>van</strong> individuele<br />

kinderen als speelgenoot in de groep willen<br />

observeren, is het niet voldoende om <strong>een</strong><br />

observatielijst voor het in kaart brengen <strong>van</strong><br />

KVS maakt zichtbaar<br />

(meet)<br />

Uiting <strong>van</strong> tevredenheid,<br />

onvrede en (dis)functioneren<br />

in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

Signalen over <strong>van</strong> de norm<br />

afwijkende ontwikkeling.<br />

(On)gerustheid opvoeders.<br />

Verschil <strong>van</strong> mening over<br />

aanpak tussen beroepsopvoeders<br />

en ouders.<br />

Of het kind ‘juist’ geplaatst is,<br />

of het groepsprogramma nog<br />

past bij de geplaatste kinderen,<br />

of het beleid <strong>van</strong> de organisatie<br />

(nog) aansluit bij het<br />

gewenste opvoeden.<br />

Discrepantie in de aansluiting<br />

<strong>van</strong> het aanbod op behoeften<br />

<strong>van</strong> ouder(s), kind(eren) en de<br />

normen <strong>van</strong> de samenleving.<br />

19 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


wat is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

het actief taalgebruik <strong>van</strong> het kind in de<br />

groep in te vullen. Tenzij wij zouden kunnen<br />

onderbouwen dat als <strong>een</strong> kind goed praat dit<br />

kind <strong>van</strong>zelfsprekend door de groepsleden<br />

als <strong>een</strong> goed speelgenootje wordt ervaren.<br />

Een belangrijk aandachtspunt in het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

is de vertaalslag <strong>van</strong> de informatie<br />

over de individuele kinderen naar groeps- en<br />

organisatieniveau en andersom. In de<br />

overlegstructuur zullen dan ook vaste<br />

momenten moeten worden gepland waarin<br />

de verzamelde informatie over de kinderen<br />

op overzichtelijke en bij voorkeur toetsbare<br />

wijze wordt gepresenteerd en op<br />

consequenties voor de activiteiten op<br />

verschillende niveaus worden besproken.<br />

Voor de beroepsopvoeders zal dit overleg<br />

vooral plaatsvinden in de kindbesprekingen<br />

en het teamoverleg. Leidinggevenden zullen<br />

hiervoor op vastgestelde momenten hun<br />

agenda <strong>van</strong> het managementoverleg vrij<br />

maken.<br />

Tot slot<br />

In principe kan iedere organisatie haar eigen<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> ontwikkelen. De huidige<br />

praktijk zal zelf uitgewerkte systemen laten<br />

zien die aan de hier geformuleerde criteria<br />

voldoen. Een organisatie kan ook besluiten<br />

met <strong>een</strong> door anderen ontwikkelde<br />

methodiek te werken. We denken hierbij aan<br />

de vele methoden voor het evalueren <strong>van</strong><br />

educatieve activiteiten die op de markt<br />

komen. <strong>Het</strong> is <strong>van</strong> belang voorafgaand aan<br />

de implementatie na te gaan of <strong>een</strong> methode<br />

logisch aansluit bij het eigen pedagogische<br />

beleidsplan. Een organisatie kan er uiteraard<br />

ook voor <strong>kiezen</strong> <strong>een</strong> compleet pedagogisch<br />

programma te gaan gebruiken, waar het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

onderdeel <strong>van</strong> uitmaakt. In alle<br />

genoemde situaties zal voldoende aandacht<br />

moeten zijn voor het draagvlak en de<br />

deskundigheidsbevordering bij de beroepsopvoeders.<br />

20<br />

Wanneer besloten wordt <strong>een</strong> (nieuwe) werkwijze<br />

te implementeren dient eerst via de<br />

medezeggenschapsprocedure de instemming<br />

<strong>van</strong> ouders verkregen worden.<br />

Door het implementeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> systematische<br />

werkwijze voor het volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

kan worden voldaan aan de door de HKZ<br />

geformuleerde certificeringeisen voor het<br />

meten <strong>van</strong> welbevinden in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Van belang is dan om:<br />

• duidelijk te beschrijven wat onder ‘welbevinden’<br />

wordt verstaan;<br />

• in de hulpmiddelen voor het observeren<br />

die aandachtspunten op te nemen die<br />

tenminste het ‘welbevinden’ <strong>van</strong> de<br />

kinderen in beeld brengen. U kunt<br />

vooralsnog zelf onderbouwen waarom<br />

dat volgens u zo is;<br />

• er voor te zorgen dat er <strong>een</strong> moment is<br />

waarop u evalueert of de aanpak op de<br />

groep nog adequaat is. U kunt daarvoor<br />

gebruik maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong><br />

de individuele observaties, ofwel aanvullend<br />

<strong>een</strong> groepsobservatie doen;<br />

• er voor te zorgen dat op managementniveau<br />

met vaste regelmaat de groepsevaluaties<br />

besproken worden op <strong>een</strong><br />

overleg over de adequaatheid <strong>van</strong> het<br />

pedagogisch beleidsplan.


hoofdstuk 2<br />

Van observeren tot samenwerken<br />

2.1 Inleiding<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen is het resultaat<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> complexe wisselwerking tussen<br />

kind en omgeving. Kinderen hebben<br />

tijdens hun levensloop te maken met<br />

invloeden uit verschillende leefomgevingen;<br />

het gezin, de bredere familie, buren,<br />

kennissen, kerk en religie, activiteiten in<br />

het buurtcentrum, maar het verblijf in<br />

kindercentra levert ervaringen op die de<br />

ontwikkeling beïnvloeden. Steeds meer<br />

wordt ingezien dat het belangrijk is dat er<br />

voor kinderen en ouders <strong>een</strong> zekere<br />

continuïteit aanwezig is in het aanbod <strong>van</strong><br />

voorzieningen. De voorzieningen moeten<br />

niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> logische voortgang hebben,<br />

de diverse maatregelen moeten<br />

onderling ook samenhangen.<br />

De uitwerking hier<strong>van</strong> vinden we in de<br />

literatuur terug onder de titel doorgaande<br />

lijn. In dit hoofdstuk wordt de functie<br />

besproken die het <strong>kindvolgsysteem</strong> kan<br />

hebben in <strong>een</strong> samenhangend aanbod<br />

<strong>van</strong> voorzieningen. Eerst wordt de<br />

huidige visie op de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen toegelicht. Vervolgens worden de<br />

uitvoerende taken <strong>van</strong> kindercentra voor<br />

het volgen <strong>van</strong> kinderen besproken.<br />

Voorzieningen voor kindercentra zijn<br />

slechts <strong>een</strong> onderdeel <strong>van</strong> de keten <strong>van</strong><br />

voorzieningen waar jeugdigen gebruik <strong>van</strong><br />

maken. Daarom worden ook enkele voorbeelden<br />

voor samenwerking met andere<br />

voorzieningen gegeven.<br />

2.2 De ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> kinderen<br />

Deskundigen zijn het er over <strong>een</strong>s dat de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> kinderen het resultaat is <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> wisselwerking tussen de mogelijkheden<br />

<strong>van</strong> het kind en de omgeving waarin het kind<br />

opgroeit en waarmee het kind ervaringen<br />

opdoet. De term ‘omgeving’ wordt hier ruim<br />

opgevat. We denken zowel aan de wijze<br />

waarop volwassenen en andere kinderen<br />

op de peuter reageren, als aan het gezin,<br />

de buurt, de religieuze gem<strong>een</strong>schap,<br />

de etnische achtergrond <strong>van</strong> het kind en de<br />

ondersteunende voorzieningen die het gezin<br />

21<br />

geboden worden. Deze visie is het eerst<br />

beschreven door Bronfenbrenner (1979) en<br />

wordt het transactiemodel genoemd.<br />

Deze gedachte is goed zichtbaar gemaakt<br />

door Vazquez-Nuttall (1986). Zij heeft <strong>een</strong><br />

‘ecokaart’ gemaakt <strong>van</strong> het kind in zijn omgeving.<br />

De ecokaart bestaat uit <strong>een</strong> aantal<br />

cirkels waarin mogelijke omgevingsinvloeden<br />

op de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind zichtbaar<br />

worden gemaakt. Invloeden die in de ring<br />

direct om het kind zijn genoemd, hebben op<br />

jonge kinderen de grootste invloed.<br />

Hoe verder de ring <strong>van</strong> het kind afkomt, hoe<br />

minder direct de invloeden op het kind doorwerken.<br />

De verzorgers in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

worden in deze visie in de eerste ring<br />

geplaatst, omdat zij als verzorger <strong>van</strong>uit het<br />

direct contact dat zij met het kind hebben<br />

<strong>een</strong> grote invloed kunnen uitoefenen op het<br />

actuele welbevinden <strong>van</strong> de kinderen.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

Figuur 2.1 Ecokaart <strong>van</strong> kind en<br />

gezinsfunctioneren<br />

WAARDEN EN CULTUUR<br />

VOORZIENINGEN<br />

religie geslacht<br />

welzijn<br />

UITGEBREIDE<br />

FAMILIE EN VRIENDEN<br />

kerk<br />

andere<br />

familieleden<br />

broer en<br />

zus<br />

PRIMAIRE<br />

LEEFVERBANDEN<br />

behuizing<br />

vader moeder<br />

etniciteit schoolvrienden<br />

KIND<br />

sociaal-emotioneel<br />

taal<br />

cognitief<br />

grof- en fijnmotorisch<br />

ras<br />

tantes<br />

schoolrijpheid<br />

andere<br />

ooms<br />

aanpassingsvermogen<br />

vrienden<br />

dagop<strong>van</strong>g<br />

stand<br />

buren<br />

centrumgerichte<br />

programma’s<br />

De omgeving beïnvloedt de ervaringen die<br />

het kind opdoet en daarmee de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind. <strong>Het</strong> kind beïnvloedt de wijze<br />

waarop volwassenen op hem reageren,<br />

de situaties die volwassenen hem aanbieden<br />

en de kinderen die met hem (willen) spelen.<br />

Indirect – via de volwassenen en speelgenootjes<br />

- beïnvloedt het kind daarmee zelf<br />

ook de ervaringen die hij opdoet.<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen verloopt in<br />

fasen. In iedere groeifase <strong>van</strong> de levensloop<br />

<strong>van</strong> het kind, ontmoet het kind nieuwe<br />

uitdagingen en moeten de opvoeders hun<br />

verwachtingen naar het kind bijstellen.<br />

Dit levensloopmodel ziet er als volgt uit<br />

(Riksen-Walraven, 1989):<br />

verzorgers<br />

gezinsgerichte<br />

programma’s<br />

grootouders<br />

peuterspeelzalen<br />

Schema 2.2 <strong>Het</strong> levensloopmodel<br />

22<br />

ziekenhuizen<br />

In het schema is aan de pijlen duidelijk de<br />

wisselwerking te zien tussen de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind in de verschillende groeifasen<br />

enerzijds en de ondersteuning die de<br />

volwassenen het kind bieden anderzijds.<br />

Ook is te zien wat het kind vooral in de<br />

verschillende groeifasen als uitdagingen zal<br />

tegenkomen:<br />

1 jaar: voldoende vertrouwen opbouwen<br />

in de ander (veilige gehechtheid),<br />

voldoende zelfvertrouwen hebben<br />

om zelf de omgeving te gaan<br />

verkennen;<br />

2 jaar: het ontdekken <strong>van</strong> het zelf, los <strong>van</strong><br />

de ander; het leren je aan te passen<br />

aan wisselende situaties;<br />

4 jaar: het leren omgaan met leeftijdsgenootjes;<br />

6 jaar: voldoende sociaal-emotionele,<br />

motorische en cognitieve<br />

vaardigheden hebben om mee te<br />

kunnen in het schoolse leren;<br />

12 jaar: vorming <strong>van</strong> de eigen identiteit.<br />

Van den Boom (1999) werkt de ontwikkelingslijn<br />

<strong>van</strong> kinderen nog gedetailleerder uit.<br />

De uitdagingen waar jeugdigen in <strong>een</strong><br />

nieuwe ontwikkelingsfase voor staan,<br />

noemt zij ‘ontwikkelingstaken’.Om deze<br />

ontwikkelingstaken met succes af te ronden<br />

SOCIALE ONDERSTEUNING: sensitieve respons op signalen en behoeften, gegeven door:<br />

ouders . . . . . . . . . . . . . ouders/leeftijdgenoten . . . . . . . . . . . . . partners/sociaal netwerk<br />

VERWACHTINGEN met betrekking tot<br />

spanningen<br />

aangeboren VEERKRACHT: flexibiliteit en volharding in probleemsituaties<br />

kenmerken<br />

beschikbaarheid <strong>van</strong> anderen (‘vertrouwen’)<br />

eigen effectiviteit (‘zelfvertrouwen’)<br />

ontwikkelings- • veilige • autonomie • effectieve • vorming • relaties • effectief<br />

opgaven gehechtheid omgang met eigen ouderschap<br />

• soepele leeftijd- identiteit • rollen (sensitiviteit)<br />

• goede socialisatie genoten<br />

exploratie<br />

levensloop 1 jaar. . . . . . . . . . . . . . . 2 jaar. . . . . . . . . . . . . . . 4 jaar. . . . . . . . . . . . . . . 12 jaar . . . . . . . . . . . . . adolescentie . . . . volwassenheid


wordt <strong>van</strong> de volwassenen <strong>een</strong> passende<br />

ondersteuning gevraagd. Deze opvoedende<br />

rol ziet er bij baby’s heel andere uit dan<br />

bij peuters. Baby’s moeten nog leren hun<br />

biologisch evenwicht te vinden. Zij zijn erg<br />

afhankelijk <strong>van</strong> hun verzorgers. De verzorgers<br />

dienen dan ook zoveel mogelijk nabij te zijn<br />

en te voorzien in de primaire behoeften aan<br />

veiligheid en verzorging. Peuters zijn gericht<br />

op het ontdekken <strong>van</strong> het eigen willetje.<br />

Ze proberen de grenzen voortdurend uit.<br />

Opvoeders moeten de ontwikkeling <strong>van</strong> deze<br />

autonomie ondersteunen, maar tegelijkertijd<br />

heel duidelijk de grenzen daar<strong>van</strong> aangeven.<br />

Bij de meeste kinderen verloopt de<br />

ontwikkeling goed. In <strong>een</strong> aantal situaties<br />

kunnen risico’s aanwezig zijn die <strong>een</strong><br />

optimale ontwikkeling <strong>van</strong> het kind in de weg<br />

staan. Om ieder kind goede kansen te<br />

kunnen geven op <strong>een</strong> optimale ontwikkeling<br />

moeten deze risico’s op tijd worden onderkend.<br />

Niet altijd zullen risicovolle omstandigheden<br />

leiden tot problemen. In het algem<strong>een</strong><br />

blijkt het aantal aanwezige risicofactoren in<br />

de situatie <strong>van</strong> het kind belangrijker te zijn<br />

dan de ernst <strong>van</strong> <strong>een</strong> enkele factor, zoals<br />

bijvoorbeeld kindermishandeling. Naast het<br />

signaleren <strong>van</strong> risicofactoren kan worden<br />

gekeken of er ook beschermende invloeden<br />

aanwezig zijn. Deze factoren kunnen de schadelijke<br />

invloeden <strong>van</strong> risicofactoren beperken.<br />

Leseman en Van der Aalsvoort (2001) hebben<br />

de inwerking <strong>van</strong> risicofactoren en beschermende<br />

factoren in <strong>een</strong> schema inzichtelijk<br />

gemaakt.<br />

Schema 2.3 De inwerking <strong>van</strong> risicofactoren<br />

en beschermende factoren.<br />

In <strong>een</strong> aantal risicovolle situatie is het goed<br />

om het kind <strong>een</strong> extra steuntje in de rug te<br />

geven, ook al zijn er nog g<strong>een</strong> negatieve<br />

gevolgen te zien. We willen de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind daarmee zo goed mogelijk in<br />

de gewenste richting stimuleren. Een aantal<br />

factoren wordt <strong>van</strong>uit landelijk beleid gezien<br />

als ‘indicatoren’, als risico’s waardoor kinderen<br />

extra stimulering nodig hebben. <strong>Het</strong> maakt<br />

dan niet uit of het kind al meetbaar achterloopt<br />

of niet. <strong>Het</strong> onderwijsachterstandenbeleid<br />

is <strong>een</strong> voorbeeld <strong>van</strong> preventieve maatregelen<br />

die bedoeld zijn om ontwikkelingsachterstanden<br />

<strong>van</strong>uit risicosituaties te<br />

beperken. Kinderen worden door de jeugdgezondheidszorg1<br />

gescr<strong>een</strong>d op risico’s.<br />

Dat betekent dat na kort inventariserend<br />

onderzoek besloten wordt of het kind zich<br />

op de afgesproken aandachtspunten goed<br />

ontwikkelt, of dat het nodig is het kind nader<br />

te onderzoeken.<br />

De kinderop<strong>van</strong>g kan aansluiten bij de<br />

(speciale) ontwikkelingsbehoeften <strong>van</strong><br />

het kind door het bieden <strong>van</strong>:<br />

• <strong>een</strong> veilige en stimulerende op<strong>van</strong>gsituatie,<br />

waardoor de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

het kind op normale wijze optimaal<br />

wordt gestimuleerd;<br />

• <strong>een</strong> veilige speelomgeving, waarin het<br />

kind, eventueel ondersteund met<br />

specifieke zorg en hulpmiddelen,<br />

extra aandacht krijgt in de groep;<br />

• <strong>een</strong> veilige speelomgeving waarin de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind gericht met<br />

behulp <strong>van</strong> <strong>een</strong> didactische methode of<br />

handelingsplan wordt gestimuleerd<br />

(voorbeelden: de methoden Piramide,<br />

Kaleidoscoop, Startblokken en Portage).<br />

2.3 Taken voor het<br />

volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

in de kindercentra<br />

<strong>Het</strong> is de bedoeling kinderen in voorzieningen<br />

voor kinderop<strong>van</strong>g <strong>een</strong> veilige<br />

en stimulerende omgeving te bieden.<br />

Een tijdelijke ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> en aanvulling<br />

op de thuissituatie. Een omgeving waarin<br />

jeugdigen ervaringen opdoen die de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind beïnvloeden.<br />

De beroepsopvoeders houden zoveel<br />

mogelijk rekening met specifieke behoeften<br />

<strong>van</strong> kinderen, maar zijn niet toegerust op<br />

het bieden <strong>van</strong> <strong>een</strong> speciale ‘behandeling’.<br />

Dat betekent dat het ‘kijken naar kinderen’<br />

vooral gericht zal zijn op de (normale)<br />

ontwikkeling en het functioneren <strong>van</strong> de<br />

kinderen in de groep. Als er sprake is <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> systematische wijze <strong>van</strong> kijken en<br />

registreren2 spreken we <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

Systematisch kijken kan op veel<br />

manieren, afhankelijk <strong>van</strong> waar de beroepsopvoeders<br />

aandacht aan willen besteden.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> kan zich beperken tot<br />

het inschatten <strong>van</strong> het welbevinden, middels<br />

het jaarlijks beantwoorden <strong>van</strong> slechts enkele<br />

vragen door de groepsopvoeders.<br />

<strong>Het</strong> systeem kan middels <strong>een</strong> doordacht<br />

programma <strong>van</strong> handelingsdoelen, observatieschema’s,<br />

aangevuld met toetsen, de<br />

vooruitgang <strong>van</strong> kinderen in beeld brengen.<br />

Vier varianten in de mate <strong>van</strong> effectief functioneren Omgeving gunstig Omgeving ongunstig<br />

Kind: uitgebreide mogelijkheden ++ +-<br />

Kind: beperkte mogelijkheden -+ —<br />

1 Consultatiebureaus Ouder- en Kindzorg,<br />

GGD-jeugdartsen (voorh<strong>een</strong> schoolarts).<br />

2 In de aanpak <strong>van</strong> Reggio Emilia wordt<br />

registreren ‘documenteren’ genoemd.<br />

23 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

Ook kan <strong>een</strong> kindercentrum <strong>kiezen</strong> voor <strong>een</strong><br />

combinatie <strong>van</strong> elementen. Voor het afstemmen<br />

<strong>van</strong> activiteiten op de kinderen wordt<br />

bijvoorbeeld gekozen voor de Reggio Emilia<br />

benadering, terwijl via het jaarlijks samen<br />

met de ouders bespreken <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

signaleringslijst voor de onderkenning <strong>van</strong><br />

psychosociale problematiek het welbevinden,<br />

functioneren en de ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />

kinderen in de gaten wordt gehouden.<br />

In deze paragraaf willen we dieper ingaan<br />

op de volgende uitvoeringstaken op het<br />

gebied <strong>van</strong> volgen in kindercentra:<br />

• het cyclisch handelen;<br />

• observeren, toetsen, documenteren en<br />

registreren;<br />

• interne overdracht;<br />

• onderkennen en signaleren;<br />

• adviseren en verwijzen;<br />

• samenwerken.<br />

2.3.1 <strong>Het</strong> cyclisch<br />

handelen<br />

Beroepskrachten kijken niet zomaar naar<br />

kinderen. Al pratend, spelend en werkend<br />

verzamelen zij informatie die zij weer<br />

gebruiken in het omgaan met de kinderen.<br />

De informatie is nodig om het pedagogischdidactische<br />

handelen te ondersteunen.<br />

Meestal gebeurt dit onbewust. Hoe moeilijker<br />

de beroepskrachten het vinden om hun<br />

doel te bereiken, hoe gerichter zij proberen<br />

informatie te krijgen die hen verder helpt.<br />

In <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> wordt geprobeerd<br />

richtlijnen en praktische hulpmiddelen aan te<br />

reiken, waardoor <strong>een</strong> gestructureerde werkwijze<br />

ontstaat voor het verzamelen <strong>van</strong><br />

informatie over de kinderen en het daarop<br />

afstemmen <strong>van</strong> het eigen handelen in relatie<br />

tot het afgesproken pedagogisch beleid.<br />

2.3.2 Observeren, toetsen,<br />

documenteren en<br />

registreren<br />

Elke groepsleid(st)er observeert de kinderen.<br />

Er wordt gekeken waar de kinderen mee<br />

spelen, met wie ze spelen, hoe ze reageren,<br />

en hoe ze iets aanpakken. Dit kijken en luisteren<br />

gebeurt bewust en onbewust, is soms<br />

gericht gepland, maar meestal toevallig tijdens<br />

de interacties met kinderen waarbij de<br />

groepsleid(st)er betrokken is. <strong>Het</strong> woord<br />

‘observeren’ gebruiken we hier breed.<br />

<strong>Het</strong> verschil met kijken en luisteren is dat<br />

het wel bewust en doelgericht gebeurt.<br />

Informatie uit observatiemomenten wordt<br />

actief door de groepsleid(st)er opgenomen<br />

en er wordt bewust gebruik <strong>van</strong> gemaakt<br />

voor het (bij)sturen <strong>van</strong> het eigen handelen.<br />

De informatie wordt bewust onthouden en<br />

kan worden vastgelegd. Oordelen over het<br />

kind kunnen met deze informatie worden<br />

onderbouwd. Er kunnen voorbeelden worden<br />

genoemd <strong>van</strong> gedrag dat bij het oordeel <strong>van</strong><br />

de beroepskracht past.<br />

Toetsen is <strong>een</strong> speciale manier <strong>van</strong> observeren.<br />

Met toetsen of testen wordt onderzocht<br />

of het kind <strong>een</strong> bepaald soort gedrag<br />

in <strong>een</strong> specifieke situatie op eigen kracht en<br />

op <strong>een</strong> bepaald moment kan laten zien.<br />

<strong>Het</strong> onderzoek is <strong>een</strong> geplande activiteit.<br />

Meestal is deze informatie bedoeld om de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> bepaalde vaardigheden<br />

nauwkeuriger te bepalen. Ook is het soms<br />

nodig om ontwikkelingsniveau <strong>van</strong> kinderen<br />

duidelijker vast te stellen. De resultaten uit<br />

testsituaties zijn momentopnamen. Zij zijn<br />

slechts beperkt geldig. Met name bij jonge<br />

kinderen verloopt de ontwikkeling vaak<br />

ongelijk en met sprongen. Informatie uit<br />

testen laat meestal niet zien hoe <strong>een</strong> kind<br />

wat aanpakt en of <strong>een</strong> kind in <strong>een</strong> andere<br />

situatie wel tot <strong>een</strong> goede oplossing komt.<br />

Jonge kinderen presteren in <strong>een</strong> testsituatie<br />

niet altijd optimaal. Zij zijn niet altijd gemotiveerd<br />

om mee te doen, voelen zich niet altijd<br />

veilig bij onbekenden, weten niet altijd wat<br />

<strong>van</strong> hun in de testsituatie wordt verwacht. Dit<br />

alles kan de prestatie negatief beïnvloeden.<br />

Een beeld <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind is het meest betrouwbaar vast<br />

te stellen in <strong>een</strong> voor kinderen veilige en<br />

vertrouwde situatie, waarin het kind actief<br />

en spontaan betrokken is bij op het kind<br />

ingestelde activiteiten. Een kindercentrum<br />

kan zo’n omgeving bieden.<br />

24<br />

Documenteren en registreren betekent het<br />

vastleggen <strong>van</strong> informatie over het gedrag<br />

<strong>van</strong> kinderen. De betekenis <strong>van</strong> documenteren<br />

is iets breder dan registreren. We<br />

denken dan ook aan het bewaren <strong>van</strong> foto’s,<br />

tekeningen, videofragmenten. Alles wat <strong>van</strong><br />

nut kan zijn om <strong>een</strong> beeld te geven <strong>van</strong><br />

hoe het kind in de groep functioneert mag<br />

worden gebruikt. Bij registreren denken we<br />

meer aan het maken <strong>van</strong> aantekeningen<br />

over het gedrag op papier. Dat kunnen zelfklevende<br />

memo’s zijn, blaadjes uit <strong>een</strong><br />

notitieblok voorzien <strong>van</strong> datum of ingevulde<br />

vragen- en observatielijsten.<br />

Hoe intensiever en gedetailleerder de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> kinderen wordt gevolgd, hoe<br />

meer documentatie en registratie er plaatsvindt.<br />

Hoe meer registratie moet plaatsvinden,<br />

hoe meer tijd de verwerking <strong>van</strong><br />

informatie kost. Deze tijd is daardoor niet<br />

beschikbaar voor de directe contacten met<br />

de kinderen. <strong>Het</strong> is erg belangrijk kritisch na<br />

te gaan welke informatie echt nodig is om<br />

het pedagogisch-didactisch handelen goed<br />

te kunnen uitvoeren. Hoe gedetailleerd moet<br />

de informatie zijn geregistreerd om de<br />

benodigde conclusies te kunnen trekken?<br />

Moeten alle kinderen even intensief worden<br />

gevolgd? Of kan worden volstaan met <strong>een</strong><br />

globale registratie voor de kinderen die<br />

volgens de groepsleid(st)ers goed meekomen,<br />

zodat er meer tijd ingezet kan<br />

worden voor kinderen die meer aandacht<br />

nodig hebben en waar meer gedetailleerde<br />

gegevens voor nodig zijn?<br />

Een overweging is nog of alle kinderen<br />

moeten worden gevolgd, ook al komen ze bijvoorbeeld<br />

slechts één dagdeel per week in<br />

de buitenschoolse op<strong>van</strong>g. Wij verdedigen<br />

hier de stelling dat de beroepsopvoeder het<br />

ook deze kinderen naar de zin zal willen<br />

maken. <strong>Het</strong> pedagogisch klimaat en de pedagogisch-didactische<br />

inzet geldt ook voor deze<br />

groep kleingebruikers. Een globale vorm <strong>van</strong><br />

registratie zal daarom ook voor deze kinderen<br />

gewenst zijn. Mogelijk vraagt deze vorm <strong>van</strong><br />

volgen wel <strong>een</strong> aangepaste werkwijze,<br />

omdat het moeilijker zal zijn deze kinderen<br />

tijdens dagelijks voorkomende spontane


interacties goed te leren kennen.<br />

Wanneer beroepsopvoeders zich zorgen<br />

maken over <strong>een</strong> kind kan dat <strong>een</strong> reden zijn<br />

om gerichter, vaker en gedetailleerder naar<br />

het gedrag <strong>van</strong> dat kind te gaan kijken.<br />

Informatie over (risico’s bij) kinderen kan<br />

gebruikt worden om beleid te beïnvloeden.<br />

Dat kan het beleid <strong>van</strong> de eigen instelling<br />

zijn, maar beleidsgegevens kunnen ook<br />

gebruikt worden om bijvoorbeeld het succes<br />

<strong>van</strong> het eigen programma onder de aandacht<br />

<strong>van</strong> subsidiegevers te brengen.<br />

Voor het documenteren en registreren <strong>van</strong><br />

kindgegevens zijn veel hulpmiddelen op de<br />

markt. De hulpmiddelen variëren <strong>van</strong> losse<br />

observatielijsten tot volledig uitgewerkte<br />

volgmethoden. Daarom is het volgende<br />

hoofdstuk helemaal aan dit onderwerp<br />

gewijd. Bovendien is <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> aantal hulpmiddelen in de bijlagen<br />

opgenomen.<br />

<strong>Het</strong> is nog niet mogelijk om duidelijke<br />

algemene richtlijnen te geven voor de<br />

gedetailleerdheid <strong>van</strong> informatie die in volgsystemen<br />

nodig is of de intensiteit waarmee<br />

kinderen moeten worden geobserveerd.<br />

Een en ander is afhankelijk <strong>van</strong> het doel voor<br />

het verzamelen <strong>van</strong> informatie, de voorkeuren<br />

<strong>van</strong> beroepskrachten en de middelen<br />

die <strong>een</strong> organisatie voor het werken met <strong>een</strong><br />

volgsysteem kan vrijmaken. In de schaarse<br />

situaties waarin de implementatie <strong>van</strong><br />

registratievormen is geëvalueerd, blijken de<br />

beroepsopvoeders over het algem<strong>een</strong><br />

enthousiast te zijn. De hulpmiddelen bieden<br />

houvast, ondersteunen het observeren en<br />

vergemakkelijken de uitwisseling tussen<br />

collega’s en ouders. Hoe gedetailleerder het<br />

registratiesysteem hoe vaker wordt geklaagd<br />

over de tijd die het bijhouden <strong>van</strong> het volgsysteem<br />

vraagt. Hoe <strong>een</strong>voudiger het taalgebruik<br />

is in registratielijsten - enkelvoudige<br />

zinnen die verwijzen naar ondubbelzinnig te<br />

interpreteren gedrag - hoe enthousiaster<br />

men is over de registratievorm.<br />

2.3.3 Interne overdracht<br />

<strong>van</strong> informatie<br />

Indien in <strong>een</strong> organisatie meer groepsopvoeders<br />

de zorg voor kinderen met elkaar<br />

delen is onderlinge overdracht nodig.<br />

Daarnaast is het <strong>van</strong> belang dat informatie<br />

over het functioneren <strong>van</strong> de kinderen door<br />

de uitvoerende medewerkers wordt overgedragen<br />

aan de leidinggevenden. We zien<br />

daarvoor in de praktijk meestal de volgende<br />

structuur voor werkoverleg:<br />

Dagelijkse overdracht<br />

Belangrijke informatie over de kinderen wordt<br />

mondeling aan elkaar doorgegeven.<br />

Daarnaast wordt veel gebruik gemaakt <strong>van</strong><br />

dagelijkse overdrachtsformulieren waarin de<br />

belangrijkste dagelijkse aandachtspunten<br />

rond individuele kinderen worden vastgelegd.<br />

Kindbespreking<br />

Een kindbespreking is <strong>een</strong> overleg tussen in<br />

ieder geval de betrokken beroepsopvoeders<br />

in <strong>een</strong> team en eventueel de ouders, over<br />

het functioneren <strong>van</strong> het kind in de groep.<br />

In de praktijk wordt hiervoor vaak tijd vrijgemaakt<br />

in het teamoverleg. De ouders zijn<br />

er dan niet bij. Vaak wordt <strong>een</strong> mentor of<br />

contactleidster aangewezen als eerste aanspreekpunt<br />

voor de ouders. Wanneer <strong>een</strong><br />

organisatie gekozen heeft voor <strong>een</strong> vaste verzorger<br />

voor het kind, zal deze persoon meestal<br />

ook de mentor <strong>van</strong> het kind zijn.<br />

Een kind wordt in de praktijk tenminste<br />

<strong>een</strong>maal besproken in iedere op<strong>van</strong>gfase.<br />

Dit met <strong>een</strong> minimum <strong>van</strong> <strong>een</strong>maal per jaar.<br />

In kindercentra worden de kinderen<br />

besproken in het team <strong>van</strong> groepsopvoeders.<br />

De frequentie <strong>van</strong> dit overleg varieert <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong>maal in de 14 dagen tot <strong>een</strong>maal per<br />

maand. Is er iets bijzonders aan de hand met<br />

kinderen, waar de groepsopvoeders zelf niet<br />

uitkomen, dan wordt dit kind in <strong>een</strong> teamoverleg<br />

besproken in aanwezigheid <strong>van</strong> de<br />

functionaris die de inhoudelijke supervisie<br />

over de groepsopvoeders tot taak heeft.<br />

In de praktijk is dat meestal de direct leiding<br />

gevende. Er zijn enkele situaties bij peuterspeelzalen<br />

bekend waar <strong>een</strong> pedagogisch<br />

stafkracht aanwezig is of waar <strong>een</strong> (ortho-)pedagoog<br />

wordt ingehuurd. In de gastouderop<strong>van</strong>g<br />

is het gebruikelijk dat de kindbesprekingen<br />

plaatsvinden tijdens<br />

begeleidingsgesprekken tussen de gastouder<br />

en <strong>een</strong> medewerker <strong>van</strong> het gastouderbureau.<br />

Soms wordt gesproken over <strong>een</strong><br />

driegesprek: het gesprek vindt dan plaats<br />

tussen gastouder, vraagouden en medewerker<br />

<strong>van</strong> het gastouderbureau.<br />

Teamoverleg<br />

Dit is <strong>een</strong> overleg <strong>van</strong> de groepsopvoeders<br />

die tot <strong>een</strong> team gerekend worden met als<br />

doel het bewerkstelligen <strong>van</strong> <strong>een</strong>duidigheid<br />

in de uitvoering <strong>van</strong> het werk, wederzijdse<br />

inspiratie en motivatie, alsmede onderlinge<br />

steun. In de praktijk vindt dit overleg maandelijks<br />

of tenminste <strong>een</strong>maal in de zes weken<br />

plaats. <strong>Het</strong> komt regelmatig voor dat ook de<br />

kindbesprekingen in deze overleggen worden<br />

gepland. Er wordt zelden <strong>een</strong><br />

scheiding gemaakt tussen organisatorische<br />

agendapunten en inhoudelijke onderwerpen.<br />

Een dergelijke scheiding is wel aan te<br />

bevelen, omdat praktisch organisatorische<br />

zaken nogal <strong>een</strong>s de neiging hebben in deze<br />

overleggen te gaan overheersen.<br />

Inhoudelijke teamoverleggen zijn geschikt om<br />

de bevindingen <strong>van</strong> de kindbesprekingen te<br />

bespreken in relatie tot de aanpak op<br />

de groep. Deze informatie kan door de<br />

leidinggevenden worden gebruikt voor het<br />

evalueren <strong>van</strong> het beleid. <strong>Het</strong> kan bijvoorbeeld<br />

gegevens opleveren voor <strong>een</strong><br />

gewenste bijscholing, voor de inzet <strong>van</strong><br />

personeel, voor richtlijnen in het pedagogisch<br />

beleid, maar ook voor de samenwerking met<br />

andere organisaties.<br />

Richtlijnen <strong>van</strong>uit het management ondersteunen<br />

de beroepsopvoeders bij het toepassen<br />

<strong>van</strong> het beleid in concrete situaties.<br />

Na <strong>een</strong> conflict met <strong>een</strong> ouder, de leidinggevende<br />

bijvoorbeeld nog <strong>een</strong>s op de regels<br />

wijzen die door de organisatie zijn vastgesteld<br />

voor voedselhygiëne.<br />

25 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

2.3.4 Onderkennen<br />

en signaleren<br />

<strong>Het</strong> bewust volgen <strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong><br />

de kinderen zal er <strong>van</strong>zelf toe leiden dat<br />

beroepsopvoeders bemerken dat het gedrag<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> aantal kinderen opvallend anders is.<br />

Dit kan <strong>een</strong> reden zijn om deze kinderen<br />

gerichter te gaan observeren. De resultaten<br />

uit deze observaties kan leiden tot het<br />

vermoeden dat de normale ontwikkeling <strong>van</strong><br />

het kind belemmerd wordt. Er zijn risico’s<br />

in de omgeving, de ontwikkeling verloopt<br />

kwalitatief anders of het tempo <strong>van</strong><br />

ontwikkeling wijkt sterk af <strong>van</strong> de leeftijdsgenoten.<br />

Dit wordt ‘onderkenning’ genoemd.<br />

Beroepsopvoeders kunnen zich zorgen gaan<br />

maken om <strong>een</strong> kind. Zij zijn daardoor<br />

gemotiveerd om samen met de ouders<br />

hun zorg beter onder woorden te<br />

brengen en om in samenwerking met de<br />

ouders de omgang met het kind aan te<br />

passen. Met ‘signaleren’ wordt hier deze<br />

uitwisseling tussen opvoeders bedoeld.<br />

Zonodig wordt door de groepsleid(st)er <strong>een</strong><br />

gerichte hulpvraag geformuleerd. Deze hulpvraag<br />

kan zijn gericht op de bevestiging <strong>van</strong><br />

het eigen vermoeden, maar ook op de<br />

omgang met het kind door beroepsopvoeders<br />

en/of ouders. <strong>Het</strong> signaal wordt<br />

dan ook met <strong>een</strong> hulpverlener besproken.<br />

In het proces <strong>van</strong> onderkennen en signaleren<br />

wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> stappenplan.<br />

Dit stappenplan wordt gevolgd zodra<br />

wordt vermoed dat de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

kind niet geheel naar wens verloopt.<br />

Dit stappenplan behoort onderdeel te zijn<br />

<strong>van</strong> de werkwijze in het <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

De hoofdlijnen in zo’n ‘protocol signalering’<br />

kunnen er als volgt uit zien:<br />

Figuur 2.4 Protocol signalering<br />

1. Beschrijven <strong>van</strong> het probleem<br />

2. Gesprek met de ouders<br />

3. Interne consultatie<br />

(inschakeling <strong>van</strong> <strong>een</strong> intern begeleider<br />

CPS: contactpersoon signalering)<br />

4. Systematisch gerichte observatie<br />

en verslaggeving<br />

5. Externe consultatie<br />

6. Advies/verwijzing<br />

7. Samenwerking<br />

26<br />

De meest voor de hand liggende mogelijkheid<br />

voor het onderkennen en signaleren is<br />

het vertrouwen op het gezond verstand <strong>van</strong><br />

de beroepsopvoeders. Vanuit hun kennis <strong>van</strong><br />

het normale ontwikkelingsverloop <strong>van</strong> kinderen<br />

en de ervaring die zij met veel kinderen<br />

opdoen zullen zij signalen dat er iets niet<br />

klopt snel op<strong>van</strong>gen.<br />

Een tweede mogelijkheid is om bij plaatsing,<br />

bij het observeren en tijdens kindbesprekingen<br />

bewust te werken met <strong>een</strong> lijstje signalen<br />

of ‘risicofactoren’. Risicofactoren voor <strong>een</strong><br />

succesvolle plaatsing kunnen volgens<br />

Jongepier (1998) zijn:<br />

• <strong>Het</strong> kind kan niet in <strong>een</strong> groep<br />

functioneren.<br />

• <strong>Het</strong> kind heeft <strong>een</strong> op <strong>een</strong> aandacht nodig.<br />

• De problematiek is te zwaar.<br />

• <strong>Het</strong> kind heeft (te veel) medische<br />

handelingen nodig.<br />

Gericht<br />

vermoeden?<br />

Dan NU het<br />

specifieke<br />

protocol


• De ruimte is niet geschikt voor de<br />

specifieke problemen <strong>van</strong> dit kind.<br />

• De groep is te druk.<br />

Ook kunnen indicatiestellingen uit de (jeugdgezondheids)zorg<br />

en wegingsfactoren uit het<br />

onderwijs gebruikt worden als signaal dat het<br />

kind mogelijk speciale aandacht in de groep<br />

nodig heeft.<br />

Op dit moment gaat men er<strong>van</strong> uit dat de<br />

kinderop<strong>van</strong>g er vooral op moet letten of<br />

kinderen zich ‘welbevinden’, of ze lekker in<br />

hun vel zitten. Dat is volgens het registratiemodel<br />

Kijk! Peuters het geval als kinderen:<br />

• vrij zijn <strong>van</strong> emotionele belemmeringen;<br />

• nieuwsgierig, ondernemend en onderzoekend<br />

zijn;<br />

• zelfvertrouwen hebben en over <strong>een</strong><br />

stabiel, gezond zelfbeeld beschikken.<br />

Naast deze basiskenmerken wordt er in dat<br />

volgsysteem ook op gelet of de kinderen wel<br />

voldoende betrokken zijn bij de aangeboden<br />

activiteiten.<br />

<strong>Het</strong> NIZW geeft in het Instrument<br />

Welbevinden <strong>een</strong> zevental kenmerken<br />

<strong>van</strong> welbevinden: open, nieuwsgierig,<br />

levenslustig, tevreden, ontspannen, met zelfvertrouwen<br />

en evenwichtig. Signalen dat<br />

het niet goed gaat met het kind zijn dan:<br />

geslotenheid, afwerend gedrag, lusteloosheid,<br />

ontevredenheid, gespannen zijn,<br />

onzeker gedrag en onevenwichtig gedrag.<br />

In Kijk! Peuters worden ook vier kindkenmerken<br />

genoemd die het ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> kinderen in de weg kunnen staan.<br />

Ieder kindkenmerk is te herkennen aan<br />

<strong>een</strong> aantal gedragssignalen.<br />

De kindkenmerken zijn:<br />

• impulsiviteit;<br />

• passiviteit;<br />

• slechte selectieve aandacht;<br />

• grote vermoeidheid.<br />

Een derde mogelijkheid is na te gaan of er<br />

bij het kind <strong>een</strong> normale ontwikkelingslijn<br />

aanwezig is. In <strong>een</strong> aantal beschikbare<br />

methoden is <strong>een</strong> ontwikkelingslijn verwerkt,<br />

zodat met behulp <strong>van</strong> observaties kan<br />

worden nagegaan of de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind vorderingen laat zien. Voorbeelden zijn:<br />

KOR (registratiemodel bij het programma<br />

Kaleidoscoop), Kijk! Peuters, KOST en Zie Zo<br />

Educatief. Een beperkt aantal volgsystemen<br />

biedt bovendien de mogelijkheid dit<br />

ontwikkelingsverloop te vergelijken met dat<br />

<strong>van</strong> andere kinderen. Voorbeelden zijn Kijk!<br />

Peuters, KOST en de vaardighedenlijst die<br />

gebruikt wordt in het Portageprogramma.<br />

CITO maakt hiervoor gebruik <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

genormeerde Peuterobservatielijst in<br />

combinatie met <strong>een</strong> drietal toetsen.<br />

<strong>Het</strong> komt regelmatig voor dat de ouders de<br />

zorg <strong>van</strong> de beroepsopvoeders niet delen.<br />

De problemen worden in de thuissituatie niet<br />

herkend of zijn daar niet aanwezig. Bij erg<br />

jonge kinderen hebben ouders soms nog tijd<br />

nodig om te onderkennen en accepteren<br />

dat hun kind zich niet zo ontwikkelt als zij<br />

verwachtten. Zolang de organisatie de<br />

plaatsing <strong>van</strong> het kind voortzet, blijft zij<br />

verantwoordelijk voor het volgen <strong>van</strong> het kind<br />

en de communicatie <strong>van</strong> de bevindingen met<br />

de ouders. In het uiterste geval kan via het<br />

Bureau Jeugdzorg samenwerking worden<br />

gezocht met de jeugdbescherming of het<br />

Algem<strong>een</strong> Meldpunt Kindermishandeling<br />

(AMK). Ook kan besloten worden dat de<br />

organisatie de gedelegeerde opvoedingsverantwoordelijkheid<br />

niet langer op zich<br />

kan of wil nemen. In deze situatie wordt<br />

de plaatsing beëindigd<br />

In de literatuur over kinderop<strong>van</strong>g ontmoeten<br />

we veel weerstand tegen het etiketteren <strong>van</strong><br />

vooral jonge kinderen. Beroepskrachten in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g zijn g<strong>een</strong> ‘diagnosten’ en<br />

kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g dienen niet te<br />

worden ‘getest’ en ‘behandeld’. <strong>Het</strong> invoeren<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> kan <strong>van</strong>uit deze<br />

gevoelens tot veel verzet leiden.<br />

<strong>Het</strong> betrekken <strong>van</strong> de beroepsopvoeders bij<br />

het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgmethode kan deze<br />

implementatieproblemen voorkomen.<br />

2.3.5 Adviseren, verwijzen<br />

en samenwerken<br />

Zodra is vast komen te staan dat er aanvullend<br />

onderzoek of advies nodig is om het<br />

kind goede zorg te kunnen blijven bieden is<br />

het nodig externe hulp in te schakelen.<br />

In principe wordt hiervoor toestemming<br />

<strong>van</strong> de ouders of verzorgers gevraagd.<br />

Indien deze samenwerking met ouders<br />

niet gerealiseerd kan worden of indien het<br />

kindercentrum onzeker is over het eigen<br />

professionele handelen kan extern anoniem<br />

consultatie gevraagd worden teneinde het<br />

eigen handelen te toetsen.<br />

Een veel gehoorde klacht <strong>van</strong> kindercentra is<br />

dat men niet weet waar men de juiste<br />

opvoedingsondersteuning voor zichzelf of<br />

de ouders moet halen. <strong>Het</strong> gedrag <strong>van</strong> het<br />

kind en de eigen deskundigheid biedt<br />

onvoldoende houvast om te beoordelen<br />

bij welke sector men moet aankloppen.<br />

<strong>Het</strong> risico daar<strong>van</strong> is veelvuldig doorverwijzen<br />

en frustraties omdat de juiste hulp niet wordt<br />

geboden. Dit kan leiden tot demotivatie voor<br />

het inschakelen <strong>van</strong> hulpverleners bij ouders<br />

en beroepskrachten.<br />

Er zijn drie mogelijkheden om deze ondersteuning<br />

voor kindercentra te verbeteren:<br />

<strong>Het</strong> opzetten <strong>van</strong> <strong>een</strong> intern zorgsysteem<br />

binnen de organisatie of samen met <strong>een</strong><br />

aantal andere kinderop<strong>van</strong>gvoorzieningen.<br />

Hierdoor kan de benodigde expertise worden<br />

‘binnengehaald’ en <strong>van</strong>uit de specifieke<br />

behoeften in de kinderop<strong>van</strong>g worden<br />

aangestuurd. <strong>Het</strong> zorgaanbod kan zo beter<br />

aansluiten bij de interne zorgbehoeften.<br />

Participeren in <strong>een</strong> samenwerkingsnetwerk,<br />

zoals <strong>een</strong> buurtnetwerk of <strong>een</strong> netwerk<br />

brede school. Vaak is <strong>een</strong> leerkracht,<br />

wijkverpleegster en maatschappelijk werker<br />

vertegenwoordigd in zo’n netwerk.<br />

Dergelijke netwerken bieden vaak <strong>een</strong> goede<br />

plek om deskundigen uit de eerstelijnszorg<br />

te consulteren. Daardoor is de beroepsopvoeder<br />

beter in staat <strong>een</strong> goede verwijzing<br />

te realiseren.<br />

27 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

<strong>Het</strong> maken <strong>van</strong> afspraken over de samenwerking<br />

op het gebied <strong>van</strong> signalering, toeleiding<br />

naar zorg en externe consultatie,<br />

met voorzieningen op het gebied <strong>van</strong> (jeugdgezondheids)zorg.<br />

Dergelijke samenwerkingscontracten<br />

bieden de mogelijkheid<br />

naar behoefte deskundigen te raadplegen,<br />

zonder de verplichting zelf in <strong>een</strong> netwerkoverleg<br />

te participeren.<br />

De sociale kaart <strong>van</strong> mogelijke samenwerkingspartners<br />

is uitgebreid. <strong>Het</strong> aanbod<br />

<strong>van</strong> zorgvoorzieningen laat lokale en<br />

regionale verschillen zien. Bovendien gebeurt<br />

het nogal <strong>een</strong>s dat het aanbod onder invloed<br />

<strong>van</strong> wijzigingen in wet- en regelgeving<br />

verandert. Toch is geprobeerd hier <strong>een</strong><br />

ver<strong>een</strong>voudig schema te geven waar<br />

voorzieningen steun aan kunnen ontlenen.<br />

<strong>Het</strong> schema biedt <strong>een</strong> overzicht voor<br />

kinderen in de leeftijd <strong>van</strong> 0 tot 12 jaar.<br />

Verondersteld wordt dat in de toekomst de<br />

meeste kinderen <strong>van</strong> 0 tot 4 jaar <strong>een</strong> vorm<br />

<strong>van</strong> kinderop<strong>van</strong>g bezoeken. Vanaf 4 jaar<br />

bezoeken bijna alle kinderen <strong>een</strong> basisschool,<br />

(S)BO, of <strong>een</strong> vorm <strong>van</strong> speciaal onderwijs<br />

(REC), tenzij zij hiervoor <strong>een</strong> ontheffing<br />

hebben gekregen. Een deel <strong>van</strong> deze<br />

kinderen zal daarnaast <strong>een</strong> vorm <strong>van</strong> buitenschoolse<br />

op<strong>van</strong>g bezoeken. Bovendien volgt<br />

de jeugdgezondheidszorg de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> alle kinderen tot 18 jaar. Hiervoor wordt<br />

landelijk en gem<strong>een</strong>telijk <strong>een</strong> aantal richtlijnen<br />

gegeven. De kinderen worden daarmee<br />

op vastgestelde momenten gescr<strong>een</strong>d op<br />

vooraf bepaalde risico’s en problemen.<br />

Worden problemen of risico’s vermoed,<br />

dan wordt het kind voor nader onderzoek<br />

of diagnostiek doorverwezen. Ook zouden<br />

zij in de toekomst <strong>een</strong> indicatie kunnen gaan<br />

stellen voor specifieke plaatsingen in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g. Bijvoorbeeld het gebruik<br />

maken <strong>van</strong> intensieve stimuleringsprogramma’s<br />

of plaatsing op <strong>een</strong> kinderdagverblijf<br />

in het belang <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

het kind. Afhankelijk <strong>van</strong> de problematiek zal<br />

naar artsen of toegangsloketten behorend tot<br />

speciale zorgcircuits worden verwezen.<br />

De belangrijkste loketten zijn op dit moment:<br />

Sociaal Pedagogische Dienst (SPD) en<br />

Integrale Vroeghulp. Laagdrempelige<br />

ondersteuning voor kinderen met <strong>een</strong><br />

verstandelijke en/of lichamelijke handicap.<br />

De toegang tot deze zorg kan worden<br />

geregeld via de voorziening Integrale<br />

Vroeghulp. Deze voorziening is meestal<br />

aangehaakt bij de SPD.<br />

Bureau Jeugdzorg. Regelt de toegang<br />

tot voorzieningen in de jeugdzorg.<br />

<strong>Het</strong> betreft aanbod jeugdhulpverlening,<br />

jeugdbescherming , ggz-jeugd en licht<br />

verstandelijk gehandicaptenzorg.<br />

Permanente Commissie Leerlingzorg (PCL).<br />

Deze commissie regelt de toegang tot<br />

speciale zorg in het basisonderwijs. Dit kan<br />

zijn ambulante hulp voor de gewone scholen<br />

voor basisonderwijs, maar ook het stellen<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> indicatie voor scholen voor Speciaal<br />

Basis Onderwijs (SBO).<br />

KOV:<br />

Psz, kdv.<br />

(S)BO<br />

REC<br />

Consultatiefunctie<br />

kinderop<strong>van</strong>g<br />

28<br />

0 leeftijd 4<br />

4 leeftijd 12<br />

Consultatiebureau<br />

Thuiszorg/<br />

OKZ<br />

GGD-jeugdarts<br />

Commissies voor Indicatie (CvI). Deze<br />

commissies regelen de toegang tot de<br />

Regionale Expertise Centra (REC). Dit zijn<br />

scholen voor zeer speciaal onderwijs in de<br />

expertisescholen <strong>van</strong> de clusters 1 (visuele<br />

handicaps), 2 (taal en spraakproblemen),<br />

3 (chronisch zieke kinderen) en 4 (gedragsen<br />

psychiatrische problematiek).<br />

Regionale Indicatie Commissie (RIO).<br />

Deze commissie wordt genoemd in<br />

landelijke voorstellen op het gebied <strong>van</strong><br />

integratie <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong> handicap in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g. Deze commissie zou <strong>een</strong><br />

indicatie moeten gaan stellen voor kinderen<br />

die in aanmerking komen voor <strong>een</strong> extra<br />

budget bij plaatsing in de reguliere kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Figuur 2.5 Ver<strong>een</strong>voudigd model<br />

verwijzing en samenwerking<br />

Bureau<br />

Jeugdzorg<br />

SPD<br />

PCL: (S)BO<br />

CvI: REC<br />

RIO<br />

Huisarts<br />

Centraal loket<br />

Specialistische<br />

zorg


2.4 Enkele praktische<br />

voorbeelden <strong>van</strong><br />

samenwerken<br />

Dit hoofdstuk wordt afgesloten met enkele<br />

voorbeelden <strong>van</strong> samenwerking tussen<br />

kinderop<strong>van</strong>g en andere voorzieningen.<br />

Aan de orde komen de volgende thema’s:<br />

• Samenwerking met Jeugdgezondheidszorg.<br />

• Overdracht <strong>van</strong> informatie naar basisscholen.<br />

• Toeleiding naar scholen voor speciaal basisonde<br />

rwijs.<br />

• Integratie <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong> handicap.<br />

2.4.1 Kinderop<strong>van</strong>g en<br />

jeugdgezondheidszorg<br />

De jeugdgezondheidszorg kan <strong>een</strong> belangrijke<br />

partner zijn voor de kinderop<strong>van</strong>g. In de<br />

consultatiebureaus wordt de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> bijna alle kinderen gevolgd. Daarbij wordt<br />

momenteel voor jonge kinderen gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> de Van Wiechenschaal. Bij <strong>een</strong><br />

positieve scr<strong>een</strong>ingsuitslag - er is nader<br />

onderzoek nodig - worden de kinderen doorverwezen.<br />

Indien beroepsopvoeders zich<br />

zorgen maken over de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind, kunnen ze met toestemming <strong>van</strong> de<br />

ouders deze zorg voorleggen aan de medewerkers<br />

<strong>van</strong> het consultatiebureau. Deze<br />

medewerkers zien de kinderen het eerste<br />

jaar frequent en later minder vaak. In alle situaties<br />

moet er met behulp <strong>van</strong> gericht onderzoek<br />

binnen 10 minuten <strong>een</strong> scr<strong>een</strong>ingsoordeel<br />

plaatsvinden. De kinderen zijn niet<br />

vertrouwd met deze onderzoekssituatie,<br />

zodat het moeilijk is door middel <strong>van</strong> dit<br />

onderzoek <strong>een</strong> juist, volledig en betrouwbaar<br />

beeld te krijgen <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind. De betrouwbaarheid <strong>van</strong> deze<br />

informatie wordt beter naarmate meer<br />

informatie uit de thuissituatie en uit de<br />

kinderop<strong>van</strong>g voor deze medewerkers<br />

beschikbaar is. Een goede samenwerking<br />

en afstemming <strong>van</strong> informatie tussen<br />

kinderop<strong>van</strong>g, ouders en jeugdgezondheidszorg<br />

kan <strong>van</strong> groot belang zijn voor het kind.<br />

In enkele gem<strong>een</strong>ten is geëxperimenteerd<br />

met de afstemming <strong>van</strong> informatie. Hiervoor<br />

is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de KIPPPI-methode.<br />

Dit is <strong>een</strong> methode voor onderkenning en<br />

signalering <strong>van</strong> psychosociale problematiek,<br />

ontwikkeld door Kousemaker (1997).<br />

De methode bestaat uit <strong>een</strong> vragenlijst voor<br />

ouders (OVL), voor de kinderop<strong>van</strong>g (SIKO)<br />

en voor het consultatiebureau (CBSI). Voor de<br />

5-jarigen zijn er lijsten voor ouders (OVL),<br />

leerkrachten en de jeugdarts <strong>van</strong> de GGD<br />

(SASI). De informatie uit de verschillende situaties<br />

<strong>van</strong> het kind vult elkaar aan en de gegevens<br />

geven samen <strong>een</strong> betrouwbare indruk<br />

<strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong> het kind.<br />

De gegevens vormen het uitgangspunt voor<br />

eventueel te nemen preventieve acties.<br />

Vanuit het volgsysteem in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

kan de SIKO-lijst snel worden ingevuld.<br />

Eventueel kan de SIKO-lijst ook all<strong>een</strong><br />

gebruikt worden om <strong>een</strong> globaal beeld <strong>van</strong><br />

het psychosociaal functioneren in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

te registreren en met de ouders te<br />

bespreken.<br />

2.4.2 De doorgaande lijn<br />

naar het basisonderwijs<br />

Op de leeftijd <strong>van</strong> 4 jaar verlaten de kinderen<br />

voorschoolse kindercentra en gaan zij naar de<br />

basisschool. Er zijn twee redenen waarom<br />

informatie uit het volgsysteem in de voorschoolse<br />

periode voor het basisonderwijs<br />

belangrijk is:<br />

- Voor het realiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong> doorgaande<br />

pedagogisch-didactische lijn. De informatie<br />

uit de voorschoolse periode kan laten zien<br />

wat het kind al wel en nog niet kan.<br />

Indien het kind <strong>een</strong> speciaal educatief<br />

programma heeft gevolgd wordt zichtbaar<br />

hoe de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind onder<br />

invloed <strong>van</strong> dit programma is gevorderd.<br />

De basisschool kan met deze informatie<br />

al <strong>van</strong>af het moment <strong>van</strong> plaatsing het<br />

didactisch aanbod laten aansluiten bij het<br />

niveau <strong>van</strong> het kind en daarmee <strong>een</strong><br />

doorgaande lijn realiseren.<br />

29 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

- Voor onderwijsselectie. De wijze waarop<br />

de peuter in de voorschoolse periode<br />

functioneerde in de groep biedt informatie<br />

over de mate waarin het kind kan<br />

profiteren <strong>van</strong> het onderwijsaanbod.<br />

<strong>Het</strong> onderwijs is daarmee in staat <strong>een</strong><br />

beter onderbouwde beslissing te nemen<br />

over de wenselijkheid tot plaatsing in het<br />

gewone basisonderwijs, op <strong>een</strong> speciale<br />

school voor gewoon basisonderwijs of op<br />

<strong>een</strong> regionaal expertise centrum. Daartoe<br />

zal het kind nader moeten worden onderzocht.<br />

De gegevens uit de voorschoolse<br />

kindercentra biedt belangrijke aanvullende<br />

achtergrondinformatie. Een goede<br />

documentatie <strong>van</strong> de ontwikkeling in de<br />

voorschoolse periode kan <strong>een</strong> snellere<br />

plaatsingsprocedure in speciale<br />

voorzieningen mogelijk maken.<br />

Met name de regeling Voor- en Vroegschoolse<br />

Educatie heeft <strong>een</strong> golf <strong>van</strong> professionaliseringsactiviteiten<br />

voor peuterspeelzalen<br />

veroorzaakt. Er werden speciale educatieve<br />

methoden geïntroduceerd voor het werken<br />

met kinderen uit risicogroepen, zoals<br />

Piramide en Kaleidoscoop. <strong>Het</strong> gaat vooral<br />

om kinderen in <strong>een</strong> maatschappelijke achterstandssituatie<br />

met <strong>een</strong> (vermoedelijke) taalachterstand.<br />

Deze methoden bieden dezelfde<br />

didactische aanpak voor kinderen <strong>van</strong> 2 1 /<br />

2 à 3<br />

tot 6 jaar. Daarmee blijft de didactische aanpak<br />

voor het kind bij overstap naar het basisonderwijs<br />

gelijk. <strong>Het</strong> onderwijskansenbeleid<br />

zorgde er voor dat <strong>van</strong>uit het onderwijs de<br />

roep om informatie uit de voorschoolse periode<br />

sterker werd. Hierdoor<br />

ontstonden overal in het land experimenten<br />

met ‘overdrachtslijsten’, ook wel ‘rapportjes’<br />

genoemd. In samenwerkingstrajecten tussen<br />

peuterspeelzalen en basisscholen werden<br />

observatie- en vragenlijsten ontwikkeld, waarmee<br />

het kind kan worden gevolgd <strong>van</strong>af 2<br />

tot 4 jaar. In enkele projecten werd de<br />

registratiemethode voortgezet tot 6 jaar.<br />

Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn:<br />

- De Arnhemse Overdrachtsformulier.<br />

Dit formulier beschrijft <strong>een</strong> beeld <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind<br />

bij het verlaten <strong>van</strong> het kindercentrum.<br />

- <strong>Het</strong> Peutervolgsysteem Smallingerland.<br />

Met behulp <strong>van</strong> deze vragenlijst wordt de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de peuter twee maal in<br />

beeld gebracht en vergeleken met de<br />

indruk die ouders hierover hebben.<br />

De ouders vullen zelf ook <strong>een</strong> vragenlijst<br />

in. De lijst wordt meegegeven aan<br />

de ouders. <strong>Het</strong> is de bedoeling dat de<br />

ouders deze lijst m<strong>een</strong>emen naar het<br />

intakegesprek op de basisschool.<br />

De lijst is ontwikkeld in <strong>een</strong> samenwerkingsproject<br />

<strong>van</strong> de gem<strong>een</strong>te,<br />

de stichting kinderop<strong>van</strong>g en de stichting<br />

peuterspeelzalen Smallingerland. <strong>Het</strong><br />

project werd ondersteund <strong>van</strong>uit de onderwijsbegeleidingsdienst<br />

en de provinciale<br />

steunorganisatie voor zorg en welzijn.<br />

- De Rotterdamse observatielijst<br />

Peuter-kleuter. Deze observatie en<br />

registratielijst volgt de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

de peuter en kleuter in het kindercentrum<br />

<strong>van</strong>af het derde levensjaar. Met behulp <strong>van</strong><br />

de lijst wordt de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind<br />

vier keer in kaart gebracht. Twee maal in<br />

het derde levensjaar. Eenmaal met 4 jaar<br />

en 4 maanden en de laatste keer rond de<br />

vijfde verjaardag. De lijst wordt door het<br />

kindercentrum overgedragen aan het<br />

onderwijs. De methode is ontwikkeld bij<br />

Stichting De Meeuw in Rotterdam.<br />

Zowel in trajecten voor de implementatie<br />

<strong>van</strong> de specifieke educatieve programma’s,<br />

als de projecten voor het realiseren <strong>van</strong> overdrachtssystemen<br />

tussen voorschoolse voorzieningen<br />

en onderwijs, worden trainingen<br />

gegeven aan leidsters voor het versterken<br />

<strong>van</strong> deskundigheid op het gebied <strong>van</strong><br />

observeren en signaleren.<br />

De ervaring is dat deze trajecten vooral<br />

succesvol zijn als de beroepskrachten in<br />

de voorschoolse fase in <strong>een</strong> vroeg stadium<br />

worden betrokken bij de keuze <strong>van</strong> de inhoud<br />

en vormgeving <strong>van</strong> het programma en de<br />

registratiemethode. De leidster moet het<br />

gevoel hebben dat de gegevens die over het<br />

kind worden verzameld passen bij haar werkzaamheden.<br />

De wijze waarop de kindgegevens<br />

worden verzameld moeten passen<br />

bij het beleid en de aanpak in voorschoolse<br />

voorzieningen.<br />

30<br />

2.4.3 Toeleiding naar<br />

het speciaal onderwijs<br />

en de zorg<br />

In de vorige paragraaf is al genoemd dat<br />

de informatie uit de voorschoolse fase kan<br />

helpen bij beslissingen over de plaatsing <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> kind in het speciaal onderwijs of in <strong>een</strong><br />

REC.<br />

<strong>Het</strong> komt nog vaak voor dat peuters pas op<br />

3-jarige leeftijd naar de peuterspeelzaal<br />

kunnen. Er gaat dan al snel <strong>een</strong> half jaar overh<strong>een</strong><br />

voordat de peuterleidster <strong>een</strong> uitspraak<br />

durft te doen over de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

kind waar zij zich zorgen over maakt.<br />

Informatie uit <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> kan de<br />

deskundigen sneller op weg helpen bij het<br />

nemen <strong>van</strong> de juiste stappen voor toeleiding<br />

naar de juiste zorg. De informatie die door de<br />

PCL’s en CvI’s volgens voorschrift moeten<br />

worden verzameld om <strong>een</strong> indicatie te<br />

kunnen stellen, kan voor <strong>een</strong> deel uit de<br />

registratie <strong>van</strong> de beroepsopvoeders in de<br />

voorschoolse centra worden gehaald.<br />

Dat scheelt veel voorbereidend werk en daarmee<br />

tijd. Op basis <strong>van</strong> deze informatie kan<br />

heel gericht aanvullend onderzoek worden<br />

gepland.<br />

Op <strong>een</strong> aantal plaatsen in het land wordt op<br />

basis <strong>van</strong> informatie uit het volgsysteem door<br />

het onderwijs gratis consultatie aangeboden<br />

aan de leidsters. <strong>Het</strong> onderwijs heeft er<br />

belang bij de achterstand <strong>van</strong> het kind<br />

beperkt te houden en waar mogelijk plaatsing<br />

in het speciaal onderwijs te voorkomen.<br />

Waar aanvullend onderzoek voor plaatsingsbeslissingen<br />

nodig is komen<br />

deskundigen uit het onderwijs in het kindercentrum<br />

observeren. Soms betaalt de<br />

gem<strong>een</strong>te het onderwijs hier extra voor.<br />

Een negatief effect <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

kan soms zijn dat de basisschool <strong>een</strong> kind<br />

met ontwikkelings- of gedragsproblemen<br />

weigert. Ouders moeten dan met hun kind<br />

gaan ‘shoppen’ om toch <strong>een</strong> aanvaardbare<br />

plek voor hun kind te vinden.<br />

Informatie uit de voorschoolse situatie is<br />

meestal vooral verzameld voor het ondersteunen<br />

<strong>van</strong> het handelen <strong>van</strong> de leidster.<br />

Daarmee is deze informatie niet <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

geschikt voor selectiebeslissingen


in <strong>een</strong> andere educatieve setting. Daarvoor<br />

is informatie nodig die zich richt op het<br />

functioneren <strong>van</strong> het kind in de nieuwe<br />

omgeving. Soms kan de peuterleidster deze<br />

informatie leveren, maar vaak zal aanvullend<br />

onderzoek nodig zijn. Met de voorkennis uit<br />

het kindercentrum kan dit onderzoek sneller<br />

en gerichte worden uitgevoerd.<br />

Een goede relatie tussen de beroepsopvoeders<br />

en de ouders, maar vooral<br />

ook goede samenwerkingsafspraken<br />

tussen onderwijs-, zorg-, en kinderop<strong>van</strong>gvoorzieningen<br />

- onder regie <strong>van</strong> de<br />

gem<strong>een</strong>te - kunnen negatieve gevolgen<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> beperken.<br />

2.4.4 Integratie in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g<br />

Regelmatig worden kindercentra door ouders<br />

benaderd met de vraag of zij <strong>een</strong> kind met<br />

<strong>een</strong> handicap willen plaatsen. Allereerst is<br />

het dan belangrijk na te gaan wat de ouders<br />

voor het kind precies verwachten <strong>van</strong><br />

plaatsing in het kindercentrum. Ook is<br />

het belangrijk na te gaan of dit kind kan<br />

profiteren <strong>van</strong> het aanbod. Hiervoor moet<br />

gekeken worden naar de beperkingen <strong>van</strong><br />

het kind en de extra zorg die het kind nodig<br />

heeft om zich prettig te kunnen voelen en<br />

zich te kunnen ontwikkelen. Deze informatie<br />

moet gelegd worden naast de mogelijkheden<br />

in het kindercentrum. De zorgvoorzieningen<br />

en de jeugdgezondheidszorg kunnen het<br />

kindercentrum helpen bij het nemen <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> goede beslissing.<br />

Indien het kind gebruik maakt <strong>van</strong><br />

geïndiceerde zorg zijn <strong>van</strong>uit de zorgvoorzieningen<br />

meestal verslagen beschikbaar<br />

met informatie over het ontwikkelingsverloop<br />

<strong>van</strong> het kind. Bij <strong>een</strong> verzoek om plaatsing<br />

kunnen zorgvoorzieningen uitleggen welke<br />

aanpak het kind nodig heeft. Er kan worden<br />

meegedacht over de wijze waarop deze<br />

aanpak kan worden ingepast in het<br />

programma <strong>van</strong> het kindercentrum.<br />

Meestal wordt deze ondersteuning door<br />

ambulante begeleiders geboden.<br />

Indien tot plaatsing wordt besloten helpt<br />

de informatie uit het <strong>kindvolgsysteem</strong> bij<br />

beslissingen over de zorg die het kind in de<br />

toekomst nodig heeft en in welke vorm dit<br />

het best kan worden gegeven. De informatie<br />

uit het kindercentrum vult de informatie<br />

uit de thuissituatie en de resultaten <strong>van</strong><br />

behandelingen door zorgverleners aan.<br />

Hierdoor ontstaat <strong>een</strong> betrouwbaar beeld<br />

over het functioneren <strong>van</strong> het kind in de<br />

samenleving.<br />

In twee provincies, Noord-Brabant en Noord-<br />

Holland (Amsterdam), is ervaring opgedaan<br />

met ‘integratieloketten’. Als beroepskrachten<br />

vragen hebben over integratie <strong>van</strong> kinderen<br />

in de kinderop<strong>van</strong>g, kan met dat loket<br />

contact worden opgenomen. Vanuit dat loket<br />

worden alle benodigde adviezen en regelzaken<br />

gecoördineerd. In andere provincies<br />

voorziet de voorziening Integrale Vroeghulp<br />

in deze behoefte. Inmiddels is door de<br />

commissie Torenstra <strong>een</strong> advies uitgebracht<br />

over de integratie <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong><br />

handicap in de kinderop<strong>van</strong>g (2002). In dat<br />

advies wordt gepleit voor structurele maatregelen<br />

en <strong>een</strong> stimuleringsmaatregel om de<br />

integratie <strong>van</strong> gehandicapte kinderen in<br />

de kinderop<strong>van</strong>g te bevorderen.<br />

2.4.5 De gem<strong>een</strong>telijke<br />

regie<br />

Wanneer we de hierboven vermelde vormen<br />

<strong>van</strong> samenwerking bekijken, dan zien we<br />

dat op lokaal niveau de uitvoering <strong>van</strong><br />

diverse wet- en regelgeving samenkomt.<br />

Van de gem<strong>een</strong>te wordt verwacht<br />

dat zij de sturende rol<br />

oppakt om de benodigde samenwerking<br />

te realiseren.<br />

De gem<strong>een</strong>te moet daarin<br />

worden ondersteund door<br />

de provinciale en landelijke<br />

overheid. Deze overheden<br />

hebben in de notities Jeugd in<br />

BA(la)NS (1999,2000) afgesproken<br />

hun regelingen zo op elkaar af te<br />

stemmen dat het organiseren <strong>van</strong><br />

samenhang in het aanbod voor jeugdigen<br />

mogelijk wordt gemaakt.<br />

Met name in de voor- en vroegschoolse<br />

periode zijn deze inspanningen in de periode<br />

1999-2002 goed zichtbaar geworden.<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> resultaten zijn: de regeling<br />

Voor- en Vroegschoolse Educatie, de Tijdelijke<br />

Regeling Vroegsignalering, de lokale<br />

projecten bredeschool en vensterschool,<br />

initiatieven tot het opzetten <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

gem<strong>een</strong>telijke zorgmonitor voor jeugdigen en<br />

het ontstaan <strong>van</strong> integrale loketten, waarin de<br />

toegang tot zorgvoorzieningen integraal kan<br />

worden geregeld.<br />

31 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


<strong>van</strong> observeren tot samenwerken<br />

<strong>Het</strong> maatschappelijk belang <strong>van</strong> samenhang<br />

en samenwerking <strong>van</strong> voorzieningen bij<br />

het verlenen <strong>van</strong> diensten aan ouders en<br />

jeugdigen staat hoog op de agenda. Voor<br />

ouders en jeugdigen is het meestal prettig<br />

te ervaren dat diensten logisch aansluiten<br />

bij hun ondersteuningsbehoeften. Dat ze bij<br />

vragen niet <strong>van</strong> het ene naar het andere loket<br />

worden gestuurd. Dat het verhaal niet op<br />

iedere plek opnieuw verteld hoeft te worden.<br />

Dat beschikbare informatie wordt gebruikt,<br />

zodat onderzoeks- en testsituaties worden<br />

beperkt tot informatie die echt nodig is om<br />

<strong>een</strong> besluit te kunnen nemen.<br />

Deze behoefte aan samenwerking doet ook<br />

<strong>een</strong> maatschappelijk beroep op de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Er kan worden gevraagd – met toestemming<br />

<strong>van</strong> de ouders – de kennis en<br />

ervaring die met <strong>een</strong> kind wordt opgedaan<br />

te delen met andere jeugdvoorzieningen.<br />

De vraag kan betrekking hebben op het<br />

registreren <strong>van</strong> specifieke vaardigheden<br />

teneinde <strong>een</strong> ontwikkelingslijn in de gaten te<br />

kunnen houden. Deze informatie moet <strong>van</strong>uit<br />

het <strong>kindvolgsysteem</strong> worden beantwoord.<br />

Misschien moet daarvoor de bestaande<br />

werkwijze worden aangepast.<br />

De keuze voor de inhoud en vormgeving <strong>van</strong><br />

het <strong>kindvolgsysteem</strong> is in de eerste plaats<br />

<strong>een</strong> keuze voor <strong>een</strong> werkwijze die het<br />

handelen in de eigen organisatie ondersteunt.<br />

In de kinderop<strong>van</strong>g staat het<br />

pedagogisch-didactisch handelen centraal.<br />

Zodra daar <strong>een</strong> maatschappelijk doel bij komt<br />

is het mogelijk het <strong>kindvolgsysteem</strong> zo in<br />

te richten dat daar <strong>een</strong> bijdrage aan wordt<br />

geleverd. <strong>Het</strong> is belangrijk dat de betrokken<br />

voorzieningen met elkaar nagaan wat de<br />

doelen zijn voor het verzamelen en overdragen<br />

<strong>van</strong> informatie. Vervolgens kan<br />

worden afgesproken wat iedere voorziening<br />

afzonderlijk daaraan kan bijdragen.<br />

De gem<strong>een</strong>te kan het initiatief nemen om<br />

<strong>een</strong> werkgroep samen te stellen met<br />

vertegenwoordigers uit de jeugdgezondheidszorg<br />

(thuiszorg/OKZ en GGD), het basisonderwijs,<br />

de peuterspeelzalen<br />

en de dagop<strong>van</strong>g. Aan deze werkgroep<br />

kunnen vertegenwoordigers uit de zorg op<br />

afroep worden toegevoegd. De opdracht voor<br />

deze werkgroep kan zijn om <strong>een</strong><br />

voorstel te maken voor <strong>een</strong> samenhangende<br />

jeugdmonitor, waarin de volgende doorgaande<br />

lijnen zijn gerealiseerd:<br />

• De overdracht <strong>van</strong>uit de voorschoolse naar<br />

de schoolse periode.<br />

• De overdracht <strong>van</strong>uit de jeugdgezondheidszorg<br />

naar kinderop<strong>van</strong>g en onderwijs, en<br />

andersom.<br />

• De overdracht <strong>van</strong>uit kinderop<strong>van</strong>g en<br />

onderwijs bij toeleiding naar zorg.<br />

• De overdracht <strong>van</strong>uit zorgvoorzieningen<br />

naar kinderop<strong>van</strong>g en onderwijs bij de<br />

integratie <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong> handicap,<br />

gezondheids- of gedragsprobleem.<br />

Daarnaast kunnen rond probleemgebieden<br />

inhoudelijke protocollen worden opgesteld.<br />

Een voorbeeld daar<strong>van</strong> is <strong>een</strong> taal-spraakprotocol,<br />

<strong>een</strong> protocol kindermishandeling,<br />

<strong>een</strong> protocol ADHD en autisme.<br />

In protocollen kunnen eerst <strong>van</strong>uit de<br />

inhoudelijke expertise de stappen en<br />

beslissingsmomenten worden onderscheiden<br />

die nodig zijn om tot <strong>een</strong> goede onderkenning,<br />

diagnostiek en indicatiestelling te<br />

komen. Vervolgens kan worden<br />

afgesproken <strong>van</strong> welke voorziening dan<br />

welke taken in dit proces wordt verwacht.<br />

Soortgelijke protocollen zijn in de geneeskunde<br />

gem<strong>een</strong>goed geworden. Op het<br />

gebied <strong>van</strong> het pedagogische en psychologische<br />

handelen - het ondersteunen <strong>van</strong><br />

de ontwikkeling tijdens de levensloop <strong>van</strong><br />

jeugdigen - kan op dit punt nog veel<br />

verbeterd worden.<br />

32


hoofdstuk 3<br />

Hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

3.1 Inleiding<br />

Kijken en gericht onderzoeken zijn g<strong>een</strong><br />

objectieve bezigheden. De bril op de neus<br />

leert tenslotte anders. Ervaringen, (pas)<br />

verworven kennis, het belang <strong>van</strong> de<br />

informatie en overtuigingen kleuren de<br />

waarneming en beïnvloeden de interpretatie<br />

<strong>van</strong> verschijnselen waar de aandacht<br />

zich op richt. Opvoeders en hulpverleners<br />

verschillen daarom vaak in de kenmerken<br />

die zij noemen, als zij de ontwikkeling<br />

of het gedrag <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaald<br />

kind beschrijven. Hoe duidelijker instructies<br />

voor het observeren worden gegeven,<br />

en hoe concreter het gedrag is waar<br />

gericht naar wordt gekeken, hoe meer de<br />

resultaten <strong>van</strong> het kijken tussen opvoeders<br />

met elkaar over<strong>een</strong>komen.<br />

De observatie-instructies ‘objectiveren’ de<br />

kijkresultaten. Dit objectiveren is, naast<br />

het vergelijkbaar maken <strong>van</strong><br />

informatie over kinderen, vaak het doel<br />

<strong>van</strong> formele lijsten. In <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong><br />

wetenschappelijk getoetste observatie- en<br />

vragenlijsten wordt de betrouwbaarheid<br />

en validiteit <strong>van</strong> het materiaal<br />

gegeven (Evers, 2000). De gebruikers<br />

weten dan hoe ze met de resultaten <strong>van</strong><br />

deze lijsten moeten omgaan.<br />

In de praktijk <strong>van</strong> de kinderop<strong>van</strong>g wordt<br />

vooral gebruik gemaakt <strong>van</strong> informele, niet<br />

getoetste, hulpmiddelen voor het observeren<br />

en registreren. Deze hulpmiddelen hebben<br />

vooral gebruikswaarde voor de overdracht<br />

<strong>van</strong> informatie tussen de beroepsopvoeders<br />

en ouders, tussen beroepsopvoeders onderling<br />

en tussen beroepsopvoeders en leidinggevenden<br />

te structureren. Zodra het belang<br />

<strong>van</strong> betrouwbare en valide informatie over<br />

het functioneren <strong>van</strong> de jeugdigen groter<br />

wordt, zullen ook de eisen toenemen die<br />

aan hulpmiddelen gesteld worden.<br />

We zien dan ook dat educatieve<br />

programma’s voor specifieke doelgroepen<br />

<strong>een</strong> eigen <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

gebruiken. Met name CITO spant zich in<br />

om belangrijke hulpmiddelen in<br />

volgsystemen ook wetenschappelijk<br />

te onderbouwen.<br />

In dit hoofdstuk worden eerst <strong>een</strong> aantal<br />

aandachtspunten gegeven voor het gebruik<br />

<strong>van</strong> hulpmiddelen. Vervolgens zullen de<br />

meest voorkomende hulpmiddelen voor het<br />

observeren en registreren op <strong>een</strong> rij worden<br />

gezet. Tot slot worden <strong>een</strong> beperkt aantal<br />

beschikbare kindvolgsystemen toegelicht.<br />

3.2 Aandachtspunten<br />

voor het gebruik <strong>van</strong><br />

hulpmiddelen<br />

<strong>Het</strong> hoofddoel voor het volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

in de kindercentra is het ondersteunen <strong>van</strong><br />

het pedagogisch-didactisch handelen.<br />

Halen de kinderen ook werkelijk de<br />

gewenste doelen? Er worden meestal g<strong>een</strong><br />

‘leerdoelen’ opgelegd. Niettemin is de<br />

verwachting dat het verblijf in het kindercentrum<br />

en de activiteiten die worden aangeboden<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> de kinderen<br />

positief beïnvloeden; dat naarmate het kind<br />

ouder wordt, het kind op <strong>een</strong> hoger niveau in<br />

de groepen functioneert. De vaardigheden<br />

nemen toe en in de omgang met elkaar en<br />

met volwassenen kunnen hogere eisen<br />

worden gesteld. Worden deze<br />

verwachtingen voor <strong>een</strong> kind niet waargemaakt,<br />

dan valt het kind op. <strong>Het</strong> kind<br />

wordt besproken en met de ouders wordt<br />

overleg gepleegd over te ondernemen acties.<br />

Een kindercentrum hanteert misschien g<strong>een</strong><br />

opgelegde ‘leerlijn’, maar wel <strong>een</strong> ‘streefcurriculum’.<br />

Met de termen curriculum,<br />

pedagogische doelen, ontwikkelingslijn<br />

en leerlijn wordt hetzelfde bedoeld:<br />

<strong>een</strong> georganiseerd geheel <strong>van</strong> verwachte<br />

ontwikkelingsresultaten, uitgelokt door het<br />

kind te laten deelnemen aan geplande<br />

situaties en gebeurtenissen (Bagnato, 2000).<br />

Zijn deze doelen algem<strong>een</strong> en abstract<br />

geformuleerd, dan zal ieder zich er in kunnen<br />

vinden. Wie heeft moeite met doelen als:<br />

rekening kunnen houden met elkaar, respect<br />

voor verschillende culturen, zelfredzaam<br />

worden?<br />

33 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

De problemen ontstaan meestal pas zodra<br />

deze doelen worden vertaald naar te<br />

observeren concreet gedrag voor 3-jarigen.<br />

Dit laatste gebeurt in <strong>een</strong> aantal observatiesystemen.In<br />

<strong>een</strong> professioneel pedagogisch<br />

programma zullen de volgende elementen<br />

aanwezig moeten zijn:<br />

• Er wordt zoveel mogelijk vooraf<br />

beoordeeld of het geboden programma bij<br />

de behoeften <strong>van</strong> het kind past.<br />

• Men hanteert <strong>een</strong> ontwikkelingslijn met<br />

daarbij behorende gedragsdoelen.<br />

• De gedragsdoelen zijn functioneel, dat wil<br />

zeggen passend bij <strong>een</strong> normaal verblijf in<br />

het kindercentrum.<br />

• <strong>Het</strong> gedrag wordt geobserveerd in de<br />

natuurlijke spelsituaties.<br />

• Er is <strong>een</strong> direct verband tussen de<br />

resultaten uit het observeren <strong>van</strong> kinderen<br />

enerzijds en het plannen <strong>van</strong> het<br />

pedagogisch handelen anderzijds.<br />

Gedragsdoelen en instructiedoelen sluiten<br />

op elkaar aan.<br />

• De werkwijze voor het volgen <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling en het plannen <strong>van</strong> het<br />

handelen is gestructureerd. Een <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

kan deze structurering bieden.<br />

• Er wordt - waar mogelijk - op tijd ingeschat<br />

of bij overplaatsing naar <strong>een</strong> ander<br />

programma dat programma ook zal aansluiten<br />

bij de behoeften <strong>van</strong> het kind op<br />

dat moment. Zo nodig wordt samen met<br />

de ouders/verzorgers gezocht naar <strong>een</strong><br />

passend programma.<br />

Er zijn verschillende kindvolgsystemen<br />

beschikbaar. Met behulp <strong>van</strong> de volgende<br />

aandachtspunten kunnen we de verschillen in<br />

kaart brengen:<br />

1. Verschillende doelen en<br />

gebruiksmogelijkheden<br />

Is het verzamelen <strong>van</strong> informatie bedoeld<br />

voor:<br />

• <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen om sturing te geven aan het<br />

pedagogisch handelen?<br />

• <strong>Het</strong> vastleggen <strong>van</strong> <strong>een</strong> globale indruk <strong>van</strong><br />

het kind <strong>van</strong> de leidster, zodat hierover<br />

met de ouders kan worden gesproken?<br />

• <strong>Het</strong> verstrekken <strong>van</strong> informatie over het<br />

functioneren <strong>van</strong> het kind in <strong>een</strong> voor<br />

schools programma, zodat de basisschool<br />

kan bepalen of het kind extra zorg nodig<br />

heeft?<br />

• <strong>Het</strong> tijdig onderkennen of vaststellen <strong>van</strong><br />

ontwikkelingsstoornissen?<br />

2. Inhoud: verschillende soorten<br />

informatie over het kind<br />

Waar richt het observatiesysteem zich op?<br />

• <strong>Het</strong> vaststellen <strong>van</strong> de aanwezigheid <strong>van</strong><br />

vaardigheden en ontwikkelingsmijlpalen<br />

passend bij <strong>een</strong> zekere leeftijd?<br />

• <strong>Het</strong> in beeld brengen <strong>van</strong> het niveau waar<br />

op het kind functioneert?<br />

• Gaat het om geïsoleerde vaardigheden of<br />

om het totaalbeeld <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind?<br />

• Wordt er rekening gehouden met<br />

omgevingsfactoren die het gedrag <strong>van</strong> het<br />

kind in het kindercentrum of thuis kunnen<br />

beïnvloeden?<br />

• Kan vooruitgang of terugval zichtbaar<br />

worden gemaakt?<br />

• Wordt het kind vergeleken met andere<br />

kinderen of met zichzelf?<br />

• Is de inhoud <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

gebonden aan <strong>een</strong> specifiek educatief<br />

programma, of kan het ook in andere<br />

centrumgebonden programma’s worden<br />

ingezet? (De inhoud <strong>van</strong> het observatiesysteem<br />

kan gebonden zijn aan <strong>een</strong><br />

geplande volgorde <strong>van</strong> educatieve<br />

projecten voor <strong>een</strong> specifieke leeftijdsgroep<br />

peuters die hieraan <strong>een</strong> jaar lang<br />

meedoen. <strong>Het</strong> zal moeilijk zijn dit systeem<br />

ongewijzigd in te zetten voor alle kinderen<br />

in <strong>een</strong> kinderdagverblijf met verticale<br />

groepen en <strong>een</strong> grote flexibiliteit <strong>van</strong><br />

educatieve activiteiten.)<br />

3. Vormgeving: de wijze waarop<br />

de informatie wordt verzameld<br />

• Maakt het observatiesysteem gebruik <strong>van</strong><br />

open vragen en open ruimte, of gesloten<br />

vragen?<br />

• Wordt <strong>een</strong>malig informatie verzameld?<br />

Op enkele vaste momenten? Of wordt<br />

verondersteld dat de beroepsopvoeder<br />

gebruik maakt <strong>van</strong> informatie uit dagelijkse<br />

observaties?<br />

34<br />

• Welke werkwijze is nodig om de<br />

informatie op tafel te krijgen? Kan worden<br />

volstaan met het vastleggen <strong>van</strong> geobserveerd<br />

gedrag of <strong>een</strong> globaal beeld <strong>van</strong> het<br />

kind op <strong>een</strong> vragenlijst (observeren)?<br />

Zijn vraaggesprekken nodig om informatie<br />

over de beleving of het denken <strong>van</strong> het<br />

kind te achterhalen (interviews) of moet<br />

onderzocht worden hoe <strong>een</strong> kind in <strong>een</strong><br />

specifieke situatie presteert (toets of test)?<br />

• Moet de beroepsopvoeder voor het<br />

observeren <strong>van</strong> de kinderen iets bijzonders<br />

regelen?<br />

• Hoeveel tijd vraagt de schriftelijke<br />

registratie <strong>van</strong> de organisatie?<br />

4. Randvoorwaarden: wat is nodig om<br />

het <strong>kindvolgsysteem</strong> goed te kunnen<br />

gebruiken?<br />

• Hebben de beroepskrachten <strong>een</strong> speciale<br />

opleiding of training nodig om met het<br />

observatie- en registratiesysteem te<br />

kunnen werken?<br />

• Wat zijn de kosten voor de aanschaf,<br />

het uitvoeren en onderhouden <strong>van</strong> het<br />

beoogde <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

De eisen die gesteld worden aan het doel,<br />

de inhoud, de vormgeving, de werkwijze voor<br />

het observeren, alsmede de randvoorwaarden<br />

die kunnen worden gerealiseerd,<br />

bepalen uiteindelijk hoe het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

er uit zal komen te zien.<br />

Hoe belangrijker de beslissing voor het kind<br />

is dat op basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

genomen wordt, hoe hoger de eisen zullen<br />

zijn die aan het gebruik <strong>van</strong> materialen in<br />

deze volgsystemen gesteld moeten worden.<br />

Bagnato (2000) geeft <strong>een</strong> zestal standaarden<br />

voor beoordelingssystemen:<br />

• Authenticiteit: wordt het oordeel over het<br />

kind gebaseerd op het gedrag dat het kind<br />

in de gewone dagelijkse werkelijkheid laat<br />

zien?<br />

• Convergentie: komt de informatie uit<br />

meerdere bronnen?<br />

• Samenwerking: is er sprake <strong>van</strong> samenwerking<br />

en het uitwisselen <strong>van</strong> informatie<br />

tussen betrokkenen? Zijn in het bijzonder<br />

de ouders goed in dit proces betrokken?


• Rechtvaardigheid: zal het oordeel<br />

voldoende gaan bijdragen aan bijzondere<br />

behoeften <strong>van</strong> het kind <strong>van</strong>uit cultuur of<br />

ontwikkelingsaspecten? Of zal dit oordeel<br />

de verdere ontwikkeling <strong>van</strong> het kind<br />

all<strong>een</strong> negatief beïnvloeden?<br />

• Gevoeligheid: biedt het observatiesysteem<br />

voldoende aanknopingspunten voor aanpassing<br />

<strong>van</strong> het pedagogisch handelen<br />

en het vaststellen <strong>van</strong> veranderingen in<br />

het functioneren?<br />

• Congruentie: is het beoordelingssysteem<br />

ook ontwikkeld en uitgeprobeerd bij de<br />

(doel)groep kinderen waarvoor het<br />

systeem zal worden gebruikt?<br />

Deze standaarden gelden voor het beoordelen<br />

<strong>van</strong> kinderen, onafhankelijk <strong>van</strong> de<br />

setting waarin dit oordeel plaatsvindt. Hij laat<br />

<strong>een</strong> werkwijze zien waarmee informatie uit<br />

diverse bronnen kan worden samengebracht<br />

om zo te komen tot <strong>een</strong> beter en betrouwbaarder<br />

beeldvorming <strong>van</strong> kinderen en<br />

daarmee tot <strong>een</strong> betere hulpverlening.<br />

Kindvolgsystemen, gebruikt in de sector<br />

kinderop<strong>van</strong>g, kunnen daar <strong>een</strong> belangrijke<br />

bijdrage aan leveren.<br />

Wet Bescherming Persoonsgegevens<br />

Een belangrijk deel <strong>van</strong> de informatie die<br />

wordt verzameld, betreft de ontwikkeling en<br />

het gedrag <strong>van</strong> het kind. Deze informatie valt<br />

onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens1<br />

. De organisatie zal in <strong>een</strong> privacyreglement<br />

kunnen vastleggen:<br />

• welke persoonsinformatie over het kind en<br />

het gezin wordt verzameld;<br />

• wat er met deze informatie gebeurt;<br />

• waar de informatie wordt bewaard;<br />

• wie hier toezicht op houdt en<br />

• wie er toegang heeft tot deze informatie.<br />

Wij gaan er <strong>van</strong> uit dat ouders altijd het recht<br />

hebben het kinddossier in het kindercentrum<br />

in te zien. In Friesland hebben de meeste<br />

1 Zie ook Sauerwein, mr. L.B.en<br />

mr. J.J.Linnemann (2001), Handleiding voor<br />

verwerkers <strong>van</strong> persoonsgegevens.<br />

Ministerie <strong>van</strong> Justitie Den Haag.<br />

Kijk ook op: www.minjust.nl.<br />

kinderop<strong>van</strong>gorganisaties er voor gekozen<br />

het kinddossier na het verlaten <strong>van</strong> de kinderop<strong>van</strong>g<br />

aan de ouders mee te geven.<br />

Organisaties die na die periode informatie<br />

over het kind opvragen, zullen zich dan tot<br />

de ouders moeten wenden. Basisscholen<br />

nemen regelmatig contact op met de<br />

organisatie voor kinderop<strong>van</strong>g om informatie<br />

over <strong>een</strong> kind in te winnen. Indien de<br />

ouders/verzorgers hiermee akkoord gaan,<br />

wordt deze informatie verstrekt. Er zijn ook<br />

situaties waarin buiten de ouders om informatie<br />

wordt ingewonnen. Meestal is dan de<br />

veiligheid <strong>van</strong> het kind in het geding. Mits de<br />

daartoe gangbare protocollen en de daarop<br />

<strong>van</strong> toepassing zijn de wetgeving worden<br />

gevolgd, zal de organisatie voor kinderop<strong>van</strong>g<br />

deze informatie kunnen verstrekken.<br />

Wanneer het kinddossier niet meer aanwezig<br />

is, kan de kinderop<strong>van</strong>gorganisatie g<strong>een</strong><br />

betrouwbare informatie geven. Om die reden<br />

worden tegenwoordig ook wel afschriften<br />

<strong>van</strong> kindgegevens gemaakt, die nog <strong>een</strong><br />

beperkte tijd worden bewaard en daarna worden<br />

vernietigd.<br />

Integraal kinddossier<br />

Een laatste ontwikkeling is het voorstel <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> aantal organisaties in Friesland om<br />

ouders zelf bij de geboorte <strong>van</strong> hun kind<br />

<strong>een</strong> kindmap beschikbaar te stellen. Ouders<br />

kunnen hierin zelf verslagen en andere<br />

belangrijke gegevens over hun kind bewaren.<br />

Deze kindmap kan door ouders als integraal<br />

dossier worden meegenomen bij bezoeken<br />

aan beroepsopvoeders en zorgverleners.<br />

Daarmee reiken ouders zelf de rele<strong>van</strong>te<br />

informatie over hun kind aan en worden<br />

bureaucratische en tijdrovende procedures<br />

voor het overdragen <strong>van</strong> informatie tussen<br />

instellingen teruggebracht. De kinderop<strong>van</strong>g<br />

kan <strong>een</strong> afschrift <strong>van</strong> observatieformulieren<br />

en het resultaat <strong>van</strong> de kindbespreking<br />

beschikbaar stellen voor de kindmap.<br />

Daarnaast is voorgesteld dat breder gebruik<br />

gemaakt kan worden <strong>van</strong> de Jeugdgezondheidszorg.<br />

Deze organisatie zou,<br />

met toestemming <strong>van</strong> de ouders, <strong>een</strong><br />

centraal archief kunnen (blijven) beheren<br />

waar belangrijke ontwikkelingsgegevens <strong>van</strong><br />

jeugdigen <strong>van</strong> 0 tot 19 jaar worden bewaard,<br />

die desgewenst, weer met toestemming <strong>van</strong><br />

ouders, opvraagbaar zijn. <strong>Het</strong> doel <strong>van</strong> zo’n<br />

integraal dossier is <strong>een</strong> voor ouders en kind<br />

logisch doorgaande lijn te realiseren,<br />

zowel tussen organisaties die tegelijkertijd<br />

verschillende taken uitvoeren voor het gezin,<br />

als tussen organisaties die in de loop <strong>van</strong> de<br />

tijd taken <strong>van</strong> elkaar overnemen.<br />

3.3 Veel gebruikte<br />

hulpmiddelen in<br />

kindvolgsystemen<br />

Een organisatie streeft er naar om de<br />

gewenste uitwisseling <strong>van</strong> informatie zo<br />

doelmatig mogelijk te laten verlopen.<br />

Daarom wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong><br />

gestructureerde vormen <strong>van</strong> informatieoverdracht.<br />

Standaardisering staat soms<br />

op gespannen voet met de individuele<br />

informatiebehoeften <strong>van</strong> opvoeders.<br />

Daarom wordt <strong>een</strong> evenwicht gezocht<br />

tussen het standaardiseren <strong>van</strong> voor de<br />

organisatie rele<strong>van</strong>te informatie en het<br />

inspelen op de dagelijkse en spontane<br />

behoeften rond uitwisseling <strong>van</strong> informatie<br />

over het kind. Deels blijkt deze informatie<br />

elkaar te overlappen, deels is zij aanvullend<br />

en verdiepend. Samen vormen zij <strong>een</strong><br />

adequaat beeld <strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong><br />

het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie. In de praktijk<br />

zien we dat hoe groter de organisatie wordt,<br />

hoe meer de organisatie openstaat voor het<br />

invoeren <strong>van</strong> gestructureerde vragenlijsten<br />

voor observatietaken.<br />

Omdat de hulpmiddelen die in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

gebruikt worden vooral zijn bedoeld<br />

om beslissingen rondom het kind goed te<br />

onderbouwen, sluit het gebruik <strong>van</strong> hulpmiddelen<br />

vaak aan bij de op<strong>van</strong>gfasen die in<br />

het eerste hoofdstuk al zijn genoemd.<br />

De behoeften en ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen<br />

kunnen zo <strong>van</strong>af het moment <strong>van</strong> aanmelding<br />

tot aan het afsluiten <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g<br />

worden gevolgd. Met name het raamwerk<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> dat in Friesland (1993) is<br />

beschreven heeft deze ordening helder in<br />

beeld gebracht.<br />

35 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

De volgende hulpmiddelen komen we in de<br />

praktijk veel tegen:<br />

• Intakeformulier.<br />

• Plaatsingsformulier en de plaatsingsover<strong>een</strong>komst.<br />

• Lijst met specifieke zorgafspraken.<br />

• Groepslogboek.<br />

• Communicatieschrift ( als persoonlijk<br />

groeiboek en communicatiemiddel tussen<br />

ouders en beroepsopvoeders).<br />

• Checklists en instrumenten voor gerichte<br />

observatie. De hulpmiddelen zijn gericht<br />

op het kind, op de groep of op de leefomgeving.<br />

Soms zijn er verzamelstaten<br />

beschikbaar om individuele gegevens te<br />

bundelen tot groepsgegevens.<br />

• Persoonlijk geschreven observatieverslagen.<br />

• Vragenlijsten voor kind (8+) en voor<br />

ouders.<br />

• Portfolio’s.<br />

• Videobeelden.<br />

• Foto’s.<br />

• Toetsen.<br />

• Overdrachtsformulieren.<br />

Niet ieder centrum gebruikt al deze hulpmiddelen.<br />

Men kiest de hulpmiddelen die<br />

nodig zijn om de informatievoorziening goed<br />

te structureren. Door de ontwikkelingen op<br />

het gebied <strong>van</strong> gerichte observatiesystemen<br />

is het mogelijk dat de implementatie <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> nieuw <strong>kindvolgsysteem</strong> <strong>een</strong> aantal<br />

bestaande hulpmiddelen voor registratie kan<br />

ver<strong>van</strong>gen. Een aantal hulpmiddelen wordt<br />

hieronder kort besproken.<br />

Intakeformulier<br />

De in het kennismakingsgesprek besproken<br />

informatie kan worden opgeschreven op<br />

<strong>een</strong> zogenaamd ‘intakeformulier’. Een intakeformulier<br />

is speciaal samengesteld voor het<br />

verzamelen <strong>van</strong> algemene informatie, die<br />

nodig is voor het nemen <strong>van</strong> beslissingen ten<br />

behoeve <strong>van</strong> de inschrijving <strong>van</strong> het kind.<br />

<strong>Het</strong> resultaat is de beslissing dat het kind<br />

plaatsbaar is volgens in hoofdlijnen gemaakte<br />

afspraken tussen kindercentrum en ouders<br />

(kind).<br />

Blok 3.1: In kinderdagverblijf ‘de kuikentjes’<br />

geldt als toelatingscriterium dat het<br />

kind g<strong>een</strong> bijzondere individuele zorg<br />

nodig heeft. Koos en Tine willen hun<br />

peuter met <strong>een</strong> allergie voor noten graag<br />

hier laten op<strong>van</strong>gen. Daarvoor kan het<br />

nodig zijn in onvoorziene situaties <strong>een</strong><br />

<strong>een</strong>voudige injectie met <strong>een</strong> prikpen te<br />

geven. Groepsleidsters mogen dat all<strong>een</strong><br />

na speciale scholing en onder toezicht <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> arts doen, mits zij hiertegen g<strong>een</strong><br />

bezwaar hebben. Deze groepsleidsters<br />

zijn niet beschikbaar. Er is g<strong>een</strong> tijd om<br />

<strong>een</strong> alternatieve oplossing te zoeken.<br />

De plaatsing wordt voorlopig geweigerd.<br />

Plaatsingsformulier/<br />

plaatsingsover<strong>een</strong>komst<br />

De informatie die nodig is voor het maken<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> goede match tussen kind en leefof<br />

speelgroep kan worden verzameld op <strong>een</strong><br />

plaatsingsformulier. Dit formulier kan al bij<br />

aanmelding worden ingevuld. Als er sprake is<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> wachtlijst zal deze bij lange wachttijden<br />

moeten worden geactualiseerd.<br />

Ook als het kind wordt overgeplaatst zal in<br />

principe <strong>een</strong> plaatsingsformulier moeten<br />

worden ingevuld. Zodra het kind wordt<br />

geplaatst sluit de organisatie <strong>een</strong> plaatsingsover<strong>een</strong>komst<br />

met de ouders. Deze plaatsingsover<strong>een</strong>komst<br />

bevat zowel de zakelijke<br />

afspraken rond de dienstverlening, als aanvullende<br />

individuele afspraken over de inhoud<br />

<strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g. Voor de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> kinderen<br />

met <strong>een</strong> medische indicatie moet de informatie<br />

voldoen aan de vereisten <strong>van</strong> het protocol<br />

‘voorbehouden handelingen’. <strong>Het</strong> kan dan<br />

nodig zijn aan de plaatsingsover<strong>een</strong>komst<br />

<strong>een</strong> aanhangsel toe te voegen met specifieke<br />

voorwaarden. Als het kind daadwerkelijk<br />

geplaatst is, komen afschriften <strong>van</strong> de inhoudelijke<br />

afspraken in het kinddossier.<br />

Lijst met specifieke zorgafspraken<br />

In de plaatsingsfase wordt <strong>een</strong> lijst met<br />

specifieke zorgafspraken gemaakt. In deze<br />

lijst worden alle <strong>van</strong> het pedagogisch beleidsen<br />

werkplan afwijkende afspraken vermeld,<br />

alsmede bijzonderheden met betrekking tot<br />

de opvoeding <strong>van</strong> het kind. Bij <strong>een</strong> baby kan<br />

het gaan om algemene afspraken met<br />

36<br />

betrekking tot het slaap- en voedingspatroon.<br />

Bij <strong>een</strong> ouder kind op de BSO over het zich<br />

zelfstandig buiten het centrum mogen begeven.<br />

Deze lijst kan voorin het communicatieschrift<br />

worden geplakt. In ieder geval komt<br />

<strong>een</strong> exemplaar in het kinddossier, zodat de<br />

organisatie altijd kan terugvinden wat tussen<br />

ouders en kindercentrum is afgesproken.<br />

Blok 3.2: <strong>Het</strong> beleid schrijft voor dat<br />

de kinderen het terrein <strong>van</strong> het kindercentrum<br />

niet zonder begeleiding mogen<br />

verlaten. Marie, 8 jaar, heeft op donderdag<br />

om 16.30 uur muziekles. Afgesproken<br />

wordt dat Marie dan zelfstandig naar het<br />

muziekcentrum en <strong>van</strong>daar uit naar huis<br />

mag gaan.<br />

Logboek (groepsgebeuren)<br />

De ouders kunnen met behulp <strong>van</strong> het logboek<br />

<strong>een</strong> indruk krijgen <strong>van</strong> de sfeer en de<br />

gebeurtenissen in de leefgroep. Zij kunnen<br />

daardoor thuis beter op ervaringen <strong>van</strong> hun<br />

kind inspelen. <strong>Het</strong> logboek kan bijvoorbeeld<br />

bestaan uit <strong>een</strong> ringband, waarin de dagindeling<br />

en de groepsactiviteiten zijn beschreven.<br />

Informatie over gebeurtenissen in de<br />

groep, zoals verjaardagen en uitjes kunnen in<br />

dit (groeps--)logboek worden opgenomen.<br />

Blok 3.3: BSO ‘De Bromtol’ houdt op de<br />

groep <strong>een</strong> logboek bij. De linker bladzijden<br />

worden gebruikt voor informatie over<br />

de dagindeling, het gebruik <strong>van</strong> de<br />

activiteitenruimten en geplande groepsactiviteiten.<br />

De rechterbladzijde worden<br />

opengelaten voor aantekeningen over<br />

bijzondere belevingen, foto’s <strong>van</strong><br />

gebeurtenissen in de groep, of werkstukjes<br />

<strong>van</strong> de kinderen. Voorin het logboek<br />

zijn de groepsregels geplakt.<br />

Achterin het logboek is het klachtenreglement<br />

in <strong>een</strong>voudige taal opgenomen.<br />

<strong>Het</strong> logboek biedt ook <strong>een</strong> samenvatting<br />

<strong>van</strong> het privacyreglement.<br />

Documentatie rond feesten en andere<br />

bijzondere gebeurtenissen vinden de<br />

ouders leuk om samen met hun kinderen<br />

in te kijken. Niet alle ouders komen regelmatig<br />

op de bso. Daarom wordt over-


wogen het logboek te ver<strong>van</strong>gen door <strong>een</strong><br />

nieuwsbrief voor ouders. <strong>Het</strong> kan voor de<br />

jeugdige BSO-bezoekers <strong>een</strong> uitdaging en<br />

leuke bezigheid zijn deze nieuwsbrief zelf<br />

samen te stellen.<br />

Communicatieschrift<br />

<strong>Het</strong> communicatieschrift heeft vooral<br />

betekenis als persoonlijk groeiboek en<br />

communicatiemiddel tussen ouders en<br />

beroepsopvoeders in de dagop<strong>van</strong>g.<br />

Daarnaast worden communicatieschriftjes<br />

vaak gebruikt bij plaatsing <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind met<br />

<strong>een</strong> handicap, als er meerdere hulpverleners<br />

betrokken zijn bij de zorg rondom het kind.<br />

<strong>Het</strong> ‘schriftje’ kan in deze situaties <strong>een</strong> zeer<br />

belangrijke rol spelen bij het uitwisselen <strong>van</strong><br />

informatie. In de babytijd kan <strong>een</strong> dagelijkse<br />

uitwisseling over allerlei praktische zaken de<br />

opvoeders ondersteunen bij de verzorging.<br />

Veel ouders vinden het bovendien jammer<br />

stukjes <strong>van</strong> de ontwikkeling te missen,<br />

doordat zij door het werk vaak afwezig zijn.<br />

Bijvoorbeeld, als achteraf blijkt dat de<br />

dreumes in de op<strong>van</strong>gsituatie al twee<br />

maanden zelfstandig uit de beker drinkt,<br />

terwijl het thuis nog de fles krijgt. Ouders<br />

zullen het prettig vinden deze mijlpalen<br />

met de beroepsopvoeders te delen.<br />

<strong>Het</strong> communicatieschrift kan worden gezien<br />

als <strong>een</strong> persoonlijk groeiboek voor alle<br />

kinderen <strong>van</strong> 0 tot en met 12 jaar. Daarmee<br />

is het later, voor de inmiddels grote kinderen,<br />

<strong>een</strong> leuk stukje documentatie <strong>van</strong> de wijze<br />

waarop zij zich ontwikkelden.<br />

Omdat de hierin geschreven verhalen en<br />

gebeurtenissen niet zijn gestandaardiseerd,<br />

omdat het <strong>een</strong> overzicht biedt <strong>van</strong> anekdotische<br />

gebeurtenissen en bijzonderheden,<br />

maar ook <strong>van</strong> ‘gewoon’ dagelijkse dingen,<br />

biedt het schriftje <strong>een</strong> waardevolle aanvulling<br />

op het gebruik <strong>van</strong> observatielijsten.<br />

<strong>Het</strong> communicatieschrift moet g<strong>een</strong> keurslijf<br />

worden waarin ouders en beroepsopvoeders<br />

verplicht schrijven. Als communicatievorm<br />

moet het ouders en beroepsopvoeders op<br />

de hoogte houden <strong>van</strong> zaken die voor de<br />

dagelijkse op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het kind <strong>van</strong> belang<br />

zijn. Een beroepsopvoeder of ouder kan<br />

het schriftje dus ook gebruiken om <strong>een</strong><br />

belangrijke vraag over het kind te stellen.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

• ‘Petra zei <strong>van</strong>daag voor het eerst Annie<br />

tegen mij.’<br />

• ‘Peter dronk <strong>van</strong>daag uit <strong>een</strong> tuimelbeker.’<br />

• ‘We hebben wel <strong>een</strong> half uur aan tafel<br />

gezeten, maar het huiswerk <strong>van</strong> Marian<br />

lukte <strong>van</strong>daag niet.’<br />

Voor in het schrift kunnen de specifieke<br />

individuele zorgafspraken worden geplakt.<br />

Daarmee worden de dienstdoende beroepsopvoeders<br />

hier weer even aan herinnerd,<br />

zonder dat het nodig is de kinddossiers er bij<br />

te halen. Ook kan op deze plek <strong>een</strong> lijstje<br />

met aandachtspunten worden gegeven<br />

<strong>van</strong>uit het pedagogisch beleid <strong>van</strong> het kindercentrum/de<br />

gastouder, zodat de ouders op de<br />

hoogte zijn <strong>van</strong> wat de beroepsopvoeders<br />

belangrijk vinden. <strong>Het</strong> belangrijkst zijn de<br />

algemene groepsregels, bijvoorbeeld:<br />

• ‘In de groepsruimte dragen alle kinderen<br />

pantoffels of gymschoenen. De schoenen<br />

worden in de persoonlijke kastjes in de<br />

gang geplaatst.’<br />

• ‘Wij vinden het belangrijk dat alle kinderen<br />

kunnen genieten <strong>van</strong> <strong>een</strong> traktatie.<br />

Wij willen graag rekening houden met<br />

speciale wensen <strong>van</strong> de ouders en met<br />

beperkingen <strong>van</strong> de kinderen in onze<br />

groep. Over de keuze <strong>van</strong> de traktatie voor<br />

de verjaardagen <strong>van</strong> kinderen willen wij<br />

daarom vooraf met de ouders afspraken<br />

maken.’<br />

Deze regels kunnen door de organisatie<br />

worden vertaald in de thuistaal <strong>van</strong> het kind,<br />

zodat misverstanden zoveel mogelijk voorkomen<br />

kunnen worden. Ter verduidelijking<br />

kan ook worden gewerkt met pictogrammen.<br />

Pictogrammen zijn kleine betekenisvolle<br />

plaatjes waarmee <strong>een</strong> boodschap wordt overgebracht.<br />

Een plaatje <strong>van</strong> <strong>een</strong> toffee met <strong>een</strong><br />

kruis erdoor kan gebruikt worden om te<br />

onderstrepen dat snoepgoed in het kindercentrum<br />

niet welkom is. Met het gebruik<br />

<strong>van</strong> bestaande pictogrammen moet men<br />

rekening houden met copyright.<br />

<strong>Het</strong> gebruik <strong>van</strong> met software meegeleverde<br />

pictogrammen is meestal toegestaan<br />

voor eigen gebruik. Wilt u g<strong>een</strong> risico op<br />

problemen lopen, dan kunt u zelf <strong>een</strong><br />

tekening bedenken. Vaak is er ook wel <strong>een</strong><br />

creatieve ouder te vinden, die bereid is mee<br />

te helpen om de benodigde illustraties te<br />

leveren.<br />

Hulpmiddelen voor gestructureerde observatie<br />

en registratie<br />

Hulpmiddelen voor gestructureerde<br />

observatie en registratie vormen het hart <strong>van</strong><br />

educatieve voorschoolse programma’s.<br />

Voor het structureren <strong>van</strong> de observatie<br />

over het functioneren en ontwikkelen <strong>van</strong><br />

kinderen worden checklists en observatieformulieren<br />

gebruikt. Een goed vergelijkend<br />

overzicht <strong>van</strong> observatie-instrumenten wordt<br />

geboden door V<strong>een</strong> en Kraan (2001). In de bijlagen<br />

wordt <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> <strong>een</strong> beperkt<br />

aantal observatielijsten besproken. De<br />

meeste formulieren die momenteel in de<br />

organisaties voor kinderop<strong>van</strong>g gebruikt<br />

worden zijn echter in de praktijk ontstaan.<br />

Vaak zijn daarvoor door stafmedewerkers<br />

herkenbare aandachtspunten uit literatuur of<br />

andere lijsten bij elkaar gezet. <strong>Het</strong> formulier<br />

moet voldoen aan de doelen die de<br />

betreffende organisatie met het verzamelen<br />

<strong>van</strong> informatie beoogt. Om die reden<br />

moet ieder bestaand formulier uit andere<br />

organisaties in principe getoetst worden<br />

op doelmatigheid voor de eigen organisatie.<br />

<strong>Het</strong> implementeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> prachtig<br />

gedocumenteerde wetenschappelijke<br />

methode kan tot gevolg hebben dat de<br />

aansluiting met de visie op samenwerking<br />

met ouders <strong>van</strong> de organisatie ontbreekt.<br />

Of de aansluiting met informatie die nodig is<br />

om het vastgestelde pedagogisch beleid te<br />

evalueren wordt gemist. Met de methode<br />

wordt niet voldoende informatie verzameld.<br />

Als oplossing kunnen allerlei observatieactiviteiten<br />

aan de methode worden toegevoegd.<br />

Een op zichzelf doelmatige<br />

methode vraagt dan toch extra tijd in de<br />

uitvoering.<br />

De periode 1993 - 2001 laat <strong>een</strong> ontwikkeling<br />

zien wat betreft het gebruik <strong>van</strong> observatielijsten.<br />

De weerstand tegen het gebruik<br />

er<strong>van</strong> is duidelijk afgenomen. Als positieve<br />

ervaring wordt <strong>van</strong>uit de peuterspeelzalen<br />

gemeld dat de beroepsopvoeders juist door<br />

37 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

het gebruik <strong>van</strong> observatielijsten zich meer<br />

bewust worden <strong>van</strong> het gedrag <strong>van</strong> de<br />

peuters. Een spanningsveld en weerstand<br />

kunnen bij leidsters ontstaan als zij denken<br />

dat zij met behulp <strong>van</strong> observatielijsten<br />

kinderen moeten gaan scr<strong>een</strong>en of beoordelen.<br />

Tegelijkertijd vragen zij echter ook<br />

om observatielijsten waarmee zij voor hun<br />

zorgenkinderen op <strong>een</strong>voudige wijze kunnen<br />

aflezen wat er aan de hand is. <strong>Het</strong> liefst<br />

werken ze met <strong>een</strong> lijst die <strong>een</strong> score op het<br />

instrument oplevert, waarmee zij tijdig en op<br />

betrouwbare wijze kinderen in beeld brengen<br />

waarbij de ontwikkeling niet naar wens<br />

verloopt. De peutervragenlijst <strong>van</strong> CITO zou<br />

deze oplossing kunnen bieden. Leidsters<br />

zullen zich dan moeten afvragen wat zij<br />

vervolgens met de score concreet voor het<br />

kind kunnen gaan doen. Weten zij dan ook<br />

wat er precies niet goed gaat? Hoe kunnen<br />

zij daar in de groep op inspelen? Of moet<br />

het kind worden verwezen? <strong>Het</strong> gevaar<br />

bestaat dat het oordeel <strong>van</strong> de organisatie<br />

geheel gaat steunen op de score <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

observatie-instrument, los <strong>van</strong> andere<br />

informatie uit de context in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

Bij <strong>een</strong> aantal educatieve stimuleringsprogramma’s<br />

voor kindercentra zijn hulpmiddelen<br />

ontwikkeld om het functioneren<br />

<strong>van</strong> de kinderen in relatie tot het pedagogisch<br />

handelen in beeld te brengen. Voorbeelden<br />

daar<strong>van</strong> zijn Piramide, Kaleidoscoop,<br />

Startblokken en Ze laten het je zien, ze laten<br />

het je horen. Daarnaast heeft het NIZW het<br />

Instrument Welbevinden<br />

ontwikkeld. Vanuit <strong>een</strong> specifieke visie op<br />

het welbevinden <strong>van</strong> kinderen, opge<strong>van</strong>gen<br />

in groepsverband, worden de kinderen<br />

geobserveerd en beoordeeld. Al deze hulpmiddelen<br />

bieden aanknopingspunten voor<br />

het handelen op de groep.<br />

Structurerende hulpmiddelen kunnen<br />

beroepsopvoeders ook ondersteunen in de<br />

afstemming die zij met ouders hebben over<br />

het functioneren <strong>van</strong> het kind. Voorbeeld hier<strong>van</strong><br />

zijn de Observatielijsten <strong>van</strong> Swets-<br />

Gronert en de KIPPPI-methode <strong>van</strong><br />

Kousemaker.<br />

Gerichte scr<strong>een</strong>ing <strong>van</strong> de ontwikkeling bij<br />

kinderen vinden wij echter de taak <strong>van</strong> de<br />

jeugdgezondheidszorg. Voorbeelden <strong>van</strong><br />

scr<strong>een</strong>ingslijsten zijn de Van Wiechenlijst,<br />

de VSPS, de CBCL en de CHAT (Autisme).<br />

<strong>Het</strong> is goed mogelijk dat de jeugdgezondheidszorg,<br />

hulpverleners en de kinderop<strong>van</strong>g<br />

in de toekomst meer gaan samenwerken om<br />

problemen tijdig te onderkennen en hulp zo<br />

licht mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis<br />

op gang te helpen. Die samenwerking zou<br />

kunnen gaan inhouden dat de beroepsopvoeders<br />

in de kinderop<strong>van</strong>gorganisatie<br />

ook geschoold worden in het gebruik <strong>van</strong><br />

bepaalde scr<strong>een</strong>ingsinstrumenten.<br />

Vooralsnog beschouwen wij dit niet tot<br />

de basistaken <strong>van</strong> kindercentra.<br />

Problemen rond het kind in de op<strong>van</strong>gsituatie<br />

kunnen hun oorzaak vinden in het kind, maar<br />

evengoed worden beïnvloed door factoren in<br />

de op<strong>van</strong>gsituatie zelf. Op dit moment gaan<br />

we er <strong>van</strong> uit dat signalering het logische<br />

gevolg is <strong>van</strong> het nauwgezet observeren <strong>van</strong><br />

geplaatste kinderen in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

De meeste observatie-instrumenten zijn<br />

vooral kindgericht en voorzien onvoldoende in<br />

<strong>een</strong> goede evaluatie <strong>van</strong> alle rele<strong>van</strong>te<br />

factoren voor het functioneren <strong>van</strong> het kind in<br />

de leefgroep. De bevindingen uit deze lijsten<br />

zullen dan ook altijd door de groepsopvoeders<br />

zelf in <strong>een</strong> breder kader moeten<br />

worden geplaatst. Daarvoor is <strong>een</strong> kindbespreking<br />

in teamverband <strong>van</strong> groot belang.<br />

Maar ook <strong>een</strong> goede samenwerking met de<br />

ouders is nodig om <strong>een</strong> betrouwbaar beeld<br />

<strong>van</strong> het kind te vormen. <strong>Het</strong> zal duidelijk zijn<br />

dat er <strong>een</strong> grote verantwoordelijkheid ligt bij<br />

de beroepsopvoeder zelf. We kunnen <strong>van</strong><br />

hen g<strong>een</strong> grotere verantwoordelijkheid vragen<br />

dan gezien kennisniveau en ervaring<br />

geboden kan worden. De zwaarte <strong>van</strong> de<br />

taak legitimeert <strong>een</strong> goede ondersteuning<br />

<strong>van</strong> de beroepskrachten <strong>van</strong>uit <strong>een</strong><br />

deskundige inhoudelijke werkbegeleiding<br />

en <strong>van</strong>uit de hulpverlening. G<strong>een</strong> enkele<br />

signalerings- of scr<strong>een</strong>ingsmethode,<br />

hoe goed het hulpmiddel ook in elkaar zit,<br />

zal deze randvoorwaarden overbodig<br />

maken.<br />

38<br />

Observatieverslagen<br />

Tot op dit moment is dit de meest voorkomende<br />

wijze <strong>van</strong> verslaggeving over het<br />

kind in de Friese centra voor dagop<strong>van</strong>g.<br />

De inhoud is vaak wel geordend naar<br />

aandachtsgebieden, maar varieert erg<br />

per kind. Niet altijd zullen de vooraf<br />

geformuleerde aandachtspunten in checklijstjes<br />

ervoor zorgen dat de rele<strong>van</strong>te<br />

informatie ook daadwerkelijk is terug te<br />

vinden in de rapportage, in <strong>een</strong><br />

communicatieschrift en logboek. Nazoeken<br />

<strong>van</strong> informatie kost vaak meer tijd dan<br />

opnieuw even gericht observeren aan de<br />

hand <strong>van</strong> <strong>een</strong> checklijstje. Op dit moment<br />

geven wij er de voorkeur aan de voor de<br />

organisatie rele<strong>van</strong>te informatie met behulp<br />

<strong>van</strong> gestructureerde vragen- of observatielijsten<br />

te verzamelen. Specifieke en leuke<br />

informatie over het kind kan aanvullend<br />

daarop worden uitgewisseld.<br />

<strong>Het</strong> kan daarnaast gebeuren dat ouders<br />

en/of de groepsopvoeders vragen hebben<br />

met betrekking tot de opvoeding en/of<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind. Dit kan <strong>een</strong> reden<br />

zijn om aanvullende observaties uit te voeren<br />

en hierover te rapporteren. Voor deze aanvullende<br />

observaties kan - met medeweten<br />

<strong>van</strong> de ouders - eventueel ook externe hulp<br />

worden ingeschakeld. Een afschrift <strong>van</strong> het<br />

resultaat <strong>van</strong> deze observatie komt in ieder<br />

geval in het kinddossier. Ook ouders krijgen<br />

<strong>een</strong> afschrift.<br />

Overdrachtsformulieren<br />

Overdracht <strong>van</strong> informatie speelt vooral in<br />

organisaties waar meer beroepsopvoeders<br />

elkaar afwisselen. Er kunnen 4 of 5 beroepsopvoeders<br />

op <strong>een</strong> leefgroep rouleren. Gezien<br />

de wisselingen <strong>van</strong> diensten is het in de<br />

praktijk de gewoonte om bijzonderheden<br />

over de kinderen in <strong>een</strong> overdrachtsschrift<br />

of – map aan elkaar door te geven.<br />

Wij adviseren de overdracht zoveel mogelijk<br />

ook mondeling te doen en hier bewust even<br />

tijd voor te nemen. Communicatieschriftjes<br />

en het logboek (of notities daarin) hebben<br />

voor de overdracht ook informatieve waarde<br />

en kunnen op het overdrachtsformulier<br />

worden genoteerd. Bij het nemen <strong>van</strong>


eslissingen over registratie en rapportage<br />

moet goed gepland worden welke informatie<br />

waar wordt vastgelegd. Ook is het belangrijk<br />

afspraken te maken over wie, welke<br />

informatie, wanneer dient door te nemen.<br />

<strong>Het</strong> dubbel registreren <strong>van</strong> dezelfde soort<br />

informatie moet uit oogpunt <strong>van</strong> doelmatigheid<br />

zoveel mogelijk worden voorkomen.<br />

Overdrachtsrapportage moet aanvullend zijn.<br />

Dat betekent dat ook kort kan worden<br />

verwezen naar belangrijke informatie in<br />

<strong>een</strong> communicatieschrift of in het logboek.<br />

Verzamelstaten en overzichtlijsten<br />

Belangrijke op<strong>van</strong>ggegevens <strong>van</strong> individuele<br />

kinderen moeten per leefgroep worden<br />

gebundeld en geëvalueerd. Op basis <strong>van</strong> de<br />

bevindingen kan het werkplan worden aangepast.<br />

De evaluatie dient in kinderdagverblijven<br />

en -voorzieningen voor buitenschoolse<br />

op<strong>van</strong>g<br />

minstens<br />

<strong>een</strong>maal<br />

per jaar<br />

plaats<br />

te vinden. Doel is na te gaan of de werkwijze<br />

in de leefgroep nog goed aansluit bij de<br />

geplaatste kinderen. Bovendien moet op<br />

basis <strong>van</strong> de informatie uit de leefgroepen<br />

of <strong>van</strong> de locaties worden beoordeeld of de<br />

organisatie nog wel die op<strong>van</strong>gkwaliteit<br />

levert, die zij beoogt te leveren.<br />

De informatie per leefgroep en gastgezin<br />

moet daartoe ook inzichtelijk gemaakt<br />

worden voor evaluatie op organisatieniveau.<br />

<strong>Het</strong> Instrument Welbevinden <strong>van</strong> het NIZW<br />

biedt <strong>een</strong> samenhangende systematiek <strong>van</strong><br />

hulpmiddelen voor de hele organisatie.<br />

<strong>Het</strong> volgsysteem <strong>van</strong> het CITO biedt naast<br />

overzichten per kind, ook overzichten per<br />

groep. De kindvolgsystemen <strong>van</strong> KOST en<br />

Portage bieden even<strong>een</strong>s overzichts- en<br />

planningslijsten.<br />

Portfolio’s, videobeelden en foto’s<br />

Een portfolio is <strong>een</strong> map waarin gedurende<br />

<strong>een</strong> bepaalde periode doelgericht producten<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> kind worden bewaard. Door bijvoorbeeld<br />

tekeningen, voorzien <strong>van</strong> datum en<br />

toelichting, over <strong>een</strong> langere periode<br />

te bewaren is vooruitgang te zien in de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het tekenen. In de map<br />

kunnen ook foto’s worden bewaard <strong>van</strong><br />

belangrijke gebeurtenissen waarbij het kind<br />

betrokken was. Om<strong>van</strong>grijkere producten of<br />

producten die niet snel worden bewaard,<br />

zoals bijvoorbeeld <strong>een</strong> olifant <strong>van</strong> boetseerklei,<br />

kunnen op foto worden vastgelegd en in<br />

het portfolio worden opgenomen. Specifieke<br />

situaties die zijn opgenomen op video kunnen<br />

<strong>een</strong> goed beeld geven <strong>van</strong> de manier<br />

waarop het kind functioneert in de groep.<br />

Producten <strong>van</strong> kinderen, foto’s en videobeelden<br />

spreken voor zichzelf.<br />

Zij documenteren het beeld dat leidsters<br />

<strong>van</strong> het kind hebben.<br />

De tekening verandert niet, ook al<br />

wordt deze door <strong>een</strong> andere leidster<br />

getoond. <strong>Het</strong> zijn objectieve informatiebronnen.<br />

Een kind met <strong>een</strong> slechte<br />

motoriek zal anders tekenen dan <strong>een</strong><br />

kind met <strong>een</strong> goede motoriek.<br />

Deze bronnen dienen aangevuld te<br />

worden met andere informatie uit de context<br />

<strong>van</strong> het product. <strong>Het</strong> zijn momentopnames in<br />

<strong>een</strong> specifieke situatie. Er kan <strong>van</strong> alles aan<br />

het product mis zijn, omdat het kind absoluut<br />

niet gemotiveerd was voor de opdracht.<br />

Op basis <strong>van</strong> het product all<strong>een</strong> is g<strong>een</strong><br />

compleet beeld <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen te vormen. Oudere kinderen<br />

kunnen zelf <strong>een</strong> belangrijke bijdrage leveren<br />

aan het samenstellen <strong>van</strong> het portfolio.<br />

<strong>Het</strong> kind kan zelf <strong>kiezen</strong> welke producten<br />

daarin worden opgeborgen, zodat hij kan<br />

laten zien hoe hij zijn tijd in de bso heeft<br />

doorgebracht en wat hij er heeft geleerd.<br />

Toetsen en testen<br />

Soms hebben we meer gerichte informatie<br />

nodig om te weten hoe het kind zich<br />

ontwikkelt. We willen de prestaties<br />

of vaardigheden <strong>van</strong> het kind kunnen<br />

vergelijken met andere kinderen. In dat<br />

geval zullen we het kind kunnen ‘testen’ of<br />

‘toetsen’. We geven het kind <strong>een</strong> opdracht<br />

die het in <strong>een</strong> bepaalde situatie volgens vaste<br />

regels moet afwerken. De prestaties <strong>van</strong> het<br />

kind worden op dezelfde manier beoordeeld<br />

als die <strong>van</strong> andere kinderen die dezelfde<br />

opdrachten uitvoeren. De prestaties kunnen<br />

worden vergeleken met <strong>een</strong> vaardigheidsschaal.<br />

Vaak zijn normen beschikbaar zodat<br />

we de prestaties <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind kunnen vergelijken<br />

met <strong>een</strong> normgroep. We noemen dat<br />

standaardisatie.<br />

Testen worden ontwikkeld voor <strong>een</strong><br />

specifieke doelgroep. Een test ontwikkeld<br />

voor gewone kinderen houdt niet <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

rekening met bijzondere kenmerken,<br />

zoals anderstaligheid, andere<br />

ervaringen met de wereld door het opgroeien<br />

in <strong>een</strong> andere cultuur, of beperkte waarneming<br />

door <strong>een</strong> sensorische handicap.<br />

<strong>Het</strong> vergelijken <strong>van</strong> de prestaties <strong>van</strong> zo’n<br />

kind met de ‘normgroep’ levert dan g<strong>een</strong><br />

goed beeld op <strong>van</strong> de mogelijkheden <strong>van</strong><br />

dat kind. Er zijn goede redenen om terughoudend<br />

te zijn met het inzetten <strong>van</strong> testen<br />

voor het beoordelen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

jonge kinderen.<br />

39 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

Een toets kan <strong>een</strong> functie hebben om de<br />

vooruitgang <strong>van</strong> vaardigheden bij <strong>een</strong> kind<br />

zichtbaar te maken. Of om te controleren of<br />

het eigen oordeel <strong>van</strong> de peuterleidster klopt.<br />

Ook kan <strong>een</strong> toets worden gebruikt om te<br />

beoordelen of <strong>een</strong> kind extra aandacht nodig<br />

heeft voor het verwerven <strong>van</strong> specifieke<br />

vaardigheden. Om die redenen wordt in het<br />

onderwijs veel gebruik gemaakt <strong>van</strong> toetsen.<br />

Voor de voorschoolse periode heeft CITO drie<br />

peutertoetsen ontwikkeld: taal, ordenen en<br />

ruimte. Deze toetsen zijn geschikt voor peuters<br />

in de leeftijd <strong>van</strong> 3.0 tot en met 4.2 jaar.<br />

3.4 Enkele methoden voor<br />

het volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

In deze paragraaf zullen <strong>een</strong> beperkt aantal<br />

beschikbare kindvolgsystemen worden toegelicht.<br />

3.4.1 Raamwerk<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Friesland<br />

<strong>Het</strong> raamwerk <strong>kindvolgsysteem</strong> Friesland<br />

(1993) biedt <strong>een</strong> werkmodel voor het<br />

systematisch verzamelen en evalueren<br />

<strong>van</strong> informatie over het functioneren <strong>van</strong><br />

kinderen in kindercentra. Dit in nauwe<br />

samenwerking met ouders. Per op<strong>van</strong>gfase<br />

is aangegeven welke informatie belangrijk<br />

is en zijn richtlijnen gegeven voor het<br />

verzamelen <strong>van</strong> informatie en afstemmen<br />

met ouders. Ieder hulpmiddel legt het accent<br />

op <strong>een</strong> andere inhoud. In figuur 3.1 wordt<br />

<strong>een</strong> schematisch overzicht gegeven <strong>van</strong><br />

mogelijkheden om hulpmiddelen te<br />

gebruiken in de verschillende op<strong>van</strong>gfasen.<br />

Figuur 3.1 Relatie op<strong>van</strong>gfase en<br />

registratie <strong>van</strong> kindgegevens<br />

Op<strong>van</strong>gfase Inhoud te verzamelen Soort hulpmiddel Toepassing <strong>van</strong> het<br />

informatie hulpmiddel<br />

Aanmelding / - Feitelijke informatie Intakeformulier Bij aanmelding<br />

kennismaking over kind en gezin<br />

- Opvoedingswensen<br />

- Behoeften kind<br />

Plaatsing - Wat heeft dit kind<br />

nodig?<br />

Plaatsingsformulier Bij plaatsing<br />

- Wat kan de leefgroep/ Plaatsingsover<strong>een</strong>komst,<br />

het gastgezin bieden? inclusief aanvulling met<br />

- Wat zijn de individuele zorgafspraken<br />

(on)mogelijkheden (zie ook protocol<br />

<strong>van</strong> de betrokken voorbehouden<br />

opvoeders?<br />

- Zorgafspraken<br />

handelingen)<br />

Wenperiode - Hebben betrokkenen Communicatieschrift met Dagelijks bij baby’s<br />

zich aan de nieuwe daarin opgenomen<br />

situatie kunnen de individuele<br />

aanpassen ?<br />

- Is er <strong>een</strong> optimale<br />

zorgafspraken<br />

samenwerkingsrelatie<br />

ontstaan tussen de<br />

opvoeders?<br />

Logboek De groepsactiviteiten<br />

- Lijkt het kind tevreden<br />

en functioneert het goed<br />

in de groep ?<br />

Hulpmiddel observatie Na 2 à 3 maanden<br />

Op<strong>van</strong>g - Te melden Communicatieschrift; Dagelijks, later bij<br />

bijzonderheden tenminste voor kinderen leuke gebeurtenis en<br />

- Tevredenheid kind<br />

- Functioneren kind<br />

tot en met 18 maanden bijzonderheden<br />

in de groep/ Aan te vullen met Groepsactiviteiten,<br />

in het gastgezin Logboek bijzonderheden<br />

- Wat heeft het kind Hulpmiddel systematische op de leefgroep<br />

nodig? observatie ontwikkeling,<br />

- Wat wensen de ouders? bijvoorbeeld: Ter voorbereiding<br />

- KOST-observatielijsten op kindbespreking<br />

- lijsten Swets-Gronert en oudergesprek;<br />

- KIPPPI-instrument<br />

- KIJK! Peuters<br />

- Observatielijsten<br />

PeuterVolgSysteem<br />

Friesland<br />

- Instrument Welbevinden<br />

(NIZW)<br />

ca. 2 x per jaar<br />

Afscheid - Mate <strong>van</strong> tevredenheid Checklist oudergesprek Periode na laatste<br />

over de geboden op<strong>van</strong>g kindbespreking met<br />

- Gewenste begeleiding ouders tot en met<br />

bij de overgang naar laatste op<strong>van</strong>gdag<br />

de nieuwe situatie in situatie<br />

40


3.4.2 KOR: Kind<br />

Observatie en Registratie<br />

Kaleidoscoop is <strong>een</strong> educatief programma<br />

voor risicokinderen <strong>van</strong> 21 /2 tot 6 jaar.<br />

<strong>Het</strong> programma komt oorspronkelijk uit de<br />

Verenigde Staten, waar het bekend is onder<br />

de naam High Scope. Observatie is <strong>een</strong><br />

belangrijk onderdeel <strong>van</strong> dit programma.<br />

<strong>Het</strong> kind wordt tijdens het dagelijkse<br />

spel geobserveerd. Daar<strong>van</strong> worden aantekeningen<br />

gemaakt op <strong>een</strong> notitieblok of<br />

op ‘geeltjes’. Deze aantekeningen kunnen<br />

worden verwerkt in de KOR, het Kind<br />

Observatie Registratie systeem.<br />

<strong>Het</strong> beoordelingssysteem is <strong>een</strong> gebruiksvriendelijk<br />

boekje waarin de observaties<br />

<strong>van</strong> de leidsters per kind kunnen worden<br />

geregistreerd. Ieder kind heeft <strong>een</strong> eigen<br />

KOR-boekje. Er worden zes brede<br />

ontwikkelingsgebieden onderscheiden;<br />

elk bestaande uit <strong>een</strong> aantal items.<br />

Deze items zijn onderverdeeld in gedrag op<br />

vijf niveaus: 1 is het laagste en 5 het hoogste<br />

niveau. Bovendien is veel ruimte opengelaten<br />

voor het toevoegen <strong>van</strong> opmerkingen of toelichtingen<br />

door de leidsters. Bovendien is er<br />

<strong>een</strong> overzichtslijst. Deze wordt enkele keren<br />

per jaar ingevuld. Door regelmatig met het<br />

boekje te werken hebben leidsters zicht op<br />

waar de kinderen mee bezig zijn en wat hun<br />

niveau is. Naast het KOR-boekje kan worden<br />

gewerkt met <strong>een</strong> portfolio. <strong>Het</strong> KOR-systeem<br />

is duidelijk verbonden met het programma<br />

<strong>van</strong> Kaleidoscoop. Dat wil echter niet zeggen<br />

dat het in andere kindercentra niet te<br />

gebruiken is. Vooraf moet worden nagegaan<br />

of de veronderstelde ‘sleutelervaringen’ in<br />

het programma aanwezig zijn.<br />

Figuur 3.2 Voorbeeldpagina KOR<br />

Weerbaarheid<br />

10 <strong>Het</strong> kind laat niet over zich<br />

h<strong>een</strong> lopen<br />

3 2 1<br />

<strong>Het</strong> kind laat over zich<br />

h<strong>een</strong> lopen<br />

11 <strong>Het</strong> kind weert zich in de<br />

grote groep<br />

3 2 1<br />

<strong>Het</strong> kind weert zich niet in de<br />

grote groep<br />

12 <strong>Het</strong> kind gaat goed om met<br />

tegenslag of frustratie<br />

3 2 1<br />

<strong>Het</strong> kind gaat niet goed om met<br />

tegenslag of frustratie<br />

3.4.3 <strong>Het</strong> CITO<br />

Peutervolgsysteem<br />

<strong>Het</strong> CITO Peutervolgsysteem bestaat uit <strong>een</strong><br />

peuterobservatielijst en <strong>een</strong> drietal toetsen:<br />

taal, ordenen en ruimte.<br />

De peuterobservatielijst biedt <strong>een</strong> globaal<br />

beeld <strong>van</strong> het functioneren in de groep via de<br />

onderdelen: zelfredzaamheid, zelfregeling,<br />

weerbaarheid, creativiteit, spelen, werken,<br />

welbevinden, relatie met anderen en<br />

motoriek. <strong>Het</strong> bedoelde gedrag wordt in<br />

duidelijke taal ondubbelzinnig beschreven.<br />

<strong>Het</strong> gedrag is aanwezig, of niet aanwezig.<br />

Indien dat onduidelijk is kan <strong>een</strong> 2 worden<br />

ingevuld. Alle items krijgen <strong>een</strong> waarde.<br />

De punten worden opgeteld tot <strong>een</strong> totale<br />

score. Alle onderdelen <strong>van</strong> het gedrag tellen<br />

dus even zwaar. De score kan worden<br />

vergeleken met <strong>een</strong> normscore. Via deze<br />

score krijgt de leidster <strong>een</strong> indruk <strong>van</strong> het<br />

niveau <strong>van</strong> functioneren binnen <strong>een</strong> bepaalde<br />

leeftijdsgroep.<br />

Voor het afnemen <strong>van</strong> de toetsen dient de<br />

leidster of tutor het kind apart te nemen.<br />

Conform instructies behorende bij de toetsen<br />

moeten de opdrachten worden afgewerkt en<br />

worden de reacties <strong>van</strong> het kind genoteerd.<br />

De resultaten <strong>van</strong> de kinderen worden<br />

ook hier vergeleken met <strong>een</strong> normscore.<br />

Op basis hier<strong>van</strong> wordt het kind ingedeeld<br />

in <strong>een</strong> A- tot en met E-niveau.<br />

De toetsen zijn bedoeld om ieder half jaar<br />

vast te stellen welke peuters (nog) extra<br />

Contact met andere kinderen eerste tweede derde vierde<br />

keer keer keer keer<br />

1 Kind speelt nog met andere kinderen ............ ............ ............ ............<br />

2 Kind reageert wanneer andere kinderen het initiatief nemen ............ ............ ............ ............<br />

3 Kind neemt initiatief tot interactie met andere kinderen ............ ............ ............ ............<br />

4 Kind houdt interacties met andere kinderen gaande ............ ............ ............ ............<br />

5 Kind voert moeilijke plannen met andere kinderen uit ............ ............ ............ ............<br />

(verdeelt taken, volgt regels op)<br />

41<br />

Figuur 3.3 Peuterobservatielijst<br />

aandacht nodig hebben. Extra aandacht dient<br />

te worden gegeven zowel aan kinderen die<br />

op erg hoog niveau functioneren als aan<br />

kinderen die op laag niveau functioneren.<br />

<strong>Het</strong> peutervolgsysteem <strong>van</strong> CITO is niet<br />

programmagebonden. Dat betekent dat<br />

het in principe in ieder kindercentrum kan<br />

worden ingezet.<br />

3.4.4 Volgen in het<br />

Piramideprogramma<br />

<strong>Het</strong> CITO-volgsysteem wordt gebruikt in het<br />

educatieve programma Piramide. Piramide is<br />

evenals Kaleidoscoop <strong>een</strong> programma dat is<br />

ontwikkeld voor kinderen in risicosituaties.<br />

Specifieker: voor kinderen met het risico op<br />

onderwijsachterstand. Door de wijze waarop<br />

Piramide het peutervolgsysteem <strong>van</strong> CITO<br />

presenteert, ontstaat te gemakkelijk de<br />

indruk dat het observeren in het Piramideprogramma<br />

all<strong>een</strong> hiermee gebeurt. Wie zich<br />

meer verdiept in het Piramideprogramma en<br />

het materiaal bestudeert weet snel beter.<br />

<strong>Het</strong> volgsysteem <strong>van</strong> Piramide maakt gebruik<br />

<strong>van</strong> drie strategieën met bijbehorende hulpmiddelen.<br />

De drie strategieën vullen elkaar<br />

aan en hebben als resultaat <strong>een</strong> betrouwbaar<br />

beeld <strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong> de kinderen<br />

in de groep, alsmede de wijze waarop het<br />

kind reageert op het onderwijsaanbod.<br />

Piramide is <strong>een</strong> programma voor voor- en<br />

vroegschoolse educatie. <strong>Het</strong> programma<br />

loopt door tot groep 3. Daardoor zal de<br />

peuter bij de overgang <strong>van</strong> de voorschoolse<br />

naar de vroegschoolse periode inhoudelijk<br />

niet voor grote onverwachte uitdagingen<br />

komen te staan. De ontwikkelingslijn kan<br />

vloeiend doorlopen. <strong>Het</strong> volgsysteem volgt<br />

deze ontwikkeling nauwlettend.<br />

<strong>Het</strong> Piramideprogramma biedt <strong>een</strong> grote<br />

hoeveelheid materiaal, zowel gericht op de<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

didactische vormgeving als op het implementeren <strong>van</strong> het programma.<br />

<strong>Het</strong> volgsysteem is verwerkt in de implementatieboeken.<br />

Een voordeel is dat de hulpmiddelen in de context <strong>van</strong> hun doel<br />

en gebruikswaarde worden besproken. <strong>Het</strong> nadeel is dat er g<strong>een</strong><br />

gebruiksvriendelijk overzicht worden geboden <strong>van</strong> de totale volgsystematiek<br />

waar in het Piramideprogramma gebruik <strong>van</strong> kan worden<br />

gemaakt. We volstaan hier met samenvatting en <strong>een</strong> kort schematisch<br />

overzicht <strong>van</strong> de in Piramide gebruikte hulpmiddelen. Voor<br />

volledige informatie hierover verwijzen wij naar de implementatieboeken<br />

voor Piramide die door CITO worden uitgegeven.<br />

De dagelijkse observatie<br />

Doel <strong>van</strong> het dagelijks observeren is het in de gaten houden <strong>van</strong> het<br />

educatieve proces. Dagelijks wordt het spel geobserveerd. Moet er<br />

iets nauwkeurig worden geobserveerd dan wordt geadviseerd om de<br />

observatielijsten en controlelijsten te gebruiken. Gaat er iets niet<br />

goed, dan kan de groepsopvoeder direct ingrijpen. Er zijn diverse<br />

hulpmiddelen beschikbaar. Voordat deze worden ingezet moet<br />

worden afgewogen of het gebruik hier<strong>van</strong> effectief is.<br />

Figuur 3.4 Overzicht <strong>van</strong> gebruikte hulpmiddelen voor de<br />

dagelijkse observatie<br />

Hulpmiddelen Bijzonderheden<br />

Observatie Geheugen Opvallend gedrag<br />

Pen en papier beoordelen<br />

(of ‘geeltjes’) Vier hoekstenen<br />

Observatielijst spel Rijkdom, verrijking<br />

en leren spelen<br />

Observatielijst Stappen groepsprojecten<br />

exploratie<br />

Observatielijst Betrokkenheid<br />

betrokkenheid groepsexploratie<br />

Observatielijst<br />

tutorvaardigheden<br />

Gedrag tutor<br />

Individueel Keuze en vaardigleerlingoverzicht<br />

heden spelen en werken<br />

Portfolio ‘Werkjes’ Vrije/gerichte<br />

opdrachten kinderen<br />

Videobeelden / foto’s Van situaties in de groep<br />

Registratie Inventarisatielijst Overzicht<br />

Ontwikkelingsmateriaal<br />

ontwikkelingsmateriaal<br />

Controlelijst rituelen Afspraken rituelen<br />

en regels en regels<br />

Registratieformulier Notatie projectprojecten<br />

activiteiten<br />

Registratieformulier Notatie cursorische<br />

activiteiten<br />

Overzicht cursorische Keuze en vaardigactiviteiten<br />

heden kinderen<br />

Evaluatie Evaluatie projecten Evaluatie inhoud<br />

projecten<br />

42<br />

Lange-termijn evaluatie<br />

Doel is op regelmatige tijden bewust stil te staan bij het verloop <strong>van</strong><br />

de ontwikkeling. Met deze strategie wordt het eigen oordeel gelegd<br />

naast <strong>een</strong> vragenlijst of toets. Hiervoor wordt in de voorschoolse<br />

periode het CITO-peutervolgsysteem gebruikt.<br />

<strong>Het</strong> volledige pakket aan hulpmiddelen voor de lange-termijn evaluatie<br />

in de voorschoolse periode ziet er als volgt uit:<br />

Figuur 3.5 Hulpmiddelen voor de lange-termijn evaluatie<br />

Hulpmiddelen Bijzonderheden<br />

Observatie Peutervolgsysteem: Zelfredzaamheid,<br />

peuterobservatielijst zelfregeling,<br />

weerbaarheid,<br />

welbevinden,<br />

relatie met anderen,<br />

motoriek, creativiteit,<br />

spelen en werken<br />

Observatielijst Grove motoriek,<br />

Motorische teken- en<br />

ontwikkeling schrijfmotoriek<br />

Portfolio Overdrachtformulier Achtergrondpeuterspeelzaal<br />

informatie,<br />

- school vaardigheden<br />

en gedrag<br />

Ouderrapport Informatie kind<br />

voor ouders<br />

Toetsing Peutervolgsysteem: Taal, Ordenen en<br />

toetsen Ruimte<br />

Evaluatie Piramide Implementatie Evaluatie inhoud<br />

Assessment onderwijs<br />

De diagnostische evaluatie<br />

Doel is vast te stellen waar problemen zitten om <strong>een</strong> effectief hulpprogramma<br />

op te zetten. Aanleiding kan zijn de resultaten uit de<br />

afname <strong>van</strong> de peutertoetsen, maar ook het tussentijds signaleren<br />

<strong>van</strong> problemen. <strong>Het</strong> overzicht <strong>van</strong> gebruikte hulpmiddelen in deze<br />

fase ziet er voor peuters als volgt uit:<br />

Figuur 3.6 Hulpmiddelen voor de diagnostische evaluatie<br />

Hulpmiddelen Bijzonderheden<br />

Observatie Observatieformulier Keuze en vaardigheden<br />

spelen en werken Vrije en gerichte<br />

opdrachten kinderen<br />

Portfolio ‘Werkjes’<br />

Videobeelden/ foto’s<br />

Van situaties in de groep<br />

Overzicht cursorische Keuze en vaardigheden<br />

activiteiten kinderen


De volgsystematiek in Piramide is<br />

programmagebonden. <strong>Het</strong> is voorstelbaar<br />

dat <strong>een</strong> aantal hulpmiddelen ongewijzigd<br />

ook voor andere programma’s in kindercentra<br />

te gebruiken zijn. Dat zal per hulpmiddel<br />

bekeken moeten worden.<br />

3.4.5 KIJK! Peuters<br />

KIJK! Peuters is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> voor<br />

de voorschoolse fase. De methode biedt <strong>een</strong><br />

zeer gebruiksvriendelijke en volledige werken<br />

informatiemap. Met de aanschaf <strong>van</strong> de<br />

map heeft het kindercentrum het recht het<br />

materiaal voor intern gebruik te vermenigvuldigen.<br />

Er komen dus g<strong>een</strong> extra kosten<br />

voor de aanschaf <strong>van</strong> observatielijsten meer<br />

bij. De methode is ontwikkeld door het<br />

Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland<br />

(RPCZ). In de map vindt de lezer zowel<br />

informatie over de achtergrond <strong>van</strong> de<br />

methode, als <strong>een</strong> toelichting op en<br />

verantwoording <strong>van</strong> de werkwijze.<br />

Een en ander is in zeer toegankelijk<br />

taalgebruik verwoord.<br />

<strong>Het</strong> bijzondere <strong>van</strong> het volgsysteem KIJK!<br />

Peuters is dat het procesvariabelen,<br />

de ontwikkelingslijn, risicofactoren en richtlijnen<br />

voor het handelen combineert in<br />

<strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige en tegelijkertijd compacte<br />

observatiemethodiek. <strong>Het</strong> ‘leer’proces <strong>van</strong><br />

de peuters wordt zichtbaar door te kijken<br />

naar de betrokkenheid <strong>van</strong> het kind terwijl<br />

het speelt en meedoet aan activiteiten.<br />

Factoren die de ontwikkeling kunnen<br />

belemmeren worden in observeerbaar risicogedrag<br />

en in de aanwezigheid <strong>van</strong> te<br />

observeren basiskenmerken <strong>van</strong> kinderen<br />

beschreven. Deze kunnen op daarvoor<br />

ontwikkelde formulieren worden genoteerd.<br />

De totale ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen wordt<br />

verdeeld in <strong>een</strong> aantal domeinen. Per<br />

domein worden <strong>een</strong> zestal niveaus voor<br />

het functioneren gegeven. Deze niveaus<br />

corresponderen met de ontwikkelingsleeftijd<br />

<strong>van</strong> kinderen. De ontwikkelingslijn wordt<br />

gegeven voor de ontwikkelingsleeftijd <strong>van</strong> 1.6<br />

tot 4.6 jaar. Ieder niveau <strong>van</strong> functioneren<br />

staat voor ongeveer zes maanden.<br />

Per niveau kan in <strong>een</strong> 3-puntsschaal worden<br />

ingekleurd hoe ver het kind op dat niveau is<br />

gevorderd. Ieder vakje staat voor ongeveer<br />

twee maanden. Door <strong>een</strong> denkbeeldige lijn<br />

te trekken <strong>van</strong> de leeftijd <strong>van</strong> het kind naar de<br />

ingekleurde vakjes per domein kan<br />

worden gecontroleerd of de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

het kind gelijk, voor of achter loopt. Er wordt<br />

voor peuters <strong>een</strong> marge geadviseerd <strong>van</strong><br />

tenminste zes maanden, omdat de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> erg jonge kinderen<br />

verschillend en sprongsgewijs verloopt.<br />

Wel biedt dit ontwikkelingsprofiel aanknopingspunten<br />

voor het aanbieden <strong>van</strong> extra<br />

stimulansen. <strong>Het</strong> registratiesysteem biedt<br />

voldoende open ruimte voor het maken <strong>van</strong><br />

aantekeningen en het geven <strong>van</strong> aanvullende<br />

informatie. Per kind kunnen de gegevens in<br />

<strong>een</strong> overzichtelijk ontwikkelingsprofiel worden<br />

verwerkt. Er zijn in deze methode (nog)<br />

g<strong>een</strong> speciale hulpmiddelen ontwikkeld voor<br />

overdracht aan ouders of de basisschool. <strong>Het</strong><br />

beschikbare materiaal is echter <strong>een</strong>voudig<br />

overdraagbaar. Er zullen binnenkort wel verzamellijsten<br />

ten behoeve <strong>van</strong> <strong>een</strong> groepsoverzicht<br />

beschikbaar zijn.<br />

De methode is in aangepaste vorm ook<br />

beschikbaar voor de onderbouw <strong>van</strong> het<br />

basisonderwijs, zodat <strong>een</strong> doorgaande lijn<br />

gerealiseerd kan worden.<br />

KIJK! Peuters is <strong>een</strong> niet-programmagebonden<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong>. <strong>Het</strong> kan in ieder<br />

kindercentrum worden ingezet.<br />

43 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

Leeftijd<br />

1:6 2:0 2:6 3:0 3:6 4:0 4:6<br />

3. Spelontwikkeling<br />

oefenspel: handelen, parallelspel: speelt interesse voor veel symbolisch <strong>een</strong>voudige imiteert spel <strong>van</strong><br />

herhalen, bezig zijn naast andere andere kinderen; spel; voorwerpen gezelschapsspelletjes anderen; rollenspel<br />

met voorwerpen en kinderen; speelt spelen zelfde spel krijgen andere o.l.v. volwassene; met andere kinderen<br />

<strong>een</strong>voudige korte tijd all<strong>een</strong>; naast elkaar; bootst betekenis; doet korte tijd mee bijv. treintje; speelt<br />

“constructies”; naast oefenspel nu gedrag <strong>van</strong> parallelspel en met groepsactiviteit meerdere rollen<br />

bouwen met Duplo ook symbolisch spel volwassenen na; soms samenspel als kringspelletjes tegelijk bijv. moeder<br />

of blokken (doen alsof bijv. pop speelt graag met met bijv. rij- en en liedjes; speelt èn kind; speelt<br />

eten geven, in zand, water, klei, trekmateriaal; “zogenaamd”; speelt regelspel met andere<br />

telefoon praten); vingerverf ook oefenspel en rollen met oog voor kinderen; maar<br />

experimenteren met spelen met zand, details; imiteert houdt zich nog niet<br />

zand en water water houding en mimiek aan de regels<br />

4. Spraak-taalontwikkeling<br />

eerste woordjes als articulatie is nog woordenschat breidt spreekt in spreekt in zinnen spreekt in “papa”,<br />

“mama”; onvolledig; spreekt zich verder uit; telegramstijl; <strong>van</strong> vier zinsdelen/ uitgebreide<br />

spreekt in 1-woord- in 2-woord-zinnen spreekt in 2- en 3- de zinsopbouw is woorden; kan vrijwel enkelvoudige zinnen;<br />

zinnen; verwisselt (“mama-fles”) en woord-zinnen; nog gebrekkig; alle klanken goed morfologie<br />

nog allerlei klanken; kan daarmee uitspraak <strong>van</strong> meervoudsvormen uitspreken (behalve (verbuiging <strong>van</strong><br />

uitspraak nog zeer duidelijk maken wat medeklinker- en verkleinwoorden “r” en sommige woorden) is dikwijls<br />

onvolledig; kan het bedoelt; spreekt combinaties geven nog medeklinker- juist, maar nog niet<br />

concrete over zichzelf met lukt nog niet (“toel” problemen; gebruikt combinaties) bij werkwoorden;<br />

voorwerpen eigen naam; i.p.v. “stoel”); ”ik” en “jij” correct woordenschat<br />

benoemen woordenschat <strong>een</strong>voudige ca. 2000 woorden<br />

ca. 200 woorden vraagzinnen (bijv.<br />

“is pop nou?”)<br />

Figuur 3.7 Formulier KIJK! Peuters<br />

3.4.6 KOST<br />

De methode Kinderop<strong>van</strong>g en ontwikkelingsstimulering<br />

(KOST) is al <strong>van</strong>af 1991 op de<br />

markt en wordt in <strong>een</strong> aantal kindercentra<br />

nog steeds gebruikt. De kern <strong>van</strong> de methode<br />

is het systematisch (leren) stimuleren <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen, aansluitend bij de<br />

sterke kanten <strong>van</strong> het kind. Om de sterke en<br />

zwakke kanten in de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind goed in beeld te brengen wordt gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> uitgebreide vaardighedenlijst,<br />

de KOST ontwikkelingstabellen (Beller).<br />

De lijst geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> vaardigheden<br />

verspreid over acht ontwikkelingsgebieden<br />

en veertien ontwikkelingsfasen. De vaardigheden<br />

kunnen tijdens het spontane spel<br />

worden geobserveerd of actief door de<br />

leidster worden uitgelokt. De aanwezige<br />

vaardigheden kunnen op <strong>een</strong> observatielijst<br />

worden aangekruist. De ontwikkelingsfasen<br />

passen bij de leeftijdsgroep 0 tot 5 à 6 jaar.<br />

Volgens duidelijke richtlijnen worden de resultaten<br />

uit de observatiegegevens<br />

ingevuld op <strong>een</strong> scoreformulier. Per kind kan<br />

vervolgens <strong>een</strong> ontwikkelingsprofiel worden<br />

uitgezet dat de sterke en zwakke kanten<br />

visueel maakt. Op basis <strong>van</strong> het ontwikkelingsprofiel<br />

kan <strong>een</strong> activiteiten-/ stimuleringsplan<br />

worden ingevuld. Dit zal na 3 of 4 maanden<br />

moeten worden geëvalueerd.<br />

44<br />

De methode heeft niet all<strong>een</strong> oog voor de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind, maar ook voor<br />

invloeden uit het kindercentrum zelf. De hulpmiddelen<br />

voor observatie worden geleverd in<br />

<strong>een</strong> scholingsmap. <strong>Het</strong> observatieprogramma<br />

in deze map leert de leidsters eerst te kijken<br />

naar het beschikbare materiaal en de<br />

effecten hier<strong>van</strong> op de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

kinderen. <strong>Het</strong> scholingsprogramma besteedt<br />

nadrukkelijk aandacht aan de samenwerking<br />

met ouders.<br />

De scholingsmethode is ontwikkeld in<br />

Rotterdam en wordt inmiddels uitgegeven<br />

door Bohn en Stafleu. Bij de scholingsmap<br />

worden echter g<strong>een</strong> hulpmiddelen voor het<br />

observeren en stimuleren meer geleverd.


3.4.7 De werkwijze in het<br />

Portageprogramma<br />

<strong>Het</strong> Portage-project startte in de Verenigde<br />

Staten als ontwikkelingsstimuleringsprogramma<br />

voor kinderen in <strong>een</strong> plattelandsomgeving.<br />

<strong>Het</strong> stimuleringsprogramma kan<br />

zowel in gezinnen als in <strong>een</strong> kindercentrum<br />

worden uitgevoerd. In het Portageprogramma<br />

kan de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind<br />

worden gevolgd met behulp <strong>van</strong> <strong>een</strong> uitgebreide<br />

checklijst, waarin vaardigheden<br />

zijn vermeld op de ontwikkelingsgebieden:<br />

vroege ontwikkeling, sociale ontwikkeling,<br />

taalontwikkeling, zelfredzaamheidsontwikkeling,<br />

cognitieve ontwikkeling en<br />

motorische ontwikkeling. De vaardigheden<br />

bestrijken de leeftijd 0 tot 5 à 6 jaar.<br />

<strong>Het</strong> Portageprogramma biedt <strong>een</strong> duidelijke<br />

structurering voor de stappen die genomen<br />

moeten worden om de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

individuele kinderen te stimuleren en te<br />

volgen. Met behulp <strong>van</strong> activiteitenkaarten<br />

kunnen individuele doelen worden gesteld<br />

die aansluiten bij de mogelijkheden <strong>van</strong> het<br />

kind. De stimulerende activiteiten kunnen<br />

met behulp <strong>van</strong> <strong>een</strong> planningsschema<br />

worden ingebed in het gewone groepsprogramma<br />

of eventueel apart met of door<br />

het kind worden uitgevoerd. <strong>Het</strong> is met dit<br />

programma mogelijk <strong>een</strong> samenhang te<br />

realiseren tussen de aanpak in het centrum<br />

en de aanpak thuis. Met deze afstemming<br />

wordt in het centrumprogramma nadrukkelijk<br />

rekening gehouden (thuisbrief).<br />

Portage-Nederland heeft het programma<br />

bewerkt voor toepassing in Nederlandse<br />

gezinnen. Voor dat doel is het programma<br />

uitgebreid geëvalueerd. Inmiddels is het<br />

programma ook in kinderdagcentra toegepast.<br />

Een kinderdagcentrum is <strong>een</strong> voorziening<br />

voor kinderen met <strong>een</strong> verstandelijk<br />

of meervoudige handicap. Portage-Nederland<br />

heeft het programma nog niet in gewone<br />

kindercentra uitgevoerd. Er is in Nederland<br />

nog g<strong>een</strong> (vertaalde) checklist beschikbaar<br />

waarin specifieke ontwikkelingsdoelen voor<br />

in het kindercentrum zijn opgenomen.<br />

3.4.8 Een spelend<br />

streefsysteem:<br />

de onderbouwing <strong>van</strong><br />

adaptief onderwijs<br />

De kern <strong>van</strong> deze strategie is <strong>een</strong> lijst met<br />

tien streefdoelen voor peuters in de peutergroep.<br />

De werkwijze wordt gepresenteerd<br />

als <strong>een</strong> zorgverbredingsstrategie gericht op<br />

preventie en ontwikkelingsstimulering.<br />

De uitwerking <strong>van</strong> deze strategie is<br />

afkomstig <strong>van</strong> Lamme <strong>van</strong> de Hogeschool<br />

Drenthe (2001).<br />

Per kind kan op twee A4-tjes worden bijgehouden<br />

of de streefdoelen zijn gehaald.<br />

De doelen zijn uitgewerkt voor de onderdelen:<br />

spel, aankleden, gezelschapsspel,<br />

plannen, empathie,, vouwen, begrippentaal,<br />

rijmpje, prentenboek en beeldverhaal. Ieder<br />

onderdeel kent <strong>een</strong> te observeren gedragsniveau<br />

voor de leeftijden 3, 1 1<br />

/2, 4 en 4 1<br />

/2 jaar.<br />

In <strong>een</strong> beperkt overzicht worden <strong>een</strong> aantal<br />

richtlijnen gegeven hoe de aandacht voor de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de individuele kinderen kan<br />

worden ingebed in het groepsgebeuren.<br />

Figuur 3.8 Voorbeeld <strong>van</strong> <strong>een</strong> streefdoel<br />

Naam:<br />

Geboortedatum:<br />

Datum inschrijving:<br />

3jaar<br />

1. SPEL<br />

<strong>Het</strong> kind toont interesse in het<br />

sensopatisch- of bewegingsspel<br />

<strong>van</strong> groepsgenoten of de leerkracht.<br />

Sensopatisch- of bewegingsspel:<br />

lekker bezig zijn met zand, water,<br />

klei... lekker springen, fietsen of<br />

klimrek<br />

3.4.9 <strong>Het</strong> Instrument<br />

Welbevinden<br />

<strong>Het</strong> Instrument Welbevinden is <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>,<br />

ontwikkeld om het welbevinden<br />

<strong>van</strong> kinderen in de kinderdagop<strong>van</strong>g te<br />

meten. De methode richt zich op kinderen<br />

in de leeftijd <strong>van</strong> 0 tot 12 jaar. <strong>Het</strong> is in aangepaste<br />

vorm ook bruikbaar voor de peuterspeelzalen.<br />

De methode structureert zowel<br />

het observeren als het verwerken <strong>van</strong> de<br />

informatie voor het handelen. Daarmee<br />

voldoet de methode aan de eisen die HKZcertificering<br />

stelt aan de evaluatie <strong>van</strong> het<br />

welbevinden <strong>van</strong> kinderen.<br />

Met behulp <strong>van</strong> observatielijsten en <strong>een</strong><br />

aantal vragenlijsten wordt nagegaan of de<br />

kinderen zich prettig voelen in de op<strong>van</strong>gsituatie.<br />

<strong>Het</strong> evaluatie-instrument ‘meet’ daarmee<br />

vooral de emotionele toestand <strong>van</strong> de<br />

kinderen. Er is g<strong>een</strong> aandacht voor het observeren<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘ontwikkelingslijn’.<br />

Hulpmiddelen<br />

<strong>Het</strong> instrument bestaat uit drie observatielijsten<br />

met instructies voor het observeren,<br />

<strong>een</strong> aantal vragenlijsten, <strong>een</strong> aantal<br />

planningsformulieren en verzamelstaten:<br />

1. observatielijst ‘Welbevinden Algem<strong>een</strong>’<br />

(WA);<br />

2. observatielijst ‘Welbevinden In Situaties’<br />

(WIS) voor leeftijden 0 - 2, 2 - 4 en 4+;<br />

3. observatielijst ‘groepsfunctioneren’ voor<br />

leeftijden 0 - 1 1<br />

/2 en 1 1<br />

/2 -12 jaar.<br />

4. vragenlijsten voor leidsters bij de<br />

observatielijsten 1 - 3;<br />

5. vragenlijst voor kinderen <strong>van</strong> leeftijd 8+;<br />

6. vragenlijst voor ouders;<br />

7. notatieformulier per vragenlijst voor het<br />

verwerken <strong>van</strong> de informatie uit de lijsten<br />

1 - 5;<br />

8. overzichtsformulieren groepsfunctioneren,<br />

WA ,WIS , kinderen 8+ en ouders;<br />

9. overzichtsformulieren verbetersuggesties<br />

groepsfunctioneren, WA, WIS, kinderen<br />

8+ en ouders.<br />

45 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


hulpmiddelen voor observeren en registreren<br />

Inhoudelijke informatie in de hulpmiddelen<br />

<strong>Het</strong> instrument is ontwikkeld <strong>van</strong>uit <strong>een</strong><br />

inhoudelijke visie op de relatie tussen<br />

kwalitatieve goede op<strong>van</strong>g en het begrip<br />

welbevinden. Deze visie is duidelijk te<br />

herkennen in de wijze waarop kind- en<br />

groepsgedrag in de vragenlijsten worden<br />

geëvalueerd. Er wordt verantwoording<br />

afgelegd over de aandachtspunten die<br />

gekozen zijn om het welbevinden <strong>van</strong> de<br />

kinderen en het groepsfunctioneren in kaart<br />

te brengen. De werkwijze houdt duidelijk<br />

rekening met de samenwerking met ouders.<br />

Ook stelt het oudere kinderen bewust in de<br />

gelegenheid zelf bij te dragen aan de beeldvorming<br />

over hun ontwikkeling.<br />

Dit <strong>kindvolgsysteem</strong> is <strong>een</strong> om<strong>van</strong>grijk<br />

observatie- en evaluatiesysteem met <strong>een</strong><br />

beperkt, maar belangrijk doel: het oordeel<br />

over het welbevinden <strong>van</strong> het kind in het centrum.<br />

<strong>Het</strong> ‘welbevinden’ is immers <strong>een</strong> voorwaarde<br />

voor ontwikkeling. Zodra kindercentra<br />

ook de ontwikkeling willen volgen<br />

zullen aanvullende observatielijsten ingezet<br />

moeten worden.<br />

<strong>Het</strong> instrument ‘welbevinden’ is programmagebonden,<br />

omdat de visie op hoe kinderen<br />

ideaal gesproken gebruik maken <strong>van</strong> het<br />

kindercentrum overal in de observatiecategorieën<br />

is verwerkt.<br />

naam kind<br />

geboortedatum<br />

Aantal dagen in op<strong>van</strong>g<br />

A<br />

HET KIND ZELF<br />

1 of 2<br />

• <strong>Het</strong> kind is open, nieuwsgierig, levenslustig<br />

• Hij is ondernemend, energiek<br />

• Hij heeft aandacht voor nieuwe dingen<br />

• Hij ziet de omgeving als <strong>een</strong> uitdaging<br />

• Hij oefent nieuwe vaardigheden<br />

• Hij geniet <strong>van</strong> dingen die gebeuren of die hij zelf doet<br />

4 of 5<br />

• <strong>Het</strong> kind schermt zich af voor nieuwe dingen<br />

• Hij vindt weinig dingen leuk<br />

• Hij heeft nauwelijks oog voor uitdagingen<br />

• Hij geniet en speelt niet echt<br />

• Hij .... en kruipt weg???<br />

• Hij lijkt g<strong>een</strong> energie te kunnen opbrengen<br />

Figuur 3.9 Deel uit lijst welbevinden<br />

46


hoofdstuk 4<br />

Afstemming met ouders<br />

4.1 Inleiding<br />

De afstemming met ouders wordt zo<br />

belangrijk gevonden dat daar <strong>een</strong> apart<br />

hoofdstuk aan wordt gewijd. Eerst zullen<br />

de verschillende rollen <strong>van</strong> ouders en<br />

beroepsopvoeders worden besproken.<br />

Er worden enkele redenen genoemd<br />

waarom de afstemming tussen het<br />

kindercentrum en de thuissituatie voor<br />

kinderen zo belangrijk is. We zullen <strong>een</strong><br />

aantal aandachtspunten voor het gesprek<br />

met ouders geven en afsluiten met <strong>een</strong><br />

aantal voorbeelden <strong>van</strong> manieren waarop<br />

de ouders beter bij het kindercentrum<br />

kunnen worden betrokken.<br />

4.2 Ouders en<br />

beroepsopvoeders:<br />

samenwerkingspartners<br />

Ouders zijn eindverantwoordelijk en daarmee<br />

het eerst aanspreekbaar voor de opvoeding<br />

<strong>van</strong> hun kind. Zij hebben <strong>een</strong> persoonlijke<br />

emotionele band met het kind. Zij beslissen<br />

of hun kind <strong>een</strong> peuterspeelzaal of dagverblijf<br />

zal bezoeken. Bij plaatsing <strong>van</strong> hun kind in<br />

<strong>een</strong> kindercentrum delegeren zij <strong>een</strong> stukje<br />

<strong>van</strong> hun opvoedingsverantwoordelijkheid naar<br />

beroepsopvoeders. Om die eindverantwoordelijkheid<br />

te kunnen waarmaken,<br />

moeten zij goed geïnformeerd zijn over<br />

diverse zaken die met hun kind te maken<br />

hebben.<br />

Beroepsopvoeders zijn verantwoordelijk voor<br />

het opvoedingsklimaat en de omgang met<br />

het kind in het kindercentrum. Zij zijn vooral<br />

met opvoedende taken bezig. Om goed op<br />

de behoeften <strong>van</strong> de kinderen te kunnen<br />

inspelen moeten beroepsopvoeders goed zijn<br />

geïnformeerd over het kind en de<br />

omgeving waarin het kind thuis opgroeit.<br />

Leidsters staan emotioneel minder dicht op<br />

de kinderen. Zij hebben <strong>een</strong> beroepsmatige<br />

band. Leidsters hebben geleerd hoe kinderen<br />

zich ontwikkelen. Daarnaast doen zij door de<br />

jaren h<strong>een</strong> veel algemene ervaring op met<br />

kinderen. Door individuele kinderen te<br />

observeren doen zij specifieke kennis op over<br />

hoe <strong>een</strong> kind functioneert in het kindercentrum.<br />

Ouders maken het kind mee in diverse<br />

situaties: thuis, overdag en ’s nachts, bij<br />

buren, tijdens familiebezoek, met<br />

vriendjes, tijdens het bezoek aan het<br />

consultatiebureau. Als het kind zich prettig<br />

voelt, maar ook als het ziek is. Daardoor zijn<br />

zij in staat de informatie <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

groepsleid(st)er aan te vullen. Ouders en<br />

beroepsopvoeders zijn zo - in het belang<br />

<strong>van</strong> het kind – op elkaar aangewezen. Ouders<br />

en beroepsopvoeders kunnen elkaar ondersteunen<br />

in het zoeken naar de juiste aanpak<br />

<strong>van</strong> het kind. Wanneer ouders en<br />

kindercentrum goed samenwerken is<br />

de kans op positieve effecten op de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind groter.<br />

Niet alle ouders zijn dezelfde. Maar de<br />

meeste ouders vinden het prettig te ervaren<br />

dat zij als gelijkwaardig gesprekspartner<br />

worden behandeld. Dat hun mening en<br />

suggesties er toe doen, dat ze serieus<br />

worden genomen, ook als zij <strong>een</strong> minder<br />

hoge opleiding hebben genoten, uit <strong>een</strong><br />

ander land afkomstig zijn of <strong>een</strong> andere<br />

taal spreken. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor beroepsopvoeders.<br />

<strong>Het</strong> gedrag en de vaardigheden <strong>van</strong> jonge<br />

kinderen wordt sterk beïnvloed door de<br />

omgeving waarin zij opgroeien. Wanneer<br />

opvoeders weten wat het kind in <strong>een</strong> andere<br />

situatie mee maakt, kunnen zij het gedrag<br />

beter duiden en kunnen zij beter aansluiten<br />

bij wat het kind nodig heeft.Voor <strong>een</strong> goed<br />

beeld <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind is<br />

uitwisseling <strong>van</strong> informatie tussen de<br />

opvoeders essentieel.<br />

Aansluiten bij de behoeften <strong>van</strong> het kind en<br />

het serieus nemen <strong>van</strong> de ouders wordt<br />

gemakkelijker als voldoende informatie over<br />

het gezin aanwezig is:<br />

• Hoe groot is het gezin? Is er sprake <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>een</strong>oudergezin?<br />

• Uit welke personen bestaat het gezin?<br />

• Wat is het opleidingsniveau <strong>van</strong> de<br />

ouders?<br />

• Wat is de inkomenssituatie <strong>van</strong> de<br />

ouders?<br />

• Is er werk buitenshuis?<br />

• Wat is de nationaliteit en etnische<br />

achtergrond <strong>van</strong> ouders?<br />

• Welke taal of talen worden thuis<br />

gesproken? Welke taal wordt met het kind<br />

gesproken? Kunnen de ouders hun eigen<br />

taal lezen? Spreken, begrijpen en lezen de<br />

ouders voldoende Nederlands? Zo niet,<br />

Kunnen zij dan <strong>een</strong> beroep doen op <strong>een</strong><br />

vertrouwd volwassen persoon die voor<br />

hen tolkt?<br />

• Wat is de religieuze achtergrond? Heeft dat<br />

gevolgen voor de verzorging <strong>van</strong> het kind?<br />

Wat zijn belangrijke feesten? Is het belangrijk<br />

daar ook in het kindercentrum aandacht<br />

aan te besteden?<br />

• Hoe is de huisvestingssituatie? Zijn er<br />

situaties die de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

<strong>van</strong> het kind beperken?<br />

• Wat is de gezinsgeschiedenis? Zijn er<br />

moeilijke situaties( geweest) die invloed<br />

(kunnen) hebben op de draagkracht <strong>van</strong> de<br />

ouders?<br />

• Wat verwachten de ouders dat het kind<br />

leert in het kindercentrum? Welke<br />

gedragsregels zijn voor de ouders<br />

belangrijk?<br />

• Hoe zien de ouders de samenwerking met<br />

het kindercentrum voor zich?<br />

• Zijn er wat het kind betreft zaken die<br />

speciale aandacht behoeven?<br />

Voor <strong>een</strong> ouder is het goed te weten hoe<br />

het kindercentrum werkt, hoe de sfeer is<br />

en wat de beroepsopvoeders belangrijk<br />

vinden. Ouders kunnen door <strong>een</strong> actieve<br />

inbreng <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> hun eigen cultuur in<br />

het kindercentrum brengen, zodat kinderen<br />

47 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


afstemming met ouders<br />

daar <strong>een</strong> beetje herkenning <strong>van</strong> hun thuissituatie<br />

vinden. Ouders willen vaak ook<br />

gewoon praktische zaken weten.<br />

Zoals welke kosten aan de plaatsing<br />

verbonden zijn, hoe de ouderbijdrage betaald<br />

moet worden en of er specifieke dingen zijn<br />

waar zij op moeten letten. Deze informatie<br />

kan tijdens het kennismakingsgesprek<br />

worden uitgewisseld.<br />

4.3 Aandachtspunten voor<br />

gesprekken met ouders<br />

De samenwerking tussen opvoeders is <strong>een</strong><br />

belangrijk aandachtspunt bij het <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

Ouders en beroepsopvoeders<br />

vullen elkaar aan. Is het beeld <strong>van</strong> het kind<br />

hetzelfde, dan versterkt het de betrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> de informatie. Soms hebben beiden<br />

<strong>een</strong> heel ander beeld <strong>van</strong> het kind. Dat is<br />

reden om hier gerichter aandacht aan te<br />

besteden en te onderzoeken waardoor dat<br />

verschil ontstaat. We geven <strong>een</strong> aantal tips<br />

voor het voeren <strong>van</strong> gesprekken met ouders:<br />

• Maak <strong>een</strong> duidelijke afspraak over de<br />

datum, tijd en plaats waar het gesprek<br />

plaatsvindt.<br />

• Spreek duidelijk af waar het gesprek over<br />

zal gaan.<br />

• Geef vooraf duidelijk aan hoeveel tijd<br />

er beschikbaar is. Zijn er meerdere<br />

belangrijke punten te bespreken, maak<br />

dan liever meer korte afspraken dan één<br />

lange afspraak.<br />

• Wanneer het <strong>een</strong> belangrijk gesprek is, of<br />

<strong>een</strong> gesprek over de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind, overweeg of het wenselijk is <strong>een</strong><br />

derde persoon aanwezigen te laten zijn.<br />

Dat kan het geval zijn als <strong>een</strong> gezinsvoogd<br />

betrokken is bij de opvoeding. Dat kan ook<br />

het geval zijn als de ouders <strong>een</strong> anderstalige<br />

of andere culturele achtergrond<br />

hebben.<br />

• Geef duidelijk in het gesprek aan dat het<br />

de bedoeling is samen met de ouders te<br />

onderzoeken en af te spreken hoe het<br />

best met het kind kan worden omgegaan.<br />

Voorkom over te komen als de deskundige<br />

die de ouders wel even zal vertellen hoe<br />

het (beter) moet.<br />

• Wees niet bang voor stiltes die in <strong>een</strong><br />

gesprek vallen. Geeft ouders de ruimte en<br />

tijd om na te denken. Doorbreek <strong>een</strong> stilte<br />

liever met <strong>een</strong> vraag dan met het aanvullen<br />

<strong>van</strong> informatie of het aanreiken <strong>van</strong><br />

nog meer argumenten om ouders te<br />

overtuigen.<br />

• Spreek ouders zoveel mogelijk aan op hun<br />

eigen niveau en houdt rekening met de<br />

beleving <strong>van</strong> ouders zelf. <strong>Het</strong> komt regelmatig<br />

voor dat leidsters eerder in de gaten<br />

hebben dat er met <strong>een</strong> peuter wat is dan<br />

de ouders zelf. Respecteer dat ouders zelf<br />

eerst <strong>een</strong> rouwproces door moeten<br />

maken voordat zij kunnen accepteren dat<br />

het kind zich niet zo ontwikkelt als zij<br />

verwachten. Neem opmerkingen en<br />

meningen <strong>van</strong> ouders serieus.<br />

• Houdt rekening met andere waarden en<br />

normen <strong>van</strong> ouders. Houdt bij andere<br />

culturen rekening met vormen <strong>van</strong> verbale<br />

en non-verbale communicatie die als<br />

onbeleefd worden ervaren.<br />

• Controleer aan het eind <strong>van</strong> het gesprek of<br />

de belangrijkste boodschappen voor elkaar<br />

goed zijn overgekomen. Vat deze boodschappen<br />

puntsgewijs samen. Doe dat<br />

ook met de gemaakte afspraken.<br />

Gebruik korte zinnen en wees zo concreet<br />

mogelijk.<br />

4.4 Vormen <strong>van</strong><br />

oudercontact<br />

De uitwisseling tussen ouders en leidsters<br />

gebeurt vaak al spontaan, maar contacten<br />

met ouders worden ook bewust georganiseerd<br />

om ouders meer bij het kindercentrum<br />

te betrekken. De eigen situatie <strong>van</strong> het<br />

kindercentrum, maar ook de kenmerken <strong>van</strong><br />

de ouders beïnvloeden de vormen <strong>van</strong> oudercontacten<br />

die worden ontwikkeld. Vormen<br />

<strong>van</strong> oudercontact die nu aanslaan, worden<br />

daardoor over twee jaar misschien niet meer<br />

gebruikt. De meest voorkomende vormen<br />

<strong>van</strong> oudercontact zijn:<br />

• de afstemming met de ouders en<br />

• multimedia en communicatie.<br />

48<br />

4.4.1 De afstemming met<br />

de ouders<br />

Om te zorgen dat zowel ouders, kind als<br />

beroepsopvoeders de op<strong>van</strong>gsituatie positief<br />

blijven ervaren, wordt in de meeste kinderdagverblijven<br />

tijdens iedere fase in ieder<br />

geval één formeel oudergesprek gepland.<br />

Indien na de aanmeldingsfase direct tot plaatsing<br />

kan worden overgegaan, zal voor de eerste<br />

twee fasen met <strong>een</strong> contactmoment<br />

kunnen worden volstaan. De op<strong>van</strong>gfase in<br />

dezelfde leefgroep kan enkele jaren duren. In<br />

dat geval wordt uitgegaan <strong>van</strong> tenminste één<br />

formeel contactmoment per jaar. De meest<br />

voorkomende vormen <strong>van</strong> oudercontacten<br />

zijn:<br />

Haal- en brengmomenten<br />

Ouders komen hun jonge kind dagelijks brengen<br />

en weer ophalen. Er is dan meestal <strong>een</strong><br />

(korte) uitwisseling tussen de beroepsopvoeder(s)<br />

en de ouder(s), waarin de belangrijkste<br />

zaken voor de omgang met het kind worden<br />

overgedragen. <strong>Het</strong> zijn vaak momenten waarop<br />

meerdere ouders hun kinderen brengen.<br />

Dat betekent dat de beroepsopvoeders veel<br />

verschillende informatie in korte tijd moeten<br />

opnemen of doorgeven. Vooral bij heel jonge<br />

kinderen kan het vervelend zijn als de<br />

beroepsopvoeders informatie vergeten.<br />

Hulpmiddelen , zoals <strong>een</strong> communicatieschriftje,<br />

kunnen hierbij ondersteunend werken.<br />

Niet alle informatie is geschikt om even<br />

snel over te dragen. De overdracht <strong>van</strong><br />

gevoelige informatie en <strong>een</strong> rustig overleg<br />

kunnen beter op <strong>een</strong> ander moment worden<br />

gepland.<br />

Huisbezoek<br />

Bij <strong>een</strong> huisbezoek komt <strong>een</strong> medewerker<br />

<strong>van</strong> de organisatie op bezoek bij de ouders<br />

thuis. In de praktijk worden huisbezoeken<br />

meestal <strong>een</strong>malig door de groepsleidster<br />

afgelegd. Meestal gebeurt dit in de<br />

gewenningsperiode om <strong>een</strong> beter beeld te<br />

krijgen <strong>van</strong> de thuissituatie. <strong>Het</strong> komt veel<br />

voor dat ouders thuis gemakkelijker over hun<br />

kind praten dan in het kindercentrum.<br />

Beroepsopvoeders voelen zich soms beter in<br />

staat het kind te begrijpen, omdat zij <strong>een</strong>


etere indruk hebben <strong>van</strong> de omgeving thuis.<br />

Kinderen vinden het vaak erg leuk dat ‘juf’<br />

bij hun thuis op bezoek komt en willen dan<br />

graag hun kamer en hun speelgoed laten<br />

zien. Ook komt het wel voor dat huisbezoeken<br />

worden afgelegd bij speciale<br />

situaties. Een voorbeeld is <strong>een</strong> kind waar de<br />

beroepsopvoeders zich zorgen over maken<br />

nadat de vader is overleden. Een huisbezoek<br />

is vaak de meest tijdrovende en daarmee<br />

kostbaarste vorm <strong>van</strong> oudercontact.<br />

Formeel oudergesprek in het kindercentrum.<br />

Een formeel oudergesprek is <strong>een</strong> vooraf<br />

gepland gesprek tussen de ouders/<br />

verzorgers <strong>van</strong> het kind en <strong>een</strong> beroepsopvoeder.<br />

In het kinderdagverblijf zal dat<br />

meestal de vaste verzorgster <strong>van</strong> kind zijn.<br />

Deze wordt ook wel de mentor genoemd.<br />

Zij is het eerste aanspreekpunt voor de<br />

ouders voor zaken rondom het kind.<br />

De wenselijke frequentie <strong>van</strong> formele oudergesprekken<br />

blijkt in de praktijk gemiddeld<br />

te liggen op twee per jaar. Bij <strong>een</strong> goede<br />

communicatie bij het halen en brengen blijkt<br />

deze behoefte teruggebracht te (kunnen)<br />

worden tot één per jaar. Er blijft daarnaast<br />

dan wel gelegenheid tot extra overleg<br />

wanneer de situatie daarom vraagt.<br />

Zo ontstaat <strong>een</strong> flexibele inzet <strong>van</strong> tijd, beter<br />

passend bij de behoeften <strong>van</strong> de ouders.<br />

Wel wordt geadviseerd tenminste één<br />

formeel oudergesprek per jaar te handhaven,<br />

om de continuïteit <strong>van</strong> de afstemming en<br />

<strong>een</strong> jaarlijkse evaluatie te kunnen garanderen.<br />

De formele oudergesprekken worden<br />

gepland kort na het afronden <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

observatieperiode. De ouders krijgen zo <strong>een</strong><br />

actueel beeld over hun kind overgedragen.<br />

Tijdens het gesprek over hun kind kunnen<br />

de ouders zelf ook informatie inbrengen,<br />

waardoor het beeld <strong>van</strong> het kind wordt<br />

aangevuld, of misschien zelfs bijgesteld.<br />

Hoe meer ouders actief betrokken worden bij<br />

de beeldvorming <strong>van</strong> het kind, hoe meer<br />

ouders zich betrokken zullen voelen bij de<br />

kinderop<strong>van</strong>g. Een hulpmiddel daarbij kan zijn<br />

ouders zelf ook <strong>een</strong> observatielijst(je) te laten<br />

invullen, voorafgaande aan het oudergesprek.<br />

Veel ouders blijken dit positief te ervaren.<br />

Zij hebben de indruk zo <strong>een</strong> gelijkwaardiger<br />

inbreng te kunnen hebben. <strong>Het</strong> is belangrijk<br />

ouders informatie te vragen die is gericht<br />

op het functioneren in de thuissituatie.<br />

De vragenlijst moet in <strong>een</strong>voudige taal zijn<br />

opgesteld en gebruik maken <strong>van</strong> voor ouders<br />

herkenbare situaties. De beeldvorming voor<br />

het kinddossier kan dan vastgesteld worden<br />

op basis <strong>van</strong> de inbreng <strong>van</strong> zowel beroepsopvoeders<br />

als ouders.<br />

Er zijn twee manieren om deze oudercontacten<br />

te organiseren. De eerste is de<br />

gesprekken te spreiden over het jaar.<br />

Daarmee wordt de werkdruk ook gespreid..<br />

De tweede werkwijze is ieder jaar <strong>een</strong><br />

vast moment voor het beoordelen <strong>van</strong> de kinderen<br />

en oudergesprekken te <strong>kiezen</strong>. Ouders<br />

<strong>van</strong> kinderen die wennen, afscheid zullen<br />

nemen, of waar zorgen over zijn,<br />

worden daarnaast extra ingepland.<br />

<strong>Het</strong> nadeel is de extra hogere werkdruk in<br />

<strong>een</strong> korte periode in het jaar.<br />

Meedraaien op de groep<br />

Ouders leren het kindercentrum het best<br />

kennen als ze <strong>een</strong> of meerdere dagdelen<br />

aanwezig zijn. In de gewenningsperiode kan<br />

het voor het jonge kind prettiger zijn als <strong>een</strong><br />

<strong>van</strong> de ouders de eerste keren aanwezig is<br />

en dan de aanwezigheid langzaam afbouwt.<br />

In peuterspeelzalen worden ouders soms<br />

bewust gevraagd mee te draaien op de<br />

groep. Daar kunnen verschillende redenen<br />

voor zijn. Een reden is dat daardoor voor de<br />

beroepsopvoeder extra hulp op de groep<br />

aanwezig is. Ook wordt als reden wel<br />

<strong>een</strong>s gegeven dat de beroepsopvoeder<br />

dan <strong>een</strong> soort voorbeeldfunctie<br />

voor de ouders kan zijn. <strong>Het</strong> gebeurt<br />

echter ook dat beroepsopvoeders het<br />

niet prettig vinden dat ouders aanwezig<br />

zijn. De kinderen zouden zich<br />

anders gedragen. <strong>Het</strong> zou voor de ouder<br />

moeilijk zijn om haar eigen kind in de groep<br />

te hebben.<br />

Ouders die de kans hebben gehad mee te<br />

draaien op de groep zullen zich daardoor<br />

meestal beter kunnen inleven in de reacties<br />

<strong>van</strong> het kind op het verblijf in het kindercentrum.<br />

Koffieochtenden<br />

Koffieochtenden worden<br />

georganiseerd om ouders en beroepsopvoeders<br />

in de gelegenheid te stellen elkaar te<br />

ontmoeten en elkaar beter te leren kennen.<br />

In kindercentra worden ook wel ‘koffie-uurtjes’<br />

georganiseerd aan het begin of het eind<br />

<strong>van</strong> de dag. Ouders kunnen ‘er dan even<br />

rustig bij komen zitten’. Dit voorkomt <strong>een</strong><br />

haastige sfeer bij het brengen en halen, zodat<br />

er voor de kinderen <strong>een</strong> rustige overgang tussen<br />

de twee opvoedingsmilieus ontstaat. Er<br />

worden gebeurtenissen of informatie tussen<br />

de opvoeders uitgewisseld. Men leert elkaar<br />

daardoor beter kennen.<br />

In peuterspeelzalen worden koffieochtenden<br />

ook wel gebruikt om thema’s rond de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> kinderen met de ouders te bespreken.<br />

Ouderavonden<br />

Ook ouderavonden hebben vooral <strong>een</strong><br />

ontmoetingsfunctie. Daarnaast worden<br />

ouderavonden in alle kindercentra veel<br />

gebruikt om<br />

opvoedingsthema’s<br />

met elkaar te<br />

bespreken.<br />

Een ouderavond<br />

kan ook<br />

gaan over<br />

beleidsonderwerpen.<br />

49 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


afstemming met ouders<br />

Projecten met ouders<br />

<strong>Het</strong> opzetten <strong>van</strong> speciale projecten kan <strong>een</strong><br />

goede vorm zijn om ouders <strong>een</strong> bijdrage te<br />

laten leveren aan de vormgeving <strong>van</strong> en de<br />

sfeer in het kindercentrum. Ouders kunnen<br />

meehelpen bij het organiseren <strong>van</strong> feesten<br />

op de groep of voor de hele locatie. Er kan<br />

<strong>een</strong> initiatief ontstaan om <strong>een</strong> groentetuin<br />

voor de kinderen te organiseren. Ouders<br />

kunnen meehelpen om dit te realiseren.<br />

Er zitten vaak ware kunstenaars tussen de<br />

ouders, die <strong>een</strong> waardevolle bijdrage kunnen<br />

leveren aan de inrichting <strong>van</strong> de ruimte of<br />

de buitenspeelplaats. Er zijn ouders die het<br />

vreselijk leuk vinden om mee te helpen bij<br />

het organiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong> dagje uit. Door<br />

ouders aan te spreken op hun belangstelling<br />

en hun sterke kanten maken ouders niet<br />

all<strong>een</strong> gebruik <strong>van</strong> de diensten <strong>van</strong> het<br />

centrum, maar kunnen zij de omgeving <strong>van</strong><br />

hun kind actief helpen vormgeven. Zo nemen<br />

zij <strong>een</strong> stukje <strong>van</strong> hun culturele achtergrond<br />

mee naar de gem<strong>een</strong>schap waar hun kind of<br />

kinderen regelmatig deel <strong>van</strong> uitmaken.<br />

Opvoeders leren elkaar en de kinderen beter<br />

begrijpen.<br />

Oudergespreksgroepen en oudercursussen<br />

Oudergespreksgroepen en -cursussen<br />

worden meestal georganiseerd om tegemoet<br />

te komen aan <strong>een</strong> behoefte aan opvoedingsondersteuning.<br />

Dat vindt meestal plaats in<br />

het kader <strong>van</strong> projecten, zoals ‘brede school’<br />

of ‘achterstandsbestrijding’. De bij<strong>een</strong>komsten<br />

worden georganiseerd door het<br />

welzijnswerk of de Ouder- en Kindzorg. Soms<br />

wordt <strong>een</strong> inleider uitgenodigd.<br />

<strong>Het</strong> is ook denkbaar dat ouders zelf het<br />

initiatief nemen elkaar regelmatig te<br />

ontmoeten om kennis en ervaringen over<br />

opvoedingsthema’s met elkaar uit te<br />

wisselen. Kindercentra kunnen daar de<br />

gelegenheid voor bieden.<br />

4.3.2 Multimedia en<br />

communicatie.<br />

Naast persoonlijk contact kan de organisatie<br />

ook zorgen voor schriftelijke uitwisseling <strong>van</strong><br />

informatie. De hulpmiddelen uit het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

hebben daar <strong>een</strong> belangrijke functie<br />

in. Daarnaast is het mogelijk gebruik te<br />

maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> informatieboekje, waarin de<br />

belangrijkste zaken over het kindercentrum<br />

zijn opgeschreven. Via <strong>een</strong> nieuwsbrief<br />

kunnen ouders op de hoogte worden<br />

gehouden <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

ontwikkelingen en nieuwtjes.<br />

Ouders vinden het vaak heel leuk om op<br />

<strong>een</strong> ouderavond <strong>een</strong> video te bekijken die<br />

op de groep is gemaakt, waarop zij hun<br />

kind kunnen zien spelen. Foto’s die op<br />

de groep gemaakt zijn worden meestal<br />

ook enthousiast ont<strong>van</strong>gen. De laatste<br />

ontwikkeling is de ‘webcam’. Er zijn kindercentra<br />

waar <strong>een</strong> webcam in de ruimte is<br />

opgehangen. Ouders kunnen dan op ieder<br />

moment <strong>van</strong>af het werk of thuis via de<br />

computer kijken wat er in de groep gebeurt.<br />

<strong>Het</strong> kind kan zo letterlijk de hele dag door<br />

de ouders worden ‘gevolgd’. Zou het kind<br />

daarvoor <strong>kiezen</strong>, als het <strong>kiezen</strong> kan?<br />

50


hoofdstuk 5<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

5.1 Inleiding<br />

• ‘En dan heb je nu al die kindvolgsystemen,<br />

en dan…? Wat kun je daar<br />

dan mee?’<br />

• ‘Wij zijn niet tevreden met ons volgsysteem<br />

in de BSO, we gaan straks nog<br />

verder uitbreiden. Wij moeten wel<br />

anders gaan werken, want we hebben<br />

hier de tijd niet meer voor. Kunnen<br />

jullie ons adviseren hoe we dat moeten<br />

gaan doen?’<br />

• ‘Wij willen volgend jaar certificeren.<br />

Dan moeten wij het instrument welbevinden<br />

geïmplementeerd hebben of<br />

kan het ook anders?’<br />

• ‘De Thuiszorg wil graag dat we met de<br />

SIKO-lijst uit de KIPPPI-methode gaan<br />

werken, en de gem<strong>een</strong>te wil dat we<br />

Piramide gaan invoeren. <strong>Het</strong> afgelopen<br />

jaar hebben we net <strong>een</strong> eigen peutervolgsysteem<br />

ontwikkeld. Moeten we<br />

het dan weer anders gaan doen,<br />

en hoe dan?’<br />

• ‘Als we Kaleidoscoop invoeren, moeten<br />

we dan met twee observatielijsten<br />

werken: het Instrument welbevinden en<br />

KOR?’<br />

Een greep uit het soort vragen en<br />

opmerkingen die in het werkveld te horen<br />

zijn. Een <strong>kindvolgsysteem</strong> kies je niet all<strong>een</strong><br />

op basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> leuk foldertje.<br />

Als organisatie kies je <strong>een</strong> volgsysteem ook<br />

om de effecten <strong>van</strong> je aanbod op de kinderen<br />

te meten. <strong>Het</strong> is dus ook <strong>een</strong> evaluatie-instrument<br />

dat moet passen bij de<br />

organisatie.<br />

In alle kindercentra wordt geobserveerd en in<br />

de meeste ook geregistreerd. <strong>Het</strong> laatste<br />

hoofdstuk biedt <strong>een</strong> aantal handvatten aan<br />

organisaties die hun werkwijze voor het<br />

volgen <strong>van</strong> kinderen willen verbeteren.<br />

5.2. Een pas op de plaats<br />

De Regeling Voor- en Vroegschoolse Educatie<br />

heeft tot gevolg dat er veel aandacht is voor<br />

professionalisering op het gebied <strong>van</strong> het<br />

pedagogisch werken. Hiervoor worden kindercentra<br />

gestimuleerd om met educatieve<br />

programma’s te gaan werken. Met deze programma’s<br />

worden kindvolgsystemen meegeleverd.<br />

Er worden trainingen observeren en<br />

signaleren aan<br />

peuterspeelzalen gegeven om met volgsystemen<br />

te leren werken. Voorschoolse<br />

kindercentra moeten ‘rapportjes’ meegeven<br />

als de peuters naar de basisschool gaan.<br />

Instellingen die willen certificeren moeten<br />

het ‘welbevinden’ <strong>van</strong> kinderen gaan meten.<br />

Ontwikkelaars spelen op deze trend in.<br />

In snel tempo verschijnen allerlei observatiesystemen<br />

op de markt. <strong>Het</strong> is moeilijk om<br />

hieruit de juiste keuze te maken.<br />

Deze methoden zijn niet onderworpen aan<br />

<strong>een</strong> consumentenonderzoek, waar<strong>van</strong> de<br />

resultaten <strong>een</strong> indicatie kunnen geven voor<br />

<strong>een</strong> ‘goede koop’. Managers hebben het<br />

gevoel onder tijdsdruk te moeten besluiten.<br />

Een <strong>kindvolgsysteem</strong> moet echter passen bij<br />

de organisatie. <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> moet<br />

goed draagvlak hebben onder de beroepskrachten,<br />

die er mee moeten werken.<br />

Ontbreekt draagvlak, dan blijven de<br />

verwachte positieve effecten uit.<br />

Te verwachten positieve effecten <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> zijn:<br />

• <strong>Het</strong> functioneren <strong>van</strong> de kinderen wordt op<br />

voor het kindercentrum rele<strong>van</strong>te aandachtspunten<br />

vollediger in beeld gebracht.<br />

• De beroepsopvoeders kunnen de aanpak<br />

<strong>van</strong> de groep en de omgang met individuele<br />

kinderen goed onderbouwen.<br />

• De uitwisseling <strong>van</strong> informatie over de kinderen<br />

tussen de beroepskrachten wordt<br />

gestructureerd, zodat rele<strong>van</strong>te informatie<br />

voor.<br />

• De overdracht <strong>van</strong> informatie over de<br />

kinderen naar ouders en andere<br />

voorzieningen wordt beter ondersteund.<br />

• Vanuit kind- en groepsgegevens is <strong>een</strong><br />

betere onderbouwing <strong>van</strong> het beleid<br />

mogelijk.<br />

Advies 1<br />

De oriëntatiefase is de periode waarin<br />

de organisatie onderzoekt wat er moet<br />

veranderen. <strong>Het</strong> resultaat <strong>van</strong> deze fase is<br />

het formuleren <strong>van</strong> <strong>een</strong> concreet probleem<br />

en <strong>een</strong> voorstel voor <strong>een</strong> plan <strong>van</strong> aanpak om<br />

het probleem op te lossen. <strong>Het</strong> eerste advies<br />

is dan ook: neem rustig de tijd voor <strong>een</strong><br />

oriëntatie op de wensen en mogelijkheden.<br />

Advies 2<br />

In kindercentra is het gebruik <strong>van</strong> observatielijsten<br />

niet nieuw. Wel is nieuw dat er zoveel<br />

nadruk wordt gelegd op het belang <strong>van</strong><br />

observatiesystemen ter ondersteuning<br />

<strong>van</strong> het pedagogisch handelen.<br />

<strong>Het</strong> implementeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

houdt meestal in dat <strong>een</strong> eerder gekozen<br />

werkwijze wordt verlaten of aangepast. Een<br />

bewuste evaluatie <strong>van</strong> de goede en slechte<br />

dingen uit dat systeem laat zien welke wensen<br />

er op dit moment leven en wat men in<br />

ieder geval niet (meer) wil.<br />

Deze gedachte leidt tot het volgende advies:<br />

evalueer de goede en slechte ervaringen met<br />

het huidige <strong>kindvolgsysteem</strong> voordat <strong>een</strong><br />

nieuwe methode wordt gekozen.<br />

Advies 3<br />

Er komt steeds meer aandacht voor samenwerking<br />

tussen voorzieningen, zodat voor<br />

kind en gezin <strong>een</strong> integraal aanbod kan<br />

worden gerealiseerd. Dat kan gevolgen<br />

hebben voor de informatie die de kindercentra<br />

zelf nodig hebben, maar ook voor<br />

informatie die aan voorzieningen voor kinderop<strong>van</strong>g<br />

wordt gevraagd.In het tweede hoofdstuk<br />

zijn <strong>een</strong> aantal voorbeelden <strong>van</strong> samenwerking<br />

genoemd.<br />

51 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Stichting Peuterspeelzalen Peuterpret<br />

Doel volgsysteem<br />

<strong>Het</strong> onderkennen <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong> mogelijke onderwijsachterstand, voordat zij naar de<br />

basisschool gaan.<br />

Inhoud<br />

• <strong>Het</strong> in beeld brengen <strong>van</strong> de extra zorgbehoeften <strong>van</strong> kind en ouders bij definitieve plaatsing.<br />

• <strong>Het</strong> in kaart brengen <strong>van</strong> de sociaal-emotionele ontwikkeling, waaronder het welbevinden<br />

<strong>van</strong> alle kinderen (kinderen worden geplaatst <strong>van</strong>af de leeftijd <strong>van</strong> 2.0 jaar).<br />

• <strong>Het</strong> in beeld brengen <strong>van</strong> het cognitief functioneren <strong>van</strong> 3-jarigen in relatie tot leeftijdsgenoten.<br />

• <strong>Het</strong> onderkennen <strong>van</strong> ontwikkelings- en opvoedingsproblemen, die plaatsing op <strong>een</strong><br />

gewone basisschool belemmeren.<br />

Eisen<br />

• De hulpmiddelen voor observatie en registratie moeten duidelijk, overzichtelijk en<br />

<strong>een</strong>voudig te scoren zijn.<br />

• De resultaten <strong>van</strong> de observaties voor het cognitief functioneren moeten <strong>van</strong>af het derde<br />

levensjaar <strong>een</strong> beeld geven <strong>van</strong> het niveau <strong>van</strong> de peuter in vergelijking met<br />

leeftijdsgenoten, zodat het risico op onderwijsachterstand tijdig wordt ontdekt.<br />

• De resultaten moeten met de ouders worden besproken.<br />

• De resultaten moeten in achterstandswijken aansluiten bij het volgsysteem <strong>van</strong> de basisscholen.<br />

Een aantal basisscholen maken gebruik <strong>van</strong> het Piramideprogramma en het<br />

CITO-volgsysteem. Een aantal scholen maken gebruik <strong>van</strong> het volgsysteem KIJK! voor<br />

groep 1 en 2.<br />

Vormgeving <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Wie observeert? Leidster, zo nodig ondersteund door externe deskundige<br />

(veldpsycholoog, CB-medewerker, Ambulant Begeleider SBO).<br />

Hoe vaak? Twee maanden na plaatsing op leeftijd <strong>van</strong> 2.0 jaar.<br />

Op leeftijd 2.6, 3.0, 3.6, en 3.11 jaar.<br />

Op indicatie, als leidster of ouder zich zorgen maakt.<br />

Waar? In de peutergroepen.<br />

Hulpmiddel CB-indicatieformulier (bijvoorbeeld met VVE-advies).<br />

• Lijstje individuele aandachtspunten naar aanleiding <strong>van</strong> oudercontact<br />

(zelf ontwikkeld).<br />

• KIJK! Peuters observatiesysteem. Twee maal per jaar beoordelen<br />

betrokkenheid, basiskenmerken en risicofactoren <strong>van</strong> alle<br />

peuters. Op 3-jarige leeftijd, na tenminste 2 maanden plaatsing, alle<br />

peuters globaal beoordelen aan de hand <strong>van</strong> de<br />

ontwikkelingslijn. Vervolgens peuters waar zorgen over zijn<br />

gedetailleerder volgen aan de hand <strong>van</strong> de ontwikkelingslijn.<br />

• CITO: De Peuterobservatielijst voor alle peuters <strong>van</strong> 3.11 jaar die<br />

naar <strong>een</strong> Piramideschool gaan.<br />

• CITO: Toetsen taal, ruimte en ordenen voor alle bijna 4-jarigen met<br />

<strong>een</strong> VVE-aantekening op het CB-indicatieformulier. De toetsen worden<br />

tussentijds ook afgenomen bij kinderen waar op basis <strong>van</strong> het<br />

KIJK! Peuters observatiesysteem zorgen over zijn.<br />

• KIJK! Peuters. Groepsoverzichten ter voorbereiding <strong>van</strong> het<br />

halfjaarlijks teamoverleg.<br />

Evaluatie<br />

Notulen kindbesprekingen, halfjaarlijks teamoverleg en jaarlijks managementoverleg in<br />

verband met aantekeningen over afspraken over groepsaanpak en pedagogisch beleid.<br />

Oudergesprek<br />

Na twee maanden huisbezoek. Daarna twee maal per jaar na observatie <strong>een</strong> oudergesprek<br />

in het kindercentrum. Bovendien <strong>een</strong> oudergesprek op indicatie.<br />

52<br />

<strong>Het</strong> is verstandig om al in de oriëntatiefase<br />

inzicht te krijgen in de wijze waarop het<br />

kindercentrum met andere jeugdvoorzieningen<br />

wil samenwerken.<br />

Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Bij <strong>een</strong><br />

integrale aanpak voor het volgen in het kader<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> doorgaande educatieve lijn naar het<br />

basisonderwijs is het zinvol met de andere<br />

partners te overleggen over de informatie<br />

die <strong>van</strong> de kinderop<strong>van</strong>g wordt verwacht.<br />

In Rotterdam werd gekozen voor <strong>een</strong> eerste<br />

gezamenlijke bij<strong>een</strong>komst <strong>van</strong> leidsters uit de<br />

kinderop<strong>van</strong>g met leerkrachten uit het basisonderwijs.<br />

Daarin informeerden betrokken<br />

elkaar over de wijze waarop wordt gewerkt<br />

bij het observeren en volgen <strong>van</strong> kinderen.<br />

Ook de problemen die men daarbij ervaart<br />

kunnen worden besproken. Deze uitwisseling<br />

kan de behoefte aan specifieke<br />

informatie verhelderen en vooroordelen wegnemen.<br />

Ook kan dit tot gevolg hebben dat<br />

meer realistische en werkbare wensen<br />

worden geformuleerd.<br />

Hieruit volgt <strong>een</strong> derde advies: onderzoek<br />

welke voorzieningen naast het kindercentrum<br />

voor de kinderen werken. Ga tevens na<br />

welke jeugdvoorzieningen aansluitend op<br />

het kindercentrum hun diensten verlenen.<br />

Met welke <strong>van</strong> deze voorzieningen is <strong>een</strong><br />

actieve of passieve vorm <strong>van</strong> samenwerking<br />

gewenst? Heeft dat gevolgen voor het <strong>kindvolgsysteem</strong>?<br />

Na deze drie afwegingen kan <strong>een</strong> globaal<br />

plan worden gemaakt voor <strong>een</strong> traject gericht<br />

op het verbeteren, <strong>kiezen</strong> en aanschaffen <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

5.3 De ontwikkel- of<br />

planningsfase<br />

De ontwikkel- en planningsfase is de periode<br />

waarin de organisatie gericht bezig gaat met<br />

het maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> voorstel voor het te<br />

<strong>kiezen</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>. <strong>Het</strong> resultaat <strong>van</strong><br />

deze fase zal <strong>een</strong> methode of meerdere<br />

werkwijzen zijn, die op één of meer plekken<br />

worden uitgeprobeerd.


<strong>Het</strong> verbeteren of invoeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> nieuw<br />

<strong>kindvolgsysteem</strong> is <strong>een</strong> activiteit die<br />

gevolgen heeft voor de hele organisatie.<br />

Er moet <strong>een</strong> specifiek organisatieprobleem<br />

worden opgelost. Dit kost extra tijd en aandacht,<br />

naast de uitvoering <strong>van</strong> de dagelijkse<br />

werkzaamheden. De organisatie wil dit<br />

probleem het liefst zo doelmatig en efficient<br />

mogelijk tot <strong>een</strong> oplossing brengen.<br />

<strong>Het</strong> vierde advies richt zich op de uitvoering<br />

<strong>van</strong> het traject:<br />

Advies 4<br />

Formuleer de verbeter- of actiepunten<br />

als <strong>een</strong> organisatievraag, waarvoor de<br />

organisatie binnen <strong>een</strong> afgesproken tijdsperiode<br />

en volgens afgesproken werkwijze<br />

<strong>een</strong> oplossing zoekt. Maak voor dit project<br />

‘<strong>kindvolgsysteem</strong>’ <strong>een</strong> plan <strong>van</strong> aanpak,<br />

dat met de belangrijke geledingen in de<br />

organisatie wordt besproken.<br />

Draagvlak is voor <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> <strong>van</strong><br />

essentieel belang. Draagvlak kan worden<br />

opgebouwd door de mensen die met het<br />

observatiesysteem moeten gaan werken<br />

zoveel mogelijk in het beslissingsproces te<br />

betrekken. Overleg met alle betrokkenen is in<br />

<strong>een</strong> grote organisatie moeilijk te realiseren.<br />

Wel is het mogelijk te werken met <strong>een</strong> werkgroep<br />

en de resultaten uit deze werkgroep<br />

te laten terugkomen in de overlegstructuur<br />

<strong>van</strong> de organisatie. In de werkgroep zitten<br />

vertegenwoordigers <strong>van</strong>:<br />

• het management;<br />

• de beroepsopvoeders en<br />

• de ouders<br />

Voor de oudste kinderen kan <strong>een</strong> aangepaste<br />

vorm <strong>van</strong> participatie worden gekozen.<br />

Niet all<strong>een</strong> de wensen voor het volgen <strong>van</strong><br />

kinderen binnen de kinderop<strong>van</strong>g hebben<br />

invloed op de inhoud en vorm <strong>van</strong> kindvolgsystemen.<br />

Ook de vragen en taken <strong>van</strong><br />

andere voorzieningen, bijvoorbeeld uit het<br />

onderwijs, kunnen <strong>van</strong> belang zijn voor de<br />

kenmerken <strong>van</strong><br />

53<br />

het gedrag <strong>van</strong> kinderen waarover informatie<br />

wordt verzameld.<br />

Deze wensen moeten wel worden meegenomen<br />

in de interne afwegingen, maar<br />

kunnen de communicatie over de interne<br />

behoeften verstoren. Een betere oplossing<br />

is deze samenwerkingsmogelijkheden te<br />

bespreken in <strong>een</strong> lokale werkgroep, waarin<br />

onder regie <strong>van</strong> de gem<strong>een</strong>te, samenwerkingsafspraken<br />

over het volgen en overdragen<br />

<strong>van</strong> kindgegevens worden gemaakt.<br />

<strong>Het</strong> zou ideaal zijn als dit gem<strong>een</strong>telijke<br />

traject logisch aansluit bij het interne keuzetraject<br />

in het kindercentrum. Dit kan door de<br />

twee trajecten aan elkaar te koppelen of het<br />

gem<strong>een</strong>telijke traject eerst af te leggen, voordat<br />

het interne verbetertraject wordt gestart.<br />

Indien de twee trajecten worden gekoppeld<br />

kan de gem<strong>een</strong>telijke werkgroep de ‘stuurgroep’<br />

in het samenwerkingsproces zijn.<br />

Advies 5<br />

Kies <strong>een</strong> passende werkvorm om de<br />

activiteiten en beslissingen die nodig zijn in<br />

dit verbeterproces goed te laten verlopen.<br />

In deze projectorganisatie past <strong>een</strong> interne<br />

werkgroep die het interne advies voorbereid.<br />

Eventueel kan worden samengewerkt met<br />

<strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijke werkgroep die zich vooral<br />

op samenwerkingsaspecten richt.<br />

Alle bestaande methoden en hulpmiddelen<br />

zijn ontwikkeld voor <strong>een</strong> specifiek doel in <strong>een</strong><br />

specifieke situatie. Een aantal hulpmiddelen<br />

is echter goed voor meer doelen te<br />

gebruiken, zodat het wiel niet steeds<br />

opnieuw uitgevonden hoeft te worden.<br />

Zo lijkt het mogelijk te zijn met behulp <strong>van</strong> op<br />

elkaar afgestemde vragenlijsten <strong>een</strong> integrale<br />

systematiek voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de kinderen te<br />

realiseren. Een programmagebonden <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

dat negatief wordt beoordeeld,<br />

kan misschien worden ver<strong>van</strong>gen door <strong>een</strong><br />

niet-programmagebonden <strong>kindvolgsysteem</strong>,<br />

waar wel draagvlak voor te vinden is. In de<br />

praktijk ontbreekt vaak de expertise om de<br />

gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> observatiesystemen<br />

goed in te schatten.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Stichting Kinderop<strong>van</strong>g De Toverlantaarn<br />

Doel <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

• In beeld brengen hoe de kinderen zich, geïnspireerd door de wereld om hen h<strong>een</strong>, ontwikkelen.<br />

• Onderkennen en signaleren <strong>van</strong> risico’s voor het welbevinden <strong>van</strong> het kind in het algem<strong>een</strong>, en<br />

psychosociale problemen in het bijzonder.<br />

Inhoud<br />

• <strong>Het</strong> in kaart brengen <strong>van</strong> wijze waarop kinderen interacteren met de wereld om hen h<strong>een</strong>.<br />

• <strong>Het</strong> documenteren <strong>van</strong> de wijze waarop kinderen uiting geven aan de wijze waarop zij de wereld<br />

om hen h<strong>een</strong> ervaren.<br />

• <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling <strong>van</strong> alle kinderen.<br />

Eisen<br />

• De hulpmiddelen voor de onderdelen het in kaart brengen en het documenteren moeten <strong>een</strong>voudig<br />

in gebruik, duidelijk, en overzichtelijk zijn.<br />

• <strong>Het</strong> hulpmiddel voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling mag <strong>een</strong> globaal beeld geven,<br />

maar moet voldoende betrouwbaar zijn.<br />

• <strong>Het</strong> hulpmiddel voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling moet ‘welbevinden’ meten.<br />

• De ouders moeten bij het samenstellen <strong>van</strong> het kindbeeld worden betrokken; de voorkeur wordt<br />

gegeven aan <strong>een</strong> extra vragenlijst voor ouders.<br />

• De resultaten moeten met de ouders worden besproken.<br />

• De inhoudelijke resultaten op het gebied <strong>van</strong> onderkenning moeten aansluiten bij de VTO-werkwijze<br />

<strong>van</strong> de jeugdgezondheidszorg. Een theoretische verantwoording <strong>van</strong> de methode is wenselijk.<br />

Vormgeving <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Wie observeert? Leidster, zo nodig ondersteund door collega, of externe deskundige<br />

(veldpsycholoog, CB-medewerker, Ambulant Begeleider SBO).<br />

Hoe vaak ? Zo mogelijk bij aanmelding ( g<strong>een</strong> hulpmiddel) of tijdens proefplaatsing.<br />

Aanpak: dagelijkse observatie <strong>van</strong> alle kinderen en hun producten op basis <strong>van</strong><br />

projecten waar de kinderen mee bezig zijn geweest.<br />

Psychosociale ontwikkeling: gerichte evaluatie <strong>van</strong> alle kinderen twee maanden<br />

na plaatsing en op leeftijd <strong>van</strong> 1.5 jaar, op leeftijd 2.6 en 3.9 jaar;<br />

Gerichte observatie op indicatie, als leidster of ouder zich zorgen maakt.<br />

Waar? In de groep, binnen- en buiten, tijdens excursies.<br />

Hulpmiddel • Lijstje individuele aandachtspunten naar aanleiding <strong>van</strong> oudercontact in<br />

communicatieschrift (zelf ontwikkeld) en plaatsingscriteria <strong>van</strong> de organisatie.<br />

• Invullen betrokkenheidsschaal per kind per project.<br />

• SIKO- en OVL-lijsten <strong>van</strong> de KIPPPI-methode voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale<br />

ontwikkeling in overleg met de ouders. Voor deze taak wordt samengewerkt<br />

met het consultatiebureau. Kinderen waar zorgen over zijn worden door<br />

het consultatiebureau extra opgeroepen.<br />

• Op indicatie ook de toetsen taal, ruimte en ordenen voor peuters <strong>van</strong>af 3 jaar.<br />

De toetsen worden all<strong>een</strong> op indicatie <strong>van</strong> het<br />

consultatiebureau in de groep afgenomen bij kinderen waar zorgen over zijn.<br />

• Zelf bijgehouden: computeroverzicht observatieresultaten SIKO en<br />

CB-aanvullingen met bijvoorbeeld indicatiegegevens ter voorbereiding<br />

<strong>van</strong> het evaluerend halfjaarlijks teamoverleg.<br />

Oudergesprek<br />

Na twee maanden huisbezoek. Daarna tenminste 1 maal per jaar <strong>een</strong> oudergesprek in het kindercentrum.<br />

Ouders met VVE-indicatie <strong>van</strong> het CB twee maal per jaar. Daarnaast <strong>een</strong> oudergesprek op<br />

indicatie. Deze gesprekken worden in aansluiting de kindbesprekingen in het team gevoerd.<br />

De resultaten komen in de volgende kindbespreking terug.<br />

Evaluatie<br />

• Notulen kindbesprekingen, halfjaarlijks teamoverleg en jaarlijks management overleg in verband<br />

met afspraken over of gewenste wijzigingen groepsaanpak en pedagogisch beleid.<br />

• Videocamera en video’s, portfolio met ook foto’s.<br />

• Groepslogboek met daarin vastgelegd de groepsregels, de projecten waaraan wordt gewerkt en<br />

documentatie <strong>van</strong> leuke gebeurtenissen.<br />

54<br />

Advies 6<br />

Maak, waar mogelijk, gebruik<br />

<strong>van</strong> beschikbare expertise voor<br />

het beoordelen <strong>van</strong> kindvolgsystemen.<br />

In ondersteunende<br />

organisaties en in stafafdelingen<br />

<strong>van</strong> jeugdvoorzieningen kunnen<br />

wellicht mensen gevonden<br />

worden die zich hierin hebben<br />

verdiept.<br />

We sluiten de keuze- en<br />

ontwikkelingsfase af met <strong>een</strong><br />

soort checklijst. Dit is <strong>een</strong> reeks<br />

aandachtspunten voor het samenstellen<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

voor de kinderop<strong>van</strong>g. In de drie<br />

blokken die in dit hoofdstuk zijn<br />

afgebeeld vindt de lezer voorbeelden<br />

<strong>van</strong> hoe <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

er uit zou<br />

kunnen zien. De nadruk ligt op<br />

kan. Immers: <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

is niet meer dan <strong>een</strong><br />

hulpmiddel dat wordt ingezet<br />

om het welbevinden,<br />

het functioneren in de groep<br />

en/of de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind in beeld te brengen.<br />

De beroepskrachten en ouders<br />

moeten het nut <strong>van</strong> de werkwijze<br />

inzien. <strong>Het</strong> observeren en<br />

registreren of documenteren<br />

moet aansluiten bij de<br />

mogelijkheden en beleving <strong>van</strong><br />

opvoeders en jeugdigen.<br />

De uitvoering hier<strong>van</strong> zal beperkt<br />

tijd vragen, zodat de omgang met<br />

het kind in de groep voldoende<br />

aandacht kan krijgen.<br />

Aandachtspunten bij het opstellen<br />

<strong>van</strong> wensen en eisen:<br />

5.3.1. Waarom wil<br />

je kinderen volgen?<br />

Bepaal eerst het doel en de<br />

gebruikswensen voor het volgen<br />

<strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>gsituatie.<br />

<strong>Het</strong> belangrijkste doel zal


zijn het ondersteunen <strong>van</strong> het pedagogischdidactische<br />

handelen <strong>van</strong> de beroepsopvoeders.<br />

We geven hieronder nog enkele voorbeelden<br />

<strong>van</strong> gebruiksdoelen:<br />

• <strong>Het</strong> inschatten <strong>van</strong> de educatieve- en<br />

zorgbehoeften in de op<strong>van</strong>gsituatie<br />

voorafgaand aan definitieve plaatsing<br />

(bijvoorbeeld: protocol voorbehouden<br />

handelingen, indicatie voor plaatsing in<br />

kaleidoscoop-groep, indicatie plaatsing in<br />

peuter-plus project).<br />

• <strong>Het</strong> meten <strong>van</strong> welbevinden om daarmee<br />

aan de certificeringseisen te voldoen.<br />

• <strong>Het</strong> in beeld brengen <strong>van</strong> het functioneren<br />

<strong>van</strong> alle geplaatste kinderen in relatie<br />

tot de gekozen omgangswijze en/of opvoedingsdoelen<br />

op de groep.<br />

• In kaart brengen <strong>van</strong> de globale<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> alle geplaatste kinderen.<br />

• <strong>Het</strong> in kaart brengen <strong>van</strong> groepsdynamische<br />

factoren, zodat de beroepsopvoeder<br />

de groepsgerichte activiteiten<br />

beter kan hanteren;<br />

• <strong>Het</strong> bijhouden <strong>van</strong> vorderingen <strong>van</strong><br />

kinderen.<br />

• onderkennen en signaleren <strong>van</strong><br />

ontwikkelingsrisico’s, ontwikkelingsen/of<br />

opvoedingsproblemen.<br />

• <strong>Het</strong> scr<strong>een</strong>en <strong>van</strong> kinderen op schoolse<br />

vaardigheden, als indicatie voor te volgen<br />

educatieve trajecten in onderwijs of zorg.<br />

• <strong>Het</strong> gedetailleerder volgen <strong>van</strong> kinderen<br />

waar zorgen over zijn, de aard <strong>van</strong> de<br />

zorgen en de effecten <strong>van</strong> de gekozen<br />

omgang met het kind.<br />

• <strong>Het</strong> in beeld brengen <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong><br />

het contact tussen beroepsopvoeders en<br />

kinderen en kinderen onderling.<br />

• <strong>Het</strong> onderzoeken waar kinderen mee bezig<br />

zijn, om daarbij <strong>van</strong>uit het programma<br />

goed te kunnen aansluiten.<br />

• <strong>Het</strong> informeren <strong>van</strong> het basisonderwijs<br />

over het sociaal-emotionele functioneren<br />

<strong>van</strong> de kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

5.3.2 Wie wil je volgen?<br />

Kinderop<strong>van</strong>g is bedoeld voor de op<strong>van</strong>g<br />

<strong>van</strong> ‘gewone’ kinderen. <strong>Het</strong> is bij jonge<br />

kinderen belangrijk aan te sluiten bij hun<br />

ontwikkelingsfase en persoonlijke motivatie<br />

en behoeften. In principe vraagt dat al om<br />

maatwerk bij het omgaan met het kind.<br />

Daarnaast moet rekening gehouden worden<br />

met het soort voorziening waarin de kinderen<br />

verblijven. Wat wordt <strong>van</strong> de kinderen in <strong>een</strong><br />

voorziening voor buitenschoolse op<strong>van</strong>g<br />

verwacht? En wat verwachten kindercentra<br />

<strong>van</strong> het functioneren <strong>van</strong> de kinderen in de<br />

voorschoolse periode? Wanneer functioneren<br />

kinderen in deze setting ‘gewoon’ en<br />

wanneer vallen de kinderen op? Voor het<br />

opzetten <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgsysteem kan globaal<br />

onderscheid gemaakt worden tussen de<br />

volgende categorieën kinderen:<br />

• gewone kinderen (voorschools: 0 tot 4 jaar,<br />

buitenschoolse op<strong>van</strong>g: 4 tot 6 jaar, 6 tot 8<br />

jaar, 8 tot 12 jaar en tienerop<strong>van</strong>g: 12 jaar<br />

en ouder);<br />

• kinderen met <strong>een</strong> sociaal-medische<br />

indicatie. Bedoeld worden kinderen uit <strong>een</strong><br />

speciale situatie die voor hun ontwikkeling<br />

baat hebben bij <strong>een</strong> gewoon op<strong>van</strong>gprogramma<br />

in <strong>een</strong> kindercentrum;<br />

• geïndiceerde kinderen. Kinderen uit<br />

<strong>een</strong> gewone of speciale situatie die <strong>een</strong><br />

speciale aanpak nodig hebben. Deze aanpak<br />

kan groepsgewijs worden gegeven;<br />

ook is het onder bepaalde voorwaarden<br />

mogelijk in <strong>een</strong> bestaand programma <strong>een</strong><br />

specifieke benadering voor <strong>een</strong> individueel<br />

kind te integreren (‘differentiëren’).<br />

<strong>Het</strong> verschil tussen de eerste en tweede<br />

categorie is de operationalisering <strong>van</strong><br />

‘sociaal-medische indicatie’. Hier wordt<br />

bedoeld: <strong>een</strong> vast te stellen combinatie<br />

<strong>van</strong> milieufactoren, die recht op<br />

plaatsing of voorrang in <strong>een</strong> gewoon<br />

kindercentrum onderbouwt.<br />

In de praktijk wordt ook wel <strong>een</strong><br />

‘sociaal-medische indicatie’<br />

gegeven als men de kinderop<strong>van</strong>g<br />

wil inzetten voor het gericht werken<br />

aan ontwikkelingsproblemen. In dat<br />

geval zou <strong>een</strong> ‘specifieke aanpak’<br />

eerder aangewezen zijn.<br />

Er is dan sprake <strong>van</strong><br />

‘geïndiceerde’ kinderen.<br />

Bij deze kinderen moet<br />

worden nagegaan of het<br />

geboden programma in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g wel het gewenste effect op de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de kinderen heeft. <strong>Het</strong> zal<br />

dan meestal niet voldoende zijn het ‘welbevinden’<br />

<strong>van</strong> de deze kinderen te volgen.<br />

Allereerst zal daarom vastgesteld moeten<br />

worden welke doelgroepen kinderen het<br />

kindercentrum wil bereiken.<br />

<strong>Het</strong> kan belangrijk zijn het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

zo te <strong>kiezen</strong>, dat het mogelijk is <strong>een</strong> onderscheid<br />

te gaan maken tussen kinderen die<br />

g<strong>een</strong> speciale aandacht nodig hebben en<br />

kinderen die wel extra aandacht of <strong>een</strong><br />

speciale aanpak nodig hebben. We verwijzen<br />

naar het beslisschema in hoofdstuk 1, waarin<br />

de verschillende keuzemomenten visueel<br />

zijn weergegeven. Met behulp <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

observatielijst kan het functioneren <strong>van</strong> alle<br />

kinderen eerst globaal worden ‘gescr<strong>een</strong>d’,<br />

om vervolgens all<strong>een</strong> de<br />

kinderen die het nodig hebben<br />

intensiever te gaan volgen.<br />

55 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

5.3.3 Wat wil je volgen?<br />

<strong>Het</strong> is belangrijk met elkaar af te spreken<br />

welke informatie je over de kinderen wilt<br />

verzamelen. Deze informatie is te onderscheiden<br />

in:<br />

• <strong>Het</strong> welbevinden/de tevredenheid <strong>van</strong><br />

kinderen. <strong>Het</strong> gaat er om na te gaan of het<br />

kind volgens de beroepsopvoeders lekker<br />

in zijn vel zit.<br />

• <strong>Het</strong> functioneren in de groep. Nagegaan<br />

wordt of het kind goed meekomt in de<br />

groep. Heeft het kind <strong>een</strong> eigen gewaardeerde<br />

plek in de groep, of valt het buiten<br />

de groep? Kan het kind naar verwachting<br />

meekomen in de activiteiten <strong>van</strong> de<br />

groep? Op welk niveau functioneert het<br />

kind in de groep?<br />

• De ontwikkeling <strong>van</strong> het kind. Ontwikkelt<br />

het kind zich ‘normaal’? Nagegaan wordt<br />

of de totale ontwikkeling <strong>van</strong> het kind<br />

volgens de beroepsopvoeders over<strong>een</strong>komt<br />

met wat <strong>van</strong> <strong>een</strong> kind <strong>van</strong> die leeftijd<br />

verwacht mag worden.<br />

De genoemde keuzen sluiten elkaar niet<br />

uit, maar er is wel sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> zekere<br />

hiërarchie. Een kind dat lekker in zijn vel zit<br />

als het elk dagdeel op de groep all<strong>een</strong> maar<br />

puzzelt, of achter <strong>een</strong> computerspel zit,<br />

hoeft niet goed te functioneren in de groep.<br />

Een kind dat goed functioneert in <strong>een</strong> groep<br />

die vooral gericht is op samen spelen,<br />

hoeft zich niet in alle opzichten goed te<br />

ontwikkelen. Een kind dat prima functioneert<br />

in <strong>een</strong> goed gestructureerde leeromgeving,<br />

kan tijdens vrije spelsituaties volkomen<br />

buiten de groep vallen.<br />

Een kindercentrum kan <strong>kiezen</strong> voor één <strong>van</strong><br />

deze doelen, maar kan ook al deze drie doelstellingen<br />

tot haar taak rekenen. Voordat<br />

afspraken worden gemaakt over het observeren<br />

<strong>van</strong> kinderen en het documenteren <strong>van</strong><br />

informatie zal hier duidelijkheid over moeten<br />

zijn. De onderstaande keuzetabel kan helpen<br />

bij het beantwoorden <strong>van</strong> de<br />

eerste drie vragen.<br />

Wat wil je volgen?<br />

Wat wil je meten?<br />

Welbevinden/<br />

tevredenheid kind<br />

Hoe functioneert<br />

het kind in de<br />

groep?<br />

Ontwikkelingsniveau.<br />

Ontwikkelt<br />

het kind zich<br />

volgens de norm?<br />

5.3.4 Wat is de gewenste<br />

vormgeving <strong>van</strong> het<br />

observatiesysteem?<br />

• Hoe moet de gewenste informatie worden<br />

verzameld? Is het invullen <strong>van</strong> <strong>een</strong> observatielijst<br />

voldoende? Moet daarnaast met<br />

het kind worden gepraat of moet <strong>een</strong> uitlokkende<br />

activiteit worden uitgevoerd?<br />

Is het nodig kinderen te toetsen? Moet<br />

daar materiaal voor worden aangeschaft?<br />

• Bepaal de situaties waarin moet worden<br />

geobserveerd. Indien er vaste observatiemomenten<br />

worden afgesproken, bepaal<br />

dan de frequentie en momenten hier<strong>van</strong>.<br />

• Stel de gewenste registratie/documentatie<br />

vast. Open observaties zullen leiden tot<br />

open verhalende verslagen. De beroepsopvoeders<br />

bepalen de aandachtspunten.<br />

De verslagen zijn door de beroepsopvoeders<br />

zelf uitgewerkt. Gerichte<br />

observaties kunnen in voorgestructureerde<br />

lijsten worden verwerkt. De aandachtspunten<br />

worden door de ouders en/of de<br />

56<br />

Gewone kinderen Kinderen met <strong>een</strong><br />

sociaal-medische<br />

indicatie (Kind uit<br />

speciale situatie<br />

dat baat heeft bij<br />

gewone op<strong>van</strong>g,<br />

bijvoorbeeld <strong>een</strong><br />

kind <strong>van</strong> overspannen<br />

moeder).<br />

Figuur 5.1 Keuzetabel benodigde informatie.<br />

Geïndiceerde<br />

kinderen. (Kind uit<br />

gewone of speciale<br />

situatie heeft<br />

specifieke aanpak<br />

nodig, bijvoorbeeld<br />

<strong>een</strong> kind met ADHD<br />

of <strong>een</strong> kind met<br />

ernstige taalachterstand).<br />

organisatie vooraf afgesproken. Deze<br />

aandachtspunten kunnen voor alle<br />

kinderen dezelfde zijn. De manier <strong>van</strong><br />

registreren kan in observatielijsten<br />

verschillen. Aan welke vorm wordt de voorkeur<br />

gegeven? Vindt men het prettig te<br />

werken met producten <strong>van</strong> de kinderen<br />

zelf, met foto’s en videobeelden?<br />

• Bepaal hoe de informatie moet worden<br />

verwerkt via kindbespreking, teamoverleg<br />

en/of managementoverleg naar conclusies<br />

ten aanzien <strong>van</strong> het kind, de groep en het<br />

pedagogisch beleid. Zijn daar hulpmiddelen<br />

voor nodig?<br />

• Formuleer de wensen rond archivering.<br />

Hoe ziet het kinddossier er uit? Welke<br />

informatie wordt daarin opgenomen?<br />

Welke informatie komt terecht in groepsdossiers<br />

ten behoeve <strong>van</strong> het teamoverleg?<br />

Welke informatie wordt door<br />

het management in het kader <strong>van</strong> beleidsevaluaties<br />

beheerd?


5.3.5 Hoe moet de<br />

samenwerking met<br />

de ouders er uit zien?<br />

• Moeten observatiewensen <strong>van</strong> de ouders<br />

in het systeem worden meegenomen?<br />

Wanneer dat met <strong>een</strong> observatielijst niet<br />

kan, mag daar dan <strong>een</strong> extra hulpmiddel<br />

voor worden gebruikt?<br />

• Welke informatie wordt <strong>van</strong> ouders verwacht?<br />

• Welke rol moeten de ouders hebben<br />

bij het interpreteren <strong>van</strong> de observatiegegevens?<br />

Hoe vaak, op welke momenten<br />

en met welk doel wordt hierover met<br />

ouders gesproken?<br />

• Welke rol moeten de ouders hebben op<br />

het gebied <strong>van</strong> informatieoverdracht naar<br />

samenwerkingspartners, zoals het<br />

consultatiebureau of de basisschool?<br />

• Hebben deze wensen gevolgen voor de<br />

inhoud <strong>van</strong> het observeren, de te <strong>kiezen</strong><br />

hulpmiddelen, het aantal oudercontacten<br />

en de vormgeving <strong>van</strong> de interne<br />

communicatie over het functioneren <strong>van</strong><br />

de kinderen?<br />

Verwerk de hieruit voortvloeiende eisen in de<br />

lijst met kwaliteitseisen:<br />

5.3.6 Een lijst met<br />

kwaliteitseisen<br />

Na het beantwoorden <strong>van</strong> de hierboven<br />

gestelde vijf vragen is <strong>een</strong> grof kader <strong>van</strong><br />

wensen beschikbaar voor het te <strong>kiezen</strong><br />

<strong>kindvolgsysteem</strong>. In hoofdstuk 1 zijn de kenmerken<br />

en uitgangspunten voor <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

voor de kinderop<strong>van</strong>g<br />

genoemd. In hoofdstuk 2 zijn aandachtspunten<br />

voor samenwerking besproken.<br />

Hoofdstuk 3 behandelt de hulpmiddelen.<br />

Hoofdstuk 4 bespreekt <strong>een</strong> aantal vormen<br />

voor contacten met ouders. Gebruik de informatie<br />

uit deze hoofdstukken om de globale<br />

wensen uit te werken naar kwaliteitseisen,<br />

die de organisatie aan het volgsysteem stellen<br />

wil. De inhoud en vormgeving <strong>van</strong> het<br />

volgsysteem varieert immers al naar de eisen<br />

die men daaraan stelt.<br />

Stichting Kinderop<strong>van</strong>g Snelwert<br />

Doel <strong>kindvolgsysteem</strong> kinderdagverblijf en BSO t/m 5 jaar<br />

• <strong>Het</strong> bieden <strong>van</strong> handvaten voor de groepsaanpak voor de groepsleidsters.<br />

• Onderkennen en signaleren <strong>van</strong> risico’s voor het welbevinden en het functioneren <strong>van</strong> de<br />

individuele kinderen in de groep.<br />

Inhoud<br />

• <strong>Het</strong> in kaart brengen <strong>van</strong> het groepsfunctioneren.<br />

• <strong>Het</strong> volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling, als uitdrukking <strong>van</strong> het welbevinden, <strong>van</strong><br />

alle kinderen.<br />

Eisen<br />

• De hulpmiddelen moeten <strong>een</strong>voudig in gebruik, duidelijk, en overzichtelijk zijn.<br />

• <strong>Het</strong> hulpmiddel voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling moet<br />

wetenschappelijk verantwoord zijn.<br />

• <strong>Het</strong> hulpmiddel voor het volgen <strong>van</strong> de psychosociale ontwikkeling moet ‘welbevinden’<br />

meten.<br />

• De ouders moeten bij het samenstellen <strong>van</strong> het kindbeeld worden betrokken; de voorkeur<br />

wordt gegeven aan <strong>een</strong> extra vragenlijst voor ouders.<br />

• De resultaten moeten met de ouders worden besproken.<br />

Vormgeving <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Wie observeert? Leidster, zo nodig aanvullend ondersteund door collega,<br />

of externe deskundige (veldpsycholoog, CB-medewerker,<br />

Ambulant Begeleider SBO).<br />

Hoe vaak? Zo mogelijk bij aanmelding (Kinddossier CB als hulpmiddel).<br />

Groepsfunctioneren: jaarlijks.<br />

Psychosociale ontwikkeling: Alle kinderen twee maanden na<br />

plaatsing en op leeftijd <strong>van</strong> 0.9 jaar 1.5 jaar, 2.6, 3.9 en 5 jaar.<br />

Op indicatie, als leidster of ouder zich zorgen maakt.<br />

Waar? In de groep.<br />

Hulpmiddel • Kinddossier ouders (verstrekt via CB).<br />

• Indicatiebericht consultatiebureau met als aantekening:<br />

g<strong>een</strong> bijzonderheden, VVE-score of bijzonderheden/<br />

aandachtspunten zorg kind.<br />

• Lijstje met individuele aandachtspunten naar aanleiding <strong>van</strong> oudercontact<br />

in communicatieschrift (zelf opgesteld).<br />

• SIKO en OVL lijsten <strong>van</strong> de KIPPPI-methode voor psychosociale<br />

ontwikkeling.<br />

• Lijst Groepsfunctioneren <strong>van</strong> Instrument Welbevinden (NIZW) en<br />

notatieformulier.<br />

• Computeroverzicht observatieresultaten SIKO en OVL-aanvulling<br />

gezinsgegevens ter voorbereiding <strong>van</strong> het evaluerend halfjaarlijks<br />

teamoverleg (zelf bijgehouden).<br />

Oudergesprek<br />

Tenminste <strong>een</strong>maal per jaar 15 minutengesprek na observatie kind en verder op aanvraag of<br />

indicatie.<br />

Evaluatie<br />

• Notulen halfjaarlijks teamoverleg, notatieformulier groepsfunctioneren en notulen jaarlijks<br />

management overleg in verband met aantekeningen over afspraken over groepsaanpak en<br />

pedagogisch beleid. Dit ook ter voorbereiding teamoverleg en managementoverleg.<br />

• Groepslogboek met daarin vastgelegd de groepsregels, de dagindeling en activiteitenplanning,<br />

maar ook documentatie <strong>van</strong> leuke gebeurtenissen.<br />

57 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


het <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

Voorbeelden <strong>van</strong> te stellen eisen zijn:<br />

• Er moet samenhang zijn tussen de<br />

gekozen pedagogische handelwijzen met<br />

de daarbij vastgestelde doelen, de hulpmiddelen<br />

om het gedrag <strong>van</strong> de kinderen<br />

te observeren, te registreren en de<br />

communicatie over de resultaten en<br />

gevolgen daar<strong>van</strong>.<br />

• <strong>Het</strong> volgsysteem laat <strong>een</strong> doorgaande<br />

ontwikkelingslijn zien, die zich richt op<br />

zowel de voorschoolse- als de vroegschoolse<br />

periode.<br />

• <strong>Het</strong> volgsysteem richt zich vooral op<br />

procesvariabelen (bijvoorbeeld betrokkenheid<br />

tijdens activiteiten), op effectvariabelen<br />

(bijvoorbeeld bepaald gedrag of<br />

ontwikkelingskenmerken <strong>van</strong> het kind)<br />

of op <strong>een</strong> combinatie <strong>van</strong> deze. Geëist kan<br />

worden dat deze resultaten tijdens <strong>een</strong><br />

evaluatie ook nog in verband kunnen<br />

worden gebracht met aanpakvariabelen<br />

(bijvoorbeeld: aantal wisselingen <strong>van</strong> leidsters,<br />

groepsgrootte, kenmerken <strong>van</strong> de<br />

ruimte, pedagogische aanpak). Voor al deze<br />

aspecten moeten dan hulpmiddelen aanwezig<br />

zijn.<br />

• Er moeten bij het volgsysteem passende<br />

normen worden afgesproken voor besluitvorming<br />

over (uit)plaatsing, het wijzigen<br />

<strong>van</strong> de omgang met de kinderen, het<br />

onderkennen en het signaleren <strong>van</strong> risico’s<br />

en problemen.<br />

• De inhoud <strong>van</strong> het volgen moet aansluiten<br />

bij gangbare theorieën over de normale<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het kind.<br />

• Hulpmiddelen voor onderkenning,<br />

signalering of scr<strong>een</strong>ing moeten op<br />

betrouwbaarheid en validiteit zijn getoetst,<br />

zodat betrokkenen op het oordeel <strong>van</strong> het<br />

instrument kunnen vertrouwen.<br />

• De hulpmiddelen moeten gebruiksvriendelijk<br />

zijn, overzichtelijk, duidelijk,<br />

<strong>een</strong>voudig in taalgebruik en scoringswijze<br />

en snel in te vullen.<br />

• De (half)jaarlijkse observatie en registratie/<br />

documentatie <strong>van</strong> welbevinden mag niet<br />

meer dan 10 minuten per kind per gerichte<br />

observatie vragen.<br />

• De verwerking <strong>van</strong> de gegevens ter voorbereiding<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> kindbespreking of teamoverleg<br />

mag niet meer dan 10 minuten per<br />

kind vragen.<br />

• De resultaten <strong>van</strong> de observaties <strong>van</strong> de<br />

kinderen moeten vergelijkbaar zijn.<br />

• De observatieresultaten moeten aanwijzingen<br />

bieden voor gewenste aanpassingen<br />

in de omgang met de kinderen<br />

op de groep en voor het pedagogisch<br />

beleid <strong>van</strong> de instelling.<br />

• De informatie die is vastgelegd moet overdraagbaar<br />

zijn. Alle betrokkenen moeten<br />

de geregistreerde gegevens op dezelfde<br />

manier begrijpen als de observator heeft<br />

bedoeld bij het registreren.<br />

• Observaties en registraties moeten zoveel<br />

mogelijk tijdens het gewone werk kunnen<br />

worden uitgevoerd.<br />

<strong>Het</strong> gaat hier slechts om voorbeelden <strong>van</strong><br />

eisen. De organisatie beslist zelf over de<br />

eisen waaraan het volgsysteem moet<br />

voldoen.<br />

Maak <strong>een</strong> voorlopig overzicht <strong>van</strong> de<br />

kwaliteitseisen die minimaal moeten worden<br />

gesteld aan de inhoud, aan de vormgeving en<br />

kwaliteit <strong>van</strong> de hulpmiddelen voor registratie<br />

en documentatie en aan de gebruiksvriendelijkheid<br />

<strong>van</strong> het volgsysteem. Geef per eis de<br />

prioriteit aan. Voeg daar eventueel <strong>een</strong> lijstje<br />

<strong>van</strong> wensen met <strong>een</strong> lagere prioriteit aan toe.<br />

Advies 7<br />

Gebruik in de werkgroep <strong>een</strong> checklist bij het<br />

bespreken <strong>van</strong> de wensen en mogelijkheden<br />

voor <strong>een</strong> te <strong>kiezen</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>. Stel aan<br />

de hand <strong>van</strong> het bespreken <strong>van</strong> deze<br />

aandachtspunten <strong>een</strong> lijst op met wensen<br />

en eisen waar het te <strong>kiezen</strong> volgsysteem aan<br />

zou moeten voldoen.<br />

Ook al is de kinderop<strong>van</strong>g <strong>een</strong> nieuw<br />

werkveld, niet alles hoeft zelf te worden uitgevonden.<br />

Is er <strong>een</strong> methodiek voorhanden<br />

die aan alle eisen voldoet? Onderzoek welke<br />

methoden en hulpmiddelen inmiddels<br />

beschikbaar zijn. Dit kan de organisatie doen<br />

als duidelijk is welke eisen aan <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

worden gesteld. Dat kan ook al<br />

beperkt gebeuren tijdens de oriëntatiefase,<br />

zodat de betrokkenen al <strong>een</strong> indruk hebben<br />

wat ze <strong>van</strong> methoden die op de markt zijn<br />

kunnen verwachten. Een globale kennismaking<br />

met <strong>een</strong> drietal totaal verschillende<br />

58<br />

methoden kan het keuzeproces erg ondersteunen.<br />

Door vergelijking <strong>van</strong> de werkwijze<br />

en hulpmiddelen is het beter mogelijk<br />

concreet aan te geven wat men wel en niet<br />

wil. Voor het beantwoorden <strong>van</strong> deze vraag<br />

kan wellicht <strong>een</strong> beroep gedaan worden op<br />

<strong>een</strong> extern adviseur.<br />

Advies 8<br />

Doe marktonderzoek. In de fase <strong>van</strong> marktonderzoek<br />

wordt <strong>een</strong> antwoord gegeven op<br />

de vraag: kan de organisatie <strong>een</strong> geschikte<br />

methode kopen of moet zij haar werkwijze<br />

(deels) zelf vormgeven?<br />

<strong>Het</strong> resultaat <strong>van</strong> de ontwikkel- en planningsfase<br />

is <strong>een</strong> advies <strong>van</strong> de werkgroep gericht<br />

aan het management <strong>van</strong> de organisatie.<br />

De resultaten <strong>van</strong> het met elkaar doornemen<br />

<strong>van</strong> de verschillende aandachtspunten<br />

worden met de voltallige werkgroep<br />

besproken. <strong>Het</strong> advies wordt namens de<br />

hele werkgroep opgesteld. <strong>Het</strong> advies kan<br />

inhouden dat het eindoordeel pas wordt<br />

gegeven nadat op <strong>een</strong> groep of in meerdere<br />

groepen <strong>een</strong> observatiesysteem is uitgeprobeerd.<br />

<strong>Het</strong> management bespreekt het<br />

advies en komt met het beleidsvoorstel voor<br />

het beoogde <strong>kindvolgsysteem</strong>. Dit voorstel<br />

zoals iedere belangrijke beleidswijziging in<br />

de organisatie besproken.<br />

5.4 De experimenteerperiode<br />

Volgt het management het advies en wordt<br />

het <strong>kindvolgsysteem</strong> op kleine schaal uitgeprobeerd,<br />

dan volgt eerst nog <strong>een</strong><br />

experimenteerperiode. Soms is de meest<br />

praktische oplossing voor het <strong>kiezen</strong>: gewoon<br />

uitproberen. Twee verschillende observatiesystemen<br />

kunnen in verschillende groepen, of<br />

op verschillende momenten in dezelfde<br />

groep door de beroepsopvoeders worden uitgeprobeerd.<br />

<strong>Het</strong> is in de<br />

experimentele fase erg belangrijk de bij<br />

het experiment betrokken leidsters vooraf<br />

duidelijk te maken wat het observatiesysteem<br />

moet opleveren. Dit voorkomt dat<br />

beroepsopvoeders in hun beoordeling all<strong>een</strong><br />

afgaan op de wijze waarop gedrag kan


worden gescoord en de tijd die dat vraagt.<br />

<strong>Het</strong> verloop <strong>van</strong> het experiment zal door de<br />

werkgroepsleden op vooraf geformuleerde<br />

aandachtspunten worden gevolgd. Uiteraard<br />

worden daarbij de eerder voorgestelde<br />

kwaliteitscriteria betrokken.<br />

Voor de bestuurlijke vaststelling <strong>van</strong> dit<br />

experiment worden de benodigde inspraakprocedures<br />

gevolgd. De betrokken medewerkers<br />

worden voldoende voorbereid<br />

middels training en instructies. Ouders zijn<br />

geïnformeerd. Na afloop <strong>van</strong> de afgesproken<br />

periode wordt zowel met betrokkenen als<br />

met het management het experiment op de<br />

afgesproken aandachtspunten geëvalueerd.<br />

Denk er om bij de evaluatie <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

dat rekening houdt met samenwerking<br />

ook de ervaringen <strong>van</strong> de extern<br />

betrokkenen in de evaluatie mee te nemen.<br />

5.5 De implementatie<br />

Na <strong>een</strong> definitieve beslissing over de<br />

beoogde werkwijze volgt de implementatie<br />

<strong>van</strong> het systeem in de hele organisatie.<br />

Hiervoor wordt <strong>een</strong> implementatieplan vastgesteld.<br />

Een aantal methoden, zoals<br />

Piramide, het Instrument Welbevinden en<br />

KIJK! Peuters geven in <strong>een</strong> handleiding<br />

duidelijke richtlijnen voor de implementatiefase.<br />

In de programma’s Piramide en<br />

Kaleidoscoop kan de implementatie <strong>van</strong><br />

het programma zelfs nauwkeurig worden<br />

geëvalueerd.<br />

<strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> kan in<strong>een</strong>s, maar ook<br />

stapsgewijs worden ingevoerd.<br />

Indien er weinig ervaring is opgedaan met<br />

het systematisch volgen <strong>van</strong> kinderen wordt<br />

geadviseerd <strong>een</strong> groeimodel te <strong>kiezen</strong>.<br />

Als tussenstappen kunnen de volgende<br />

resultaten worden nagestreefd:<br />

• De beroepsopvoeders kunnen het gedrag<br />

<strong>van</strong> de kinderen met behulp <strong>van</strong> de<br />

gekozen instrumenten observeren en<br />

registreren.<br />

• De teams kunnen het welbevinden <strong>van</strong><br />

individuele kinderen evalueren met behulp<br />

<strong>van</strong> de gekozen hulpmiddelen.<br />

• De teams kunnen de relaties benoemen<br />

tussen de observatieresultaten voor<br />

welbevinden enerzijds en de gewenste<br />

wijzigingen in de omgang met kinderen<br />

en/of het aanbod <strong>van</strong> activiteiten<br />

anderzijds.<br />

• De teams kunnen de relaties benoemen<br />

tussen de evaluatieresultaten rond welbevinden<br />

enerzijds en het geformuleerde<br />

pedagogische beleid anderzijds.<br />

• <strong>Het</strong> management organiseert de cyclische<br />

informatievoorziening tussen de uitvoerende<br />

teams enerzijds en het<br />

beslissingsniveau anderzijds.<br />

Daarmee wordt het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

als managementinformatiesysteem<br />

functioneel.<br />

• Desgewenst uitbreiden of verdiepen <strong>van</strong><br />

observatiedoelen. Voorbeeld: de groepsleidsters<br />

kunnen met behulp <strong>van</strong> de<br />

observatiemiddelen beoordelen hoe het<br />

kind functioneert in de groep en op basis<br />

<strong>van</strong> de groepsresultaten in teamverband<br />

het activiteitenplan bijstellen.<br />

• Desgewenst uitwerking <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

gedifferentieerde aanpak in de groep.<br />

Voorbeeld: de groepsleidsters kunnen met<br />

behulp <strong>van</strong> de observatiehulpmiddelen<br />

in teamverband vaststellen of de<br />

afgesproken aanpak nog aansluit bij de<br />

ontwikkelingsbehoeften <strong>van</strong> de kinderen.<br />

Zo nodig zijn zij in staat kleine individuele<br />

aanpassingen te integreren in het groepsprogramma.<br />

5.6. Evalueren<br />

<strong>Het</strong> is <strong>van</strong> belang het gekozen <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

regelmatig te evalueren. Als beleidswijzigingen<br />

worden voorgesteld op het<br />

gebied <strong>van</strong> (ortho)pedagogisch handelen,<br />

onderkennen, signaleren of samenwerken,<br />

kan het <strong>van</strong> belang zijn na te gaan of deze<br />

beleidswijzigingen gevolgen hebben voor de<br />

kwaliteitseisen en vormgeving <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong>.<br />

59 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


Overzicht<br />

hulpmiddelen<br />

voor het volgen<br />

<strong>van</strong> kinderen<br />

in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

61 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


A<br />

B<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

Peutervolgsysteem Friesland<br />

Stichting Partoer,Leeuwarden<br />

tel. 058 - 234 85 00<br />

e-mail: info@partoer.nl<br />

Naam<br />

Rotterdamse Observatielijst peuter-kleuter<br />

Stichting De Meeuw<br />

Wiebke Louwes<br />

Anne Kerkhoff<br />

Jos <strong>van</strong> der Pluijm<br />

tel. 010 - 486 30 22<br />

www.de-meeuw.nl<br />

Doel<br />

Beeldvorming peuter ten behoeve <strong>van</strong> overdracht<br />

aan basisschool.<br />

Doel<br />

Beeldvorming peuter ten behoeve <strong>van</strong><br />

richten didactisch handelen groepsleidsters<br />

en aansluiting met de basisschool<br />

Bespreekbaar maken ontwikkeling kind.<br />

62<br />

Vormgeving<br />

Vragenlijst ouders<br />

Vragenlijst leidsters<br />

Voor peuters <strong>van</strong> 3 jaar<br />

Handleiding<br />

Vormgeving<br />

Vragenlijst groepsleidsters/ leerkrachten<br />

Handleiding<br />

Training


Inhoud observatie kind<br />

Contact met andere kinderen<br />

Contact met beroepsopvoeders<br />

Taal<br />

Spel en speelgedrag<br />

Emotionele ontwikkeling<br />

Zelfredzaamheid<br />

Ruimte voor aanvulling en bijzonderheden op<br />

thema’s<br />

• lichamelijke ontwikkeling<br />

• temperament<br />

• sociaal gedrag<br />

• emotioneel gedrag<br />

Inhoud observatie kind<br />

Sociaal-emotioneel gedrag<br />

Redzaamheid<br />

Speel- en leergedrag<br />

Taalontwikkeling / moedertaal<br />

Taalontwikkeling / NT2<br />

Motoriek<br />

Gedrag wordt aangekruist<br />

indien <strong>van</strong> toepassing<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

n.v.t.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

Relatie beroepsopvoeders - moeder/vader<br />

Taalvaardigheid moeder/vader<br />

Interesse moeder/vader voor kind<br />

Thuissituatie<br />

Te ondernemen acties<br />

Werkwijze<br />

Groepsleidsters en ouders vullen in het<br />

vierde levensjaar de vragenlijst 2 maal in,<br />

waarna <strong>een</strong> overleg hierover volgt.<br />

De leidsterslijst wordt bij aanmelding op de<br />

school naar keuze door de ouders aan de<br />

school overhandigd.<br />

De lijst biedt per thema enkele aandachtspunten<br />

voor het te observeren gedrag.<br />

De antwoorden worden ingevuld in<br />

5 antwoordcategorieën: altijd, vaak,<br />

wisselend, soms en nooit. Daarnaast is<br />

per thema ruimte opengelaten voor<br />

opmerkingen.<br />

Indien <strong>een</strong> groepsleidster zich zorgen maakt<br />

over <strong>een</strong> kind wordt het protocol signalering<br />

<strong>van</strong> het kindercentrum gevolgd.<br />

Werkwijze<br />

Registratie gedrag <strong>van</strong> alle peuters op<br />

leeftijd 3.0, 3.11, 4.4 en 5.0 jaar op <strong>een</strong><br />

observatielijst. Indien het gedrag extra<br />

aandacht vraagt, dit aankruisen. Onderin<br />

kolom kunnen opmerkingen en bijzonderheden<br />

worden genoteerd. Lijst kan worden<br />

besproken met ouders en/of collega’s.<br />

Overdracht lijst door peuterspeelzaal aan<br />

basisschool.<br />

Ontwikkelingslijn komt in beeld door<br />

vergelijking <strong>van</strong> de 4 leeftijdsmomenten<br />

in naast elkaar staande kolommen.<br />

63 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


C<br />

D<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

Instrument Welbevinden<br />

N.I.Z.W, Utrecht<br />

tel. 030 - 230 66 07<br />

e-mail: bestel@nizw.nl<br />

NIZW bestelnummer: E22018<br />

Naam<br />

F.A. Swets-Gronert<br />

vragenformulier over het gedrag <strong>van</strong> het kind<br />

uit: ‘Brengen en halen’<br />

uitgeverij NIZW<br />

tel. 030 - 230 66 07<br />

e-mail: bestel@nizw.nl<br />

Doel<br />

Evaluatie welbevinden in kader <strong>van</strong> eisen<br />

kwaliteitsstelsel kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Onder welbevinden verstaat de auteur de<br />

emotionele toestand <strong>van</strong> het kind en de<br />

sfeer in de groep.<br />

Doel<br />

Bevorderen communicatie ten behoeve <strong>van</strong><br />

afstemming tussen thuis en kindercentrum.<br />

Vormen totaalbeeld kind.<br />

64<br />

Vormgeving<br />

De observatielijst ‘Welbevinden Algem<strong>een</strong>’<br />

(WA)<br />

De observatielijst ‘Welbevinden in situaties’<br />

(WIS)<br />

De observatielijst ‘groepsfunctioneren’<br />

De vragenlijsten voor leidsters bij de observatielijsten<br />

Een vragenlijst voor kinderen 8+<br />

Een vragenlijst voor ouders<br />

Een notatieformulier per vragenlijst voor het<br />

verwerken <strong>van</strong> de informatie uit genoemde<br />

lijsten<br />

Overzichtsformulieren groepsfunctioneren,<br />

WA en WIS<br />

Overzichtsformulieren verbetersuggesties<br />

groepsfunctioneren, WA, WIS, kinderen 8+<br />

en ouders<br />

Vormgeving<br />

Vragenformulier ouders en leidsters


Inhoud observatie kind<br />

Welbevinden Algem<strong>een</strong> (WA)<br />

- open/levenslustig<br />

- tevreden/ontspannen<br />

m.b.t. kind zelf, kind i.r.t. andere kinderen<br />

en kind i.r.t. groepsleidsters<br />

(5 punts schaal)<br />

Welbevinden in situaties (WIS)<br />

0 - 2, 2 - 4, 4 - 12 jaar<br />

Gedragsbeschrijvingen in situaties binnenkomst,<br />

eten en drinken, vrij spel binnen,<br />

vrij spel buiten, gestructureerde activiteiten,<br />

verzorgen/slapen en vertrek<br />

(5 punts schaal)<br />

Vragenlijst kinderen 8+<br />

Beleving BSO<br />

Open vragen via waarderingssysteem met<br />

cijfers te scoren<br />

Inhoud observatie kind<br />

Spelen en verzorgen<br />

Taalontwikkeling<br />

Sociaal gedrag<br />

Omgaan met het kind<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

Groepsfunctioneren<br />

- babylijst 0 - 1,5 jaar<br />

- lijst 1,5 - 12 jaar<br />

Sfeer<br />

Spel<br />

Activiteiten<br />

Gebruik <strong>van</strong> de ruimte<br />

Relaties kinderen onderling<br />

Relatie met leidster<br />

Structuur<br />

(5 punts schaal)<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

Reactie opvoeders op kind (draaglast)<br />

Werkwijze<br />

Aan te passen aan eigen kwaliteitssysteem.<br />

Combinatie <strong>van</strong> onderdelen mogelijk.<br />

Aanvulling met andere instrumenten<br />

mogelijk.<br />

Welbevinden <strong>van</strong> alle kinderen in kaart<br />

brengen. Instrument biedt mogelijkheden<br />

voor:<br />

1. planning observatie per kind<br />

2. planning observatie groep<br />

3. noteren observatie op observatielijst<br />

4. verwerking gegevens op overzichtslijsten<br />

5. betrekken ouders bij observatie<br />

Na observatie bespreken in team en voorstellen<br />

verbeteringen op<strong>van</strong>g, zowel voor<br />

omgang met kind als op beleidsniveau.<br />

Werkwijze<br />

Als voorbereiding op oudergesprek vullen<br />

ouders en groepsleidster de lijst in.<br />

Lijst wordt besproken. Aandachtspunten<br />

voor het oudergesprek zijn: verschillende<br />

beoordeling en gewenste gesprekspunten.<br />

De lijst biedt 19 vragen verdeeld over de<br />

4 observatiethema’s. Antwoorden worden<br />

omcirkeld op <strong>een</strong> 7-punts-schaal bij per vraag<br />

wisselende antwoorden<br />

65 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


E<br />

F<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

Peutervolgsysteem<br />

Dr. Jef J. <strong>van</strong> Kuyk<br />

CITOgroep<br />

klantenservice<br />

tel. 026 - 352 15 90<br />

klantenservice@citogroep.nl<br />

www.piramide.citogroep.nl<br />

Naam<br />

KIPPPI- methode:<br />

BABY-KIPPPI<br />

KIPPPPI 1 - 4<br />

KIPPPI 5<br />

Kousemaker 2<br />

, Rijksuniversiteit Leiden<br />

KIPPPI-Producties PPP<br />

Postbus 207<br />

2300 AE Leiden<br />

2<br />

Over de KIPPPI-methode zijn diverse<br />

wetenschappelijke publicaties verschenen.<br />

De methode wordt op basis <strong>van</strong> onderzoeksbevindingen<br />

nog regelmatig bijgesteld.<br />

Zo is onlangs de BABY-KIPPPI beschikbaar<br />

gekomen.<br />

Doel<br />

Systematisch volgen <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> peuters 3+ in kindercentra ten behoeve<br />

<strong>van</strong> didactische begeleiding, hulp en overdracht<br />

aan basisonderwijs 1<br />

.<br />

Per toets 15 minuten afnametijd rekenen.<br />

1<br />

De observatielijst en de toetsen zijn door<br />

CITO bij <strong>een</strong> groot aantal peuters afgenomen.<br />

Op basis <strong>van</strong> de resultaten zijn de<br />

normscores <strong>van</strong> die groep berekend. De scores<br />

<strong>van</strong> andere peuters kunnen met deze<br />

‘normgroep’ worden vergeleken.<br />

Doel<br />

Signalering psychosociale problemen<br />

66<br />

Vormgeving<br />

Handleiding<br />

Observatielijst<br />

Score 1,2 of 3<br />

Toets Taal<br />

Toets Ordenen<br />

Toets Ruimte<br />

Met behulp <strong>van</strong> platenmateriaal<br />

Eenvoudige genormeerde scorebeoordeling<br />

per toets<br />

Scoreformulieren observatielijst en toetsen<br />

Groepsoverzicht observatielijst en toetsen<br />

Peuteroverzicht<br />

Toetsen<br />

Vormgeving<br />

Vragenlijsten ouders: BABY, 1 - 4, 5 jaar<br />

Vragenlijst CB-arts BABY, 1 - 4<br />

Vragenlijst kinderop<strong>van</strong>g, 1 -4<br />

Vragenlijst schoolarts 5<br />

Vragenlijst leerkrachten 5


Inhoud observatie kind<br />

Observeren:<br />

Zelfredzaamheid<br />

Zelfregeling<br />

Weerbaarheid<br />

Welbevinden<br />

Relatie met anderen<br />

Motoriek<br />

Creativiteit<br />

Spelen<br />

Werken<br />

Toetsen: Taal, Ordenen en Ruimte<br />

Inhoud observatie kind<br />

KIPPPI 1 - 4 / KIPPPI 5<br />

Lichamelijke gezondheid, eten, slapen,<br />

zindelijkheid, activiteit, zelfstandigheid,<br />

verstandelijke ontwikkeling, taal/spraak,<br />

spel/spelen, contact met anderen,<br />

stemming, persoonlijkheid, gedrag, angst.<br />

BABY-KIPPPI<br />

Lichamelijke gezondheid, eten, drinken,<br />

activiteit, contact met vaste verzorger/<br />

opvoeder, contact met anderen, stemming<br />

en persoonlijkheid.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

n.v.t.<br />

Achterblijven ontwikkeling wordt gezien als<br />

signaal dat aanpak en materiaal moeten worden<br />

aangepast.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

KIPPPI 1 - 4 / KIPPPI 5<br />

Ingrijpende gebeurtenissen in het gezin<br />

Gezinssamenstelling<br />

Hoogst afgeronde opleiding<br />

BABY-KIPPPI<br />

Verzorgings- en opvoedingspraktijk gezin<br />

Ingrijpende gebeurtenissen in het gezin<br />

Gezinssamenstelling<br />

Hoogst afgeronde opleiding<br />

Werkwijze<br />

Alle peuters <strong>van</strong> 3.0 – 4.2 jaar die meerdere<br />

dagdelen per week komen.<br />

Na wenperiode (observeren 3 maanden;<br />

toetsen 1 à 2 maanden).<br />

Peuters (aanvullend) observeren aan de hand<br />

<strong>van</strong> de observatielijst. Resultaten eventueel<br />

doorspreken met andere leidster. Opnieuw<br />

observeren bij onzekerheid over score.<br />

Toetsen afnemen bij alle kinderen <strong>van</strong>af<br />

3 jaar. Dit kan meerdere malen op zelf<br />

gekozen tijdstippen. Advies: 3.0 jaar, 3.5 jaar<br />

en vlak voor ze naar de basisschool gaan.<br />

Op basis <strong>van</strong> groepsoverzichten <strong>kiezen</strong><br />

voor stimulerende activiteiten (thema’s),<br />

of individuele hulp (tutoring).<br />

Sluit aan bij ‘Piramide’ en leerlingvolgsysteem<br />

bao (CITO).<br />

Werkwijze<br />

Op vaste onderzoeksmomenten het<br />

gedrag <strong>van</strong> alle kinderen in beeld brengen<br />

middels het bundelen <strong>van</strong> informatie <strong>van</strong>uit<br />

verschillende bronnen (triangulatie). In de kinderop<strong>van</strong>g<br />

kan de lijst desgewenst ook<br />

all<strong>een</strong> op indicatie (bijvoorbeeld <strong>van</strong> het CB)<br />

worden ingevuld.<br />

Gestructureerde vragen met meestal 4<br />

antwoordcategorieën waarbij zorgelijk<br />

gedrag rechts op de lijst zichtbaar wordt.<br />

Invullen vragenlijst door ouders, eventueel<br />

aangevuld met ingevulde lijsten <strong>van</strong> groepsleidsters<br />

of leerkrachten bespreken met<br />

consultatiebureaumedewerker of schoolarts.<br />

JGZ-medewerker vult op eigen lijst <strong>een</strong> eindconclusie<br />

in met eventueel <strong>een</strong> indicatie<br />

voor <strong>een</strong> follow-up afspraak, <strong>een</strong> preventief<br />

advies of verwijzing<br />

Informatie is <strong>een</strong>voudig te verwerken in<br />

SPSS ter verkrijging <strong>van</strong> epidemiologische<br />

gegevens op diverse niveaus.<br />

67 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


G<br />

H<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

Kind Observatie Registratie (KOR)<br />

(High/Scope; Child Observation Record)<br />

2 1<br />

/2 - 6 jarigen<br />

Kaleidoscoop<br />

NIZW-Jeugd<br />

tel. 030 - 230 65 58<br />

weducatie@nizw.nl<br />

Naam<br />

Zo volg je peuters;<br />

leeftijd 2.0 - 4.0 jaar<br />

Zie Zo Educatief<br />

Rosmalen;<br />

tel. 073 - 521 83 74<br />

www.zze.nl<br />

Doel<br />

KOR is <strong>een</strong> instrument voor beoordeling,<br />

gebaseerd op observatie <strong>van</strong> kinderen<br />

tijdens dagelijkse activiteiten.<br />

De observatie en registratie is <strong>een</strong> integraal<br />

onderdeel <strong>van</strong> het pedagogisch didactisch<br />

model <strong>van</strong> Kaleidoscoop. Kern <strong>van</strong> dit model<br />

is ‘actief leren’.<br />

KOR beoordeelt het kind als geheel,<br />

gestuurd door het leerplan.<br />

Met behulp <strong>van</strong> KOR kan <strong>een</strong> individueel<br />

stimuleringsplan worden gemaakt.<br />

Doel<br />

<strong>Het</strong> in kaart brengen <strong>van</strong> het ontwikkelingsproces<br />

<strong>van</strong> peuters.<br />

<strong>Het</strong> vroegtijdig signaleren <strong>van</strong> specifieke<br />

hulpvragen.<br />

Sluit aan bij observatie-instrument Zo leren<br />

kleuters.<br />

68<br />

Vormgeving<br />

Persoonlijk KOR-boekje met:<br />

Een totaaloverzicht per kind <strong>van</strong> maximaal<br />

5 observatiemomenten.<br />

<strong>Het</strong> overzicht laat zowel de gebieden <strong>van</strong><br />

de sleutelervaringen zien als de daarin<br />

beschreven vaardigheden.<br />

Per vaardigheid <strong>een</strong> blad, waarin<br />

5 vaardigheidsniveaus kunnen worden<br />

aangegeven en specifieke observaties<br />

kunnen worden beschreven.<br />

Vormgeving<br />

<strong>Het</strong> volgsysteem bestaat uit<br />

<strong>een</strong> handleiding, ideeënkaarten en <strong>een</strong><br />

aantal registratielijsten:<br />

- formulier probleembeschrijving<br />

- algemene registratie<br />

- registratieformulieren voor één kind<br />

(setje <strong>van</strong> 4)<br />

De formulieren worden door de gebruikers<br />

zelf gekopieerd voor de kinderen die binnen<br />

dit systeem gevolgd gaan worden.


Inhoud observatie kind<br />

Sleutelervaringen binnen de gebieden:<br />

1. Initiatief (a t/m d)<br />

2. Sociale relaties (e t/m i)<br />

3. Representatie (j t/m l)<br />

4. Muziek en beweging (m t/m p)<br />

5. Taal en geletterdheid (q t/m v)<br />

6. Logisch en wiskundig denken ( w t/m DD)<br />

In de beschreven vaardigheden wordt<br />

aandacht besteed aan de relatie<br />

kind-omgeving. Dit kan verder worden<br />

uitgewerkt in de door de beroepsopvoeder<br />

beschreven specifieke situaties.<br />

Inhoud observatie kind<br />

<strong>Het</strong> zelfbeeld<br />

De redzaamheid<br />

Grove motoriek<br />

Fijne motoriek<br />

De spraak<br />

De taal<br />

<strong>Het</strong> spel<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat Werkwijze<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat Werkwijze<br />

Dagelijks worden aantekeningen gemaakt<br />

<strong>van</strong> wat de kinderen concreet doen.<br />

Daardoor komt informatie beschikbaar<br />

over de sociale, creatieve, cognitieve,<br />

en lichamelijke ontwikkeling.<br />

Met behulp <strong>van</strong> KOR wordt regelmatig met<br />

de ouders over het kind overlegd.<br />

Er wordt gewerkt met ideeënkaarten,<br />

die aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden.<br />

Per ontwikkelingsgebied is <strong>een</strong> aantal<br />

vaardigheden benoemd en de leeftijd waarop<br />

de peuter zich deze vaardigheid meestal<br />

eigen maakt. Op de registratiekaarten<br />

komen deze vaardigheden terug.<br />

Er kan aangekruist worden op welke leeftijd<br />

deze vaardigheid bij deze peuter werd<br />

geobserveerd. Een signaallijst geeft aan<br />

wanneer er sprake is <strong>van</strong> <strong>een</strong> vertraagd<br />

ontwikkelingsproces.<br />

69 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


I<br />

J<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

De beoordelingsschaal voor het pedagogisch<br />

functioneren in kinderdagverblijven<br />

Kind & Gezin<br />

Hallepoortlaan 27<br />

1060 Brussel<br />

tel. 02 533 12 11<br />

e-mail: communicatie@kindengezin.be<br />

www.kindengezin.be<br />

Naam<br />

Arnhems Overdrachtsformulier<br />

Projectbureau Onderwijsvoorrang-Sociale<br />

Vernieuwing (OV-SV)<br />

Arnhem<br />

tel. 026 369 18 00<br />

e-mail: ov-svarnhem@obd-arnhem.nl<br />

Doel<br />

Kwaliteitsverbetering<br />

<strong>van</strong> het pedagogisch functioneren in dagverblijven.<br />

Doel<br />

Overdracht beeldvorming peuters:<br />

het verbeteren <strong>van</strong> de aansluiting<br />

<strong>van</strong> voorschoolse voorzieningen met de<br />

onderbouw <strong>van</strong> het basisonderwijs door<br />

overdracht <strong>van</strong> peuters <strong>van</strong> speelzaal en<br />

kinderop<strong>van</strong>g naar het basisonderwijs.<br />

70<br />

Vormgeving<br />

Beoordelingsschaal, waarin <strong>een</strong> beoordeling<br />

mogelijk is op <strong>een</strong> 4-puntsschaal: 1, 3, 5<br />

en 7.<br />

Daarnaast <strong>een</strong> vragenlijst over de onderwerpen:<br />

1. informatie-uitwisseling<br />

2. betrokkenheid ouders<br />

3. pedagogische begeleiding<br />

4. inspraak in beleid<br />

Vormgeving<br />

Formulier <strong>van</strong> 4 A4-tjes<br />

Beoordeling op schaal:<br />

- ja<br />

- enigszins<br />

- nee


Inhoud observatie kind<br />

De kinderen, leidsters en de accommodatie<br />

worden geobserveerd aan de hand <strong>van</strong><br />

diverse thema’s, zoals:<br />

luieren, wassen, aan-/uitkleden, slapen/rust,<br />

eten, spelen/speelgoed<br />

verbale communicatie, brengen/halen,<br />

infrastructuur, uitzonderlijke zorgsituatie.<br />

Er wordt g<strong>een</strong> score gegeven op naam<br />

<strong>van</strong> de kinderen.<br />

Inhoud observatie kind<br />

Algemene gegevens<br />

Sociaal-emotionele ontwikkeling<br />

Redzaamheid<br />

Speel-/werkgedrag<br />

Spraaktaalontwikkeling: Nederlands<br />

Spraaktaalontwikkeling: andere moedertaal<br />

dan Nederlands<br />

Motorische ontwikkeling<br />

Gezondheid<br />

Deelname aan extra voorzieningen<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

a. Interactie opvoeder – kind:<br />

1. Flexibiliteit<br />

2. Individualiseren<br />

3. Stimuleren<br />

4. Structureren<br />

5. Bevorderen zelfstandigheid<br />

6. Bieden bewegingsvrijheid<br />

7. Veiligheid<br />

b. Randvoorwaarden:<br />

8. Samenwerking met ouders<br />

9. Teamwork<br />

10. Vergaderingen<br />

11. Vorming <strong>van</strong> het personeel<br />

12. Pedagogische observatie<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

n.v.t.<br />

Werkwijze<br />

Inspectieafgevaardigde observeert in<br />

<strong>een</strong> <strong>van</strong> de leefgroepen de alledaagse<br />

activiteiten.<br />

Vraaggesprek met leidinggevende.<br />

Scoring beoordelingsschaal.<br />

Schriftelijk advies <strong>van</strong> inspectie.<br />

Werkwijze<br />

Twee maal per jaar invullen <strong>van</strong> registratieformulier.<br />

71 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


K<br />

L<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

KIJK! Peuters (2001)<br />

De observatielijsten Kijk! Peuters zijn niet<br />

wetenschappelijk getoetst, maar wel in de<br />

praktijk geëvalueerd.<br />

<strong>Het</strong> model voor groep 1 en 2 is wel wetenschappelijk<br />

onderzocht.<br />

Uitgever: RPCZ, Zeeland<br />

Auteurs:<br />

A.Blom,<br />

A.Duvekot-Bimmel<br />

B. de Jaeger<br />

tel. 0118 628 851<br />

Naam<br />

Een spelend streefsysteem<br />

(2001)<br />

Auteur:<br />

H.Lamme<br />

Uitgave:<br />

IPO<br />

Potgietersingel 3-4<br />

8011 NA Zwolle<br />

038 423 13 64<br />

Doel<br />

In beeld brengen <strong>van</strong> de totale ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen.<br />

Gebruiksmogelijkheden:<br />

- Volgen ontwikkelingslijn<br />

- Kind globaal vergelijken met andere<br />

kinderen<br />

- Hulpmiddel <strong>kiezen</strong> vervolgactiviteit<br />

- Hulpmiddel signalering en afstemming/<br />

overdracht<br />

Aansluiting met KIJK voor groep 1 en 2<br />

<strong>van</strong> het basisonderwijs, zodat<br />

continuïteit in het volgen en stimuleren<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingslijn gerealiseerd kan<br />

worden.<br />

Doel<br />

Hulpmiddel opdat jonge kinderen (leren)<br />

spelen.<br />

Volgen brede ontwikkeling aan de hand <strong>van</strong><br />

10 streefdoelen.<br />

Aanknopingspunten voor<br />

Ontwikkelingsstimulansen.<br />

Tijdig remediëren <strong>van</strong>uit ontwikkelingslijn<br />

peuters – groep 3.<br />

72<br />

Vormgeving<br />

Ringband,<br />

Cd-rom komt beschikbaar<br />

Uitgebreide informatieve handleiding voor<br />

het proces <strong>van</strong> observeren tot handelen.<br />

Kijk-registatiemodel voor peuters met<br />

lijsten:<br />

a. Basiskenmerken<br />

(1 A4; 5-puntsschaal)<br />

b. Betrokkenheids-niveau<br />

(1 A4; 5-puntsschaal achter activiteitenlijst;<br />

plus open ruimte)<br />

c. Overzicht risicofactoren met open ruimte<br />

voor opmerkingen<br />

d. Ontwikkelingslijn 1.6 – 4.6 jaar<br />

met 3-puntsschaal, corresponderend<br />

met leeftijd<br />

e. Overzicht kind: ontwikkelingsprofiel<br />

Vormgeving<br />

Reader met:<br />

Tien streefdoelen voor peuters <strong>van</strong>af 3 jaar<br />

tot en met groep 3 (6 1<br />

/2 jaar).<br />

Per peuter <strong>een</strong> registratieformulier waarin op<br />

2 A4-tjes streefdoelen zijn uitgewerkt.<br />

De streefdoelenlijst zijn uitgewerkt voor de<br />

leeftijden 3, 3 1<br />

/2, 4 en 4 1<br />

/2 jaar. Daarnaast is<br />

<strong>een</strong>zelfde streefdoelenlijst voor kleuters<br />

opgenomen.<br />

Een streefdoel is geconcretiseerd in <strong>een</strong> te<br />

observeren gedragsdoel.


Inhoud observatie kind<br />

a. Basiskenmerken<br />

- vrij zijn <strong>van</strong> emotionele belemmeringen<br />

- nieuwsgierig en ondernemend<br />

- zelfvertrouwen<br />

b. Betrokkenheidsniveau bij activiteiten<br />

c. Risicofactoren:<br />

- impulsiviteit<br />

- passiviteit<br />

- slechte selectieve aandacht<br />

- grote vermoeidheid<br />

d. Ontwikkelingslijnen<br />

- sociale en emotionele ontwikkeling<br />

- zelfredzaamheid<br />

- spelontwikkeling<br />

- spraak- en taalontwikkeling<br />

- motoriek<br />

- cognitieve ontwikkeling<br />

- symboolverkenning<br />

- ontluikende geletterdheid<br />

- ontluikende gecijferdheid<br />

Overzichtslijst voor de groep is in<br />

ontwikkeling<br />

Inhoud observatie kind<br />

1. Spel<br />

2. Aankleden<br />

3. Gezelschapsspel<br />

4. Plannen<br />

5. Empathie<br />

6. Vouwen<br />

7. Begrippentaal<br />

8. Rijmpje<br />

9. Prentenboek<br />

10. Beeldverhaal<br />

Ieder item formuleert <strong>een</strong> streefdoel dat<br />

geobserveerd kan worden.<br />

Streefdoelen dekken de kerndoelen.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

De betrokkenheid <strong>van</strong> kinderen is<br />

<strong>een</strong> indicatie voor de kwaliteit <strong>van</strong> het<br />

pedagogisch klimaat.<br />

Bovendien aandachtspunten voor het <strong>kiezen</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> aanpak aansluitend bij behoeften<br />

<strong>van</strong> kinderen. Dit op basis <strong>van</strong> observatiegegevens<br />

uit het registratiemodel. Vijf <strong>van</strong><br />

deze aandachtspunten zijn gericht op de<br />

interactie leidster - kind.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

Tien aandachtspunten onderwijsaanpak:<br />

1. Pedagogisch klimaat<br />

2. Spelstimulansen<br />

3. Structuur<br />

4. Spel naar keuze. Gebruik <strong>van</strong> motivatiekring<br />

en evaluatiekring<br />

5. Thematisch werken<br />

6. Differentiatie per kind<br />

7. Dagboekverslag<br />

8. Orthopedagogische Afstemming (OPA)<br />

9. Interactief voorlezen en vertellen<br />

10. Voorlopers, projecten en methoden<br />

Werkwijze<br />

Participerende observatie.<br />

Beeldvorming aan de hand <strong>van</strong> de<br />

categorieën a, b, en c. met behulp <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> globale of gedetailleerde registratie.<br />

Per 2 à 3 weken het betrokkenheidsniveau<br />

<strong>van</strong> individuele kinderen bepalen.<br />

Een betrokkenheidsniveau beneden 3,5 is<br />

<strong>een</strong> signaal dat er iets aan de hand is.<br />

Invullen registratiemodel d.,<br />

2 à 3 maal per jaar.<br />

Inkleuren bereikte niveau functioneren.<br />

Per keer invullen <strong>een</strong> andere kleur <strong>kiezen</strong>.<br />

Eventuele aanvullingen of opmerkingen<br />

in vrije ruimte noteren. Bij interpreteren<br />

ontwikkelingsniveau marge nemen <strong>van</strong><br />

tenminste zes maanden.<br />

Informatie uit d. relateren aan informatie uit<br />

a. t/m c.<br />

Werkwijze<br />

OPA-strategie<br />

Elke dag beperkt aantal kinderen ter<br />

observatie. Als alle kinderen geweest zijn<br />

gerichte observatie en gerichte handelingsvoornemens.<br />

Elke dag 1 kind dat individuele<br />

aandacht en instructie ont<strong>van</strong>gt.<br />

Eén keer per 6 maanden handelingsgericht<br />

scr<strong>een</strong>en.<br />

Zesweekse handelingsplannen,<br />

gericht op 1 streefdoel tegelijkertijd.<br />

Eén keer per 6 weken peuteroverleg.<br />

Inzet tutor op gekozen streefdoelen.<br />

Spel is basisactiviteit.<br />

Oudergesprek twee keer per jaar.<br />

73 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


M<br />

overzicht hulpmiddelen voor het volgen <strong>van</strong> kinderen in de kinderop<strong>van</strong>g<br />

Naam<br />

Pravoo-peutervolg- en hulpsysteem<br />

<strong>Het</strong> systeem is wetenschappelijk ontwikkeld<br />

en getoetst.<br />

Criteria gebaseerd op onderzoek onder 445<br />

peuters. Die gegevens hebben de normen<br />

opgeleverd en de begeleidingsinhouden aangegeven.<br />

Auteur:<br />

L.J. Koning<br />

Uitgever:<br />

Pravoo,<br />

Slob<strong>een</strong>dstraat 27<br />

2941 PC Lekkerkerk<br />

tel. 0180 662099<br />

Doel<br />

In beeld brengen <strong>van</strong> de totale ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen <strong>van</strong> 2 tot 4 jaar en het<br />

bieden <strong>van</strong> <strong>een</strong> overdrachtkaart als het kind<br />

naar de basisschool gaat.<br />

Gebruiksmogelijkheden:<br />

- volgen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> kinderen<br />

- diagnosticeren <strong>van</strong> gesignaleerde<br />

problemen<br />

- speciale begeleiding bieden aan kinderen<br />

met ontwikkelingsachterstanden en<br />

–stoornissen<br />

- het opzetten <strong>van</strong> algemene ontwikkelingslijnen<br />

voor alle kinderen.<br />

- het geven <strong>van</strong> opvoedingsvoorlichting aan<br />

de ouders<br />

- het realiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong> organisatie in de<br />

peurterspeelzaal die dat allemaal mogelijk<br />

maakt.<br />

Aansluiting met het Pravoo leerlingvolgen<br />

hulpsysteem voor groep 1, 2 (3) en sbo,<br />

zodat continuiteit in het volgen en<br />

stimuleren <strong>van</strong> de ontwikkelingslijn<br />

gerealiseerd kan worden. <strong>Het</strong> kan ook los<br />

<strong>van</strong> het kleuterpakket worden gebruikt.<br />

74<br />

Vormgeving<br />

Ringband met daarin de handleiding, bijlagen<br />

met hulpverleningsprogramma’s, het<br />

spiegelboekje (met daarin ontwikkelingspsychologie<br />

<strong>van</strong> de peuter) en <strong>een</strong> los<br />

persoonlijk ontwikkelingsboekje.<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> de peuter wordt vastgelegd<br />

in <strong>een</strong> persoonlijk ontwikkelingsboekje.<br />

Dat is <strong>een</strong> A-3 blad met daarop de zgn. peilpunten.<br />

Dat zijn momenten waarop de ontwikkeling<br />

gepeild word. Dat is in elk geval<br />

voor de binnengekomen peuter en de peuter<br />

die naar de basisschool gaat en in<br />

de tijd daartussen steeds is januari en juni.<br />

Er zijn vaste peilpunten genomen om de<br />

leidster niet het gevoel te geven dat ze<br />

steeds aan het signaleren is.<br />

In de peilpunten staat precies aangegeven<br />

wat ontwikkelingspsychologisch hoort bij<br />

die leeftijd zodat er duidelijke en objectieve<br />

ontwikkelingscriteria zijn.<br />

<strong>Het</strong> A3-blad zorgt er voor de dat de gehele<br />

ontwikkeling handig op <strong>een</strong> blad is te overzien.


Inhoud observatie kind<br />

<strong>Het</strong> systeem bevat de volgende afdelingen:<br />

- de binnenkomst<br />

- spelen<br />

- werken<br />

- kringgedrag<br />

- de sociaal-emotionele ontwikkeling<br />

- taal<br />

- motoriek<br />

- zintuiglijke ontwikkeling<br />

- redzaamheid<br />

Er is <strong>een</strong> overzichtslijst voor de groep.<br />

Inhoud observatie pedagogisch klimaat<br />

Voor de leidsters is aangegeven hoe deze<br />

de opgespoorde kinderen verder zou kunnen<br />

onderzoeken in de vorm <strong>van</strong> <strong>een</strong> voorgestructureerde<br />

diagnose. Daarna kan men<br />

gebruik maken <strong>van</strong> de diverse programma’s.<br />

Voor alle onderdelen <strong>van</strong> het <strong>kindvolgsysteem</strong><br />

zijn er kant- en klare programma’s<br />

ontwikkeld.<br />

Die kan men all<strong>een</strong> in de peuterspeelzaal<br />

uitvoeren maar ook samen met de ouders,<br />

aangevuld met de ouderbrieven die voor de<br />

ouders aangeven hoe zij thuis het beste met<br />

hun kind om kunnen gaan. <strong>Het</strong> pakket bevat<br />

ruim 30 oudervoorlichtingsbrieven.<br />

Voor de organisatie in de peuterspeelzaal is<br />

er <strong>een</strong> organisatiemodel ontwikkeld waarbij<br />

er met memo’s (handelingplannen) wordt<br />

gewerkt die de leidsters helpen om de hulp<br />

ook daadwerkelijk uit te voeren. Naast de<br />

aandacht voor de zorgpeuter wordt ook de<br />

algemene peuterspeelzaal-pedagogiek<br />

behandeld in de vorm <strong>van</strong> het leidstersgedrag,<br />

organisatie in de groep en begrippen<br />

als veiligheid, etc.<br />

Werkwijze<br />

Aan de hand <strong>van</strong> het persoonlijk<br />

ontwikkelingsboekje brengt de leidster<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind in kaart.<br />

Dat gebeurt door middel <strong>van</strong> observaties op<br />

vaste momenten, waarbij de observaties in<br />

objectieve termen zijn beschreven en er<br />

soms gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> speciale<br />

genormeerde signaleringshulpen om het<br />

optimaal objectief te laten zijn.<br />

Daarbij zijn er twee belangrijke aspecten,<br />

nl. het kind wordt vergeleken met <strong>een</strong><br />

normgroep zodat de leidster houvast heeft<br />

en het kind wordt vergeleken met zich zelf.<br />

Op basis <strong>van</strong> deze gegevens kan de<br />

speciale hulpverlening opgezet worden.<br />

Alle middelen en programma’s zitten ook<br />

in de map.<br />

75 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


Overzicht<br />

geraadpleegde<br />

literatuur<br />

77 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


geraadpleegde literatuur<br />

Aalsvoort, G.M. en G.J.J.M. Ruijssenaars,<br />

red. (2000), Jonge Risicokinderen.<br />

Achtergronden, onderkenning, aanpak en<br />

praktijk. Rotterdam.<br />

Aalsvoort, G.M. en A.M. <strong>van</strong> der (2001),<br />

De herkomst <strong>van</strong> jonge risicokinderen in SBO<br />

en cluster IV-voorzieningen in Leiden.<br />

Pedologisch Instituut School ‘De Brug’<br />

Leiden.<br />

Adelmund, K.Y.I.J. en M. Vliegenthart (2000),<br />

Beleidsbrief Voor en Vroegschoolse Educatie.<br />

Ministeries OcenW en VWS Den Haag.<br />

Bagnato, S.J., J.T. Neisworth en S.M.<br />

Munson (1997), LINKing Assessment and<br />

Early Intervention. An authentic Curriculum-<br />

Based Approach. Paul H. Brooks Publishing<br />

Co, Baltimore, Maryland.<br />

Balledux, M. (2001), Werken aan<br />

Welbevinden. <strong>Het</strong> evaluatie-instrument voor<br />

de kinderop<strong>van</strong>g opnieuw bekeken.<br />

NIZW/VOG-Klein Kapitaal, Utrecht.<br />

Blom, A., A. Duvekot-Bimmel en B. de<br />

Jaeger (2001), KIJK! Peuters. RPCZ,<br />

Middelburg.<br />

Beek, A. Van (1995), Protocol sexueel<br />

misbruik voor instellingen in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

VOG, Utrecht.<br />

Boom, D. vd. (1999), Ouders op de voorgrond:<br />

<strong>een</strong> educatieve lijn voor 0-18 jaar.<br />

Sardes, Utrecht.<br />

Buitenhuis, M, J. Schuurman, B.<br />

Uittenbogaard en D. Wienke (1991), Stap<br />

voor stap, <strong>een</strong> stappenplan om ouders met<br />

jonge kinderen te begeleiden bij opvoedingsvragen.<br />

SWP, Utrecht.<br />

Bijlsma, B. (1994), <strong>Het</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong> en<br />

ouderparticipatie In: Ouderbeleid in de kinderop<strong>van</strong>g,<br />

<strong>een</strong> maat voor kwaliteit. Alkmaar.<br />

Bijlsma, B. (1995), Met het oog op de toekomst.<br />

Eindverslag <strong>van</strong> het project ‘Delen<br />

<strong>van</strong> Zorg’. Partoer, Leeuwarden.<br />

Bijlsma, B. (1997), Model Protocol<br />

Signalering. Voorstel voor het handelen in de<br />

kinderop<strong>van</strong>g bij signalering in het algem<strong>een</strong><br />

en kindermishandeling in het bijzonder. SWF,<br />

Leeuwarden.<br />

Bijlsma, B., A. Huisman, J. Terpstra, A.<br />

Borderwijk, K. Vroonhof en S. <strong>van</strong> der Wielen<br />

(1997), Integratie <strong>van</strong> kinderen met <strong>een</strong> handicap<br />

in de kinderop<strong>van</strong>g. IPK, Leeuwarden<br />

1999.<br />

Bijlsma, B. (2000), Handleiding PeuterVolg-<br />

Systeem Smallingerland. Stichting Partoer,<br />

Leeuwarden<br />

Boxma, S. en R. <strong>van</strong> Dijk (1997),<br />

KOST-verkort. GCO-fryslan, Leeuwarden<br />

Bowman, B.T., S. Dono<strong>van</strong> en S. Burns, ed.,<br />

(2001), Eager to Learn: Educating our preschoolers.<br />

Committee on Early Childhood<br />

Pedagogy. Commission on Behavioral and<br />

Social Sciences and Education. National<br />

Academy Press, Washington, DC.<br />

Caton, B. (1994), Project kinderen met<br />

problemen in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

GGD-Rotterdam.<br />

Delfos, M.F.(1996), Kinderen in ontwikkeling.<br />

Stoornissen en belemmeringen. Swets en<br />

Zeitlinger, Lisse.<br />

Doorn, A.B. <strong>van</strong> en F.J.H. Harinck (1993),<br />

Leerlingvolgsystemen: <strong>een</strong> antwoord op<br />

schoolevaluatie? In: Tijdschrift voor orthopedagogiek,<br />

32, p. 363-373.<br />

Duinen, M.<strong>van</strong> (1982), Naar kinderen kijken.<br />

Deventer<br />

Dijkstra, G., B. de Jong en S. Sprenger<br />

(1994), Toegankelijkheid <strong>van</strong> kindercentra<br />

voor kinderen in <strong>een</strong> achterstandssituatie.<br />

Wetenschapswinkel RuG, Groningen.<br />

Evegroen, R. (2000), De KOR: <strong>een</strong> nieuwe<br />

bril. In: De wereld <strong>van</strong> het jonge kind, 06,<br />

p. 328 - 331.<br />

78<br />

Evers, A., J.C. <strong>van</strong> Vliet-Mulder en C.J. Groot<br />

(2000), Documentatie <strong>van</strong> tests en testresearch<br />

in Nederland. Van Gorcum, Assen.<br />

Frankrijker, H. de en T. Pannebakker (1999),<br />

Werken aan <strong>een</strong> doorgaande lijn.<br />

De ontwikkelingsstimulering <strong>van</strong> het jonge<br />

kind. In: Vernieuwing, Tijdschrift voor<br />

Onderwijs en opvoeding, 1, p. 3 - 6.<br />

Gelauff-Hanzon, C., J. Dekker, R. de Fijter,<br />

A. V<strong>een</strong>, red., (2000), Keuzegids VVE<br />

programma’s, deskundigheidsbevordering en<br />

instrumenten op het gebied <strong>van</strong> Voor- en<br />

Vroegschoolse Educatie. Uitgave Makelaar<br />

VVE, Den Haag / Utrecht.<br />

Gillijns, P. (1993) Leerlingvolgsysteem. Tilburg<br />

Harpman, A. en L. Tavecchio, red., (1996).<br />

Opvoeding als evenwichtskunst.<br />

Pedagogiekvoor 0-2 jarigen. Samson H.D.<br />

Tj<strong>een</strong>k Willink, Alphen aan den Rijn<br />

Harpman, A., red., (1996), Stimulerend<br />

opvoeden. Ontwikkelingsstimulering<br />

<strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 0 - 4 jaar, opvoedingssamenwerking<br />

en het aanleren <strong>van</strong><br />

pedagogische vaardigheden.<br />

Hermanns, J.M.A. (1992), <strong>Het</strong> sociale<br />

kapitaal <strong>van</strong> jonge kinderen. Den Haag<br />

Jaeger, B.de en B. Schonewille (2002),<br />

Instrumenten en werkwijzen voor observatie,<br />

registratie en overdracht. Verdiepingscursus<br />

VVE, Module 4. Sardes, Utrecht.<br />

Jeugd in Ba(la)ns (1999), Vervolgafspraken<br />

<strong>van</strong> rijk, provincies en gem<strong>een</strong>ten over <strong>een</strong><br />

gezamenlijk jeugdbeleid.<br />

Kamps, S. (2001), Kunstenaars in de kinderop<strong>van</strong>g.<br />

Kinderop<strong>van</strong>g 7 - 8, p. 38 - 43.<br />

Lamme (2001), Een spelend Streefsysteem.<br />

De onderbouwing <strong>van</strong> adaptief onderwijs.<br />

Een zorgverbredingsstrategie die gericht is op<br />

preventie en ontwikkelingsstimulering.<br />

In eerste instantie op de brede ontwikkeling<br />

en pas daarna op –essentiele- aspecten <strong>van</strong><br />

de specifieke ontwikkeling. Hogeschool<br />

Drenthe.


Kousemaker, N.P.J. (1999), Interpretaties <strong>van</strong><br />

ontwikkelingsbeelden bij baby’s. Handleiding<br />

voor en eye-openers bij het gebruik <strong>van</strong> het<br />

experimentele baby-KIPPPI. Universiteit<br />

Leiden, faculteit sociale wetenschappen,<br />

afdeling orthopedagogiek. Leiden.<br />

Kousemaker, N.P.J. (1997), Onderkenning <strong>van</strong><br />

psychosociale problematiek bij jonge<br />

kinderen. Assen.<br />

Kousemaker, P. en I. <strong>van</strong> Winden-Herstel<br />

(1999), De KIPPPI 1 - 4 methode voor onderkenning<br />

<strong>van</strong> psychosociale problematiek in<br />

de ouder- en kindzorg. Een beschrijvend<br />

onderzoek. Project onderkenning en preventie,<br />

Universiteit Leiden, Leiden<br />

Kuijk, J.J. <strong>van</strong> (1997), Piramide.<br />

Implementatieboek voor leidsters en tutors<br />

peuterspeelzalen en leerkrachten en tutors<br />

groep 1 en 2 basisschool. CITO, Arnhem.<br />

Kuijk, J.J.<strong>van</strong> (2000), Handleiding, observatielijst,<br />

Toets Taal, Toets Ordenen en Toets<br />

Ruimte. CITO-groep, Arnhem<br />

Kuijk J.J. <strong>van</strong> (2000), PIA. Piramide<br />

Implementatie Assessment.<br />

CITO, Arnhem. Concept.<br />

Kuijk, J.J. <strong>van</strong> (2000), Piramide. Educatieve<br />

methode voor 3- tot 6-jarige kinderen.<br />

Wetenschappelijke verantwoording.<br />

CITO, Arnhem.<br />

Kuijk, J.J. <strong>van</strong> (2001), Piramide Project.<br />

Voorlichting en advies. CITO, Arnhem.<br />

Laevers, P., A. Leijnen en K. Veeulemans<br />

(1993), De kwaliteit <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g in kinderdagverblijven.<br />

Betrokkenheid als sleutelvariabele.<br />

In: Pedagogisch Tijdschrift nr. 5/6,<br />

p.343 - 348.<br />

Lindijer, W. (1998), Kind Observatie<br />

Registratie, vertaling <strong>van</strong> het Child<br />

Observation Record. Ontwikkeld door<br />

High/Scope Educational Research<br />

Foundation, Ypsilanti (Michigan) 1992.<br />

Averroes, Amsterdam.<br />

Louwes,W., A. Kerkhoff en J. <strong>van</strong> der Pluijm<br />

(1997), Rotterdamse Observatielijst Peuter<br />

Kleuter en Handleiding. Stichting De Meeuw,<br />

Rotterdam<br />

Marle-Dekker, M.J.<strong>van</strong>, M.A. <strong>van</strong><br />

Oudheusden, B. <strong>van</strong> der Meulen en W.G.<br />

Sipma (1999), Portage Groeps Programma.<br />

Handleiding. Swetz & Zeitlinger B.V. , Lisse.<br />

Ministerie <strong>van</strong> WVC (1993), Wet<br />

Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen.<br />

Ministerie <strong>van</strong> VWS (1995), Tijdelijk besluit<br />

kwaliteitsregels kinderop<strong>van</strong>g. Directie<br />

Jeugdbeleid. Staatsblad 30-11-1995, nr. 578.<br />

Oosterheert, J., P. Filipiak en E. Bal-Otter<br />

(1997), Ze laten het je zien, ze laten het je<br />

horen. Een observatieprogramma voor de<br />

peuterspeelzalen. CPS, Amersfoort.<br />

Pollmann, T. en H. Arons (1998), Handleiding<br />

Kwaliteitsstelsel kinderop<strong>van</strong>g & peuterspeelzaalwerk.<br />

‘s-Gravenhage.<br />

Poucke, A.<strong>van</strong> (1984), Ervaringsgericht<br />

werken met 2,5 - 3-jarigen in het spoor <strong>van</strong><br />

hun ontwikkelingsbehoeften: vragen uit de<br />

praktijk. In: Kleuters & ik, jrg.3 (1983/1984)<br />

nr.3, p.11-18.<br />

Riksen-Walraven, M. (1987) <strong>Het</strong> levensloopmodel.<br />

In: Tijdschrift <strong>van</strong> orthopedagogiek<br />

1,1989.<br />

Rispens, J., P.P.Goudena en J.J.M.<br />

Groenendaal, red.. (1994), Preventie <strong>van</strong><br />

psychosociale problemen bij kinderen en<br />

jeugdigen. Houten/Zaventem<br />

Sauerwein, L.B. en J.J. Linnemann (2001),<br />

Handleiding voor verwerkers <strong>van</strong> persoonsgegevens.<br />

Ministerie <strong>van</strong> Justitie, Den Haag.<br />

(www.minjust.nl).<br />

Sienema (1995), KOS. Een scr<strong>een</strong>ingstest<br />

ten behoeve <strong>van</strong> vroegtijdige onderkenning<br />

<strong>van</strong> ontwikkelingsproblemen bij 4-jarige<br />

kleuters. Scriptie. Rijksuniversiteit Groningen.<br />

Swets-Gronert, F.A. (1994), Individuele oudercontacten.<br />

In: Ouderbeleid in de kinderop<strong>van</strong>g,<br />

<strong>een</strong> maat voor kwaliteit. Alkmaar.<br />

Swets-Gronert, F.A., Vragenformulier over het<br />

gedrag <strong>van</strong> het kind. Leidsterslijst en ouderlijst.<br />

WKN<br />

Romijn, A. en P. Kousemaker (2001),<br />

De KIPPPI-methode voor vroegtijdige onderkenning.<br />

Revisie en nadere verantwoording.<br />

Universiteit Leiden, faculteit sociale wetenschappen,<br />

afdeling orthopedagogiek, Leiden.<br />

Schippers, M., H. <strong>van</strong> Gemert en J. Hanff<br />

(1999), Zo volg je peuters, kleuter in wording.<br />

Zie Zo Educatief, Rosmalen.<br />

Schaffer, H.R. (1996), Social Development.<br />

Oxford.<br />

Seifert, K.L. en R.J. Hoffnung (1994), Child<br />

and Adolescent Development. 3rd Ed,<br />

Boston.<br />

Vazquez-Nuttall, E., I. Romero, en J. Kalesnik,<br />

ed., (1999), Assessing and Scr<strong>een</strong>ing<br />

Preschoolers. Psychological and Educational<br />

Dimensions. Allyn & Bacon, Needham<br />

Heights, Ma.<br />

V<strong>een</strong> A. en A. Kraan (2001),<br />

SCO-Kohnstamm Instituut, Kijk <strong>een</strong>s goed…<br />

Observatie-instrumenten voor jonge<br />

kinderen. Averroes, Amsterdam.<br />

Verhegge, K. (1994), De beoordelingsschaal<br />

voor het pedagogisch functioneren in kinderdagverblijven.<br />

Kind en Gezin, Brussel.<br />

Vliegenthart, M. (2000), Hoofdlijnen wet<br />

basisvoorziening kinderop<strong>van</strong>g (WBK).<br />

Ministerie <strong>van</strong> VWS, Den Haag.<br />

79 <strong>Het</strong> <strong>kiezen</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>kindvolgsysteem</strong>


afkortingen<br />

AMK Algem<strong>een</strong> Meldpunt Kindermishandeling<br />

BSO Buitenschoolse op<strong>van</strong>g<br />

CB Consultatiebureau<br />

CvI Commissie voor Indicatie<br />

GGD Gem<strong>een</strong>schappelijke gezondheidsdienst<br />

KDC Kinderdagcentrum<br />

MKD Medisch Kleuterdagverblijf<br />

NIZW Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn<br />

OKZ Ouder- en kindzorg<br />

OPA Orthopedagogische afstemming<br />

PCL Permanente Commissie Leerlingzorg<br />

PKU Phenylketonurie<br />

PSZ Peuterspeelzaal<br />

REC Regionaal Expertise Centrum<br />

RPCZ Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland<br />

SBO Speciaal Basis Onderwijs<br />

SPD Sociaal Pedagogische Dienst<br />

80


stichting Partoer<br />

Instituut voor zorg en welzijn<br />

Natalstraat 7<br />

Postbus 298<br />

8901 BB Leeuwarden<br />

telefoon: (058) 234 85 00<br />

fax: (058) 234 85 01<br />

e-mail: info@partoer.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!