De methode-De Craene. Twintig jaar verbroedering in ... - Kerknet
De methode-De Craene. Twintig jaar verbroedering in ... - Kerknet
De methode-De Craene. Twintig jaar verbroedering in ... - Kerknet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> <strong>methode</strong>-<strong>De</strong> <strong>Craene</strong>. <strong>Tw<strong>in</strong>tig</strong> <strong>jaar</strong> <strong>verbroeder<strong>in</strong>g</strong> <strong>in</strong> Merendree<br />
Op 2 augustus 1937 werd voor de eerste keer een Vlaamse Poëziedag georganiseerd. <strong>De</strong> grote<br />
bezieler was de 57-jarige Basiel de <strong>Craene</strong>, pastoor te Bachte-Maria-Leerne. Het archief van <strong>De</strong><br />
<strong>Craene</strong> kwam tussen 1957 en 1991 <strong>in</strong> onderdelen <strong>in</strong> het Letterenhuis terecht. Het beslaat ongeveer<br />
acht strekkende meter en geeft een mooi beeld van zowel zijn eigen geschiedenis als die van de<br />
befaamde Poëziedagen.<br />
<strong>De</strong> deelnemers aan de eerste Poëziedag werden door <strong>De</strong> <strong>Craene</strong> persoonlijk opgewacht aan het<br />
Gentse S<strong>in</strong>t-Pietersstation. Per boot g<strong>in</strong>g het daarna over de Leie naar Bachte voor een letterkundige<br />
zitt<strong>in</strong>g met een voordracht van André <strong>De</strong>medts <strong>in</strong> het park van Ooidonk. Het middagmaal werd<br />
geserveerd <strong>in</strong> <strong>De</strong> <strong>Craene</strong>s pastorie. Op het programma stonden verder een bezoek aan een<br />
tentoonstell<strong>in</strong>g van schilders uit de Leiestreek, een optreden van de Nederlandse humorist – tevens<br />
‘kunstzanger’ – Willy Vervoort en een tweede letterkundige zitt<strong>in</strong>g, met als spreker de (protestantse)<br />
Nederlandse toneelschrijver Jan Fabricius. Ten slotte voer men met de boot weer terug naar Gent.<br />
Onder de deelnemers waren bekende dichters en letterkundigen als Pieter Geert Buck<strong>in</strong>x, René<br />
Verbeeck, Blanka Gyselen, Albe, Albert Westerl<strong>in</strong>ck en Jan Vercammen. Ook de pers was ruim<br />
vertegenwoordigd, met journalisten van <strong>De</strong> Standaard, Hooger Leven, Het Volk, de Landwacht, Gazet<br />
van Antwerpen, <strong>De</strong> Gentenaar en Ons Land.<br />
Uit <strong>De</strong> <strong>Craene</strong>s open<strong>in</strong>gstoespraak voor de Poëziedag 1938 en uit zijn correspondentie blijkt dat hij<br />
dichters van alle gez<strong>in</strong>dten en generaties bij elkaar wilde brengen om elkaars poëzie ‘<strong>in</strong> te voelen’, te<br />
bespreken en voor te dragen. Zo schreef hij aan de katholieke dichter Albe, die kritiek had geuit op de<br />
aanwezigheid van ‘andersdenkenden’:<br />
Vlaanderen is <strong>in</strong> volle ontwikkel<strong>in</strong>gs-periode. Ik wilde iets doen voor de poëzie, één der<br />
cultuurfactoren. Ik meen dat poëzie evenals de wetenschap en de kunst een luister bijzet aan<br />
de Kerk. Mij heeft het nooit geh<strong>in</strong>derd dat de Mgr. Ladeuze rector van Leuven, <strong>in</strong><br />
wetenschappelijke congressen, zit naast de rector van Brussel […]. Mijn vriend Albe, zal het<br />
later een schande zijn dat een oude pastoor voor de poëzie <strong>in</strong> Vlaanderen een hoogdag heeft<br />
willen <strong>in</strong>richten? En zal het geen breedheid van gedachte verraden dat hij die hoogdag niet<br />
heeft willen beperken tot zijn geloofs-vrienden alleen? Ik vraag het u Albe, met de hand op het<br />
hart? Ik heb <strong>in</strong> elk geval de overtuig<strong>in</strong>g dat ik <strong>in</strong> dit geval niet petieterig mocht doen.<br />
Basiel de <strong>Craene</strong> was duidelijk geen petieterig man. Mensen van uiteenlopende strekk<strong>in</strong>gen<br />
samenbrengen lag hem net als schrijven zeer nauw aan het hart. Geboren <strong>in</strong> Waarschoot <strong>in</strong> 1880,<br />
begon hij als scholier op het college van Eeklo met het schrijven van poëzie. Hij behaalde de eerste<br />
prijs <strong>in</strong> een <strong>in</strong>tercollegiale wedstrijd voor Vlaamse Verskunst, met als juryleden bekende mannen als<br />
Lodewijk Dosfel, Jules Persyn en Raymond Speleers. Ook publiceerde hij teksten en gedichten <strong>in</strong><br />
studententijdschriften. In het Sem<strong>in</strong>arie van S<strong>in</strong>t-Niklaas en later het Groot-Sem<strong>in</strong>arie <strong>in</strong> Gent bleef hij<br />
schrijven. Hij studeerde Kerkelijk Recht <strong>in</strong> Leuven en werd <strong>in</strong> 1905 priester gewijd. Hij bleef schrijven,<br />
eerst stukjes <strong>in</strong> dag- en weekbladen onder het pseudoniem Renovato, later poëzie, religieus<br />
geïnspireerde werken en toneelstukken, die hij opvoerde met een door hem opgericht<br />
jeugdgezelschap.<br />
Als onderpastoor werkte hij vervolgens jarenlang <strong>in</strong> verschillende parochies. In 1931 werd hij tot<br />
pastoor benoemd <strong>in</strong> Bachte-Maria-Leerne. Zijn pastorie grensde aan het park van Ooidonk, dat vaak<br />
bezocht werd door Latemse en <strong>De</strong>urlese schilders. <strong>De</strong> <strong>Craene</strong>s z<strong>in</strong> voor schoonheid en esthetiek,<br />
zowel <strong>in</strong> de natuur als de letterkunde, werd verder gevoed door zijn observatie van de kunstenaars die<br />
hij er ontmoette. Hij ontv<strong>in</strong>g veel bezoekers <strong>in</strong> zijn pastorie en kreeg steeds meer contact met dichters.<br />
Het idee groeide om literaire bijeenkomsten op een georganiseerde manier aan te pakken.<br />
Eerst probeerde hij zijn collega’s priester-dichters warm te maken voor zijn plannen, maar kreeg<br />
we<strong>in</strong>ig respons. Hij besloot vervolgens <strong>in</strong> zee te gaan met ‘leken-dichters’ en nodigde er een groot<br />
aantal uit, waaronder André <strong>De</strong>medts, René Verbeeck, Jan Fabricius, Gaston Martens en Paul Hardy.<br />
In 1935 werden er ook ‘jongeren’ geïnviteerd: Juliaan Haest, Gaston de Mey, Herwig Hensen, Maurits<br />
en Leo Peeters en anderen. Men droeg verzen voor, die vervolgens werden ‘getoetst aan die van<br />
gevormde dichters’.<br />
<strong>De</strong> <strong>Craene</strong> had de smaak te pakken en belegde achtereenvolgens een ‘Kunstvergader<strong>in</strong>g’ <strong>in</strong> Hoboken<br />
<strong>in</strong> februari 1936 en een ‘Literair Kransje’ <strong>in</strong> Gent <strong>in</strong> december van dat <strong>jaar</strong>. Er kwamen veel positieve<br />
reacties en het kransje groeide uit tot de eerste Vlaamse Poëziedag.<br />
Het tweede <strong>jaar</strong> was het deelnemersveld nog diverser, met dichters als Fernand Toussa<strong>in</strong>t van<br />
Boelaere, Raymond Herreman, Karel Jonckheere, Marnix van Gavere, Johan Daisne, A.G.
Christiaens, Marcel Coole, Bert Peleman, Richard M<strong>in</strong>ne, Frans Buyle, A.K. Rottiers, Piet Schepens,<br />
Andries Poppe, Jozef Simons, Staf Weyts en Maurice Roelants. <strong>De</strong> reacties waren enthousiast, ook <strong>in</strong><br />
de Franstalige en de Nederlandse pers. Albert Westerl<strong>in</strong>ck schreef op 7 augustus 1938 aan <strong>De</strong><br />
<strong>Craene</strong>:<br />
Het heeft mij zeer aangenaam getroffen door het bericht der kranten te vernemen dat het U<br />
gelukt is mensen van alle wijsgeerige richt<strong>in</strong>g samen te brengen. Het is een verblijdend teken<br />
omdat het getuigt dat wij op de schoonmenselijke bazis der vrijheid en der verdraagzaamheid<br />
elkaar nog kunnen begrijpen en eventueel helpen.<br />
In 1939 werd <strong>De</strong> <strong>Craene</strong> tot pastoor benoemd <strong>in</strong> Merendree. Hij nam zijn ‘poëziefestival’ mee, dat<br />
vanaf dat <strong>jaar</strong> plaatsvond <strong>in</strong> het park van zijn pastorie. Op 6 en 7 augustus meldde zich een groot<br />
aantal bekende deelnemers en werden ook nieuwe bezoekers verwelkomd, onder wie Bert <strong>De</strong>corte,<br />
Maurits de Doncker, Albert de Longie, Jan D’Haese, Frans Roggen en enkele Nederlanders.<br />
Johan Daisne hield een lez<strong>in</strong>g over de Russische poëzie ‘tot en met de hedendaagse Sovjetdichters’<br />
en Leo Simoens eentje over Duitse poëzie. ’s Avonds was er een zang- en dansfeest met onder meer<br />
een getoonzet gedicht van Marcel Coole. Ook na de voorstell<strong>in</strong>g werd er nog enthousiast en feestelijk<br />
verbroederd. <strong>De</strong> ‘<strong>methode</strong>-<strong>De</strong> <strong>Craene</strong>’, het nuttige paren aan het aangename, over de gez<strong>in</strong>dten<br />
heen, miste zijn effect niet.<br />
<strong>De</strong> Tweede Wereldoorlog gooide ook <strong>in</strong> Merendree roet <strong>in</strong> het eten. <strong>De</strong> Poëziedagen werden<br />
uitgesteld vanwege de bezett<strong>in</strong>g en de censuur op alle openbare culturele en literaire activiteiten. In<br />
1944 achtte de pastoor de tijd rijp voor een revival en deed een oproep <strong>in</strong> verschillende dagbladen:<br />
Kunstenaars, <strong>De</strong>nkers, Dichters, de tijd is rijp om contactname te zoeken. <strong>De</strong> gelederen<br />
moeten herschouwd. Wij kunnen, gedurende jaren, vaderlandsch kultuurwerk presteeren<br />
boven alle partij-bekommernissen uit. <strong>De</strong> Duitschkiljons stichtten een Oost-Vlaamsche Kamer.<br />
Wij moeten er een andere stichten. Ik kan U melden dat ik z<strong>in</strong>nens ben, volgend <strong>jaar</strong> de<br />
Vlaamsche Poezie-dagen her<strong>in</strong>terichten. Welkom allen.<br />
Pastoor de <strong>Craene</strong>, Merendree, die 4 <strong>jaar</strong> heeft gezwegen.<br />
In 1945 werden de Poëziedagen hervat, met op het programma onder meer een eerbetoon aan<br />
Kamiel Top en Kamiel van Baelen die omkwamen <strong>in</strong> Duitse concentratiekampen. <strong>De</strong> <strong>Craene</strong> was zich<br />
bewust van de spann<strong>in</strong>gen die de bezett<strong>in</strong>g en de culturele collaboratie met zich mee hadden<br />
gebracht, maar was een voorstander van vergiffenis en rehabilitatie. Aan de moeder van de dichteres<br />
Blanka Gyselen, die na de oorlog <strong>in</strong> moeilijkheden kwam vanwege haar <strong>in</strong> 1942 gepubliceerde bundel<br />
Vlaams-nationalistische strijdgedichten Zangen voor mijn land, en die vanuit de gevangenis had<br />
verzocht te mogen deelnemen aan de poëziewedstrijd, schreef <strong>De</strong> <strong>Craene</strong> <strong>in</strong> mei 1947: ‘Ik zal het<br />
gedicht en de wens van Blanka aan het Comité voorleggen. Zeg aan Blanka dat ik voor haar veel zal<br />
bidden. Waar er berouw is is altijd een opstand<strong>in</strong>g mogelijk.’<br />
<strong>De</strong> Poëziedagen beleefden vervolgens een bloeiperiode. <strong>De</strong> <strong>in</strong>teresse was zo groot dat het voor <strong>De</strong><br />
<strong>Craene</strong> moeilijk werd om alles alleen te blijven regelen, van het logies tot de wedstrijden, al had hij<br />
hulp van zijn medewerkster en secretaresse Maria Bonquet. Er werd een comité opgericht met Remi<br />
van de Moortel, Julia Tulkens, Maurits van Herreweghe, Marcel Coole, P.G. Buck<strong>in</strong>x, Paul de Ryck en<br />
Adolf Herckenrath.<br />
In de loop der jaren zouden veel dichters hun debuut maken met hun <strong>in</strong>zend<strong>in</strong>g voor de <strong>jaar</strong>lijkse prijs<br />
Basiel de <strong>Craene</strong>, een (overigens nog steeds bestaande) wedstrijd voor beg<strong>in</strong>nende dichters. <strong>De</strong><br />
Poëziedagen vonden tot aan <strong>De</strong> <strong>Craene</strong>s overlijden <strong>in</strong> 1956 plaats op dezelfde plek. Daarna<br />
verhuisden ze achtereenvolgens naar Wemmel, Meise en <strong>De</strong>urle, om <strong>in</strong> 1991 terug te keren naar<br />
Merendree.<br />
Lies Wilmots<br />
Uit Zuurvrij. Berichten uit het Letterenhuis, nummer 17 (www.letterenhuis.be).