CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KRONIEK 81<br />
Hoewel de Orde van het H. Kruis in deze uitgave in het geheel niet genoemd<br />
wordt, is zij voor de bestudering van de geschiedenis van de orde toch om twee<br />
redenen van bijzondere betekenis. Vooreerst worden er niet alleen bronnen genoemd,<br />
en vele hiervan zullen aan iedere historicus wel min of meer bekend zijn, maar<br />
deze bronnen worden ook met grote zorgvuldigheid en op de juiste wijze geinterpreteerd.<br />
Ieder, die van deze werkwijze kennis neemt, zal zijn profijt emit kunnen<br />
trekken. In de tweede plaats worden er in deze publicatie, en speciaal in de voordrachten<br />
van de eerste sectie, problemen aan de orde gesteld, die veelal jammer<br />
genoeg ontbreken in de monografieen van de kloosters, b.v. de omvang van de<br />
materiele diensten, te verrichten door de kloosters ten bate van de landelijke of<br />
locale overheid.<br />
Het aantal voordrachten is te groot om ze hier op te noemen. Slechts een voordracht<br />
zij hier vermeld : A. Derolez, De bibliotheekscatalogi, p. 135-141. De heer<br />
Derolez vernoemt op pag. 137 o.a. een middeleeuwse bibliotheekhandleiding van<br />
Richard van Bury, Vhilobtblon (De amore librorum). Deze handleiding bevond zich<br />
ook in de bibliotheken van de Kruisherenkloosters te Keulen en Hohenbusch, thans<br />
bewaard resp. in Keulen, Historisches Archiv der Stadt Koln, GB4, 215 en Keulen<br />
Bibliotheek van het Groot-Seminarie, nr. 73.<br />
P. v. d. B.<br />
In 1969 verscheen te Parijs van de hand van Dom J. de Monleon, o.s.b. : Le<br />
Cantique des cantiques, commentaire mystique d'apres les peres de I'Eglise. Het is<br />
Dom de Monleon er zeker om te doen geweest de seculiere en reguliere geestelijken<br />
en ook de leken in te wijden in de commentaren, die in de eerste christeneeuwen<br />
en gedurende de middeleeuwen op het Hooglied zijn ontstaan. Onder de<br />
peres de Veglise verstaat hij niet alleen de kerkvaders, maar ook de middeleeuwse<br />
auteurs.<br />
De commentaren zijn talrijk, wat enige verwondering wekt, wanneer men de tekst<br />
van het Hooglied kent. Toch betitelden de Joden zelf dit boek als de Lofzang der<br />
Lofzangen, zoals zij spraken van het Heilige der Heiligen of de Koning der Koningen.<br />
Het Hooglied, door de traditie aan Salomon toegeschreven, overtrof volgens de<br />
Joden alle andere lofzangen.<br />
Om de lofzang der liefde en de commentaren van de vroeg-christelijke en middel<br />
eeuwse auteurs te begrijpen, wijst Dom de Monleon in zijn Inleiding erop, dat er<br />
in de Bijbel onder de letterlijke zin een spirituele of mystieke zin verborgen is.<br />
Uitgezonderd het Hooglied ; dit lied kent geen letterlijke, alleen een spirituele zin.<br />
Deze spirituele zin is echter niet de vrucht van de verbeelding van de kerkvaders of<br />
de middeleeuwse auteurs ; het is het werk van de H. Geest. De spirituele zin van<br />
het Hooglied is geopenbaard aan de apostelen en door de kerkvaders later opgetekend.<br />
De middeleeuwse schrijvers hebben op hun beurt geput uit de geschriften<br />
van de kerkvaders. Dom de Monleon verzet zich dan ook tegen de uitleg van het<br />
Hooglied, als een historisch verhaal of een bloemlezing van bruiloftsgezangen. Het<br />
Hooglied is zuiver spiritueel op te vatten. Zo zagen ook de Joden dit lied. Het<br />
schetste de onscheidbare vereniging van God met zijn volk, een vereniging die<br />
gesloten werd op de berg Sinai en opgeheven tot de rang van bruidegom en bruid.<br />
Dom de Monle*on gaat het Hooglied vers voor vers na en haalt bij ieder vers de<br />
visie van de commentatoren aan, o.a. Origines, Hieronymus, Gregorius de Grote,<br />
Cassiodorus, Alcuinus, Haymon van Halberstadt, Angelomus van Luxeuil, Rupert<br />
van Deutz, Bernardus, Dionysius de Karthuizer, Honorius van Autun, Richard van<br />
Sint Victor, Cornelius a Lapide en Beda Venerabilis.