29.09.2013 Views

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

INHOUD<br />

De redaktie<br />

A. WIEfiRS, In memoriam E.H. Marcel Colson .<br />

A. RAMAEKERS, Ter herinnering aan de stichter van Clairlieu .<br />

S. AERTS, Toespraak bij de uitvaartdienst<br />

A. RAMAEKERS, Kronologische Bibliografie van M. Colson<br />

M. COLSON, Een Kruisherenhandschrift te Bazel<br />

In Memoriam Louis Heere (met de homelie bij de uitvaartdienst<br />

door prior A. PUT) ....<br />

H. VAN ROOIJEN, f Louis Heere ....<br />

D. SNIJDERS, Kronologische Bibliografie van L. Heere<br />

L. HEERE, De Merode's en de Kruisheren .<br />

L. HEERE, Sprokkelingen uit Merode's Archieven<br />

Kroniek .....<br />

DERTIGSTE<br />

1972<br />

JAARGANG<br />

Aflevering 1 en 2<br />

LICHTLAND — DIEST<br />

P- 3<br />

p. 5<br />

P- 9<br />

p. 17<br />

p. 21<br />

p. 25<br />

p. 43<br />

p. 47<br />

p. 49<br />

p. 57<br />

p. 71<br />

p. 75


<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

DERTIGSTE<br />

1972<br />

JAARGANG<br />

Aflevering 1 en 2<br />

LICHTLAND — DIEST


Dit nummer van ons tijdschrift wil een herdenking zijn van de<br />

twee leden van de historische kring ,,Clairlieu", die in de loop van<br />

dit jaar stierven, Marcel Colson en Louis Heere. Verschillend in<br />

leeftijd, en nog veel meer in geaardheid, hadden ze dit ene ge-<br />

meen: dat beiden kruisheren warm, die heel veel van hun orde<br />

hielden, en die in die liefde de inspiratie vonden om tot de<br />

geschiedvorsing en de geschiedschrijving van de Orde het hunne<br />

bij te dragen. Wie het heden liefheeft waarin hij leejt, zal normaal<br />

toch ook naar het verleden terugkijken waarin dat heden zijn<br />

wortels heejt. Meer dan vroeger, kan dat in deze tijd gepaard gaan<br />

met een zeker heimwee naar dat werleden; maar het kan ook<br />

bijdragen om het waardevolle en het essentiele van dat vroegere<br />

kruisherenleven door te geven aan de toekomst.<br />

Over beide confraters en historici werden de biografische en<br />

bibliografische gegevens verzameld, waaruit hun betekenis voor<br />

de geschiedschrijving van onze Orde duidelijk blijkt. Als mens, in<br />

hun karaktertrekken en wezen, werden beiden mooi getypeerd in<br />

de homilieen, die bij de respectievelijke uitvaartdiensten gehouden<br />

werden. Van beiden kunnen we ook een artikel publiceren dat in<br />

hun nalatenschap werd teruggevonden, het laatste van enige<br />

omvang dat ze geschreven hebben. We hopen dat ze op deze<br />

manier in dit tijdschrift waardig worden herdacht, omdat het hun<br />

gedmende hun leven zo na aan het hart lag en zij er zich zoveel<br />

verdiensten voor hebben verworven. Onze dank aan alien die<br />

meeiverkten aan dit ,,in memoriam" voor twee mensen die ons, elk<br />

op }n eigen manier, dierbaar waren door jarenlange vriendschap<br />

en samenwerking.<br />

De redaktie.


Z/.61-I06I<br />

NOS1OD


IN MEMORIAM<br />

E.H. MARCEL COLSON<br />

Marcel Colson leerde ik kennen als twaalfjarige collegeleerling ;<br />

geestverwanten op verlerlei gebied, werden we later echte vrienden.<br />

In onze jeugd was het romantiek al wat de klok sloeg. En Marcel<br />

declameerde zo graag ,,Fantasia" van A. Rodenbach.<br />

,,Het drijven watten wolkskens<br />

van zonnelicht doorboomd.<br />

De jongeling ziet ze drijven<br />

en droomt"<br />

Met zijn bonkige lichaamsbouw, zijn fonkelende ogen en zijn<br />

forse stem was hij voor ons de gereincarneerde dromersfiguur van<br />

de Roeselaarse dichter. Het was de tijd van het expressionisme en<br />

van de zuivere poezie, de tijd van stapliederen en spreekkoren, van<br />

aphorismen en slogans. , Jeugd overwint legers van tijd en neemt<br />

de sterke stad der toekomst in." schreef Herman Gorter in zijn<br />

,,Mei".<br />

Het was ook de tijd van de personencultus en de leidersfiguren.<br />

En als jonge mensen dweepten we met de verzen van de Suid-<br />

Afrikaner Jan Celliers :<br />

,,O, ek hou van 'n man, wat sij man kan staan<br />

en 'n wil wat so vas soos 'n klipsteen staan ;"<br />

In dit klimaat van heroische daadkracht en edelmoedige opofferingsgeest<br />

groeide Marcel op als leerling van het H. Kruiscollege<br />

te Maaseik, als lid van de Maaseiker A.K.V.S.bond ,,Als<br />

ic can", als jonge scout van het V.V.K.S. Door familierelaties (een<br />

neef was Mil-Hiller) heeft hij op retorika er even aan gedacht


6 IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON<br />

missionaris van Mil-Hill te worden ; uiteindelijk waagde hij het<br />

dan toch maar liever bij de Kruisheren, want die kende hij door<br />

en door. Al spoedig werd hem door de dokters aan het verstand<br />

gebracht, dat de Evenaar met zijn verzengende hitte nooit zijn<br />

leefmilieu mocht en kon worden. Door zijn aangeboren soepelheid<br />

van geest paste hij zich onmiddellijk bij de nieuwe situatie aan,<br />

maar de Kongo-missie bleef hem zijn leven lang op heel bijzondere<br />

wijze boeien en belang inboezemen. Zijn bezoek aan de Zai'remissie<br />

in de zestiger jaren, maar vooral zijn heel bijzondere inzet<br />

om de drieentwintig in 1965 vermoorde missionarissen een passende<br />

hulde te brengen waren de neerslag van zijn nooit uitgedoofde<br />

missievlam.<br />

In de beleving van zijn kloosterideaal was hij eerlijk en oprecht,<br />

mannelijk en vroom, man van gebed en van plicht, maar wars van<br />

haarklieverij en puriteins gedoe. Als echte Vlaming had hij van<br />

Uilenspiegel geleerd, dat ook in het klooster humor en nuchter-<br />

heid belangrijke levenswaarden zijn om een beetje geluk te vinden.<br />

Van nature uit was hij niet geboren voor de contemplatie ; zijn<br />

onstuimigheid en zijn dadendrang dreven hem naar de mensen en<br />

naar de actie. Als jeugdige diplomaat speelde hij het bij zijn<br />

magister klaar om samen met de latere Leuvense Prof. H. Draye<br />

een van de grote bezielers te worden van de scoutsbeweging te<br />

Diest. Een echte doorbraak in de mentaliteit van die dagen, want<br />

een priesterstudent, en a fortiori een kloosterling, moest worden<br />

opgevoed ,,segregatus a populo", ver van de boze wereld.<br />

Als theologiestudenten deden we in onze vrije tijd aan Ordesgeschiedenis<br />

; we hielden lezingen in eigen kring, verzamelden<br />

gegevens op steekkaarten en vormden een werkgroepje, dat later<br />

mede aan de basis lag van het historisch Ordestijdschrift Clairlieu.<br />

Na zijn priesterwijding was Marcel 'n tijd leraar te Maaseik en<br />

te Hannuit; in de meest saaie lessen kon hij de jeugd voor zijn vak<br />

meeslepen door zijn originele aanpak en zijn directe methode<br />

,,avant la lettre".<br />

Toch was het leraarsberoep te eentonig voor zijn dynamische<br />

geest en ongedurig temperament, dat behoefte had aan verandering,<br />

nieuwe vondsten en avontuur. Als mens kwam hij pas volop<br />

tot zijn recht als secretaris van de provinciaal, als redactiesecretaris


IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON 7<br />

van het Ordesbulletin ,,Cellesiana", als manitoe van Clairlieu, als<br />

plaatsvervanger-pastoor in de Oostenrijkse bergdorpen van Vorarl-<br />

berg. Nu kon hij rei2en en onderhandelen, stimuleren en organi-<br />

seren, begeesteren en contacten leggen met mensen. Nu kon hij<br />

zijn universele geest stofferen en het verworvene uitdragen bij zijn<br />

confraters en bekenden.<br />

Er stroomde ook wel wat Bruegheliaans bloed in zijn aderen en<br />

hij wist Gods goede gaven op tijd en stond te waarderen. Stond<br />

zijn wieg niet in de buurt van de Middeleeuwse ,,Sorgeloos" of<br />

van de moderne ,,Pallieter" ? Door zijn gezonde eetlust en zijn<br />

meer dan gewone zorg voor zijn gezondheid maakte hij op de<br />

oppervlakkige toeschouwer misschien ooit de indruk veel waarde<br />

te hechten aan spijs en lichamelijke verzorging. Ondanks zijn forse<br />

gestalte en zijn donderstem wist hij dat hij eigenlijk teer van<br />

constitutie en zwak van lichaam was. Zijn confraters vergaten dit<br />

soms; bij hem was dat alles een weldoordachte levenskunst, een<br />

practische levenswijsheid, waar hij onverbiddelijk aan vasthield;<br />

misschien wel een restant van zijn verre voorouders, die stamden<br />

uit een geslacht van Waalse veehandelaars uit het Luikse.<br />

In de dagelijkse omgang was hij gezellig en opgeruimd, geestig<br />

en soepel, ruim en breeddenkend. Zijn belangstelling ging verder<br />

dan Gaston Roelants, Sjouke Dijkstra en Eddy Merckx ! Marcel<br />

was een aristocraat van de geest; zijn voornaamste interessesfeer<br />

lag in de weerslag van de Franse revolutie op de Zuidelijke Neder-<br />

landen, op zijn geboortestreek en op zijn eigen Orde.<br />

In zijn jeugd was hij vooruitstrevend op alle gebied, strijdend<br />

Vlaming, zelfs lichtjes revolutionnair. Ook nu had hij een open<br />

oog voor de vernieuwingen in Kerk en maatschappij. Hij ging niet<br />

altijd accoord met ruitenbrekers, holderdebolders, anarchisten en<br />

nihilisten. In intieme kring hekelde hij vaak gebeurtenissen en<br />

toestanden, maar hij kon geen kwaad spreken over een medemens.<br />

Marcel, voor mij heb je heel je leven iets bewaard van de<br />

kinderlijke frisheid, van de evangelische blijmoedigheid en van de<br />

jeugdige levenswaarachtigheid van de jongensfiguur van Paul van<br />

Ostayen, ,,Mark groet 's morgens de dingen". 't Was ook een van<br />

de gedichten uit je repertorium.


8 IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON<br />

Voor mij blijf je voortleven als de wakkere en pientere vent, die<br />

nooit zijn goed humeur verliest, die leeft van en voor zijn levens-<br />

ideaal en die nimmer rust vindt in de betrekkelijkheid van dit<br />

ondermaanse !<br />

Jammer voor je familie, voor je confraters, voor je vrienden en<br />

ook voor mij, dat je er niet meer bent!<br />

A. Wieers, o.s.c.


TER HERINNERING AAN<br />

DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

Toen zijn ziekte en dood hem zo plotseling van zijn steeds<br />

drukke werkzaamheden weghaalden, was pater Colson bezig aan<br />

minstens zes verschillende studies. In zijn stapels nagelaten papie-<br />

ren vonden we twee artikels ongeveer persklaar terug; het ene<br />

over een kruisherenhandschrift in Bazel; het tweede, gemaakt in<br />

samenwerking met de heer J. F. Gilmont, over de Franse kruisheer<br />

Michel Mulot, prior te Parijs, die later tot het Calvinisme over-<br />

ging. Verder was er een reeks aantekeningen over de verering<br />

van de H. Odilia, genoteerd uit een kroniek van de parochie<br />

Sweikhuizen (Ned.L.) ; vele mappen met nota's over de families<br />

Colson en Scheijmans, blijkbaar voldoende om binnen betrekkelijk<br />

korte tijd een degelijke familiegeschiedenis te vormen ; een uit-<br />

gebreide en afgewerkte bibliografie over de Kongomissie van de<br />

kruisheren, die bedoeld was om als een nummer van ,,Cruciferana"<br />

te verschijnen ; en tenslotte foto's en gegevens over muurschilde-<br />

ringen in Bludesch (Austria), die hij vanwege de grote stijl-<br />

gelijkenis met het reliekschrijn van de H. Odilia te Kerniel, nader<br />

wilde bestuderen.<br />

1 Arnold Jan Lodewijk Paul Marcel werd geboren te Maaseik 20-3-1914 ; lagere<br />

school bij de Fraters van Tilburg te Maaseik, Bleumerstraat; oude humaniora bij de<br />

kruisheren te Maaseik 1925-1932 ; intrede bij de kruisheren te Diest 22-8-1932 ;<br />

inkleding 27-8 ; professie 28-8-1933 ; filosofie en theologie te Diest 1933-1939 ;<br />

priesterwijding 22-7-1938 ; conventualis te Diest tot 1952 ; intussen leraar te<br />

Maaseik 1945-1946; te Hannuit 1952-1957; secretaris van de provinciaal en<br />

archivaris van de provincie 1957-1972 ; overleden te Leuven 4-2-1972. Verdere<br />

gegevens in vorig en volgend artikel.


10 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

Er was nog veel meer. Maar dit leek in een meer voltooid sta<br />

dium te verkeren en zijn laatste levensmaanden in beslag genomen<br />

te hebben. Zelfs toen hij al ziek was, op 27 december, dus enkele<br />

dagen voor de fatale hersenbloeding, wilde hij nog naar de<br />

universiteitsbibliotheek om de identiteit van enkele namen, die in<br />

het Bazelse handschrift voorkomen, te achterhalen. De ingevulde<br />

formulieren van de aan te vragen boeken lagen boven op zijn<br />

werktafel en droegen die datum.<br />

Dat bezig zijn met zoveel verschillende onderwerpen tekent<br />

hem. Zo was hij. Een bij die van de ene bloem naar de andere<br />

vliegt, en die van al die bloemen geniet. Hij had een grote belang-<br />

stelling voor de meest verscheidene dingen, als ze maar iets met<br />

schoonheid of met historie te maken hadden, en dan liefst nog<br />

met de historie van zijn eigen orde of van zijn geboortestad. Zoals<br />

die laatste maanden, zo is eigenlijk heel zijn leven geweest: erg<br />

verschillende perioden met verschillende bezigheden in verschil<br />

lende kloosters; en heel veel buiten die kloosters. Na het vol-<br />

eindigen van zijn priesterstudies te Diest, bleef hij daar conven-<br />

tualis en bracht een groot gedeelte van dat jaar door in Waasmont<br />

op de pastorie om een zieke confrater te vervangen. Vaak kwam<br />

hij naar Leuven, waar ik toen samen met de reeds in 1941 over-<br />

leden confrater Clemens Custers studeerde. We woonden in het<br />

dominikanenklooster in de Justus Lipsiusstraat. Zodra Marcel<br />

ontdekt had dat zijn werk in Waasmont veel vrije tijd liet, was hij<br />

wekelijks onze gast, en profiteerde van deuniversiteitsstad om er<br />

een cursus in koloniale wetenschappen te gaan volgen. Het kwam<br />

hem spoedig te pas bij zijn redakteurschap van ,,De Zegepraal des<br />

Kruises", dat hij van 1940 tot 1946 waarnam. Ten uitzonderlijken<br />

titel kreeg hij aan het handelsinstituut gedaan, dat hij er, ondanks<br />

zijn een dag cursussen in de week, in 1941 de kandidatuur kon<br />

behalen in koloniale wetenschappen. Kongo heeft trouwens al van<br />

in zijn fratersjaren steeds zijn belangstelling gehad.<br />

Naast zijn werk aan de missieprokuur, heeft hij meerdere jaren<br />

godsdienstlessen gegeven aan een der staatsscholen te Diest, eerst<br />

een volledig uurrooster, later vanwege zijn zwakke gezondheid<br />

wat minder. Ook was hij enige tijd leraar aan het kruisherencoUege


TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 11<br />

te Maaseik, al bleef hij conventualis te Diest. Vanaf September<br />

1952 werd hij surveillant en leraar te Hannuit, tot hij in juli 1957,<br />

bij het ontstaan van de provincies in de orde, tot secretaris van de<br />

provinciaal en archivaris van de provincie werd aangesteld. Daar-<br />

door kreeg hij sinds oktober 1958 (tot dan toe was het provincia-<br />

laat voorlopig gevestigd te Diest) een vastere woonplaats te<br />

Leuven, tot aan het einde van zijn te kort leven.<br />

Door al die aktiviteiten, die nog door vele andere werden aangevuld,<br />

loopt een steeds te volgen draad : de aktiviteit die niet<br />

officieel was en die hij wellicht daarom het liefst vervulde, nl. de<br />

studie van de geschiedenis van de kruisherenorde. 't Was sinds<br />

zijn fratersjaren een hobby ; 't nam stilaan meer en meer plaats<br />

in zijn leven in ; 't was de laatste tien jaar zeker een van zijn<br />

voornaamste bezigheden. Hij was door en door kruisheer en hield<br />

veel van zijn orde. Haar tradities en historie waren en bleven hem<br />

lief. Voor de vele veranderingen en z.g. experimenten van de<br />

laatste jaren wilde hij wel begrip opbrengen, maar toch leed hij<br />

onder wat hij terecht of ten onrechte als een achteruitgang van de<br />

orde aanvoelde.<br />

Die studie van de ordesgeschiedenis was niet alleen studie in de<br />

strikte zin van het woord ; de lijst van uitgegeven werken of<br />

artikels hierover is niet zo groot. Een van zijn voornaamste ver-<br />

diensten ligt m.i. in datgene waarmee elke confrater hem plaagde :<br />

,,anderen laten werken". Dit moet men niet verstaan in de zin van<br />

,,eigen werk afschuiven op anderen", maar wel zo, dat hij voor<br />

vele anderen een stimulator geweest is om met bepaalde dingen<br />

bezig te zijn, om iets te beginnen waaraan ze wellicht nooit eerder<br />

gedacht hadden, en om de vele plannen te helpen uitvoeren die<br />

hij altijd in voorraad had. Veel zou zonder hem nooit gebeurd<br />

zijn. Vele bijdragen over de kruisheren in de meest bekende naslag-<br />

werken zoals de Dictionnaire de Spiritualite, de Dictionnaire de<br />

Droit canonique, de Dictionnaire d'Histoire et de Geographie<br />

ecclesiastiques, het Nationaal Biografisch Woordenboek e.a. zouden<br />

zonder zijn voortdurende aansporingen nooit geschreven zijn.<br />

Waar iets moest uitgegeven worden, van welke aard dan ook, was<br />

hij de ervaren raadsman en helper, die op de duur een kenner<br />

geworden was van alles wat met uitgeven en drukken te maken


12 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

had, tot zelfs het verkrijgen van subsidies en het uitgeven op<br />

andermans kosten toe. Voor het doen verschijnen van de voornaamste<br />

bron van onze ordesgeschiedenis als uitgave van de<br />

,,Koninklijke Commissie Voor Geschiedenis", de Definities der<br />

Generate Kapittels Van de Orde van het H. Kruis 1410-1786 door<br />

dr A. Van de Pasch, heeft hij jarenlang en onvermoeid pogingen<br />

aangewend, die dan toch eindelijk, in 1969, met succes werden<br />

bekroond. Aan meerdere uitgaven heeft hij ook zelf meegewerkt<br />

door opzoekingen, door het nazien van teksten of drukproeven,<br />

door zijn voortdurend aandringen per brief of door bezoeken, die<br />

hij trouwens gaarne bracht. Heel veel uren en dagen heeft hij,<br />

samen met anderen, gewerkt om sommige uitgaven persklaar te<br />

maken. De Index op de Annales van Hermans werd door pater<br />

L. Heere gemaakt, evenals de index op het boek van dr Weiss<br />

over de kruisherenkloosters in Westfalen; maar voor het konsekwent<br />

doorvoeren van bepaalde regels en om zekerheid te hebben<br />

over de volledigheid eiste het nog een nauwkeurig nazicht van<br />

bakken vol steekkaarten. Nooit was het hem te veel; maar het<br />

moest tot in de puntjes in orde zijn voor het naar de drukker kon.<br />

Zo ging het met meerdere andere werken, waar trouwens ook<br />

vaak het initiatief tot publikatie van hem uitging, zoals bij het<br />

nagelaten dagboek van een onzer in Kongo vermoorde confraters,<br />

Gijzelaars onder Makondo. Pater Matthieu Brouns heeft meerdere<br />

werken en werkjes op zijn aktief staan, natuurlijk dank zij eigen<br />

studie en werklust, maar ook dank zij de aansporingen en aanmoediging<br />

van Marcel; zonder hem zou Brouns het niet hebben<br />

aangedurfd.<br />

Hij was ook een organizator, die bij alle mogelijke gelegenheden<br />

onvermoeibaar organizeerde en plannen maakte. 'k Herinner me<br />

de viering van het honderdjarig bestaan van het klooster te Diest<br />

in 1945, waar, naast de liturgische en meer materiele feestelijkheden,<br />

de uitgave van eeri degelijk gedenkboek en de inrichting<br />

van een interessante historische tentoonstelling door zijn aktie<br />

mogelijk werden. Toen in juli 1949 de relikwieen van de H. Odilia<br />

feestelijk vanuit Kerniel naar het Diesterse klooster konden worden<br />

overgebracht, lag de organizatie grotendeels in zijn handen. Men<br />

zou zo nog veel kunnen noemen: de herdenking van het 75Ojarig


TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 13<br />

bestaan van de orde in 1961 te Diest, de onthulling van het Kongomonument<br />

te Hasselt in 1970 - en alles wat er aan kontakten met<br />

kunstenaars en keuze van ontwerpen aan voorafging -, de viering<br />

verleden jaar van het 600jarig bestaan van het klooster Sint-Agatha<br />

met wetenschappelijk congres, tentoonstelling en uitgave van de<br />

inventaris van het kloosterarchief. We willen aan de verdiensten<br />

van vele anderen bij al die gelegenheden niet tekort doen ; zulke<br />

prestaties gebeuren gewoonlijk door een groep van mensen. Maar<br />

hij was er altijd bij, hij had altijd plannen en idees en initiatieven.<br />

Ook bij de plannen van de Harlindis- en Relindisfeesten in Maaseik<br />

in 1972 was hij, naar uit zijn nagelaten correspondentie blijkt,<br />

gemoeid. En als binnenkort de inventaris van het kloosterarchief<br />

van Sint-Agatha afzonderlijk verschijnen zal, en de verantwoordelijke<br />

instanties dit werk willen opdragen - zoals ons werd meegedeeld<br />

- aan confrater Colson, dan is dit volkomen gerechtvaardigd2.<br />

Druk was hij in de weer als er een generaal of provinciaal<br />

kapittel bezig was ; en lange tijd erna, om mee te zorgen voor de<br />

uitgave van een uitgebreid verslag ; pater Zwart schreef het, maar<br />

de afwerking tot in alle details lag bij hem. Toen er in de orde<br />

reeds jaren geleden een behoefte was aan meer kommunikatie,<br />

was hij de man die zorgen moest dat het ,,Chronicon Cruciferorum"<br />

gedrukt werd (van 1947 tot nu toe). Kort erna ontstond het<br />

,,Vinculum Crucigerorum", een gestencilde en vaker verschijnende<br />

uitgave van ordesnieuws (1953-67). Toen dit door eigen bulletins<br />

van de provincies overbodig was geworden, was hij enkele jaren<br />

bezig met het nieuwsbulletin van de Belgische provincie ,,Cellesiana"<br />

; vanaf 1965 gehandicapt door een zekere overspanning<br />

moest hij dit werk aan anderen overlaten, maar sinds einde 1969<br />

2 Onlangs kon dit drieledige werk verschijnen als nr 9 van de Inventarisreeks<br />

van het Rijksarchief in Noord-Brabant, 's Hertogenbosch, en tegeliikertijd als de<br />

jaargangen 1970-1971 van dit tijdschrift, met volgende opdracht :<br />

Aan de eerwaarde heer Marcel Cohort, kruisheer, wordt dit werk in dankbare<br />

hertnnering opgedragen. Als historicus en archivaris van de Belgische provincie der<br />

krutsheren, was hij de grote stimulator voor deze feestuitgave bij het zeshonderdjarig<br />

bestaan van het klooster Sint Agatha. Hij mocht de voltooiing van dit werk niet<br />

meemaken. Hij overleed op 4 februari 1972, zevenenvijftig jaar oud. Moge dit werk<br />

een blijvende gedachtenis zijn, niet alleen aan zijn verdiensten voor de geschiedenis<br />

van zijn orde, maar ook aan de bezieling die van zijn persoon uitging en aan de<br />

vrtendschap waarmee hij zovelen verblijdde.


14 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

had hij het weer volledig in handen. Uitgaven voor het ,,proprium"<br />

der orde voor brevier of missaal werden steeds aan hem toever-<br />

trouwd. Jarenlang was hij lid van een kleine kommissie van<br />

liturgie, die voor de vernieuwing van het ,,Caeremoniale" zorgen<br />

moest en voor het aanpassen van de eigen ordesfeesten aan de<br />

verandering van het brevier. Sinds 1956 was hij correspondent voor<br />

C.I.P. tot verzorging van het ordesnieuws bij dit persagentschap ;<br />

sinds jaren was hij lid van de vereniging van kerkhistorici in<br />

Belgie, waarvan hij de vergaderingen stipt en graag bijwoonde.<br />

Toen in Hasselt het plan werd opgevat om de rapporten uit te<br />

geven van de kantonkommissarissen van 1797 tot 1800, werd hij<br />

een van de medewerkers ; in 1969 kon het eerste deel, het zijne,<br />

verschijnen, met de rapporten van Dode en Lemoussu. Het is een<br />

degelijk werk, dat bestaat uit een bibliografie, een goed gedoku-<br />

menteerde inleiding over de rapporten zelf, over het kanton<br />

Maaseik en de kantonkommissarissen ; dan de eigenlijke tekst-<br />

uitgave zelf, voorzien van ongeveer 80 biz. aantekeningen, terwijl<br />

een register van eigennamen het boek besluit.<br />

Wat hij zo, gedurende zoveel jaren, door het naar buiten uit<br />

,,getuigen" voor de orde gedaan heeft, kan moeilijk voldoende<br />

gewaardeerd worden. Zijn grote liefde voor de orde dreef hem<br />

daartoe. Wat over kruisheren ging, in heden of verleden, had<br />

altijd zijn belangstelling. Voor de band tussen kloosters en provin-<br />

cies van de orde heeft hij veel verdiensten gehad die moeilijk<br />

kunnen overschat worden. Hij reisde graag, en overal waar kruis<br />

heren leefden kwam hij, voeide er zich thuis, en was er een gaarne<br />

verwelkomde gast. Zijn nagelaten korrespondentie met ordesgeno-<br />

ten en met historici buiten de orde is enorm. Een van de confraters<br />

die meehielpen om zijn kamer op te ruimen, zei het spontaan en<br />

tekenend: ,Je snapt hoe langer hoe minder hoe 'de Cols' al die<br />

verschillende dingen heeft kunnen klaarspelen".<br />

Zijn voornaamste en blijvende verdienste, afgezien natuurlijk van<br />

religieuze waarden, ligt ontegensprekelijk op het gebied van de ge-<br />

schiedenis van zijn eigen orde, niet omdat hij er heel veel over pu-<br />

bliceerde, maar omdat hij ook hier de steeds aktieve bezieler was.<br />

Hij was de stichter van ,,Clairlieu", een groepje medebroeders die<br />

eigenlijk als enige bedoeling hadden een boek over de kruisheren


TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 15<br />

uit te geven. 't Was in mei 1941. Dat boek is nooit verschenen.<br />

Maar wel is daaruit de blijvende geschiedkundige kring van de orde<br />

ontstaan, die, naar de eerste stichting in 1211, ,,Clairlieu" genoemd<br />

werd en vanaf 1942 een bescheiden tijdschrift uitgaf onder<br />

dezelfde naam. Marcel was en bleef er de secretaris-penning-<br />

meester van, vanaf het ontstaan tot aan zijn dood. Wat dit in die<br />

dertig jaar allemaal heeft meegebracht, is een aparte geschiedenis.<br />

Maar het resultaat van de kring is geweest, dat de ordesgeschiedenis<br />

van de grond kwam, en in de orde en daarbuiten enige erkenning<br />

kreeg; en dat zij die iets bestudeerden, ook de mogelijkheid<br />

tot uitgeven hadden. Belangrijke studies zijn in het tijdschrift van<br />

de kring verschenen. In totaal tellen de jaargangen tot en met 1971<br />

ruim 3700 bladzijden aan artikels, tekstuitgaven, mededelingen en<br />

bibliografie. Dit is natuurlijk een werk dat door velen tot stand<br />

kwam, maar dat toch altijd opnieuw de bezieling en de aanmoediging<br />

nodig had die Marcel door zijn plannen, zijn hulp en het<br />

verzorgen van de uitgaven aanbracht.<br />

Het zou de moeite lonen op meerdere van bovengenoemde<br />

punten verder in te gaan. Het is er hier nu niet de plaats voor, en<br />

de juiste verdiensten van iemand kan men beter later en meer op<br />

afstand bekijken. Door zijn vroeg heengaan bleven vele plannen<br />

onuitgevoerd. En hij zal, met die heel eigen aard en talenten,<br />

moeilijk te vervangen zijn.<br />

Het is erg jammer gevonden dat over hem, die jarenlang als<br />

,,perschef" zoals we hem graag noemden, voortdurend zorgde voor<br />

de noodzakelijke publiciteit, bv. bij kapittels, verkiezingen in de<br />

provincie, feestelijke gelegenheden, sterfgevallen enz., geen enkel<br />

woord in geen enkele krant verscheen ; zelfs geen aankondiging<br />

van zijn dood.<br />

A. Ramaekers, o.s.c.


TOESPRAAK<br />

BIJ DE UITVAARTDIENST<br />

Op 9 februari had in de kruisherenkerk te Maaseik de uitvaartdienst<br />

plaats van M. Colson, geconcelebreerd door de provinciaal<br />

S. Aerts, B. ten Haaft van het klooster van Leuven, en drie van<br />

Marcel z'n klasgenoten : J. Hendrix (Diest), J. Denis (Denderleeuw)<br />

en A. Ramaekers (Achel). De magister-generaal der orde<br />

verrichtte de absoute. De provinciaal hield volgende toespraak:<br />

»Nog geen twee jaar geleden werd te Hasselt het monument ter<br />

nagedachtenis van onze drieentwintig confraters martelaren ingehuldigd.<br />

Drie Kruisheren stonden in het middelpunt van de<br />

belangstelling: Bisschop Andre Creemers, als hoofd van onze<br />

missionarissen in Congo, missieprocurator Lantin als ziel van de<br />

viering, cfr M. Colson als brein, als organisator van de festiviteiten.<br />

Op vier maanden tijd zijn deze drie confraters bij de drieen<br />

twintig martelaren, zijn zij de genodigden aan het eeuwig gastmaal<br />

van de Heer.<br />

Organiseren en feesten hoorden zo wonderlijk goed bij onze<br />

cfr Marcel; die struise man, die er zo feestelijk kon uitzien, ook<br />

al liep hij er soms wat sjofel bij. Geen viering was denkbaar in<br />

onze Belgische provincie, of hij was er de organisator van. Geen<br />

kapittel gepland of reeds van te voren had hij alles uitgekiend.<br />

Men hoefde niet bang te zijn, alles stond op punt en niets was<br />

vergeten. Als jonge frater, op weg naar het priesterschap, wist hij<br />

anderen te begeesteren met steeds weer nieuwe plannen. Keurde<br />

men het af, niet erg: hij had een nieuw, nog beter plan. Werd


18 TOESPRAAK BIJ DE UITVAARTDIENST<br />

het goedgekeurd... dan werd men aan het werk gezet. Iedereen...<br />

en het was een feest voor hem.<br />

Die gave, organiseren en anderen aan het werk zetten, heeft hij<br />

zijn leven lang bewaard. Zelfs toevallige bezoekers in ons huis wist<br />

hij te begeesteren en in te schakelen.<br />

Het was een feest voor hem, wanneer Clairlieu weer eens een<br />

boek liet verschijnen. Het was een feest voor hem, wanneer ,,zijn"<br />

tijdschrift, Cellesiana, gestencild was en hij, hoe meer hoe liever,<br />

jonge mannen rond de tafel zag marcheren, om blad voor blad, de<br />

oplage te zien groeien. Dan stond hij daar als een generaal, die<br />

zijn troepen in slagorde kommandeert. Het was een feest voor<br />

hem, toen zijn boek ,,De rapporten van de Kantonkommissarissen"<br />

van de pers kwam en hij door de Goeverneur persoonlijk werd<br />

gefeliciteerd.<br />

Nog maar een paar maanden geleden was hij de organisator, om<br />

het 6OOjarig bestaan van ons klooster te St Agatha - Nederland -<br />

te gedenken.<br />

Heel het leven was een feest.<br />

Wanneer hij naar huis kon gaan, om daar bij zijn oude moeder,<br />

(nog geen jaar overleden) te vertoeven - om eens met haar uit te<br />

rijden - eens te wandelen : ,,Miene joeng" zei moeder dan en hij<br />

was gelukkig.<br />

Een feest was het, wanneer hij bij de kinderen van zijn broer<br />

en schoonzus als ,,babysitter" werd gevraagd. Wanneer hij, toen<br />

ze groter werden, met hen op reis kon gaan. Of wanneer ze op<br />

bezoek kwamen in ons huis te Leuven. Dan klonk zijn zware ver-<br />

manende stem door de gangen. Maar nog luider klonken de<br />

kinderstemmen. Ze kenden hun heeroom wel. Het nam zo'n vaart<br />

niet.<br />

Een feest was het, wanneer hij zijn apostolische- of studiereis<br />

(wij noemden het vacantie) ondernam naar Stuben, in Oostenrijk.<br />

Daar, in de hoge bergen, in dat kleine dorpje, met zijn gastvrije en<br />

ongecompliceerde mensen, voelde hij zich thuis. Uren in het rond<br />

kende men hem. ...<br />

Het is misschien niet tactvol te spreken over feesten, nu wij rond<br />

zijn dode lichaam staan ! Maar toch, ik kan het niet anders zien.<br />

Het leven was nu eenmaal een feest voor hem en het laatste jaar<br />

van zijn leven wellicht nog het meest van al. Het was of zijn


TOESPRAAK BIJ DE UITVAARTDIENST 19<br />

jeugdjaren weer herleefden. Hard en druk pratend, ogen die<br />

schitterden als karbonkels, breed gestikulerend en slagzinnen die<br />

als hamerslagen op de hoofden neerkwamen.<br />

En toch, bij al dat feesten was hij sober. Nooit geen overmaat.<br />

Alles op zijn tijd. Hij spaarde zijn gezondheid, want hij wilde lang,<br />

heel lang leven. We wisten niet, dat die zwaar gebouwde man een<br />

zo zwakke gezondheid had. We wisten niet, dat hij, lang van<br />

gestalte, zo kort te leven had. Wij wisten niet... wij wisten zoveel<br />

niet.<br />

Is het niet zo, medegelovigen, dat telkens als een van onze<br />

dierbaren sterft, ons de gedachte, het verwijt bekruipt: ,,Had ik<br />

dat geweten, dan was ik nog eens extra goed voor hem geweest !"<br />

Is het niet zo, dat bij de dood de mens pas voorgoed tot leven<br />

komt. Dat bij de dood pas voorgoed tot uiting komt, hoe groot en<br />

hoe onmisbaar iemand wel is. En dat al die kleine kanten in het<br />

niet verdwijnen of zelfs iets typisch worden. De tijd om goed te<br />

zijn voor hem is voorbij. Maar hij blijft in ons midden, zij het op<br />

een andere wijze.<br />

God nam een grote plaats in in zijn leven. Daarom werd hij<br />

kloosterling, priester, was hij heel zijn leven lang trouw aan zijn<br />

kloosterling- en priesterzijn. Zelfs trouw aan zijn habijt, een sym-<br />

bool van zijn kruisheer-zijn.<br />

God was ,,in" zijn leven. God is ,,in" zijn dood. Zijn relatie,<br />

zijn verhouding met God werd met de jaren inniger en reikt over<br />

de dood heen. God is nu de voltooiing van zijn bestaan. ...<br />

Marcel, wij danken u voor alles wat gij voor ons gedaan hebt en<br />

geweest zijt. In alle eerlijkheid, goede vriend, wij missen u."


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE<br />

VAN M. COLSON<br />

1. St Jan Berchmanseenheid. Missie en Padvinderij. - De Zegepraal des<br />

Kruises, Diest, 14, 1934-35, 107-110.<br />

2. Van Stukadoor tot Bisschop. - Idem, 17, 1937-38, 172-177.<br />

3. In Memoriam Pius XL - Idem, 18, 1938-39, 121-124.<br />

4. Al tien jaar. - Ibidem, 193-196, 219-224, 241-244.<br />

5. Geschiedenis van het Missiewerk der Kruisheren. - Cruciferana, Cuyk,<br />

1941, 25-45.<br />

6. Het St Matthiasklooster te Maastricht. - De Zegepraal, 22, 1942-43,<br />

18-19, 40-41, 66-68, 92-93, 116-117, 141-142, 163-166.<br />

7. Studentenmissie-aktie te Maaseik. - Idem, 25, 1945-46, 2.<br />

8. De zwaarbeproefde Javamissie. - Ibidem, 11-14.<br />

9. 't Nationalisme in de Missielanden. - Ibidem, 41-45.<br />

10. De Missiesektie. - £» zoo vooruit, Diest, 1945, 7-12.<br />

11. Pater Jan Verkuylen. - Ibidem, 21-26.<br />

12. Bij de Zaligyerklaring van Zuster M. Amandina Jeuris nit Schakkebroek.<br />

-'/ Nieuws der Week, Herk de Stad, 42, nr 47, 23 nov. 1946, 1.<br />

13. De Zaligverklaring van Zuster M. Amandina te Rome op Zondag<br />

24 November 1946. - Ibidem, nr 48, 2-3.<br />

14. De Zaligverklaring van de Zalige Zr M. Amandina van Schakkebroek.<br />

- Het Belang van Limburg, Hasselt, 1946, nr 304, 29 nov., 2.<br />

15. Het Heilig Jaar. - Kruis en Wereld, Diest, 28, 1948-49, 299-304.<br />

16. De Kruisheren. - De Standaard, Brussel, 1949, 9 Jan., 3.<br />

17. Overbrenging der Relieken van Sinte Odilia. - Ibidem, 24 juli, 4.<br />

18. Overbrenging der Relieken van Sinte Odilia. - Het Nieuwsblad,<br />

Brussel, 1949, 24 juli, 4.<br />

19. Saint Odilia at Kerniel. •- The Crosier Missionary, Onamia, 25, 1950,<br />

172-179.<br />

20. Bij het Feest van Sinte Odilia. - Kruis en Wereld, Diest, 30, 1950-51,<br />

193-199.<br />

21. Sinte Odilia-herinneringen te Kerniel. - Tijdspiegel, Hasselt, 6 1951<br />

33-38.


22 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON<br />

22. Het Sinte-Odilia-schrijn van Diest. - Ibidem, 236-239.<br />

23. Broeder Peter Hermans der Cruysbroeders Van Maaseik (f 1723). -<br />

Het Oude Land van Loon, 6, 1951, 154-156.<br />

24. Prior Jakob Wanzon der Kruisheren van Maaseik (1691-1700). •- Ret<br />

Oude Land van Loon, 7, 1952, 168-170.<br />

25. Wij katholieken en de Televisie. - Kruis en Wereld, 33, 1953-54,<br />

68-74.<br />

26. De Kerk van Afrika. - Ibidem, 206-210, 228-230.<br />

27. Bij 't Honderdjarig herstel van 't Generalaat bij de Kruisheren. -<br />

De Standaard, 1953, 26 april, 3.<br />

28. Bernhard Lehner. - Ibidem, 15 nov., 3.<br />

29. Maaseik en Omgeving tijdens de Franse Revolutie. - Van Eyck-week,<br />

Maaseik, 1954, 13-14.<br />

30. Republikeinse Feestroes en Boerenkrijg-onrust in 't Kanton Maaseik<br />

ten jare 1798. - Het Oude Land van Loon, 9, 1954, 41-48.<br />

31. Het Kruisherenklooster te Maaseik tijdens de Franse Revolutie. - De<br />

Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, 141-213.<br />

32. De Kruisheren van Venlo tijdens de Franse Revolutie. - Clairlieu,<br />

Diest, 13, 1955, 49-79 en 14, 1956, 3-59.<br />

32. De Kruisheren van Venlo tijdens de Franse Revolutie; overdruk uit<br />

Clairlieu 13 en 14, met inleiding en naamregister, Diest-Venlo, 1956.<br />

33. De Eigendommen der Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse<br />

Revolutie (1797-1855). - Het Oude Land van Loon, 11, 1956, 121-<br />

160.<br />

34. De Eigendommen der Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse<br />

Revolutie, overdruk van het voorgaande, met inhoudstafel en naam<br />

register, Hasselt, 1956.<br />

35. Sint Odiliaverering te Luik. - Kruis en Wereld, 36, 1957, 102-108.<br />

36. Konings (Joannes-Mattheus-Lambertus). - Belgische Koloniale Biografie,<br />

Brussel, 1958, deel 5, kol. 513-516.<br />

37. Twee vrienden : Roemers en Bouteville. »- Limburg, Maaseik, 37, 1958,<br />

77-84 ; - Mededelingen van het Centrum voor studie van de Boerenkrijg,<br />

nr 4.<br />

38. Fr A. Ramaekers. - Vinculum Crucigerorum, (offset) Diest, 5, 1958,<br />

80-82.<br />

39. Bibliographica. - Ibidem, 89-93, 168-176, 261-272.<br />

40. Sint Odiliaverering te Godscheid. - Kruis en Wereld, 37, 1958, 136-<br />

137.<br />

41. Frans Verhoeven. - Vinculum, Leuven, 6, 1939, 95-96.<br />

42. Bibliographica. - Ibidem, 79-83, 92, 221-223, 261-263.<br />

43. Sint Odiliaverering te Maaseik. - Kruis en Wereld, 38, 1959, 141-143.<br />

44. Nieuwbouw te Diest. - Vinculum, 7, I960, 184-188.<br />

45. Bibliographica. - Ibidem, 87-95, 162-180.


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON 23<br />

46. De Eeuwfeestviering van de Orde der Kruisheren in 1911. - Vincu<br />

lum, 8, 1961, 15-22.<br />

47. De Eeuwfeestviering, 750 jaar Kruisheren. - Ibidem, 123-136.<br />

48. Bibliographica Crucigerana. >- Ibidem, 110-120, 261-285.<br />

49. De Orde der Kruisheren bestaat 750 jaar. - De Zondag in Limburg,<br />

Hasselt, 4, 1961, 8 okt, 8.<br />

50. Vlaandren zendt zijn Zonen uit; 750 jaar Kruisheren, z.p., 1961,<br />

12 biz., gestencild ; tekst voor het missiekwartier B.R.T. 4 okt. 1961,<br />

te 21.30 uur, in samenwerking met pater J. Joos.<br />

51. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 9, 1962, 106-118, 173-178.<br />

52. Provinciaal Kapittel 1963. Verslag van de werkzaamheden. Diest,<br />

1963, 105 biz. (samenwerking A. Zwart-M. Colson).<br />

53. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 10, 1963, 138-160.<br />

54. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 11, 1964, 53-59, 117-121.<br />

55. Bondo... achter het ijzeren gordijn. .- Udense Klanken, Uden, 1964,<br />

1104-1106.<br />

56. Bengbere. - Kruis en Wereld, Diest, 43, 1964, 148-152.<br />

57. Bondo... achter het gordijn. - Cellesiana, (gestencilde uitgave), Leuven,<br />

2, 1964, 18-22.<br />

58. Ango en Dakwa bevrijd. - Ibidem, 25-27.<br />

59. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 12, 1965, 93-111, 185-188.<br />

60. Bibliografie over het Sint-Odiliaschrijn. - Dusar, Het Sint Odiliaschrijn,<br />

Klooster Kolen (Kerniel), Hasselt, 1965, 58-59.<br />

61. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 12, 1965, 93-111.<br />

62. Onze Kaap de Goede Hoop : Buta ! ! ! - Udense Klanken, Uden,<br />

1965, 1115-1117.<br />

63. Inleiding en register van Gijzelaars onder Makondo, Diest, 1965,<br />

5-11, 211-222, in samenwerking met J. Bierens.<br />

64. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 13, 1966, 101-131.<br />

65. Beknopte Bibliographie over het Bisdom Bondo, Leuven, 1967 (onuitgegeven).<br />

66. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 14, 1967, 71-87.<br />

67. Kruisheren in Belgie. - Kruistriomf, Nijmegen, 47, 1967, 42-44.<br />

68. Kruisheren in Wenen. - Kruis en Wereld, Diest, 47, 1968, 265-267.<br />

69. Nieuwe pastoor in Leopoldau, Wenen. - Cellesiana (gestencilde uit<br />

gave) Leuven, 1968, 204-209.<br />

70. Bibliographica Crucigerana 1967-68. - Cruciferana nr 25, Amersfoort,<br />

1969, 24 biz.<br />

71. De Rapporten van de Kantonkommissarissen (1797-1800) deel I,<br />

Maaseik. Hasselt, 1969, VI en 189 biz.<br />

72. Het provinciaal kapittel te Hannut. - Cellesiana, Leuven, 1969, 172-<br />

178.<br />

73. Kapittelrelikten 1410-1786. - Ibidem, 169, 257-258, 275-277.<br />

74. Jonge kruisheren op studie te Leuven.


24 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON<br />

75. Geruchten rond de Biblioteek van Sint-Agatha. >- Ibidem, 303, 325,<br />

340-341.<br />

76. Het Kruisherenmonument te Hasselt. - Kruis en Wereld, 49, 1970,<br />

130-134.<br />

77. In Memoriam : pastoor Kor Huygens. >- Cellesiana, Leuven, 1970,<br />

56-61.<br />

78. Even voorstellen : Hassan Heshmat. ^- Ibidem, 73-78.<br />

79. In Memoriam : Max Reymen. - Ibidem, 84-88.<br />

80. Onthulling van het Kruisherenmonument te Hasselt. - Ibidem, 137-<br />

152.<br />

81. Logboek van het Generaal Kapittel 1970. - Ibidem, 177-182, 184-192,<br />

193-204.<br />

82. Bisschop Emmanuel Mbikanye o.p. - Ibidem, 328.<br />

83. In Memoriam : P. Van den Heuvel. - Ibidem, 342-352.<br />

84. Bibliotheca Crucigerana. - Cruciferana, nr 26, Amersfoort, 1970,<br />

32 biz.<br />

85. In Memoriam : Albert Lantin. - Kruis en Wereld, Diest, jg. 50, 1971,<br />

240-244.<br />

86. In Memoriam : Tjeu Brouns o.s.c. - Cellesiana, Leuven, 8, 1971, 28-31.<br />

87. Kerkenbouw in Leopoldau. - Ibidem, 121-125.<br />

88. De Tentoonstelling Sint-Agatha 600 jaar. - Ibidem, 243-246.<br />

89. Rond het overlijden van Mgr Andreas Creemers o.s.c. - Ibidem, 254-<br />

257, 273-276, 297.<br />

90. Nakaarten over Bezinningsdagen (in samenwerking met W. Slangen).<br />

- Ibidem, 261-263.<br />

91. In Memoriam Missieprokurator A. Lantin o.s.c. *- Ibidem, 266-272.<br />

92. Omtrent Sint-Agatha 600 jaar. Brieven over het Kongres. •- Ibidem,<br />

282-286, 287-290, 291-293.<br />

93. La Carriere mouvementee de Michel Mulot du Convent parisien de<br />

Sainte Croix au Ministere dans I'Eglise reformee, artikel in samen<br />

werking met J. F. Gilmont, in het Zwitserse tijdschrift Musee neuchatelois,<br />

1972, p. 245-255.<br />

94. Een Kruisherenhandschrift te Bazel, Clairlieu, jg. 30, 1972, p. 25-411.<br />

95. Notaris Jan Matthijs Dode, 1765-1799, biografische aantekeningen, in<br />

Publications... Limbourg, 107-108, 1971-1972, Maastricht 1973, p.<br />

155-209.<br />

1 In Vinculum Crucigerorum van 1949 tot 1967 en in Cellesiana van 1963 tot<br />

1971 verschenen meerdere mededelingen en kronieken van zijn hand, die niet in<br />

bovenvermelde lijst zijn opgenomen. Voor Clairlieu schreef hij vanaf het ontstaan in<br />

1942 tot nu toe, naast de boven gedteerde artikels, een zeventigtal bibliografische<br />

nota's en mededelingen. Over hem verscheen in Cellesiana (gestencilde uitgave)<br />

Confrater M. Cohort is ernstig ziek, door de provinciaal S. Aerts, 1972, 1-3 ; verder<br />

Conjrater Marcel Colson overleden, ibidem, 24-28 ; op p. 25-28 staat de homilie<br />

die de provinciaal hield bij de uitvaart en die hierboven, p. 17 is afgedrukt.<br />

Zie ook de nota Bokrijk in Cellesiana, 1970, p. 372 door W. Sangers en W.<br />

Sangers, Kruisheer Marcel Colson overleden, in De Maaseikenaar, III, 1972, nr 2,<br />

p. 40.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT<br />

TE BAZEL<br />

Rond 1800 kwam de stadsbiblioteek van Bazel in het bezit van<br />

een handschrift, dat uit het scriptorium van een of ander kruisherenklooster<br />

moet stammen. Het was de tijd dat ontelbare boeken<br />

en handschriften op de markt kwamen, afkomstig uit de kloosters,<br />

die tijdens de Franse Revolutie opgeheven waren. Dat dit hand<br />

schrift rond gemelde tijd in Bazel aankwam, kan men opmaken<br />

uit het feit, dat het de eigendomsstempel draagt, die toentertijd<br />

gebruikt werd: Bibl(iotheca) Publ(ica) Basiliensis. Daar de<br />

stadsbiblioteek overgegaan is naar de universiteit dient het hand<br />

schrift thans vermeld te worden als<br />

Hs BAZEL, UNIVERSITEITSBIBLIOTEEK A.XI.96 \<br />

BESCHRIJVING<br />

Het is een handschrift, dat helemaal geschreven werd op papier<br />

en dat als afmeting heeft: 150 mm X 115 mm. Waarschijnlijk te<br />

Bazel opnieuw ingebonden, met lederen rug2. Het werd samengesteld<br />

uit dertien katernen :<br />

1 De eigendomstempel staat fol. 2r° Voorheen droeg het handschrift een ander<br />

nummer: B.III.27. - De adjunkt-konservator van de handschriftenafdeling te Bazel,<br />

Dr. Martin Steinmann en Dr. Alfons Schonherr (van de Zentralbibliothek, Zurich)<br />

hebben ons, met hun rijke ervaring, 20 vaak en 20 bereidwillig ten dienste gestaan<br />

bij het onderzoek van het handschrift, dat wij hen hier gaarne onze welgemeende<br />

dank betuigen.<br />

2 Aan de binnenzijde van de achterkant van de omslag staat vermeld : ,,Repariert:<br />

W. Bitz, Basel, 1950".


26 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />

I = fol. lr°-17v°<br />

(7-bis weggesneden)<br />

II = 18r°-27v°<br />

III = 28r°-38v°<br />

IV = 39r°-42v°<br />

V = 43r°-64v°<br />

(56bis, 63bis & 64bis<br />

weggesneden)<br />

VI = 65r°-67v°<br />

VII = 68r°-74v°<br />

Geen signaturen.<br />

VIII = 75r°-99v°<br />

IX = 100r°-115v°<br />

X = H6r°-131v°<br />

XI = 132r°-153v°<br />

XII = 154r°-172v°<br />

(I68bis weggesneden)<br />

XIII = 173r°-191v°<br />

(blad *191 is een beetje beschadigd<br />

en werd tegen een<br />

tiieuw blad vastgeplakt).<br />

De bladzijden zijn 143 X103 mm groot; meestal beschreven in<br />

een kolom, behalve de fol. 28r°-42V° en I73t°-I74v°. De hoogte<br />

van de bladspiegel schommelt tussen 95 mm en 130 mm ; de<br />

breedte tussen 60 mm en 100 mm. Het aantal regels is zeer wissel-<br />

vallig, gemiddeld 25 regels, maar eveneens 16 of 41. Het hand-<br />

schrift werd voorzien van een moderne foliering in potlood.<br />

Het is een verzamelband, zeer wisselvallig samengesteld met<br />

teksten, die rond het midden van de vijftiende eeuw geschreven<br />

werden, door meerdere kopiisten, zoals duidelijk blijkt uit geschrift<br />

en inhoud3. Zij bezigden een cursiva-schnit<br />

Slechts een enkele kopiist vermeldt zijn naam : Qui me scribebat<br />

Joannes nomen habebat4.<br />

INHOUD<br />

De inhoud van deze verzamelband is zo verscheiden als de<br />

katernen waaruit hij is samengesteld.<br />

Enkele teksten trokken reeds eerder de aandacht en werden<br />

uitgegeven. Zo verscheen - met de muziek erbij - het kerstlied<br />

Nova vobis gaudia rejero. Het staat op naam van Thomas van<br />

Kempen en is ook bekend uit andere handschriften5.<br />

3 Zo staat er bijv. op fol. 180v° : Explicit bulla et gratia summi nostri pontijicis<br />

Eugenii data seu collata fratribus Cruciferorum. Dit nostri wijst erop dat de paus,<br />

waarover het gaat, leefde toen de kopiist dit schreef ; het is een naschrift van hem<br />

zelf. Eugenius IV regeerde vanaf 11 maart 1431 (gekozen 3 maart) tot 1447.<br />

4 Zie het handschrift fol. 123r°.<br />

5 Zie het handschrift fol. 107r°-107v°. Vgl. O. Rousseau, Cantique ,,Noel, Noel",<br />

in Revue liturgique et monastique, Maredsous, jg. 11 (1925-26), bl. 58-61. Dit lied<br />

wordt ook wel vermeld met de tekst van het refrein : Noel, Noel, iterando Noel<br />

ofwel Noel, Noel triplicando Noel. - Vgl. hierbij voetnoot 25. •- P. Van den Bosch,<br />

Thomas van Kempen en de Kruisheren, in Archief voor de Geschiedenis van de<br />

Katholieke Kerk in Nederland, Utrecht, XIII, 1971, bl. 277-307.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 27<br />

Een andere uitgegeven tekst is een leefregel voor kluizenaars,<br />

gevolgd door de beschrijving van een liturgische plechtigheid, nl.<br />

de zegening van mannen of vrouwen, die in een kluis willen gaan<br />

leven6. Terwijl reeds eerder dergelijke leefregels zijn verschenen,<br />

was deze toch nog onbekend. Hij trok de aandacht omdat de<br />

kopiist deze bemerking erbij geschreven heeft:<br />

Regula hec inclusomm ab abbatibus<br />

Cisterciensis ordinis instituta est7.<br />

Wijst dit instituta est erop, dat de regel werd samengesteld door<br />

Cisterzienserabten ? Het lijkt niet 20 heel zeker als men alle voor-<br />

schriften ervan onder de loep neemt. Misschien wordt met dit<br />

instituta est alleen bedoeld, dat deze abten de regel hebben aan-<br />

bevolen, opgelegd of voorgeschreven aan personen, die bij hen<br />

(bege-)leiding zochten8.<br />

Een laatste tekst uit het Bazels handschrift, die niet onopgemerkt<br />

is gebleven, begint met de woorden:<br />

Incipiunt quatuor novissima multum utilia*.<br />

Hij wordt vermeld in een lijst van Bazelse handschriften, die<br />

deze zelfde tekst bevatten. Meestal wordt dit werk De quattuor<br />

navissimis sive Cordiale toegeschreven aan Gerard van Vlieder-<br />

hoven, doch ook andere personen komen in aanmerking voor het<br />

auteurschap 10.<br />

* * *<br />

6 Zie het handschrift fol. I6r°-21v°.<br />

7 Zie het handschrift fol. 20v°.<br />

3 B. Griesser, Eine ungedruckte, angeblich von Cistercienser'dbten verfasste Inklusenregel,<br />

in Analecta Sacra Ordinis Cisterciensis, jg. 5 (1949), bl. 81-93.<br />

9 Zie het handschrift fol. 28r°-42v°. Ook in andere kruisherenbiblioteken treft<br />

men handschriften aan met deze tekst: te Kolen/Kerniel (A. Van Asseldonk,<br />

Francis cus Vaes van longeren. Stichter der kloosterbibliotheek van Kolen, 1499-1550,<br />

deel II, bl. 105, 144) ; - te Luik (J. P. Depaire, t.a.p., deel II, bl. 211, 231,<br />

in Clairlieu, Diest, jg. 15-16 (1957-58), bl. 73, 148-149, 177) ; - te Hoei (J. P.<br />

Depatre, La bibliotheque des Croisiers de Huy, de Liege et de Namur, Luik, 1970,<br />

deel II, bl. 105, 144 ; - te Luik (J. P. Depaire, t.a.p., deel II, bl. 211, 231,<br />

238) ; - te Keulen (Bibliotheca Manuscripta Fratrum Ord. S. Crucis (reeks Cruciferana,<br />

n. 13), deel I, bl. 130) ; - te Marienfrede (Bibl. Man., deel II, bl. 11).<br />

10 Vgl. G. Meyer - M. Burckhardt, Die mittelalterlichen Handschriften der<br />

Unhersitatsbibliotbek Basel. Beschreibendes Verzeichnis, deel II, Bazel, 1966, bl.<br />

737-740.


28 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />

Een veertigtal jaren geleden gaf G. Morin een korte beschrijving<br />

van de inhoud van het handschrift. Maar deze inhoudsopgave is<br />

20 beknopt dat de grote verscheidenheid ervan onvoldoende tot<br />

zijn recht komt13. Het lijkt bijgevolg wenselijk een vollediger<br />

overzicht ter hand te hebben, vooral omdat in dit handschrift vele<br />

in los verband geschreven teksten verzameld zijn.<br />

Inhoudsopgave: folio<br />

1. Oratio beati Ambrosii ante missam lr°-4r°<br />

2. De perkulis misse que contingunt circa sacramentum<br />

eukaristie et remediis eorumdem, ex dictis Sti Thome<br />

de Aquino 4vo-9v°<br />

3. Benedictio herbarum in die Assumptionis bte Marie 9v°<br />

4. Collatio de penitias cito... / Item Boetius de consolatione...<br />

/ Soliloquium she dialogus egregii doctoris<br />

magistri Ade de instructione anime 12 10r°-l4v°<br />

5. Epistola beati Ancelmi13 cantuariensis archiepiscopi<br />

ad Lazonem monachum^ I4v°-15v°<br />

6. Regula inclusorum15 I6r°-21v°<br />

- blank 22r°<br />

7. Brief van Jan van Heinsberg (21 mei 1433), waarin<br />

opgenomen de bul van Eugenius IV (24 maart 1432,<br />

N.S.), aan de Kruisheren16 22v°-26r°<br />

11 Vgl. G. Morin, A travers les manuscrits de Bale, in Easier Zeitschrift jilt<br />

Geschichte und Altertumskunde, Bazel, jg. 26 (1927), bl. 182.<br />

12 Adamus Scotus of Anglicus, ook wel Adam van Dryburgh geheten, aanvankelijk<br />

Premonstratenzer en later Kartuizer, gestorven rond 1190 te Witham. Vgl.<br />

H. Hurter, Nomendator Literarius Theologiae Catholicae, deel II, Innsbruck,<br />

19063, kol. 213-214 ; Diet. d'Histoire et de Geographie ecclesiastiques, deel 1,<br />

Parijs, 1912, kol. 474-475 ; Diet, de Spiritualhe, ascetique et mystique, deel 1,<br />

Parijs, 1937, kol. 196-198 ; Diet, de Theologie Catholique, Tables Generates, Parijs,<br />

1951, kol. 35 {Adam Scot) ; Lexikon fur Theologie und Kirehe, deel 1, Freiburg,<br />

1957, kol. 131.<br />

13 Anselmus van Canterbury (1033-1109). Vgl. H. Hurter, 'Nomendator, deel II<br />

(1906), kol. 1-6; Diet. d'Hist. et de Geogr., deel 3 (1924), kol. 464-485; Diet,<br />

de Spir., deel 1 (1937), kol. 690-696; Diet. Theol. cath. - Tables Gen., kol. 174-<br />

178 ; F. Ueberweg, Grundriss der Geschichte der Philosophie, deel II, Berlijn,<br />

192811, bl. 793 (trefwoord A.v.C.) ; Lex. fur Theol. und Kirehe, deel 1 (1957),<br />

kol. 592-594 ; Encyclopaedia Britannica, deel 1, Londen, 1964, bl. 1025-1026.<br />

14 De brief aan Lazo is te vinden bij Migne, P. L., deel 158, kol. 1093-1101 ;<br />

ofwel bij Fr. S. Schmitt, S. Anselmi Cantuariensis Archiepiscopi Opera Omnia,<br />

deel III, Edinburgh, 1946, bl. 144-148 (Ad Lanzonem novitium). De incipit van<br />

het handschrift: Ingressus es, carissime, professusque Christi militiam, in qua non<br />

solum aperte obsistentis hostis... staat bij Migne, kol. 1095 ; bij Schmitt, bl. 145,<br />

regel 21.<br />

15 Vgl. hierboven bl. 27.<br />

16 Vgl. hieronder bl. 33-34.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 29<br />

8. ConstHutiones Fratrum Ordinis S. Cruets, Distinctio<br />

II, caput 10 De Conversis 17 26v°-27r°<br />

9. ConstHutiones Fratrum Ordinis S. Crucis, Distinctio<br />

I, caput 15 De Professione (fragment) 18 27r°<br />

- blank 27v°<br />

10. Quatuor novissima multum utilia19 28r°-42v°<br />

11. Compunctiones 43r°-56v°<br />

12. Christe qui lux est et dies ... 20 56v°<br />

13. Aanhaling uit Bernardus 57r°<br />

- blank 57vo<br />

14. Gebeden 58r°-63r°<br />

*- blank 63v°-64r°<br />

15. Ad noctem quando suscitor cum festinatione surgam<br />

signando me signaculo sancte crucis,., 64v°<br />

16. Aanhalingen uit schrijvers, o.a. Jeronimus 65r°-65v°<br />

17. Detestatio Chorearum 66r°-67r°<br />

18. Aanhalingen uit schrijvers 67r°-71r°<br />

- blank llv*<br />

19. Propositum et exercitia 72r°-73r°<br />

20. Seneca de remediis jortuitorum 21 73r°-75r°<br />

- blank 15v°<br />

21. Aanhalingen uit schrijvers, o.a. Augustinus, Bernar<br />

dus enz. 76r°-95v°<br />

22. lstae sunt interrogations et responsiones que uritcuique<br />

fidelium morti appropinquanti fieri debent 96r°-96v°<br />

Het is de tekst, die voorkomt in de statuten van de Kruisheren van 1248. -<br />

Aan de hand van andere handschriften uitgegeven in C. R. Hermans, Annales<br />

Ordtnts S. Crusts, 's Hertogenbosch, deel II, bl. 59 ; ook in A. Van de Pasch, De<br />

tekst van de constitutes der Kruisheren van 1248, in Handelingen van de Konink-<br />

Itjke Commtssie voor Geschiedenis, Brussel, jg. 117 (1952), bl. 94-95. Het Bazels<br />

nandsennft geeft enkele onbeduidende varianten.<br />

is Tekst uit de statuten van de Kruisheren van 1248. Zie C. R. Hermans,<br />

Annales, deel II, bl. 42-43 ; A. Van de Pasch, De tekst, bl. 67-68<br />

19 Vgl. hierboven bl. 27.<br />

20 In margine staat: Iste bymnus legitur tempore visitationis ... [Mariae ?}


30 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />

23. Absolutio papalis de omnibus peccatis<br />

24. De septem horis diet... Explicunt devota exercitia<br />

septem horarum<br />

25. Aanhalingen nit schrijvers<br />

26. Liederen met muziek :<br />

- Audi tellus, audi magni marts nymbus 22<br />

- Dies est leticie nam processit hodie 23<br />

- Dies est leticie in ortu regait 24<br />

- Nova vobis gaudia refero 25<br />

- Puer no bis nascitur, rector angelorum 26<br />

27. Aanhalingen uit de bijbel<br />

28. Sermones et exempla 21<br />

29.<br />

32.<br />

De usurariis 28<br />

— blank<br />

30. Quaestio29<br />

31. Sciendum quod Xristus antiquos patres habuit in<br />

looo 30<br />

lege<br />

Sermvnes<br />

- blank<br />

96v°-97r°<br />

97r°-99v°<br />

100r°-103v°<br />

104r°-106r°<br />

106r°-106v°<br />

106v°-107r°<br />

107r°-107v<br />

108r°<br />

108v°-112r«<br />

112r°-115v°<br />

132r°-135r°<br />

Il6r°-117v°<br />

118-119<br />

120r°-123r°<br />

123v°-126v°<br />

127r°-130f°<br />

13Ov°-131v«<br />

22 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 89-90 (n.<br />

1489, 1490, 1491) en deel III, bl. 50 (n. 23, 219). Uitgegeven in B. Haureau,<br />

Notices et extraits de quelques manuscrits latins de la Bibliotheque Nationale, 1890-<br />

1893, deel IV, bl. 331-333. Vgl. bijlage 2.<br />

23 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 277 (n.<br />

4611, 4612). Uitgegeven in F. J. Mone, Lateinische Hymnen des Mittelalters, deel<br />

I, Freiburg i.B., 1853, bl. 65. Vgl. bijlage 3.<br />

24 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 277 (n.<br />

4610). Toegeschreven aan Thomas a Kempis en te vinden in Opera Omnia (uitge<br />

geven door M. J. Pohl), deel IV, Freiburg i.B., 1918, bl. 349-351. Vgl. bijlage 4.<br />

25 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel III, bl. 396 (n.<br />

30.035) ; vgl. hierbij deel II, bl. 140 (n. 12.068) en bl. 155 (n. 12.323). Toege<br />

schreven aan Thomas a Kempis en te vinden in Opera omnia, deel IV, bl. 357. •-<br />

Vgl. hierbij voetnoot 5 en bijlage 5.<br />

2r> Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel II, bl. 369 (n.<br />

15.790) ; vgl. hierbij deel III, bl. 497 (n. 32.018, 32.019). Uitgegeven in F. J.<br />

Mone, Lateinische Hymnen, deel I, bl. 64-65. Vgl. bijlage 6.<br />

27 Hier is bij het inbinden van het handschrift een vergissing begaan ; de folio's<br />

132r°-135r° moeten aansluiten bij 112r°-115v°. *- Een van de preken draagt als titel<br />

De Sto Matia apost. Sint Mattias was de patroon van het kruisherenklooster te<br />

Luik (Conventus S. Matthiae) en van dat te Schwarzenbroich (Conventus Vallis<br />

S. Matthiae).<br />

28 Op fol. 117v° begint een traktaat van J. Gerson, doch er werden slechts vier<br />

regels tekst geschreven. De titel luidt: Epistola ad spiritualem profectum incitativa<br />

magistri Joannis Gerson.<br />

29 Zoals reeds gezegd vermeldt een kopiist zijn naam op fol. 123f°. Zie hierboven<br />

bl. 26.<br />

80 In margine worden hier vermeld : milites, mercatores usurarii, agro..., pauperes.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 31<br />

33. Generates modo formandi meditationes de regno<br />

coelorum 135r°-l44v°<br />

34. De verba Dei cum humilitate audi... 145^-146^<br />

35. De statu et vita cujuslibet religiosi I47v°-l48v°<br />

36. Institutio novitiorum bti Bernardi abbatis31 I49r°-153r°<br />

37. Aanhalingen van schrijvers 154r°-172v°<br />

38. Klein officie van O.L.Vrouw32 173r°-175r°<br />

39. Kalendarische schema's33 175v°<br />

- blank 176r°-177v°<br />

40. Bui van Eugenius IV (3 maart 1432, N.S.) 84 178r°-180v°<br />

41. Aanhalingen uit schrijvers 181r°-191r°<br />

DE HERKOMST<br />

Over de herkomst van dit handschrift kan weinig met zekerheid<br />

gezegd worden. We weten dat het rond 1800 in Bazel belandde,<br />

maar het blijft een open vraag waar het handschrift voor die tijd<br />

heeft thuisgehoord.<br />

Om de herkomst van handschriften te achterhalen zijn er verschillende<br />

mogelijkheden. Zo b.v. de band. Hier is dit niet het<br />

geval, vermits de band in Bazel vernieuwd werd. Verder het<br />

geschrift. Kan in het geschrift de hand van een of andere kopii'st<br />

herkend worden ? Maar dan stuit men hier weer op vele moeilijkheden,<br />

of moeten we zeggen : mogelijkheden ? Iedere katern werd<br />

immers door een andere hand geschreven. Iemand, die bij voorbeeld<br />

de belangrijke verzameling van kruisherenhandschriften te<br />

Luik op dit punt bestudeerd heeft, zou misschien enig besluit<br />

kunnen maken 35. Zo'n onderzoek heeft tot op heden echter niet<br />

31 Ook te vinden in een handschrift van 1441 bij de Kruisheren te Keulen, zie<br />

C. Van Dal, Cisterzienzer literatuur op Kruisberen-libraria, in Citeaux in de<br />

Nederlanden, Westmalle, jg. 7 (1956), bl. 292 ; Bibl. Man. O.S.C., deel I, bl. 129<br />

(GB4-74).<br />

32 Het officie begint met dit refrein (?) : Qui thesaurum fert homini nostre<br />

parem imaginis.<br />

33 D.i. de computes van de zondag-letter en het gulden getal cemaakt voor de<br />

tijd na M.CCCC.<br />

34 Vgl. hieronder bl. 33.<br />

35 Zowel de universiteitsbiblioteek van Luik als het groot-seminarie aldaar bezitten<br />

een belangrijke verzameling kruisherenhandschriften. Vgl. hierbij Les Manuscrits<br />

des Croisiers de Huy, Liege et Cuyk au XVe stecle. Catalogue, Luik, 1951<br />

(vgl bespreking in Clairlieu, jg. 9 (1951), bl. 91-92) ; A. Van Asseldonk,<br />

Handschriften van Kruisheren. De Luikse tentoonstelling in 1951, in Clairlieu,<br />

jg. 14 (1956), bl. 65-87; Bibliotheca Manuscripta Fratrum Ord. S. Crucis (reeks<br />

Cruciferana, n. 13), deel I, Cuyk, 1951, bl. 3-30 en 68-115 ; J. P. Depaire, La<br />

bibliotheque des Croisiers de Huy, de Ubge et de Namur, Luik, 1970, 2 delen.


32 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />

plaats gehad.<br />

Het meest voor de hand liggend getuigenis voor de herkomst<br />

van een handschrift is natuurlijk het eigendomsmerk van het<br />

klooster of van een bepaalde kloosterling. Bij dit Bazels hand<br />

schrift tast men echter weer in het duister, omdat er geen eigen<br />

domsmerk van een vroegere bezitter te vinden is. Wei dient erop<br />

gewezen, dat dit misschien gestaan heeft onderaan op fol. lr°. Het<br />

onderste gedeelte van dit vel werd weggeknipt, een strookje papier<br />

van 26 mm breed. En daar blijven zeer kleine sporen te zien van<br />

de aldus verdwenen tekst. Randbewerkingen die enig licht kunnen<br />

werpen op de herkomst zijn er evenmin te vinden.<br />

Zodoende blijft er voor het bepalen van de vroegere eigenaar<br />

geen andere weg open, dan het bestuderen van de inhoud van het<br />

handschrift. Liturgische teksten zijn op dit gebied vaak erg belangrijk,<br />

maar het handschrift heeft in deze weinig te bieden.<br />

Er blijven echter enkele stukken over die volop onze aandacht<br />

verdienen.<br />

Herhaalde malen werd reeds erop gewezen, dat het hier ver-<br />

moedelijk om een kruisherenhandschrift gaat, vermits dit hand<br />

schrift drie brieven bevat, die rechtstreeks de Kruisheren aangaan36.<br />

Ter versterking van dit argument zij hieraan toegevoegd, dat het<br />

brieven zijn waarvoor de Kruisheren een bijzondere belangstelling<br />

betoond hebben, want zij zijn eveneens te vinden in andere hand-<br />

schriften, waarvan men zeker weet dat ze aan kruisherenkloosters<br />

hebben toebehoord37.<br />

36 Zie O. Rousseau, Cantique, bl. 60; G. Morin, A travers, bl. 182; B.<br />

Griesser, Eine ungedruckte, bl. 84-85 ; J. P. Depaire, La bibliothhque, deel II,<br />

bl. 289.<br />

37 Deze drie dokumenten zijn eveneens te vinden in ACHT andere handschriften,<br />

afkomstig uit de kruisherenkloosters van :<br />

- Keulen: hs. DUSSELDORP, Staatsarchiv, H.XI.3 (de zogenaamde Codex<br />

coloniensis), kol. XXXII-XL.<br />

- Keulen : hs. KEULEN, Historisches Archiv der Stadt Koln, 1, fol. llr°.<br />

- Wickraed (?) : hs. BERLIJN, Offentl. Wissenschaftl. Bibl., lat. qu. 103, fol.<br />

12v°, 15r°, I6r°.<br />

- Hohenbusch: hs. NEUSS, Archiv Schram, H.13, fol. 138r°-139r°.<br />

•- Bruggen: hs. CUYK, Klooster St. Agatha, de zogenaamde Codex Pontis Coeli,<br />

fol. 15-23.<br />

- Hoei: hs. LUIK, Groot seminarie 6 L 33 (fol. 12v°-l6v°) en 25 D 11 (fol.<br />

llr°, I4r°, 4°)


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 33<br />

Het betreft twee bullen van paus Eugenius IV en een brief van<br />

Jan van Heinsberg, prins-bisschop van Luik38:<br />

a. een bul van 3 maart 1432 (Nieuwe Stijl) waarin Eugenius IV<br />

de Kruisheren opdraagt zowel het generaal kapittel als de visitatie<br />

van de huizen en de ordeleden jaarlijks te houden en waarin de<br />

paus de privileges van de Kruisheren bevestigt en vermeerdert39;<br />

b. een bul van 24 maart 1432 (N.S.), waarin dezelfde paus aan<br />

de bisschop van Luik opdracht geeft het statuut te beoordelen,<br />

opgesteld door de Kruisheren ten behoeve van hun donaten40; dit<br />

- een onbekende plaats: hs. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief (voorheen : Koninklijke<br />

Bibliotheek, 21.643), fol. 12v°-17.<br />

De dokumenten werden uitgegeven in : R. Choppin, Monasticon seu De lure<br />

Coenobharum, Libr't duo, Parijs, 1601, lib. I, tit. 3, n. 22 (daar de auteur op een<br />

andere plaats zegt, dat hij een handschrift geraadpleegd heeft in de bibliotheek van<br />

de Kruisheren te Parijs (t.a.p., lib. I, tit. 2, n. 9), mag men wel aannemen, dat hij<br />

de bul van Eugenius ook daar gevonden heeft) ; C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />

bl. 228-234, 237-240 (hij gebruikte de hierboven vermelde Codex Pontis Coeli en<br />

hs. LUIK 6 L 33).<br />

38 Voor wat deze prinsbisschop betreft zijn we nog steeds aangewezen op het<br />

werk van J. Dark, Hitsoire du diocese et de la principaute de Liege pendant le<br />

XVe siecle, Luik, 1887, bl. 143-316, waaruit wel blijkt dat hij zeer vele en<br />

vriendschappelijke betrekkingen onderhield met paus Eugenius IV. Jan van Heins<br />

berg gaf de Kruisheren toelating op drie plaatsen in zijn bisdom nieuwe stichtingen<br />

te beginnen: Roermond (1422), Maastricht (1437), Kerniel (1438).<br />

39 Zie het handschrift fol. 178r°-180v°. Reeds uitgegeven, aan de hand van een<br />

ander handschrift, in C. R. Hermans, Annales Ordinis S. Cruets, deel II, 's Hertogenbosch,<br />

1858, bl. 228-232, waarin men slechts enige, onbeduidende, varianten<br />

aantreft. •- Tijdens het generaal kapittel van 1432 (vermoedelijk gehouden op<br />

18-20 mei; de dagen staan per uitzondering niet vermeld in het verslag van het<br />

kapittel) werden bepalingen gemaakt ter uitvoering van deze bul. Zie A. Van de<br />

Pasch, Dejinities der generate kapittels van de orde van het H. Kruis, 1410-1786,<br />

Brussel, 1969, bl. 63-64; vgl. hierbij A. Ramaekers, De Privileges der Kruisberenorde<br />

vanaj hoar ontstaan tot aan het Concilie van Trente, in Clairlieu, jg. 1 (1943);<br />

bl. 69-70.<br />

40 Donaten waren personen >- priesters of niet-priesters *-, die zichzelf en hun<br />

yermogen aan een klooster schonken. In de eerste statuten van de Kruisheren (1248)<br />

is er geen sprake van donaten. De toevloed van donaten is een verschijnsel, dat zich<br />

in het begin van de vijftiende eeuw openbaart, tegelijk met de doorvoering van de<br />

hervormingsbeweging in de orde. In de supplementen op de konstituties van 1466<br />

en 1498 worden de eerste bepalingen over de donaten opgenomen. In de statuten<br />

van 1660 en 1868 werd in het tweede gedeelte, na het hoofdstuk over de lekebroeders<br />

een Caput XL De donatis ingelast. Vgl. C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />

bl. 318-319 ; en 454-455 ; deel III, bl. 320-322 ; Constitutiones cum Caeremoniali<br />

FP. Ordinis canonici S. Crucis, St. Michiels-Gestel, 1868, bl. 91-93. Omdat het<br />

geen praktische waarde meer had verdween het hoofdstuk uit de statuten, vanaf 1925.


34 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />

statuut desgevallend goed te keuren 41;<br />

c. een brief van 21 mei 1433, waarbij Jan van Heinsberg, bis-<br />

schop van Luik de ontvangen opdracht uitvoert en het statuut van<br />

de donaten goedkeurt42.<br />

Behalve deze brieven bevat het Bazels handschrift nog andere<br />

teksten, die onze aandacht vragen, nl. twee uittreksels uit de konstituties<br />

van de Kruisheren: het volledige hoofdstuk over de leke-<br />

broeders43 en een fragment uit het hoofdstuk over de professie.<br />

Wat dit laatste betreft, twee bemerkingen : ten eerste geeft de<br />

tekst een afwijking, die in geen enkele uitgave van de konstituties<br />

van de Kruisheren terug te vinden is, nl. de inlassing, dat men ook<br />

aan Augustinus gehoorzaamheid belooft... Deo et beate Marie et<br />

beato Augustino... Deze inlassing is echter wel te vinden in de<br />

professieformuul van de donaten44.<br />

Een tweede bemerking over de hier afgeschreven professie-<br />

formuul is, dat ze er op kan wijzen, dat dit handschrift niet uit<br />

het hoofdklooster te Hoei afkomstig is. Wie in het moederhuis<br />

te Hoei professie aflegde deed dat rechtstreeks in handen van de<br />

prior-generaal (prior Sanctae Cruets hoyensis). In andere kloosters<br />

van de orde werd de professie aanvaard door de plaatselijke prior,<br />

41 Zie het handschrift fol. 22v°-23v°. Reeds uitgegeven, aan de hand van andere<br />

handschriften, in C. R. Hermans, Annales, deel II, bl. 233-234, waarin slechts<br />

enkele onbeduidende varianten, behalve wat betreft de datum van het stuk. In het<br />

handschrift, dat Hermans gebruikt heeft, de Codex Pontis Coeli (zie hierover<br />

voetnoot 37) staat ... anno ... trigesimo secundo, door Hermans veranderd in<br />

trigesimo primo. Verder geeft de genoemde Codex: ... pontificates nostri anno<br />

secundo, maar dit secundo werd doorgestreept en vervangen door primo, dat eveneens<br />

werd doorgestreept en niet meer vervangen ; Hermans nu behield secundo,<br />

terwijl het Bazels handschrift 1° heeft.<br />

42 Zie het handschrift fol. 22v° (waarin het voorgaande stuk ingelast werd) en<br />

23v*-25v0. Reeds uitgegeven, aan de hand van een ander handschrift, in C. R.<br />

Hermans, Annales, deel If, bl. 237-240 (en bl. 241-251 gevolgd door een<br />

Nederlandse tekst van dezelfde statuten voor de donaten). De tekst van Hermans<br />

heeft weer enkele onbeduidende varianten.<br />

43 Zie hierboven bl. 29.<br />

44 Zie het Bazels handschrift fol. 24r° en C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />

bl. 238 : Ego N. promitto Deo omnipotenti, beatae Mariae Virgini, beato Augustina<br />

et tibi priori N., quod ero obediens tibi tuisque successoribus, generali capitulo, et<br />

visitatoribus Ordinis secundum institutionem donatorum Ordinis Stae Crucis, eroque<br />

fidelis huic domui usque ad mortem. In deze formuul ligt wel sterk de nadruk op<br />

de binding aan een bepaald huis en er is zelfs geen sprake van de prior-generaal<br />

van Hoei, die in de professieformuul van de priesters en lekebroeders zo'n centrale<br />

plaats inneemt. >- Het generaal kapittel van 1506 veranderde de professieformuul<br />

van de donaten in zoverre, dat ook de gehoorzaamheid aan de prior-generaal<br />

uitdrukkelijk werd uitgesproken. Vgl. A. Van de Pasch, Definities, bl. 237.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 35<br />

als plaatsvervanger van de prior-generaal (prior huius loci vice<br />

prioris Sanctae Crucis hoyensis). En deze tweede vorm staat in het<br />

Bazels handschrift:<br />

Ego N. facio professionem et promitto obedientiam Deo et<br />

beate Marie et beato Augustino et tibi N. priori huius loci vice<br />

prioris sancte crucis hoyensis et successorum ejus secundum regulam<br />

beati Augustini et institutiones fratrum sancte Crucis quod ero<br />

obediens tibi tuisque successoribus usque ad mortem 45.<br />

Hierna volgt een psalmvers, dat gezongen werd tijdens de<br />

liturgische plechtigheid van de professie bij de Kruisheren :<br />

Suscipe me domine secundum eloquium tuum, et vivam,<br />

et non confundas me ab exspectatione mea46.<br />

Ofschoon hiermee het belangrijkste gezegd is over dat wat de<br />

inhoud ons kan vertellen over de herkomst van dit handschrift,<br />

willen we nog even wijzen op een tekst, die tevens aanwijzingen<br />

kan verstrekken over de ouderdom van het handschrift.<br />

Voor het afschrijven van de brieven van Eugenius IV en van<br />

Jan van Heinsberg heeft de kopiist niet de oorspronkelijke stukken<br />

onder ogen gehad, maar wel een van de eerste kopieen, die van<br />

deze stukken gemaakt zijn. Het Bazels handschrift geeft ons<br />

hierover nauwkeurige inlichtingen47.<br />

45 Zie het handschrift fol. 27r° ; aan de hand van andere handschriften uitgegeven<br />

in C. R. Hermans, Annales, deel II, bl. 42 ; ook in A. Van de Pasch, De tekst,<br />

bl. 67, met enkele onbeduidende varianten.<br />

i6 Uit psalm 118, v. 116. Vgl. Constitutiones cum caeremoniali FF. Ordinis<br />

canonici S. Crucis, Sint-Michiels-Gestel, 1868, bl. 103 (nr 5) ; Constitutiones Codici<br />

luris conformatae cum caeremoniali FF. Ordinis canonici SS. Crucis, Rome, 1925,<br />

bl. 141.<br />

47 Zie het handschrift fol. 25v°-26r° : ,,Haec autem littera domini episcopi<br />

Leodiensis firmata fuit inferius a parte dextra signo privato honorabilis viri<br />

Lamberti Puthem cancellarii, necnon a parte sinistra etiam inferius signo privato<br />

Ade de Papenhoven notarii publici et secretarii praelibati domini episcopi pro ejus<br />

sigillifero super quibus omnibus ut praescribitur idem frater Johannes prior petiit<br />

sibi fieri unum vel plura publicum seu publica instrumentum seu instrumenta. Acta<br />

fuerint haec Leodii in ecclesia collegiata sancti Martini Leodiensis anno indictionis<br />

et pontificatus quibus / (fol. 26r°) supra, praesentibus ibidem honorabilibus viris dominis<br />

Nicolao de Walle et Johanne d'Odeur canonicis dictae ecclesiae sancti Martini<br />

ac Tilman de Glons presbytero Leodiensis diocesis testibus fide dignis ad praemissa<br />

vocatis pariter et rogatis. Et ego Theodericus Hoefacker de Thoren clericus Leodien<br />

sis diocesis publicus sacra imperiali auctoritate necnon venerabilis curiae leodiensis<br />

notarius juratus quod praescripta transsumptioni copiationi collationi omnibusque


36 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />

Het oorspronkelijke stuk van Jan van Heinsberg werd mede-<br />

ondertekend door zijn kanselier Lambertus Puthem48 en door zijn<br />

sekretaris Adam van Papenhoven49; het is gedateerd 21 mei 1433.<br />

Kort daarna ... anno indictionis et pontificates quibus supra...<br />

vraagt een zekere prior Joannes enkele afschriften van deze brief.<br />

Mogen we in deze prior Joannes de prior van Venlo herkennen,<br />

die tijdens het generaal kapittel van 10 tot 12 mei 1433 definitor<br />

gekozen werd en aangesteld als visitator, samen met de prior van<br />

Keulen 50 ? In deze funktie moest prior Joannes in de loop van het<br />

jaar alle huizen bezoeken. Het is dus te begrijpen, dat hij enkele<br />

afschriften wil hebben van het belangrijk bisschoppelijk dokument,<br />

waarin de statuten van de donaten goedgekeurd worden. Sinds de<br />

hervormingsbeweging bij de Kruisheren in 1410 was ingezet, waren<br />

in alle huizen vele zogenaamde donaat-broeders ingetreden, waar-<br />

voor men vaste leefregels wenste te bezitten.<br />

De gevraagde afschriften werden vervaardigd in de kollegiale<br />

kerk van S. Martinus te Luik, waarbij als getuigen aanwezig<br />

waren de kanunniken N. de Walle en J. d'Odeur en de Luikse<br />

priester Tilman van Glons. Wegens zijn drukke bezigheden heeft<br />

notaris Diederik Hoefacker het niet zelf kunnen schrijven, maar<br />

hij verzekert, dat alles nauwkeurig gebeurd is onder zijn waakzaam<br />

oog. Vandaar dat hij het stuk ondertekende en met zijn zegel echt<br />

verklaarde.<br />

De kopii'st van het Bazels handschrift heeft dus een van de<br />

oudste kopieen gebruikt, die van deze brieven in omloop zijn<br />

gekomen, en dit gedeelte kan dus vervaardigd zijn kort na 1433.<br />

aliis et singulis dum modo et forma praenarratis fierent et agerentur, una cum hie<br />

nominatis testibus interfui eaque sic vidi et audivi. Idcirco hoc praesens publicum<br />

instrumentum manu alterius me aliis occupato negotiis fideliter scriptum exinde<br />

confeci publicavi et in hanc formam publicam redegi signoque meo solito et<br />

consueto hie me subscribens signavi. Rogatus et requisitus in fidem et testimonium<br />

omnium et singulorum praemissorum".<br />

48 De familie Puthem wordt o.a. vermeld in J. De Theux, Le Chapitre de St<br />

Lambert a Liege, II, 1871, bl. 272 en III, 1871, bl. 14. In de 15e eeuw treft men<br />

vele kanunniken aan met deze familienaam.<br />

49 Deze Adam van Papenhoven ondertekende ook een oorkonde betreffende het<br />

kruisherenklooster Kolen te Kerniel, 26 nov. 1438. Hij stierf 17 dec. 1454. Vgl.<br />

E. Poncelet, Les vicaires generaux et les scelleurs de I'evechS de Liege, overdruk<br />

uit Bull. Soc. d'Art et d'Histoire du dioceses de Liege, deel 30 (1940), bl. 107-108.<br />

50 Deze prior Joannes is dan Joannes Scolle, overleden in 1449. Vgl. A. Van de<br />

Pasch, Definities, bl. 49 ; L. Heere, Het kruisherenklooster te Venlo, in Publica<br />

tions de la Societe historique et archiologique dans le Limbourg, Maastricht, deel<br />

92-93, 1956-57, bl. 332.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 37<br />

BESLUIT<br />

Als men de inhoud van het handschrift aan een nader onderzoek<br />

onderwerpt, dan menen we dat het verantwoord is dit te rangschikken<br />

onder de kruisherenhandschriften. Want alles wat hierin<br />

te vinden is aan dokumenten, die betrekking hebben op een of<br />

andere bepaalde kloosterorde, wijst ,,toevallig" allemaal in een<br />

richting: de Kruisheren.<br />

Het is echter niet mogelijk een bepaald klooster aan te duiden,<br />

waar het handschrift thuis hoorde voordat het te Bazel terecht<br />

kwam. Wegens de hier gebruikte professieformuul zou men Hoei<br />

kunnen uitsluiten.<br />

BIJLAGE 1<br />

Christe qui lux est et dies,<br />

noctis tenebras detegis (a)<br />

lucisque lumen crederis (b)<br />

lumen beatum praedicans (c).<br />

Precamur sancte domine,<br />

defende nos in hac nocte,<br />

sit nobis in te requies,<br />

quietam noctem tribue.<br />

M. Colson, o.sx.<br />

(a) Bij Mone (o.c, zie noot 23) stoat detegens.<br />

(b) Bij Mone staat in plaats van heel deze regel: lucifer lucem proferens.<br />

(c) Bij Mone staat in plaats van heel deze regel: vitam beatam tribue.<br />

Ne gravis somnus irruat,<br />

nee hostis nos subripiat,<br />

ne caro illi consentiens (d),<br />

nos tibi reos statuat.<br />

Oculi somnum capiant,<br />

cor al te semper vigilet(e), ...<br />

(d) Bij Mone consentiat.<br />

(e) Bij Mone cor semper ad te vigilat. Wdarna de rest ontbreekt, omdat er in<br />

het handschrift een blad werd weggeknipt.<br />

BIJLAGE 2<br />

Audi tellus, audi magni maris nimbus,<br />

Audi omne quod vivit sub sole ...<br />

Huius mundi decus et gloria


38 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />

(a) Haureau heeft juvat.<br />

(b) Haureau heeft Empodecles.<br />

(c) Haureau heeft maximus.<br />

(d) Haureau heeft Sanson.<br />

(e) Haureau heeft Amen met.<br />

BIJLAGE 3<br />

Tam sunt falsa quam transitona ;<br />

Quod testantur haec temporalia,<br />

Non in uno statu manentia.<br />

Nil artium valet profunditas,<br />

Nihil prodest magna nobilitas,<br />

Nihil valet (a) regalis dignitas,<br />

Nullum salvat corporis quantitas.<br />

Sic nee prodest genus aut species ;<br />

Sed ruunt ut a sole glacies.<br />

Cum Helena Paris pulcherrimus,<br />

Aut Achilles ubi magnanimus ?<br />

Ubi Plato, ubi Porphyrius,<br />

Ubi Tullius et Virgilius,<br />

Ubi Diogenes, Empedites, (b)<br />

Aut egregius Aristoteles ?<br />

Alexander ubi rex magnanimus. (c)<br />

Ubi Hector, Trojae fortissimus,<br />

Ubi Samson (d), vir durissimus,<br />

Ubi Salomon prudentissimus,<br />

Ubi David, vir ditissimus,<br />

Ubi Absolon, vir pulcherrimus ?<br />

Transierunt leges mortalium<br />

Per unius momenti spatium.<br />

Pie Deus, rector fidelium,<br />

Fac te nobis semper propitium<br />

Cum de malis fiet judicium. Amen, (e)<br />

Dies est laetitiae,<br />

nam processit hodie<br />

Christus rex de virgine<br />

sine viro :<br />

virgula de flore,<br />

modo miro. (a)<br />

Deze strofe wordt herhaald.<br />

Natus est Emmanuel<br />

quern praedixit Gabriel,<br />

Christus rex de virgine<br />

sine viro :


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 39<br />

ut vellus sub flore<br />

modo miro.<br />

Ergo nostra condo<br />

benedicat domino<br />

Christus rex de virgine<br />

sine viro :<br />

rubus in ardore<br />

modo [miro.]<br />

(a) Bij Mone stoat v66r modo miro deze regel: de virgula flos ; ook in de<br />

twee volgende strofen.<br />

BIJLAGE 4<br />

Dies est leticie / in ortu regali / nam processit<br />

hodie / ventre virginali / puer ammirabilis (a) / vultu<br />

delectabilis / in humanitate: qui est ineffabilis /<br />

et inestimabilis / in divinitate.<br />

Mater est et (b) filia / pater est et (c) natus / quis<br />

audivit talia / Deus homo natus / servus est et<br />

dominus / qui ubique comminus / nescit (d) prehendi (e) /<br />

presens est et eminus / stupor iste geminus / nescit<br />

comprehendi.<br />

(a) Pohl heeft admirabilis.<br />

(b) Pohl heeft haec est.<br />

(c) Pohl heeft hie est.<br />

(d) Pohl heeft nequit.<br />

(e) Pohl heeft apprehendi.<br />

Orto Dei filio / virgine de pura / ut rosa de lilio /<br />

stupescit natura / quod parit iuvencula / natum ante<br />

secula / creatorem rerum / quod uber mundicie / lac dat<br />

puericie / antiquo dierum. (a)<br />

Ut vitrum non leditur / sole penetrante / sic illesa<br />

creditur / virgo post et ante / felix est puerpera /<br />

cuius casta viscera / Deum portaverunt / et beata ubera /<br />

in etate tenera / Deum (b) lactaverunt.<br />

Angelus pastoribus / iuxta suum gregem / nocte vigilantibus<br />

/ celi natum (c) regem / nunciat cum gaudio / iacentem<br />

presepio / infantem pannosum / angelorum dominum /<br />

et pre natis hominum / forma speciosum.<br />

(a) Pohl heeft hierna de laatste strofe In obscuro.<br />

(b) Pohl heeft Christum.<br />

(c) Pohl heeft natum caeli.


40 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />

In obscuro nascitur / illustrator solis / stabulo<br />

deponitur (a) / princeps terre molis / fasciatur dextera<br />

/ cuius (b) fixit sydera / dum celos ascendit (c) /<br />

orbis dum desc... bitur / virgo pregnans ibat / Bethle<br />

hem quo nascit / puer qui nos scribat / in illorum<br />

curia / qui canebant gloriam / nove dignitatis / Deo<br />

in sublimibus / et pacem ...dibus / bone voluntatis.<br />

(a) Pohl heeft reponitur.<br />

(b) Pohl heeft qui affixit.<br />

(c) Pohl heeft caelo descendit, gevolgd door de volgende versregels, in plaats<br />

van wat hier nu volgt: concrepat vagitibus / qui tonat in nubibus / dum caelos<br />

ascendit.<br />

BIJLAGE 5<br />

Noel Noel triplicando o Noel iterando o Noel<br />

o Noel psallite.<br />

Nova vobis gaudia refero / natus est rex virginis utero /<br />

in puero mira ...sidero (a) / numquam de cetero / fient<br />

hec psallite.<br />

Noel Noel triplicando.<br />

Nunc hominum genus redimit[ur] / demonium in atro clauditur /<br />

custoditur (b) rex mundi nascitur / pax vobis oritur /<br />

redempti psallite.<br />

Noel.<br />

Peccatores iniqui pereunt / pastores ad Bethlehem transeunt<br />

/ hunc adeunt miraque prodeunt / gaudentes redeunt /<br />

ergo vos psallite.<br />

Noel.<br />

O gens felix iugo liberata / regem natum placa mente grata /<br />

simulata voce (c) non sint vata / sed vera firmata /<br />

redempti psallite.<br />

Noel Noel triplicando o Noel etc.<br />

(a) Pohl heeft considero.<br />

(b) Pohl heeft ex virgine.<br />

(c) Pohl heeft vocis.<br />

BIJLAGE 6<br />

Puer nobis nascitur /<br />

rector angelorum /<br />

in hoc mundo pascitur /<br />

dominus dominorum.<br />

Deze strofe wordt herhaald.


EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 41<br />

In presepe ponitur /<br />

sub feno asinorum /<br />

cognoverunt dominum /<br />

Christum regem celorum.<br />

Hinc Herodes timuit /<br />

magno cum livore (a) /<br />

infantes et pueros (b) /<br />

occidunt cum dolore (c).<br />

Qui natus est ex Maria /<br />

die hodierna /<br />

perducat nos cum gloria (d) /<br />

ad gaudia superna.<br />

(a) Mone heeft dolore.<br />

(b) Mone heeft et pueros occidit.<br />

(c) Mone heeft infantes cum livore.<br />

(d) Mone heeft ducat nos cum gratia.<br />

Cantemus in choro / in corde et organo /<br />

benedicamus domino / deo gratias. (a)<br />

(a) Mone heeft een heel andere strofe: O et A et A et O / Cum cantibus<br />

in choro / cum canticis et organo / benedicamus domino.


IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />

Maandagmorgen 1 mei 1972 om half vijf overleed cfr. Louis<br />

Heere in het ziekenhuis te Bree ; hij werd juist die dag 71 jaar.<br />

Begin februari was zijn gezondheidstoestand minder goed;<br />

vroeger had hij weinig last gehad van ziekten maar nu had hij<br />

veel moeite met zijn ademhaling. Half februari ging hij op onderzoek<br />

in het ziekenhuis van Bree en eind februari naar het St.<br />

Rafaiel-ziekenhuis in Leuven voor een speciale behandeling van de<br />

schildklier.<br />

Vanaf het begin van het onderzoek Week zijn toestand hopeloos ;<br />

hij zelf bleef buitengewoon optimistisch en dacht steeds aan Maaseik<br />

waar hem nog veel werk wachtte in verband met de geplande<br />

Harlindis en Relindis-feesten. Begin maart had hij echter een zware<br />

hartcrisis en op dat ogenblik heeft hij zelf gevraagd om het<br />

sacrament der zieken. Op Goede Vrijdag kwam hij erg verzwakt<br />

terug in het klooster van Maaseik ; hij wilde wel zo veel mogelijk<br />

het ziekbed verlaten maar het ging niet meer. Op tweede Paasdag<br />

werd hij opnieuw opgenomen in het ziekenhuis van Bree, waar<br />

zijn toestand zienderogen achteruit ging. Toch leed hij geen pijn<br />

en behield lang de hoop weldra terug te mogen naar Maaseik.<br />

Donderdag 4 mei had in de kruisherenkerk te Maaseik de uitvaartdienst<br />

plaats, geleid door Prior A. Put, bijgestaan door de<br />

provinciaals H. Van de Ven en S. Aerts, door A. van de Rijt,<br />

rector van Nijmegen, waar L. Heere conventualis was, en Willem<br />

Megens, klasgenoot van de overledene.<br />

Onder leiding van cfr. K. Cools werden door een ruim talrijk<br />

geimproviseerd Kruisherenkoor op een stemmingsvolle wijze de


44 IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />

Gregoriaanse gezangen van de dodenmis, afgewisseld met het<br />

prachtige Victimae Paschali uitgevoerd. Dit als een pi-eteitsvolle<br />

hulde aan L. Heere, die zo'n groot bewonderaar en trouw ver-<br />

dediger was van deze Latijnse gezangen.<br />

Vele confraters zowel uit Nederland als uit Belgie en een groep<br />

familieleden waren aanwezig ; ook was er mime belangstelling<br />

van de Maaseiker bevolking zodat het Bosstraatkerkje goed gevuld<br />

was.<br />

Na de eucharistieviering werd cfr. Louis Heere te ruste gelegd<br />

bij zijn confraters op het stille kerkhof van het bedevaartsoord<br />

Heppeneert.<br />

Tijdens de eucharistieviering hield de prior de volgende homelie :<br />

,,Sinds 1970 is het de derde maal dat wij in deze kerk samen-<br />

komen om een medebroeder te begeleiden naar zijn laatste rust-<br />

plaats. Ook nu gaat het weer, zoals de twee vorige keren, om een<br />

Kruisheer die op een bijzondere wijze verbonden was met het<br />

stadsbeeld van Maaseik.<br />

Begin 1970 herdachten wij Mijnheer Potveer ; hij was wel van<br />

afkomst Noord-Nederlander, maar bijna veertig jaar bracht hij in<br />

Maaseik door en werd met zijn robuuste figuur een typische per-<br />

soonlijkheid van deze stad.<br />

Begin van dit jaar herdachten wij cfr. Marcel Colson, een ge-<br />

boren en getogen Maaseikenaar, die vele jaren van zijn leven wijdde<br />

aan de geschiedenis van zijn geboortestad.<br />

Vandaag zijn wij weer hier samengekomen en begeleiden wij<br />

onze confrater Louis Heere op zijn laatste tocht; hij was evenals<br />

mijnheer Potveer een rasecht Noord-Nederlander, geboren te<br />

Amsterdam op 1 mei van het jaar 1901 en eerst in de laatste periode<br />

van zijn leven kwam hij aan in deze stad, die hem vanaf de eerste<br />

kennismaking zeer sterk is gaan boeien.<br />

Op enkele jaren tijd wist hij het geschiedkundig verleden van<br />

Maaseik zo binnen te dringen dat hij zich werkelijk tot een der<br />

beste kenners van de locale geschiedenis van deze stad ontpopte:<br />

- hij bestudeerde de bronnen van de kerkelijke geschiedenis van<br />

Maaseik en publiceerde hierover verschillende waardevolle mo-<br />

nografieen;<br />

- verder stelde hij de gids samen die thans nog door de Vereniging


IN MEMORIAM LOUIS HEERE 45<br />

voor Vreemdelingen Verkeer als de beste aangezien wordt en<br />

waarmee talloze bezoekers de schoonheid van Maaseik hebben<br />

ontdekt;<br />

- hij was zo bezorgd om het cultureel patrimonium van deze stad<br />

dat hij niet rustte alvorens het Ministerie van Nederlandse<br />

Cultuur de waardevolle Maaslandse huizen onder zijn bescherming<br />

nam ;<br />

- zijn activiteiten waren aanstekelijk want het was vooral door<br />

zijn toedoen dat de plaatselijke Geschied- en Oudheidkundige<br />

Kring de laatste jaren interesse wist te wekken bij jong en oud ;<br />

- ook wist hij door zijn veelzijdige historische kennis de mensen<br />

van Maaseik te bezielen en te begeesteren voor de Harlindis en<br />

Relindis-feesten, die dit jaar zullen plaats hebben en ongetwijfeld<br />

zou hij zijn uiterste krachten ingespannen hebben om deze<br />

feesten zo goed mogelijk te doen lukken, had zijn ziekte hem<br />

dit niet belet.<br />

Met al deze drukke activiteiten gaf hij de indruk eindelijk na<br />

vele omzwervingen in het leven rust gevonden te hebben in het<br />

stille Maaseik. Ja, cfr. Louis Heere had in zijn leven steeds iets<br />

van een onrustig zwerver :<br />

- na zijn priesterstudies was hij gedurende meer dan tien jaar<br />

leraar in het Kruisherencollege te Uden, toen nog een priestercollege,<br />

waar hij het Nederlands doceerde en tevens als steeds<br />

wandelende surveillant bekend stond ;<br />

- tijdens de oorlog verhuisde hij naar de Universiteitsstad Nijmegen<br />

waar hij zich met jeugdige ijver toelegde op de geschiedenis<br />

van de Kruisherenorde; het werd een leven van rusteloos studeren<br />

en schrijven van allerlei historische artikels en werkjes ;<br />

- zijn geschiedkundige nieuwsgierigheid bracht hem in allerhande<br />

archieven en biblioteken, en zo belandde hij in het jaar 1955 in<br />

het Maaseikerklooster ; hier werkte hij mee aan de voorbereiding<br />

van het eeuwfeest van het klooster en sinds die tijd kwam hij<br />

regelmatig enkele maanden in ons klooster doorbrengen om de<br />

kloosterbiblioteek in orde te brengen, totdat hij vanaf 1962<br />

definitief zijn intrek nam in onze kloostergemeenschap.<br />

Naast zijn ruime historische belangstelling had cfr. Louis Heere<br />

speciale aandacht en voorliefde voor de liturgie in de kerk ; hij<br />

was een uitgesproken bewonderaar van de oude Latijnse liturgie


46 IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />

met haar prachtige gregoriaanse gezangen.<br />

De vernieuwing in de kerkelijke liturgie met de daarbij gepaard<br />

gaande veranderingen in de huidige kerk heeft hem erg blijven<br />

drukken.<br />

De onrust en de evolutie van de moderne tijd heeft hij, die zo<br />

sterk aangegrepen was door het verleden en de traditie, moeilijk<br />

kunnen aanvaarden en dat maakte hem weer onrustig; hij zocht<br />

in het verleden een stevig houvast en was werkelijk bevreesd voor<br />

de risico's van de toekomst en dat maakte hem soms erg eenzaam.<br />

Wij weten dat hij nu eindelijk de 20 verlangde rust gevonden<br />

heeft; hij zal kunnen rusten in de schaduw van de stille toren van<br />

het heiligdom te Heppeneert, in de schaduw van O. L. Vrouw van<br />

Rust."


t LOUIS HEERE O.S.C.<br />

Met Louis Heere is een der wonderlijkste mensen heengegaan,<br />

welke onze Orde bezat: er is met hem een stuk geschiedenis<br />

afgesloten, dat waarschijnlijk nooit meer zal terugkomen.<br />

Laat ons eerst vaststellen, dat hij een zeer goed mens was,<br />

iemand, die nooit kwaad in het schild voerde, die tot oneerlijkheid<br />

niet in staat was. We zijn het ons niet bewust geweest, maar hij<br />

moet vaak geleden hebben onder de manier, waarop men met zijn<br />

eigenaardigheden omsprong: hij was te fijngevoelig, om zich te<br />

beklagen : ik kan me tenminste niet herinneren, dat hij zich ooit<br />

beklaagd heeft over wat hem persoonlijk werd aangedaan.<br />

Hij had zijn hart verpand aan een zeer uitgesproken ideaal en<br />

hij heeft dat ideaal nooit verloochend, ook niet toen duidelijk<br />

werd, dat er misschien nooit een tijd geweest is, die er zozeer als<br />

de onze niet-begrijpend tegenover stond. Louis leefde in de droom<br />

van de Middeleeuwen. Hij leefde in de ban van een oude, men<br />

zou haast zeggen vorstelijke liturgie, die voor hem het zichtbaarworden,<br />

het oplichten was van een andere wereld, de werkelijke<br />

wereld. Die wereld van de liturgie was voor hem zo werkelijk, dat<br />

hij niet of nauwelijks kon begrijpen, hoe iemand de heerlijkheid<br />

van die wereld niet kon aanvoelen. Hijzelf ,,voelde" ze aan met<br />

alle vezels van zijn wezen, want hij was in sterke mate een gevoelsmens.<br />

Dit voelen kwam uit een diepte, waarvan hij zich allerminst<br />

bewust was en waarvan de buitenstaander ternauwernood iets kon<br />

begrijpen. Daarom werd hij vaak als een uitzonderlijke figuur,<br />

door sommigen uitgesproken als een zonderling beschouwd. Ik<br />

geloof niet, dat dit juist was. Hij viel buiten de middelmaat van de


48 f LOUIS HEERE O.S.C.<br />

mensen, ook van zijn confraters : dat neemt niet weg, dat hij ook<br />

veel echt-menselijks had, zijn heel speciale humor, zijn echt-<br />

gemeende hartelijkheid, zijn dol-zijn op de kinderen. In diepste<br />

wezen was hij een kunstenaarsnatuur : hij had het vermogen dingen<br />

te zien, waaraan de doorsnee-mens achteloos voorbijgaat.<br />

Zijn echt mens-zijn openbaarde zich ook in zijn historische aan-<br />

leg. Hij bezat een merkwaardige nieuwsgierigheid naar alles, wat<br />

het verleden, vooral het verleden van de Orde betrof en hij be-<br />

schikte over het geduld en de speurzin, dingen tot in hun kleinste<br />

bijzonderheden na te pluizen. Niet alleen heeft hij zijn uitgebreide<br />

kennis in tal van boeiende artikels neergelegd, hij heeft ook een<br />

voorraad materiaal bijeengebracht, waaruit men nog geslachtenlang<br />

zal kunnen putten.<br />

Zijn leven werd heel bijzonder gekenmerkt door de trouw,<br />

waarmee hij - een leven lang ! - zijn ideaal gediend heeft. Men<br />

stelt het wel eens voor, alsof die trouw niets bijzonders was,<br />

omdat hij ,,niet anders kon". Men vergeet dan, dat ook hij een<br />

mens was, aan wie de bekoring van het ,,menselijke al-te-mense-<br />

lijke" niet vreemd gebleven is. Maar hij heeft zijn ideaal nooit<br />

verloochend. Denken we er wel eens aan, dat de ,,trouw" van<br />

enkele oude mensen uit de vorige eeuw de Orde van een vrijwel<br />

zekere ondergang gered heeft ? Alles, wat de Orde sinds ruim<br />

130 jaar heeft kunnen doen, ook alles wat zij nu nog doet, gaat<br />

terug op die trouw !<br />

Beste Louis, met jouw heengaan is een plaats opengevallen, die<br />

niet kan worden opgevuld. Maar je hebt nu de verwerkelijking<br />

van je ideaal gevonden : je neemt deel aan de hemelse liturgie, aan<br />

het ,,Sanctus, Sanctus, Sanctus", waarin de koren van engelen en<br />

heiligen telkens weer opnieuw zullen uitbreken. We bidden voor<br />

je om deze rust.<br />

Henri van Rooijen, o.s.c.


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE<br />

VAN L. HEERE<br />

L. Heere stelde zelf een beknopt ,,curriculum vitae" op, als<br />

inleiding op een lijst van publikaties, jaren geleden opgemaakt.<br />

Die luidt als volgt: ,,Louis Petrus Maria Jozef Heere werd 1 mei<br />

1901 geboren in de Stoofsteeg, tussen de 'walletjes' te Amsterdam.<br />

Gedoopt in de parochiekerk in de Spinhuissteeg. Op school bij de<br />

Broeders op de Keizersgracht en tijdelijk bij de Broeders te Weert.<br />

In Weert ontstond zijn heimwee naar het Zuiden en naar Limburg.<br />

Tussen 1917 en 1922 : Humaniora bij de Kruisheren te Uden. In<br />

1922 noviciaat te St-Agatha-Cuyk. Priester gewijd in 1928 en<br />

leraar Nederlands te Uden, waar hij naast Vondel bij voorkeur<br />

de Vlaamse schrijvers Gezelle, Timmermans en Claes behandelde.<br />

Na 1943 tweejarig verblijf 'boven de Moerdijk' \ Zakte in 1945<br />

a£ naar Nijmegen 2 en begon vanaf 1954 zijn werk als 'biblioteekbediende'<br />

in de 'kloosterlibrye' te Maaseik 3".<br />

1 Te Bussum en Zoeterwoude (nota's 1-3 werden door de redaktie bijgevoegd).<br />

2 Te Nijmegen volgde hij lessen van theologie en geschiedenis en behaalde er<br />

het baccalaureaat in theologie.<br />

3 Van zijn hand is de ,,Inventaris van het Archiefdepot van het Kruisherenklooster<br />

te Maaseik", 1961, in 4°, getypte tekst van 17 biz. voor het oude archief (1474-<br />

1850) en 114 biz. voor het nieuwe archief, sinds 1855.<br />

Over L. Heere verscheen een In memoriam Louis Heere, samen met de homilie<br />

bij de uitvaartdienst (zoals hierboven afgedrukt) in Cellesiana, 9, 1972, 106-108;<br />

L. Sips, In memoriam Louis Heere in het Bulletin van de Nederlandse provincie,<br />

1972, 71-74, dat werd overgenomen in Cellesiana, 9, 1972, 108-111 ; H. Van<br />

Rooijen, Louis Heere o.s.c, in hetzelfde bulletin, 1972, 84-85 en eveneens in<br />

Cellesiana, 9, 1972, 112-113 ; A. Wieers, In memoriam L. Heere, in De Maaseikenaar,<br />

1972, nr 3, p. 2-3 ; M. Hendkickx, In Memoriam E.H. Louis P. M. J. Heere,<br />

Kruisheer, in Limburg, jg. 51, 1972, p. 241-243, waarna van p. 243-248 een erg<br />

onvolledige bibliografie volgt. In samenwerking met M. Hendrickx stelde L. Heere<br />

ook de lijst op van de kanunniken van het Maaseiker kapittel, die eveneens door<br />

M. Hendrickx zal gepubliceerd worden.


50 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />

1. In en om de koorkerk. - De Tijd (dagblad), 1930....<br />

2. In en om de koorkerk. - De Tijd, 3 artikels, ..., ..., 25-4-'31.<br />

3. De jubileerende Witheeren van Heeswijk en de Kruisheeren* van<br />

Uden. (schuilnaam ,,Chronista") - Kruistriomf, 13, Cuyk, 1933,<br />

325-329.<br />

4. De Klaasbroeders van Venlo (Chronista). - Ibidem, 97-100, 132-<br />

135, 164-167, 194-197, 228-232.<br />

5. Een 800 jarig jubileum : de abdij van Berne. - De Maasbode (dag<br />

blad) 10-3-1934.<br />

6. Brabantse Kloosterrelatie. - Ibidem, 26-8-1934.<br />

7. De conventuele mis. - Ned. Kath. Stemmen, 35, 1935, 75-81.<br />

8. De koordienst in Nederland. - Ibidem, 340-346.<br />

9. De Kruisheren van Den Bosch. - Het Huisgezin (dagblad) 25-5-1935.<br />

10. 'n Sprekende Kruis-Lieve-Heer. •- Kruistriomf, 16, 1936, 183-186.<br />

11. 't Bloedende Kruishout van Hoydonk te Waubach. - Ibidem, 252-256.<br />

12. 't Kruis van de Noot (Maastricht). - Ibidem, 284-288.<br />

13. 't Bossche Wonderkruis te Uden. - Ibidem, 314-320.<br />

14. Uden en de Kruisheeren. - Udensche Courant, 12-9-1936.<br />

15. Meditaties voor de zeven vrijdagen van den H. Vdstentijd, Bussum, z.j,.<br />

16 biz. (Uitgave Ons Leekenspel).<br />

16. De Klaasbroeders van Venlo (Chronista). - Kruistriomf, 17, 1937,<br />

33-38, 97-101, 129-133, 193-196.<br />

17. Het Wonderbare Kruis van Sprundel. - Ibidem, 323-326, 353-356.<br />

18. De katholieke Koningskroning. - Liturgisch Parochieblad, Steenbrugge,<br />

19, 1937, 305-314, 321-325.<br />

19. Rondom de Koningskroning. - Het Huisgezin, 10 mei 1937.<br />

20. *t Hoogwaardigst Heer. - Udensche Courant, 12-9-1936.<br />

21. Klooster O. L. Vrouw ter Linde in druk en bloei. - De Maasbode,<br />

11-8-1938.<br />

22. Bamis. - Udensche Courant (weekblad), 30-9-1938.<br />

23. Bamis. - De Echo van het Land van Cuyck (weekblad), 30-9-1938.<br />

24. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - Graafsche en Udensche<br />

Courant, 22-10-1938.<br />

25. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - Udensche Courant, 22-10-<br />

1938.<br />

26. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - De Echo van het Land van<br />

Cuyck, 22-10-1938.<br />

27. Sinterklaas. - Het Huisgezin....<br />

28. Stuipen, niet alleen in *t lichamelijk, ook in 't geestelijk leven. (H.<br />

Missus) - Udensche Courant, 13-5-1939.<br />

29. Stuipen..., - De Echo van het Land van Cuyck, 13-5-1939.<br />

30. De 22e Nederlandsche Liturgische Week te *s Hertogenbosch. - Het<br />

Huisgezin, ....<br />

31. Onze Lieve Vrouw van Uden. (L. F. Laurentsen). - Udensche<br />

Courant, 25-11-1939.


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 51<br />

32. Leugeluit. - Het Huisgezin, 10-11-1939.<br />

33. Den Heylighen Houte van Dordrecht. - Kruistriomf, 19, 1939,<br />

223-230.<br />

34. De Udensche Torenklokken. - Udensche Courant, 27-5-1939.<br />

35. Meneer Pastoor z'n feest (L. F. Laurentsen). - Udensche Courant,<br />

3-6-1939.<br />

36. Ons Kathedraal Kapittel. - Het Huisgezin, 17-6-1939, 1-7-1939,<br />

8-7-1939.<br />

37. Leven en Streven in onze Gemeente : de Schoonmaak-Commissie. -<br />

Udensche Courant, 24-6-1939.<br />

38. Sint Anna te Uden. - Ibidem, 22-7-1939.<br />

39. Spookerij. - Ibidem, 29-7-1939.<br />

40. Met Muts en Pelerine (L. F. Laurentsen). - Ibidem, 18-8, 25-8-1939.<br />

41. Met Muts en Pelerine (L. F. Laurentsen). - De Echo van het Land<br />

van Cuyck, 18-8, 25-8-1939.<br />

42. Onnoozele Kinderen. - Udensche Courant, 23-12-1939.<br />

43. Het Bruidslied der Kerk, Steenbrugge St Pietersabdij, Ora et Laboraserie<br />

nr 64, 1940, 48 biz.<br />

44. Sint Tunnis. - Udensche Courant, 3-1-1940.<br />

45. De koude Christus van Uden, ibidem, 25-1-1940.<br />

46. Het wegkruis te Uden. - Ibidem, 16-3-1940.<br />

47. Waarom op beevaart ? - Mededelingen van de Broederschap van<br />

O. L. Vrouw ter Linde, 25-3-1940.<br />

48. Lezing gehouden op de Kosterskring ,,Nijmegen" op 11-4-1940 te<br />

Uden. - Kosterblad, 9-6-1940, 55-63.<br />

49. Sint Jan in de zomer. - Udensche Courant, 22-6-1940.<br />

50. Sint Jan bepalen (Een met gevoel voor heemkunde). - Ibidem,<br />

29-6-1940.<br />

51. Het Roermondse Kruisherenklooster. - Publications de la Soc. hist,<br />

du Limbourg, 11, 1941, 211-258.<br />

52. Het Kapittel van Sint Oedenrode. - Het Huisgezin, 22-2, 1-3 en<br />

8-3-1941.<br />

53. Sint Jan in den midzomer. - Ibidem, 21-6-1941.<br />

54. Udensche Molens (H.). - De Echo van Oostelijk Noord-Brabant,<br />

Limburg enz., 1-10-1943.<br />

55. Een onbekend Maria-gezin te Uden. - Ibidem, 15-10-1943.<br />

56. Uit de historie der streek : De twee van Mierten te Veghel. Over<br />

een heeroom en zijn nichtje. - Ibidem, 10-12-1943.<br />

57. Uit de geschiedenis en folklore : ,,Nonnen-mart'\ - Ibidem, 3-3-1944.<br />

58. Uit de geschiedenis en folklore : Schuttersgilden. - Ibidem, 10-3-1944.<br />

59. Uit de geschiedenis en folklore : Het Leeuwke van Brabant. - Ibi<br />

dem, 31-3-1944.<br />

60. Uit de geschiedenis en folklore : Sint Joris. - Ibidem, 4-4-1944.<br />

61. A. J. B. Schenk van Nijdeggen. - Clairlieu, 3, Diest, 1945, 21-30.


52 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />

62. Oude Gebruiken bij de Kruisheren. - Ibidem, 13-20.<br />

63. Zoeterwoude (oorlogskroniek). - Ibidem, 15-1 A.<br />

64. Beeeld van O. L. Vrouw op de hoek van de Breedestraat, Nijmegen.<br />

- De Gelderlander (dagblad), 20-5-1947.<br />

65. Onze Lieve Vrouw ter Linde te Thorn. - Clairlieu, 6, 1948, 79-80.<br />

66. Onze Lieve Vrouw ter Linde te Thorn. - Kruistriomf9 27, 1948,<br />

167-168.<br />

67. Studenten der Latijnse- en Hogeschool van Uden. - Clairlieu, 6,<br />

1948, 53-65.<br />

68. Hoogwaardig Heer Jacques Dubois. - Ibidem, 7, 1949, 3-13.<br />

69. 'n Hollands College ,,ten Cruycenbroederen tot Colen" (Keulen). -<br />

Ibidem, 101-108.<br />

70. Een Drieluik te Uden. - Ibidem, 62-64.<br />

71. Het beheer van de eigendommen van het Sint Niklaasklooster der<br />

Kruisheren te Venlo c. 1582. - De Maasgouw, 68, 1949, 4-7.<br />

72. Kerstmis bij de Kruisheren in oude tijden. - Kruis en Wereld, 29,<br />

Diest, 1949-1950, 33-36.<br />

73. Witte Donderdag bij de Kruisheren in vroeger tijd. - Ibidem,<br />

129-132.<br />

74. Oranje of Spanje. - Ibidem, 231-234.<br />

75. De Kruisbroeders van Woudrichem. - Clairlieu, 8, 1950, 34-39.<br />

76. Good Friday (translated by B. van Gils). - Crosier Missionary,<br />

1950, 91.<br />

77. Kleine Aantekeningen over de Kruisheren (v. Maaseik). - Brabants<br />

Heem, 2, 1950, 88.<br />

78. De Kruisheren te Doornik. - Kruistriomf, 30, 1951, 2-6, 35-39,<br />

67-70, 105-108, 173-178.<br />

79. Jan van Deventer, beroemd Nijmeegs kunstenaar uit de vijftiende<br />

eeuw. - De Gelderlander (dagblad), 26-9-1951.<br />

80. Uit de Librije van Sint Pietersdal te Hoorn. - Clairlieu, 9, 1951,<br />

75-79.<br />

81. De Roeping tot de Orde van het H. Kruis in de I6e eeuw. - Ibidem,<br />

82-85.<br />

82. Het Burghart Van den Bergh-Fonds. - De Gelderlander (dagblad),<br />

meerdere artikels, met slotartikel 21-12-1951.<br />

83. Het Kruisbeeld van Neerbosch. - Ibidem, 8-5-1952.<br />

84. Het Kloosterkleed der Kruisheren. Kruis en Wereld, 31, 1951-52,<br />

181-184, 206-210, 248-251, 267-269.<br />

85. Catharina van Bourbon, hertogin van Gelre, (1463-1469). - De<br />

Maasgouw, 71, 1952, 70-74.<br />

86. Catharina Van Bourbon. - Clairlieu, 10, 1952, 80-82.<br />

87. Eeuwgetij. - Kruistriomf, 31, 1952, 161-164.<br />

88. Een Nederlandse Antifoon. - Ons Geestelijk Erf, 1952, 105-112.<br />

89. Het Kloosterkleed der Kruisheren (vervolg). ^- Kruis en Wereld, 32,


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 53<br />

1952-1953, 20-23, 86-88, 115-123, 149-152, 182-185, 213-216,<br />

240-246, 271-278.<br />

90. De Scriptoria der Kruisheren van Luik en Maastricht. - Clairlieu,<br />

11, 1953, 90-91.<br />

91. De weg terug. - Kruistriomf, 33, 1953, 98-99.<br />

92. Cesar Le Blanc o.s.c, bisschop van Avranches, 1719-1746. - Clairlieu,<br />

11, 1953, 30-35.<br />

93. Index op de Annales canonicorum regularium S. Augustini Ordinis<br />

S. Cruets van C. R, Hermans, Diest, 1953, 205 biz.<br />

94. De Kruisheren te Venlo. - De Maasgouw, 72, 1953, 149-156.<br />

95. Relieken van Sint Odilia te Deventer. - Clairlieu, 11, 1953, 36-39.<br />

96. Het Obituarium der Kruisheren van Roermond. - Publications de la<br />

Soc. ... Limbourg, 90, 1954, 51-125.<br />

97. Altaren in de Kruisherenkerk te Roermond. - Clairlieu, 12, 1954,<br />

88-90.<br />

98. De ?,Tabula". - Ibidem, 90-92.<br />

99. Eeuwgetij van het Kruisherenklooster te Maaseik 1855-1955. - Kruis<br />

triomf, 35, 1955, 7-9, 38-41, 67-70, 134-137, 165-167.<br />

100. Het Kloosterkleed der Kruisheren. (stencil) - Cruciferana, nova se<br />

ries, nr 20 (zie boven nr 81 en 86).<br />

101. Het Kruisherenklooster te Maaseik voor de Franse Revolutie. - De<br />

Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, 9-77.<br />

102. De Kruisheren te Roermond. - Maas en Roerbode (dagblad), 26-8-<br />

1955 en 27-8-1955.<br />

103. Kruisheren. - Encyclopedie van het Katholicisme, Bussum, 1955, II,<br />

kol. 528-530.<br />

104. Brieven van Prior Christiaan Goldt. - Clairlieu, 13, 1955, 83-84.<br />

105. Participantes 28 maart 1496. - Ibidem, 85-86.<br />

106. De Kruisheren van Asperen. - Kruistriomf, 36, 1956, 2-3, 37-41,<br />

69-73.<br />

107. Het Kruisherenklooster te Venlo, 1399-1642. - Publications de la<br />

Soc. hist. ... Limbourg, 92, 1956, 255-368.<br />

108. De Kruisheren van Sint-Agatha in de Lande van Cuyck. ~ Kruistriomf,<br />

36, 1956, 98, 131, 163.<br />

109. Auteurskataloog van de bibliotheek van Marienlof, met bibliographische<br />

aantekeningen. - Clairlieu, 15-16, 1957-1958, 167-200.<br />

110. Hendrik Denys 1518-1571. -De nieuwe Limburger (dagblad), 24 en<br />

25 mei, 6 juni 1957.<br />

111. Hendrik Denys 1518-1571. - De Maasgouw, 76, 1957, 41-50.<br />

112. De Kruisheren van Venlo. - Kruistriomf, 37, 1957, 3-8, 35-40,<br />

72-79, 103-107, 134-139.<br />

113. De Kruisheren te Roermond. - Ibidem, 169-172.<br />

114. Kruisverheffingen. - Ibidem, 33-34.<br />

115. De Kapucijnen te Maaseik. - Limburg, 37, 1958, 142-152.<br />

116. De Kruisheren te Roermond. - Kruistriomf, 38, 1958, 3-6, 35-38,


54 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />

79-83, 103-107, 131-133.<br />

117. De Kniisheren te Maastricht. - Ibidem, 186-189.<br />

118. Het Kruisherenklooster te Venlo, 1643-1836. - Publications ...<br />

Limbourg, 94, 1958-1959, 209-300.<br />

119. De Kruisheren te Maastricht. - Kruistriomf, 39, 1959, 21-25, 56-64,<br />

84-93, 118-123, 144-149, 176-182.<br />

120. Een Maastrichter Bibliofiel. Prior Jan Proenen. - Clairlieu, 17, 1959,<br />

3-17.<br />

121. Kerstmis bij de Kniisheren in de oude tijd. - Kruistriomf, 40, I960,<br />

51-53.<br />

122. De Kruisheren van Den Bosch. - Ibidem, 71-73, 93-95.<br />

123. Nicolaas Verbolt. - Numaga, 7, I960, 62-65.<br />

124. Onder de Linden te Thorn. - Credo (diocesaan weekblad voor het<br />

bisdom Roermond), 12, 1960,nr 32 van 5-8-1960.<br />

125. Kerkelijke geschiedenis van Maaseik (stencil-syllabus voor de Geschied-<br />

en oudheidkundige Kring van Maaseik, 4 biz.).<br />

126. Dokumenten uit de Statutenstrijd van 1765. - Clairlieu, 18, I960,<br />

71-80.<br />

127. Edam op de Preekstoel te Venlo. - Ibidem, 93-95.<br />

128. De beleving van ons Ordesideaal in deze tijd. (stencil) - Speciaal<br />

nummer van het Fratertijdschrift te Achel, 31 biz.<br />

129. Kerststal van goud. - Kruistriomf, 41, 1961, 52-53.<br />

130. Kon het anders ? - Ibidem, 40-41.<br />

131. De Kruisheren van Woudrichem. - Ibidem, 94-96.<br />

132. Onze Zeeuwse kloosters. - Ibidem, 76-77.<br />

133. De Udense Kruisheren. - Ibidem, 31.<br />

134. Gdefrida Noetelaers van den Bergh. - Numaga, 8, 1961, 43.<br />

135. Onze Biechtstoelen. - Economisch Beheer, Velsen, 6, 1961, 515.<br />

136. De Agneten van Maaseik. - De Maasgouw, 81, 1962, 102-114.<br />

137. Het Broershuis te Schiedam. - Kruistriomf, 42, 1962, 24-27.<br />

138. De Crucebroeren van Snits. - Ibidem, 59-60.<br />

139. De Kruisheren van Jeruzalem. - Ibidem, 94-95.<br />

140. St Pietersdal te Hoorn. - Ibidem, 40-41.<br />

141. Mijnheer Linnebank. - Udense Klanken, Uden, 1962, 942-946.<br />

142. Zielzorg in de kapel van de Grote H. Geest te Maastricht. - De<br />

Maasgouw, 81, 1962, 175-180.<br />

143. Een kalender van Nijmegen. - Numtega, 9, 1962, 63-90.<br />

144. Bedevaarten van Maaseik naar Heppeneert tussen 1885 en 1891. -<br />

Mariaklokje van Heppeneert, nr 3, Jan. 1963, 2.<br />

145. Krisis van het Maaseikse Kruisherenklooster. - De Maasgouw, 82,<br />

1963, 15-17.<br />

146. Het Sint Pietersdal of Kruisbroedersklooster te Hoorn, verschenen<br />

in de reeks Cruciferana, nr 22, Amersfoort, 1963, 36 biz.<br />

147. Personen- en plaatsnamenregister bij H. U. Weiss, Die Kreuzherren<br />

in Westfalen, 296-339 (ook in Clairlieu, 21, 1962-63).


KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 55<br />

148. 't Bossche Wonderkruis. - Kruistriomf, 43, 1963.<br />

149. De Heren van Sankt Joline te Aken. - Ibidem, 84-87.<br />

150. Oranje en de Kruisheren. - Ibidem, 100-103.<br />

151. Ter Nyen Lidite. Klooster ter Apel. - Ibidem, 36-38.<br />

152. De Kruisherenkerk te Maaseik. - Vox, studentenblad van het college<br />

te Maaseik, 17-6-1963, 3-6.<br />

153. Enkele gegevens over het huis ,,Het Gulden Hooft" naast de kniis<br />

herenkerk te Maaseik. - Clairlieu, 22, 1964, 135-137.<br />

154. Enkele gegevens over de gronden die de kruisheren van Maaseik en<br />

Roermond bezaten te Heppeneert. - Ibidem, 137.<br />

155. Burchardus a Monte, een vrijgevig Nijmegenaar. - Numaga, 11, 1964,<br />

17-21.<br />

156. Jacobus Van Oeveren, deken van het domkapittel en vikaris-generaal<br />

van het Roermondse Bisdom. - De Maasgouw, 83, 1964, 57-64.<br />

157. De Processie van Maaseik naar Kevelaar en het processieverbod. -<br />

Ibidem, 25-30.<br />

158. Kruisheren ? - Vox, 18-6-1964, 3-4.<br />

159. Naar de Brug van de Hemel. De Kruisheren in Briiggen. - Kruis<br />

triomf, 44, 1964, 25-30.<br />

160. Mijnheer Van den Elzen. - Udense Klanken, Uden, 1964, 1181-1183.<br />

161. Het Grafschrift van Clara Elisabeth van Manderscheid-Blankenheim.<br />

- De Maasgouw, 84, 1965, 153-157.<br />

162. Kanunnik Tielens. - Ibidem, 51-54.<br />

163. Kerkelijk Maaseik. - De Tijdspiegel, 10, 1965, 175-178.<br />

164. Martinus Hubertus Rutten, bisschop van Luik. - Vox, 19, 1965, nr 69,<br />

25-26.<br />

165. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />

Kruistriomf, 45, 1965, 8-10, 50-51, 68-70, 84-85, 100-101.<br />

166. Het voormalige Minderbroedersklooster, thans Ursulinenklooster te<br />

Maaseik. (Stencil, 4°, 9 biz. Geschied- en Oudheidkundige Kring<br />

Maaseik, 1965).<br />

167. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />

Kruistriomf, 46, 1966, 12-14, 28-31, 44-46, 60-62, 93-95.<br />

168. Heppeneert bij Maaseik in de Kamer der Volksvertegenwoordigers. -<br />

Limburg, 45, 1966, 166-171.<br />

169. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />

Kruistriomf, 47, 1967, 8-13.<br />

170. Aantekeningen over het ,,Klein Klooster" te Maaseik. - Album Dr.<br />

M. Bussels (Federatie der Geschied- en Oudheidkundige Kringen in<br />

Limburg), Hasselt, 1967, 321-325.<br />

171. De Lagere School te Maaseik voor de Frame Revolutie. - (Stencil,<br />

folio, 16 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik, 1967).<br />

172. D' Zwarte Kraey. - Numaga, 13, 1966, 35-39.<br />

173. De abdij van Sint Maria, Relindis en Herlindis te Eike ofte wel het<br />

Kollegiale Kapittel van O. L. Vrouw te Maaseik, c. 932-1797. -


56 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />

(Stencil, folio, 58 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik,<br />

1968).<br />

174. Eduard Pergens van Maaseik. - Limburg, 47, 1968, 144-145.<br />

175. Elf eeuwen Concilie van Eyck of dekenaat Maaseik. - (Stencil, 4°,<br />

18 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik, 1968).<br />

176. Sint Joost en het geslacht De Plevits. - De Maasgouw, 87, 1968,<br />

149-155.<br />

177. De Franse Tijd te Maaseik en te Thorn, geillustreerd door enkele<br />

bekende Maaslandse families. - (Stencil, 4°, 18 biz., Geschied- en<br />

Oudheidkundige Kring Maaseik, 1969).<br />

178. Jan Michiel van der Heyden van Maaseik 1776-1836. - Limburg, 58,<br />

1969, 97-107.<br />

179. Het geslacht Streignart. - De Rode Leeuw, april 1969, nr 4-5-6, 4A,<br />

5A, 6B.<br />

180. Tentoonstelling van tekeningen van artistieke en historische monumenten<br />

in de oude stadskern van Maaseik. Gids, Hasselt, Kulturele<br />

dienst van de Provincie Limburg, 1970.<br />

181. Toeristische folder Maaseik. - (V.V.V. Maaseik, 6 biz.).<br />

182. 600 Jaar Sint Agatha. - (tekst verschenen in Kruistriomf 1956/57 en<br />

1964 ; opnieuw uitgegeven als brochure in 1971, 24 biz.)<br />

183. Balthazar van Drogenbroeck en de schilderingen in de Loreto-kapel<br />

te Thorn. - De Maasgouw, 90, 1971, 20-32.<br />

184. Het Stift Thorn en het geslacht van Merode. - Limburg, 50, 1971,<br />

163-170.<br />

185. Midden-Limburg en Maaseik. •- De Maasgouw, 90, 1971, 133.<br />

186. De Kruisbroeders van Woudrichem. - Nieuwsblad voor het Land van<br />

Heusden en Altena, 19-8-1971 (zie boven nr. 75).<br />

187. De stadsboerderij ,,Sint Joris". - De Maaseikenaar, 2, 1971, nr 2,<br />

23-26.<br />

188. Wat iedere Eikenaar in 1972 weten moet. - Ibidem, nr 3, 26-28.<br />

189. Wat zult ge hun vertellen. - Ibidem, nr 4, 6-7.<br />

190. Wat iedere Maaseikenaar moet weten. - De Maaseikenaar, 3, 1972,<br />

nr 1, 26-27 4.<br />

D. Snipers, o.s.c.<br />

4 Deze lijst werd opgesteld volgens eigen opgave van L. Heere, volgens door<br />

hem bewaarde plakboeken (beide erg onvolledig) en volgens eigen bevindingen van<br />

de verzamelaar, in totaal ,,tamelijk" volledig. Posthuum zijn te verwachten : Merode<br />

en de Kruisheren, en Sprokkelingen uit Merode1 s archieven, in Clairlieu, 30, 1972.<br />

Verder meerdere bijdragen voor het geplande Limburgse Biographisch Wbordenboek<br />

en het Nationaal Biographisch Wbordenboek, onder meer artikels over Mgr M.<br />

Konings, Mgr M. H. Rutten, J. H. Van der Heyden, Rescius, S. Drost, E. Pergens,<br />

M. Wieers e.a. In handschrift bestaat een onuitgegeven zeer uitvoerig werk over<br />

het domkapittel van Utrecht, n.l. De Eredienst van het Domkapittel Sint Maarten<br />

te Utrecht. Verder verschenen van zijn hand meer dan 200 mededelingen en bibliografische<br />

nota's in de jaargangen van Clairlieu.


DE MERODFS EN KRUISHEREN<br />

In de geschiedeniswerken over de kruisherenkloosters in Rijn-<br />

en Maaslanden komen enkele Merode's als weldoeners van die<br />

huizen voor, De Merode's uit het gehucht Rode te Dhorn bij<br />

Dueren, tussen Keulen en Aken. In de veertiende eeuw hebben de<br />

heren van Rode die naam veranderd in Merode1. Ook heeft die<br />

familie van Merode zich in verschillende takken verdeeld, die<br />

ieder weer in een aantal huizen en geslachten zijn onderverdeeld2.<br />

In de geschiedenis der kruisheren kwamen de huizen van<br />

Pietersheim-Westerloo, Houffalize en Frentz het meest voor. De<br />

leden voerden meestal de titel van ridder, baron of rijksbaron,<br />

later ook van graaf, maarschalk en prins.<br />

In de inleiding op zijn werkje Religio Sanctissimae Cruets droeg<br />

de kruisheer Arnold Hertzworms in 1686 dit werkje aan Jan<br />

Filips Eugeen van Merode, markies van Westerloo op en noemt<br />

daarin een twintigtal dames en heren van Merode, die de kruis<br />

heren, vooral die van het klooster Schwarzenbroich bij Dueren<br />

begunstigd hebben3.<br />

We probeerden deze gegevens van Hertzworms te vergelijken<br />

met de Geschichte der Familie Merode door Richardson in 1877/81<br />

uitgegeven.<br />

De eerste Merode, die wij bij Hertzworms aantreffen, is Werner<br />

IV van Rode, zoon van Werner III4. In 1325 noemt hij zich voor<br />

1 Richardson, E., (ps. van graaf Von Mirbach-Harff), Geschichte der Familie<br />

Merode, Praag, deel I, 1877, 12.<br />

2 Ibidem, p. XL<br />

3 A. Herzworms, Religio Ss Crucis, Roermond, 1686.<br />

4 Richardson, I, 142.


58 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />

het eerst ,,heer van Merode" en is dan heer over de halve heerlijk-<br />

heid Merode, edelburger van Keulen in 1319, en verwerft in 1329<br />

het kasteel Andrimont in het Luiker Land. Misschien werd hij<br />

door keizer Frederik de Schone (1314-1330) tot baron verheven.<br />

Hij huwde Elisabeth van Montigny d'Ostrevant. Dit echtpaar<br />

stichtte voor 1340 in de heerlijkheid Merode het kruisherenklooster<br />

Sankt-Mathiastal te Schwarzenbroich. De eerste kloosterlingen<br />

kwamen uit het Sint-Mathiasklooster te Luik5.<br />

Elisabeth overleed voor 21 april 1340 ; Werner waarschijnlijk<br />

voor 21 januari 1341. Op 12 mei 1340 had Werner IV, met goed-<br />

vinden van zijn zoon Werner V, het reeds bestaande klooster met<br />

twaalf bunder opnieuw begiftigd en voor de kruisheren de nieuw-<br />

bouw van hun klooster mogelijk gemaakt, zoals dit in de Latijnse<br />

oorkonde staat6.<br />

Reeds eerder had Werner IV dit klooster niet alleen gesticht<br />

maar ook begunstigd, wat uit een bevestigingsbrief van de Keulse<br />

aartsbisschop Walram blijkt7. Daar de kloosterkerk nog niet<br />

voltooid was, werden Elisabeth en Werner te Wenau begraven8.<br />

De eerste Merode, die in de kloosterkerk van Schwarzenbroich<br />

werd begraven, was Werner V, rijksbaron, heer van de halve<br />

heerlijkheid Merode en Andrimont, in 1343 edelburger van<br />

Keulen, in 1355 overleden ; ook zijn vrouw Lisette van Lieven-<br />

thal werd daar bijgezet9.<br />

Vervolgens tekende de kloosterarchivaris op, dat in 1393 de<br />

vrouw van Richard I van Merode, bijgenaamd ,,de Grote",<br />

Margaretha van Wesemael, in dezelfde kerk werd begraven.<br />

Door haar verwierven de Merode's de heerlijkheid Westerloo.<br />

5 Hermans, Annales, I (1), 68, 70; II, 110; Hermans noemt haar: Elisabeth<br />

de Loefdael; Richardson echter : Elisabeth van Montigny d'Ostrevant.<br />

6 Richardson, I, 143 ... damus priori et fratribus supradicti ordinis in Schwar<br />

zenbroich commorantibus in subsidium novae habitationis duodecim jurnalia...<br />

(Idem, If, 171, n. 48).<br />

7 Idem, I, 143 : Wernerus de Rode nobis humiliter supplicavit, quatenus cum in<br />

bonis suis habeat quendam locum dictum Suarsenbroych cum suis pertinenciis et<br />

appendiciis actum pro congregatione aliquorum religiosorum... in quo vos ut dicitur<br />

mansionem et oratorium pro conventu vestri ordinis, ut ibidem certi fratres vestri<br />

in animarum suarum quieti possunt aptius domino familiari ponere et fundare,<br />

ipseque Wernerus locum et augmentum divini obsequii conferre simpliciter et<br />

liberaliter sit paratus. II, 171, n. 49.<br />

8 Idem, I, 144.<br />

9 Idem, I, 144.


DE MERODE'S EN KRUISHEREN 59<br />

Omstreeks 1400 zag men in het klooster een votiefschilderij,<br />

waarop Margaretha stond afgebeeld, geknield voor de H. Familie,<br />

Maria en het Kindje zetelend op een troon, waartegen een allian-<br />

tiewapen van Merode en Wesemael rust; daaronder een Latijns<br />

onderschrift in gotische letters : ,,Anno domini 1393 obiit nobilis<br />

et generosa domina Margaretha de Wesemael, domina de Merode<br />

et de Vrentz etc. Intersignia nobilium et generosorum virorum et<br />

baronum domini Richaldi de Merode, de Vrentz etc. mariti sui et<br />

domini Arnoldi de Wesemael etc. patris ipsius domine opposita<br />

sunt, ut successores videant et recordentur orare pro animabus<br />

parentum et benefactorum suorum, quorum anime requiescant in<br />

pace, amen10.<br />

Hun oudste zoon Richard II van Merode huwde op 14 juli<br />

1410 Beatrix van Pietersheim (Lanaken). Hij was graaf van<br />

Olen, voogd van Duffel en bezat de heerlijkheden Merode, Frentz,<br />

Olen, Westerlo etc. Door zijn vrouw verwierf hij de heerlijkheden<br />

Pietersheim, Oirschot, Hilvarenbeek, Lanaken, Smeermaas, Stein<br />

etc. De Utrechtse kapittels ,,ten Dom" en van ,,Oudmunster"<br />

gaven in 1429 de heerlijkheid Westerloo c.a. voor goed aan<br />

Richard II, maar het zou nog 53 jaar duren eer de Merode's<br />

daarvan in het werkelijk bezit zouden komen.<br />

Richard II overleed in 1446 en Beatrix in 1455 ; zij vermaakten<br />

aan het klooster Schwarzenbroich 200 gulden voor een jaar-<br />

getijde ".<br />

Als vierde kind van Richard I komt in 1380 Arnold van<br />

Merode voor, die in 1406 de kruinschering ontving, daarna<br />

kanunnik van Sint-Agatha-Rode, Sint-Paul te Luik, abt van Vise,<br />

deken van Sint-Achtenrode en in 1430 kanunnik van Sint-Lambert<br />

te Luik werd. In datzelfde jaar was of werd hij door de magistraat<br />

van Luik gevangen gezet, misschien als gijzelaar bij politieke<br />

moeilijkheden tussen de prinsbisschop en de stad.<br />

10 Idem, I, 145, 146 voetnoot. Het schilderij bevindt zich thans in het kasteel<br />

Westerloo. Zie afbeelding in Jansen, J. E., o.praem., Westerloo en de prinselijke<br />

familie de Merode, Turnhout, 1936. Wij gebruikten de artikels over dit onderwerp<br />

in Taxandria, hist, tijdschrift van de Antwerpse Kempen, 7, 1936, 1-30, 73-97,<br />

139-147, 169-205, waar deze afbeelding staat tegenover biz. 74.<br />

11 Richairdson, I, 150 ; Jansen, 76.


60 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />

Op 27 augustus 1443 werd hij als ,,jubilarius" betiteld. Op welk<br />

feit van 1393 dit jubile terug wijst, is niet duidelijk. Arnold was<br />

in 1409 en 1422 de testamentaire uitvoerder van zijn broer Willem<br />

van Merode en zijn aangetrouwde oomzegger Willem van Troyen,<br />

die beiden 720 gulden aan de kruisheren nalieten om gronden<br />

voor het klooster Schwarzenbroich en het door de kruisheren<br />

bediende gasthuis van Geich (parochie Echtz heerlijkheid Merode)<br />

te kopen, wat Arnold uitvoerde door een hof te Obermerz van het<br />

echtpaar Willem van Merode en Sofie van den Weyer te Buir te<br />

kopen. Eveneens verwierf Arnold op 16 oktober 1428 voor dezelfde<br />

erflaters veertien malder rogge en twaalf pfenningen erfrenten<br />

op een hof te Kauweiler ten bate van het genoemde gasthuis.<br />

De orde der kruisheren behoefde rond 1400 hervorming, waarover<br />

de kruisheer Jan van Merode, procurator van het Sint-Nikolaasklooster<br />

te Venlo zijn halfbroer Arnold raadpleegde. Arnold<br />

wist door zijn belangrijke relaties te Luik de hoge prelaten en<br />

rechtsgeleerden voor een hervorming der orde te winnen en<br />

bewoog de generaal-prior der kruisheren een generaal kapittel<br />

bijeen te roepen, waarop tot een hervorming in hoofd en leden<br />

werd besloten, die door Jan van Merode vooral werd uitgevoerd.<br />

Arnold overleed op Allerheiligen 1445 te Luik en werd in de<br />

Mariakapel van de Luiker domkerk begraven. Uitvoerders van zijn<br />

testament waren Richard II en Arnold II van Merode, Henrik<br />

Bachel kanunnik en Peter van der Meulen.<br />

Het generale kapittel van 1450 verlangde dat Arnold van<br />

Merode, de eerste medewerker van de ordeshervorming, met<br />

andere rechtsgeleerden en prelaten, die met hun geld hadden<br />

bijgedragen, in het boek der overledenen opgeschreven en jaarlijks<br />

herdacht zou worden12.<br />

Over Willem van Merode was reeds sprake bij Arnold. Hij<br />

was het zesde kind van Richard I en Margaretha van Wesemael,<br />

misschien burchtheer te Valkenburg en in 1431 voogd van Maas<br />

tricht. Vermoedelijk is hij die weldoener der kruisheren die volgens<br />

Hermans in 1410 ,,sine liberis" overleed, wat volgens Richardson<br />

door ,,zonder zonen" zou moeten vertaald worden. In dat geval<br />

12 Hermans, I (1), 93, II, 110, 204, 255; Richardson, II, 197* n. 168; 200<br />

n. 183 ; 203 n. 202 ; I, 147-149.


DE MERODE'S EN KRUISHEREN 61<br />

kan Cecilia van Hoensbroek zijn vrouw geweest zijn en Gertrudis<br />

van Merode zijn dochter. Dat Arnold in 1422 zijn testament uitvoerde,<br />

werd reeds vermeld1S.<br />

Als tiende kind van Richard I zou Jan van Merode geboren<br />

zijn, volgens Richardson waarschijnlijk als natuurlijke zoon. Hij<br />

werd kruisheer en procurator van het kruisherenklooster te Venlo.<br />

Hij is een van de voornaamste bewerkers van de hervorming der<br />

kruisherenorde in 1410 en werd daarbij gesteund door zijn halfbroer<br />

Arnold van Merode, de reeds vermelde Luiker kanunnik.<br />

Jan werd in 1410 prior van het Venlose klooster tot ongeveer<br />

1420 en stichtte in 1422 het kruisherenklooster van Roermond.<br />

Definitor der Orde was hij in de jaren 1413-1416, 1418 en '19,<br />

1421-1423, 1426, 1428, 1432 en 1434. In 1421 treedt hij als visitator<br />

bij de kruisheren in Aken op, en in 1423 in alle Duitse kloosters.<br />

Tot verdere uitbouw van het pas gestichte Roermondse<br />

klooster werd hij in 1425, 1426, (1427 ?) en 1428 daarheen<br />

gezonden14.<br />

Ook Wellem van Troyen kwam reeds bij Arnold ter sprake<br />

als diens oomzegger en schoonzoon van Arnolds zuster Elisabeth<br />

van Merode, gehuwd met Jan van Troyen. Op een reis in het<br />

Heilige Land is hij op de berg Sinai door de warmte gestikt,<br />

,,arenoso calore suffocatus". In zijn testament, voor zijn vertrek<br />

naar Palestina gemaakt, bedacht hij de armen en heel speciaal de<br />

kruisheren15.<br />

Kleinkind van Richard I was Peter van Merode, zoon van het<br />

elfde en natuurlijke kind van Richard, ook Peter genaamd. Hij<br />

had een zekere Goeda tot moeder.<br />

Kleinzoon Peter trad in de klerikale staat en werd in 1401<br />

sekretaris van Lodewijk van Orleans, daarna pastoor van Merzenich,<br />

kanunnik van Sankt-Severin te Keulen en kanunnik te Luik.<br />

13 Idem, I, 148 w.<br />

14 Idem, I, 149; Hermans, I (1), 93; II, 111. L. Heere, Het Kruisheren<br />

klooster te Venlo, in Publications ... du Limbourg, 42-43, 1956-57, 331.<br />

15 Richardson, I, 148, voetnoot 8.


62 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />

Voor de kruisheren was hij een groot weldoener en schonk in<br />

1425 tot bestrijding der jaarlijkse onkosten van de generale kapit<br />

tels 300 Rijnlandse gulden, liet op 1 mei 1451 300 gulden voor<br />

zijn jaargetijde bij de kruisheren na en nog eens 200 gulden voor<br />

zijn jaargetijde te Schwarzenbroich. Geen wonder dat de generale<br />

kapittels de kloosters herhaaldelijk er aan herinneren, dat men<br />

zijn naam onder de weldoeners moet vernoemen ; reeds tijdens<br />

zijn leven in 1428 ; na zijn dood in 1456 en 149616.<br />

Stichter van de familie Merode-Westerloo wordt Jan I van<br />

Merode, oudste zoon van Richard II en Beatrix van Pietersheim,<br />

genoemd.<br />

Op 8 november 1451 trad hij in het huwelijk met Aleydis van<br />

Horn, die hem zeven kinderen schonk. Hij bekleedde de functies<br />

van keizerlijk kamerheer, geheimraad en vanaf 1481 van landdrost<br />

van Gulik. Na de dood van zijn moeder werd hij in 1456 met de<br />

goederen van Pietersheim beleend. Door vonnis van de souvereine<br />

Raad van Brabant werd hij, na een strijd van 53 jaren, definitief<br />

in het bezit van Westerloo gesteld, dat de Utrechtse kapittels<br />

reeds in 1429 aan de Merode's hadden geschonken.<br />

In 1473 bevestigde keizer Frederik hem en zijn broers Arnold II,<br />

Richard en Willem in hun oude stand van rijksbaron. Jan overleed<br />

in 1485 en Aleydis testeerde op 6 december 1497. Beiden worden<br />

door Hertzworms tot bijzondere weldoeners der kruisheren ge-<br />

rekend17.<br />

Richard III van Merode ; derde zoon van Richard II werd de<br />

stichter van het geslacht Merode-Houffalize door in 1456 voor de<br />

tweede maal met de rijke Margaretha van Argenteau, erf-<br />

gename van Houffalize te trouwen. Hij kreeg dertien kinderen en<br />

overleed in 1482 ; zijn tweede echtgenote in 1488. Zij schonken<br />

100 gulden voor een jaargetijde en werden in Schwarzenbroich<br />

begraven18.<br />

Margaretha van Merode was het zesde kind van Richard III.<br />

Zij en haar zuster Beatrix werden te Thorn zeer ontgoocheld,<br />

16 Idem, I", 149; Hermans, II, 98, 139, 215, 282, 440.<br />

17 Hermans, II, 111; Jansen, 77 ; Richardson, I, 152 w.<br />

18 Richardson, I, 192.


DE MERODFS EN KRUISHEREN 63<br />

nadat zij in 1477 door de vertegenwoordiger van de pauselijke<br />

gezant, Herman landgraaf van Hessen, proost van de Onze Lieve<br />

Vrouwekerk te Aken, deken van Sankt-Gereon te Keulen, tot<br />

kanunnikessen van het Thorner stift waren benoemd en werden<br />

geweigerd.<br />

De abdis van Thorn, Geertruud van Sombreff, protesteerde<br />

omdat zij in haar benoemingsrecht was aangetast. Het hoogadellijk<br />

kapittel verzette zich tegen die benoeming, omdat de benoemde<br />

slechts ,,puellae minime illustres" waren. Ze waren wel van adel,<br />

maar stonden op de laagste trede der doorluchtigheid. Bovendien<br />

was hun adeldom eerst vier jaar geleden in 1473 door de keizer<br />

erkend, dus nieuwbakken adel. Voor Thorn moest men minstens<br />

van grafelijke of prinselijke bloede zijn !<br />

Zeer verbolgen over deze weigering dreigde Herman van Hessen<br />

met kerkelijke straffen en ging in beroep bij het pauselijk Hof.<br />

Abdis en kapittel wendden zich tot de paus en werden in het gelijk<br />

gesteld ! De dames van Merode werden in 1477 niet tot het kapittel<br />

toegelaten, maar... vijftien jaar later zien we Margaretha als<br />

volwaardige tussen de kanunnikessen van Thorn optreden en zo<br />

blijft het tot 1505, wanneer zij tot abdis van Munsterbilsen wordt<br />

gekozen.<br />

Abdis Margaretha schenkt in 1528 een gebrandschilderd raam<br />

aan het kruisherenklooster van Luik, van waaruit twee eeuwen<br />

vroeger het door de Merode's bevoorrechte klooster van Schwarzenbroich<br />

was gesticht19.<br />

Willem II van Merode was de zoon van Willem I van Merode,<br />

heer van Rummen enz., en van Johanna van Randerath, erfgename<br />

van Veulen bij Tongeren en van het burggraafschap Loon, welke<br />

twee laatste titels Willem II in I486 van zijn moeder overnam.<br />

Hij huwde Catharina Bau(w), erfgename van Goetsenhoven bij<br />

Tienen ; waardoor Willem II de stichter werd van het geslacht<br />

Merode-Goetsenhoven. Zij kregen twaalf kinderen. Hij ondertekende<br />

in 1496 de vrede tussen de Staten van Luik en de prinsbisschop<br />

te Donchery en in 1499 het vredesverdrag met het graafschap<br />

Horn, en werd in 1520 schout van Brussel. Op 6 mei legde<br />

19 Idem, I, 194; Habets, J., Archteven der Hoogadellijke Rtjksabdij Thorn,<br />

Den Haag, 1889, I, LXXV w.; 403, 433, 438.


64 DE MERODFS EN KRUISHEREN<br />

Willem de Merode, ridder, heer van Veulen, de eerste steen van<br />

de kloosterkerk der kruisheren te Kolen bij Kerniel. Hij overleed<br />

in 1525 20.<br />

Ook in de Nieuwe Tijd bleven Merode's weldoeners der kruis<br />

heren.<br />

Filip I van Merode en Pdbthrsheim, rijksbaron, graaf van Olen,<br />

heer van Diepenbeek, IJsselmonde, Ridderkerk, Papencop enz.<br />

werd in 1568 als enige zoon uit het huwelijk van Jan IV en diens<br />

tweede vrouw Margaretha rijksbarones van Pallant geboren. Hij<br />

huwde in 1591 Anna van Merode-Houffalize-Montfoort,<br />

voordien stiftdame te Mons, die hem tien kinderen schonk. Filip<br />

was een uitstekend beheerder van zijn bezittingen en liet in 1627<br />

600.000 franks na. Hij vermaakte aan de kruisheren van Schwar-<br />

zenbroich een jaarrente van honderd Keulse guldens voor een<br />

jaargetijde21.<br />

Tot nog toe hadden de Merode's de heerlijkheid Westerloo in<br />

leen maar in 1620 kocht Filip het directe dominium van de<br />

Utrechtse kapittels ,,ten Dom" en van ,,Oudmunster" op. Hij<br />

beleefde nog dat zijn oudste zoon door de Spaanse koning tot<br />

markies werd verheven en zijn heerlijkheid voortaan het markie-<br />

zaat van Westerloo heette. Lang overleefde hij die gebeurtenis<br />

niet; hij stierf op 19 maart 1627.<br />

Hun derde kind Filip II geboren in 1594, trad vroeg in de<br />

krijgsdienst en vocht in Bohemen, Maehre en de Pfaltz onder<br />

Tilly en Buquoy. In de slag bij Wittenberg werd hem opgedragen<br />

het slot op de berg in beslag te nemen toen de bezetting kapitu-<br />

leerde. Voor die tijd bewees hij een edele en zeldzame menselijk-<br />

heid, doordat hij niet alleen het leven van zijn gevangenen spaar-<br />

de, maar ook het kasteel tegen zijn troepen en die van anderen<br />

beschermde.<br />

Na het vernemen van de dood van zijn broer Jan verliet hij het<br />

leger en huwde met Bona de Barbaoon, barones. Door de koning<br />

van Spanje werd hij in 1626 tot markies verheven en in 1628 met<br />

20 Richardson, I, 228, 230 ; Hermans, III, 708.<br />

21 Richardson, I, 161 ; Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, Bonn,<br />

1932, 98 ; Jansen, 140.


DE MERODE'S EN KRUISHEREN 65<br />

de goederen van Montfoort beleend, waaronder Heeswijk, Willescop,<br />

Achthoven, Oudecop tot Oudewater op de grens van de<br />

tegenwoordige provincies Utrecht en Zuidholland.<br />

Aan de kruisheren van Schwarzenbroich vermaakte hij honderd<br />

florijnen voor een jaargetijde voor hem en zijn vrouw 22.<br />

Het zevende kind van Filip I, Richard van Merode, in 1601<br />

geboren, erfde in 1625 van zijn moeder Anna van Merode-Houffalize<br />

de heerlijkheid Ham-sur-Heure en de voogdij over Fosses,<br />

maar hij deed van dit alles ten gunste van zijn jongere broer Max<br />

Anton afstand en trad bij de minderbroeders van Maaseik in het<br />

noviciaat. Hij vermaakte bij zijn professie zesduizend florijnen<br />

aan dat klooster. Zijn vader Filip I legateerde in 1627 aan de<br />

Maaseiker minderbroeders 4200 Brabantse guldens 23.<br />

(Carl) Filip I van Merode Houffalize, waarschijnlijk in<br />

1571 als zoon van Richard V en Margaretha van Oignies geboren,<br />

was sinds 1617 graaf van Middelburg in Vlaanderen, vicomte van<br />

Yperen en Lendrigem, heer tot Frentz, Lanoy enz., ridder van de<br />

Orde van het Heilig Graf en bezitter van vele waardigheden.<br />

In 1624 legde hij al die waardigheden af, maakte zijn testament<br />

en trok voor de tweede maal als pelgrim naar het Heilig Land.<br />

Teruggekeerd werd hij in militaire dienst zwaar gewond en bij de<br />

belegering van Duinkerken gevangen genomen. In 1625 stierf hij.<br />

Zijn vrouw de infante Johanna van Montmorency-Croisilles schonk<br />

hem tien kinderen en overleed in 1621 te Brussel. Filip was een<br />

groot weldoener der kruisheren en stichtte te Schwarzenbroich een<br />

jaargetijde24.<br />

Florenz I van Merode van PietieRsheim het zesde kind van<br />

Filip I en Anna van Merode-Houffalize werd op 20 december 1598<br />

te Ham geboren, op 7 januari 1599 gedoopt en voor de geestelijke<br />

stand bestemd. In 1612 kreeg hij een kanonikaat, waarschijnlijk<br />

aan de Luiker domkerk ; in 1619 werd hij abt van Fosses, maar<br />

tijdens zijn verblijf te Rome deed hij in 1622 van dit abbatiaat<br />

afstand. Ofschoon het in die tijd niet hinderde om tegelijkertijd<br />

22 Richardson, I, 162, voetnoot 1 ; Jansen, 140-142.<br />

23 Kortleven, L. M., De Minderbroeders te Maaseik 1626-1797, in Franciscana,<br />

6, 1951, 91.<br />

24 Richardson, I, 210 ; Hermans, II, 109.


66 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />

kanunnik en krijgsman te zijn, deed hij in 1624 afstand van zijn<br />

kanonikaat. Hij begaf zich eerst in Spaanse en daarna in keizer-<br />

lijke dienst en was een edelmoedig krijgsman. In 1630 werd hij<br />

met Pietersheim beleend, dat zijn vader hem met meerdere goede-<br />

ren zoals Diepenbeek, IJsselmonde, Ridderkerk e.a. afstond. Ook<br />

zijn tante Johanna, gravin van Oostfriesland schonk hem Abben-<br />

broek e.a. Later werd hij markies van Westerloo. Te Stein huwde<br />

hij in 1624 Anna Sidonia van Bronkhorst-Bate!nburg, doch-<br />

ter van graaf Maximiliaan en door de aartshertogin Isabelle Clara<br />

Eugenia opgevoed, die haar een schitterende bruidstooi schonk.<br />

Sidonia voerde als devies : Godt is mijn Baet en Borg, een woord-<br />

speling op haar familienaam Batenburg.<br />

Florens I en zijn tienjarig zoontje Maximilaan legden op 21 juli<br />

1637 de eerste stenen van de Maaseiker minderbroederskerk bij<br />

het klooster, dat door Florens' vader Filip I rijkelijk begunstigd<br />

was en waar Richard was ingetreden en geprofest. Florens zag<br />

deze kerk niet voltooid. Hij overleed op 2 oktober 1638 te Mont-<br />

foort aan de pest en werd onder het hoogkoor van de onvoltooide<br />

kerk te Maaseik begraven. Sidonia stierf in 1646. Beide echt-<br />

genoten worden tot de bijzondere weldoeners der kruisheren ge-<br />

rekend en stichtten een jaargetijde te Schwarzenbroich. Sidonia<br />

vermaakte vijftig gulden jaarlijks voor missen. Ook haar bruids<br />

tooi schonk zij aan de kruisheren25.<br />

Reeds noemden we Maximiliaan van Merode en Pietersheim,<br />

het derde van de acht kinderen van Florens I en Sidonia, op 23<br />

december 1627 te Pietersheim geboren, de lieveling van moeder<br />

Sidonia, die hem de baronie van Stein schonk. Om het kasteel van<br />

Stein tegen de vratige Maas te beschermen moest hij in 1649 een<br />

kostbare dijk aanleggen. Heel zijn leven bleef hij militair en werd<br />

daarvoor met het goevernement van Namen beloond.<br />

Om het vermogen van zijn familie te redden trouwde hij na de<br />

dood van zijn broer in 1665 met diens dochter, zijn oomzegster en<br />

doopkind, Isabella Margaretha Francisca van Merode, in<br />

1649 geboren.<br />

25 Richardson, I, 163 ; Hermans, II, 111 ; Haass, 98 ; Jansen, 171 ; Kortleven,<br />

I.e., 98.


DE MERODE'S EN KRUISHEREN 67<br />

Volgens het beweren van zijn zoon Eugeen hadden twee pausen<br />

de dispensatie geweigerd, maar de derde verleende ze voor 20.000<br />

thaler. Dit moet een fabeltje zijn, want tussen 1653, het sterfjaar<br />

van zijn broer en 1665, het jaar van het huwelijk hebben slechts<br />

twee pausen geregeerd.<br />

In dit huwelijk verkregen Maximiliaan en Isabelle meerdere<br />

kinderen, waarvan alleen Jan Filip Eugeen zijn vader overleefde.<br />

Om zijn door vele oorlogsvermoeienissen gestoorde gezondheid te<br />

herstellen, bracht men hem naar de baden te Spa. Hij overleed op<br />

7 September 1675 en wordt tot de weldoeners der kruisheren<br />

gerekend. Prior Hertzworms vermeldt, dat Isabelle in 1686 uit het<br />

allerschoonste en kostbare bruidskleed van Sidonia, aan Schwarzenbroich<br />

geschonken, een kazuifel, dalmatieken en antependium<br />

voor het nieuwe marmeren altaar gereed maakte of liet gereed<br />

maken. Isabelle overleed op 5 mei 1701 te Brussel26.<br />

Jan Filip Eugeen van Merode Westerloo liet haar lichaam<br />

in een karos door zes paarden getrokken naar Westerloo overbrengen<br />

en het in een kleine kapel begraven, kort van te voren<br />

gebouwd.<br />

Eugeen was op 22 juni 1674 in het Hotel van Hoogstraeten<br />

nabij het Hof te Brussel als een zwak, niet levensvatbaar kind geboren.<br />

Toch groeide hij op tot een geducht man, die van zich zou<br />

doen spreken. Een man met laat-feodale opvattingen, onhandelbaar,<br />

wispelturig en erg moeilijk in de omgang, met hoge gedach-<br />

ten over zichzelf, maar wel rechtuit, vol durf en moed.<br />

Na de dood van zijn moeder Isabelle, met wie hij ook in onvrede<br />

leefde, huwde hij in 1701 de Spaanse prinses Therese Pignatelli-<br />

Bisaccia-Monteleoni. Als bruidschat zou ze 70.000 dukaten meebrengen<br />

maar 50.000 gingen in twee Spaanse zilvervloten verloren.<br />

Zij schonk hem drie kinderen en overleed in 1718 aan de pokken.<br />

Tot 1720 ongeveer leidde hij een zeer romantisch leven, daarna<br />

kwam hij tot rust, verfraaide zijn eigendommen, betaalde zijn<br />

26 Richardson, r, 166, 167 w.; Hermans, II, 111; Jansen, 171.


68 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />

schulden, leefde als feodaal heer en begon zijn Memoires te<br />

schrijven die hij niet mocht voltooien27.<br />

De kruisheer Mathias Neesen, prior van Wickrath en rector van<br />

een kapel te Wettschewell schreef op 30 maart 1719 aan Eugeen,<br />

dat in Schwarzenbroich F. Dahmen tot prior was gekozen en op<br />

14 april dankte Neesen hem voor de geschonken misgewaden uit<br />

de statiegewaden van Eugeen's overleden vrouw Pignatelli ge-<br />

maakt28.<br />

In deze rustige periode huwde de 47jarige Eugeen voor de<br />

tweede maal met een meisje van zeventien jaar, Charlotte<br />

WlLHELMINA AMALIA VAN NASSAU-HADAMAR EN CATZENELLENbogen,<br />

tot dan stiftdame van Essen maar bij haar tante, de abdis<br />

van Thorn wonende29. Om zijn bmid een lange reis te besparen<br />

liet hij het vervallen kasteel van Pietersheim wat restaureren om<br />

daar de bruiloft te vieren. Kort na het huwelijk waren Charlotte<br />

en haar tante, de abdis, met de zaakvoerder Montaigne en de<br />

kunstschilder Coders in een zaal, toen onder een geweldig gekraak<br />

het plafond omlaag kwam en vier mensen onder het puin werden<br />

begraven. Montaigne kwam het eerst tot bewustzijn ; hij bevrijdde<br />

de abdis en probeerde Charlotte uit haar benarde toestand te verlossen,<br />

wat eerst na vier uur gelukte omdat er een balk over haar<br />

been lag. De schilder moet op slag dood zijn geweest30.<br />

Met Charlotte beleefde Eugeen gelukkige dagen en zij kregen<br />

zeven kinderen. Toch had hij te Westerloo zoveel zorgen, dat hij<br />

vandaar naar Merode verhuisde. In 1729 Het hij een grote klok<br />

voor de kerk van Lanaken gieten, waaraan hij de naam van<br />

Charlotte gaf : Carolina Amalia vocor. Na zijn plotselinge dood<br />

in 1732 te Merode werd Charlotte krankzinnig van verdriet en<br />

overleed in 1740, 36 jaar oud.<br />

Eugeen vermaakte aan de kruisheren van Schwarzenbroich drie<br />

morgen land en een gedeelte van het Kreuzbergerwald tot stich-<br />

ting van een memorie.<br />

27 Jansen, 172 ; Hermans, II, 110 w.; Coenen, J., De Kasteelen van de<br />

Maaskant, Maaseik, 1947, 118, 126-131 ; Richardson, I, 169, voetnoot 1 ; De<br />

Schrijver, R., in Nationaal Biografisch Woordenboek, 1966, II, kol. 565-570 :<br />

Publications ... Limbourg, 65, 1929, 408.<br />

28 Richahdson, II, 345 n. 880 ; 346 n. 881.<br />

29 Coenen noemt haar stiftdame te Essen, Richardson te Thorn.<br />

80 Coenen, 129 ; Richardson, I, 169, voetnoot 4.


DE MERODE'S EN KRUISHEREN 69<br />

Terwijl De Schrijver over Eugeen een ongunstig oordeel geeft,<br />

schrijft J. E. Jansen over hem: ,,De herinnering aan den grooten<br />

Merode blijft tot op onze dagen (1936) gunstig bij al degenen<br />

die zijn handelingen onpartijdig beoordelen, met het oog gevestigd<br />

op de toenmalige tijdsomstandigheden, die de zuiverheid van zijn<br />

inzichten erkennen en die de opofferingen kunnen waardeeren in<br />

het licht van de groote idealen welke hem bezielden." 81<br />

Alhoewel de Merode's zich in de loop der eeuwen meer en meer<br />

van het oude stamslot Merode verwijderden, meestal in westelijke<br />

richting, bleven sommigen toch het kruisherenklooster van<br />

Schwarzenbroich gedenken, dat door een van hun voorvaderen<br />

dicht bij Merode gesticht was.<br />

81 Jansen, 188; Coenen, 130 ; Haass, 99.<br />

L. Heere.


SPROKKELINGEN<br />

UIT MERODFS ARCHIEVEN<br />

Volgens het Memoriale van het kruisherenklooster Sankt-<br />

Mathiasthal te Schwarzenbroich waren de echtgenoten Conrad<br />

van Merode en Lena van Guntersdorf weldoeners van dit klooster,<br />

maar over hen is geen jaartal aangegeven. Richardson veronderstelt<br />

dat hij Conrad I van Merode was, maar dan zou hij driemaal<br />

getrouwd zijn geweest. Bedoelde Conrad overleed voor 1388, was<br />

voor de eerste (of tweede) maal met Druda getrouwd die in 1344<br />

overleed ; voor de tweede (of derde) maal was hij met Lysa van<br />

Grafschaft gehuwd en deze overleefde hem nog in 1391 \<br />

In het memoriale van Scharzenbroich wordt een Arnold Scheiffart<br />

van Merode als weldoener vermeld. Mogelijk is hij Arnold<br />

zoon van Johan Scheiffart IV, die aandelen in het huis Hemmersbach<br />

aan de goederen te Bornheim bezat en in 1420 met zijn vrouw<br />

Gertrud werd vermeld 2.<br />

Willem I van Merode, heer te Buir, en zijn echtgenote Sofia<br />

van den Weyer verkopen op 5 oktober 1422 aan de Luiker kanunnik<br />

Arnold van Merode als executeur testamentair van zijn broer<br />

Willem en zijn neef Willem van Troyen veertig malder rogge<br />

jaarlijks uit de Hof te Obermetz enz.3<br />

Het echtpaar Jan en Bilia Mommerslach verkopen op 16 oktober<br />

1428 aan kanunnik Arnold van Merode en de overige executeurs<br />

van broer Willem en Willem van Troyen veertien malder rogge<br />

en twaalf pfenningen erfrente, verzekerd op de gespecificeerde<br />

1 Richardson, I, 28, voetnoot 1 en 4.<br />

2 o.c, I, 78, n. 2.<br />

3 o.c, II, 197, n. 168.


72 SPROKKELINGEN UIT MERODE'S ARCHIEVEN<br />

goederen van hun hof te Kauweiler, voor het gasthuis (der kruis-<br />

heren) te Geich 4.<br />

Ditzelfde echtpaar bekent, dat de hof te Kauweiler op 23<br />

augustus 1436 hun voor 20 malder koren jaarlijks opnieuw is verpacht,<br />

die zij voor een jaarrente van 14 malder voor het gasthuis<br />

te Geich als onderpand hadden gesteld5.<br />

De vikaris-generaal van de aartsbisschop van Keulen, Theodorik<br />

Conrad, konsakreert op 20 mei 1429 twee altaren in de kloosterkerk<br />

van Schwarzenbroich en verplaatst de verjaardag der kerkwijding<br />

van Drievuldigheidszondag (eerste zondag na Pinksteren)<br />

naar zondag ,Jubilate" (derde zondag na Pasen) 6.<br />

De kruisheren van Schwarzenbroich kopen in 1437 van Werner<br />

van Merode, drost van Dueren, de erfrente van 30 malder rogge<br />

en 8 malder haver, die op de hof van Hoven rust.<br />

Op Kerstmis 1447 schonk Werner een rente van 8 malder rogge<br />

uit genoemde hof. Misschien was hij een natuurlijke zoon van<br />

Richard II heer tot Lismaal enz., die in 1437 voorkwam.<br />

Werner III van Merode en Jutte van Vey schenken op Kerstmis<br />

1447 aan het klooster Schwarzenbroich 8 malder rogge uit de hof<br />

van Hoven, die vroeger aan hun oom en zwager Werner behoorde,<br />

door hem was verkocht en door genoemd echtpaar was terug-<br />

gekocht (zie boven 1447) 7.<br />

Margaretha van Vlatten-Merode en Jordan Muyl, heer te Sinzenich,<br />

echtgenoten, schenken in 1440 grond in het dorp Sinzenich<br />

voor de bouw van een franciskanenklooster.<br />

Margaretha behoort ook tot de weldoeners van Schwarzenbroich<br />

en wordt in het Memoriale van dit klooster vermeld.<br />

De echtgenoten Johan en Hella Jaeger von Pissenheim ,,stellen<br />

dem Hospital zu Gleich einen Revers ueber den demselben gehoerigen<br />

und ihnen fuer 18 Malter und 6 Pfennige verpachtten<br />

Weiherhof zu Eggersheim aus" op 26 december 14748.<br />

4 o.c.t II, 200, n. 183.<br />

6 o.c, II, 203, n. 202.<br />

e o.c, II, 200, n. 187.<br />

7 o.c., I, 151; Haass, 95.<br />

s Richardson, II, 228, n. 320.


SPROKKELINGEN UIT MERODE'S ARCHIEVEN 73<br />

In de kruisherenkerk te Keulen werd na 1455 Lisburgis, erf-<br />

vrouwe van Noervenich en Neurath, weduwe van Conrad Scheiffart<br />

van Merode begraven. In die kerk had de familie Vlatten-Merode<br />

een graf9.<br />

Broeder Rutger, prior van Schwarzenbroich, verpacht op 10<br />

oktober 1479 met de overige curatoren van het gasthuis te Geich<br />

de hof te Kauweiler aan de echtgenoten Herbert en Catharina van<br />

Mommersloch.<br />

Op 12 mei 1485 verhuren broeder Rutger, prior der kruisheren<br />

van Schwarzenbroich en de verdere curatoren van het gasthuis te<br />

Geich de Weiherhof te Eggersheim voor 18 malder jaarlijks aan<br />

het echtpaar Peter en Hille Huege voor 18 malder jaarlijks10.<br />

Rheinhold van Merode-Houffalize, zoon van Richard III, echt-<br />

genoot van Adriana van den Bosch, overleed op 11 april 1509 en<br />

werd te Schwarzenbroich begraven ".<br />

In 1523 verklaren Jan van Deriksweiler en zijn vrouw voor de<br />

schepenen van Guerzenich, dat ze aan het klooster van Schwarzen<br />

broich 3 morgen akkergrond in de heerlijkheid Guerzenich hebben<br />

verkocht12.<br />

Arnold van Heinsberg, prior van Schwarzenbroich verklaart<br />

onder ede op 27 maart 1536 voor de schepenen van Dueren, dat<br />

hij voor 14 of 15 jaar geleden van de overleden Jan van Sindorf<br />

een band van 15 morgen voor zijn klooster heeft gekocht, gelegen<br />

voor de Sandkaultor te Aken bij het huis Margraten, en dat hij<br />

van deze band drie malder haver erfpacht aan het altaar in de<br />

kapel te Sint Salvator moet geven13.<br />

Dezelfde prior en senior van het klooster Schwarzenbroich,<br />

Arnold van Heinsberg en Leonhard van Stein, schout te Frentz<br />

bewijzen op 14 februari 1538 voor de schepenen van Aken, op<br />

verzoek van baron Richard IV van Merode, heer van Frentz, de<br />

erkenning van de baronnetitel van de familie Merode uit het<br />

9 o.c, I, 33, voetnoot 11, 105.<br />

10 o.c., II, 230, n. 330 ; 233, n. 228.<br />

11 o.c., I, 207.<br />

12 o.c., II, 253, n. 434.<br />

13 o.c., II, 258, n. 457.


74 SPROKKELINGEN UIT MERODFS ARCHIEVEN<br />

diploma van keizer Frederik. Zij geven een vidimus van dit doku-<br />

ment14.<br />

Severinus Scheiffart van Merode, prior van het Antoniusklooster<br />

te Keulen, nam voor de kruisheren van Keulen de Schoenratherhof<br />

te Stommelen in 1550 in leen. Hij overleed in 157615.<br />

Adam Schellart van Obbendorf, heer te Guerzenich, Geisteren,<br />

Schinnen en Duerwith, verwisselt meerdere boeken met prior<br />

Dueppengiesser, Christian van Merten, Joannes Ludovikusus,<br />

koster, Quirin van Munster op de Inde, procurator, Kaspar van<br />

Hergenrath, cellier, en met het overige konvent van Schwarzen-<br />

broich16.<br />

Op 22 mei 1700 hebben prior Hubert Casteel, Gerard Demmer<br />

senior, Theodor Ferdinand Ruetgens, subsenior, Philibert Busch-<br />

mann en Matheus Meyer, kruisheren van Schwarzenbroich voldaan<br />

aan Johann Arnold van Schellart met een kapitaal van 3000 daal-<br />

ders, in 1647 uitgeleend, met achterstallige renten17.<br />

i* o.c., II, 258, n. 460.<br />

15 o.c, I, 128, voetnoot 1.<br />

i« o.c, II, 300, n. 645.<br />

i* o.c, II, 342, n. 858.<br />

L. Heere.


KRONIEK<br />

Aan deze kroniek werkten mee: f M. Colson, t L. Heere, P. Winkelmolen,<br />

P. van den Bosch, M. Hendfickx, A. Ramaekers en A. van de Pasch.<br />

Nu praktisch heel dit nummer van Clairlieu gewijd werd aan twee bekende<br />

Maaseikenaren, de kruisheren Marcel Colson en Louis Heere, beginnen we deze<br />

kroniek met 'n gedicht over hun geliefd Maaseik.<br />

STROOMGETUIGENIS VOOR MAASEIK<br />

Een zonnig plein vol zomerbomen<br />

de middagstilte rond een magisch rijk<br />

waar de Gebroers Van Eyck zacht staan te dromen.<br />

zo zagen wij u weer, geliefd Maaseik !<br />

En nogmaals raakten wij niet ,,uitgekeken"<br />

op wat gij toont als in een reuzeschrijn :<br />

vanaf ,,de oudste onzer apoteken"<br />

tot ,,ook ons oudste boek in het latijn !"...<br />

Ach ! Ook al zijn er stellig steden<br />

die langs de loop der Maas ,,moderner" zijn ;<br />

wie u als zwerver mag betreden<br />

krijgt in een ,,Kruisheerklooster" brood en wijn !<br />

Want binnen U heb ik begrepen<br />

dat gans het Maasland groeit tot schilderij<br />

voor wie met de Van Eyk's kan dwepen<br />

als met hun Lam Gods in de groenste wei !<br />

Dirk Van der Eycken1<br />

1 Overgenomen uit: De Maas van de bron tot Maastricht en Maaseik, Antwerpen,<br />

1968, biz. 164. v


76 KRONIEK<br />

JAARVERGADERINGEN VAN DE GESCHIEDKUNDIGE KRING <strong>CLAIRLIEU</strong>.<br />

Uit de nagelaten papieren van M. Colson stelde P. Winkelmolen een verslag op<br />

van de vergaderingen van 1970 en 1971. De vergadering van 1970 werd gehouden<br />

te Achel op 19 mei. Aanwezig waren : dr. A. Ramaekers, voorzitter, dr. A. van de<br />

Pasch, J. Scheerder, C. van Dal, dr. P. van den Bosch, P. Winkelmolen, W. Sangers<br />

en M. Colson, secretaris. Na de middag tevens nog G. van Hoorn en drs. H. Douma,<br />

chartermeester van het Land van Cuyk. In zijn inleiding en welkomstwoord kon de<br />

voorzitter heel bijzonder pater P. Winkelmolen vernoemen, die voor het eerst de<br />

vergadering bijwoonde, en die zich sinds enige tijd bezig hield met de technische<br />

verzorging en leiding van Aphosc (Archivum Photographicum Historicum Ordinis<br />

Sanctae Crucis). Dit archief werd in 1939 opgericht door Eerw. Heer dr. H.<br />

Van Rooijen, die er sindsdien de directie van in handen heeft; de technische kant<br />

werd jarenlang verzorgd door de E.H. F. Jagers en E.H. L. Spierings, die beiden<br />

voor de geschiedschrijving der orde op die manier grote verdiensten verworven<br />

hebben (zie Clairlieu, III, 1945, p. 55-56 over het ontstaan van dit archief, dat eerst<br />

te Zoeterwoude berustte, maar sinds de opheffing van dat klooster in 1967 naar<br />

Amersfoort verhuisde). De voorzitter kon nu ook het spoedige verschijnen aankondigen<br />

van De Dejinities van de generate kapittels (1410-1786) door dr. A. van<br />

de Pasch, die sinds enkele maanden een uitgebreid register van persoons- en plaatsnamen<br />

had ingestuurd. Verder wees hij op een artikel van dr. H. van Rooijen, De<br />

Kruisheren, verschenen in het Liturgisch Woordenboek, en op de jaargang 1969 van<br />

Clairlieu die ter perse was ; en gaf de ,,status quo" van de werkzaamheden voor de<br />

uitgave van inventaris en regesten van het kloosterarchief te Sint-Agatha bij het<br />

aanstaande eeuwfeest van dat klooster (1371-1971). De secretaris-penningmeester,<br />

E.H. M. Colson gaf het financiele jaarverslag, waarna P. Winkelmolen de juiste<br />

stand van zaken van Aphosc uiteenzette, waarvan de bestaande inventarislijst werd<br />

aangevuld tot nr. 1131. Ook heeft L. Heere zijn uitgebreide verzameling gegevens<br />

over de ordesgeschiedenis aan P. Winkelmolen doorgegeven, die zal zorgen voor de<br />

ordening ervan. Werden nog vermeld het verschijnen van een licentiaatsthesis van<br />

J. P. Depaire, La bibliotheque des Croisiers de Huy, de Liege et de Namur, artikels<br />

over Suxy en Virton in het Monasticon Beige, en de spreekbeurt die P. van den<br />

Bosch zou geven op het Kongres van de Federatie van geschied- en oudheidkundige<br />

kringen in Belgie te Mechelen in September.<br />

Op de namiddagvergadering kon, door aanwezigheid van drs. Douma en E.H.<br />

G. van Hoorn de uitgave besproken worden van de Inventaris van het Kloosterarchief<br />

te Sint-Agatha. De omvang wordt geschat op 500 biz. Dit kan alleen in Clairlieu<br />

verschijnen als jaargang 1970 en 1971, als er van elders subsidies kunnen verkregen<br />

worden. Mogelijkheden zijn zowel het klooster Sint Agatha zelf als het Rijksarchief<br />

in Noord-Brabant, waarmee de secretaris M. Colson zal onderhandelen.<br />

ACHTENTWINTIGSTE JAARVERGADERING, 1971, gehouden te Sint-Agatha<br />

op 19 September 1971. Aanwezig waren : dr. A. Ramaekers, voorzitter, dr. A. van de<br />

Pasch, J. Scheerder, C. van Dal, P. Winkelmolen, dr. P. van den Bosch en G. van<br />

Hoom. Ook Hoogw. Heer W. van Heesch, generaal der Orde, en Prior F. Bull van<br />

Amersfoort woonden een gedeelte der vergadering bij. Deze vergadering werd ge<br />

houden in het kader van het Historisch Congres, georganizeerd bij gelegenheid van<br />

het jubileum van het klooster Sint Agatha 1371-1971.


KRONIEK 77<br />

In zijn inleiding kon de voorzitter alien danken die op bijzondere wijze tot het<br />

slagen van dit Congres hadden bijgedragen, nl. de kruisheren M. Colson, P. van den<br />

Bosch, P. Winkelmolen en F. Bull, die tevens voor een mooie tentoonstelling<br />

gezorgd hadden. De voorzitter betreurde dat op de vergaderingen van het congres<br />

en de tentoonstelling, die zoveel belangstelling kregen van historici en vele anderen<br />

van buiten de orde, de aanwezigheid van confraters, speciaal van de jongeren erg<br />

schaars was. Als nieuwe uitgaven kon de voorzitter dan eindelijk, na zovele jaren,<br />

vermelden : Dr. A. van de Pasch, De Dejinities van de generate kapittels van de<br />

Orde van het H. Krttis 1410-1786, prachtig uitgegeven door de Koninklijke Academie<br />

voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie, Kon. Commissie voor<br />

Geschiedenis, in quarto-formaat, mooi ingebonden, 629 biz. Naast de Annales van<br />

C. R. Hermans zal dit werk zeker de voornaamste bron zijn'voor de ordesgeschiedenis<br />

; verder natuurlijk de lnventaris van het Archiej van het Kruisherenklooster<br />

Sint-Agatha 1371-1887 door H. Douma, chartermeester bij de archiefdienst van het<br />

Land van Cuyk, waarvan deel I juist op tijd verscheen om bij de opening van het<br />

Congres door dr. L. Pirenne, rijksarchivaris te 's Hertogenbosch te kunnen worden<br />

aangeboden aan de magister generaal der orde, Mgr. W. van Hees en aan de<br />

voorzitter van de historische kring, dr. A. Ramaekers. Het verschijnen van deel II<br />

(in de inventarisreeks van het Rijksarchief van Noord-Brabant zal dit werk in drie<br />

delen verschijnen) zal nog een hele tijd op zich laten wachten, omdat na het drukken<br />

der regesten een register zal moeten gemaakt worden van plaats- en persoonsnamen<br />

door de heren Douma en van Hoorn. In ons tijdschrift zal dit deel als jaargang 1971<br />

verschijnen. Dat deze uitgave mogelijk was, ondanks de grote omvang, is te danken<br />

aan het gelijktijdig verschijnen in Clairlieu en in de Inventarisreeks, en aan de<br />

subsidie die zowel door het Rijksarchief van Den Bosch als door het klooster van<br />

Sint Agatha gegeven zal worden. Hierdoor was het voor de secretaris-penningmeester<br />

moeilijk om reeds nu een volledig financieel verslag te kunnen geven ; hij beloofde<br />

dit voor de volgende jaarvergadering. Werden verder nog besproken : de mogelijk-<br />

heid tot het aanstellen door de orde van een ,,conservator der pretiosa", dit naar<br />

aanleiding van het verdwijnen van meerdere zeldzame stukken te Uden ; mogelijkheid<br />

tot uitgave van het werk, door J. Scheerder begonnen, over generaal Van den<br />

Wijmelenberg, dat erg omvangrijk zal worden, en daarom door Clairlieu zonder<br />

subsidies van buiten moeilijk kan worden uitgegeven ; inhoud van jaargang 30,<br />

1972 van Clairlieu ; plan om van het congres te Sint-Agatha een verslagboek uit te<br />

geven ; uitgave van de visitatierelikten van prior Verheyen, als aanvulling op de<br />

Definities van de generale kapittels ; artikels van M. Colson over Michel Mulot,<br />

prior te Parijs en later overgegaan naar het Calvinisme.<br />

NEGENENTWINTIGSTE JAARVERGADERING, 1972. Deze werd gehouden te<br />

Achel op 6 juni. Aanwezig waren dr. A. Ramaekers, voorzitter, J. Scheerder, dr. A.<br />

van de Pasch, J. Francino, C. van Dal, G. van Hoorn, dr. P. van den Bosch, dr. H.<br />

Douma en P. Winkelmolen. Het welkomst- en inleidingswoord van de voorzitter was<br />

vooral gewijd aan de herdenking van twee confraters en medeleden van de historische<br />

kring die kort geleden overleden waren, M. Colson, de stichter en secretaris van Clair<br />

lieu, en L. Heere, die zich jarenlang met de ordesgeschiedenis bezig hield en een der<br />

meest productieve leden was. Vooral door het heengaan van M. Colson was een en<br />

ander in de kring zelf en het tijdschrift ontredderd, omdat hij als secretaris-penning<br />

meester de meeste zaken en onderhandelingen over de uitgave van Clairlieu 1970-71<br />

in handen had. Daarbij was door zijn dood ook de overplaatsing van vele boeken<br />

en archivalia noodzakelijk geworden. A. Ramaekers en P. van den Bosch hadden te


78 KRONIEK<br />

Leuven alles uitgezocht en naar het klooster van Achel gebracht, dat voortaan de<br />

zetel van Clairlieu zal zijn. Een bijzonder woord van dank aan de prior van Achel,<br />

dr. A. Zwart was hier op zijn plaats, omdat deze de noodzakelijke ruimte in het<br />

klooster ter beschikking stelde.<br />

A. Ceyssens die zich, evenals meerdere andere leden, voor het bijwonen van de<br />

vergadering had verontschuldigd, vroeg tevens om zijn ontslag als lid van de kring,<br />

omdat hij wel de belangstelling voor de geschiedenis der orde bewaard had, maar<br />

meende door zijn gezondheidstoestand van geen nut meer te kunnen zijn voor de<br />

kring. Zijn verdiensten ervoor en meerdere degelijke artikels in Clairlieu en in de<br />

Dictionnaire de Droit Canonique (Croisiers, Regie des...) mogen bij deze gelegen-<br />

heid wel eens in dankbaarheid herdacht worden.<br />

P. Winkelmolen had uit de nagelaten papieren van M. Colson een uitgebreid<br />

financieel verslag opgesteld. Verdere agendapunten: verkiezing van een nieuw<br />

bestuur : A. Ramaekers werd als voorzitter herkozen, P. van den Bosch en P. Winkel<br />

molen werden gekozen tot secretaris en penningmeester. Als leden van de redaktieraad<br />

werden gekozen P. van den Bosch en J. Scheerder. Bespreking van jaargang 1972,<br />

die zou gewijd worden aan beide overleden leden (zie boven). Mogelijkheid tot<br />

meer bekendheid en verkoop van de boeken en exemplaren van het tijdschrift die<br />

door de Kring werden uitgegeven. Mogelijkheden tot de uitgave van het erg uitgebreide<br />

werk over Mgr. van den Wijmelenberg, dat door J. Scheerder geschreven<br />

werd, en dat in deze eerste redaktie meer dan 600 biz. telt. Rondvraag en mede-<br />

delingen.<br />

HET DEFINITORIUM IN 1521. Tijdens het generaal kapittel, dat van 28 tot<br />

30 april 1521 in het kruisherenklooster te Hoei gehouden werd onder voorzitterschap<br />

van de magister-generaal Wilhelmus van den Oever (a Rivo), werden de volgende<br />

definitoren gekozen : Ruffinus (Caudeberet), prior van Luik, Arnoldus (Gladbach),<br />

prior van Marienfrede, Henricus (Hoefsieger a Kempis), prior van Sint-Agatha,<br />

Laurentius (van Gladbach), prior van Keulen2. Zij moesten deze taak vervullen<br />

tot aan het volgende generaal kapittel: 18 tot 20 mei 1522.<br />

Maar Russelius vermeldt bij de generaalskeuze op 10 tot 11 September 1521,<br />

alleen Ruffinus en Laurentius. In plaats van Arnoldus en Henricus laat hij drie<br />

andere prioren optreden : Thomas (van Gouda), prior van Kolen, Mattias (Mynecom<br />

van Wyck), prior van Maastricht, en Augustinus (Sittard), prior van Namen3.<br />

Men kan zich nu de vraag stellen : heeft Russelius zich misschien vergist ? Dit<br />

behoeft geenszins het geval te zijn. Bij de bepalingen over de generaalskeuze hadden<br />

de konstituties van de Kruisheren voorzien in de mogelijkheid om bij gelijkheid<br />

van stemmen een of meerdere prioren bij te voegen bij het definitoren-kollege. Dit<br />

bleek nodig te kunnen zijn om meningsverschillen op te lossen, waarvoor geen<br />

meerderheid van stemmen gevonden werd 4.<br />

2 A. Van de Pasch, Definities der generale kapitteh van de Orde van het<br />

H. Kruis, 1410-1786, Brussel, 1969, bl. 272.<br />

3 Zie Russelius, Chronicon Cruciferorum, Keulen, 1635, bl. 141-142 (bij Her<br />

mans, Annales, den Bosch, 1858, I (2), bl. 6-7) ; M. Colson-J. P. Gilmont, La<br />

carriere mouvementee de Michel Mulot, in Musee Neuch&telois, Neucha*tel, 1972,<br />

p. 245-255.<br />

4 A. Van de Pasch, De tekst van de Constituties der Kruisheren van 1248,<br />

Brussel, 1952, bl. 81; Constitutiones Fratrum Ordinis S. Cruets, afd. &T, hoofdstuk 3,<br />

paragraaf 3 bij C. R. Hermans, Annales, II, bl. 50-51.


KRONIEK 79<br />

Toen dan bij de generaalskeuze van 1521 slechts twee definitoren aanwezig<br />

waren, heeft men beroep gedaan op de dichtsbijwonende prioren : Namen, Kolen,<br />

Maastricht (omdat de prior van Luik er reeds bijhoorde). Wij menen, dat de<br />

omstandigheden op dat ogenblik deze uitbreiding en aanvulling van het definitorium<br />

wettigden.<br />

Inderdaad, onvoorziene omstandigheden brachten mee dat enkele maanden na het<br />

generaal kapittel het definitorium voor een belangrijke beslissing geplaatst werd<br />

Aanslepende moeilijkheden met het klooster van Parijs hadden de magister-generaal<br />

Wilhelmus van den Oever ertoe gebracht ontslag te nemen. Op 19 juli 1521 verliet<br />

hi, in stilte het klooster van Hoei en vertrok naar Engeland, waar hij de rest van<br />

zijn levensdagen wilde doorbrengen. Vanuit Antwerpen zond hij een boodschap naar<br />

Hoei waann hij afscheid nam van zijn medebroeders en waarin hij hen verzocht een<br />

nieuwe prior te kiezen. De keuze werd vastgesteld op 10 tot 11 September.<br />

Alvorens over te kunnen gaan tot het kiezen van een opvolger moesten de defini<br />

toren een akte opstellen, waarbij het aftreden van Wilhelmus van den Oever werd<br />

beyestigd en aanvaard *. Het is derhalve te begrijpen dat de twee aanwezige<br />

definitoren Rtiffinus en Laurentius reeds bij zulke gewichtige beslissing de steun<br />

wensten te bekomen van andere prioren.<br />

Behalve deze heel bijzondere omstandigheden, die bij deze generaalskeuze van<br />

1521 een rol speelden, was er nog een andere reden, die de uitbreiding en aan<br />

vulling van het definitoren-kollege wenselijk maakte. De plaatselijke prior van Hoei<br />

was ipso facto prior-generaal van heel de orde. De konstituties voorzagen dus dat<br />

er naast de kloostergemeenschap van Hoei ook een afvaardiging van heel de orde<br />

aan de keuze kon deelnemen. Deze vertegenwoordigers van heel de orde waren de<br />

definitoren. Om de invloed van deze laatste groep niet al te onbeduidend te maken<br />

zal men er des te bereidwilliger toe zijn overgegaan de drie prioren van Namen,<br />

Kolen en Maastricht op te nemen in het definitorium.<br />

1^1 * ^ Kl Laurentius van Gladbac*> tot prior-generaal<br />

M. C<br />

«£ .!r uit£ave van Chambers's Encyclopaedia, Oxford (Pergamon Press),<br />

1967, 15 delen verscheen in deel 4, bl. 282 een kort artikel over Crutched Friars.<br />

In acht regels wordt vermeld, dat ze gesticht zijn in het jaar 1211 te Hoei en in<br />

Engeland aankwamen in 1244, maar verdwenen bij de opheffing van de kloosters<br />

(16e eeuw). Geen woord over het voortbestaan van de orde sinds die tijd.<br />

M. C.<br />

In 1968 verscheen bij de uitgeverij H. Nelissen, Bilthoven (Nederland) een<br />

Nederlandse vertaling van Gesprekken, een van de bekendste geschriften van<br />

Joannes Cassianus. De vertaling en de Inleiding zijn van A. van der Kar o.s.b.<br />

De bedoehng van de vertaler was, nu men in onze tijd wil teruggrijpen naar de<br />

bronnen van het religieuze leven, de lezing van een van de werken van Joannes<br />

Cassianus, die onder de bronnen een bijzondere plaats innemen, voor velen mogelijk<br />

te maken of te vergemakkelijken.<br />

In de Inleiding geeft A. van der Kar eerst een overzicht van het leven van<br />

Joannes Cassianus (geboren circa 365 en gestorven circa 435), vervolgens de reden<br />

5 Zie noot 4.<br />

6 Russelius, o.c, bl. 142.


80 KRONIEK<br />

van het ontstaan en het doel van zijn geschriften en tenslotte enkele bemerkingen<br />

over zijn stijl en taal.<br />

Het teruggrijpen naar de bronnen van het religieuze leven is niet iets specifieks<br />

voor de moderne tijd ; ook b.v. in de vijftiende eeuw, een periode van kloosterhervormingen,<br />

raadpleegden de kloosterlingen de geschriften van oude schrijvers,<br />

met name die van Joannes Cassianus.<br />

De vertaling van A. van der Kar maakt het derhalve voor velen eveneens mogelijk<br />

kennis te maken met een inspiratie-bron van de middeleeuwse kloosterlingen.<br />

Voor de Kruisheren van de vijftiende eeuw was Joannes Cassianus een man van<br />

autoriteit en een adviseur voor hun kloosterleven (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag.<br />

138). Zijn geschriften werden voor de bibliotheken van hun kloosters gekopieerd.<br />

Het zijn echter niet op de eerste plaats zijn ,,Gesprekken" (Collationes) ; althans<br />

alleen van de kloosters Marienfrede en Hohenbusch zijn handschriften met dit<br />

geschrift bewaard gebleven (resp. in Diisseldorf, Landes-und-Stadt-Bibliothek, B 52<br />

en in Keulen, Bibliotheek van het Groot-Seminarie, nr. 17), maar meer zijn Twaalf<br />

boeken over de instellingen der kloosters en over de acht voornaamste ondeugden,<br />

met haar geneesmiddelen (De institutis coenobiorum et de octo principalium vitiorum<br />

remediis, zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag. 138, noot 41). Misschien ligt de verklaring<br />

hiervoor in het onderscheid, dat A. van der Kar maakt tussen de ,,Instellingen"<br />

en de ,,Gesprekken". Het eerste geschrift is meer ascetisch en praktisch van<br />

aard, het tweede meer contemplatief van aard, theoretisch (pag. 19). De Kruisheren<br />

van de vijftiende eeuw waren, zoals blijkt uit hun bibliotheken, meer geporteerd<br />

voor ascetische tractaten, dan voor speculatieve (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag.<br />

150-151). De vertaler geeft op pag. 22, noot 1, literatuur over Joannes Cassianus.<br />

P. v. d. B.<br />

L. H. Cottineau, Repertoire topo-bibliographique des abbayes et prieures, deel<br />

III, Macon, 1970.<br />

De in 1935-1936 uitgegeven twee eerste delen werden besproken in Clairlieu, jg.<br />

8 (1950), bl. 82. Zij bevatten een lijst met korte gegevens over religieuze huizen,<br />

telkens aangevuld met zeer beknopte bibliografische verwijzingen. Het was de<br />

bedoeling van de auteur zijn werk echt ,,bruikbaar" te maken door toevoeging van<br />

een bibliografie, waarin de verkorte titels vervolledigd zouden worden. Door zijn<br />

overlijden op 3 maart 1936 kon dit niet gebeuren. Thans wordt deze leemte<br />

aangevuld in een derde deel. Het is het werk van G. Poras, benediktijn van<br />

Solesmes. Hij is niet erin geslaagd alle werken te identificeren, omdat de vermeldingen<br />

van Cottineau soms te beknopt bleken te zijn, bijv. als het ging over een<br />

auteur, die meerdere of vele werken geschreven heeft en waarbij de verkorte titel<br />

niet vermeld werd. Dit derde deel omvat nu drie lijsten : de tijdschriften (kol. 1-50),<br />

de boeken (kol. 53-188), de latijnse namen van de vermelde instellingen, met<br />

verwijzing naar de artikels in de twee eerste delen (bladz. 289-361).<br />

M. C.<br />

Van 30 november tot 2 december 1967 is te Brussel een groot aantal historici<br />

bijeengekomen voor een colloquium over de bronnen van de religieuze geschiedenis<br />

van Belgie. De eerste en tweede sectie - de historici hadden zich verdeeld in vier<br />

secties — zijn in 1968 overgegaan tot de uitgave van de teksten der voordrachten :<br />

Sources de I'histoire religieuse de la Belgique, Moyen age et Temps modernes,<br />

Bronnen voor de religieuze geschiedenis van Belgie, Leuven 1968 (Bibliotheque de<br />

la revue d'histoire ecclesiastique, Fascicule 47).


KRONIEK 81<br />

Hoewel de Orde van het H. Kruis in deze uitgave in het geheel niet genoemd<br />

wordt, is zij voor de bestudering van de geschiedenis van de orde toch om twee<br />

redenen van bijzondere betekenis. Vooreerst worden er niet alleen bronnen genoemd,<br />

en vele hiervan zullen aan iedere historicus wel min of meer bekend zijn, maar<br />

deze bronnen worden ook met grote zorgvuldigheid en op de juiste wijze geinterpreteerd.<br />

Ieder, die van deze werkwijze kennis neemt, zal zijn profijt emit kunnen<br />

trekken. In de tweede plaats worden er in deze publicatie, en speciaal in de voordrachten<br />

van de eerste sectie, problemen aan de orde gesteld, die veelal jammer<br />

genoeg ontbreken in de monografieen van de kloosters, b.v. de omvang van de<br />

materiele diensten, te verrichten door de kloosters ten bate van de landelijke of<br />

locale overheid.<br />

Het aantal voordrachten is te groot om ze hier op te noemen. Slechts een voordracht<br />

zij hier vermeld : A. Derolez, De bibliotheekscatalogi, p. 135-141. De heer<br />

Derolez vernoemt op pag. 137 o.a. een middeleeuwse bibliotheekhandleiding van<br />

Richard van Bury, Vhilobtblon (De amore librorum). Deze handleiding bevond zich<br />

ook in de bibliotheken van de Kruisherenkloosters te Keulen en Hohenbusch, thans<br />

bewaard resp. in Keulen, Historisches Archiv der Stadt Koln, GB4, 215 en Keulen<br />

Bibliotheek van het Groot-Seminarie, nr. 73.<br />

P. v. d. B.<br />

In 1969 verscheen te Parijs van de hand van Dom J. de Monleon, o.s.b. : Le<br />

Cantique des cantiques, commentaire mystique d'apres les peres de I'Eglise. Het is<br />

Dom de Monleon er zeker om te doen geweest de seculiere en reguliere geestelijken<br />

en ook de leken in te wijden in de commentaren, die in de eerste christeneeuwen<br />

en gedurende de middeleeuwen op het Hooglied zijn ontstaan. Onder de<br />

peres de Veglise verstaat hij niet alleen de kerkvaders, maar ook de middeleeuwse<br />

auteurs.<br />

De commentaren zijn talrijk, wat enige verwondering wekt, wanneer men de tekst<br />

van het Hooglied kent. Toch betitelden de Joden zelf dit boek als de Lofzang der<br />

Lofzangen, zoals zij spraken van het Heilige der Heiligen of de Koning der Koningen.<br />

Het Hooglied, door de traditie aan Salomon toegeschreven, overtrof volgens de<br />

Joden alle andere lofzangen.<br />

Om de lofzang der liefde en de commentaren van de vroeg-christelijke en middel<br />

eeuwse auteurs te begrijpen, wijst Dom de Monleon in zijn Inleiding erop, dat er<br />

in de Bijbel onder de letterlijke zin een spirituele of mystieke zin verborgen is.<br />

Uitgezonderd het Hooglied ; dit lied kent geen letterlijke, alleen een spirituele zin.<br />

Deze spirituele zin is echter niet de vrucht van de verbeelding van de kerkvaders of<br />

de middeleeuwse auteurs ; het is het werk van de H. Geest. De spirituele zin van<br />

het Hooglied is geopenbaard aan de apostelen en door de kerkvaders later opgetekend.<br />

De middeleeuwse schrijvers hebben op hun beurt geput uit de geschriften<br />

van de kerkvaders. Dom de Monleon verzet zich dan ook tegen de uitleg van het<br />

Hooglied, als een historisch verhaal of een bloemlezing van bruiloftsgezangen. Het<br />

Hooglied is zuiver spiritueel op te vatten. Zo zagen ook de Joden dit lied. Het<br />

schetste de onscheidbare vereniging van God met zijn volk, een vereniging die<br />

gesloten werd op de berg Sinai en opgeheven tot de rang van bruidegom en bruid.<br />

Dom de Monle*on gaat het Hooglied vers voor vers na en haalt bij ieder vers de<br />

visie van de commentatoren aan, o.a. Origines, Hieronymus, Gregorius de Grote,<br />

Cassiodorus, Alcuinus, Haymon van Halberstadt, Angelomus van Luxeuil, Rupert<br />

van Deutz, Bernardus, Dionysius de Karthuizer, Honorius van Autun, Richard van<br />

Sint Victor, Cornelius a Lapide en Beda Venerabilis.


82 KRONIEK<br />

Origines en Hieronymus volgden de Joodse opvatting. Gregorius de Grote en<br />

Beda Venerabilis deelden de opvattingen van Origines en Hieronymus nog. Zij<br />

pasten het Hooglied vooral toe op de Kerk, de Kerk was de bruid van Christus.<br />

Het was vooral Bernardus van Clairvaux, die dit standpunt verliet en de God-<br />

minnende ziel veeleer als bruid zag, een toepassing die ook wel eerder bij Origenes<br />

te vinden is, maar niet gewaardeerd en overgenomen werd. Volgens Bernardus<br />

wordt in het Hooglied vooral de verhouding van de ziel tot God of Christus<br />

beschreven. Deze verklaring maakte in de Middeleeuwen veel opgang. De Franse<br />

Premonstratensers gaven een andere verklaring. Zij meenden, dat de bruid Maria,<br />

de moeder van Christus, voorstelde en de bruidegom de H. Geest of heel de<br />

Drieeenheid. De kerkvaders gaven zelden een mariologische zin aan het Hooglied,<br />

wel weer enkele theologen uit de Karolingische tijd, zoals Honorius van Autun.<br />

De kerk nam deze laatste verklaring over in de liturgie. Fragmenten uit het Hooglied<br />

werden gelezen tijdens het officie van de feesten van O.-L.-Vrouw-Tenhemelopne-<br />

ming en van Maria's geboorte.<br />

De commentaren op het Hooglied werden gedurende de Middeleeuwen in vele<br />

kloosters gekopieerd, o.a. ook in de Kruisherenkloosters. Wanneer we ons beperken<br />

tot de bewaard gebleven collecties handschriften komen we tot de volgende lijst:<br />

Universiteitsbibliotheek te Luik, afgekort LUB.<br />

Bibliotheek-Groot-Seminarie, Luik, LSB.<br />

Historisches Archiv der Stadt Koln, KHA.<br />

Landes- und Stadt-Bibliothek, DUsseldorf, DLSB.<br />

J. P. Depaire, La bibliothhque des Croisiers de Huy, de Lilge et de Namur,<br />

torn. MI, DEP.<br />

Te Hoei:<br />

Hieronymus : Prologus beate Hieronymi ad Damasum in tractatibus Origines de<br />

canticu canticorum, LUB 3C (88), DEP, II, 14.<br />

Richard van Sint-Victor: Expositio in canticu canticorum, LUB 358 C, DEP, II, 62.<br />

Jacques de Ventia : In psalmos et in Canticum, Lyon 1533, DEP, II, 86.<br />

Te Luik:<br />

Robertus de Tombelaine (Ps. Gregorius de Grote) : Super cantica canticorum, LSB,<br />

6H5, DEP, II, 238.<br />

Beda Venerabilis : Expositio in cantica canticorum, LUB 155C, DEP, II, 192.<br />

Bernardus : Sermones de cantica canticorum, LUB 219 C, DEP, If, 203.<br />

Richard van Sint-Victor: Expositio in cantica canticorum, LUB 338C, DEP, II, 217.<br />

Nicolaas van Lyra : Postilla super cantica canticorum, LUB 332 C, DEP, II, 216.<br />

Te Keulen :<br />

Bernardus : Sermones de cantica canticorum, KHA, GB8, 144. ^<br />

J. Gerson : Super canticum canticorum, KHA, GBf, 82.<br />

anoniem : Expositio cantica canticorum, KHA, GB8, 61.<br />

Te Marienjrede:<br />

Bernardus : Sermones de cantica canticorum, DLSB, B30a.<br />

Richard van Sint Victor: Expositio in cantica canticorum, DLSB, B 30a.<br />

Te DUsseldorf:<br />

Bernardus : Sermones de cantica canticorum, DLSB, B4l.<br />

Richard van Sint-Victor: Expositio in cantica canticorum, DLSB BIO.<br />

Behalve de commentaren op het ,,Minneboek" zijn er een aantal preken en<br />

tractaten geschreven, waarin de auteurs zich bij voortduring op teksten uit het<br />

Hooglied beriepen of de spirituele zin, die men in het Hooglied vond, verder<br />

ontwikkelden. Een dergelijk tractaat is : De septem gradibus contemplations. Het


KRONIEK 83<br />

bevond zich op de bibliotheek van het Kruisherenklooster te Keulen (KHA, GB4,<br />

246) en is op naam van Bonaventura geschreven. Het is in werkelijkheid van de<br />

hand van Thomas Gallo, een regulier kanunnik van de abdij Sint Victor te Parijs<br />

en naderhand prior en abt van de abdij te Vercelli. Een soortgelijk is ook de<br />

Spiegel der Volcomenheit van Henricus van Herp oi.m. Dit tractaat bevond zich in<br />

de bibliotheken van de Kruisherenkloosters te Hoei (LSB, 6K7), Keulen (KHA<br />

GB8, 89) en Beyenburg (Brussel, K.B. 2140). Een volgende is de Sermo de pas'stone<br />

van Willem Jordaans van Groenendael, in de bibliotheek te Keulen (KHA,<br />

GB4, 57). Er zullen er zeker meerdere aan te wijzen of op te noemen zijn.<br />

De teal van de meeste commentaren was het Latijn. B. Spaapen wees in Ons<br />

Geesteltjk Erf, 1945, p. 85-172 op een verklaring van het Hooglied uit het Oude-<br />

Gelder. Deze verklaring of commentaar vond hij in een handschrift, dat thans in de<br />

bibliotheek van de paters Trappisten te Westmalle wordt bewaard (Liturgia A 15).<br />

Het handschrift is afkomstig van het Birgitinessenklooster Marienboom nabij Kleef\<br />

en is op het einde van de vijftiende eeuw in Oost-Middel-Nederlands dialect<br />

geschreven. Spaapen veronderstelde, dat deze commentaar op het Hooglied zou zijn<br />

samengesteld door een Kruisheer van het klooster Marienfrede, dat niet zo ver<br />

verwijderd van het Birgitenessenklooster Marienboom lag. Hij kwam tot deze<br />

veronderstelling, omdat het handschrift in de zeventiende eeuw in het Kruisheren<br />

klooster te Venlo berust had. Op een van de folio's vond hij de woorden geschre<br />

ven : pettineo ad fratres Cruets Venlo en ad f Venlo pertineo. Na de opheffing van<br />

Marienboom zou het handschrift als oorspronkelijk erfgoed der Kruisheren eerst<br />

naar Marienfrede en dan naar Venlo overgebracht zijn. Een andere reden, waarom<br />

een Kruisheer de auteur van het tractaat zou zijn, is dat de overweging van Jezus'<br />

lijden en dood aan het kruis in deze commentaar een voorname plaats innam (zie<br />

ook Clairlieu, 8 (1956), p. 47 en L. Heere, Gescbiedenis van het Kruisherenklooster<br />

te Venlo, in "Publications ... de limbourg, XCII-XCIII (1956-57), p. 278).<br />

De kloosters Marienboom en Marienfrede zullen elkaars handschriften gekopieerd<br />

hebben. De geschriften van de H. Birgitta werden b.v. te Marienfrede gekopieerd,<br />

maar verder bijna in geen enkel ander Kruisherenklooster. Marienfrede bleef echter<br />

voortbestaan tot 1803.<br />

Een andere vraag is : hoe geraakte dit handschrift in de abdij Westmalle ?<br />

Volgens Rafael Hoedt o.c.r. zou het best kunnen, dat Dr. C. R. Hermans, de<br />

schrijver van de Annales ... Ordinis Sanctae Crucis, het geschonken heeft aan'zijn<br />

neef fr. Bonaventura, die in de vorige eeuw bibliothecaris te Westmalle was en<br />

oude handschriften en oude documenten verzamelde. Ook waren er te Westmalle<br />

enkele archivalia van het Kruisherenklooster Sint Agatha, die sedert 1950 weer in<br />

dit klooster teruggekeerd zijn (zie Clairlieu, 8 (1950), p. 96).<br />

Wie zich op de hoogte wenst te stellen van de spiritualiteit in de middeleeuwse<br />

kloosters moet het boek van Dom de Monleon lezen. Hij is een van de Benedictijnen,<br />

die zich op verlangen van de paus, tot taak hebben gesteld vertalingen te bezorgen<br />

van de klassieke monastieke literatuur ofwel van de bronnen van de christelijke<br />

spiritualiteit. Ook in Nederland verscheen een dergelijk boek van Dr. J. Boot:<br />

De allegorische uitlegging van het Hooglied, voornamelijk in Nederland, Woerden<br />

1971. Beschouwden Kerk en Wetenschap de mystiek als een geestelijke afwijking,<br />

nu mag er weer over geschreven worden.<br />

P. v. d. B.<br />

In de publicatie nr. 2 van het Centrum voor landelijke geschiedenis van de<br />

Katholteke Untversiteit te Leuven (Leuven 1964) is een artikel opgenomen van


84 KRONIEK<br />

R. Noel, Localises gaumaises a la fin du Moyen Age. Aspects de geographie humaine,<br />

p. 292-325. De auteur beschrijft de topografische ontwikkeling van enkele steden<br />

in La Gaume, een gebied in het Zuid-Oosten van de Belgische provincie Luxemburg<br />

en een hieraan grenzend klein gedeelte van Noord-Frankrijk. Vanzelfsprekend treft<br />

men onder deze besproken steden VIRTON aan, de hoofdstad van La Gaume.<br />

Ook CARIGNAN, in het Noord-Oosten van Frankrijk, dep. Ardennes, behoort tot<br />

La Gaume en de ontwikkeling van deze stad werd eveneens bestudeerd.<br />

Voor de geschiedenis van de orde der Kruisheren zijn de beschrijvingen van deze<br />

twee steden van betekenis. Juist voor deze twee steden constateert de auteur, dat<br />

zij beide sedert de ommuring gedurende de dertiende eeuw zich niet meer zoals<br />

de meeste steden uitzetten en in omvang toenamen. Van de gebouwen die zich buiten<br />

de ommuring bevonden, vermeldt de auteur er slechts enkele. Wanneer we echter<br />

de door de auteur toegevoegde plattegronden van Virton en Carignan (resp. p. 307<br />

en 304) bekijken, dan bemerken we dat de Kruisherenkloosters van beide steden<br />

zich buiten de ommuring bevonden. Te Virton vlakbij de Noordelijke poort van de<br />

stad en te Carignan vlakbij de Zuidelijke poort van de stad. Te Virton verbleven<br />

de Kruisheren sinds 1341 en te Carignan sinds 1286. De graaf van Chiney, onder<br />

wiens rechtsgebied beide steden vielen, vroeg de Kruisheren van Carignan zich ook<br />

te Virton te vestigen, om aldaar dezelfde werkzaamheden te verrichten als te<br />

Carignan, namelijk het hospitaalwerk. Aan beide kloosters waren derhalve hospitalen<br />

verbonden, waar pelgrims, doortrekkende reizigers en armen een hartelijk onthaal<br />

ontvingen. Voor steden als Virton en Carignan waren deze hospitalen van grote<br />

betekenis ; immers beide steden lagen aan verkeersaders, die door de steden heendraaiden<br />

en beide steden in twee helften sneden. Te Virton herinnert de rue de<br />

Vhopital aan het verblijf der Kruisheren ; op de plaats van het klooster is nu het<br />

stedelijk kerkhof. Te Carignan staan nog twee grote gebouwen aan weerskanten van<br />

de oude toegangsweg tot de stad. Qua stijl dateren zij uit de zeventiende eeuw.<br />

Carignan is in deze eeuw geheel verwoest. De Kruisheren zullen na de verwoesting<br />

hun kloostergebouwen van de grond af hebben moeten optrekken. Bij de beschrijving<br />

van de geografische ontwikkeling van de stad behoren niet alleen de kastelen en<br />

kerken ter sprake gebracht te worden, maar ook de hospitalen. De stichting hiervan is<br />

een van de meest sprekende uitingen van het godsdienstig maatschappelijk leven in de<br />

Middeleeuwen. Jammer dat dit de auteur ontgaan is.<br />

P. v. d. B.<br />

In het jaar 1930 verscheen te CHAUNY (Frankrijk, dep. Aisne) een boek,<br />

gewijd aan de geschiedenis van deze stad. Het was van de hand van J. Turpin en<br />

droeg de titel : Chauny et ses Environs. In 1955 volgde een tweede editie. Hoewel<br />

dit boek niet van recente datum is, kunnen enkele mededelingen hierover instructief<br />

zijn. Immers, v66r de Franse Revolutie waren de Kruisheren te Chauny gevestigd,<br />

en eveneens te Condren, aux environs de Chauny, hoewel ze op het einde van de<br />

vijftiende eeuw uit deze laatste plaats vertrokken zijn.<br />

Het boek van J. Turpin is een bundeling van courantenartikelen, door zijn<br />

vrienden na zijn dood in boekvorm uitgegeven. Het is dus geen wetenschappelijk<br />

verantwoord historisch werk. Turpin geeft zijn bronnen niet aan. Het blijkt echter<br />

wel, dat hij zich in hoofdzaak baseerde op een zeventiende-eeuwse geschiedwerk :<br />

Histoire de Chauny, van P. Labbe, 1665-1716, pastoor van de Sint Martinus, een<br />

van de twee parochiekerken te Chauny. Een bundeling van courantenartikelen heeft<br />

ook, zoals hier, nog het nadeel, dat de schrijver meestal in herhalingen vervalt.<br />

Over de Kruisheren is Turpin erg spaarzaam ; alleen in zijn artikel over Condren,


KRONIEK 85<br />

een van de rondom Chauny liggende plaatsen, namelijk tien kilometer ten Noord-<br />

Oosten van Chauny, geeft hij een korte mededeling, waarvan de inhoud alom bekend<br />

is, namelijk dat de Kruisheren hier gevestigd waren, maar vanhier vertrokken zijn<br />

om te gaan wonen in het klooster van hun ordebroeders te Chauny, een klooster<br />

dat gesticht was door Maria van Kleef, hertogin van Orleans en dame de Chauny.<br />

Deze Maria van Kleef was de moeder van koning Lodewijk XII, 1498-1515. Bij de<br />

inwoners van het middeleeuwse Chauny was zij vanwege haar goed bestuur en haar<br />

weldaden zeer geliefd. Tot aan de eerste Wereldoorlog, 1914-1918, werden de<br />

inwoners van Chauny aan haar herinnerd door een straat, die naar haar genoemd<br />

werd : Rue de Cleves. In die straat bevond zich haar paleis. Daar stierf zij in 1487.<br />

Het Generale Kapittel van de Kruisheren, in 1488 te Hoei bijeen, herdacht haar<br />

als volgt: Obiit illustrissima domina de Cleves, ducissa Aurelanensis, larga fundatrix<br />

novi monasterii Cbalanensis, participant ut jrater (Vgl. Clairlieu, 22, 1964, 123-124).<br />

Het belangrijkste in het boek van Turpin voor de geschiedenis van de Kruisheren<br />

is wel de stadsplattegrond, die de uitgevers eraan toevoegden. Hij dateert uit het<br />

jaar 1750. Hierop staat duidelijk aangegeven, waar het Kruisherenklooster te Chauny<br />

gelegen was, namelijk in de Noord-Oosthoek van de stad, nabij de stadsmuren en<br />

de stadspoort Pissot, waar reizigers uit de richting Cambrai en Laon de stad<br />

binnentrokken. Een bastion op de Noord-Oosthoek van de stad droeg de naam :<br />

Bastion Sainte-Croix. Chauny is gedurende de eerste wereldoorlog geheel verwoest<br />

en van het Kruisherenklooster, indien er v66r 1914 nog enkele gebouwen overeind<br />

stonden, is niets overgebleven. Alleen de naam van een klein straatje : La Rue de<br />

Sainte-Croix, herinnert aan de Kruisheren en geeft de plaats aan, waar deze<br />

kloosterlingen woonden. Het straatje ligt thans midden in de stad, terzijde van het<br />

huidige stadhuis.<br />

Behoudens dat Turpin een levendig beeld geeft van het leven en werken der<br />

inwoners van Chauny in vroegere tijden, tekent hij goed uit, wat voor een betekenis<br />

de stad Chauny had in het verleden voor het koninkrijk Frankrijk. Dat koninkrijk<br />

moest in de loop der geschiedenis voortdurend aanvallen vanuit het Noorden<br />

weerstaan, in de vijftiende eeuw van de Engelsen en de Bourgondiers, in de<br />

zeventiende eeuw van de Spanjaarden en in de twintigste eeuw van de Duitsers.<br />

Chauny was de sleutel, die voor de aanvallers de weg naar Parijs opende. Vandaar<br />

dat de Franse koningen al sinds de twaalfde eeuw de stad met talrijke privileges<br />

begunstigden. Chauny werd daardoor in de Middeleeuwen zelfs een kleine republiek,<br />

totdat koning Lodewijk XIV de stad al haar privileges ontnam. De inwoners van<br />

Chauny bleven van hun kant altijd trouw aan de koning en stonden hem fanatiek<br />

terzijde, wanneer de koning een beroep op hen deed het zo strategisch goed gelegen<br />

punt Chauny tegen de aanvallers te verdedigen. De stad was vanaf de vroege<br />

Middeleeuwen omringd door zware dikke muren, forten, bastions en brede diepe<br />

grachten. Voor hun trouw aan de koning werden de inwoners van Chauny maar<br />

slecht beloond. De Bourgondiers en de Engelsen verwoestten hun stad in 1472, de<br />

Spanjaarden in 1557 en de Duitsers van 1914 tot 1918. De reden voor de strategische<br />

belangrijkheid van de stad Chauny moet men vooral zoeken in het feit dat<br />

vanaf Chauny de rivier l'Oise naar het Zuiden toe beter bevaarbaar werd en dat<br />

men vanaf Chauny per schip de Seine en derhalve Midden-Frankrijk kon bereiken<br />

Gelukkig voor de inwoners van de stad Chauny waren de tijden van vrede aan-<br />

Eienhjk langer dan die van oorlog. In die perioden van rust reisden vele kooplieden<br />

en pelgrims naar de stad, want ook voor deze mensen was de stad een sleutel die<br />

toegang gaf tot het zo begeerde Midden-Frankrijk.


86 KRONIEK<br />

Toch, aldus Turpin, was Chauny niet een stad, die ontstaan was op een kruispunt<br />

van handelswegen, zoals vele steden in Europa. Veel meer dan Chauny was al sinds<br />

de Romeinse tijd het plaatsje Condren een kruispunt van wegen. De naam Condren<br />

stamt af van het Latijnse woord Condragium, wat samenvloeiing betekent. Hier<br />

vloeiden twee rivieren samen : I'Oise en La Serve. Rivieren waren voor de Middeleeuwers<br />

nu eenmaal belangrijke verkeerswegen. Reizigers uit Vlaanderen, of uit<br />

Keulen, Aken, het Maasgebied, die op weg waren naar Parijs, Orleans of Tours,<br />

passeerden Condren, ook wanneer zij geen gebruik maakten van het water, maar te<br />

paard of te voet reisden.<br />

Condren moest echter in de loop van de Middeleeuwen onderdoen voor Chauny,<br />

omdat deze stad talrijke privileges kreeg van de Franse koningen. Het was voor de<br />

inwoners van Condren gunstiger te verhuizen naar Chauny.<br />

Zo zal het ook de Kruisheren van Condren vergaan zijn. Sinds 1280 hadden zij<br />

er een klooster. Hun kerk was toegewijd aan Sint Eligius. Noord-West-Frankrijk<br />

was het land van deze heilige, eens bisschop van Doornik en Noyon.<br />

Het boek van Turpin geeft duidelijk te verstaan, dat zowel Chauny als Condren<br />

in de Middeleeuwen belangrijke plaatsen waren. Voor kooplui, voor pelgrims en<br />

andere reizigers waren deze plaatsen rustpunten op him dikwijls zo lange en<br />

vermoeiende weg. Het is moeilijk zich voor te stellen, dat de Kruisheren naar deze<br />

plaatsen getrokken zijn om in rust en stilte zich toe te leggen op het beschouwend<br />

leven. Zijn zij niet eerder bij deze kruispunten van wegen gaan wonen om de<br />

pelgrims en reizigers een goed onthaal te geven, zoals zij in zovele andere steden<br />

deden ? Sint Eligius was dikwijls de patroon van een kerk of kapel, waaraan een<br />

hospitaal verbonden was. Uit de eerste jaren van het bestaan van het klooster te<br />

Condren weten we, dat Jean de Hargny, prior van het klooster, misschien wel de<br />

eerste, werd gevraagd te Doornik een klooster van zijn orde te stichten. Hebben<br />

misschien pelgrims uit Doornik en omgeving, waaronder Guy de Chatillon, comte<br />

de Saint-Pol, contact met hem opgenomen ?<br />

P. v. d. B.<br />

Gerits (T. J.), o.praem., De pauselijke zouaven uit het Land van Aarschot,<br />

Aarschot, 1970, in-8°, 61 bladz., geillustreerd. Na een inleiding over de pauselijke<br />

zouaven en de ondergang van de Kerkelijke Staat in 1870 volgt (bl. 25-54) het<br />

dagboek van Ferdinand Vanzavelbergh, waaruit het volgende : (Pasen 1870) ,,De<br />

pauselijke zouaven werden tot het volbrengen van hunnen paaschplicht bereid door<br />

den zeer eerweerden kanunnik Geeraerts, kruisheer van Diest. De onderwijzingen<br />

en de sermonen, welke hij deed, leven nog steeds voort in mijn geheugen." (bl. 40).<br />

M. C<br />

Middeleeuwse monniken hebben dikwijls tractaten gekopieerd, waarvan zij de<br />

auteur niet konden vermelden of het slechts moesten laten bij een vage aanduiding.<br />

Een van zo'n tractaten is Speculum Virginum. Het komt voor in handschriften,<br />

afkomstig van het Kruisherenklooster te KEULEN (Historisches Archiv der Stadt<br />

Koln, GBf-155), te DlJSSELDORF (Landes-und-Stadt-Bibliothek, B 124) en waarschijnlijk<br />

ook te LUIK (bibliotheek, Groot-Seminarie te Luik, 6Ml7b). Over de<br />

auteur van dit tractaat, Conradus von Hirsau, o.s.b., 1070-1150, en over zijn andere<br />

geschriften kunnen we enkele kanttekeningen vinden bij R. Bultot, Autour du<br />

^Speculum Virginum", in Revue d'Histoire ecclSsiastique, Vol. LXIV (1969),


KRONIEK 87<br />

p. 808-810. Omtrent de auteur en zijn werk raadplege men ook : Ons Geestelijk<br />

Erf, jg. 40 (1966), p. 74 en jg. 43 (1969), p. 51.<br />

P. v. d. B.<br />

H. U. Weiss vermeldde in zijn literatuurlijst voor het klooster FALKENHAGEN<br />

(in Die Kreuzherren in Westfalen, S. 91), Pastor Hossius, Denk- und Sehenswiirdigkeiten<br />

im ehemaligen Kloster Falkenhagen (ohne Datum). Dit boekje van<br />

12 pagina's is in 1967 herdrukt. Hoewel het thans uitverkocht is, voelt de huidige<br />

pastor van de Ev. ref. Kirchengemeinde te Falkenhagen, R. Siebe, er niet voor het<br />

boekje nog eens te laten herdrukken, daar hij de tekst van zijn voorganger weinig<br />

oecumenisch vindt. Afgezien hiervan heeft het boekje toch nog enige waarde<br />

vanwege de - hoewel summiere - beschrijving van de kerk en van de kloostergebouwen,<br />

vooral omdat deze beschrijving in het boek van Weiss ontbreekt.<br />

Het is voor ondergetekende een goede gids geweest bij zijn bezoek aan het<br />

aloude klooster Falkenhagen.<br />

De kerk en het eigenlijke klooster zijn nu geheel in handen van de Ev. ref.<br />

Kirchengemeinde. Om deze gebouwen te bereiken loopt men eerst over de grond<br />

heen, die aan de katholieke parochie behoort. Aan de linkerkant staat de pastorie,<br />

een vakwerkhuis uit 1581. Dit jaartal staat geschilderd op een steen, die links van<br />

de deur is ingemetseld ; rechts van de deur een tweede steen, waarop het Kruisherenkruis<br />

is geschilderd. Waarvoor dit gebouw diende in de tijd, dat de Kruisheren<br />

Falkenhagen nog bewoonden, is niet duidelijk. Toen in 1604 de Jezui'eten een deel<br />

van de kloostergoederen uit de handen van de bisschop van Paderborn verkregen,<br />

trokken zij in dit huis. Vandaar dat dit gebouw het Jezui'etenhuis werd genoemd.<br />

In 1794 werden zij uit Falkenhagen verdreven. Lange tijd waren de katholieken,<br />

die nog in het dorp Falkenhagen en in de omgeving hiervan woonden, zonder<br />

pastoor. Pas in 1854 kon een wereldgeestelijke als pastoor benoemd worden. Hij<br />

nam zijn intrek in een gebouw tegenover het Jezuietenhuis, eveneens een vakwerk<br />

huis. Op een tekening van het klooster Falkenhagen uit het jaar 1662 zijn deze<br />

twee gebouwen duidelijk te onderscheiden. In het Jezuietenhuis woonde tot 1930 de<br />

domeinenpachter. In dat jaar kon de pastoor het gebouw overnemen en het vergroten,<br />

zodat hij zelf en zijn kapelaan er zich konden vestigen. Het gebouw, dat de pastoor<br />

bewoonde van 1854 tot 1930, was volgens Hossius in de tijd van de Kruisheren<br />

een herberg, derhalve een huis, waar men de nacht kon doorbrengen. De Jezui'eten<br />

hidden er kerkdiensten in. Ca. 1695 braken zij het gebouw af en zetten er een<br />

stenen gebouw voor in de plaats. In dit nieuwe gebouw was behalve een kerk ook<br />

een school. Na het vertrek van de Jezui'eten is het gebouw ingericht als woning<br />

totdat de nieuwe pastoor er in 1854 in trok en het huis gebruikte als kerk en<br />

pastorie. Enkele jaren geleden is deze kerk van binnen en van buiten geheel gemoderniseerd.<br />

Voorbij het katholieke gedeelte treft men de oude kloosterkerk en het eigenlijke<br />

klooster aan. De kloosterkerk dateert uit de tijd van de Kruisheren, die haar in 1496<br />

gebouwd hebben. Het is een laat-gotische kerk en lijkt veel op de kloosterkerken<br />

van Sint Agatha en Ter Apel. Aan de zuidzijde is er een tribune ingebouwd. Het<br />

oude stenen hoofdaltaar, alsmede de gebeeldhouwde koorbanken, de drieledige bank<br />

voor celebrant, diaken en subdiaken, en de gebrandschilderde ramen zijn bewaard<br />

gebleyen. Op de sluitstenen van het gewelf prijken nog de roodwitte Kruisherenkruisjes.<br />

Naast de kerk, aan de zuidzijde, is er een gang, die op de hoogte van het<br />

priesterkoor uitloopt in de Gerfkamer of sacristie. De gang moet in 1533 zijn<br />

aangelegd. In deze gang staat tegen de kerkmuur de grafzerk van Henricus van


88 KRONIEK<br />

Bochold, de eerste prior van het convent, gestorven in 1495. Wanneer men vanuit<br />

de gang de trap oploopt naar de Gerfkamer, loopt men over de steenblokken van<br />

de vroegere zijaltaren. Vanuit de Gerfkamer kan men het klooster binnengaan. Hier<br />

wonen thans enkele gezinnen. Er is slechts e'en vleugel, de oostvleugel, behouden<br />

gebleven. Hij dateert uit het jaar 1496 en zal tegelijk met de kerk gebouwd zijn.<br />

Volgens de tekening van 1662 moeten er vroeger tegen deze oostvleugel een noord-«<br />

en zuidvleugel gestaan hebben, echter geen westvleugel en derhalve had het klooster<br />

niet een carrevorm. In de behouden vleugel zijn beneden de kapittelzaal en de<br />

refter geweest en daarboven de cellen van de kloosterlingen. Tegen deze vleugel is<br />

in oostelijke richting in 1509 het huis van de prior gebouwd ; het is het oudste<br />

vakwerkhuis van Lippe. Aan de noordzijde van dit priorshuis is boven in de<br />

dakbalk het jaartal 1509 gesneden : Anno Domini M quingentesimo nono. In dit<br />

huis woont thans de pastor en zijn gezin ; verder zijn er een aantal lokalen ten<br />

gebruike van de Ev. ref. Kirchengemeinde.<br />

Het boekje van Hossius is geillustreerd met vier tekeningen van Werner Kriige<br />

en een van Frau Kathe Pollmann geb. Hossius.<br />

P. v. d. B.<br />

H. U. Weiss bespreekt in zijn boek : Die Kreuzherren in Westfalen, de opheffing<br />

van het klooster GLINDFELD. De opheffing van dit klooster en die van vele andere<br />

ontsproot uit een algemeen heersende denkwijze op het einde van de achttiende<br />

en begin negentiende eeuw. Deze tijdsgeest wordt beschreven in de twee eerste delen<br />

van de serie : Landeskundliche Schriftenreihe fur das kolnische Sauerland, I Manfred<br />

Schone, Das Herzogtum Westfalen unter hessen-darmstadtischer Herrschaft, 1802-<br />

1816, Olpe 1966, en II, Elisabeth Schumacher, Das kolnische Westfalen im Zeitalter<br />

der Aufklarung unter besonderer Berucksichtigung der Reformen des letzten<br />

Kurfursten von Koln, Max Franz von Osterreicb, 1784-1801, Olpe 1967.<br />

In beide delen komt het klooster Glindfeld even ter sprake, in deel I, p. 126 en<br />

deel II, p. 259.<br />

P. v. d. B.<br />

L. van de Meerendonk, o.praem., Tussen Reformatie en contrareformatie. Geest<br />

en levenswijze van de clerus in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch en zijn verhouding<br />

tot de samenleving tussen ca. 1520 en ca, 1570 (Bijdragen tot de geschiedenis<br />

van het Zuiden van Nederland, nr. 9), Tilburg 1967.<br />

In dit boek wordt de komst van de Kruisheren te 'S-HERTOGENBOSCH vermeld<br />

op p. 112, 119, 125, 126. Hieruit blijkt o.a. dat de auteur nog al eens in herhalingen<br />

valt. Verder worden de Kruisheren van Den Bosch nog genoemd op de<br />

volgende pagina's : 134, 145, 159, 216, 217. De auteur heeft zich wat de Kruisheren<br />

betreft beperkt tot de gegevens, die ons Hermans, Annales ... O.S.C. en Schutjes,<br />

Kerkeliike Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, verschaffen.<br />

P. v. d. B.<br />

In het zeer rijke boekje van W. H. Th. Knippenberg, Oude pelgrimages vanuit<br />

Noord-Brabant, deel 3 van de serie: Kultuur-historische Verkenningen in de<br />

Kempen (Uitgave van de Stichting Brabants Heem), 1968, 109 pp., wordt op pag.<br />

60 geschreven over de verering van de H. Theobald in de Middeleeuwen. Ms een


KRONIEK 89<br />

van de voorbeelden wordt hier aangehaald, dat deze heilige de patroon van de<br />

Kruisherenkapel te Clairlieu bij HOEI was. Een oud beeld van H. Theobald wordt<br />

thans bewaard in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Hoei en is afkomstig van deze kapel.<br />

P. v. d. B.<br />

In he Moyen Age, revue d'histoire et de philologie, tome LXXV (1969) p 173-<br />

179 besprak dom Andre* Thibaut o.s.b. een boek van J. Sudbrack, s.j. Die geist-<br />

Hche Theologte des Johannes von Kastl, Munster, 1966, 2 vol., XXXIV-468 u<br />

266 p. (Beitrdge zur Geschichte des alien Monchtums und des Benediktinerordens,<br />

Johannes von Kastl (Johannes Castellensis) heeft in de eerste helft van de<br />

vijftiende eeuw ruimschoots deel gehad aan de hervorming van het kloosterleven<br />

De Benedictijnerabdij van Kastl in Beieren, was vanaf 1380 een centrum hiervan<br />

De bijdrage van Joannes von Kastl bestond o.a. in het schrijven van ascetische<br />

tractaten, die door de hervormingsgezinde kloosterlingen zeer gewaardeerd werden.<br />

Dit blijkt uit het feit, dat zijn werken zeer dikwijls gekopieerd werden. Merkwaardig<br />

is echter, dat zijn tractaten, die men in 80 handschriften heeft teruggevonden<br />

hetzij, m anonimiteit bleven, hetzij onder het patronage van een beroemd man zijn<br />

gesteld Slechts m enkele handschriften werd Johannes von Kastl als auteur<br />

vermeld Een van zijn meest succesvolle werken was : De adhaerendo Deo (oorspronkehjke<br />

titel: Tractatus de fine religiosae perfections). Dit tractaat staat in<br />

de handschriften veelal op naam van Albertus de Grote. Dom Thibaut geeft als<br />

voorbeeld o.a. een handschrift te Keulen, Historisches Archiv der Stadt Koln<br />

GB4, 218 uit 1452. '<br />

^nS^xT ST ThlbaUt Vermeldt dU niet ^ stamt uit het KRUISHEREN-<br />

KLOOSTER VAN KEULEN. Echter ook in de Kruisherenkloosters van Hoei,<br />

Dusseldorf en Doornik is het tractaat gekopieerd, eveneens op naam van Albertus<br />

de Grote. Het handschrift van Hoei (I6e eeuw) wordt bewaard te Luik Groot-<br />

Seminane, 6Ml4, dat van Dusseldorf uit 1473 te Dusseldorf, Landes-und-Stadt-<br />

Bibhothek B2a, en dat van Doornik (16e eeuw) te Brussel, Koninklijke Bibliotheek<br />

nr. 1635 (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), p. 142). In het handschrift van Hoei is<br />

een tractaat opgenomen, namelijk : De vera resignation sui ipsius. Het staat op<br />

naam van Gerlach Peters. Heeft Gerlach Peters dit tractaat geschreven ? Misschien<br />

is het een ander bekend werk van Johannes von Kastl, namelijk De vera et humili<br />

cognttwnesui ipsius ? Dit zou ook het geval kunnen zijn met het anonieme<br />

Tractatus de cognitione sui ipsius, dat in enkele handschriften, eveneens afkomstig<br />

van het Kruisherenklooster te Hoei, berustend te Luik, in de bibliotheek van de<br />

^T'S 358 ^ ^ d biblithk Van het Gro°t-Seminarie, nrs. 6G22 en<br />

P. v. d. B.<br />

De Kruisheer Joannes Noe, convenruaal van LUIK ca. 1460, kopieerde Tractatus<br />

de septem ttinertbus aeternitatis van de Franciscaanse auteur Rudolfus van Biberach<br />

die circa 1300 leefde. Het handschrift bevindt zich in de bibliotheek van hei<br />

Groot-Seminane te Luik (6N1, 62M59V). Van dit tractaat verscheen in 1969 een<br />

Duitse vertaling. M. Schmidt, Rudolf von Biberach. Die siben strassen zu Got.<br />

Die hochalemannische Vbertragung nach der Handschrift Einsiedeln 278 (Spicilegium<br />

Bonaventuriamim, VI). Florenz, Quaracchi 1969, Typographia Collegii S.<br />

Bonaventurae, VII, 276*, 272 S. '*'©*' &


90 KRONIEK<br />

Gezien de verspreiding van dit boek over de middeleeuwse bibliotheken heeft<br />

Rudolf van Biberach zeker veel invloed uitgeoefend op de spiritualiteit van de<br />

veertiende eeuw. Dikwijls werd het gekopieerd op naam van de H. Bonaventura.<br />

Voor zover bekend werd het boek niet voor andere Kruisherenkloosters gekopieerd,<br />

ook niet onder de naam van de H. Bonaventura. Waarschijnlijk was het tractaat te<br />

mystiek van aard en opzet. M. Schmidt heeft de tekst voorzien van een groot<br />

aantal noten, die naar de bronnen verwijzen die Rudolf heeft gebruikt. Zoals zo<br />

vele middeleeuwse schrijvers citeerde Rudolf uit de werken van kerkvaders en<br />

theologen. Door de Duitse vertaling kunnen velen van het werk van Rudolfus van<br />

Biberach kennis nemen.<br />

P. v. d. B.<br />

De E.H. W. Sangers bezit in zijn particuliere bibliotheek een boekje: Twee<br />

mannen volgens Rolin's hart afgeschilderd de eene door den anderen, Brussel,<br />

drukkerij van J. Vandereydt, Boekverkooper Vlaamschen Steenweg 104.<br />

Tijdens de gemeentekiezingen van 1870 werd te Maeseyck, de heer Louis Nagels,<br />

thans arrondissementskommissaris te Tongeren door de gratie van M. Rolin,<br />

beschuldigd van de katholieke kandidatuur van M. Meuwissen voorgestaan te hebben.<br />

Dit feit heeft inlichting gegeven tot de volgende briefwisseling, getrokken uit den<br />

Maeseyckenaar, liberaal weekblad, uitgegeven en gedrukt door M. Louis Brieers,<br />

klerk van den notaris Schoolmeesters, burgemeester van Maeseyck door de gratie<br />

der logiebazen van Luik en Antwerpen. (bl. 2).<br />

De heer Louis Nagels, met zijn groot verstand, beweert ook, dat een waar liberaal<br />

geene oefeningen van onzen godsdienst mag vervullen. O welke verwaandheid !!!!<br />

Zien wij niet den heer Nagels die zich, wel te verstaan, buiten Maeseyck als den<br />

grrrrrrootsten liberaal wil doen doorgaan, niet alle zondagen in de kerk, nevens<br />

zijne vrouw, met een groot kerkboek en eenen rozenkrans in de hand vuriglijk bidden ?<br />

Dat is prijsbaar en daarover zullen wij dien heer nooit berispen, zoo hij het in<br />

zijnen bovenstaanden brief aan anderen doet.<br />

Wij bieden zelfs aan den heer Louis Nagels onze medewerking aan voor de<br />

tentoonstelling die hij over eenigen tijd voorstelde op te richten voor de herstellingswerken<br />

der kapel van Wurfelt, door de eerwaarde Kruisheeren bediend, zijne<br />

hedendaagssche kiesmedemakkers. (bl. 31).<br />

Hierop antwoordde de heer Nagels op 2-2-1871 o.a. :<br />

Wat de nieuwe uitvinding betreft mijner vriendschap met de kruisheeren, dit is<br />

al te onbezonnen. Ik weet niet dat ik ooit de gelegenheid gehad heb de Kruisheeren<br />

te spreken.<br />

Ik geloof dat ik voor de Kruisheeren volstrekt een onbekende ben, of wel, zou<br />

misschien de opsteller van den Maeseyckenaar mij in hunne gebeden moeten aanbevolen<br />

hebben tijdens zijne edelmoedige gifte van vijftig frank.<br />

L. H.<br />

De rapporten van de kantonkommissarissen (1797-1800), dl. I : Maaseik, uitg.<br />

door M. Colson, Kruisheer, werken uitg. door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig<br />

Genootschap: 5, Maastricht 1970, V-VI, 1-189; en Werken uitg. onder<br />

auspicien van de Bestendige Deputatie van de provincie Limburg, nr. 13, Hasselt,<br />

1969, V-VI, 1-189.<br />

Wie op de hoogte is van de activiteiten van de Kruisheer M. Colson, staat wat<br />

verbaasd, dat het hem ondanks zijn drukke werkzaamheden toch gelukt is deze


KRONIEK 91<br />

rapporten te laten verschijnen. Van de hand van W. A. J. Munier ss.cc. verscheen<br />

een recensie in het Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland,<br />

jg. 13 (1971), p. 105-107. De gouverneur van Belgisch Limburg Dr. L. Roppe<br />

noemde de uitgaven van de rapporten van zeer groot belang voor de plaatselijke en<br />

regionale geschiedenis. Pater Munier is hier ook van overtuigd, maar hij voegt er<br />

aan toe : ,,mits de uitgave van de rapporten op even uitstekende wijze als waarmee<br />

nu begonnen is, wordt voortgezet". Niet alleen de uitgave van de rapporten van het<br />

kanton Maaseik, maar ook de bibliografie is goed verzorgd. Het register is zoals<br />

het behoort te zijn.<br />

Wat betreft de geschiedenis van de Kruisherenorde, allerlei gegevens over<br />

Kruisheren, die gedurende de Franse Revolutie in het kanton Maaseik hun werkzaamheden<br />

vonden, zullen door M. Colson reeds verwerkt zijn in eerder verschenen<br />

publicaties van zijn hand, o.a. Het Kruisherenklooster te Maaseik tijdens de Franse<br />

Revolutie, in De Kruisheren van Maaseik, biz. 141-213, en De Eigendommen der<br />

Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse Revolutie (1797-1855), Hasselt 1956.<br />

P. v. d. B.<br />

J. Baerten, Het Graafschap Loon, (llde-14de eeuw), Assen 1969, verscheen in<br />

de serie Maaslandse Monografieen, nr. 9.<br />

De auteur gaat o.a. uitvoerig in op de grafelijke instellingen in het Land van<br />

Loon. Deze instellingen zullen voor een groot deel in stand gehouden zijn tot de<br />

tijd, dat de Kruisheren zich in het besproken gebied gevestigd hebben. Daar de<br />

graaf van Loon ook graaf van Chiny werd, is dit boek niet alleen belangrijk voor<br />

de geschiedenis van de kloosters te Maaseik en Kerniel, maar ook voor die van<br />

Carignan, Virton en Suxy.<br />

P. v. d. B.<br />

Onlangs kwamen we in het bezit van een zeldzaam devotieboekje, getiteld:<br />

Beweeg - Reden ter devotie van het Aarts-Broederschap der allerheiligste Drievuldigheid,<br />

Vergund door Pius VII. Te Rome, den 8 Aug. 1823. XXW jaars zijns<br />

pausdoms, opgeregt in de hulp-Kapel van den H. Jacob, (voormalige Kruisheeren<br />

Kerk) Binnen Maeseyck door den wel Eerwaarden Heer L. C. G. De Borman,<br />

Pastoor der voorz. Stad, met goedkeuring van zijn Hoogw, J. A. Barrett, groot-<br />

Vikaris van het Bisdom van Luik. Maeseyck, Ter Drukkerij van J. J. Titeux, 1824.<br />

Uit de goedkeuring blijkt dat te Leuven reeds op 12-5-1796 vergunning verleend<br />

werd door L. Theys S.T.L. insign. eccles D.P. Lov. Can. Reg. om dit boekje te<br />

drukken. Na de Franse tijd werd op 18-2-1824 vergunning tot herdruk verleend.<br />

Vermelden we dat in de tweede helft van de zeventiende eeuw dergelijke broederschap<br />

ook reeds bestond in de Kruisherenkerk, want een register getiteld Liber<br />

rationarius archi - confraternitatis Sanctissimae Trinitatis apud patres Crucigeros<br />

Mosaci kwam door ons toedoen wederom terecht in het archief van het Kruisheren<br />

klooster te Maaseik. Nadat de Kruisheren in 1855 zich terug in Maaseik vestigden,<br />

werd de broederschap van de H. Drievuldigheid, tot vrijkoop van de slaven, op<br />

17 augustus 1856 opnieuw heropgericht.<br />

M. H.<br />

L. Heere o.s.c. deelt in zijn artikel : Balthazar van Drogenbroeck en de schilderingen<br />

in de Loreto-kapel te Thorn in De Maasgouw, jg. 30 (1971), kolom 19-34,


92 KRONIEK<br />

mede, dat deze Balthazar voor zich zelf het tweedelig boek van de Luikse Kniisheer<br />

Henricus Seulen over het sacrament der Biecht (Epitome Theologiae moralis, Leodii<br />

J. S. Philippart, 1761, 2 vol.) aanschafte (kol. 21) en dat de provinciaal der<br />

Kruisheren te Keulen, Theodorus Deghens de kapel te Thorn, gebouwd in de vorm<br />

van het huisje van Nazareth te Loreto, op 9 Februari 1697 inzegende (kol. 23). De<br />

auteur geeft niet de reden aan, waarom de provinciaal der Kruisheren werd<br />

gevraagd. Zie hierover een vroeger artikeltje van L. Heere, in de bibliographie<br />

nr. 65 en 66.<br />

P. v. d. B.<br />

M. Hendrickx schreef in Vlaamse Stam, I, 1965, 171-174 een kort artikel<br />

Bekeerde protestanten te Maaseik (lie tot 18e eeuw). Vanaf 1530 schijnt de<br />

Maaseiker bevolking protestants-gezind geweest te zijn, en dit breidde zich zo uit<br />

dat in 1566 de stad opstond tegen de prinsbisschop. Ondanks de reakties van de<br />

geestelijkheid bleven vele doopsgezinden en kalvinisten heimelijk hun godsdienstoefeningen<br />

houden. Naast meerdere interessante bijzonderheden geeft de auteur<br />

dan een lijst van ,,bekeerlingen" die, in aanwezigheid van meerdere getuigen, hun<br />

geloofsbelijdenis aflegden. In 1697, op 2 april was de prior van de kruisheren zo<br />

getuige bij de geloofsbelijdenis van 'n zekere Nicolaus Grasser uit Saksen die zich<br />

in Maaseik gevestigd had. In de lijst komt ook Anthonius Muller voor, die zich<br />

later Mulders noemde, en die 19 mei 1698 de katholieke geloofsbelijdenis aflegde.<br />

Zijn zoon Henricus, werd broeder in het kruisherenklooster te Colen bij Kerniel.<br />

Bij het huwelijk van de bekeerde lutheraan Judocus Fredericus Engelen uit Thuringen,<br />

29-4-1706, trad de E.H. van Beeck, kruisheer op als celebrant en Johannes<br />

Lorbij, kruisbroeder als getuige. In de lijsten van L. Heere, De Kruisheren te<br />

Maaseik, Diest, 1955, p. 65-74 komt wel een Jan Lorby voor als donaat maar geen<br />

kruisheer van Beeck. Hendrickx, die put uit een register en lijst van pastoor<br />

Vlecken en opvolgers, vult zo de lijst van L. Heere aan.<br />

A. R.<br />

Eveneens in Vlaamse Stam, III, 1967, p. 121-122 noteerde M. Hendrickx uit<br />

de Kroniek van dokter Korsten de personen uit Maaseik en omstreken die tussen<br />

1713 en 1720 intraden in het klooster of hun eerste mis opdroegen. Op 29 juni<br />

1716 was dit de zoon van burgemeester Vrijkens die bij de kruisheren gekleed werd<br />

en in 1717 op dezelfde dag zijn professie deed. De twijfel die L. Heere in bovengenoemde<br />

lijst had over eventuele identiteit van Vrijken, zoon van de burgemeester<br />

en Hubert Frans Vereycken lijkt hierdoor wel opgelost. Op 8 nov. 1716 ,,heet<br />

Welter Steenberghs sijn eerste misse gesongen bij de P. Cruysbroeders, sijnde<br />

Capellaen tot Neerwert". Op 8 juni 1728 vermeldt dokter Korsten dan nog het<br />

bezoek van pastoor Schelen van Bocholt; ,,hij is met sijnen broeder Cruysheer tot<br />

St Achten van hier vertrocken den 18 junij naer middag naer Boeckholt". Een<br />

korte passage over kruisheer Jacob Mostaert (p. 122) wordt ook door L. Heere,<br />

o.c, p. 73 aangehaald.<br />

A. R.<br />

In de serie Historie van steden en dorp en (Het Wereldvenster, Baarn, 1968)<br />

verscheen M. A. F. Charles Thewksen, Oud-Maastricbt. Wie aardige verhaaltjes<br />

en anecdotes uit Maastrichts verleden wil leren kennen, moet dit boekje zeker lezen.


KRONIEK 93<br />

Het is mooi geillustreerd met talrijke foto's. Van de Kruisheren en hun mooi<br />

klooster vertelt de schrijver slechts hun komst in 1438 (p. 71). Een uitvoerige<br />

recensie van de hand van A. Munsters M.S.C. vindt men in De Maasgouw, jg. 88<br />

(1969), kolom 61-62.<br />

P. v. d. B.<br />

H. H. E. Wouters, Grensland en Bruggenhoofd. Historische studies met betrekking<br />

tot het Limburgse Maasdal en, meer in het bijzonder, de stad Maastricht, Assen,<br />

1970. Hierin vermeldt de auteur de schenking van de wiegedruk P. Venetus,<br />

Expositio librorum naturalium Aristotelis (Venetie, 1476), aan de Kruisheren van<br />

Maastricht in 1497, door Dr. med. Nic. Beissel, kanunnik van Sint Servaas (bl.<br />

140). - Ook, dat de Kruisherenkerk (S. Nikolaas) te Venlo in 1567 van beeldstormerij<br />

gered werd door leden van de magistraat (bl. 205).<br />

M. C.<br />

G. Hoevelmann, K. Abels, P. Dychmans, Niederrheinische Kirchengeschichte,<br />

Kevelaer, 1965. Brockhaus deutet den Niederrhein mit dem Satz : ,,Bei Bonn tritt<br />

der Rhein in das norddeutsche Flachland ein". Diese Kirchengeschichte beschrankt<br />

sich hauptsachlich auf das friihere Herzogtum Kleve, erwahnt nur die Griindung<br />

der Hauser in MARIENFREDE (1444) und in EMMERICH (1482), und schreibt<br />

dann : ,,heute besteht noch das Kloster St Agatha bei Cuyk an der Maas" .(S. 78)<br />

Vom Gymnasium in Emmerich steht noch: ,,1788 ubernahm der Kreuzbruder-<br />

konvent die Schule". (S. 123). Bei der Litteratur steht 214 J. Duffel, Zur Geschichte<br />

der Stadt Emmerich und ihrer ndchsten Umgebung. Emmerich 1955, 215.<br />

Zwolfhundert Jahre Gymnasium Emmerich. Festschrift. 2. erw. Aufl. Hsg. v. staatl.<br />

Gymnasium, Emmerich 1958. Diese Bucher sind aber nicht mehr zu haben, da der<br />

Verlag schon 1961 erloschen ist.<br />

A. v. d. P.<br />

Wolfgang Niehoff schrieb an Clairlieu, ,,dass im Volksmunde hier (4541<br />

Leeden, Kr Tecklenburg) die Bezeichnung fiir das Osterberger Kloster noch heute<br />

TJppn Klauster' lautet, die Lage der alten Klosterkuche und des Kellers noch<br />

bekannt ist und um 1936 bei der Errichtung von Wohngebauden noch ein Teil<br />

der alten Begrabnisstatten der Kreuzbriider ausgegraben wurden."<br />

A. v. d. P.<br />

Deschamps (J.), Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse<br />

bibliotheken. Catalogus, Brussel, 1970, in-8°, XX-305 bladz., 72 platen.<br />

Bij de bewaarplaatsen, waar middelnederlandse handschriften te vinden zijn,<br />

vermeldt de auteur bl. 12 : ,,het Kruisherenklooster te Sint-Agatha bij Cuyk". Op<br />

de tentoonstelling waren bladen te zien van een handschrift afkomstig uit het<br />

Kruisherenklooster van Keulen, nl. : nummer ,,96 a. Lanfranc van Milaan,<br />

Chirurgia magna, Zuidnederlandse vertaling, fragmenten, West-Vlaanderen, ca 1340-<br />

1350" thans bewaard te Darmstadt en te Keulen. Vgl. hierbij plaat 71.<br />

M. C.<br />

Francis cana, 23 (1968), aflevering 4: Bibliographia Francis cana Neerlandica,<br />

1967, biz. 11 : Clasen, Sophronimus o.f.m. •- Legenda antiqua S. Francisci. Unter-<br />

suchung ueber die nachbonaventurischen Franziskusquellen, Legenda trium sociorum,


94 KRONIEK<br />

Speculum perfectionis, Actus B. Francisci et Sociorum eius und verwandtes Schrift-<br />

tum, Leiden, 1967. Na een korte uiteenzetting over het Franciskaanse vraagstuk volgt<br />

een lijst van uitgaven van de Fransciskusbronnen. Het eerste deel geeft een lange<br />

lijst van handschriften, waarin o.a. de volgende hss. voorkomen : Den Haag, Kon.<br />

Bibl., Cod. 73 H35, geschreven door Joannes Trajecti, lekebroeder te Limburg (prov.<br />

Col.) met ex libris van Johannes Peranus (1607) en Johannes Lamberti crucifer<br />

Trajectensis ; St-Agatha (ned.) kruisherenklooster Cod. 9.<br />

L. H.<br />

Bij de uitgeverij De Tille, Leeuwarden 1969, verscheen een herdruk van Eelco<br />

Napjus, Historisch Chronyk van Sneek, als deel 3 van de serie Varia Frisica. De<br />

herdruk wordt ingeleid door Dr. K. de Vries. Deze inleiding uitgezonderd is het<br />

boek een facsimile-uitgave van de eerste druk te Sneek uit het jaar 1772. In de<br />

kroniek worden de Kruisbroeders enkele malen genoemd : bij het jaartal 1462 hun<br />

komst binnen de stad Sneek (p. 16) en bij de jaartallen 1514 en 1522, waar verteld<br />

wordt, dat het Kruisbroedersklooster een toevluchtsoord was voor mensen die be-<br />

dreigd werden, o.a. leden van de Raad van Sneek in 1522 (p. 51, 58 en 60).<br />

Achter de kroniek volgen de beschrijvingen van grote gebouwen te Sneek, o.a. van<br />

de Kleine of Broere-Kerk (p. 130-132) en van het Burgerweeshuis, eertijds het<br />

Kruisbroederklooster (p. 143-145). Beide beschrijvingen dateren uit 1772. De kerk<br />

en het burgerweeshuis waren toen al twee eeuwen in gebruik voor de eredienst van<br />

de Calvinistische kerk.<br />

P. v. d. B.<br />

Onder de titel Cahiers de Fanjeux verschijnen sinds enkele jaren historische<br />

studien, die in het bijzonder aan het religieuse leven van Languedoc tussen 1200 en<br />

1300 gewijd zijn. In deze periode bereikte de beschaving in Languedoc een<br />

hoogtepunt en was de bijdrage van dit Zuid-Franse gebied aan het religieuse leven<br />

in het algemeen zeer omvangrijk. De Cahiers worden uitgegeven onder toezicht van<br />

L'Institut d'Btudes meridionales de la Faculte des lettres et sciences humaines de<br />

VUniversite de Toulouse et de Vlnstitut Catholique de Toulouse. Les Cahiers 4<br />

hebben tot titel: Paix de Dieu et guerre sainte en Languedoc au Xllle sihcle,<br />

Toulouse 1969.<br />

Deze studien zijn door H. Maissonneuve in de Revue d'histoire ecclesiastique,<br />

Vol. LXVI1, nr. 2 (1971), p. 598-605 uitvoerig besproken.<br />

Voor de Kruisheren is de tweede studie interessant, namelijk van E. Delaruelle:<br />

Paix de Dieu et croissade dans la chretiente du XHe siecle. Professor Delaruelle<br />

beschrijft hier het streven van bisschoppen en priesters in het Languedoc van de<br />

twaalfde eeuw om o.l.v. de Paus te komen tot de Vrede van God. Door middel<br />

van liturgische gebeden en besluiten van locale concilies probeerden zij de mensen<br />

op te voeden tot het bewaren van de vrede binnen bepaalde gebieden en desnoods<br />

de vrede te verdedigen. Dit streven stelt de auteur gelijk aan een kruistocht. Zowel<br />

zij die streden voor de vrede, de Paciarii, als de kruisvaarders hadden hetzelfde<br />

doel: de christenheid te verdedigen ; beide groepen zetten zich in voor de leer van<br />

Christus. Vrede van God en Christenheid werden gelijkgeschakeld. Beide groepen<br />

hadden hetzelfde embleem : het Kruis. De kruisvaarders bevestigden het kruis op<br />

hun kleding, de Paciarii plaatsten het kruis aan de grenzen van de gebieden, waarover<br />

zij waakten. Dit gebruik werd algemeen. Zo begrensden de hospitaalridders


KRONIEK 95<br />

en de tempeliers, die een groot aantal nederzettingen in Languedoc hadden, him<br />

landerijen met kruisen. De steden volgden dit voorbeeld. Infra cruces diende men de<br />

Vrede van Christus te bewaren.<br />

Op pag. 58 vraagt Delaruelle zich af, of de Kruisheren zich niet met het kruis<br />

getekend hebben onder invloed van dit streven in Languedoc. In de tijd, dat<br />

Theodorus van Celles de kruistocht tegen de Albigenzen predikte, had hij bijzondere<br />

contacten met de aartsbisschop van Toulouse, Fulco, en met de H. Dominicus, die<br />

wel niet de kruistocht aanbeval, maar zich toch inzette voor het Negotium pads<br />

el jide't.<br />

E. de Moreau meende, dat Theodorus van Celles zoals velen in zijn tijd een<br />

speciale godsvrucht tot het H. Kruis had, en dat de herinnering hieraan er toe<br />

geleid kon hebben van Theodorus een kruisvaarder te maken. Zo lag ook het rood<br />

en wit van het ordenskruis volkomen in de lijn van de kruismystiek, die in de<br />

dertiende eeuw leefde in het land van Luik (zie Clairlieu, 3 (1945), p. 7-12, en 17<br />

(1959), p. 90-91).<br />

Zuid-Frankrijk was echter een gebied, waar veel kloosters zich vanwege de goede<br />

verbinding van hieruit naar het H. Land, de eeuwige stad Rome en St. Jacobus<br />

de Compostella specialiseerden in het hospitaalwerk. Vanuit dit gebied verbreidde<br />

dit werk van barmhartigheid zich over West-Europa. Daar bijna aan alle Kruisherenkloosters<br />

v66r 1500 een hospitaal was verbonden, is de relatie die Delaruelle<br />

legde, niet zo uitzonderlijk.<br />

P. v. d. B.<br />

De staf van het TITUS BRANDSMA-INSTITUUT zond ons een uitgebreid<br />

artikel ter publicatie, geheel of gedeeltelijk. We geven er hier een uitvoerige samenvatting<br />

van. Het instituut werd in 1968 te Nijmegen opgericht door samenwerking<br />

van de Nederlandse Karmelieten met de Universiteit van Nijmegen, in het biezonder<br />

met de faculteiten der godgeleerdheid en der letteren (adres Heyendaalseweg 121 A,<br />

Nijmegen). Het doel is de wetenschappelijke beoefening van de geschiedenis en<br />

theologie van het geestelijk leven en van de religieuze ervaring, vooral in de<br />

Nederlanden, en wel door het verlenen van bibliografische en documentaire informatie,<br />

het organiseren van studiedagen en symposia, het ontsluiten en uitbreiden<br />

van de z.g. Brandsma-collectie, het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijke<br />

projecten in het omschreven vakgebied, en het voorbereiden van publicaties over<br />

de geschiedenis en theologie van het geestelijk leven.<br />

De Instituutsbibliotheek omvat momenteel ongeveer 32.000 banden (enkele handschriften,<br />

een aantal incunabelen en postincunabelen, een omvangrijke verzameling<br />

geestelijke werken uit de I6de tot 20ste eeuw, vaktijdschriften en seriewerken).<br />

Door aanschaffing van nieuwe en antiquarische boeken brengt het Instituut zijn<br />

boekerij op het peil van een gespecialiseerde bibliotheek in het kader van de<br />

geschiedenis en theologie van het geestelijk leven, vooral in de Nederlanden.<br />

Andere activiteiten zijn een theologische leergang van het geestelijk leven en een<br />

documentatie van moderne spiritualiteit en vroomheid. De spiritualiteit van de<br />

middeleeuwen is reeds verregaand bestudeerd : voor de zuidelijke Nederlanden<br />

vooral door de meer dan veertigjarige arbeid van het Ruusbroecgenootschap te<br />

Antwerpen ; voor de noordelijke Nederlanden in het biezonder door de vroege en<br />

vrij intensieve belangstelling voor de Moderne Devotie.<br />

in de bestudering van het geestelijk leven in de Nederlanden vanaf de Hervorming<br />

tot aan het herstel der bisschoppelijke hierarchie in Nederland bestaat tot nu toe<br />

eigenlijk een aantal ernstige hiaten.


96 KRONIEK<br />

Als een van zijn specialisaties heeft het Titus Brandsma-Instituut daarom gekozen<br />

de geschiedenis van de spiritualiteit en de vroomheid in de noordelijke Nederlanden<br />

van 1500 tot heden. Geografisch en chronologisch is dit werkterrein begrensd door<br />

het Ruusbroecgenootschap, dat zich vooral op de zuidelijke Nederlanden en het<br />

geestelijk leven der middeleeuwen toelegt. Daarnaast verzamelt het Katholiek<br />

Documentatie-Centrum te Nijmegen bronnen betreffende het katholieke leven in<br />

heden en verleden, vooral vanaf het herstel van de bisschoppelijke hierarchie in 1853.<br />

Het Titus Brandsma-Instituut streeft daarom naar nauwe samenwerking met beide<br />

instellingen.<br />

In het kader van het gekozen historisch werkterrein zijn de volgende projecten en<br />

plannen te onderscheiden.<br />

1. Brandsma-collectie, als uitgangspunt voor de studie van de spiritualiteit en de<br />

vroomheid in de Nederlanden. Reeds in 1928 ontwierp Titus Brandsma plannen<br />

voor het fotograferen en afschrijven van belangrijke Middelnederlandse handschriften,<br />

geTnspireerd door de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta van Prof. Dr. W. de<br />

Vreese. In 1938 was een zestigtal handschriften uit ruim dertig binnen- en buitenlandse<br />

bibliotheken geheel of gedeeltelijk gefotografeerd. Ruim zevenhonderd verschillende<br />

geestelijke werken vonden in 173 fotoalbums een plaats. Op de albums<br />

en een deel van de cartotheek berust de gestencilde cataloog, in 1968 door Dr. A.<br />

Gruijs met aanvullingen opnieuw uitgegeven in fotomechanische nadruk.<br />

Het plan is de cataloog geheel te herschrijven en, voorzien van registers en een<br />

volledige lijst van aanwezige afschriften, opnieuw uit te geven.<br />

Naast ontsluiting van de Brandsma-collectie beoogt de Stichting ook uitbreiding,<br />

vooral met handschriftelijke bronnen, die na de middeleeuwen ontstaan zijn. Naar<br />

de vorm is gekozen voor het systeem van verfilming op microfiches.<br />

2. Bronnen voor de geschiedenis van het geestelijk leven onder de apostolische<br />

vicarissen. In dit project gaat het om de opsporing, inventarisering, beschrijving en<br />

microverfilming van handgeschreven en onuitgegeven bronnen, die van belang zijn<br />

voor onze kennis van het geestelijk leven ten tijde van de apostolische vicarissen.<br />

De subsidie hiervoor van de Nederl. Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onder-<br />

zoek (2.W.O.) is eerst en vooral bestemd voor verfilming van handschriften uit<br />

collecties die, ten gevolge van verschuivingen in de wereld van het kerkelijk<br />

bibliotheekwezen, op een of andere wijze verloren dreigen te gaan. Maar ook<br />

handschriften uit onbedreigde collecties dienen bij de bronnenverzameling betrokken<br />

te worden. In de bronnenlijsten worden de zuiver archivalische bronnen voorlopig<br />

nog niet opgenomen. Ze lijken voorlopig nog van minder belang dan de literaire<br />

bronnen, omdat zij meestal slechts oppervlakteverschijnselen registreren, terwijl het<br />

religieus beleven v66r alles een innerlijke levenshouding is. De lijsten omvatten<br />

inmiddels reeds ongeveer 1200 bronnen, waarvan er in het kader van het Z.W.O.-<br />

proiect al ruim 250 op microfiches verfilmd zijn.<br />

Om dubbel werk te voorkomen, zal binnen afzienbare tijd een lijst van gemicroficheerde<br />

handschriften gepubliceerd worden, terwijl op langere termijn de<br />

uitgave van een bronnenrepertorium in het vooruitzicht gesteld kan worden.<br />

3. Gedrukte bronnen voor de geschiedenis van het geestelijk leven in de Neder<br />

landen na 1500. Omdat de bronnen naar verhouding slechts in bescheiden mate<br />

handschriftelijk bewaard gebleven zijn, dient uiteraard de overvloed aan gedrukte<br />

bronnen bij het onderzoek betrokken te worden. Dit heeft geleid tot een nieuw<br />

project: opsporing, inventarisering en microverfilming van moeilijk toegankelijke<br />

of zeldzame oude drukken. Uitgangspunt hierbij is niet, zoals bij de handschriften<br />

in het boven omschreven project, de vindplaats der bronnen, maar de persoon van


KRONIEK 97<br />

de geestelijke schrijver, wiens werken in de bronnenlijsten voor de geschiedschrijving<br />

van de spiritualiteit na 1500 behoren en voor de gespecialiseerde instituutsbibliotheek<br />

een welkome aanvulling betekenen.<br />

4. Heruitgave en aanvulling van de Bibliotheca Catholka Neerlandica Impressa.<br />

Dit werk, enig in zijn soort, bevat vele fouten en onvolkomenheden, die bij een<br />

nieuwe uitgave verbetering behoeven. Ook door de grote verschuivingen binnen het<br />

kerkelijk bibliotheekwezen in de laatste jaren is de bruikbaarheid van de B.C.N.I.<br />

in toenemende mate ondermijnd geraakt. Bovendien zou de bestaande leemte in<br />

informatie na 1727 opgevuld moeten worden.<br />

5. Filosofische en theologische dictaten en tractaten. Na 1580 is een groot deel<br />

van de clerus gedurende enkele eeuwen aan buitenlandse universiteiten en seminaries<br />

of aan de eigen opleidingsinstituten der religieuze orden en congregaties gevormd.<br />

Belangrijke centra voor ons land waren Keulen en vooral Leuven. Voor een verdiept<br />

inzicht in de achtergronden van de spiritualiteit in de zeventiende en volgende<br />

eeuwen is wetenschappelijke kennis van de wijsgerige en theologische priestervorming<br />

zeer gewenst. Hoe groot de invloed is geweest van Franse geestelijke stromingen<br />

als jansenisme en pietisme, is daarbij nog grotendeels een open vraag.<br />

Er blijkt een respectabel aantal wijsgerige en theologische tractaten en dictaten te<br />

bestaan, afkomstig van priesters die bij ons als missionaris hebben gewerkt. Deze<br />

geschriften vormen tot nu toe een vrijwel verwaarloosd terrein van onderzoek. Het<br />

Instituut legt thans een lijst hiervan aan, die te zijner tijd als uitgangspunt voor<br />

wetenschappelijk onderzoek zou kunnen dienen.<br />

6. Noordnederlandse getijdenboeken. Ofschoon op het gebied van het vijftiendeen<br />

zestiende-eeuwse getijdenboek reeds veel belangwekkend werk is verzet, is de<br />

studie ervan nog lang niet voltooid. Enerzijds doordat wij ten aanzien van deze<br />

geestelijke literatuur met een mer a boire te doen hebben, anderzijds doordat vele<br />

hoofdlijnen reeds beschreven en dus bekend zijn, schijnt niemand de synthese<br />

waarop gewacht wordt aan te durven. Bij het verzamelen van bronnen ,in bovenstaande<br />

projecten beschreven, wordt bibliografisch en, als het bedreigde collecties<br />

betreft, ook door microverfilming het getijdenboek uit onze streken betrokken. De<br />

publicatie van een lijst van gesignaleerde en gemicroficheerde getijdenboeken kan<br />

mettertijd tegemoet gezien worden.<br />

7. Opera omnia van Geert Grote. In 1984 zal het vijfhonderd jaar geleden zijn,<br />

dat Geert Grote stierf. Reeds vroeger zijn er plannen gemaakt om te komen tot een<br />

uitgave van zijn opera omnia, o.a. door Titus Brandsma. Het Instituut, dat een<br />

dergelijk ambitieus plan niet op eigen gelegenheid kan uitvoeren, zou graag medewerking<br />

verlenen aan initiatieven, die tot realisatie van de verlangde uitgave<br />

kunnen leiden.<br />

8. Documentatie historische spiritualiteit. In aansluiting bij het documentatieapparaat<br />

van de z.g. Brandsma-collectie en als bibliografisch en documentair hulpmiddel<br />

voor de genoemde projecten, werkt het Instituut aan een documentatieapparaat<br />

betreffende de historische spiritualiteit in het algemeen en de Nederlandse<br />

in het biezonder. De bedoeling is, om op langere termijn door systematisch literatuuronderzoek<br />

een zo volledig mogelijke bibliografie en documentatie op dit historisch<br />

vakgebied te verzamelen.<br />

A. R.


REGISTER<br />

In de kroniek zijn de mededelingen en bibliografische gegevens zo geordend, dot,<br />

na de notds over de orde in het algemeen, de kloosters in alfabetische orde volgen.<br />

Gezien in sommige notds over meerdere kloosters sprake is, volgt hier dit register.<br />

APEL(TER), zie TER APEL.<br />

BEYENBURG, bl. 83.<br />

CARIGNAN, bl. 84, 91.<br />

CHAUNY, bl. 84, 85, 86.<br />

CONDREN, bl. 84, 86.<br />

DIEST, bl. 86.<br />

DOORNIK, bl. 89.<br />

DUESSELDORF, bl. 82, 86, 89.<br />

EMMERICH, bl. 93.<br />

ENGELSE KLOOSTERS, bl. 79.<br />

FALKENHAGEN, bl. 87.<br />

GLINDFELD, bl. 88.<br />

HERTOGENBOSCH, bl. 88.<br />

HOEI, bl. 78, 79, 82, 83, 85, 89.<br />

HOHENBUSCH, bl. 80, 81.<br />

KEULEN, bl. 78, 79, 81, 82, 83, 86, 89, 92, 93.<br />

KOLEN (KERNIEL), bl. 78, 79, 91, 92.<br />

LUrK, bl. 78, 79, 82, 86, 89, 92.<br />

MAASEIK, bl. 75, 90, 91, 92.<br />

MAASTRICHT, bl. 78, 79, 93, 94.<br />

MARIENFREDE, bl. 78, 80, 82, 83, 93.<br />

NAMEN, bl. 78, 79.<br />

OSTERBERG, bl. 93.<br />

PARIJS, bl. 79.<br />

SINT-AGATHA, bl. 78, 83, 87, 93, 94.<br />

SNEEK, bl. 94.<br />

SUXY, bl. 91.<br />

TER APEL, bl. 87.<br />

TOULOUSE, bl. 95.<br />

VENLO, bl. 83, 93.<br />

VIRTON, bl. 84, 91.


<strong>CLAIRLIEU</strong>"<br />

Tijdschrift gewijd aan de gescbiedenis van de Kruisheren.<br />

Verschijnt tweemaal per jaar op ongeveer vijftig bladzijden per nummer;<br />

- ofwel in eenmaal op ongeveer 100 bladzijden ;<br />

- ofwel als dubbele jaargang op minstens tiveehonderd bladzijden.<br />

Artikels en mededelingen aan de redaktie, gelieve men te zenden aan :<br />

Dr. A. Ramaekers, o.s.c, Sint-Odilialaan 30, B-3581 Achel (Belgie).<br />

Voor BELGIE :<br />

Geschiedkundige Kring ,,Clahiieu"<br />

Kruisherenklooster, B-3581 Achel.<br />

postrekening 1226.79 Clairlieu, Achel.<br />

Voor NEDERLAND :<br />

ADRES VAN DE MEDEWERKERS :<br />

Damn Fockemalaan 10, NL - Amersfoort.<br />

giro 816.444 t.n.v.<br />

Administrates Clairlieu, Amersfoort.<br />

A. WIEfiRS, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />

D. SNIJDERS, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />

A. PUT, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />

S. AERTS, Kruisheren, Penitentienenstraat 15. B.3000 - Leuven.<br />

A. RAMAEKERS, St Odilialaan 30. B.3581 - Achel.<br />

H. VAN ROOIJEN, Daam Fockemalaan 10. NL - Amersfoort.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!