CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>CLAIRLIEU</strong><br />
TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />
GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />
INHOUD<br />
De redaktie<br />
A. WIEfiRS, In memoriam E.H. Marcel Colson .<br />
A. RAMAEKERS, Ter herinnering aan de stichter van Clairlieu .<br />
S. AERTS, Toespraak bij de uitvaartdienst<br />
A. RAMAEKERS, Kronologische Bibliografie van M. Colson<br />
M. COLSON, Een Kruisherenhandschrift te Bazel<br />
In Memoriam Louis Heere (met de homelie bij de uitvaartdienst<br />
door prior A. PUT) ....<br />
H. VAN ROOIJEN, f Louis Heere ....<br />
D. SNIJDERS, Kronologische Bibliografie van L. Heere<br />
L. HEERE, De Merode's en de Kruisheren .<br />
L. HEERE, Sprokkelingen uit Merode's Archieven<br />
Kroniek .....<br />
DERTIGSTE<br />
1972<br />
JAARGANG<br />
Aflevering 1 en 2<br />
LICHTLAND — DIEST<br />
P- 3<br />
p. 5<br />
P- 9<br />
p. 17<br />
p. 21<br />
p. 25<br />
p. 43<br />
p. 47<br />
p. 49<br />
p. 57<br />
p. 71<br />
p. 75
<strong>CLAIRLIEU</strong><br />
TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />
GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />
DERTIGSTE<br />
1972<br />
JAARGANG<br />
Aflevering 1 en 2<br />
LICHTLAND — DIEST
Dit nummer van ons tijdschrift wil een herdenking zijn van de<br />
twee leden van de historische kring ,,Clairlieu", die in de loop van<br />
dit jaar stierven, Marcel Colson en Louis Heere. Verschillend in<br />
leeftijd, en nog veel meer in geaardheid, hadden ze dit ene ge-<br />
meen: dat beiden kruisheren warm, die heel veel van hun orde<br />
hielden, en die in die liefde de inspiratie vonden om tot de<br />
geschiedvorsing en de geschiedschrijving van de Orde het hunne<br />
bij te dragen. Wie het heden liefheeft waarin hij leejt, zal normaal<br />
toch ook naar het verleden terugkijken waarin dat heden zijn<br />
wortels heejt. Meer dan vroeger, kan dat in deze tijd gepaard gaan<br />
met een zeker heimwee naar dat werleden; maar het kan ook<br />
bijdragen om het waardevolle en het essentiele van dat vroegere<br />
kruisherenleven door te geven aan de toekomst.<br />
Over beide confraters en historici werden de biografische en<br />
bibliografische gegevens verzameld, waaruit hun betekenis voor<br />
de geschiedschrijving van onze Orde duidelijk blijkt. Als mens, in<br />
hun karaktertrekken en wezen, werden beiden mooi getypeerd in<br />
de homilieen, die bij de respectievelijke uitvaartdiensten gehouden<br />
werden. Van beiden kunnen we ook een artikel publiceren dat in<br />
hun nalatenschap werd teruggevonden, het laatste van enige<br />
omvang dat ze geschreven hebben. We hopen dat ze op deze<br />
manier in dit tijdschrift waardig worden herdacht, omdat het hun<br />
gedmende hun leven zo na aan het hart lag en zij er zich zoveel<br />
verdiensten voor hebben verworven. Onze dank aan alien die<br />
meeiverkten aan dit ,,in memoriam" voor twee mensen die ons, elk<br />
op }n eigen manier, dierbaar waren door jarenlange vriendschap<br />
en samenwerking.<br />
De redaktie.
Z/.61-I06I<br />
NOS1OD
IN MEMORIAM<br />
E.H. MARCEL COLSON<br />
Marcel Colson leerde ik kennen als twaalfjarige collegeleerling ;<br />
geestverwanten op verlerlei gebied, werden we later echte vrienden.<br />
In onze jeugd was het romantiek al wat de klok sloeg. En Marcel<br />
declameerde zo graag ,,Fantasia" van A. Rodenbach.<br />
,,Het drijven watten wolkskens<br />
van zonnelicht doorboomd.<br />
De jongeling ziet ze drijven<br />
en droomt"<br />
Met zijn bonkige lichaamsbouw, zijn fonkelende ogen en zijn<br />
forse stem was hij voor ons de gereincarneerde dromersfiguur van<br />
de Roeselaarse dichter. Het was de tijd van het expressionisme en<br />
van de zuivere poezie, de tijd van stapliederen en spreekkoren, van<br />
aphorismen en slogans. , Jeugd overwint legers van tijd en neemt<br />
de sterke stad der toekomst in." schreef Herman Gorter in zijn<br />
,,Mei".<br />
Het was ook de tijd van de personencultus en de leidersfiguren.<br />
En als jonge mensen dweepten we met de verzen van de Suid-<br />
Afrikaner Jan Celliers :<br />
,,O, ek hou van 'n man, wat sij man kan staan<br />
en 'n wil wat so vas soos 'n klipsteen staan ;"<br />
In dit klimaat van heroische daadkracht en edelmoedige opofferingsgeest<br />
groeide Marcel op als leerling van het H. Kruiscollege<br />
te Maaseik, als lid van de Maaseiker A.K.V.S.bond ,,Als<br />
ic can", als jonge scout van het V.V.K.S. Door familierelaties (een<br />
neef was Mil-Hiller) heeft hij op retorika er even aan gedacht
6 IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON<br />
missionaris van Mil-Hill te worden ; uiteindelijk waagde hij het<br />
dan toch maar liever bij de Kruisheren, want die kende hij door<br />
en door. Al spoedig werd hem door de dokters aan het verstand<br />
gebracht, dat de Evenaar met zijn verzengende hitte nooit zijn<br />
leefmilieu mocht en kon worden. Door zijn aangeboren soepelheid<br />
van geest paste hij zich onmiddellijk bij de nieuwe situatie aan,<br />
maar de Kongo-missie bleef hem zijn leven lang op heel bijzondere<br />
wijze boeien en belang inboezemen. Zijn bezoek aan de Zai'remissie<br />
in de zestiger jaren, maar vooral zijn heel bijzondere inzet<br />
om de drieentwintig in 1965 vermoorde missionarissen een passende<br />
hulde te brengen waren de neerslag van zijn nooit uitgedoofde<br />
missievlam.<br />
In de beleving van zijn kloosterideaal was hij eerlijk en oprecht,<br />
mannelijk en vroom, man van gebed en van plicht, maar wars van<br />
haarklieverij en puriteins gedoe. Als echte Vlaming had hij van<br />
Uilenspiegel geleerd, dat ook in het klooster humor en nuchter-<br />
heid belangrijke levenswaarden zijn om een beetje geluk te vinden.<br />
Van nature uit was hij niet geboren voor de contemplatie ; zijn<br />
onstuimigheid en zijn dadendrang dreven hem naar de mensen en<br />
naar de actie. Als jeugdige diplomaat speelde hij het bij zijn<br />
magister klaar om samen met de latere Leuvense Prof. H. Draye<br />
een van de grote bezielers te worden van de scoutsbeweging te<br />
Diest. Een echte doorbraak in de mentaliteit van die dagen, want<br />
een priesterstudent, en a fortiori een kloosterling, moest worden<br />
opgevoed ,,segregatus a populo", ver van de boze wereld.<br />
Als theologiestudenten deden we in onze vrije tijd aan Ordesgeschiedenis<br />
; we hielden lezingen in eigen kring, verzamelden<br />
gegevens op steekkaarten en vormden een werkgroepje, dat later<br />
mede aan de basis lag van het historisch Ordestijdschrift Clairlieu.<br />
Na zijn priesterwijding was Marcel 'n tijd leraar te Maaseik en<br />
te Hannuit; in de meest saaie lessen kon hij de jeugd voor zijn vak<br />
meeslepen door zijn originele aanpak en zijn directe methode<br />
,,avant la lettre".<br />
Toch was het leraarsberoep te eentonig voor zijn dynamische<br />
geest en ongedurig temperament, dat behoefte had aan verandering,<br />
nieuwe vondsten en avontuur. Als mens kwam hij pas volop<br />
tot zijn recht als secretaris van de provinciaal, als redactiesecretaris
IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON 7<br />
van het Ordesbulletin ,,Cellesiana", als manitoe van Clairlieu, als<br />
plaatsvervanger-pastoor in de Oostenrijkse bergdorpen van Vorarl-<br />
berg. Nu kon hij rei2en en onderhandelen, stimuleren en organi-<br />
seren, begeesteren en contacten leggen met mensen. Nu kon hij<br />
zijn universele geest stofferen en het verworvene uitdragen bij zijn<br />
confraters en bekenden.<br />
Er stroomde ook wel wat Bruegheliaans bloed in zijn aderen en<br />
hij wist Gods goede gaven op tijd en stond te waarderen. Stond<br />
zijn wieg niet in de buurt van de Middeleeuwse ,,Sorgeloos" of<br />
van de moderne ,,Pallieter" ? Door zijn gezonde eetlust en zijn<br />
meer dan gewone zorg voor zijn gezondheid maakte hij op de<br />
oppervlakkige toeschouwer misschien ooit de indruk veel waarde<br />
te hechten aan spijs en lichamelijke verzorging. Ondanks zijn forse<br />
gestalte en zijn donderstem wist hij dat hij eigenlijk teer van<br />
constitutie en zwak van lichaam was. Zijn confraters vergaten dit<br />
soms; bij hem was dat alles een weldoordachte levenskunst, een<br />
practische levenswijsheid, waar hij onverbiddelijk aan vasthield;<br />
misschien wel een restant van zijn verre voorouders, die stamden<br />
uit een geslacht van Waalse veehandelaars uit het Luikse.<br />
In de dagelijkse omgang was hij gezellig en opgeruimd, geestig<br />
en soepel, ruim en breeddenkend. Zijn belangstelling ging verder<br />
dan Gaston Roelants, Sjouke Dijkstra en Eddy Merckx ! Marcel<br />
was een aristocraat van de geest; zijn voornaamste interessesfeer<br />
lag in de weerslag van de Franse revolutie op de Zuidelijke Neder-<br />
landen, op zijn geboortestreek en op zijn eigen Orde.<br />
In zijn jeugd was hij vooruitstrevend op alle gebied, strijdend<br />
Vlaming, zelfs lichtjes revolutionnair. Ook nu had hij een open<br />
oog voor de vernieuwingen in Kerk en maatschappij. Hij ging niet<br />
altijd accoord met ruitenbrekers, holderdebolders, anarchisten en<br />
nihilisten. In intieme kring hekelde hij vaak gebeurtenissen en<br />
toestanden, maar hij kon geen kwaad spreken over een medemens.<br />
Marcel, voor mij heb je heel je leven iets bewaard van de<br />
kinderlijke frisheid, van de evangelische blijmoedigheid en van de<br />
jeugdige levenswaarachtigheid van de jongensfiguur van Paul van<br />
Ostayen, ,,Mark groet 's morgens de dingen". 't Was ook een van<br />
de gedichten uit je repertorium.
8 IN MEMORIAM E.H. MARCEL COLSON<br />
Voor mij blijf je voortleven als de wakkere en pientere vent, die<br />
nooit zijn goed humeur verliest, die leeft van en voor zijn levens-<br />
ideaal en die nimmer rust vindt in de betrekkelijkheid van dit<br />
ondermaanse !<br />
Jammer voor je familie, voor je confraters, voor je vrienden en<br />
ook voor mij, dat je er niet meer bent!<br />
A. Wieers, o.s.c.
TER HERINNERING AAN<br />
DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />
Toen zijn ziekte en dood hem zo plotseling van zijn steeds<br />
drukke werkzaamheden weghaalden, was pater Colson bezig aan<br />
minstens zes verschillende studies. In zijn stapels nagelaten papie-<br />
ren vonden we twee artikels ongeveer persklaar terug; het ene<br />
over een kruisherenhandschrift in Bazel; het tweede, gemaakt in<br />
samenwerking met de heer J. F. Gilmont, over de Franse kruisheer<br />
Michel Mulot, prior te Parijs, die later tot het Calvinisme over-<br />
ging. Verder was er een reeks aantekeningen over de verering<br />
van de H. Odilia, genoteerd uit een kroniek van de parochie<br />
Sweikhuizen (Ned.L.) ; vele mappen met nota's over de families<br />
Colson en Scheijmans, blijkbaar voldoende om binnen betrekkelijk<br />
korte tijd een degelijke familiegeschiedenis te vormen ; een uit-<br />
gebreide en afgewerkte bibliografie over de Kongomissie van de<br />
kruisheren, die bedoeld was om als een nummer van ,,Cruciferana"<br />
te verschijnen ; en tenslotte foto's en gegevens over muurschilde-<br />
ringen in Bludesch (Austria), die hij vanwege de grote stijl-<br />
gelijkenis met het reliekschrijn van de H. Odilia te Kerniel, nader<br />
wilde bestuderen.<br />
1 Arnold Jan Lodewijk Paul Marcel werd geboren te Maaseik 20-3-1914 ; lagere<br />
school bij de Fraters van Tilburg te Maaseik, Bleumerstraat; oude humaniora bij de<br />
kruisheren te Maaseik 1925-1932 ; intrede bij de kruisheren te Diest 22-8-1932 ;<br />
inkleding 27-8 ; professie 28-8-1933 ; filosofie en theologie te Diest 1933-1939 ;<br />
priesterwijding 22-7-1938 ; conventualis te Diest tot 1952 ; intussen leraar te<br />
Maaseik 1945-1946; te Hannuit 1952-1957; secretaris van de provinciaal en<br />
archivaris van de provincie 1957-1972 ; overleden te Leuven 4-2-1972. Verdere<br />
gegevens in vorig en volgend artikel.
10 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />
Er was nog veel meer. Maar dit leek in een meer voltooid sta<br />
dium te verkeren en zijn laatste levensmaanden in beslag genomen<br />
te hebben. Zelfs toen hij al ziek was, op 27 december, dus enkele<br />
dagen voor de fatale hersenbloeding, wilde hij nog naar de<br />
universiteitsbibliotheek om de identiteit van enkele namen, die in<br />
het Bazelse handschrift voorkomen, te achterhalen. De ingevulde<br />
formulieren van de aan te vragen boeken lagen boven op zijn<br />
werktafel en droegen die datum.<br />
Dat bezig zijn met zoveel verschillende onderwerpen tekent<br />
hem. Zo was hij. Een bij die van de ene bloem naar de andere<br />
vliegt, en die van al die bloemen geniet. Hij had een grote belang-<br />
stelling voor de meest verscheidene dingen, als ze maar iets met<br />
schoonheid of met historie te maken hadden, en dan liefst nog<br />
met de historie van zijn eigen orde of van zijn geboortestad. Zoals<br />
die laatste maanden, zo is eigenlijk heel zijn leven geweest: erg<br />
verschillende perioden met verschillende bezigheden in verschil<br />
lende kloosters; en heel veel buiten die kloosters. Na het vol-<br />
eindigen van zijn priesterstudies te Diest, bleef hij daar conven-<br />
tualis en bracht een groot gedeelte van dat jaar door in Waasmont<br />
op de pastorie om een zieke confrater te vervangen. Vaak kwam<br />
hij naar Leuven, waar ik toen samen met de reeds in 1941 over-<br />
leden confrater Clemens Custers studeerde. We woonden in het<br />
dominikanenklooster in de Justus Lipsiusstraat. Zodra Marcel<br />
ontdekt had dat zijn werk in Waasmont veel vrije tijd liet, was hij<br />
wekelijks onze gast, en profiteerde van deuniversiteitsstad om er<br />
een cursus in koloniale wetenschappen te gaan volgen. Het kwam<br />
hem spoedig te pas bij zijn redakteurschap van ,,De Zegepraal des<br />
Kruises", dat hij van 1940 tot 1946 waarnam. Ten uitzonderlijken<br />
titel kreeg hij aan het handelsinstituut gedaan, dat hij er, ondanks<br />
zijn een dag cursussen in de week, in 1941 de kandidatuur kon<br />
behalen in koloniale wetenschappen. Kongo heeft trouwens al van<br />
in zijn fratersjaren steeds zijn belangstelling gehad.<br />
Naast zijn werk aan de missieprokuur, heeft hij meerdere jaren<br />
godsdienstlessen gegeven aan een der staatsscholen te Diest, eerst<br />
een volledig uurrooster, later vanwege zijn zwakke gezondheid<br />
wat minder. Ook was hij enige tijd leraar aan het kruisherencoUege
TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 11<br />
te Maaseik, al bleef hij conventualis te Diest. Vanaf September<br />
1952 werd hij surveillant en leraar te Hannuit, tot hij in juli 1957,<br />
bij het ontstaan van de provincies in de orde, tot secretaris van de<br />
provinciaal en archivaris van de provincie werd aangesteld. Daar-<br />
door kreeg hij sinds oktober 1958 (tot dan toe was het provincia-<br />
laat voorlopig gevestigd te Diest) een vastere woonplaats te<br />
Leuven, tot aan het einde van zijn te kort leven.<br />
Door al die aktiviteiten, die nog door vele andere werden aangevuld,<br />
loopt een steeds te volgen draad : de aktiviteit die niet<br />
officieel was en die hij wellicht daarom het liefst vervulde, nl. de<br />
studie van de geschiedenis van de kruisherenorde. 't Was sinds<br />
zijn fratersjaren een hobby ; 't nam stilaan meer en meer plaats<br />
in zijn leven in ; 't was de laatste tien jaar zeker een van zijn<br />
voornaamste bezigheden. Hij was door en door kruisheer en hield<br />
veel van zijn orde. Haar tradities en historie waren en bleven hem<br />
lief. Voor de vele veranderingen en z.g. experimenten van de<br />
laatste jaren wilde hij wel begrip opbrengen, maar toch leed hij<br />
onder wat hij terecht of ten onrechte als een achteruitgang van de<br />
orde aanvoelde.<br />
Die studie van de ordesgeschiedenis was niet alleen studie in de<br />
strikte zin van het woord ; de lijst van uitgegeven werken of<br />
artikels hierover is niet zo groot. Een van zijn voornaamste ver-<br />
diensten ligt m.i. in datgene waarmee elke confrater hem plaagde :<br />
,,anderen laten werken". Dit moet men niet verstaan in de zin van<br />
,,eigen werk afschuiven op anderen", maar wel zo, dat hij voor<br />
vele anderen een stimulator geweest is om met bepaalde dingen<br />
bezig te zijn, om iets te beginnen waaraan ze wellicht nooit eerder<br />
gedacht hadden, en om de vele plannen te helpen uitvoeren die<br />
hij altijd in voorraad had. Veel zou zonder hem nooit gebeurd<br />
zijn. Vele bijdragen over de kruisheren in de meest bekende naslag-<br />
werken zoals de Dictionnaire de Spiritualite, de Dictionnaire de<br />
Droit canonique, de Dictionnaire d'Histoire et de Geographie<br />
ecclesiastiques, het Nationaal Biografisch Woordenboek e.a. zouden<br />
zonder zijn voortdurende aansporingen nooit geschreven zijn.<br />
Waar iets moest uitgegeven worden, van welke aard dan ook, was<br />
hij de ervaren raadsman en helper, die op de duur een kenner<br />
geworden was van alles wat met uitgeven en drukken te maken
12 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />
had, tot zelfs het verkrijgen van subsidies en het uitgeven op<br />
andermans kosten toe. Voor het doen verschijnen van de voornaamste<br />
bron van onze ordesgeschiedenis als uitgave van de<br />
,,Koninklijke Commissie Voor Geschiedenis", de Definities der<br />
Generate Kapittels Van de Orde van het H. Kruis 1410-1786 door<br />
dr A. Van de Pasch, heeft hij jarenlang en onvermoeid pogingen<br />
aangewend, die dan toch eindelijk, in 1969, met succes werden<br />
bekroond. Aan meerdere uitgaven heeft hij ook zelf meegewerkt<br />
door opzoekingen, door het nazien van teksten of drukproeven,<br />
door zijn voortdurend aandringen per brief of door bezoeken, die<br />
hij trouwens gaarne bracht. Heel veel uren en dagen heeft hij,<br />
samen met anderen, gewerkt om sommige uitgaven persklaar te<br />
maken. De Index op de Annales van Hermans werd door pater<br />
L. Heere gemaakt, evenals de index op het boek van dr Weiss<br />
over de kruisherenkloosters in Westfalen; maar voor het konsekwent<br />
doorvoeren van bepaalde regels en om zekerheid te hebben<br />
over de volledigheid eiste het nog een nauwkeurig nazicht van<br />
bakken vol steekkaarten. Nooit was het hem te veel; maar het<br />
moest tot in de puntjes in orde zijn voor het naar de drukker kon.<br />
Zo ging het met meerdere andere werken, waar trouwens ook<br />
vaak het initiatief tot publikatie van hem uitging, zoals bij het<br />
nagelaten dagboek van een onzer in Kongo vermoorde confraters,<br />
Gijzelaars onder Makondo. Pater Matthieu Brouns heeft meerdere<br />
werken en werkjes op zijn aktief staan, natuurlijk dank zij eigen<br />
studie en werklust, maar ook dank zij de aansporingen en aanmoediging<br />
van Marcel; zonder hem zou Brouns het niet hebben<br />
aangedurfd.<br />
Hij was ook een organizator, die bij alle mogelijke gelegenheden<br />
onvermoeibaar organizeerde en plannen maakte. 'k Herinner me<br />
de viering van het honderdjarig bestaan van het klooster te Diest<br />
in 1945, waar, naast de liturgische en meer materiele feestelijkheden,<br />
de uitgave van eeri degelijk gedenkboek en de inrichting<br />
van een interessante historische tentoonstelling door zijn aktie<br />
mogelijk werden. Toen in juli 1949 de relikwieen van de H. Odilia<br />
feestelijk vanuit Kerniel naar het Diesterse klooster konden worden<br />
overgebracht, lag de organizatie grotendeels in zijn handen. Men<br />
zou zo nog veel kunnen noemen: de herdenking van het 75Ojarig
TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 13<br />
bestaan van de orde in 1961 te Diest, de onthulling van het Kongomonument<br />
te Hasselt in 1970 - en alles wat er aan kontakten met<br />
kunstenaars en keuze van ontwerpen aan voorafging -, de viering<br />
verleden jaar van het 600jarig bestaan van het klooster Sint-Agatha<br />
met wetenschappelijk congres, tentoonstelling en uitgave van de<br />
inventaris van het kloosterarchief. We willen aan de verdiensten<br />
van vele anderen bij al die gelegenheden niet tekort doen ; zulke<br />
prestaties gebeuren gewoonlijk door een groep van mensen. Maar<br />
hij was er altijd bij, hij had altijd plannen en idees en initiatieven.<br />
Ook bij de plannen van de Harlindis- en Relindisfeesten in Maaseik<br />
in 1972 was hij, naar uit zijn nagelaten correspondentie blijkt,<br />
gemoeid. En als binnenkort de inventaris van het kloosterarchief<br />
van Sint-Agatha afzonderlijk verschijnen zal, en de verantwoordelijke<br />
instanties dit werk willen opdragen - zoals ons werd meegedeeld<br />
- aan confrater Colson, dan is dit volkomen gerechtvaardigd2.<br />
Druk was hij in de weer als er een generaal of provinciaal<br />
kapittel bezig was ; en lange tijd erna, om mee te zorgen voor de<br />
uitgave van een uitgebreid verslag ; pater Zwart schreef het, maar<br />
de afwerking tot in alle details lag bij hem. Toen er in de orde<br />
reeds jaren geleden een behoefte was aan meer kommunikatie,<br />
was hij de man die zorgen moest dat het ,,Chronicon Cruciferorum"<br />
gedrukt werd (van 1947 tot nu toe). Kort erna ontstond het<br />
,,Vinculum Crucigerorum", een gestencilde en vaker verschijnende<br />
uitgave van ordesnieuws (1953-67). Toen dit door eigen bulletins<br />
van de provincies overbodig was geworden, was hij enkele jaren<br />
bezig met het nieuwsbulletin van de Belgische provincie ,,Cellesiana"<br />
; vanaf 1965 gehandicapt door een zekere overspanning<br />
moest hij dit werk aan anderen overlaten, maar sinds einde 1969<br />
2 Onlangs kon dit drieledige werk verschijnen als nr 9 van de Inventarisreeks<br />
van het Rijksarchief in Noord-Brabant, 's Hertogenbosch, en tegeliikertijd als de<br />
jaargangen 1970-1971 van dit tijdschrift, met volgende opdracht :<br />
Aan de eerwaarde heer Marcel Cohort, kruisheer, wordt dit werk in dankbare<br />
hertnnering opgedragen. Als historicus en archivaris van de Belgische provincie der<br />
krutsheren, was hij de grote stimulator voor deze feestuitgave bij het zeshonderdjarig<br />
bestaan van het klooster Sint Agatha. Hij mocht de voltooiing van dit werk niet<br />
meemaken. Hij overleed op 4 februari 1972, zevenenvijftig jaar oud. Moge dit werk<br />
een blijvende gedachtenis zijn, niet alleen aan zijn verdiensten voor de geschiedenis<br />
van zijn orde, maar ook aan de bezieling die van zijn persoon uitging en aan de<br />
vrtendschap waarmee hij zovelen verblijdde.
14 TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong><br />
had hij het weer volledig in handen. Uitgaven voor het ,,proprium"<br />
der orde voor brevier of missaal werden steeds aan hem toever-<br />
trouwd. Jarenlang was hij lid van een kleine kommissie van<br />
liturgie, die voor de vernieuwing van het ,,Caeremoniale" zorgen<br />
moest en voor het aanpassen van de eigen ordesfeesten aan de<br />
verandering van het brevier. Sinds 1956 was hij correspondent voor<br />
C.I.P. tot verzorging van het ordesnieuws bij dit persagentschap ;<br />
sinds jaren was hij lid van de vereniging van kerkhistorici in<br />
Belgie, waarvan hij de vergaderingen stipt en graag bijwoonde.<br />
Toen in Hasselt het plan werd opgevat om de rapporten uit te<br />
geven van de kantonkommissarissen van 1797 tot 1800, werd hij<br />
een van de medewerkers ; in 1969 kon het eerste deel, het zijne,<br />
verschijnen, met de rapporten van Dode en Lemoussu. Het is een<br />
degelijk werk, dat bestaat uit een bibliografie, een goed gedoku-<br />
menteerde inleiding over de rapporten zelf, over het kanton<br />
Maaseik en de kantonkommissarissen ; dan de eigenlijke tekst-<br />
uitgave zelf, voorzien van ongeveer 80 biz. aantekeningen, terwijl<br />
een register van eigennamen het boek besluit.<br />
Wat hij zo, gedurende zoveel jaren, door het naar buiten uit<br />
,,getuigen" voor de orde gedaan heeft, kan moeilijk voldoende<br />
gewaardeerd worden. Zijn grote liefde voor de orde dreef hem<br />
daartoe. Wat over kruisheren ging, in heden of verleden, had<br />
altijd zijn belangstelling. Voor de band tussen kloosters en provin-<br />
cies van de orde heeft hij veel verdiensten gehad die moeilijk<br />
kunnen overschat worden. Hij reisde graag, en overal waar kruis<br />
heren leefden kwam hij, voeide er zich thuis, en was er een gaarne<br />
verwelkomde gast. Zijn nagelaten korrespondentie met ordesgeno-<br />
ten en met historici buiten de orde is enorm. Een van de confraters<br />
die meehielpen om zijn kamer op te ruimen, zei het spontaan en<br />
tekenend: ,Je snapt hoe langer hoe minder hoe 'de Cols' al die<br />
verschillende dingen heeft kunnen klaarspelen".<br />
Zijn voornaamste en blijvende verdienste, afgezien natuurlijk van<br />
religieuze waarden, ligt ontegensprekelijk op het gebied van de ge-<br />
schiedenis van zijn eigen orde, niet omdat hij er heel veel over pu-<br />
bliceerde, maar omdat hij ook hier de steeds aktieve bezieler was.<br />
Hij was de stichter van ,,Clairlieu", een groepje medebroeders die<br />
eigenlijk als enige bedoeling hadden een boek over de kruisheren
TER HERINNERING AAN DE STICHTER VAN <strong>CLAIRLIEU</strong> 15<br />
uit te geven. 't Was in mei 1941. Dat boek is nooit verschenen.<br />
Maar wel is daaruit de blijvende geschiedkundige kring van de orde<br />
ontstaan, die, naar de eerste stichting in 1211, ,,Clairlieu" genoemd<br />
werd en vanaf 1942 een bescheiden tijdschrift uitgaf onder<br />
dezelfde naam. Marcel was en bleef er de secretaris-penning-<br />
meester van, vanaf het ontstaan tot aan zijn dood. Wat dit in die<br />
dertig jaar allemaal heeft meegebracht, is een aparte geschiedenis.<br />
Maar het resultaat van de kring is geweest, dat de ordesgeschiedenis<br />
van de grond kwam, en in de orde en daarbuiten enige erkenning<br />
kreeg; en dat zij die iets bestudeerden, ook de mogelijkheid<br />
tot uitgeven hadden. Belangrijke studies zijn in het tijdschrift van<br />
de kring verschenen. In totaal tellen de jaargangen tot en met 1971<br />
ruim 3700 bladzijden aan artikels, tekstuitgaven, mededelingen en<br />
bibliografie. Dit is natuurlijk een werk dat door velen tot stand<br />
kwam, maar dat toch altijd opnieuw de bezieling en de aanmoediging<br />
nodig had die Marcel door zijn plannen, zijn hulp en het<br />
verzorgen van de uitgaven aanbracht.<br />
Het zou de moeite lonen op meerdere van bovengenoemde<br />
punten verder in te gaan. Het is er hier nu niet de plaats voor, en<br />
de juiste verdiensten van iemand kan men beter later en meer op<br />
afstand bekijken. Door zijn vroeg heengaan bleven vele plannen<br />
onuitgevoerd. En hij zal, met die heel eigen aard en talenten,<br />
moeilijk te vervangen zijn.<br />
Het is erg jammer gevonden dat over hem, die jarenlang als<br />
,,perschef" zoals we hem graag noemden, voortdurend zorgde voor<br />
de noodzakelijke publiciteit, bv. bij kapittels, verkiezingen in de<br />
provincie, feestelijke gelegenheden, sterfgevallen enz., geen enkel<br />
woord in geen enkele krant verscheen ; zelfs geen aankondiging<br />
van zijn dood.<br />
A. Ramaekers, o.s.c.
TOESPRAAK<br />
BIJ DE UITVAARTDIENST<br />
Op 9 februari had in de kruisherenkerk te Maaseik de uitvaartdienst<br />
plaats van M. Colson, geconcelebreerd door de provinciaal<br />
S. Aerts, B. ten Haaft van het klooster van Leuven, en drie van<br />
Marcel z'n klasgenoten : J. Hendrix (Diest), J. Denis (Denderleeuw)<br />
en A. Ramaekers (Achel). De magister-generaal der orde<br />
verrichtte de absoute. De provinciaal hield volgende toespraak:<br />
»Nog geen twee jaar geleden werd te Hasselt het monument ter<br />
nagedachtenis van onze drieentwintig confraters martelaren ingehuldigd.<br />
Drie Kruisheren stonden in het middelpunt van de<br />
belangstelling: Bisschop Andre Creemers, als hoofd van onze<br />
missionarissen in Congo, missieprocurator Lantin als ziel van de<br />
viering, cfr M. Colson als brein, als organisator van de festiviteiten.<br />
Op vier maanden tijd zijn deze drie confraters bij de drieen<br />
twintig martelaren, zijn zij de genodigden aan het eeuwig gastmaal<br />
van de Heer.<br />
Organiseren en feesten hoorden zo wonderlijk goed bij onze<br />
cfr Marcel; die struise man, die er zo feestelijk kon uitzien, ook<br />
al liep hij er soms wat sjofel bij. Geen viering was denkbaar in<br />
onze Belgische provincie, of hij was er de organisator van. Geen<br />
kapittel gepland of reeds van te voren had hij alles uitgekiend.<br />
Men hoefde niet bang te zijn, alles stond op punt en niets was<br />
vergeten. Als jonge frater, op weg naar het priesterschap, wist hij<br />
anderen te begeesteren met steeds weer nieuwe plannen. Keurde<br />
men het af, niet erg: hij had een nieuw, nog beter plan. Werd
18 TOESPRAAK BIJ DE UITVAARTDIENST<br />
het goedgekeurd... dan werd men aan het werk gezet. Iedereen...<br />
en het was een feest voor hem.<br />
Die gave, organiseren en anderen aan het werk zetten, heeft hij<br />
zijn leven lang bewaard. Zelfs toevallige bezoekers in ons huis wist<br />
hij te begeesteren en in te schakelen.<br />
Het was een feest voor hem, wanneer Clairlieu weer eens een<br />
boek liet verschijnen. Het was een feest voor hem, wanneer ,,zijn"<br />
tijdschrift, Cellesiana, gestencild was en hij, hoe meer hoe liever,<br />
jonge mannen rond de tafel zag marcheren, om blad voor blad, de<br />
oplage te zien groeien. Dan stond hij daar als een generaal, die<br />
zijn troepen in slagorde kommandeert. Het was een feest voor<br />
hem, toen zijn boek ,,De rapporten van de Kantonkommissarissen"<br />
van de pers kwam en hij door de Goeverneur persoonlijk werd<br />
gefeliciteerd.<br />
Nog maar een paar maanden geleden was hij de organisator, om<br />
het 6OOjarig bestaan van ons klooster te St Agatha - Nederland -<br />
te gedenken.<br />
Heel het leven was een feest.<br />
Wanneer hij naar huis kon gaan, om daar bij zijn oude moeder,<br />
(nog geen jaar overleden) te vertoeven - om eens met haar uit te<br />
rijden - eens te wandelen : ,,Miene joeng" zei moeder dan en hij<br />
was gelukkig.<br />
Een feest was het, wanneer hij bij de kinderen van zijn broer<br />
en schoonzus als ,,babysitter" werd gevraagd. Wanneer hij, toen<br />
ze groter werden, met hen op reis kon gaan. Of wanneer ze op<br />
bezoek kwamen in ons huis te Leuven. Dan klonk zijn zware ver-<br />
manende stem door de gangen. Maar nog luider klonken de<br />
kinderstemmen. Ze kenden hun heeroom wel. Het nam zo'n vaart<br />
niet.<br />
Een feest was het, wanneer hij zijn apostolische- of studiereis<br />
(wij noemden het vacantie) ondernam naar Stuben, in Oostenrijk.<br />
Daar, in de hoge bergen, in dat kleine dorpje, met zijn gastvrije en<br />
ongecompliceerde mensen, voelde hij zich thuis. Uren in het rond<br />
kende men hem. ...<br />
Het is misschien niet tactvol te spreken over feesten, nu wij rond<br />
zijn dode lichaam staan ! Maar toch, ik kan het niet anders zien.<br />
Het leven was nu eenmaal een feest voor hem en het laatste jaar<br />
van zijn leven wellicht nog het meest van al. Het was of zijn
TOESPRAAK BIJ DE UITVAARTDIENST 19<br />
jeugdjaren weer herleefden. Hard en druk pratend, ogen die<br />
schitterden als karbonkels, breed gestikulerend en slagzinnen die<br />
als hamerslagen op de hoofden neerkwamen.<br />
En toch, bij al dat feesten was hij sober. Nooit geen overmaat.<br />
Alles op zijn tijd. Hij spaarde zijn gezondheid, want hij wilde lang,<br />
heel lang leven. We wisten niet, dat die zwaar gebouwde man een<br />
zo zwakke gezondheid had. We wisten niet, dat hij, lang van<br />
gestalte, zo kort te leven had. Wij wisten niet... wij wisten zoveel<br />
niet.<br />
Is het niet zo, medegelovigen, dat telkens als een van onze<br />
dierbaren sterft, ons de gedachte, het verwijt bekruipt: ,,Had ik<br />
dat geweten, dan was ik nog eens extra goed voor hem geweest !"<br />
Is het niet zo, dat bij de dood de mens pas voorgoed tot leven<br />
komt. Dat bij de dood pas voorgoed tot uiting komt, hoe groot en<br />
hoe onmisbaar iemand wel is. En dat al die kleine kanten in het<br />
niet verdwijnen of zelfs iets typisch worden. De tijd om goed te<br />
zijn voor hem is voorbij. Maar hij blijft in ons midden, zij het op<br />
een andere wijze.<br />
God nam een grote plaats in in zijn leven. Daarom werd hij<br />
kloosterling, priester, was hij heel zijn leven lang trouw aan zijn<br />
kloosterling- en priesterzijn. Zelfs trouw aan zijn habijt, een sym-<br />
bool van zijn kruisheer-zijn.<br />
God was ,,in" zijn leven. God is ,,in" zijn dood. Zijn relatie,<br />
zijn verhouding met God werd met de jaren inniger en reikt over<br />
de dood heen. God is nu de voltooiing van zijn bestaan. ...<br />
Marcel, wij danken u voor alles wat gij voor ons gedaan hebt en<br />
geweest zijt. In alle eerlijkheid, goede vriend, wij missen u."
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE<br />
VAN M. COLSON<br />
1. St Jan Berchmanseenheid. Missie en Padvinderij. - De Zegepraal des<br />
Kruises, Diest, 14, 1934-35, 107-110.<br />
2. Van Stukadoor tot Bisschop. - Idem, 17, 1937-38, 172-177.<br />
3. In Memoriam Pius XL - Idem, 18, 1938-39, 121-124.<br />
4. Al tien jaar. - Ibidem, 193-196, 219-224, 241-244.<br />
5. Geschiedenis van het Missiewerk der Kruisheren. - Cruciferana, Cuyk,<br />
1941, 25-45.<br />
6. Het St Matthiasklooster te Maastricht. - De Zegepraal, 22, 1942-43,<br />
18-19, 40-41, 66-68, 92-93, 116-117, 141-142, 163-166.<br />
7. Studentenmissie-aktie te Maaseik. - Idem, 25, 1945-46, 2.<br />
8. De zwaarbeproefde Javamissie. - Ibidem, 11-14.<br />
9. 't Nationalisme in de Missielanden. - Ibidem, 41-45.<br />
10. De Missiesektie. - £» zoo vooruit, Diest, 1945, 7-12.<br />
11. Pater Jan Verkuylen. - Ibidem, 21-26.<br />
12. Bij de Zaligyerklaring van Zuster M. Amandina Jeuris nit Schakkebroek.<br />
-'/ Nieuws der Week, Herk de Stad, 42, nr 47, 23 nov. 1946, 1.<br />
13. De Zaligverklaring van Zuster M. Amandina te Rome op Zondag<br />
24 November 1946. - Ibidem, nr 48, 2-3.<br />
14. De Zaligverklaring van de Zalige Zr M. Amandina van Schakkebroek.<br />
- Het Belang van Limburg, Hasselt, 1946, nr 304, 29 nov., 2.<br />
15. Het Heilig Jaar. - Kruis en Wereld, Diest, 28, 1948-49, 299-304.<br />
16. De Kruisheren. - De Standaard, Brussel, 1949, 9 Jan., 3.<br />
17. Overbrenging der Relieken van Sinte Odilia. - Ibidem, 24 juli, 4.<br />
18. Overbrenging der Relieken van Sinte Odilia. - Het Nieuwsblad,<br />
Brussel, 1949, 24 juli, 4.<br />
19. Saint Odilia at Kerniel. •- The Crosier Missionary, Onamia, 25, 1950,<br />
172-179.<br />
20. Bij het Feest van Sinte Odilia. - Kruis en Wereld, Diest, 30, 1950-51,<br />
193-199.<br />
21. Sinte Odilia-herinneringen te Kerniel. - Tijdspiegel, Hasselt, 6 1951<br />
33-38.
22 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON<br />
22. Het Sinte-Odilia-schrijn van Diest. - Ibidem, 236-239.<br />
23. Broeder Peter Hermans der Cruysbroeders Van Maaseik (f 1723). -<br />
Het Oude Land van Loon, 6, 1951, 154-156.<br />
24. Prior Jakob Wanzon der Kruisheren van Maaseik (1691-1700). •- Ret<br />
Oude Land van Loon, 7, 1952, 168-170.<br />
25. Wij katholieken en de Televisie. - Kruis en Wereld, 33, 1953-54,<br />
68-74.<br />
26. De Kerk van Afrika. - Ibidem, 206-210, 228-230.<br />
27. Bij 't Honderdjarig herstel van 't Generalaat bij de Kruisheren. -<br />
De Standaard, 1953, 26 april, 3.<br />
28. Bernhard Lehner. - Ibidem, 15 nov., 3.<br />
29. Maaseik en Omgeving tijdens de Franse Revolutie. - Van Eyck-week,<br />
Maaseik, 1954, 13-14.<br />
30. Republikeinse Feestroes en Boerenkrijg-onrust in 't Kanton Maaseik<br />
ten jare 1798. - Het Oude Land van Loon, 9, 1954, 41-48.<br />
31. Het Kruisherenklooster te Maaseik tijdens de Franse Revolutie. - De<br />
Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, 141-213.<br />
32. De Kruisheren van Venlo tijdens de Franse Revolutie. - Clairlieu,<br />
Diest, 13, 1955, 49-79 en 14, 1956, 3-59.<br />
32. De Kruisheren van Venlo tijdens de Franse Revolutie; overdruk uit<br />
Clairlieu 13 en 14, met inleiding en naamregister, Diest-Venlo, 1956.<br />
33. De Eigendommen der Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse<br />
Revolutie (1797-1855). - Het Oude Land van Loon, 11, 1956, 121-<br />
160.<br />
34. De Eigendommen der Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse<br />
Revolutie, overdruk van het voorgaande, met inhoudstafel en naam<br />
register, Hasselt, 1956.<br />
35. Sint Odiliaverering te Luik. - Kruis en Wereld, 36, 1957, 102-108.<br />
36. Konings (Joannes-Mattheus-Lambertus). - Belgische Koloniale Biografie,<br />
Brussel, 1958, deel 5, kol. 513-516.<br />
37. Twee vrienden : Roemers en Bouteville. »- Limburg, Maaseik, 37, 1958,<br />
77-84 ; - Mededelingen van het Centrum voor studie van de Boerenkrijg,<br />
nr 4.<br />
38. Fr A. Ramaekers. - Vinculum Crucigerorum, (offset) Diest, 5, 1958,<br />
80-82.<br />
39. Bibliographica. - Ibidem, 89-93, 168-176, 261-272.<br />
40. Sint Odiliaverering te Godscheid. - Kruis en Wereld, 37, 1958, 136-<br />
137.<br />
41. Frans Verhoeven. - Vinculum, Leuven, 6, 1939, 95-96.<br />
42. Bibliographica. - Ibidem, 79-83, 92, 221-223, 261-263.<br />
43. Sint Odiliaverering te Maaseik. - Kruis en Wereld, 38, 1959, 141-143.<br />
44. Nieuwbouw te Diest. - Vinculum, 7, I960, 184-188.<br />
45. Bibliographica. - Ibidem, 87-95, 162-180.
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON 23<br />
46. De Eeuwfeestviering van de Orde der Kruisheren in 1911. - Vincu<br />
lum, 8, 1961, 15-22.<br />
47. De Eeuwfeestviering, 750 jaar Kruisheren. - Ibidem, 123-136.<br />
48. Bibliographica Crucigerana. >- Ibidem, 110-120, 261-285.<br />
49. De Orde der Kruisheren bestaat 750 jaar. - De Zondag in Limburg,<br />
Hasselt, 4, 1961, 8 okt, 8.<br />
50. Vlaandren zendt zijn Zonen uit; 750 jaar Kruisheren, z.p., 1961,<br />
12 biz., gestencild ; tekst voor het missiekwartier B.R.T. 4 okt. 1961,<br />
te 21.30 uur, in samenwerking met pater J. Joos.<br />
51. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 9, 1962, 106-118, 173-178.<br />
52. Provinciaal Kapittel 1963. Verslag van de werkzaamheden. Diest,<br />
1963, 105 biz. (samenwerking A. Zwart-M. Colson).<br />
53. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 10, 1963, 138-160.<br />
54. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 11, 1964, 53-59, 117-121.<br />
55. Bondo... achter het ijzeren gordijn. .- Udense Klanken, Uden, 1964,<br />
1104-1106.<br />
56. Bengbere. - Kruis en Wereld, Diest, 43, 1964, 148-152.<br />
57. Bondo... achter het gordijn. - Cellesiana, (gestencilde uitgave), Leuven,<br />
2, 1964, 18-22.<br />
58. Ango en Dakwa bevrijd. - Ibidem, 25-27.<br />
59. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 12, 1965, 93-111, 185-188.<br />
60. Bibliografie over het Sint-Odiliaschrijn. - Dusar, Het Sint Odiliaschrijn,<br />
Klooster Kolen (Kerniel), Hasselt, 1965, 58-59.<br />
61. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 12, 1965, 93-111.<br />
62. Onze Kaap de Goede Hoop : Buta ! ! ! - Udense Klanken, Uden,<br />
1965, 1115-1117.<br />
63. Inleiding en register van Gijzelaars onder Makondo, Diest, 1965,<br />
5-11, 211-222, in samenwerking met J. Bierens.<br />
64. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 13, 1966, 101-131.<br />
65. Beknopte Bibliographie over het Bisdom Bondo, Leuven, 1967 (onuitgegeven).<br />
66. Bibliographica Crucigerana. - Vinculum, 14, 1967, 71-87.<br />
67. Kruisheren in Belgie. - Kruistriomf, Nijmegen, 47, 1967, 42-44.<br />
68. Kruisheren in Wenen. - Kruis en Wereld, Diest, 47, 1968, 265-267.<br />
69. Nieuwe pastoor in Leopoldau, Wenen. - Cellesiana (gestencilde uit<br />
gave) Leuven, 1968, 204-209.<br />
70. Bibliographica Crucigerana 1967-68. - Cruciferana nr 25, Amersfoort,<br />
1969, 24 biz.<br />
71. De Rapporten van de Kantonkommissarissen (1797-1800) deel I,<br />
Maaseik. Hasselt, 1969, VI en 189 biz.<br />
72. Het provinciaal kapittel te Hannut. - Cellesiana, Leuven, 1969, 172-<br />
178.<br />
73. Kapittelrelikten 1410-1786. - Ibidem, 169, 257-258, 275-277.<br />
74. Jonge kruisheren op studie te Leuven.
24 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN M. COLSON<br />
75. Geruchten rond de Biblioteek van Sint-Agatha. >- Ibidem, 303, 325,<br />
340-341.<br />
76. Het Kruisherenmonument te Hasselt. - Kruis en Wereld, 49, 1970,<br />
130-134.<br />
77. In Memoriam : pastoor Kor Huygens. >- Cellesiana, Leuven, 1970,<br />
56-61.<br />
78. Even voorstellen : Hassan Heshmat. ^- Ibidem, 73-78.<br />
79. In Memoriam : Max Reymen. - Ibidem, 84-88.<br />
80. Onthulling van het Kruisherenmonument te Hasselt. - Ibidem, 137-<br />
152.<br />
81. Logboek van het Generaal Kapittel 1970. - Ibidem, 177-182, 184-192,<br />
193-204.<br />
82. Bisschop Emmanuel Mbikanye o.p. - Ibidem, 328.<br />
83. In Memoriam : P. Van den Heuvel. - Ibidem, 342-352.<br />
84. Bibliotheca Crucigerana. - Cruciferana, nr 26, Amersfoort, 1970,<br />
32 biz.<br />
85. In Memoriam : Albert Lantin. - Kruis en Wereld, Diest, jg. 50, 1971,<br />
240-244.<br />
86. In Memoriam : Tjeu Brouns o.s.c. - Cellesiana, Leuven, 8, 1971, 28-31.<br />
87. Kerkenbouw in Leopoldau. - Ibidem, 121-125.<br />
88. De Tentoonstelling Sint-Agatha 600 jaar. - Ibidem, 243-246.<br />
89. Rond het overlijden van Mgr Andreas Creemers o.s.c. - Ibidem, 254-<br />
257, 273-276, 297.<br />
90. Nakaarten over Bezinningsdagen (in samenwerking met W. Slangen).<br />
- Ibidem, 261-263.<br />
91. In Memoriam Missieprokurator A. Lantin o.s.c. *- Ibidem, 266-272.<br />
92. Omtrent Sint-Agatha 600 jaar. Brieven over het Kongres. •- Ibidem,<br />
282-286, 287-290, 291-293.<br />
93. La Carriere mouvementee de Michel Mulot du Convent parisien de<br />
Sainte Croix au Ministere dans I'Eglise reformee, artikel in samen<br />
werking met J. F. Gilmont, in het Zwitserse tijdschrift Musee neuchatelois,<br />
1972, p. 245-255.<br />
94. Een Kruisherenhandschrift te Bazel, Clairlieu, jg. 30, 1972, p. 25-411.<br />
95. Notaris Jan Matthijs Dode, 1765-1799, biografische aantekeningen, in<br />
Publications... Limbourg, 107-108, 1971-1972, Maastricht 1973, p.<br />
155-209.<br />
1 In Vinculum Crucigerorum van 1949 tot 1967 en in Cellesiana van 1963 tot<br />
1971 verschenen meerdere mededelingen en kronieken van zijn hand, die niet in<br />
bovenvermelde lijst zijn opgenomen. Voor Clairlieu schreef hij vanaf het ontstaan in<br />
1942 tot nu toe, naast de boven gedteerde artikels, een zeventigtal bibliografische<br />
nota's en mededelingen. Over hem verscheen in Cellesiana (gestencilde uitgave)<br />
Confrater M. Cohort is ernstig ziek, door de provinciaal S. Aerts, 1972, 1-3 ; verder<br />
Conjrater Marcel Colson overleden, ibidem, 24-28 ; op p. 25-28 staat de homilie<br />
die de provinciaal hield bij de uitvaart en die hierboven, p. 17 is afgedrukt.<br />
Zie ook de nota Bokrijk in Cellesiana, 1970, p. 372 door W. Sangers en W.<br />
Sangers, Kruisheer Marcel Colson overleden, in De Maaseikenaar, III, 1972, nr 2,<br />
p. 40.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT<br />
TE BAZEL<br />
Rond 1800 kwam de stadsbiblioteek van Bazel in het bezit van<br />
een handschrift, dat uit het scriptorium van een of ander kruisherenklooster<br />
moet stammen. Het was de tijd dat ontelbare boeken<br />
en handschriften op de markt kwamen, afkomstig uit de kloosters,<br />
die tijdens de Franse Revolutie opgeheven waren. Dat dit hand<br />
schrift rond gemelde tijd in Bazel aankwam, kan men opmaken<br />
uit het feit, dat het de eigendomsstempel draagt, die toentertijd<br />
gebruikt werd: Bibl(iotheca) Publ(ica) Basiliensis. Daar de<br />
stadsbiblioteek overgegaan is naar de universiteit dient het hand<br />
schrift thans vermeld te worden als<br />
Hs BAZEL, UNIVERSITEITSBIBLIOTEEK A.XI.96 \<br />
BESCHRIJVING<br />
Het is een handschrift, dat helemaal geschreven werd op papier<br />
en dat als afmeting heeft: 150 mm X 115 mm. Waarschijnlijk te<br />
Bazel opnieuw ingebonden, met lederen rug2. Het werd samengesteld<br />
uit dertien katernen :<br />
1 De eigendomstempel staat fol. 2r° Voorheen droeg het handschrift een ander<br />
nummer: B.III.27. - De adjunkt-konservator van de handschriftenafdeling te Bazel,<br />
Dr. Martin Steinmann en Dr. Alfons Schonherr (van de Zentralbibliothek, Zurich)<br />
hebben ons, met hun rijke ervaring, 20 vaak en 20 bereidwillig ten dienste gestaan<br />
bij het onderzoek van het handschrift, dat wij hen hier gaarne onze welgemeende<br />
dank betuigen.<br />
2 Aan de binnenzijde van de achterkant van de omslag staat vermeld : ,,Repariert:<br />
W. Bitz, Basel, 1950".
26 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />
I = fol. lr°-17v°<br />
(7-bis weggesneden)<br />
II = 18r°-27v°<br />
III = 28r°-38v°<br />
IV = 39r°-42v°<br />
V = 43r°-64v°<br />
(56bis, 63bis & 64bis<br />
weggesneden)<br />
VI = 65r°-67v°<br />
VII = 68r°-74v°<br />
Geen signaturen.<br />
VIII = 75r°-99v°<br />
IX = 100r°-115v°<br />
X = H6r°-131v°<br />
XI = 132r°-153v°<br />
XII = 154r°-172v°<br />
(I68bis weggesneden)<br />
XIII = 173r°-191v°<br />
(blad *191 is een beetje beschadigd<br />
en werd tegen een<br />
tiieuw blad vastgeplakt).<br />
De bladzijden zijn 143 X103 mm groot; meestal beschreven in<br />
een kolom, behalve de fol. 28r°-42V° en I73t°-I74v°. De hoogte<br />
van de bladspiegel schommelt tussen 95 mm en 130 mm ; de<br />
breedte tussen 60 mm en 100 mm. Het aantal regels is zeer wissel-<br />
vallig, gemiddeld 25 regels, maar eveneens 16 of 41. Het hand-<br />
schrift werd voorzien van een moderne foliering in potlood.<br />
Het is een verzamelband, zeer wisselvallig samengesteld met<br />
teksten, die rond het midden van de vijftiende eeuw geschreven<br />
werden, door meerdere kopiisten, zoals duidelijk blijkt uit geschrift<br />
en inhoud3. Zij bezigden een cursiva-schnit<br />
Slechts een enkele kopiist vermeldt zijn naam : Qui me scribebat<br />
Joannes nomen habebat4.<br />
INHOUD<br />
De inhoud van deze verzamelband is zo verscheiden als de<br />
katernen waaruit hij is samengesteld.<br />
Enkele teksten trokken reeds eerder de aandacht en werden<br />
uitgegeven. Zo verscheen - met de muziek erbij - het kerstlied<br />
Nova vobis gaudia rejero. Het staat op naam van Thomas van<br />
Kempen en is ook bekend uit andere handschriften5.<br />
3 Zo staat er bijv. op fol. 180v° : Explicit bulla et gratia summi nostri pontijicis<br />
Eugenii data seu collata fratribus Cruciferorum. Dit nostri wijst erop dat de paus,<br />
waarover het gaat, leefde toen de kopiist dit schreef ; het is een naschrift van hem<br />
zelf. Eugenius IV regeerde vanaf 11 maart 1431 (gekozen 3 maart) tot 1447.<br />
4 Zie het handschrift fol. 123r°.<br />
5 Zie het handschrift fol. 107r°-107v°. Vgl. O. Rousseau, Cantique ,,Noel, Noel",<br />
in Revue liturgique et monastique, Maredsous, jg. 11 (1925-26), bl. 58-61. Dit lied<br />
wordt ook wel vermeld met de tekst van het refrein : Noel, Noel, iterando Noel<br />
ofwel Noel, Noel triplicando Noel. - Vgl. hierbij voetnoot 25. •- P. Van den Bosch,<br />
Thomas van Kempen en de Kruisheren, in Archief voor de Geschiedenis van de<br />
Katholieke Kerk in Nederland, Utrecht, XIII, 1971, bl. 277-307.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 27<br />
Een andere uitgegeven tekst is een leefregel voor kluizenaars,<br />
gevolgd door de beschrijving van een liturgische plechtigheid, nl.<br />
de zegening van mannen of vrouwen, die in een kluis willen gaan<br />
leven6. Terwijl reeds eerder dergelijke leefregels zijn verschenen,<br />
was deze toch nog onbekend. Hij trok de aandacht omdat de<br />
kopiist deze bemerking erbij geschreven heeft:<br />
Regula hec inclusomm ab abbatibus<br />
Cisterciensis ordinis instituta est7.<br />
Wijst dit instituta est erop, dat de regel werd samengesteld door<br />
Cisterzienserabten ? Het lijkt niet 20 heel zeker als men alle voor-<br />
schriften ervan onder de loep neemt. Misschien wordt met dit<br />
instituta est alleen bedoeld, dat deze abten de regel hebben aan-<br />
bevolen, opgelegd of voorgeschreven aan personen, die bij hen<br />
(bege-)leiding zochten8.<br />
Een laatste tekst uit het Bazels handschrift, die niet onopgemerkt<br />
is gebleven, begint met de woorden:<br />
Incipiunt quatuor novissima multum utilia*.<br />
Hij wordt vermeld in een lijst van Bazelse handschriften, die<br />
deze zelfde tekst bevatten. Meestal wordt dit werk De quattuor<br />
navissimis sive Cordiale toegeschreven aan Gerard van Vlieder-<br />
hoven, doch ook andere personen komen in aanmerking voor het<br />
auteurschap 10.<br />
* * *<br />
6 Zie het handschrift fol. I6r°-21v°.<br />
7 Zie het handschrift fol. 20v°.<br />
3 B. Griesser, Eine ungedruckte, angeblich von Cistercienser'dbten verfasste Inklusenregel,<br />
in Analecta Sacra Ordinis Cisterciensis, jg. 5 (1949), bl. 81-93.<br />
9 Zie het handschrift fol. 28r°-42v°. Ook in andere kruisherenbiblioteken treft<br />
men handschriften aan met deze tekst: te Kolen/Kerniel (A. Van Asseldonk,<br />
Francis cus Vaes van longeren. Stichter der kloosterbibliotheek van Kolen, 1499-1550,<br />
deel II, bl. 105, 144) ; - te Luik (J. P. Depaire, t.a.p., deel II, bl. 211, 231,<br />
in Clairlieu, Diest, jg. 15-16 (1957-58), bl. 73, 148-149, 177) ; - te Hoei (J. P.<br />
Depatre, La bibliotheque des Croisiers de Huy, de Liege et de Namur, Luik, 1970,<br />
deel II, bl. 105, 144 ; - te Luik (J. P. Depaire, t.a.p., deel II, bl. 211, 231,<br />
238) ; - te Keulen (Bibliotheca Manuscripta Fratrum Ord. S. Crucis (reeks Cruciferana,<br />
n. 13), deel I, bl. 130) ; - te Marienfrede (Bibl. Man., deel II, bl. 11).<br />
10 Vgl. G. Meyer - M. Burckhardt, Die mittelalterlichen Handschriften der<br />
Unhersitatsbibliotbek Basel. Beschreibendes Verzeichnis, deel II, Bazel, 1966, bl.<br />
737-740.
28 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />
Een veertigtal jaren geleden gaf G. Morin een korte beschrijving<br />
van de inhoud van het handschrift. Maar deze inhoudsopgave is<br />
20 beknopt dat de grote verscheidenheid ervan onvoldoende tot<br />
zijn recht komt13. Het lijkt bijgevolg wenselijk een vollediger<br />
overzicht ter hand te hebben, vooral omdat in dit handschrift vele<br />
in los verband geschreven teksten verzameld zijn.<br />
Inhoudsopgave: folio<br />
1. Oratio beati Ambrosii ante missam lr°-4r°<br />
2. De perkulis misse que contingunt circa sacramentum<br />
eukaristie et remediis eorumdem, ex dictis Sti Thome<br />
de Aquino 4vo-9v°<br />
3. Benedictio herbarum in die Assumptionis bte Marie 9v°<br />
4. Collatio de penitias cito... / Item Boetius de consolatione...<br />
/ Soliloquium she dialogus egregii doctoris<br />
magistri Ade de instructione anime 12 10r°-l4v°<br />
5. Epistola beati Ancelmi13 cantuariensis archiepiscopi<br />
ad Lazonem monachum^ I4v°-15v°<br />
6. Regula inclusorum15 I6r°-21v°<br />
- blank 22r°<br />
7. Brief van Jan van Heinsberg (21 mei 1433), waarin<br />
opgenomen de bul van Eugenius IV (24 maart 1432,<br />
N.S.), aan de Kruisheren16 22v°-26r°<br />
11 Vgl. G. Morin, A travers les manuscrits de Bale, in Easier Zeitschrift jilt<br />
Geschichte und Altertumskunde, Bazel, jg. 26 (1927), bl. 182.<br />
12 Adamus Scotus of Anglicus, ook wel Adam van Dryburgh geheten, aanvankelijk<br />
Premonstratenzer en later Kartuizer, gestorven rond 1190 te Witham. Vgl.<br />
H. Hurter, Nomendator Literarius Theologiae Catholicae, deel II, Innsbruck,<br />
19063, kol. 213-214 ; Diet. d'Histoire et de Geographie ecclesiastiques, deel 1,<br />
Parijs, 1912, kol. 474-475 ; Diet, de Spiritualhe, ascetique et mystique, deel 1,<br />
Parijs, 1937, kol. 196-198 ; Diet, de Theologie Catholique, Tables Generates, Parijs,<br />
1951, kol. 35 {Adam Scot) ; Lexikon fur Theologie und Kirehe, deel 1, Freiburg,<br />
1957, kol. 131.<br />
13 Anselmus van Canterbury (1033-1109). Vgl. H. Hurter, 'Nomendator, deel II<br />
(1906), kol. 1-6; Diet. d'Hist. et de Geogr., deel 3 (1924), kol. 464-485; Diet,<br />
de Spir., deel 1 (1937), kol. 690-696; Diet. Theol. cath. - Tables Gen., kol. 174-<br />
178 ; F. Ueberweg, Grundriss der Geschichte der Philosophie, deel II, Berlijn,<br />
192811, bl. 793 (trefwoord A.v.C.) ; Lex. fur Theol. und Kirehe, deel 1 (1957),<br />
kol. 592-594 ; Encyclopaedia Britannica, deel 1, Londen, 1964, bl. 1025-1026.<br />
14 De brief aan Lazo is te vinden bij Migne, P. L., deel 158, kol. 1093-1101 ;<br />
ofwel bij Fr. S. Schmitt, S. Anselmi Cantuariensis Archiepiscopi Opera Omnia,<br />
deel III, Edinburgh, 1946, bl. 144-148 (Ad Lanzonem novitium). De incipit van<br />
het handschrift: Ingressus es, carissime, professusque Christi militiam, in qua non<br />
solum aperte obsistentis hostis... staat bij Migne, kol. 1095 ; bij Schmitt, bl. 145,<br />
regel 21.<br />
15 Vgl. hierboven bl. 27.<br />
16 Vgl. hieronder bl. 33-34.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 29<br />
8. ConstHutiones Fratrum Ordinis S. Cruets, Distinctio<br />
II, caput 10 De Conversis 17 26v°-27r°<br />
9. ConstHutiones Fratrum Ordinis S. Crucis, Distinctio<br />
I, caput 15 De Professione (fragment) 18 27r°<br />
- blank 27v°<br />
10. Quatuor novissima multum utilia19 28r°-42v°<br />
11. Compunctiones 43r°-56v°<br />
12. Christe qui lux est et dies ... 20 56v°<br />
13. Aanhaling uit Bernardus 57r°<br />
- blank 57vo<br />
14. Gebeden 58r°-63r°<br />
*- blank 63v°-64r°<br />
15. Ad noctem quando suscitor cum festinatione surgam<br />
signando me signaculo sancte crucis,., 64v°<br />
16. Aanhalingen uit schrijvers, o.a. Jeronimus 65r°-65v°<br />
17. Detestatio Chorearum 66r°-67r°<br />
18. Aanhalingen uit schrijvers 67r°-71r°<br />
- blank llv*<br />
19. Propositum et exercitia 72r°-73r°<br />
20. Seneca de remediis jortuitorum 21 73r°-75r°<br />
- blank 15v°<br />
21. Aanhalingen uit schrijvers, o.a. Augustinus, Bernar<br />
dus enz. 76r°-95v°<br />
22. lstae sunt interrogations et responsiones que uritcuique<br />
fidelium morti appropinquanti fieri debent 96r°-96v°<br />
Het is de tekst, die voorkomt in de statuten van de Kruisheren van 1248. -<br />
Aan de hand van andere handschriften uitgegeven in C. R. Hermans, Annales<br />
Ordtnts S. Crusts, 's Hertogenbosch, deel II, bl. 59 ; ook in A. Van de Pasch, De<br />
tekst van de constitutes der Kruisheren van 1248, in Handelingen van de Konink-<br />
Itjke Commtssie voor Geschiedenis, Brussel, jg. 117 (1952), bl. 94-95. Het Bazels<br />
nandsennft geeft enkele onbeduidende varianten.<br />
is Tekst uit de statuten van de Kruisheren van 1248. Zie C. R. Hermans,<br />
Annales, deel II, bl. 42-43 ; A. Van de Pasch, De tekst, bl. 67-68<br />
19 Vgl. hierboven bl. 27.<br />
20 In margine staat: Iste bymnus legitur tempore visitationis ... [Mariae ?}
30 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />
23. Absolutio papalis de omnibus peccatis<br />
24. De septem horis diet... Explicunt devota exercitia<br />
septem horarum<br />
25. Aanhalingen nit schrijvers<br />
26. Liederen met muziek :<br />
- Audi tellus, audi magni marts nymbus 22<br />
- Dies est leticie nam processit hodie 23<br />
- Dies est leticie in ortu regait 24<br />
- Nova vobis gaudia refero 25<br />
- Puer no bis nascitur, rector angelorum 26<br />
27. Aanhalingen uit de bijbel<br />
28. Sermones et exempla 21<br />
29.<br />
32.<br />
De usurariis 28<br />
— blank<br />
30. Quaestio29<br />
31. Sciendum quod Xristus antiquos patres habuit in<br />
looo 30<br />
lege<br />
Sermvnes<br />
- blank<br />
96v°-97r°<br />
97r°-99v°<br />
100r°-103v°<br />
104r°-106r°<br />
106r°-106v°<br />
106v°-107r°<br />
107r°-107v<br />
108r°<br />
108v°-112r«<br />
112r°-115v°<br />
132r°-135r°<br />
Il6r°-117v°<br />
118-119<br />
120r°-123r°<br />
123v°-126v°<br />
127r°-130f°<br />
13Ov°-131v«<br />
22 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 89-90 (n.<br />
1489, 1490, 1491) en deel III, bl. 50 (n. 23, 219). Uitgegeven in B. Haureau,<br />
Notices et extraits de quelques manuscrits latins de la Bibliotheque Nationale, 1890-<br />
1893, deel IV, bl. 331-333. Vgl. bijlage 2.<br />
23 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 277 (n.<br />
4611, 4612). Uitgegeven in F. J. Mone, Lateinische Hymnen des Mittelalters, deel<br />
I, Freiburg i.B., 1853, bl. 65. Vgl. bijlage 3.<br />
24 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel I, bl. 277 (n.<br />
4610). Toegeschreven aan Thomas a Kempis en te vinden in Opera Omnia (uitge<br />
geven door M. J. Pohl), deel IV, Freiburg i.B., 1918, bl. 349-351. Vgl. bijlage 4.<br />
25 Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel III, bl. 396 (n.<br />
30.035) ; vgl. hierbij deel II, bl. 140 (n. 12.068) en bl. 155 (n. 12.323). Toege<br />
schreven aan Thomas a Kempis en te vinden in Opera omnia, deel IV, bl. 357. •-<br />
Vgl. hierbij voetnoot 5 en bijlage 5.<br />
2r> Vermeld in U. Chevalier, Repertorium Hymnologicum, deel II, bl. 369 (n.<br />
15.790) ; vgl. hierbij deel III, bl. 497 (n. 32.018, 32.019). Uitgegeven in F. J.<br />
Mone, Lateinische Hymnen, deel I, bl. 64-65. Vgl. bijlage 6.<br />
27 Hier is bij het inbinden van het handschrift een vergissing begaan ; de folio's<br />
132r°-135r° moeten aansluiten bij 112r°-115v°. *- Een van de preken draagt als titel<br />
De Sto Matia apost. Sint Mattias was de patroon van het kruisherenklooster te<br />
Luik (Conventus S. Matthiae) en van dat te Schwarzenbroich (Conventus Vallis<br />
S. Matthiae).<br />
28 Op fol. 117v° begint een traktaat van J. Gerson, doch er werden slechts vier<br />
regels tekst geschreven. De titel luidt: Epistola ad spiritualem profectum incitativa<br />
magistri Joannis Gerson.<br />
29 Zoals reeds gezegd vermeldt een kopiist zijn naam op fol. 123f°. Zie hierboven<br />
bl. 26.<br />
80 In margine worden hier vermeld : milites, mercatores usurarii, agro..., pauperes.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 31<br />
33. Generates modo formandi meditationes de regno<br />
coelorum 135r°-l44v°<br />
34. De verba Dei cum humilitate audi... 145^-146^<br />
35. De statu et vita cujuslibet religiosi I47v°-l48v°<br />
36. Institutio novitiorum bti Bernardi abbatis31 I49r°-153r°<br />
37. Aanhalingen van schrijvers 154r°-172v°<br />
38. Klein officie van O.L.Vrouw32 173r°-175r°<br />
39. Kalendarische schema's33 175v°<br />
- blank 176r°-177v°<br />
40. Bui van Eugenius IV (3 maart 1432, N.S.) 84 178r°-180v°<br />
41. Aanhalingen uit schrijvers 181r°-191r°<br />
DE HERKOMST<br />
Over de herkomst van dit handschrift kan weinig met zekerheid<br />
gezegd worden. We weten dat het rond 1800 in Bazel belandde,<br />
maar het blijft een open vraag waar het handschrift voor die tijd<br />
heeft thuisgehoord.<br />
Om de herkomst van handschriften te achterhalen zijn er verschillende<br />
mogelijkheden. Zo b.v. de band. Hier is dit niet het<br />
geval, vermits de band in Bazel vernieuwd werd. Verder het<br />
geschrift. Kan in het geschrift de hand van een of andere kopii'st<br />
herkend worden ? Maar dan stuit men hier weer op vele moeilijkheden,<br />
of moeten we zeggen : mogelijkheden ? Iedere katern werd<br />
immers door een andere hand geschreven. Iemand, die bij voorbeeld<br />
de belangrijke verzameling van kruisherenhandschriften te<br />
Luik op dit punt bestudeerd heeft, zou misschien enig besluit<br />
kunnen maken 35. Zo'n onderzoek heeft tot op heden echter niet<br />
31 Ook te vinden in een handschrift van 1441 bij de Kruisheren te Keulen, zie<br />
C. Van Dal, Cisterzienzer literatuur op Kruisberen-libraria, in Citeaux in de<br />
Nederlanden, Westmalle, jg. 7 (1956), bl. 292 ; Bibl. Man. O.S.C., deel I, bl. 129<br />
(GB4-74).<br />
32 Het officie begint met dit refrein (?) : Qui thesaurum fert homini nostre<br />
parem imaginis.<br />
33 D.i. de computes van de zondag-letter en het gulden getal cemaakt voor de<br />
tijd na M.CCCC.<br />
34 Vgl. hieronder bl. 33.<br />
35 Zowel de universiteitsbiblioteek van Luik als het groot-seminarie aldaar bezitten<br />
een belangrijke verzameling kruisherenhandschriften. Vgl. hierbij Les Manuscrits<br />
des Croisiers de Huy, Liege et Cuyk au XVe stecle. Catalogue, Luik, 1951<br />
(vgl bespreking in Clairlieu, jg. 9 (1951), bl. 91-92) ; A. Van Asseldonk,<br />
Handschriften van Kruisheren. De Luikse tentoonstelling in 1951, in Clairlieu,<br />
jg. 14 (1956), bl. 65-87; Bibliotheca Manuscripta Fratrum Ord. S. Crucis (reeks<br />
Cruciferana, n. 13), deel I, Cuyk, 1951, bl. 3-30 en 68-115 ; J. P. Depaire, La<br />
bibliotheque des Croisiers de Huy, de Ubge et de Namur, Luik, 1970, 2 delen.
32 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />
plaats gehad.<br />
Het meest voor de hand liggend getuigenis voor de herkomst<br />
van een handschrift is natuurlijk het eigendomsmerk van het<br />
klooster of van een bepaalde kloosterling. Bij dit Bazels hand<br />
schrift tast men echter weer in het duister, omdat er geen eigen<br />
domsmerk van een vroegere bezitter te vinden is. Wei dient erop<br />
gewezen, dat dit misschien gestaan heeft onderaan op fol. lr°. Het<br />
onderste gedeelte van dit vel werd weggeknipt, een strookje papier<br />
van 26 mm breed. En daar blijven zeer kleine sporen te zien van<br />
de aldus verdwenen tekst. Randbewerkingen die enig licht kunnen<br />
werpen op de herkomst zijn er evenmin te vinden.<br />
Zodoende blijft er voor het bepalen van de vroegere eigenaar<br />
geen andere weg open, dan het bestuderen van de inhoud van het<br />
handschrift. Liturgische teksten zijn op dit gebied vaak erg belangrijk,<br />
maar het handschrift heeft in deze weinig te bieden.<br />
Er blijven echter enkele stukken over die volop onze aandacht<br />
verdienen.<br />
Herhaalde malen werd reeds erop gewezen, dat het hier ver-<br />
moedelijk om een kruisherenhandschrift gaat, vermits dit hand<br />
schrift drie brieven bevat, die rechtstreeks de Kruisheren aangaan36.<br />
Ter versterking van dit argument zij hieraan toegevoegd, dat het<br />
brieven zijn waarvoor de Kruisheren een bijzondere belangstelling<br />
betoond hebben, want zij zijn eveneens te vinden in andere hand-<br />
schriften, waarvan men zeker weet dat ze aan kruisherenkloosters<br />
hebben toebehoord37.<br />
36 Zie O. Rousseau, Cantique, bl. 60; G. Morin, A travers, bl. 182; B.<br />
Griesser, Eine ungedruckte, bl. 84-85 ; J. P. Depaire, La bibliothhque, deel II,<br />
bl. 289.<br />
37 Deze drie dokumenten zijn eveneens te vinden in ACHT andere handschriften,<br />
afkomstig uit de kruisherenkloosters van :<br />
- Keulen: hs. DUSSELDORP, Staatsarchiv, H.XI.3 (de zogenaamde Codex<br />
coloniensis), kol. XXXII-XL.<br />
- Keulen : hs. KEULEN, Historisches Archiv der Stadt Koln, 1, fol. llr°.<br />
- Wickraed (?) : hs. BERLIJN, Offentl. Wissenschaftl. Bibl., lat. qu. 103, fol.<br />
12v°, 15r°, I6r°.<br />
- Hohenbusch: hs. NEUSS, Archiv Schram, H.13, fol. 138r°-139r°.<br />
•- Bruggen: hs. CUYK, Klooster St. Agatha, de zogenaamde Codex Pontis Coeli,<br />
fol. 15-23.<br />
- Hoei: hs. LUIK, Groot seminarie 6 L 33 (fol. 12v°-l6v°) en 25 D 11 (fol.<br />
llr°, I4r°, 4°)
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 33<br />
Het betreft twee bullen van paus Eugenius IV en een brief van<br />
Jan van Heinsberg, prins-bisschop van Luik38:<br />
a. een bul van 3 maart 1432 (Nieuwe Stijl) waarin Eugenius IV<br />
de Kruisheren opdraagt zowel het generaal kapittel als de visitatie<br />
van de huizen en de ordeleden jaarlijks te houden en waarin de<br />
paus de privileges van de Kruisheren bevestigt en vermeerdert39;<br />
b. een bul van 24 maart 1432 (N.S.), waarin dezelfde paus aan<br />
de bisschop van Luik opdracht geeft het statuut te beoordelen,<br />
opgesteld door de Kruisheren ten behoeve van hun donaten40; dit<br />
- een onbekende plaats: hs. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief (voorheen : Koninklijke<br />
Bibliotheek, 21.643), fol. 12v°-17.<br />
De dokumenten werden uitgegeven in : R. Choppin, Monasticon seu De lure<br />
Coenobharum, Libr't duo, Parijs, 1601, lib. I, tit. 3, n. 22 (daar de auteur op een<br />
andere plaats zegt, dat hij een handschrift geraadpleegd heeft in de bibliotheek van<br />
de Kruisheren te Parijs (t.a.p., lib. I, tit. 2, n. 9), mag men wel aannemen, dat hij<br />
de bul van Eugenius ook daar gevonden heeft) ; C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />
bl. 228-234, 237-240 (hij gebruikte de hierboven vermelde Codex Pontis Coeli en<br />
hs. LUIK 6 L 33).<br />
38 Voor wat deze prinsbisschop betreft zijn we nog steeds aangewezen op het<br />
werk van J. Dark, Hitsoire du diocese et de la principaute de Liege pendant le<br />
XVe siecle, Luik, 1887, bl. 143-316, waaruit wel blijkt dat hij zeer vele en<br />
vriendschappelijke betrekkingen onderhield met paus Eugenius IV. Jan van Heins<br />
berg gaf de Kruisheren toelating op drie plaatsen in zijn bisdom nieuwe stichtingen<br />
te beginnen: Roermond (1422), Maastricht (1437), Kerniel (1438).<br />
39 Zie het handschrift fol. 178r°-180v°. Reeds uitgegeven, aan de hand van een<br />
ander handschrift, in C. R. Hermans, Annales Ordinis S. Cruets, deel II, 's Hertogenbosch,<br />
1858, bl. 228-232, waarin men slechts enige, onbeduidende, varianten<br />
aantreft. •- Tijdens het generaal kapittel van 1432 (vermoedelijk gehouden op<br />
18-20 mei; de dagen staan per uitzondering niet vermeld in het verslag van het<br />
kapittel) werden bepalingen gemaakt ter uitvoering van deze bul. Zie A. Van de<br />
Pasch, Dejinities der generate kapittels van de orde van het H. Kruis, 1410-1786,<br />
Brussel, 1969, bl. 63-64; vgl. hierbij A. Ramaekers, De Privileges der Kruisberenorde<br />
vanaj hoar ontstaan tot aan het Concilie van Trente, in Clairlieu, jg. 1 (1943);<br />
bl. 69-70.<br />
40 Donaten waren personen >- priesters of niet-priesters *-, die zichzelf en hun<br />
yermogen aan een klooster schonken. In de eerste statuten van de Kruisheren (1248)<br />
is er geen sprake van donaten. De toevloed van donaten is een verschijnsel, dat zich<br />
in het begin van de vijftiende eeuw openbaart, tegelijk met de doorvoering van de<br />
hervormingsbeweging in de orde. In de supplementen op de konstituties van 1466<br />
en 1498 worden de eerste bepalingen over de donaten opgenomen. In de statuten<br />
van 1660 en 1868 werd in het tweede gedeelte, na het hoofdstuk over de lekebroeders<br />
een Caput XL De donatis ingelast. Vgl. C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />
bl. 318-319 ; en 454-455 ; deel III, bl. 320-322 ; Constitutiones cum Caeremoniali<br />
FP. Ordinis canonici S. Crucis, St. Michiels-Gestel, 1868, bl. 91-93. Omdat het<br />
geen praktische waarde meer had verdween het hoofdstuk uit de statuten, vanaf 1925.
34 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL<br />
statuut desgevallend goed te keuren 41;<br />
c. een brief van 21 mei 1433, waarbij Jan van Heinsberg, bis-<br />
schop van Luik de ontvangen opdracht uitvoert en het statuut van<br />
de donaten goedkeurt42.<br />
Behalve deze brieven bevat het Bazels handschrift nog andere<br />
teksten, die onze aandacht vragen, nl. twee uittreksels uit de konstituties<br />
van de Kruisheren: het volledige hoofdstuk over de leke-<br />
broeders43 en een fragment uit het hoofdstuk over de professie.<br />
Wat dit laatste betreft, twee bemerkingen : ten eerste geeft de<br />
tekst een afwijking, die in geen enkele uitgave van de konstituties<br />
van de Kruisheren terug te vinden is, nl. de inlassing, dat men ook<br />
aan Augustinus gehoorzaamheid belooft... Deo et beate Marie et<br />
beato Augustino... Deze inlassing is echter wel te vinden in de<br />
professieformuul van de donaten44.<br />
Een tweede bemerking over de hier afgeschreven professie-<br />
formuul is, dat ze er op kan wijzen, dat dit handschrift niet uit<br />
het hoofdklooster te Hoei afkomstig is. Wie in het moederhuis<br />
te Hoei professie aflegde deed dat rechtstreeks in handen van de<br />
prior-generaal (prior Sanctae Cruets hoyensis). In andere kloosters<br />
van de orde werd de professie aanvaard door de plaatselijke prior,<br />
41 Zie het handschrift fol. 22v°-23v°. Reeds uitgegeven, aan de hand van andere<br />
handschriften, in C. R. Hermans, Annales, deel II, bl. 233-234, waarin slechts<br />
enkele onbeduidende varianten, behalve wat betreft de datum van het stuk. In het<br />
handschrift, dat Hermans gebruikt heeft, de Codex Pontis Coeli (zie hierover<br />
voetnoot 37) staat ... anno ... trigesimo secundo, door Hermans veranderd in<br />
trigesimo primo. Verder geeft de genoemde Codex: ... pontificates nostri anno<br />
secundo, maar dit secundo werd doorgestreept en vervangen door primo, dat eveneens<br />
werd doorgestreept en niet meer vervangen ; Hermans nu behield secundo,<br />
terwijl het Bazels handschrift 1° heeft.<br />
42 Zie het handschrift fol. 22v° (waarin het voorgaande stuk ingelast werd) en<br />
23v*-25v0. Reeds uitgegeven, aan de hand van een ander handschrift, in C. R.<br />
Hermans, Annales, deel If, bl. 237-240 (en bl. 241-251 gevolgd door een<br />
Nederlandse tekst van dezelfde statuten voor de donaten). De tekst van Hermans<br />
heeft weer enkele onbeduidende varianten.<br />
43 Zie hierboven bl. 29.<br />
44 Zie het Bazels handschrift fol. 24r° en C. R. Hermans, Annales, deel II,<br />
bl. 238 : Ego N. promitto Deo omnipotenti, beatae Mariae Virgini, beato Augustina<br />
et tibi priori N., quod ero obediens tibi tuisque successoribus, generali capitulo, et<br />
visitatoribus Ordinis secundum institutionem donatorum Ordinis Stae Crucis, eroque<br />
fidelis huic domui usque ad mortem. In deze formuul ligt wel sterk de nadruk op<br />
de binding aan een bepaald huis en er is zelfs geen sprake van de prior-generaal<br />
van Hoei, die in de professieformuul van de priesters en lekebroeders zo'n centrale<br />
plaats inneemt. >- Het generaal kapittel van 1506 veranderde de professieformuul<br />
van de donaten in zoverre, dat ook de gehoorzaamheid aan de prior-generaal<br />
uitdrukkelijk werd uitgesproken. Vgl. A. Van de Pasch, Definities, bl. 237.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 35<br />
als plaatsvervanger van de prior-generaal (prior huius loci vice<br />
prioris Sanctae Crucis hoyensis). En deze tweede vorm staat in het<br />
Bazels handschrift:<br />
Ego N. facio professionem et promitto obedientiam Deo et<br />
beate Marie et beato Augustino et tibi N. priori huius loci vice<br />
prioris sancte crucis hoyensis et successorum ejus secundum regulam<br />
beati Augustini et institutiones fratrum sancte Crucis quod ero<br />
obediens tibi tuisque successoribus usque ad mortem 45.<br />
Hierna volgt een psalmvers, dat gezongen werd tijdens de<br />
liturgische plechtigheid van de professie bij de Kruisheren :<br />
Suscipe me domine secundum eloquium tuum, et vivam,<br />
et non confundas me ab exspectatione mea46.<br />
Ofschoon hiermee het belangrijkste gezegd is over dat wat de<br />
inhoud ons kan vertellen over de herkomst van dit handschrift,<br />
willen we nog even wijzen op een tekst, die tevens aanwijzingen<br />
kan verstrekken over de ouderdom van het handschrift.<br />
Voor het afschrijven van de brieven van Eugenius IV en van<br />
Jan van Heinsberg heeft de kopiist niet de oorspronkelijke stukken<br />
onder ogen gehad, maar wel een van de eerste kopieen, die van<br />
deze stukken gemaakt zijn. Het Bazels handschrift geeft ons<br />
hierover nauwkeurige inlichtingen47.<br />
45 Zie het handschrift fol. 27r° ; aan de hand van andere handschriften uitgegeven<br />
in C. R. Hermans, Annales, deel II, bl. 42 ; ook in A. Van de Pasch, De tekst,<br />
bl. 67, met enkele onbeduidende varianten.<br />
i6 Uit psalm 118, v. 116. Vgl. Constitutiones cum caeremoniali FF. Ordinis<br />
canonici S. Crucis, Sint-Michiels-Gestel, 1868, bl. 103 (nr 5) ; Constitutiones Codici<br />
luris conformatae cum caeremoniali FF. Ordinis canonici SS. Crucis, Rome, 1925,<br />
bl. 141.<br />
47 Zie het handschrift fol. 25v°-26r° : ,,Haec autem littera domini episcopi<br />
Leodiensis firmata fuit inferius a parte dextra signo privato honorabilis viri<br />
Lamberti Puthem cancellarii, necnon a parte sinistra etiam inferius signo privato<br />
Ade de Papenhoven notarii publici et secretarii praelibati domini episcopi pro ejus<br />
sigillifero super quibus omnibus ut praescribitur idem frater Johannes prior petiit<br />
sibi fieri unum vel plura publicum seu publica instrumentum seu instrumenta. Acta<br />
fuerint haec Leodii in ecclesia collegiata sancti Martini Leodiensis anno indictionis<br />
et pontificatus quibus / (fol. 26r°) supra, praesentibus ibidem honorabilibus viris dominis<br />
Nicolao de Walle et Johanne d'Odeur canonicis dictae ecclesiae sancti Martini<br />
ac Tilman de Glons presbytero Leodiensis diocesis testibus fide dignis ad praemissa<br />
vocatis pariter et rogatis. Et ego Theodericus Hoefacker de Thoren clericus Leodien<br />
sis diocesis publicus sacra imperiali auctoritate necnon venerabilis curiae leodiensis<br />
notarius juratus quod praescripta transsumptioni copiationi collationi omnibusque
36 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />
Het oorspronkelijke stuk van Jan van Heinsberg werd mede-<br />
ondertekend door zijn kanselier Lambertus Puthem48 en door zijn<br />
sekretaris Adam van Papenhoven49; het is gedateerd 21 mei 1433.<br />
Kort daarna ... anno indictionis et pontificates quibus supra...<br />
vraagt een zekere prior Joannes enkele afschriften van deze brief.<br />
Mogen we in deze prior Joannes de prior van Venlo herkennen,<br />
die tijdens het generaal kapittel van 10 tot 12 mei 1433 definitor<br />
gekozen werd en aangesteld als visitator, samen met de prior van<br />
Keulen 50 ? In deze funktie moest prior Joannes in de loop van het<br />
jaar alle huizen bezoeken. Het is dus te begrijpen, dat hij enkele<br />
afschriften wil hebben van het belangrijk bisschoppelijk dokument,<br />
waarin de statuten van de donaten goedgekeurd worden. Sinds de<br />
hervormingsbeweging bij de Kruisheren in 1410 was ingezet, waren<br />
in alle huizen vele zogenaamde donaat-broeders ingetreden, waar-<br />
voor men vaste leefregels wenste te bezitten.<br />
De gevraagde afschriften werden vervaardigd in de kollegiale<br />
kerk van S. Martinus te Luik, waarbij als getuigen aanwezig<br />
waren de kanunniken N. de Walle en J. d'Odeur en de Luikse<br />
priester Tilman van Glons. Wegens zijn drukke bezigheden heeft<br />
notaris Diederik Hoefacker het niet zelf kunnen schrijven, maar<br />
hij verzekert, dat alles nauwkeurig gebeurd is onder zijn waakzaam<br />
oog. Vandaar dat hij het stuk ondertekende en met zijn zegel echt<br />
verklaarde.<br />
De kopii'st van het Bazels handschrift heeft dus een van de<br />
oudste kopieen gebruikt, die van deze brieven in omloop zijn<br />
gekomen, en dit gedeelte kan dus vervaardigd zijn kort na 1433.<br />
aliis et singulis dum modo et forma praenarratis fierent et agerentur, una cum hie<br />
nominatis testibus interfui eaque sic vidi et audivi. Idcirco hoc praesens publicum<br />
instrumentum manu alterius me aliis occupato negotiis fideliter scriptum exinde<br />
confeci publicavi et in hanc formam publicam redegi signoque meo solito et<br />
consueto hie me subscribens signavi. Rogatus et requisitus in fidem et testimonium<br />
omnium et singulorum praemissorum".<br />
48 De familie Puthem wordt o.a. vermeld in J. De Theux, Le Chapitre de St<br />
Lambert a Liege, II, 1871, bl. 272 en III, 1871, bl. 14. In de 15e eeuw treft men<br />
vele kanunniken aan met deze familienaam.<br />
49 Deze Adam van Papenhoven ondertekende ook een oorkonde betreffende het<br />
kruisherenklooster Kolen te Kerniel, 26 nov. 1438. Hij stierf 17 dec. 1454. Vgl.<br />
E. Poncelet, Les vicaires generaux et les scelleurs de I'evechS de Liege, overdruk<br />
uit Bull. Soc. d'Art et d'Histoire du dioceses de Liege, deel 30 (1940), bl. 107-108.<br />
50 Deze prior Joannes is dan Joannes Scolle, overleden in 1449. Vgl. A. Van de<br />
Pasch, Definities, bl. 49 ; L. Heere, Het kruisherenklooster te Venlo, in Publica<br />
tions de la Societe historique et archiologique dans le Limbourg, Maastricht, deel<br />
92-93, 1956-57, bl. 332.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 37<br />
BESLUIT<br />
Als men de inhoud van het handschrift aan een nader onderzoek<br />
onderwerpt, dan menen we dat het verantwoord is dit te rangschikken<br />
onder de kruisherenhandschriften. Want alles wat hierin<br />
te vinden is aan dokumenten, die betrekking hebben op een of<br />
andere bepaalde kloosterorde, wijst ,,toevallig" allemaal in een<br />
richting: de Kruisheren.<br />
Het is echter niet mogelijk een bepaald klooster aan te duiden,<br />
waar het handschrift thuis hoorde voordat het te Bazel terecht<br />
kwam. Wegens de hier gebruikte professieformuul zou men Hoei<br />
kunnen uitsluiten.<br />
BIJLAGE 1<br />
Christe qui lux est et dies,<br />
noctis tenebras detegis (a)<br />
lucisque lumen crederis (b)<br />
lumen beatum praedicans (c).<br />
Precamur sancte domine,<br />
defende nos in hac nocte,<br />
sit nobis in te requies,<br />
quietam noctem tribue.<br />
M. Colson, o.sx.<br />
(a) Bij Mone (o.c, zie noot 23) stoat detegens.<br />
(b) Bij Mone staat in plaats van heel deze regel: lucifer lucem proferens.<br />
(c) Bij Mone staat in plaats van heel deze regel: vitam beatam tribue.<br />
Ne gravis somnus irruat,<br />
nee hostis nos subripiat,<br />
ne caro illi consentiens (d),<br />
nos tibi reos statuat.<br />
Oculi somnum capiant,<br />
cor al te semper vigilet(e), ...<br />
(d) Bij Mone consentiat.<br />
(e) Bij Mone cor semper ad te vigilat. Wdarna de rest ontbreekt, omdat er in<br />
het handschrift een blad werd weggeknipt.<br />
BIJLAGE 2<br />
Audi tellus, audi magni maris nimbus,<br />
Audi omne quod vivit sub sole ...<br />
Huius mundi decus et gloria
38 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />
(a) Haureau heeft juvat.<br />
(b) Haureau heeft Empodecles.<br />
(c) Haureau heeft maximus.<br />
(d) Haureau heeft Sanson.<br />
(e) Haureau heeft Amen met.<br />
BIJLAGE 3<br />
Tam sunt falsa quam transitona ;<br />
Quod testantur haec temporalia,<br />
Non in uno statu manentia.<br />
Nil artium valet profunditas,<br />
Nihil prodest magna nobilitas,<br />
Nihil valet (a) regalis dignitas,<br />
Nullum salvat corporis quantitas.<br />
Sic nee prodest genus aut species ;<br />
Sed ruunt ut a sole glacies.<br />
Cum Helena Paris pulcherrimus,<br />
Aut Achilles ubi magnanimus ?<br />
Ubi Plato, ubi Porphyrius,<br />
Ubi Tullius et Virgilius,<br />
Ubi Diogenes, Empedites, (b)<br />
Aut egregius Aristoteles ?<br />
Alexander ubi rex magnanimus. (c)<br />
Ubi Hector, Trojae fortissimus,<br />
Ubi Samson (d), vir durissimus,<br />
Ubi Salomon prudentissimus,<br />
Ubi David, vir ditissimus,<br />
Ubi Absolon, vir pulcherrimus ?<br />
Transierunt leges mortalium<br />
Per unius momenti spatium.<br />
Pie Deus, rector fidelium,<br />
Fac te nobis semper propitium<br />
Cum de malis fiet judicium. Amen, (e)<br />
Dies est laetitiae,<br />
nam processit hodie<br />
Christus rex de virgine<br />
sine viro :<br />
virgula de flore,<br />
modo miro. (a)<br />
Deze strofe wordt herhaald.<br />
Natus est Emmanuel<br />
quern praedixit Gabriel,<br />
Christus rex de virgine<br />
sine viro :
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL 39<br />
ut vellus sub flore<br />
modo miro.<br />
Ergo nostra condo<br />
benedicat domino<br />
Christus rex de virgine<br />
sine viro :<br />
rubus in ardore<br />
modo [miro.]<br />
(a) Bij Mone stoat v66r modo miro deze regel: de virgula flos ; ook in de<br />
twee volgende strofen.<br />
BIJLAGE 4<br />
Dies est leticie / in ortu regali / nam processit<br />
hodie / ventre virginali / puer ammirabilis (a) / vultu<br />
delectabilis / in humanitate: qui est ineffabilis /<br />
et inestimabilis / in divinitate.<br />
Mater est et (b) filia / pater est et (c) natus / quis<br />
audivit talia / Deus homo natus / servus est et<br />
dominus / qui ubique comminus / nescit (d) prehendi (e) /<br />
presens est et eminus / stupor iste geminus / nescit<br />
comprehendi.<br />
(a) Pohl heeft admirabilis.<br />
(b) Pohl heeft haec est.<br />
(c) Pohl heeft hie est.<br />
(d) Pohl heeft nequit.<br />
(e) Pohl heeft apprehendi.<br />
Orto Dei filio / virgine de pura / ut rosa de lilio /<br />
stupescit natura / quod parit iuvencula / natum ante<br />
secula / creatorem rerum / quod uber mundicie / lac dat<br />
puericie / antiquo dierum. (a)<br />
Ut vitrum non leditur / sole penetrante / sic illesa<br />
creditur / virgo post et ante / felix est puerpera /<br />
cuius casta viscera / Deum portaverunt / et beata ubera /<br />
in etate tenera / Deum (b) lactaverunt.<br />
Angelus pastoribus / iuxta suum gregem / nocte vigilantibus<br />
/ celi natum (c) regem / nunciat cum gaudio / iacentem<br />
presepio / infantem pannosum / angelorum dominum /<br />
et pre natis hominum / forma speciosum.<br />
(a) Pohl heeft hierna de laatste strofe In obscuro.<br />
(b) Pohl heeft Christum.<br />
(c) Pohl heeft natum caeli.
40 EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BAZEL<br />
In obscuro nascitur / illustrator solis / stabulo<br />
deponitur (a) / princeps terre molis / fasciatur dextera<br />
/ cuius (b) fixit sydera / dum celos ascendit (c) /<br />
orbis dum desc... bitur / virgo pregnans ibat / Bethle<br />
hem quo nascit / puer qui nos scribat / in illorum<br />
curia / qui canebant gloriam / nove dignitatis / Deo<br />
in sublimibus / et pacem ...dibus / bone voluntatis.<br />
(a) Pohl heeft reponitur.<br />
(b) Pohl heeft qui affixit.<br />
(c) Pohl heeft caelo descendit, gevolgd door de volgende versregels, in plaats<br />
van wat hier nu volgt: concrepat vagitibus / qui tonat in nubibus / dum caelos<br />
ascendit.<br />
BIJLAGE 5<br />
Noel Noel triplicando o Noel iterando o Noel<br />
o Noel psallite.<br />
Nova vobis gaudia refero / natus est rex virginis utero /<br />
in puero mira ...sidero (a) / numquam de cetero / fient<br />
hec psallite.<br />
Noel Noel triplicando.<br />
Nunc hominum genus redimit[ur] / demonium in atro clauditur /<br />
custoditur (b) rex mundi nascitur / pax vobis oritur /<br />
redempti psallite.<br />
Noel.<br />
Peccatores iniqui pereunt / pastores ad Bethlehem transeunt<br />
/ hunc adeunt miraque prodeunt / gaudentes redeunt /<br />
ergo vos psallite.<br />
Noel.<br />
O gens felix iugo liberata / regem natum placa mente grata /<br />
simulata voce (c) non sint vata / sed vera firmata /<br />
redempti psallite.<br />
Noel Noel triplicando o Noel etc.<br />
(a) Pohl heeft considero.<br />
(b) Pohl heeft ex virgine.<br />
(c) Pohl heeft vocis.<br />
BIJLAGE 6<br />
Puer nobis nascitur /<br />
rector angelorum /<br />
in hoc mundo pascitur /<br />
dominus dominorum.<br />
Deze strofe wordt herhaald.
EEN KRUISHERENHANDSCHRIFT TE BA2EL 41<br />
In presepe ponitur /<br />
sub feno asinorum /<br />
cognoverunt dominum /<br />
Christum regem celorum.<br />
Hinc Herodes timuit /<br />
magno cum livore (a) /<br />
infantes et pueros (b) /<br />
occidunt cum dolore (c).<br />
Qui natus est ex Maria /<br />
die hodierna /<br />
perducat nos cum gloria (d) /<br />
ad gaudia superna.<br />
(a) Mone heeft dolore.<br />
(b) Mone heeft et pueros occidit.<br />
(c) Mone heeft infantes cum livore.<br />
(d) Mone heeft ducat nos cum gratia.<br />
Cantemus in choro / in corde et organo /<br />
benedicamus domino / deo gratias. (a)<br />
(a) Mone heeft een heel andere strofe: O et A et A et O / Cum cantibus<br />
in choro / cum canticis et organo / benedicamus domino.
IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />
Maandagmorgen 1 mei 1972 om half vijf overleed cfr. Louis<br />
Heere in het ziekenhuis te Bree ; hij werd juist die dag 71 jaar.<br />
Begin februari was zijn gezondheidstoestand minder goed;<br />
vroeger had hij weinig last gehad van ziekten maar nu had hij<br />
veel moeite met zijn ademhaling. Half februari ging hij op onderzoek<br />
in het ziekenhuis van Bree en eind februari naar het St.<br />
Rafaiel-ziekenhuis in Leuven voor een speciale behandeling van de<br />
schildklier.<br />
Vanaf het begin van het onderzoek Week zijn toestand hopeloos ;<br />
hij zelf bleef buitengewoon optimistisch en dacht steeds aan Maaseik<br />
waar hem nog veel werk wachtte in verband met de geplande<br />
Harlindis en Relindis-feesten. Begin maart had hij echter een zware<br />
hartcrisis en op dat ogenblik heeft hij zelf gevraagd om het<br />
sacrament der zieken. Op Goede Vrijdag kwam hij erg verzwakt<br />
terug in het klooster van Maaseik ; hij wilde wel zo veel mogelijk<br />
het ziekbed verlaten maar het ging niet meer. Op tweede Paasdag<br />
werd hij opnieuw opgenomen in het ziekenhuis van Bree, waar<br />
zijn toestand zienderogen achteruit ging. Toch leed hij geen pijn<br />
en behield lang de hoop weldra terug te mogen naar Maaseik.<br />
Donderdag 4 mei had in de kruisherenkerk te Maaseik de uitvaartdienst<br />
plaats, geleid door Prior A. Put, bijgestaan door de<br />
provinciaals H. Van de Ven en S. Aerts, door A. van de Rijt,<br />
rector van Nijmegen, waar L. Heere conventualis was, en Willem<br />
Megens, klasgenoot van de overledene.<br />
Onder leiding van cfr. K. Cools werden door een ruim talrijk<br />
geimproviseerd Kruisherenkoor op een stemmingsvolle wijze de
44 IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />
Gregoriaanse gezangen van de dodenmis, afgewisseld met het<br />
prachtige Victimae Paschali uitgevoerd. Dit als een pi-eteitsvolle<br />
hulde aan L. Heere, die zo'n groot bewonderaar en trouw ver-<br />
dediger was van deze Latijnse gezangen.<br />
Vele confraters zowel uit Nederland als uit Belgie en een groep<br />
familieleden waren aanwezig ; ook was er mime belangstelling<br />
van de Maaseiker bevolking zodat het Bosstraatkerkje goed gevuld<br />
was.<br />
Na de eucharistieviering werd cfr. Louis Heere te ruste gelegd<br />
bij zijn confraters op het stille kerkhof van het bedevaartsoord<br />
Heppeneert.<br />
Tijdens de eucharistieviering hield de prior de volgende homelie :<br />
,,Sinds 1970 is het de derde maal dat wij in deze kerk samen-<br />
komen om een medebroeder te begeleiden naar zijn laatste rust-<br />
plaats. Ook nu gaat het weer, zoals de twee vorige keren, om een<br />
Kruisheer die op een bijzondere wijze verbonden was met het<br />
stadsbeeld van Maaseik.<br />
Begin 1970 herdachten wij Mijnheer Potveer ; hij was wel van<br />
afkomst Noord-Nederlander, maar bijna veertig jaar bracht hij in<br />
Maaseik door en werd met zijn robuuste figuur een typische per-<br />
soonlijkheid van deze stad.<br />
Begin van dit jaar herdachten wij cfr. Marcel Colson, een ge-<br />
boren en getogen Maaseikenaar, die vele jaren van zijn leven wijdde<br />
aan de geschiedenis van zijn geboortestad.<br />
Vandaag zijn wij weer hier samengekomen en begeleiden wij<br />
onze confrater Louis Heere op zijn laatste tocht; hij was evenals<br />
mijnheer Potveer een rasecht Noord-Nederlander, geboren te<br />
Amsterdam op 1 mei van het jaar 1901 en eerst in de laatste periode<br />
van zijn leven kwam hij aan in deze stad, die hem vanaf de eerste<br />
kennismaking zeer sterk is gaan boeien.<br />
Op enkele jaren tijd wist hij het geschiedkundig verleden van<br />
Maaseik zo binnen te dringen dat hij zich werkelijk tot een der<br />
beste kenners van de locale geschiedenis van deze stad ontpopte:<br />
- hij bestudeerde de bronnen van de kerkelijke geschiedenis van<br />
Maaseik en publiceerde hierover verschillende waardevolle mo-<br />
nografieen;<br />
- verder stelde hij de gids samen die thans nog door de Vereniging
IN MEMORIAM LOUIS HEERE 45<br />
voor Vreemdelingen Verkeer als de beste aangezien wordt en<br />
waarmee talloze bezoekers de schoonheid van Maaseik hebben<br />
ontdekt;<br />
- hij was zo bezorgd om het cultureel patrimonium van deze stad<br />
dat hij niet rustte alvorens het Ministerie van Nederlandse<br />
Cultuur de waardevolle Maaslandse huizen onder zijn bescherming<br />
nam ;<br />
- zijn activiteiten waren aanstekelijk want het was vooral door<br />
zijn toedoen dat de plaatselijke Geschied- en Oudheidkundige<br />
Kring de laatste jaren interesse wist te wekken bij jong en oud ;<br />
- ook wist hij door zijn veelzijdige historische kennis de mensen<br />
van Maaseik te bezielen en te begeesteren voor de Harlindis en<br />
Relindis-feesten, die dit jaar zullen plaats hebben en ongetwijfeld<br />
zou hij zijn uiterste krachten ingespannen hebben om deze<br />
feesten zo goed mogelijk te doen lukken, had zijn ziekte hem<br />
dit niet belet.<br />
Met al deze drukke activiteiten gaf hij de indruk eindelijk na<br />
vele omzwervingen in het leven rust gevonden te hebben in het<br />
stille Maaseik. Ja, cfr. Louis Heere had in zijn leven steeds iets<br />
van een onrustig zwerver :<br />
- na zijn priesterstudies was hij gedurende meer dan tien jaar<br />
leraar in het Kruisherencollege te Uden, toen nog een priestercollege,<br />
waar hij het Nederlands doceerde en tevens als steeds<br />
wandelende surveillant bekend stond ;<br />
- tijdens de oorlog verhuisde hij naar de Universiteitsstad Nijmegen<br />
waar hij zich met jeugdige ijver toelegde op de geschiedenis<br />
van de Kruisherenorde; het werd een leven van rusteloos studeren<br />
en schrijven van allerlei historische artikels en werkjes ;<br />
- zijn geschiedkundige nieuwsgierigheid bracht hem in allerhande<br />
archieven en biblioteken, en zo belandde hij in het jaar 1955 in<br />
het Maaseikerklooster ; hier werkte hij mee aan de voorbereiding<br />
van het eeuwfeest van het klooster en sinds die tijd kwam hij<br />
regelmatig enkele maanden in ons klooster doorbrengen om de<br />
kloosterbiblioteek in orde te brengen, totdat hij vanaf 1962<br />
definitief zijn intrek nam in onze kloostergemeenschap.<br />
Naast zijn ruime historische belangstelling had cfr. Louis Heere<br />
speciale aandacht en voorliefde voor de liturgie in de kerk ; hij<br />
was een uitgesproken bewonderaar van de oude Latijnse liturgie
46 IN MEMORIAM LOUIS HEERE<br />
met haar prachtige gregoriaanse gezangen.<br />
De vernieuwing in de kerkelijke liturgie met de daarbij gepaard<br />
gaande veranderingen in de huidige kerk heeft hem erg blijven<br />
drukken.<br />
De onrust en de evolutie van de moderne tijd heeft hij, die zo<br />
sterk aangegrepen was door het verleden en de traditie, moeilijk<br />
kunnen aanvaarden en dat maakte hem weer onrustig; hij zocht<br />
in het verleden een stevig houvast en was werkelijk bevreesd voor<br />
de risico's van de toekomst en dat maakte hem soms erg eenzaam.<br />
Wij weten dat hij nu eindelijk de 20 verlangde rust gevonden<br />
heeft; hij zal kunnen rusten in de schaduw van de stille toren van<br />
het heiligdom te Heppeneert, in de schaduw van O. L. Vrouw van<br />
Rust."
t LOUIS HEERE O.S.C.<br />
Met Louis Heere is een der wonderlijkste mensen heengegaan,<br />
welke onze Orde bezat: er is met hem een stuk geschiedenis<br />
afgesloten, dat waarschijnlijk nooit meer zal terugkomen.<br />
Laat ons eerst vaststellen, dat hij een zeer goed mens was,<br />
iemand, die nooit kwaad in het schild voerde, die tot oneerlijkheid<br />
niet in staat was. We zijn het ons niet bewust geweest, maar hij<br />
moet vaak geleden hebben onder de manier, waarop men met zijn<br />
eigenaardigheden omsprong: hij was te fijngevoelig, om zich te<br />
beklagen : ik kan me tenminste niet herinneren, dat hij zich ooit<br />
beklaagd heeft over wat hem persoonlijk werd aangedaan.<br />
Hij had zijn hart verpand aan een zeer uitgesproken ideaal en<br />
hij heeft dat ideaal nooit verloochend, ook niet toen duidelijk<br />
werd, dat er misschien nooit een tijd geweest is, die er zozeer als<br />
de onze niet-begrijpend tegenover stond. Louis leefde in de droom<br />
van de Middeleeuwen. Hij leefde in de ban van een oude, men<br />
zou haast zeggen vorstelijke liturgie, die voor hem het zichtbaarworden,<br />
het oplichten was van een andere wereld, de werkelijke<br />
wereld. Die wereld van de liturgie was voor hem zo werkelijk, dat<br />
hij niet of nauwelijks kon begrijpen, hoe iemand de heerlijkheid<br />
van die wereld niet kon aanvoelen. Hijzelf ,,voelde" ze aan met<br />
alle vezels van zijn wezen, want hij was in sterke mate een gevoelsmens.<br />
Dit voelen kwam uit een diepte, waarvan hij zich allerminst<br />
bewust was en waarvan de buitenstaander ternauwernood iets kon<br />
begrijpen. Daarom werd hij vaak als een uitzonderlijke figuur,<br />
door sommigen uitgesproken als een zonderling beschouwd. Ik<br />
geloof niet, dat dit juist was. Hij viel buiten de middelmaat van de
48 f LOUIS HEERE O.S.C.<br />
mensen, ook van zijn confraters : dat neemt niet weg, dat hij ook<br />
veel echt-menselijks had, zijn heel speciale humor, zijn echt-<br />
gemeende hartelijkheid, zijn dol-zijn op de kinderen. In diepste<br />
wezen was hij een kunstenaarsnatuur : hij had het vermogen dingen<br />
te zien, waaraan de doorsnee-mens achteloos voorbijgaat.<br />
Zijn echt mens-zijn openbaarde zich ook in zijn historische aan-<br />
leg. Hij bezat een merkwaardige nieuwsgierigheid naar alles, wat<br />
het verleden, vooral het verleden van de Orde betrof en hij be-<br />
schikte over het geduld en de speurzin, dingen tot in hun kleinste<br />
bijzonderheden na te pluizen. Niet alleen heeft hij zijn uitgebreide<br />
kennis in tal van boeiende artikels neergelegd, hij heeft ook een<br />
voorraad materiaal bijeengebracht, waaruit men nog geslachtenlang<br />
zal kunnen putten.<br />
Zijn leven werd heel bijzonder gekenmerkt door de trouw,<br />
waarmee hij - een leven lang ! - zijn ideaal gediend heeft. Men<br />
stelt het wel eens voor, alsof die trouw niets bijzonders was,<br />
omdat hij ,,niet anders kon". Men vergeet dan, dat ook hij een<br />
mens was, aan wie de bekoring van het ,,menselijke al-te-mense-<br />
lijke" niet vreemd gebleven is. Maar hij heeft zijn ideaal nooit<br />
verloochend. Denken we er wel eens aan, dat de ,,trouw" van<br />
enkele oude mensen uit de vorige eeuw de Orde van een vrijwel<br />
zekere ondergang gered heeft ? Alles, wat de Orde sinds ruim<br />
130 jaar heeft kunnen doen, ook alles wat zij nu nog doet, gaat<br />
terug op die trouw !<br />
Beste Louis, met jouw heengaan is een plaats opengevallen, die<br />
niet kan worden opgevuld. Maar je hebt nu de verwerkelijking<br />
van je ideaal gevonden : je neemt deel aan de hemelse liturgie, aan<br />
het ,,Sanctus, Sanctus, Sanctus", waarin de koren van engelen en<br />
heiligen telkens weer opnieuw zullen uitbreken. We bidden voor<br />
je om deze rust.<br />
Henri van Rooijen, o.s.c.
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE<br />
VAN L. HEERE<br />
L. Heere stelde zelf een beknopt ,,curriculum vitae" op, als<br />
inleiding op een lijst van publikaties, jaren geleden opgemaakt.<br />
Die luidt als volgt: ,,Louis Petrus Maria Jozef Heere werd 1 mei<br />
1901 geboren in de Stoofsteeg, tussen de 'walletjes' te Amsterdam.<br />
Gedoopt in de parochiekerk in de Spinhuissteeg. Op school bij de<br />
Broeders op de Keizersgracht en tijdelijk bij de Broeders te Weert.<br />
In Weert ontstond zijn heimwee naar het Zuiden en naar Limburg.<br />
Tussen 1917 en 1922 : Humaniora bij de Kruisheren te Uden. In<br />
1922 noviciaat te St-Agatha-Cuyk. Priester gewijd in 1928 en<br />
leraar Nederlands te Uden, waar hij naast Vondel bij voorkeur<br />
de Vlaamse schrijvers Gezelle, Timmermans en Claes behandelde.<br />
Na 1943 tweejarig verblijf 'boven de Moerdijk' \ Zakte in 1945<br />
a£ naar Nijmegen 2 en begon vanaf 1954 zijn werk als 'biblioteekbediende'<br />
in de 'kloosterlibrye' te Maaseik 3".<br />
1 Te Bussum en Zoeterwoude (nota's 1-3 werden door de redaktie bijgevoegd).<br />
2 Te Nijmegen volgde hij lessen van theologie en geschiedenis en behaalde er<br />
het baccalaureaat in theologie.<br />
3 Van zijn hand is de ,,Inventaris van het Archiefdepot van het Kruisherenklooster<br />
te Maaseik", 1961, in 4°, getypte tekst van 17 biz. voor het oude archief (1474-<br />
1850) en 114 biz. voor het nieuwe archief, sinds 1855.<br />
Over L. Heere verscheen een In memoriam Louis Heere, samen met de homilie<br />
bij de uitvaartdienst (zoals hierboven afgedrukt) in Cellesiana, 9, 1972, 106-108;<br />
L. Sips, In memoriam Louis Heere in het Bulletin van de Nederlandse provincie,<br />
1972, 71-74, dat werd overgenomen in Cellesiana, 9, 1972, 108-111 ; H. Van<br />
Rooijen, Louis Heere o.s.c, in hetzelfde bulletin, 1972, 84-85 en eveneens in<br />
Cellesiana, 9, 1972, 112-113 ; A. Wieers, In memoriam L. Heere, in De Maaseikenaar,<br />
1972, nr 3, p. 2-3 ; M. Hendkickx, In Memoriam E.H. Louis P. M. J. Heere,<br />
Kruisheer, in Limburg, jg. 51, 1972, p. 241-243, waarna van p. 243-248 een erg<br />
onvolledige bibliografie volgt. In samenwerking met M. Hendrickx stelde L. Heere<br />
ook de lijst op van de kanunniken van het Maaseiker kapittel, die eveneens door<br />
M. Hendrickx zal gepubliceerd worden.
50 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />
1. In en om de koorkerk. - De Tijd (dagblad), 1930....<br />
2. In en om de koorkerk. - De Tijd, 3 artikels, ..., ..., 25-4-'31.<br />
3. De jubileerende Witheeren van Heeswijk en de Kruisheeren* van<br />
Uden. (schuilnaam ,,Chronista") - Kruistriomf, 13, Cuyk, 1933,<br />
325-329.<br />
4. De Klaasbroeders van Venlo (Chronista). - Ibidem, 97-100, 132-<br />
135, 164-167, 194-197, 228-232.<br />
5. Een 800 jarig jubileum : de abdij van Berne. - De Maasbode (dag<br />
blad) 10-3-1934.<br />
6. Brabantse Kloosterrelatie. - Ibidem, 26-8-1934.<br />
7. De conventuele mis. - Ned. Kath. Stemmen, 35, 1935, 75-81.<br />
8. De koordienst in Nederland. - Ibidem, 340-346.<br />
9. De Kruisheren van Den Bosch. - Het Huisgezin (dagblad) 25-5-1935.<br />
10. 'n Sprekende Kruis-Lieve-Heer. •- Kruistriomf, 16, 1936, 183-186.<br />
11. 't Bloedende Kruishout van Hoydonk te Waubach. - Ibidem, 252-256.<br />
12. 't Kruis van de Noot (Maastricht). - Ibidem, 284-288.<br />
13. 't Bossche Wonderkruis te Uden. - Ibidem, 314-320.<br />
14. Uden en de Kruisheeren. - Udensche Courant, 12-9-1936.<br />
15. Meditaties voor de zeven vrijdagen van den H. Vdstentijd, Bussum, z.j,.<br />
16 biz. (Uitgave Ons Leekenspel).<br />
16. De Klaasbroeders van Venlo (Chronista). - Kruistriomf, 17, 1937,<br />
33-38, 97-101, 129-133, 193-196.<br />
17. Het Wonderbare Kruis van Sprundel. - Ibidem, 323-326, 353-356.<br />
18. De katholieke Koningskroning. - Liturgisch Parochieblad, Steenbrugge,<br />
19, 1937, 305-314, 321-325.<br />
19. Rondom de Koningskroning. - Het Huisgezin, 10 mei 1937.<br />
20. *t Hoogwaardigst Heer. - Udensche Courant, 12-9-1936.<br />
21. Klooster O. L. Vrouw ter Linde in druk en bloei. - De Maasbode,<br />
11-8-1938.<br />
22. Bamis. - Udensche Courant (weekblad), 30-9-1938.<br />
23. Bamis. - De Echo van het Land van Cuyck (weekblad), 30-9-1938.<br />
24. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - Graafsche en Udensche<br />
Courant, 22-10-1938.<br />
25. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - Udensche Courant, 22-10-<br />
1938.<br />
26. Feestdag van O. L. Vrouw van Uden. - De Echo van het Land van<br />
Cuyck, 22-10-1938.<br />
27. Sinterklaas. - Het Huisgezin....<br />
28. Stuipen, niet alleen in *t lichamelijk, ook in 't geestelijk leven. (H.<br />
Missus) - Udensche Courant, 13-5-1939.<br />
29. Stuipen..., - De Echo van het Land van Cuyck, 13-5-1939.<br />
30. De 22e Nederlandsche Liturgische Week te *s Hertogenbosch. - Het<br />
Huisgezin, ....<br />
31. Onze Lieve Vrouw van Uden. (L. F. Laurentsen). - Udensche<br />
Courant, 25-11-1939.
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 51<br />
32. Leugeluit. - Het Huisgezin, 10-11-1939.<br />
33. Den Heylighen Houte van Dordrecht. - Kruistriomf, 19, 1939,<br />
223-230.<br />
34. De Udensche Torenklokken. - Udensche Courant, 27-5-1939.<br />
35. Meneer Pastoor z'n feest (L. F. Laurentsen). - Udensche Courant,<br />
3-6-1939.<br />
36. Ons Kathedraal Kapittel. - Het Huisgezin, 17-6-1939, 1-7-1939,<br />
8-7-1939.<br />
37. Leven en Streven in onze Gemeente : de Schoonmaak-Commissie. -<br />
Udensche Courant, 24-6-1939.<br />
38. Sint Anna te Uden. - Ibidem, 22-7-1939.<br />
39. Spookerij. - Ibidem, 29-7-1939.<br />
40. Met Muts en Pelerine (L. F. Laurentsen). - Ibidem, 18-8, 25-8-1939.<br />
41. Met Muts en Pelerine (L. F. Laurentsen). - De Echo van het Land<br />
van Cuyck, 18-8, 25-8-1939.<br />
42. Onnoozele Kinderen. - Udensche Courant, 23-12-1939.<br />
43. Het Bruidslied der Kerk, Steenbrugge St Pietersabdij, Ora et Laboraserie<br />
nr 64, 1940, 48 biz.<br />
44. Sint Tunnis. - Udensche Courant, 3-1-1940.<br />
45. De koude Christus van Uden, ibidem, 25-1-1940.<br />
46. Het wegkruis te Uden. - Ibidem, 16-3-1940.<br />
47. Waarom op beevaart ? - Mededelingen van de Broederschap van<br />
O. L. Vrouw ter Linde, 25-3-1940.<br />
48. Lezing gehouden op de Kosterskring ,,Nijmegen" op 11-4-1940 te<br />
Uden. - Kosterblad, 9-6-1940, 55-63.<br />
49. Sint Jan in de zomer. - Udensche Courant, 22-6-1940.<br />
50. Sint Jan bepalen (Een met gevoel voor heemkunde). - Ibidem,<br />
29-6-1940.<br />
51. Het Roermondse Kruisherenklooster. - Publications de la Soc. hist,<br />
du Limbourg, 11, 1941, 211-258.<br />
52. Het Kapittel van Sint Oedenrode. - Het Huisgezin, 22-2, 1-3 en<br />
8-3-1941.<br />
53. Sint Jan in den midzomer. - Ibidem, 21-6-1941.<br />
54. Udensche Molens (H.). - De Echo van Oostelijk Noord-Brabant,<br />
Limburg enz., 1-10-1943.<br />
55. Een onbekend Maria-gezin te Uden. - Ibidem, 15-10-1943.<br />
56. Uit de historie der streek : De twee van Mierten te Veghel. Over<br />
een heeroom en zijn nichtje. - Ibidem, 10-12-1943.<br />
57. Uit de geschiedenis en folklore : ,,Nonnen-mart'\ - Ibidem, 3-3-1944.<br />
58. Uit de geschiedenis en folklore : Schuttersgilden. - Ibidem, 10-3-1944.<br />
59. Uit de geschiedenis en folklore : Het Leeuwke van Brabant. - Ibi<br />
dem, 31-3-1944.<br />
60. Uit de geschiedenis en folklore : Sint Joris. - Ibidem, 4-4-1944.<br />
61. A. J. B. Schenk van Nijdeggen. - Clairlieu, 3, Diest, 1945, 21-30.
52 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />
62. Oude Gebruiken bij de Kruisheren. - Ibidem, 13-20.<br />
63. Zoeterwoude (oorlogskroniek). - Ibidem, 15-1 A.<br />
64. Beeeld van O. L. Vrouw op de hoek van de Breedestraat, Nijmegen.<br />
- De Gelderlander (dagblad), 20-5-1947.<br />
65. Onze Lieve Vrouw ter Linde te Thorn. - Clairlieu, 6, 1948, 79-80.<br />
66. Onze Lieve Vrouw ter Linde te Thorn. - Kruistriomf9 27, 1948,<br />
167-168.<br />
67. Studenten der Latijnse- en Hogeschool van Uden. - Clairlieu, 6,<br />
1948, 53-65.<br />
68. Hoogwaardig Heer Jacques Dubois. - Ibidem, 7, 1949, 3-13.<br />
69. 'n Hollands College ,,ten Cruycenbroederen tot Colen" (Keulen). -<br />
Ibidem, 101-108.<br />
70. Een Drieluik te Uden. - Ibidem, 62-64.<br />
71. Het beheer van de eigendommen van het Sint Niklaasklooster der<br />
Kruisheren te Venlo c. 1582. - De Maasgouw, 68, 1949, 4-7.<br />
72. Kerstmis bij de Kruisheren in oude tijden. - Kruis en Wereld, 29,<br />
Diest, 1949-1950, 33-36.<br />
73. Witte Donderdag bij de Kruisheren in vroeger tijd. - Ibidem,<br />
129-132.<br />
74. Oranje of Spanje. - Ibidem, 231-234.<br />
75. De Kruisbroeders van Woudrichem. - Clairlieu, 8, 1950, 34-39.<br />
76. Good Friday (translated by B. van Gils). - Crosier Missionary,<br />
1950, 91.<br />
77. Kleine Aantekeningen over de Kruisheren (v. Maaseik). - Brabants<br />
Heem, 2, 1950, 88.<br />
78. De Kruisheren te Doornik. - Kruistriomf, 30, 1951, 2-6, 35-39,<br />
67-70, 105-108, 173-178.<br />
79. Jan van Deventer, beroemd Nijmeegs kunstenaar uit de vijftiende<br />
eeuw. - De Gelderlander (dagblad), 26-9-1951.<br />
80. Uit de Librije van Sint Pietersdal te Hoorn. - Clairlieu, 9, 1951,<br />
75-79.<br />
81. De Roeping tot de Orde van het H. Kruis in de I6e eeuw. - Ibidem,<br />
82-85.<br />
82. Het Burghart Van den Bergh-Fonds. - De Gelderlander (dagblad),<br />
meerdere artikels, met slotartikel 21-12-1951.<br />
83. Het Kruisbeeld van Neerbosch. - Ibidem, 8-5-1952.<br />
84. Het Kloosterkleed der Kruisheren. Kruis en Wereld, 31, 1951-52,<br />
181-184, 206-210, 248-251, 267-269.<br />
85. Catharina van Bourbon, hertogin van Gelre, (1463-1469). - De<br />
Maasgouw, 71, 1952, 70-74.<br />
86. Catharina Van Bourbon. - Clairlieu, 10, 1952, 80-82.<br />
87. Eeuwgetij. - Kruistriomf, 31, 1952, 161-164.<br />
88. Een Nederlandse Antifoon. - Ons Geestelijk Erf, 1952, 105-112.<br />
89. Het Kloosterkleed der Kruisheren (vervolg). ^- Kruis en Wereld, 32,
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 53<br />
1952-1953, 20-23, 86-88, 115-123, 149-152, 182-185, 213-216,<br />
240-246, 271-278.<br />
90. De Scriptoria der Kruisheren van Luik en Maastricht. - Clairlieu,<br />
11, 1953, 90-91.<br />
91. De weg terug. - Kruistriomf, 33, 1953, 98-99.<br />
92. Cesar Le Blanc o.s.c, bisschop van Avranches, 1719-1746. - Clairlieu,<br />
11, 1953, 30-35.<br />
93. Index op de Annales canonicorum regularium S. Augustini Ordinis<br />
S. Cruets van C. R, Hermans, Diest, 1953, 205 biz.<br />
94. De Kruisheren te Venlo. - De Maasgouw, 72, 1953, 149-156.<br />
95. Relieken van Sint Odilia te Deventer. - Clairlieu, 11, 1953, 36-39.<br />
96. Het Obituarium der Kruisheren van Roermond. - Publications de la<br />
Soc. ... Limbourg, 90, 1954, 51-125.<br />
97. Altaren in de Kruisherenkerk te Roermond. - Clairlieu, 12, 1954,<br />
88-90.<br />
98. De ?,Tabula". - Ibidem, 90-92.<br />
99. Eeuwgetij van het Kruisherenklooster te Maaseik 1855-1955. - Kruis<br />
triomf, 35, 1955, 7-9, 38-41, 67-70, 134-137, 165-167.<br />
100. Het Kloosterkleed der Kruisheren. (stencil) - Cruciferana, nova se<br />
ries, nr 20 (zie boven nr 81 en 86).<br />
101. Het Kruisherenklooster te Maaseik voor de Franse Revolutie. - De<br />
Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, 9-77.<br />
102. De Kruisheren te Roermond. - Maas en Roerbode (dagblad), 26-8-<br />
1955 en 27-8-1955.<br />
103. Kruisheren. - Encyclopedie van het Katholicisme, Bussum, 1955, II,<br />
kol. 528-530.<br />
104. Brieven van Prior Christiaan Goldt. - Clairlieu, 13, 1955, 83-84.<br />
105. Participantes 28 maart 1496. - Ibidem, 85-86.<br />
106. De Kruisheren van Asperen. - Kruistriomf, 36, 1956, 2-3, 37-41,<br />
69-73.<br />
107. Het Kruisherenklooster te Venlo, 1399-1642. - Publications de la<br />
Soc. hist. ... Limbourg, 92, 1956, 255-368.<br />
108. De Kruisheren van Sint-Agatha in de Lande van Cuyck. ~ Kruistriomf,<br />
36, 1956, 98, 131, 163.<br />
109. Auteurskataloog van de bibliotheek van Marienlof, met bibliographische<br />
aantekeningen. - Clairlieu, 15-16, 1957-1958, 167-200.<br />
110. Hendrik Denys 1518-1571. -De nieuwe Limburger (dagblad), 24 en<br />
25 mei, 6 juni 1957.<br />
111. Hendrik Denys 1518-1571. - De Maasgouw, 76, 1957, 41-50.<br />
112. De Kruisheren van Venlo. - Kruistriomf, 37, 1957, 3-8, 35-40,<br />
72-79, 103-107, 134-139.<br />
113. De Kruisheren te Roermond. - Ibidem, 169-172.<br />
114. Kruisverheffingen. - Ibidem, 33-34.<br />
115. De Kapucijnen te Maaseik. - Limburg, 37, 1958, 142-152.<br />
116. De Kruisheren te Roermond. - Kruistriomf, 38, 1958, 3-6, 35-38,
54 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />
79-83, 103-107, 131-133.<br />
117. De Kniisheren te Maastricht. - Ibidem, 186-189.<br />
118. Het Kruisherenklooster te Venlo, 1643-1836. - Publications ...<br />
Limbourg, 94, 1958-1959, 209-300.<br />
119. De Kruisheren te Maastricht. - Kruistriomf, 39, 1959, 21-25, 56-64,<br />
84-93, 118-123, 144-149, 176-182.<br />
120. Een Maastrichter Bibliofiel. Prior Jan Proenen. - Clairlieu, 17, 1959,<br />
3-17.<br />
121. Kerstmis bij de Kniisheren in de oude tijd. - Kruistriomf, 40, I960,<br />
51-53.<br />
122. De Kruisheren van Den Bosch. - Ibidem, 71-73, 93-95.<br />
123. Nicolaas Verbolt. - Numaga, 7, I960, 62-65.<br />
124. Onder de Linden te Thorn. - Credo (diocesaan weekblad voor het<br />
bisdom Roermond), 12, 1960,nr 32 van 5-8-1960.<br />
125. Kerkelijke geschiedenis van Maaseik (stencil-syllabus voor de Geschied-<br />
en oudheidkundige Kring van Maaseik, 4 biz.).<br />
126. Dokumenten uit de Statutenstrijd van 1765. - Clairlieu, 18, I960,<br />
71-80.<br />
127. Edam op de Preekstoel te Venlo. - Ibidem, 93-95.<br />
128. De beleving van ons Ordesideaal in deze tijd. (stencil) - Speciaal<br />
nummer van het Fratertijdschrift te Achel, 31 biz.<br />
129. Kerststal van goud. - Kruistriomf, 41, 1961, 52-53.<br />
130. Kon het anders ? - Ibidem, 40-41.<br />
131. De Kruisheren van Woudrichem. - Ibidem, 94-96.<br />
132. Onze Zeeuwse kloosters. - Ibidem, 76-77.<br />
133. De Udense Kruisheren. - Ibidem, 31.<br />
134. Gdefrida Noetelaers van den Bergh. - Numaga, 8, 1961, 43.<br />
135. Onze Biechtstoelen. - Economisch Beheer, Velsen, 6, 1961, 515.<br />
136. De Agneten van Maaseik. - De Maasgouw, 81, 1962, 102-114.<br />
137. Het Broershuis te Schiedam. - Kruistriomf, 42, 1962, 24-27.<br />
138. De Crucebroeren van Snits. - Ibidem, 59-60.<br />
139. De Kruisheren van Jeruzalem. - Ibidem, 94-95.<br />
140. St Pietersdal te Hoorn. - Ibidem, 40-41.<br />
141. Mijnheer Linnebank. - Udense Klanken, Uden, 1962, 942-946.<br />
142. Zielzorg in de kapel van de Grote H. Geest te Maastricht. - De<br />
Maasgouw, 81, 1962, 175-180.<br />
143. Een kalender van Nijmegen. - Numtega, 9, 1962, 63-90.<br />
144. Bedevaarten van Maaseik naar Heppeneert tussen 1885 en 1891. -<br />
Mariaklokje van Heppeneert, nr 3, Jan. 1963, 2.<br />
145. Krisis van het Maaseikse Kruisherenklooster. - De Maasgouw, 82,<br />
1963, 15-17.<br />
146. Het Sint Pietersdal of Kruisbroedersklooster te Hoorn, verschenen<br />
in de reeks Cruciferana, nr 22, Amersfoort, 1963, 36 biz.<br />
147. Personen- en plaatsnamenregister bij H. U. Weiss, Die Kreuzherren<br />
in Westfalen, 296-339 (ook in Clairlieu, 21, 1962-63).
KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE 55<br />
148. 't Bossche Wonderkruis. - Kruistriomf, 43, 1963.<br />
149. De Heren van Sankt Joline te Aken. - Ibidem, 84-87.<br />
150. Oranje en de Kruisheren. - Ibidem, 100-103.<br />
151. Ter Nyen Lidite. Klooster ter Apel. - Ibidem, 36-38.<br />
152. De Kruisherenkerk te Maaseik. - Vox, studentenblad van het college<br />
te Maaseik, 17-6-1963, 3-6.<br />
153. Enkele gegevens over het huis ,,Het Gulden Hooft" naast de kniis<br />
herenkerk te Maaseik. - Clairlieu, 22, 1964, 135-137.<br />
154. Enkele gegevens over de gronden die de kruisheren van Maaseik en<br />
Roermond bezaten te Heppeneert. - Ibidem, 137.<br />
155. Burchardus a Monte, een vrijgevig Nijmegenaar. - Numaga, 11, 1964,<br />
17-21.<br />
156. Jacobus Van Oeveren, deken van het domkapittel en vikaris-generaal<br />
van het Roermondse Bisdom. - De Maasgouw, 83, 1964, 57-64.<br />
157. De Processie van Maaseik naar Kevelaar en het processieverbod. -<br />
Ibidem, 25-30.<br />
158. Kruisheren ? - Vox, 18-6-1964, 3-4.<br />
159. Naar de Brug van de Hemel. De Kruisheren in Briiggen. - Kruis<br />
triomf, 44, 1964, 25-30.<br />
160. Mijnheer Van den Elzen. - Udense Klanken, Uden, 1964, 1181-1183.<br />
161. Het Grafschrift van Clara Elisabeth van Manderscheid-Blankenheim.<br />
- De Maasgouw, 84, 1965, 153-157.<br />
162. Kanunnik Tielens. - Ibidem, 51-54.<br />
163. Kerkelijk Maaseik. - De Tijdspiegel, 10, 1965, 175-178.<br />
164. Martinus Hubertus Rutten, bisschop van Luik. - Vox, 19, 1965, nr 69,<br />
25-26.<br />
165. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />
Kruistriomf, 45, 1965, 8-10, 50-51, 68-70, 84-85, 100-101.<br />
166. Het voormalige Minderbroedersklooster, thans Ursulinenklooster te<br />
Maaseik. (Stencil, 4°, 9 biz. Geschied- en Oudheidkundige Kring<br />
Maaseik, 1965).<br />
167. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />
Kruistriomf, 46, 1966, 12-14, 28-31, 44-46, 60-62, 93-95.<br />
168. Heppeneert bij Maaseik in de Kamer der Volksvertegenwoordigers. -<br />
Limburg, 45, 1966, 166-171.<br />
169. Nevels en opklaringen. Kruisherengeschiedenis opnieuw verteld. -<br />
Kruistriomf, 47, 1967, 8-13.<br />
170. Aantekeningen over het ,,Klein Klooster" te Maaseik. - Album Dr.<br />
M. Bussels (Federatie der Geschied- en Oudheidkundige Kringen in<br />
Limburg), Hasselt, 1967, 321-325.<br />
171. De Lagere School te Maaseik voor de Frame Revolutie. - (Stencil,<br />
folio, 16 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik, 1967).<br />
172. D' Zwarte Kraey. - Numaga, 13, 1966, 35-39.<br />
173. De abdij van Sint Maria, Relindis en Herlindis te Eike ofte wel het<br />
Kollegiale Kapittel van O. L. Vrouw te Maaseik, c. 932-1797. -
56 KRONOLOGISCHE BIBLIOGRAFIE VAN L. HEERE<br />
(Stencil, folio, 58 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik,<br />
1968).<br />
174. Eduard Pergens van Maaseik. - Limburg, 47, 1968, 144-145.<br />
175. Elf eeuwen Concilie van Eyck of dekenaat Maaseik. - (Stencil, 4°,<br />
18 biz., Geschied- en Oudheidkundige Kring Maaseik, 1968).<br />
176. Sint Joost en het geslacht De Plevits. - De Maasgouw, 87, 1968,<br />
149-155.<br />
177. De Franse Tijd te Maaseik en te Thorn, geillustreerd door enkele<br />
bekende Maaslandse families. - (Stencil, 4°, 18 biz., Geschied- en<br />
Oudheidkundige Kring Maaseik, 1969).<br />
178. Jan Michiel van der Heyden van Maaseik 1776-1836. - Limburg, 58,<br />
1969, 97-107.<br />
179. Het geslacht Streignart. - De Rode Leeuw, april 1969, nr 4-5-6, 4A,<br />
5A, 6B.<br />
180. Tentoonstelling van tekeningen van artistieke en historische monumenten<br />
in de oude stadskern van Maaseik. Gids, Hasselt, Kulturele<br />
dienst van de Provincie Limburg, 1970.<br />
181. Toeristische folder Maaseik. - (V.V.V. Maaseik, 6 biz.).<br />
182. 600 Jaar Sint Agatha. - (tekst verschenen in Kruistriomf 1956/57 en<br />
1964 ; opnieuw uitgegeven als brochure in 1971, 24 biz.)<br />
183. Balthazar van Drogenbroeck en de schilderingen in de Loreto-kapel<br />
te Thorn. - De Maasgouw, 90, 1971, 20-32.<br />
184. Het Stift Thorn en het geslacht van Merode. - Limburg, 50, 1971,<br />
163-170.<br />
185. Midden-Limburg en Maaseik. •- De Maasgouw, 90, 1971, 133.<br />
186. De Kruisbroeders van Woudrichem. - Nieuwsblad voor het Land van<br />
Heusden en Altena, 19-8-1971 (zie boven nr. 75).<br />
187. De stadsboerderij ,,Sint Joris". - De Maaseikenaar, 2, 1971, nr 2,<br />
23-26.<br />
188. Wat iedere Eikenaar in 1972 weten moet. - Ibidem, nr 3, 26-28.<br />
189. Wat zult ge hun vertellen. - Ibidem, nr 4, 6-7.<br />
190. Wat iedere Maaseikenaar moet weten. - De Maaseikenaar, 3, 1972,<br />
nr 1, 26-27 4.<br />
D. Snipers, o.s.c.<br />
4 Deze lijst werd opgesteld volgens eigen opgave van L. Heere, volgens door<br />
hem bewaarde plakboeken (beide erg onvolledig) en volgens eigen bevindingen van<br />
de verzamelaar, in totaal ,,tamelijk" volledig. Posthuum zijn te verwachten : Merode<br />
en de Kruisheren, en Sprokkelingen uit Merode1 s archieven, in Clairlieu, 30, 1972.<br />
Verder meerdere bijdragen voor het geplande Limburgse Biographisch Wbordenboek<br />
en het Nationaal Biographisch Wbordenboek, onder meer artikels over Mgr M.<br />
Konings, Mgr M. H. Rutten, J. H. Van der Heyden, Rescius, S. Drost, E. Pergens,<br />
M. Wieers e.a. In handschrift bestaat een onuitgegeven zeer uitvoerig werk over<br />
het domkapittel van Utrecht, n.l. De Eredienst van het Domkapittel Sint Maarten<br />
te Utrecht. Verder verschenen van zijn hand meer dan 200 mededelingen en bibliografische<br />
nota's in de jaargangen van Clairlieu.
DE MERODFS EN KRUISHEREN<br />
In de geschiedeniswerken over de kruisherenkloosters in Rijn-<br />
en Maaslanden komen enkele Merode's als weldoeners van die<br />
huizen voor, De Merode's uit het gehucht Rode te Dhorn bij<br />
Dueren, tussen Keulen en Aken. In de veertiende eeuw hebben de<br />
heren van Rode die naam veranderd in Merode1. Ook heeft die<br />
familie van Merode zich in verschillende takken verdeeld, die<br />
ieder weer in een aantal huizen en geslachten zijn onderverdeeld2.<br />
In de geschiedenis der kruisheren kwamen de huizen van<br />
Pietersheim-Westerloo, Houffalize en Frentz het meest voor. De<br />
leden voerden meestal de titel van ridder, baron of rijksbaron,<br />
later ook van graaf, maarschalk en prins.<br />
In de inleiding op zijn werkje Religio Sanctissimae Cruets droeg<br />
de kruisheer Arnold Hertzworms in 1686 dit werkje aan Jan<br />
Filips Eugeen van Merode, markies van Westerloo op en noemt<br />
daarin een twintigtal dames en heren van Merode, die de kruis<br />
heren, vooral die van het klooster Schwarzenbroich bij Dueren<br />
begunstigd hebben3.<br />
We probeerden deze gegevens van Hertzworms te vergelijken<br />
met de Geschichte der Familie Merode door Richardson in 1877/81<br />
uitgegeven.<br />
De eerste Merode, die wij bij Hertzworms aantreffen, is Werner<br />
IV van Rode, zoon van Werner III4. In 1325 noemt hij zich voor<br />
1 Richardson, E., (ps. van graaf Von Mirbach-Harff), Geschichte der Familie<br />
Merode, Praag, deel I, 1877, 12.<br />
2 Ibidem, p. XL<br />
3 A. Herzworms, Religio Ss Crucis, Roermond, 1686.<br />
4 Richardson, I, 142.
58 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />
het eerst ,,heer van Merode" en is dan heer over de halve heerlijk-<br />
heid Merode, edelburger van Keulen in 1319, en verwerft in 1329<br />
het kasteel Andrimont in het Luiker Land. Misschien werd hij<br />
door keizer Frederik de Schone (1314-1330) tot baron verheven.<br />
Hij huwde Elisabeth van Montigny d'Ostrevant. Dit echtpaar<br />
stichtte voor 1340 in de heerlijkheid Merode het kruisherenklooster<br />
Sankt-Mathiastal te Schwarzenbroich. De eerste kloosterlingen<br />
kwamen uit het Sint-Mathiasklooster te Luik5.<br />
Elisabeth overleed voor 21 april 1340 ; Werner waarschijnlijk<br />
voor 21 januari 1341. Op 12 mei 1340 had Werner IV, met goed-<br />
vinden van zijn zoon Werner V, het reeds bestaande klooster met<br />
twaalf bunder opnieuw begiftigd en voor de kruisheren de nieuw-<br />
bouw van hun klooster mogelijk gemaakt, zoals dit in de Latijnse<br />
oorkonde staat6.<br />
Reeds eerder had Werner IV dit klooster niet alleen gesticht<br />
maar ook begunstigd, wat uit een bevestigingsbrief van de Keulse<br />
aartsbisschop Walram blijkt7. Daar de kloosterkerk nog niet<br />
voltooid was, werden Elisabeth en Werner te Wenau begraven8.<br />
De eerste Merode, die in de kloosterkerk van Schwarzenbroich<br />
werd begraven, was Werner V, rijksbaron, heer van de halve<br />
heerlijkheid Merode en Andrimont, in 1343 edelburger van<br />
Keulen, in 1355 overleden ; ook zijn vrouw Lisette van Lieven-<br />
thal werd daar bijgezet9.<br />
Vervolgens tekende de kloosterarchivaris op, dat in 1393 de<br />
vrouw van Richard I van Merode, bijgenaamd ,,de Grote",<br />
Margaretha van Wesemael, in dezelfde kerk werd begraven.<br />
Door haar verwierven de Merode's de heerlijkheid Westerloo.<br />
5 Hermans, Annales, I (1), 68, 70; II, 110; Hermans noemt haar: Elisabeth<br />
de Loefdael; Richardson echter : Elisabeth van Montigny d'Ostrevant.<br />
6 Richardson, I, 143 ... damus priori et fratribus supradicti ordinis in Schwar<br />
zenbroich commorantibus in subsidium novae habitationis duodecim jurnalia...<br />
(Idem, If, 171, n. 48).<br />
7 Idem, I, 143 : Wernerus de Rode nobis humiliter supplicavit, quatenus cum in<br />
bonis suis habeat quendam locum dictum Suarsenbroych cum suis pertinenciis et<br />
appendiciis actum pro congregatione aliquorum religiosorum... in quo vos ut dicitur<br />
mansionem et oratorium pro conventu vestri ordinis, ut ibidem certi fratres vestri<br />
in animarum suarum quieti possunt aptius domino familiari ponere et fundare,<br />
ipseque Wernerus locum et augmentum divini obsequii conferre simpliciter et<br />
liberaliter sit paratus. II, 171, n. 49.<br />
8 Idem, I, 144.<br />
9 Idem, I, 144.
DE MERODE'S EN KRUISHEREN 59<br />
Omstreeks 1400 zag men in het klooster een votiefschilderij,<br />
waarop Margaretha stond afgebeeld, geknield voor de H. Familie,<br />
Maria en het Kindje zetelend op een troon, waartegen een allian-<br />
tiewapen van Merode en Wesemael rust; daaronder een Latijns<br />
onderschrift in gotische letters : ,,Anno domini 1393 obiit nobilis<br />
et generosa domina Margaretha de Wesemael, domina de Merode<br />
et de Vrentz etc. Intersignia nobilium et generosorum virorum et<br />
baronum domini Richaldi de Merode, de Vrentz etc. mariti sui et<br />
domini Arnoldi de Wesemael etc. patris ipsius domine opposita<br />
sunt, ut successores videant et recordentur orare pro animabus<br />
parentum et benefactorum suorum, quorum anime requiescant in<br />
pace, amen10.<br />
Hun oudste zoon Richard II van Merode huwde op 14 juli<br />
1410 Beatrix van Pietersheim (Lanaken). Hij was graaf van<br />
Olen, voogd van Duffel en bezat de heerlijkheden Merode, Frentz,<br />
Olen, Westerlo etc. Door zijn vrouw verwierf hij de heerlijkheden<br />
Pietersheim, Oirschot, Hilvarenbeek, Lanaken, Smeermaas, Stein<br />
etc. De Utrechtse kapittels ,,ten Dom" en van ,,Oudmunster"<br />
gaven in 1429 de heerlijkheid Westerloo c.a. voor goed aan<br />
Richard II, maar het zou nog 53 jaar duren eer de Merode's<br />
daarvan in het werkelijk bezit zouden komen.<br />
Richard II overleed in 1446 en Beatrix in 1455 ; zij vermaakten<br />
aan het klooster Schwarzenbroich 200 gulden voor een jaar-<br />
getijde ".<br />
Als vierde kind van Richard I komt in 1380 Arnold van<br />
Merode voor, die in 1406 de kruinschering ontving, daarna<br />
kanunnik van Sint-Agatha-Rode, Sint-Paul te Luik, abt van Vise,<br />
deken van Sint-Achtenrode en in 1430 kanunnik van Sint-Lambert<br />
te Luik werd. In datzelfde jaar was of werd hij door de magistraat<br />
van Luik gevangen gezet, misschien als gijzelaar bij politieke<br />
moeilijkheden tussen de prinsbisschop en de stad.<br />
10 Idem, I, 145, 146 voetnoot. Het schilderij bevindt zich thans in het kasteel<br />
Westerloo. Zie afbeelding in Jansen, J. E., o.praem., Westerloo en de prinselijke<br />
familie de Merode, Turnhout, 1936. Wij gebruikten de artikels over dit onderwerp<br />
in Taxandria, hist, tijdschrift van de Antwerpse Kempen, 7, 1936, 1-30, 73-97,<br />
139-147, 169-205, waar deze afbeelding staat tegenover biz. 74.<br />
11 Richairdson, I, 150 ; Jansen, 76.
60 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />
Op 27 augustus 1443 werd hij als ,,jubilarius" betiteld. Op welk<br />
feit van 1393 dit jubile terug wijst, is niet duidelijk. Arnold was<br />
in 1409 en 1422 de testamentaire uitvoerder van zijn broer Willem<br />
van Merode en zijn aangetrouwde oomzegger Willem van Troyen,<br />
die beiden 720 gulden aan de kruisheren nalieten om gronden<br />
voor het klooster Schwarzenbroich en het door de kruisheren<br />
bediende gasthuis van Geich (parochie Echtz heerlijkheid Merode)<br />
te kopen, wat Arnold uitvoerde door een hof te Obermerz van het<br />
echtpaar Willem van Merode en Sofie van den Weyer te Buir te<br />
kopen. Eveneens verwierf Arnold op 16 oktober 1428 voor dezelfde<br />
erflaters veertien malder rogge en twaalf pfenningen erfrenten<br />
op een hof te Kauweiler ten bate van het genoemde gasthuis.<br />
De orde der kruisheren behoefde rond 1400 hervorming, waarover<br />
de kruisheer Jan van Merode, procurator van het Sint-Nikolaasklooster<br />
te Venlo zijn halfbroer Arnold raadpleegde. Arnold<br />
wist door zijn belangrijke relaties te Luik de hoge prelaten en<br />
rechtsgeleerden voor een hervorming der orde te winnen en<br />
bewoog de generaal-prior der kruisheren een generaal kapittel<br />
bijeen te roepen, waarop tot een hervorming in hoofd en leden<br />
werd besloten, die door Jan van Merode vooral werd uitgevoerd.<br />
Arnold overleed op Allerheiligen 1445 te Luik en werd in de<br />
Mariakapel van de Luiker domkerk begraven. Uitvoerders van zijn<br />
testament waren Richard II en Arnold II van Merode, Henrik<br />
Bachel kanunnik en Peter van der Meulen.<br />
Het generale kapittel van 1450 verlangde dat Arnold van<br />
Merode, de eerste medewerker van de ordeshervorming, met<br />
andere rechtsgeleerden en prelaten, die met hun geld hadden<br />
bijgedragen, in het boek der overledenen opgeschreven en jaarlijks<br />
herdacht zou worden12.<br />
Over Willem van Merode was reeds sprake bij Arnold. Hij<br />
was het zesde kind van Richard I en Margaretha van Wesemael,<br />
misschien burchtheer te Valkenburg en in 1431 voogd van Maas<br />
tricht. Vermoedelijk is hij die weldoener der kruisheren die volgens<br />
Hermans in 1410 ,,sine liberis" overleed, wat volgens Richardson<br />
door ,,zonder zonen" zou moeten vertaald worden. In dat geval<br />
12 Hermans, I (1), 93, II, 110, 204, 255; Richardson, II, 197* n. 168; 200<br />
n. 183 ; 203 n. 202 ; I, 147-149.
DE MERODE'S EN KRUISHEREN 61<br />
kan Cecilia van Hoensbroek zijn vrouw geweest zijn en Gertrudis<br />
van Merode zijn dochter. Dat Arnold in 1422 zijn testament uitvoerde,<br />
werd reeds vermeld1S.<br />
Als tiende kind van Richard I zou Jan van Merode geboren<br />
zijn, volgens Richardson waarschijnlijk als natuurlijke zoon. Hij<br />
werd kruisheer en procurator van het kruisherenklooster te Venlo.<br />
Hij is een van de voornaamste bewerkers van de hervorming der<br />
kruisherenorde in 1410 en werd daarbij gesteund door zijn halfbroer<br />
Arnold van Merode, de reeds vermelde Luiker kanunnik.<br />
Jan werd in 1410 prior van het Venlose klooster tot ongeveer<br />
1420 en stichtte in 1422 het kruisherenklooster van Roermond.<br />
Definitor der Orde was hij in de jaren 1413-1416, 1418 en '19,<br />
1421-1423, 1426, 1428, 1432 en 1434. In 1421 treedt hij als visitator<br />
bij de kruisheren in Aken op, en in 1423 in alle Duitse kloosters.<br />
Tot verdere uitbouw van het pas gestichte Roermondse<br />
klooster werd hij in 1425, 1426, (1427 ?) en 1428 daarheen<br />
gezonden14.<br />
Ook Wellem van Troyen kwam reeds bij Arnold ter sprake<br />
als diens oomzegger en schoonzoon van Arnolds zuster Elisabeth<br />
van Merode, gehuwd met Jan van Troyen. Op een reis in het<br />
Heilige Land is hij op de berg Sinai door de warmte gestikt,<br />
,,arenoso calore suffocatus". In zijn testament, voor zijn vertrek<br />
naar Palestina gemaakt, bedacht hij de armen en heel speciaal de<br />
kruisheren15.<br />
Kleinkind van Richard I was Peter van Merode, zoon van het<br />
elfde en natuurlijke kind van Richard, ook Peter genaamd. Hij<br />
had een zekere Goeda tot moeder.<br />
Kleinzoon Peter trad in de klerikale staat en werd in 1401<br />
sekretaris van Lodewijk van Orleans, daarna pastoor van Merzenich,<br />
kanunnik van Sankt-Severin te Keulen en kanunnik te Luik.<br />
13 Idem, I, 148 w.<br />
14 Idem, I, 149; Hermans, I (1), 93; II, 111. L. Heere, Het Kruisheren<br />
klooster te Venlo, in Publications ... du Limbourg, 42-43, 1956-57, 331.<br />
15 Richardson, I, 148, voetnoot 8.
62 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />
Voor de kruisheren was hij een groot weldoener en schonk in<br />
1425 tot bestrijding der jaarlijkse onkosten van de generale kapit<br />
tels 300 Rijnlandse gulden, liet op 1 mei 1451 300 gulden voor<br />
zijn jaargetijde bij de kruisheren na en nog eens 200 gulden voor<br />
zijn jaargetijde te Schwarzenbroich. Geen wonder dat de generale<br />
kapittels de kloosters herhaaldelijk er aan herinneren, dat men<br />
zijn naam onder de weldoeners moet vernoemen ; reeds tijdens<br />
zijn leven in 1428 ; na zijn dood in 1456 en 149616.<br />
Stichter van de familie Merode-Westerloo wordt Jan I van<br />
Merode, oudste zoon van Richard II en Beatrix van Pietersheim,<br />
genoemd.<br />
Op 8 november 1451 trad hij in het huwelijk met Aleydis van<br />
Horn, die hem zeven kinderen schonk. Hij bekleedde de functies<br />
van keizerlijk kamerheer, geheimraad en vanaf 1481 van landdrost<br />
van Gulik. Na de dood van zijn moeder werd hij in 1456 met de<br />
goederen van Pietersheim beleend. Door vonnis van de souvereine<br />
Raad van Brabant werd hij, na een strijd van 53 jaren, definitief<br />
in het bezit van Westerloo gesteld, dat de Utrechtse kapittels<br />
reeds in 1429 aan de Merode's hadden geschonken.<br />
In 1473 bevestigde keizer Frederik hem en zijn broers Arnold II,<br />
Richard en Willem in hun oude stand van rijksbaron. Jan overleed<br />
in 1485 en Aleydis testeerde op 6 december 1497. Beiden worden<br />
door Hertzworms tot bijzondere weldoeners der kruisheren ge-<br />
rekend17.<br />
Richard III van Merode ; derde zoon van Richard II werd de<br />
stichter van het geslacht Merode-Houffalize door in 1456 voor de<br />
tweede maal met de rijke Margaretha van Argenteau, erf-<br />
gename van Houffalize te trouwen. Hij kreeg dertien kinderen en<br />
overleed in 1482 ; zijn tweede echtgenote in 1488. Zij schonken<br />
100 gulden voor een jaargetijde en werden in Schwarzenbroich<br />
begraven18.<br />
Margaretha van Merode was het zesde kind van Richard III.<br />
Zij en haar zuster Beatrix werden te Thorn zeer ontgoocheld,<br />
16 Idem, I", 149; Hermans, II, 98, 139, 215, 282, 440.<br />
17 Hermans, II, 111; Jansen, 77 ; Richardson, I, 152 w.<br />
18 Richardson, I, 192.
DE MERODFS EN KRUISHEREN 63<br />
nadat zij in 1477 door de vertegenwoordiger van de pauselijke<br />
gezant, Herman landgraaf van Hessen, proost van de Onze Lieve<br />
Vrouwekerk te Aken, deken van Sankt-Gereon te Keulen, tot<br />
kanunnikessen van het Thorner stift waren benoemd en werden<br />
geweigerd.<br />
De abdis van Thorn, Geertruud van Sombreff, protesteerde<br />
omdat zij in haar benoemingsrecht was aangetast. Het hoogadellijk<br />
kapittel verzette zich tegen die benoeming, omdat de benoemde<br />
slechts ,,puellae minime illustres" waren. Ze waren wel van adel,<br />
maar stonden op de laagste trede der doorluchtigheid. Bovendien<br />
was hun adeldom eerst vier jaar geleden in 1473 door de keizer<br />
erkend, dus nieuwbakken adel. Voor Thorn moest men minstens<br />
van grafelijke of prinselijke bloede zijn !<br />
Zeer verbolgen over deze weigering dreigde Herman van Hessen<br />
met kerkelijke straffen en ging in beroep bij het pauselijk Hof.<br />
Abdis en kapittel wendden zich tot de paus en werden in het gelijk<br />
gesteld ! De dames van Merode werden in 1477 niet tot het kapittel<br />
toegelaten, maar... vijftien jaar later zien we Margaretha als<br />
volwaardige tussen de kanunnikessen van Thorn optreden en zo<br />
blijft het tot 1505, wanneer zij tot abdis van Munsterbilsen wordt<br />
gekozen.<br />
Abdis Margaretha schenkt in 1528 een gebrandschilderd raam<br />
aan het kruisherenklooster van Luik, van waaruit twee eeuwen<br />
vroeger het door de Merode's bevoorrechte klooster van Schwarzenbroich<br />
was gesticht19.<br />
Willem II van Merode was de zoon van Willem I van Merode,<br />
heer van Rummen enz., en van Johanna van Randerath, erfgename<br />
van Veulen bij Tongeren en van het burggraafschap Loon, welke<br />
twee laatste titels Willem II in I486 van zijn moeder overnam.<br />
Hij huwde Catharina Bau(w), erfgename van Goetsenhoven bij<br />
Tienen ; waardoor Willem II de stichter werd van het geslacht<br />
Merode-Goetsenhoven. Zij kregen twaalf kinderen. Hij ondertekende<br />
in 1496 de vrede tussen de Staten van Luik en de prinsbisschop<br />
te Donchery en in 1499 het vredesverdrag met het graafschap<br />
Horn, en werd in 1520 schout van Brussel. Op 6 mei legde<br />
19 Idem, I, 194; Habets, J., Archteven der Hoogadellijke Rtjksabdij Thorn,<br />
Den Haag, 1889, I, LXXV w.; 403, 433, 438.
64 DE MERODFS EN KRUISHEREN<br />
Willem de Merode, ridder, heer van Veulen, de eerste steen van<br />
de kloosterkerk der kruisheren te Kolen bij Kerniel. Hij overleed<br />
in 1525 20.<br />
Ook in de Nieuwe Tijd bleven Merode's weldoeners der kruis<br />
heren.<br />
Filip I van Merode en Pdbthrsheim, rijksbaron, graaf van Olen,<br />
heer van Diepenbeek, IJsselmonde, Ridderkerk, Papencop enz.<br />
werd in 1568 als enige zoon uit het huwelijk van Jan IV en diens<br />
tweede vrouw Margaretha rijksbarones van Pallant geboren. Hij<br />
huwde in 1591 Anna van Merode-Houffalize-Montfoort,<br />
voordien stiftdame te Mons, die hem tien kinderen schonk. Filip<br />
was een uitstekend beheerder van zijn bezittingen en liet in 1627<br />
600.000 franks na. Hij vermaakte aan de kruisheren van Schwar-<br />
zenbroich een jaarrente van honderd Keulse guldens voor een<br />
jaargetijde21.<br />
Tot nog toe hadden de Merode's de heerlijkheid Westerloo in<br />
leen maar in 1620 kocht Filip het directe dominium van de<br />
Utrechtse kapittels ,,ten Dom" en van ,,Oudmunster" op. Hij<br />
beleefde nog dat zijn oudste zoon door de Spaanse koning tot<br />
markies werd verheven en zijn heerlijkheid voortaan het markie-<br />
zaat van Westerloo heette. Lang overleefde hij die gebeurtenis<br />
niet; hij stierf op 19 maart 1627.<br />
Hun derde kind Filip II geboren in 1594, trad vroeg in de<br />
krijgsdienst en vocht in Bohemen, Maehre en de Pfaltz onder<br />
Tilly en Buquoy. In de slag bij Wittenberg werd hem opgedragen<br />
het slot op de berg in beslag te nemen toen de bezetting kapitu-<br />
leerde. Voor die tijd bewees hij een edele en zeldzame menselijk-<br />
heid, doordat hij niet alleen het leven van zijn gevangenen spaar-<br />
de, maar ook het kasteel tegen zijn troepen en die van anderen<br />
beschermde.<br />
Na het vernemen van de dood van zijn broer Jan verliet hij het<br />
leger en huwde met Bona de Barbaoon, barones. Door de koning<br />
van Spanje werd hij in 1626 tot markies verheven en in 1628 met<br />
20 Richardson, I, 228, 230 ; Hermans, III, 708.<br />
21 Richardson, I, 161 ; Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, Bonn,<br />
1932, 98 ; Jansen, 140.
DE MERODE'S EN KRUISHEREN 65<br />
de goederen van Montfoort beleend, waaronder Heeswijk, Willescop,<br />
Achthoven, Oudecop tot Oudewater op de grens van de<br />
tegenwoordige provincies Utrecht en Zuidholland.<br />
Aan de kruisheren van Schwarzenbroich vermaakte hij honderd<br />
florijnen voor een jaargetijde voor hem en zijn vrouw 22.<br />
Het zevende kind van Filip I, Richard van Merode, in 1601<br />
geboren, erfde in 1625 van zijn moeder Anna van Merode-Houffalize<br />
de heerlijkheid Ham-sur-Heure en de voogdij over Fosses,<br />
maar hij deed van dit alles ten gunste van zijn jongere broer Max<br />
Anton afstand en trad bij de minderbroeders van Maaseik in het<br />
noviciaat. Hij vermaakte bij zijn professie zesduizend florijnen<br />
aan dat klooster. Zijn vader Filip I legateerde in 1627 aan de<br />
Maaseiker minderbroeders 4200 Brabantse guldens 23.<br />
(Carl) Filip I van Merode Houffalize, waarschijnlijk in<br />
1571 als zoon van Richard V en Margaretha van Oignies geboren,<br />
was sinds 1617 graaf van Middelburg in Vlaanderen, vicomte van<br />
Yperen en Lendrigem, heer tot Frentz, Lanoy enz., ridder van de<br />
Orde van het Heilig Graf en bezitter van vele waardigheden.<br />
In 1624 legde hij al die waardigheden af, maakte zijn testament<br />
en trok voor de tweede maal als pelgrim naar het Heilig Land.<br />
Teruggekeerd werd hij in militaire dienst zwaar gewond en bij de<br />
belegering van Duinkerken gevangen genomen. In 1625 stierf hij.<br />
Zijn vrouw de infante Johanna van Montmorency-Croisilles schonk<br />
hem tien kinderen en overleed in 1621 te Brussel. Filip was een<br />
groot weldoener der kruisheren en stichtte te Schwarzenbroich een<br />
jaargetijde24.<br />
Florenz I van Merode van PietieRsheim het zesde kind van<br />
Filip I en Anna van Merode-Houffalize werd op 20 december 1598<br />
te Ham geboren, op 7 januari 1599 gedoopt en voor de geestelijke<br />
stand bestemd. In 1612 kreeg hij een kanonikaat, waarschijnlijk<br />
aan de Luiker domkerk ; in 1619 werd hij abt van Fosses, maar<br />
tijdens zijn verblijf te Rome deed hij in 1622 van dit abbatiaat<br />
afstand. Ofschoon het in die tijd niet hinderde om tegelijkertijd<br />
22 Richardson, I, 162, voetnoot 1 ; Jansen, 140-142.<br />
23 Kortleven, L. M., De Minderbroeders te Maaseik 1626-1797, in Franciscana,<br />
6, 1951, 91.<br />
24 Richardson, I, 210 ; Hermans, II, 109.
66 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />
kanunnik en krijgsman te zijn, deed hij in 1624 afstand van zijn<br />
kanonikaat. Hij begaf zich eerst in Spaanse en daarna in keizer-<br />
lijke dienst en was een edelmoedig krijgsman. In 1630 werd hij<br />
met Pietersheim beleend, dat zijn vader hem met meerdere goede-<br />
ren zoals Diepenbeek, IJsselmonde, Ridderkerk e.a. afstond. Ook<br />
zijn tante Johanna, gravin van Oostfriesland schonk hem Abben-<br />
broek e.a. Later werd hij markies van Westerloo. Te Stein huwde<br />
hij in 1624 Anna Sidonia van Bronkhorst-Bate!nburg, doch-<br />
ter van graaf Maximiliaan en door de aartshertogin Isabelle Clara<br />
Eugenia opgevoed, die haar een schitterende bruidstooi schonk.<br />
Sidonia voerde als devies : Godt is mijn Baet en Borg, een woord-<br />
speling op haar familienaam Batenburg.<br />
Florens I en zijn tienjarig zoontje Maximilaan legden op 21 juli<br />
1637 de eerste stenen van de Maaseiker minderbroederskerk bij<br />
het klooster, dat door Florens' vader Filip I rijkelijk begunstigd<br />
was en waar Richard was ingetreden en geprofest. Florens zag<br />
deze kerk niet voltooid. Hij overleed op 2 oktober 1638 te Mont-<br />
foort aan de pest en werd onder het hoogkoor van de onvoltooide<br />
kerk te Maaseik begraven. Sidonia stierf in 1646. Beide echt-<br />
genoten worden tot de bijzondere weldoeners der kruisheren ge-<br />
rekend en stichtten een jaargetijde te Schwarzenbroich. Sidonia<br />
vermaakte vijftig gulden jaarlijks voor missen. Ook haar bruids<br />
tooi schonk zij aan de kruisheren25.<br />
Reeds noemden we Maximiliaan van Merode en Pietersheim,<br />
het derde van de acht kinderen van Florens I en Sidonia, op 23<br />
december 1627 te Pietersheim geboren, de lieveling van moeder<br />
Sidonia, die hem de baronie van Stein schonk. Om het kasteel van<br />
Stein tegen de vratige Maas te beschermen moest hij in 1649 een<br />
kostbare dijk aanleggen. Heel zijn leven bleef hij militair en werd<br />
daarvoor met het goevernement van Namen beloond.<br />
Om het vermogen van zijn familie te redden trouwde hij na de<br />
dood van zijn broer in 1665 met diens dochter, zijn oomzegster en<br />
doopkind, Isabella Margaretha Francisca van Merode, in<br />
1649 geboren.<br />
25 Richardson, I, 163 ; Hermans, II, 111 ; Haass, 98 ; Jansen, 171 ; Kortleven,<br />
I.e., 98.
DE MERODE'S EN KRUISHEREN 67<br />
Volgens het beweren van zijn zoon Eugeen hadden twee pausen<br />
de dispensatie geweigerd, maar de derde verleende ze voor 20.000<br />
thaler. Dit moet een fabeltje zijn, want tussen 1653, het sterfjaar<br />
van zijn broer en 1665, het jaar van het huwelijk hebben slechts<br />
twee pausen geregeerd.<br />
In dit huwelijk verkregen Maximiliaan en Isabelle meerdere<br />
kinderen, waarvan alleen Jan Filip Eugeen zijn vader overleefde.<br />
Om zijn door vele oorlogsvermoeienissen gestoorde gezondheid te<br />
herstellen, bracht men hem naar de baden te Spa. Hij overleed op<br />
7 September 1675 en wordt tot de weldoeners der kruisheren<br />
gerekend. Prior Hertzworms vermeldt, dat Isabelle in 1686 uit het<br />
allerschoonste en kostbare bruidskleed van Sidonia, aan Schwarzenbroich<br />
geschonken, een kazuifel, dalmatieken en antependium<br />
voor het nieuwe marmeren altaar gereed maakte of liet gereed<br />
maken. Isabelle overleed op 5 mei 1701 te Brussel26.<br />
Jan Filip Eugeen van Merode Westerloo liet haar lichaam<br />
in een karos door zes paarden getrokken naar Westerloo overbrengen<br />
en het in een kleine kapel begraven, kort van te voren<br />
gebouwd.<br />
Eugeen was op 22 juni 1674 in het Hotel van Hoogstraeten<br />
nabij het Hof te Brussel als een zwak, niet levensvatbaar kind geboren.<br />
Toch groeide hij op tot een geducht man, die van zich zou<br />
doen spreken. Een man met laat-feodale opvattingen, onhandelbaar,<br />
wispelturig en erg moeilijk in de omgang, met hoge gedach-<br />
ten over zichzelf, maar wel rechtuit, vol durf en moed.<br />
Na de dood van zijn moeder Isabelle, met wie hij ook in onvrede<br />
leefde, huwde hij in 1701 de Spaanse prinses Therese Pignatelli-<br />
Bisaccia-Monteleoni. Als bruidschat zou ze 70.000 dukaten meebrengen<br />
maar 50.000 gingen in twee Spaanse zilvervloten verloren.<br />
Zij schonk hem drie kinderen en overleed in 1718 aan de pokken.<br />
Tot 1720 ongeveer leidde hij een zeer romantisch leven, daarna<br />
kwam hij tot rust, verfraaide zijn eigendommen, betaalde zijn<br />
26 Richardson, r, 166, 167 w.; Hermans, II, 111; Jansen, 171.
68 DE MERODE'S EN KRUISHEREN<br />
schulden, leefde als feodaal heer en begon zijn Memoires te<br />
schrijven die hij niet mocht voltooien27.<br />
De kruisheer Mathias Neesen, prior van Wickrath en rector van<br />
een kapel te Wettschewell schreef op 30 maart 1719 aan Eugeen,<br />
dat in Schwarzenbroich F. Dahmen tot prior was gekozen en op<br />
14 april dankte Neesen hem voor de geschonken misgewaden uit<br />
de statiegewaden van Eugeen's overleden vrouw Pignatelli ge-<br />
maakt28.<br />
In deze rustige periode huwde de 47jarige Eugeen voor de<br />
tweede maal met een meisje van zeventien jaar, Charlotte<br />
WlLHELMINA AMALIA VAN NASSAU-HADAMAR EN CATZENELLENbogen,<br />
tot dan stiftdame van Essen maar bij haar tante, de abdis<br />
van Thorn wonende29. Om zijn bmid een lange reis te besparen<br />
liet hij het vervallen kasteel van Pietersheim wat restaureren om<br />
daar de bruiloft te vieren. Kort na het huwelijk waren Charlotte<br />
en haar tante, de abdis, met de zaakvoerder Montaigne en de<br />
kunstschilder Coders in een zaal, toen onder een geweldig gekraak<br />
het plafond omlaag kwam en vier mensen onder het puin werden<br />
begraven. Montaigne kwam het eerst tot bewustzijn ; hij bevrijdde<br />
de abdis en probeerde Charlotte uit haar benarde toestand te verlossen,<br />
wat eerst na vier uur gelukte omdat er een balk over haar<br />
been lag. De schilder moet op slag dood zijn geweest30.<br />
Met Charlotte beleefde Eugeen gelukkige dagen en zij kregen<br />
zeven kinderen. Toch had hij te Westerloo zoveel zorgen, dat hij<br />
vandaar naar Merode verhuisde. In 1729 Het hij een grote klok<br />
voor de kerk van Lanaken gieten, waaraan hij de naam van<br />
Charlotte gaf : Carolina Amalia vocor. Na zijn plotselinge dood<br />
in 1732 te Merode werd Charlotte krankzinnig van verdriet en<br />
overleed in 1740, 36 jaar oud.<br />
Eugeen vermaakte aan de kruisheren van Schwarzenbroich drie<br />
morgen land en een gedeelte van het Kreuzbergerwald tot stich-<br />
ting van een memorie.<br />
27 Jansen, 172 ; Hermans, II, 110 w.; Coenen, J., De Kasteelen van de<br />
Maaskant, Maaseik, 1947, 118, 126-131 ; Richardson, I, 169, voetnoot 1 ; De<br />
Schrijver, R., in Nationaal Biografisch Woordenboek, 1966, II, kol. 565-570 :<br />
Publications ... Limbourg, 65, 1929, 408.<br />
28 Richahdson, II, 345 n. 880 ; 346 n. 881.<br />
29 Coenen noemt haar stiftdame te Essen, Richardson te Thorn.<br />
80 Coenen, 129 ; Richardson, I, 169, voetnoot 4.
DE MERODE'S EN KRUISHEREN 69<br />
Terwijl De Schrijver over Eugeen een ongunstig oordeel geeft,<br />
schrijft J. E. Jansen over hem: ,,De herinnering aan den grooten<br />
Merode blijft tot op onze dagen (1936) gunstig bij al degenen<br />
die zijn handelingen onpartijdig beoordelen, met het oog gevestigd<br />
op de toenmalige tijdsomstandigheden, die de zuiverheid van zijn<br />
inzichten erkennen en die de opofferingen kunnen waardeeren in<br />
het licht van de groote idealen welke hem bezielden." 81<br />
Alhoewel de Merode's zich in de loop der eeuwen meer en meer<br />
van het oude stamslot Merode verwijderden, meestal in westelijke<br />
richting, bleven sommigen toch het kruisherenklooster van<br />
Schwarzenbroich gedenken, dat door een van hun voorvaderen<br />
dicht bij Merode gesticht was.<br />
81 Jansen, 188; Coenen, 130 ; Haass, 99.<br />
L. Heere.
SPROKKELINGEN<br />
UIT MERODFS ARCHIEVEN<br />
Volgens het Memoriale van het kruisherenklooster Sankt-<br />
Mathiasthal te Schwarzenbroich waren de echtgenoten Conrad<br />
van Merode en Lena van Guntersdorf weldoeners van dit klooster,<br />
maar over hen is geen jaartal aangegeven. Richardson veronderstelt<br />
dat hij Conrad I van Merode was, maar dan zou hij driemaal<br />
getrouwd zijn geweest. Bedoelde Conrad overleed voor 1388, was<br />
voor de eerste (of tweede) maal met Druda getrouwd die in 1344<br />
overleed ; voor de tweede (of derde) maal was hij met Lysa van<br />
Grafschaft gehuwd en deze overleefde hem nog in 1391 \<br />
In het memoriale van Scharzenbroich wordt een Arnold Scheiffart<br />
van Merode als weldoener vermeld. Mogelijk is hij Arnold<br />
zoon van Johan Scheiffart IV, die aandelen in het huis Hemmersbach<br />
aan de goederen te Bornheim bezat en in 1420 met zijn vrouw<br />
Gertrud werd vermeld 2.<br />
Willem I van Merode, heer te Buir, en zijn echtgenote Sofia<br />
van den Weyer verkopen op 5 oktober 1422 aan de Luiker kanunnik<br />
Arnold van Merode als executeur testamentair van zijn broer<br />
Willem en zijn neef Willem van Troyen veertig malder rogge<br />
jaarlijks uit de Hof te Obermetz enz.3<br />
Het echtpaar Jan en Bilia Mommerslach verkopen op 16 oktober<br />
1428 aan kanunnik Arnold van Merode en de overige executeurs<br />
van broer Willem en Willem van Troyen veertien malder rogge<br />
en twaalf pfenningen erfrente, verzekerd op de gespecificeerde<br />
1 Richardson, I, 28, voetnoot 1 en 4.<br />
2 o.c, I, 78, n. 2.<br />
3 o.c, II, 197, n. 168.
72 SPROKKELINGEN UIT MERODE'S ARCHIEVEN<br />
goederen van hun hof te Kauweiler, voor het gasthuis (der kruis-<br />
heren) te Geich 4.<br />
Ditzelfde echtpaar bekent, dat de hof te Kauweiler op 23<br />
augustus 1436 hun voor 20 malder koren jaarlijks opnieuw is verpacht,<br />
die zij voor een jaarrente van 14 malder voor het gasthuis<br />
te Geich als onderpand hadden gesteld5.<br />
De vikaris-generaal van de aartsbisschop van Keulen, Theodorik<br />
Conrad, konsakreert op 20 mei 1429 twee altaren in de kloosterkerk<br />
van Schwarzenbroich en verplaatst de verjaardag der kerkwijding<br />
van Drievuldigheidszondag (eerste zondag na Pinksteren)<br />
naar zondag ,Jubilate" (derde zondag na Pasen) 6.<br />
De kruisheren van Schwarzenbroich kopen in 1437 van Werner<br />
van Merode, drost van Dueren, de erfrente van 30 malder rogge<br />
en 8 malder haver, die op de hof van Hoven rust.<br />
Op Kerstmis 1447 schonk Werner een rente van 8 malder rogge<br />
uit genoemde hof. Misschien was hij een natuurlijke zoon van<br />
Richard II heer tot Lismaal enz., die in 1437 voorkwam.<br />
Werner III van Merode en Jutte van Vey schenken op Kerstmis<br />
1447 aan het klooster Schwarzenbroich 8 malder rogge uit de hof<br />
van Hoven, die vroeger aan hun oom en zwager Werner behoorde,<br />
door hem was verkocht en door genoemd echtpaar was terug-<br />
gekocht (zie boven 1447) 7.<br />
Margaretha van Vlatten-Merode en Jordan Muyl, heer te Sinzenich,<br />
echtgenoten, schenken in 1440 grond in het dorp Sinzenich<br />
voor de bouw van een franciskanenklooster.<br />
Margaretha behoort ook tot de weldoeners van Schwarzenbroich<br />
en wordt in het Memoriale van dit klooster vermeld.<br />
De echtgenoten Johan en Hella Jaeger von Pissenheim ,,stellen<br />
dem Hospital zu Gleich einen Revers ueber den demselben gehoerigen<br />
und ihnen fuer 18 Malter und 6 Pfennige verpachtten<br />
Weiherhof zu Eggersheim aus" op 26 december 14748.<br />
4 o.c.t II, 200, n. 183.<br />
6 o.c, II, 203, n. 202.<br />
e o.c, II, 200, n. 187.<br />
7 o.c., I, 151; Haass, 95.<br />
s Richardson, II, 228, n. 320.
SPROKKELINGEN UIT MERODE'S ARCHIEVEN 73<br />
In de kruisherenkerk te Keulen werd na 1455 Lisburgis, erf-<br />
vrouwe van Noervenich en Neurath, weduwe van Conrad Scheiffart<br />
van Merode begraven. In die kerk had de familie Vlatten-Merode<br />
een graf9.<br />
Broeder Rutger, prior van Schwarzenbroich, verpacht op 10<br />
oktober 1479 met de overige curatoren van het gasthuis te Geich<br />
de hof te Kauweiler aan de echtgenoten Herbert en Catharina van<br />
Mommersloch.<br />
Op 12 mei 1485 verhuren broeder Rutger, prior der kruisheren<br />
van Schwarzenbroich en de verdere curatoren van het gasthuis te<br />
Geich de Weiherhof te Eggersheim voor 18 malder jaarlijks aan<br />
het echtpaar Peter en Hille Huege voor 18 malder jaarlijks10.<br />
Rheinhold van Merode-Houffalize, zoon van Richard III, echt-<br />
genoot van Adriana van den Bosch, overleed op 11 april 1509 en<br />
werd te Schwarzenbroich begraven ".<br />
In 1523 verklaren Jan van Deriksweiler en zijn vrouw voor de<br />
schepenen van Guerzenich, dat ze aan het klooster van Schwarzen<br />
broich 3 morgen akkergrond in de heerlijkheid Guerzenich hebben<br />
verkocht12.<br />
Arnold van Heinsberg, prior van Schwarzenbroich verklaart<br />
onder ede op 27 maart 1536 voor de schepenen van Dueren, dat<br />
hij voor 14 of 15 jaar geleden van de overleden Jan van Sindorf<br />
een band van 15 morgen voor zijn klooster heeft gekocht, gelegen<br />
voor de Sandkaultor te Aken bij het huis Margraten, en dat hij<br />
van deze band drie malder haver erfpacht aan het altaar in de<br />
kapel te Sint Salvator moet geven13.<br />
Dezelfde prior en senior van het klooster Schwarzenbroich,<br />
Arnold van Heinsberg en Leonhard van Stein, schout te Frentz<br />
bewijzen op 14 februari 1538 voor de schepenen van Aken, op<br />
verzoek van baron Richard IV van Merode, heer van Frentz, de<br />
erkenning van de baronnetitel van de familie Merode uit het<br />
9 o.c, I, 33, voetnoot 11, 105.<br />
10 o.c., II, 230, n. 330 ; 233, n. 228.<br />
11 o.c., I, 207.<br />
12 o.c., II, 253, n. 434.<br />
13 o.c., II, 258, n. 457.
74 SPROKKELINGEN UIT MERODFS ARCHIEVEN<br />
diploma van keizer Frederik. Zij geven een vidimus van dit doku-<br />
ment14.<br />
Severinus Scheiffart van Merode, prior van het Antoniusklooster<br />
te Keulen, nam voor de kruisheren van Keulen de Schoenratherhof<br />
te Stommelen in 1550 in leen. Hij overleed in 157615.<br />
Adam Schellart van Obbendorf, heer te Guerzenich, Geisteren,<br />
Schinnen en Duerwith, verwisselt meerdere boeken met prior<br />
Dueppengiesser, Christian van Merten, Joannes Ludovikusus,<br />
koster, Quirin van Munster op de Inde, procurator, Kaspar van<br />
Hergenrath, cellier, en met het overige konvent van Schwarzen-<br />
broich16.<br />
Op 22 mei 1700 hebben prior Hubert Casteel, Gerard Demmer<br />
senior, Theodor Ferdinand Ruetgens, subsenior, Philibert Busch-<br />
mann en Matheus Meyer, kruisheren van Schwarzenbroich voldaan<br />
aan Johann Arnold van Schellart met een kapitaal van 3000 daal-<br />
ders, in 1647 uitgeleend, met achterstallige renten17.<br />
i* o.c., II, 258, n. 460.<br />
15 o.c, I, 128, voetnoot 1.<br />
i« o.c, II, 300, n. 645.<br />
i* o.c, II, 342, n. 858.<br />
L. Heere.
KRONIEK<br />
Aan deze kroniek werkten mee: f M. Colson, t L. Heere, P. Winkelmolen,<br />
P. van den Bosch, M. Hendfickx, A. Ramaekers en A. van de Pasch.<br />
Nu praktisch heel dit nummer van Clairlieu gewijd werd aan twee bekende<br />
Maaseikenaren, de kruisheren Marcel Colson en Louis Heere, beginnen we deze<br />
kroniek met 'n gedicht over hun geliefd Maaseik.<br />
STROOMGETUIGENIS VOOR MAASEIK<br />
Een zonnig plein vol zomerbomen<br />
de middagstilte rond een magisch rijk<br />
waar de Gebroers Van Eyck zacht staan te dromen.<br />
zo zagen wij u weer, geliefd Maaseik !<br />
En nogmaals raakten wij niet ,,uitgekeken"<br />
op wat gij toont als in een reuzeschrijn :<br />
vanaf ,,de oudste onzer apoteken"<br />
tot ,,ook ons oudste boek in het latijn !"...<br />
Ach ! Ook al zijn er stellig steden<br />
die langs de loop der Maas ,,moderner" zijn ;<br />
wie u als zwerver mag betreden<br />
krijgt in een ,,Kruisheerklooster" brood en wijn !<br />
Want binnen U heb ik begrepen<br />
dat gans het Maasland groeit tot schilderij<br />
voor wie met de Van Eyk's kan dwepen<br />
als met hun Lam Gods in de groenste wei !<br />
Dirk Van der Eycken1<br />
1 Overgenomen uit: De Maas van de bron tot Maastricht en Maaseik, Antwerpen,<br />
1968, biz. 164. v
76 KRONIEK<br />
JAARVERGADERINGEN VAN DE GESCHIEDKUNDIGE KRING <strong>CLAIRLIEU</strong>.<br />
Uit de nagelaten papieren van M. Colson stelde P. Winkelmolen een verslag op<br />
van de vergaderingen van 1970 en 1971. De vergadering van 1970 werd gehouden<br />
te Achel op 19 mei. Aanwezig waren : dr. A. Ramaekers, voorzitter, dr. A. van de<br />
Pasch, J. Scheerder, C. van Dal, dr. P. van den Bosch, P. Winkelmolen, W. Sangers<br />
en M. Colson, secretaris. Na de middag tevens nog G. van Hoorn en drs. H. Douma,<br />
chartermeester van het Land van Cuyk. In zijn inleiding en welkomstwoord kon de<br />
voorzitter heel bijzonder pater P. Winkelmolen vernoemen, die voor het eerst de<br />
vergadering bijwoonde, en die zich sinds enige tijd bezig hield met de technische<br />
verzorging en leiding van Aphosc (Archivum Photographicum Historicum Ordinis<br />
Sanctae Crucis). Dit archief werd in 1939 opgericht door Eerw. Heer dr. H.<br />
Van Rooijen, die er sindsdien de directie van in handen heeft; de technische kant<br />
werd jarenlang verzorgd door de E.H. F. Jagers en E.H. L. Spierings, die beiden<br />
voor de geschiedschrijving der orde op die manier grote verdiensten verworven<br />
hebben (zie Clairlieu, III, 1945, p. 55-56 over het ontstaan van dit archief, dat eerst<br />
te Zoeterwoude berustte, maar sinds de opheffing van dat klooster in 1967 naar<br />
Amersfoort verhuisde). De voorzitter kon nu ook het spoedige verschijnen aankondigen<br />
van De Dejinities van de generate kapittels (1410-1786) door dr. A. van<br />
de Pasch, die sinds enkele maanden een uitgebreid register van persoons- en plaatsnamen<br />
had ingestuurd. Verder wees hij op een artikel van dr. H. van Rooijen, De<br />
Kruisheren, verschenen in het Liturgisch Woordenboek, en op de jaargang 1969 van<br />
Clairlieu die ter perse was ; en gaf de ,,status quo" van de werkzaamheden voor de<br />
uitgave van inventaris en regesten van het kloosterarchief te Sint-Agatha bij het<br />
aanstaande eeuwfeest van dat klooster (1371-1971). De secretaris-penningmeester,<br />
E.H. M. Colson gaf het financiele jaarverslag, waarna P. Winkelmolen de juiste<br />
stand van zaken van Aphosc uiteenzette, waarvan de bestaande inventarislijst werd<br />
aangevuld tot nr. 1131. Ook heeft L. Heere zijn uitgebreide verzameling gegevens<br />
over de ordesgeschiedenis aan P. Winkelmolen doorgegeven, die zal zorgen voor de<br />
ordening ervan. Werden nog vermeld het verschijnen van een licentiaatsthesis van<br />
J. P. Depaire, La bibliotheque des Croisiers de Huy, de Liege et de Namur, artikels<br />
over Suxy en Virton in het Monasticon Beige, en de spreekbeurt die P. van den<br />
Bosch zou geven op het Kongres van de Federatie van geschied- en oudheidkundige<br />
kringen in Belgie te Mechelen in September.<br />
Op de namiddagvergadering kon, door aanwezigheid van drs. Douma en E.H.<br />
G. van Hoorn de uitgave besproken worden van de Inventaris van het Kloosterarchief<br />
te Sint-Agatha. De omvang wordt geschat op 500 biz. Dit kan alleen in Clairlieu<br />
verschijnen als jaargang 1970 en 1971, als er van elders subsidies kunnen verkregen<br />
worden. Mogelijkheden zijn zowel het klooster Sint Agatha zelf als het Rijksarchief<br />
in Noord-Brabant, waarmee de secretaris M. Colson zal onderhandelen.<br />
ACHTENTWINTIGSTE JAARVERGADERING, 1971, gehouden te Sint-Agatha<br />
op 19 September 1971. Aanwezig waren : dr. A. Ramaekers, voorzitter, dr. A. van de<br />
Pasch, J. Scheerder, C. van Dal, P. Winkelmolen, dr. P. van den Bosch en G. van<br />
Hoom. Ook Hoogw. Heer W. van Heesch, generaal der Orde, en Prior F. Bull van<br />
Amersfoort woonden een gedeelte der vergadering bij. Deze vergadering werd ge<br />
houden in het kader van het Historisch Congres, georganizeerd bij gelegenheid van<br />
het jubileum van het klooster Sint Agatha 1371-1971.
KRONIEK 77<br />
In zijn inleiding kon de voorzitter alien danken die op bijzondere wijze tot het<br />
slagen van dit Congres hadden bijgedragen, nl. de kruisheren M. Colson, P. van den<br />
Bosch, P. Winkelmolen en F. Bull, die tevens voor een mooie tentoonstelling<br />
gezorgd hadden. De voorzitter betreurde dat op de vergaderingen van het congres<br />
en de tentoonstelling, die zoveel belangstelling kregen van historici en vele anderen<br />
van buiten de orde, de aanwezigheid van confraters, speciaal van de jongeren erg<br />
schaars was. Als nieuwe uitgaven kon de voorzitter dan eindelijk, na zovele jaren,<br />
vermelden : Dr. A. van de Pasch, De Dejinities van de generate kapittels van de<br />
Orde van het H. Krttis 1410-1786, prachtig uitgegeven door de Koninklijke Academie<br />
voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie, Kon. Commissie voor<br />
Geschiedenis, in quarto-formaat, mooi ingebonden, 629 biz. Naast de Annales van<br />
C. R. Hermans zal dit werk zeker de voornaamste bron zijn'voor de ordesgeschiedenis<br />
; verder natuurlijk de lnventaris van het Archiej van het Kruisherenklooster<br />
Sint-Agatha 1371-1887 door H. Douma, chartermeester bij de archiefdienst van het<br />
Land van Cuyk, waarvan deel I juist op tijd verscheen om bij de opening van het<br />
Congres door dr. L. Pirenne, rijksarchivaris te 's Hertogenbosch te kunnen worden<br />
aangeboden aan de magister generaal der orde, Mgr. W. van Hees en aan de<br />
voorzitter van de historische kring, dr. A. Ramaekers. Het verschijnen van deel II<br />
(in de inventarisreeks van het Rijksarchief van Noord-Brabant zal dit werk in drie<br />
delen verschijnen) zal nog een hele tijd op zich laten wachten, omdat na het drukken<br />
der regesten een register zal moeten gemaakt worden van plaats- en persoonsnamen<br />
door de heren Douma en van Hoorn. In ons tijdschrift zal dit deel als jaargang 1971<br />
verschijnen. Dat deze uitgave mogelijk was, ondanks de grote omvang, is te danken<br />
aan het gelijktijdig verschijnen in Clairlieu en in de Inventarisreeks, en aan de<br />
subsidie die zowel door het Rijksarchief van Den Bosch als door het klooster van<br />
Sint Agatha gegeven zal worden. Hierdoor was het voor de secretaris-penningmeester<br />
moeilijk om reeds nu een volledig financieel verslag te kunnen geven ; hij beloofde<br />
dit voor de volgende jaarvergadering. Werden verder nog besproken : de mogelijk-<br />
heid tot het aanstellen door de orde van een ,,conservator der pretiosa", dit naar<br />
aanleiding van het verdwijnen van meerdere zeldzame stukken te Uden ; mogelijkheid<br />
tot uitgave van het werk, door J. Scheerder begonnen, over generaal Van den<br />
Wijmelenberg, dat erg omvangrijk zal worden, en daarom door Clairlieu zonder<br />
subsidies van buiten moeilijk kan worden uitgegeven ; inhoud van jaargang 30,<br />
1972 van Clairlieu ; plan om van het congres te Sint-Agatha een verslagboek uit te<br />
geven ; uitgave van de visitatierelikten van prior Verheyen, als aanvulling op de<br />
Definities van de generale kapittels ; artikels van M. Colson over Michel Mulot,<br />
prior te Parijs en later overgegaan naar het Calvinisme.<br />
NEGENENTWINTIGSTE JAARVERGADERING, 1972. Deze werd gehouden te<br />
Achel op 6 juni. Aanwezig waren dr. A. Ramaekers, voorzitter, J. Scheerder, dr. A.<br />
van de Pasch, J. Francino, C. van Dal, G. van Hoorn, dr. P. van den Bosch, dr. H.<br />
Douma en P. Winkelmolen. Het welkomst- en inleidingswoord van de voorzitter was<br />
vooral gewijd aan de herdenking van twee confraters en medeleden van de historische<br />
kring die kort geleden overleden waren, M. Colson, de stichter en secretaris van Clair<br />
lieu, en L. Heere, die zich jarenlang met de ordesgeschiedenis bezig hield en een der<br />
meest productieve leden was. Vooral door het heengaan van M. Colson was een en<br />
ander in de kring zelf en het tijdschrift ontredderd, omdat hij als secretaris-penning<br />
meester de meeste zaken en onderhandelingen over de uitgave van Clairlieu 1970-71<br />
in handen had. Daarbij was door zijn dood ook de overplaatsing van vele boeken<br />
en archivalia noodzakelijk geworden. A. Ramaekers en P. van den Bosch hadden te
78 KRONIEK<br />
Leuven alles uitgezocht en naar het klooster van Achel gebracht, dat voortaan de<br />
zetel van Clairlieu zal zijn. Een bijzonder woord van dank aan de prior van Achel,<br />
dr. A. Zwart was hier op zijn plaats, omdat deze de noodzakelijke ruimte in het<br />
klooster ter beschikking stelde.<br />
A. Ceyssens die zich, evenals meerdere andere leden, voor het bijwonen van de<br />
vergadering had verontschuldigd, vroeg tevens om zijn ontslag als lid van de kring,<br />
omdat hij wel de belangstelling voor de geschiedenis der orde bewaard had, maar<br />
meende door zijn gezondheidstoestand van geen nut meer te kunnen zijn voor de<br />
kring. Zijn verdiensten ervoor en meerdere degelijke artikels in Clairlieu en in de<br />
Dictionnaire de Droit Canonique (Croisiers, Regie des...) mogen bij deze gelegen-<br />
heid wel eens in dankbaarheid herdacht worden.<br />
P. Winkelmolen had uit de nagelaten papieren van M. Colson een uitgebreid<br />
financieel verslag opgesteld. Verdere agendapunten: verkiezing van een nieuw<br />
bestuur : A. Ramaekers werd als voorzitter herkozen, P. van den Bosch en P. Winkel<br />
molen werden gekozen tot secretaris en penningmeester. Als leden van de redaktieraad<br />
werden gekozen P. van den Bosch en J. Scheerder. Bespreking van jaargang 1972,<br />
die zou gewijd worden aan beide overleden leden (zie boven). Mogelijkheid tot<br />
meer bekendheid en verkoop van de boeken en exemplaren van het tijdschrift die<br />
door de Kring werden uitgegeven. Mogelijkheden tot de uitgave van het erg uitgebreide<br />
werk over Mgr. van den Wijmelenberg, dat door J. Scheerder geschreven<br />
werd, en dat in deze eerste redaktie meer dan 600 biz. telt. Rondvraag en mede-<br />
delingen.<br />
HET DEFINITORIUM IN 1521. Tijdens het generaal kapittel, dat van 28 tot<br />
30 april 1521 in het kruisherenklooster te Hoei gehouden werd onder voorzitterschap<br />
van de magister-generaal Wilhelmus van den Oever (a Rivo), werden de volgende<br />
definitoren gekozen : Ruffinus (Caudeberet), prior van Luik, Arnoldus (Gladbach),<br />
prior van Marienfrede, Henricus (Hoefsieger a Kempis), prior van Sint-Agatha,<br />
Laurentius (van Gladbach), prior van Keulen2. Zij moesten deze taak vervullen<br />
tot aan het volgende generaal kapittel: 18 tot 20 mei 1522.<br />
Maar Russelius vermeldt bij de generaalskeuze op 10 tot 11 September 1521,<br />
alleen Ruffinus en Laurentius. In plaats van Arnoldus en Henricus laat hij drie<br />
andere prioren optreden : Thomas (van Gouda), prior van Kolen, Mattias (Mynecom<br />
van Wyck), prior van Maastricht, en Augustinus (Sittard), prior van Namen3.<br />
Men kan zich nu de vraag stellen : heeft Russelius zich misschien vergist ? Dit<br />
behoeft geenszins het geval te zijn. Bij de bepalingen over de generaalskeuze hadden<br />
de konstituties van de Kruisheren voorzien in de mogelijkheid om bij gelijkheid<br />
van stemmen een of meerdere prioren bij te voegen bij het definitoren-kollege. Dit<br />
bleek nodig te kunnen zijn om meningsverschillen op te lossen, waarvoor geen<br />
meerderheid van stemmen gevonden werd 4.<br />
2 A. Van de Pasch, Definities der generale kapitteh van de Orde van het<br />
H. Kruis, 1410-1786, Brussel, 1969, bl. 272.<br />
3 Zie Russelius, Chronicon Cruciferorum, Keulen, 1635, bl. 141-142 (bij Her<br />
mans, Annales, den Bosch, 1858, I (2), bl. 6-7) ; M. Colson-J. P. Gilmont, La<br />
carriere mouvementee de Michel Mulot, in Musee Neuch&telois, Neucha*tel, 1972,<br />
p. 245-255.<br />
4 A. Van de Pasch, De tekst van de Constituties der Kruisheren van 1248,<br />
Brussel, 1952, bl. 81; Constitutiones Fratrum Ordinis S. Cruets, afd. &T, hoofdstuk 3,<br />
paragraaf 3 bij C. R. Hermans, Annales, II, bl. 50-51.
KRONIEK 79<br />
Toen dan bij de generaalskeuze van 1521 slechts twee definitoren aanwezig<br />
waren, heeft men beroep gedaan op de dichtsbijwonende prioren : Namen, Kolen,<br />
Maastricht (omdat de prior van Luik er reeds bijhoorde). Wij menen, dat de<br />
omstandigheden op dat ogenblik deze uitbreiding en aanvulling van het definitorium<br />
wettigden.<br />
Inderdaad, onvoorziene omstandigheden brachten mee dat enkele maanden na het<br />
generaal kapittel het definitorium voor een belangrijke beslissing geplaatst werd<br />
Aanslepende moeilijkheden met het klooster van Parijs hadden de magister-generaal<br />
Wilhelmus van den Oever ertoe gebracht ontslag te nemen. Op 19 juli 1521 verliet<br />
hi, in stilte het klooster van Hoei en vertrok naar Engeland, waar hij de rest van<br />
zijn levensdagen wilde doorbrengen. Vanuit Antwerpen zond hij een boodschap naar<br />
Hoei waann hij afscheid nam van zijn medebroeders en waarin hij hen verzocht een<br />
nieuwe prior te kiezen. De keuze werd vastgesteld op 10 tot 11 September.<br />
Alvorens over te kunnen gaan tot het kiezen van een opvolger moesten de defini<br />
toren een akte opstellen, waarbij het aftreden van Wilhelmus van den Oever werd<br />
beyestigd en aanvaard *. Het is derhalve te begrijpen dat de twee aanwezige<br />
definitoren Rtiffinus en Laurentius reeds bij zulke gewichtige beslissing de steun<br />
wensten te bekomen van andere prioren.<br />
Behalve deze heel bijzondere omstandigheden, die bij deze generaalskeuze van<br />
1521 een rol speelden, was er nog een andere reden, die de uitbreiding en aan<br />
vulling van het definitoren-kollege wenselijk maakte. De plaatselijke prior van Hoei<br />
was ipso facto prior-generaal van heel de orde. De konstituties voorzagen dus dat<br />
er naast de kloostergemeenschap van Hoei ook een afvaardiging van heel de orde<br />
aan de keuze kon deelnemen. Deze vertegenwoordigers van heel de orde waren de<br />
definitoren. Om de invloed van deze laatste groep niet al te onbeduidend te maken<br />
zal men er des te bereidwilliger toe zijn overgegaan de drie prioren van Namen,<br />
Kolen en Maastricht op te nemen in het definitorium.<br />
1^1 * ^ Kl Laurentius van Gladbac*> tot prior-generaal<br />
M. C<br />
«£ .!r uit£ave van Chambers's Encyclopaedia, Oxford (Pergamon Press),<br />
1967, 15 delen verscheen in deel 4, bl. 282 een kort artikel over Crutched Friars.<br />
In acht regels wordt vermeld, dat ze gesticht zijn in het jaar 1211 te Hoei en in<br />
Engeland aankwamen in 1244, maar verdwenen bij de opheffing van de kloosters<br />
(16e eeuw). Geen woord over het voortbestaan van de orde sinds die tijd.<br />
M. C.<br />
In 1968 verscheen bij de uitgeverij H. Nelissen, Bilthoven (Nederland) een<br />
Nederlandse vertaling van Gesprekken, een van de bekendste geschriften van<br />
Joannes Cassianus. De vertaling en de Inleiding zijn van A. van der Kar o.s.b.<br />
De bedoehng van de vertaler was, nu men in onze tijd wil teruggrijpen naar de<br />
bronnen van het religieuze leven, de lezing van een van de werken van Joannes<br />
Cassianus, die onder de bronnen een bijzondere plaats innemen, voor velen mogelijk<br />
te maken of te vergemakkelijken.<br />
In de Inleiding geeft A. van der Kar eerst een overzicht van het leven van<br />
Joannes Cassianus (geboren circa 365 en gestorven circa 435), vervolgens de reden<br />
5 Zie noot 4.<br />
6 Russelius, o.c, bl. 142.
80 KRONIEK<br />
van het ontstaan en het doel van zijn geschriften en tenslotte enkele bemerkingen<br />
over zijn stijl en taal.<br />
Het teruggrijpen naar de bronnen van het religieuze leven is niet iets specifieks<br />
voor de moderne tijd ; ook b.v. in de vijftiende eeuw, een periode van kloosterhervormingen,<br />
raadpleegden de kloosterlingen de geschriften van oude schrijvers,<br />
met name die van Joannes Cassianus.<br />
De vertaling van A. van der Kar maakt het derhalve voor velen eveneens mogelijk<br />
kennis te maken met een inspiratie-bron van de middeleeuwse kloosterlingen.<br />
Voor de Kruisheren van de vijftiende eeuw was Joannes Cassianus een man van<br />
autoriteit en een adviseur voor hun kloosterleven (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag.<br />
138). Zijn geschriften werden voor de bibliotheken van hun kloosters gekopieerd.<br />
Het zijn echter niet op de eerste plaats zijn ,,Gesprekken" (Collationes) ; althans<br />
alleen van de kloosters Marienfrede en Hohenbusch zijn handschriften met dit<br />
geschrift bewaard gebleven (resp. in Diisseldorf, Landes-und-Stadt-Bibliothek, B 52<br />
en in Keulen, Bibliotheek van het Groot-Seminarie, nr. 17), maar meer zijn Twaalf<br />
boeken over de instellingen der kloosters en over de acht voornaamste ondeugden,<br />
met haar geneesmiddelen (De institutis coenobiorum et de octo principalium vitiorum<br />
remediis, zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag. 138, noot 41). Misschien ligt de verklaring<br />
hiervoor in het onderscheid, dat A. van der Kar maakt tussen de ,,Instellingen"<br />
en de ,,Gesprekken". Het eerste geschrift is meer ascetisch en praktisch van<br />
aard, het tweede meer contemplatief van aard, theoretisch (pag. 19). De Kruisheren<br />
van de vijftiende eeuw waren, zoals blijkt uit hun bibliotheken, meer geporteerd<br />
voor ascetische tractaten, dan voor speculatieve (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), pag.<br />
150-151). De vertaler geeft op pag. 22, noot 1, literatuur over Joannes Cassianus.<br />
P. v. d. B.<br />
L. H. Cottineau, Repertoire topo-bibliographique des abbayes et prieures, deel<br />
III, Macon, 1970.<br />
De in 1935-1936 uitgegeven twee eerste delen werden besproken in Clairlieu, jg.<br />
8 (1950), bl. 82. Zij bevatten een lijst met korte gegevens over religieuze huizen,<br />
telkens aangevuld met zeer beknopte bibliografische verwijzingen. Het was de<br />
bedoeling van de auteur zijn werk echt ,,bruikbaar" te maken door toevoeging van<br />
een bibliografie, waarin de verkorte titels vervolledigd zouden worden. Door zijn<br />
overlijden op 3 maart 1936 kon dit niet gebeuren. Thans wordt deze leemte<br />
aangevuld in een derde deel. Het is het werk van G. Poras, benediktijn van<br />
Solesmes. Hij is niet erin geslaagd alle werken te identificeren, omdat de vermeldingen<br />
van Cottineau soms te beknopt bleken te zijn, bijv. als het ging over een<br />
auteur, die meerdere of vele werken geschreven heeft en waarbij de verkorte titel<br />
niet vermeld werd. Dit derde deel omvat nu drie lijsten : de tijdschriften (kol. 1-50),<br />
de boeken (kol. 53-188), de latijnse namen van de vermelde instellingen, met<br />
verwijzing naar de artikels in de twee eerste delen (bladz. 289-361).<br />
M. C.<br />
Van 30 november tot 2 december 1967 is te Brussel een groot aantal historici<br />
bijeengekomen voor een colloquium over de bronnen van de religieuze geschiedenis<br />
van Belgie. De eerste en tweede sectie - de historici hadden zich verdeeld in vier<br />
secties — zijn in 1968 overgegaan tot de uitgave van de teksten der voordrachten :<br />
Sources de I'histoire religieuse de la Belgique, Moyen age et Temps modernes,<br />
Bronnen voor de religieuze geschiedenis van Belgie, Leuven 1968 (Bibliotheque de<br />
la revue d'histoire ecclesiastique, Fascicule 47).
KRONIEK 81<br />
Hoewel de Orde van het H. Kruis in deze uitgave in het geheel niet genoemd<br />
wordt, is zij voor de bestudering van de geschiedenis van de orde toch om twee<br />
redenen van bijzondere betekenis. Vooreerst worden er niet alleen bronnen genoemd,<br />
en vele hiervan zullen aan iedere historicus wel min of meer bekend zijn, maar<br />
deze bronnen worden ook met grote zorgvuldigheid en op de juiste wijze geinterpreteerd.<br />
Ieder, die van deze werkwijze kennis neemt, zal zijn profijt emit kunnen<br />
trekken. In de tweede plaats worden er in deze publicatie, en speciaal in de voordrachten<br />
van de eerste sectie, problemen aan de orde gesteld, die veelal jammer<br />
genoeg ontbreken in de monografieen van de kloosters, b.v. de omvang van de<br />
materiele diensten, te verrichten door de kloosters ten bate van de landelijke of<br />
locale overheid.<br />
Het aantal voordrachten is te groot om ze hier op te noemen. Slechts een voordracht<br />
zij hier vermeld : A. Derolez, De bibliotheekscatalogi, p. 135-141. De heer<br />
Derolez vernoemt op pag. 137 o.a. een middeleeuwse bibliotheekhandleiding van<br />
Richard van Bury, Vhilobtblon (De amore librorum). Deze handleiding bevond zich<br />
ook in de bibliotheken van de Kruisherenkloosters te Keulen en Hohenbusch, thans<br />
bewaard resp. in Keulen, Historisches Archiv der Stadt Koln, GB4, 215 en Keulen<br />
Bibliotheek van het Groot-Seminarie, nr. 73.<br />
P. v. d. B.<br />
In 1969 verscheen te Parijs van de hand van Dom J. de Monleon, o.s.b. : Le<br />
Cantique des cantiques, commentaire mystique d'apres les peres de I'Eglise. Het is<br />
Dom de Monleon er zeker om te doen geweest de seculiere en reguliere geestelijken<br />
en ook de leken in te wijden in de commentaren, die in de eerste christeneeuwen<br />
en gedurende de middeleeuwen op het Hooglied zijn ontstaan. Onder de<br />
peres de Veglise verstaat hij niet alleen de kerkvaders, maar ook de middeleeuwse<br />
auteurs.<br />
De commentaren zijn talrijk, wat enige verwondering wekt, wanneer men de tekst<br />
van het Hooglied kent. Toch betitelden de Joden zelf dit boek als de Lofzang der<br />
Lofzangen, zoals zij spraken van het Heilige der Heiligen of de Koning der Koningen.<br />
Het Hooglied, door de traditie aan Salomon toegeschreven, overtrof volgens de<br />
Joden alle andere lofzangen.<br />
Om de lofzang der liefde en de commentaren van de vroeg-christelijke en middel<br />
eeuwse auteurs te begrijpen, wijst Dom de Monleon in zijn Inleiding erop, dat er<br />
in de Bijbel onder de letterlijke zin een spirituele of mystieke zin verborgen is.<br />
Uitgezonderd het Hooglied ; dit lied kent geen letterlijke, alleen een spirituele zin.<br />
Deze spirituele zin is echter niet de vrucht van de verbeelding van de kerkvaders of<br />
de middeleeuwse auteurs ; het is het werk van de H. Geest. De spirituele zin van<br />
het Hooglied is geopenbaard aan de apostelen en door de kerkvaders later opgetekend.<br />
De middeleeuwse schrijvers hebben op hun beurt geput uit de geschriften<br />
van de kerkvaders. Dom de Monleon verzet zich dan ook tegen de uitleg van het<br />
Hooglied, als een historisch verhaal of een bloemlezing van bruiloftsgezangen. Het<br />
Hooglied is zuiver spiritueel op te vatten. Zo zagen ook de Joden dit lied. Het<br />
schetste de onscheidbare vereniging van God met zijn volk, een vereniging die<br />
gesloten werd op de berg Sinai en opgeheven tot de rang van bruidegom en bruid.<br />
Dom de Monle*on gaat het Hooglied vers voor vers na en haalt bij ieder vers de<br />
visie van de commentatoren aan, o.a. Origines, Hieronymus, Gregorius de Grote,<br />
Cassiodorus, Alcuinus, Haymon van Halberstadt, Angelomus van Luxeuil, Rupert<br />
van Deutz, Bernardus, Dionysius de Karthuizer, Honorius van Autun, Richard van<br />
Sint Victor, Cornelius a Lapide en Beda Venerabilis.
82 KRONIEK<br />
Origines en Hieronymus volgden de Joodse opvatting. Gregorius de Grote en<br />
Beda Venerabilis deelden de opvattingen van Origines en Hieronymus nog. Zij<br />
pasten het Hooglied vooral toe op de Kerk, de Kerk was de bruid van Christus.<br />
Het was vooral Bernardus van Clairvaux, die dit standpunt verliet en de God-<br />
minnende ziel veeleer als bruid zag, een toepassing die ook wel eerder bij Origenes<br />
te vinden is, maar niet gewaardeerd en overgenomen werd. Volgens Bernardus<br />
wordt in het Hooglied vooral de verhouding van de ziel tot God of Christus<br />
beschreven. Deze verklaring maakte in de Middeleeuwen veel opgang. De Franse<br />
Premonstratensers gaven een andere verklaring. Zij meenden, dat de bruid Maria,<br />
de moeder van Christus, voorstelde en de bruidegom de H. Geest of heel de<br />
Drieeenheid. De kerkvaders gaven zelden een mariologische zin aan het Hooglied,<br />
wel weer enkele theologen uit de Karolingische tijd, zoals Honorius van Autun.<br />
De kerk nam deze laatste verklaring over in de liturgie. Fragmenten uit het Hooglied<br />
werden gelezen tijdens het officie van de feesten van O.-L.-Vrouw-Tenhemelopne-<br />
ming en van Maria's geboorte.<br />
De commentaren op het Hooglied werden gedurende de Middeleeuwen in vele<br />
kloosters gekopieerd, o.a. ook in de Kruisherenkloosters. Wanneer we ons beperken<br />
tot de bewaard gebleven collecties handschriften komen we tot de volgende lijst:<br />
Universiteitsbibliotheek te Luik, afgekort LUB.<br />
Bibliotheek-Groot-Seminarie, Luik, LSB.<br />
Historisches Archiv der Stadt Koln, KHA.<br />
Landes- und Stadt-Bibliothek, DUsseldorf, DLSB.<br />
J. P. Depaire, La bibliothhque des Croisiers de Huy, de Lilge et de Namur,<br />
torn. MI, DEP.<br />
Te Hoei:<br />
Hieronymus : Prologus beate Hieronymi ad Damasum in tractatibus Origines de<br />
canticu canticorum, LUB 3C (88), DEP, II, 14.<br />
Richard van Sint-Victor: Expositio in canticu canticorum, LUB 358 C, DEP, II, 62.<br />
Jacques de Ventia : In psalmos et in Canticum, Lyon 1533, DEP, II, 86.<br />
Te Luik:<br />
Robertus de Tombelaine (Ps. Gregorius de Grote) : Super cantica canticorum, LSB,<br />
6H5, DEP, II, 238.<br />
Beda Venerabilis : Expositio in cantica canticorum, LUB 155C, DEP, II, 192.<br />
Bernardus : Sermones de cantica canticorum, LUB 219 C, DEP, If, 203.<br />
Richard van Sint-Victor: Expositio in cantica canticorum, LUB 338C, DEP, II, 217.<br />
Nicolaas van Lyra : Postilla super cantica canticorum, LUB 332 C, DEP, II, 216.<br />
Te Keulen :<br />
Bernardus : Sermones de cantica canticorum, KHA, GB8, 144. ^<br />
J. Gerson : Super canticum canticorum, KHA, GBf, 82.<br />
anoniem : Expositio cantica canticorum, KHA, GB8, 61.<br />
Te Marienjrede:<br />
Bernardus : Sermones de cantica canticorum, DLSB, B30a.<br />
Richard van Sint Victor: Expositio in cantica canticorum, DLSB, B 30a.<br />
Te DUsseldorf:<br />
Bernardus : Sermones de cantica canticorum, DLSB, B4l.<br />
Richard van Sint-Victor: Expositio in cantica canticorum, DLSB BIO.<br />
Behalve de commentaren op het ,,Minneboek" zijn er een aantal preken en<br />
tractaten geschreven, waarin de auteurs zich bij voortduring op teksten uit het<br />
Hooglied beriepen of de spirituele zin, die men in het Hooglied vond, verder<br />
ontwikkelden. Een dergelijk tractaat is : De septem gradibus contemplations. Het
KRONIEK 83<br />
bevond zich op de bibliotheek van het Kruisherenklooster te Keulen (KHA, GB4,<br />
246) en is op naam van Bonaventura geschreven. Het is in werkelijkheid van de<br />
hand van Thomas Gallo, een regulier kanunnik van de abdij Sint Victor te Parijs<br />
en naderhand prior en abt van de abdij te Vercelli. Een soortgelijk is ook de<br />
Spiegel der Volcomenheit van Henricus van Herp oi.m. Dit tractaat bevond zich in<br />
de bibliotheken van de Kruisherenkloosters te Hoei (LSB, 6K7), Keulen (KHA<br />
GB8, 89) en Beyenburg (Brussel, K.B. 2140). Een volgende is de Sermo de pas'stone<br />
van Willem Jordaans van Groenendael, in de bibliotheek te Keulen (KHA,<br />
GB4, 57). Er zullen er zeker meerdere aan te wijzen of op te noemen zijn.<br />
De teal van de meeste commentaren was het Latijn. B. Spaapen wees in Ons<br />
Geesteltjk Erf, 1945, p. 85-172 op een verklaring van het Hooglied uit het Oude-<br />
Gelder. Deze verklaring of commentaar vond hij in een handschrift, dat thans in de<br />
bibliotheek van de paters Trappisten te Westmalle wordt bewaard (Liturgia A 15).<br />
Het handschrift is afkomstig van het Birgitinessenklooster Marienboom nabij Kleef\<br />
en is op het einde van de vijftiende eeuw in Oost-Middel-Nederlands dialect<br />
geschreven. Spaapen veronderstelde, dat deze commentaar op het Hooglied zou zijn<br />
samengesteld door een Kruisheer van het klooster Marienfrede, dat niet zo ver<br />
verwijderd van het Birgitenessenklooster Marienboom lag. Hij kwam tot deze<br />
veronderstelling, omdat het handschrift in de zeventiende eeuw in het Kruisheren<br />
klooster te Venlo berust had. Op een van de folio's vond hij de woorden geschre<br />
ven : pettineo ad fratres Cruets Venlo en ad f Venlo pertineo. Na de opheffing van<br />
Marienboom zou het handschrift als oorspronkelijk erfgoed der Kruisheren eerst<br />
naar Marienfrede en dan naar Venlo overgebracht zijn. Een andere reden, waarom<br />
een Kruisheer de auteur van het tractaat zou zijn, is dat de overweging van Jezus'<br />
lijden en dood aan het kruis in deze commentaar een voorname plaats innam (zie<br />
ook Clairlieu, 8 (1956), p. 47 en L. Heere, Gescbiedenis van het Kruisherenklooster<br />
te Venlo, in "Publications ... de limbourg, XCII-XCIII (1956-57), p. 278).<br />
De kloosters Marienboom en Marienfrede zullen elkaars handschriften gekopieerd<br />
hebben. De geschriften van de H. Birgitta werden b.v. te Marienfrede gekopieerd,<br />
maar verder bijna in geen enkel ander Kruisherenklooster. Marienfrede bleef echter<br />
voortbestaan tot 1803.<br />
Een andere vraag is : hoe geraakte dit handschrift in de abdij Westmalle ?<br />
Volgens Rafael Hoedt o.c.r. zou het best kunnen, dat Dr. C. R. Hermans, de<br />
schrijver van de Annales ... Ordinis Sanctae Crucis, het geschonken heeft aan'zijn<br />
neef fr. Bonaventura, die in de vorige eeuw bibliothecaris te Westmalle was en<br />
oude handschriften en oude documenten verzamelde. Ook waren er te Westmalle<br />
enkele archivalia van het Kruisherenklooster Sint Agatha, die sedert 1950 weer in<br />
dit klooster teruggekeerd zijn (zie Clairlieu, 8 (1950), p. 96).<br />
Wie zich op de hoogte wenst te stellen van de spiritualiteit in de middeleeuwse<br />
kloosters moet het boek van Dom de Monleon lezen. Hij is een van de Benedictijnen,<br />
die zich op verlangen van de paus, tot taak hebben gesteld vertalingen te bezorgen<br />
van de klassieke monastieke literatuur ofwel van de bronnen van de christelijke<br />
spiritualiteit. Ook in Nederland verscheen een dergelijk boek van Dr. J. Boot:<br />
De allegorische uitlegging van het Hooglied, voornamelijk in Nederland, Woerden<br />
1971. Beschouwden Kerk en Wetenschap de mystiek als een geestelijke afwijking,<br />
nu mag er weer over geschreven worden.<br />
P. v. d. B.<br />
In de publicatie nr. 2 van het Centrum voor landelijke geschiedenis van de<br />
Katholteke Untversiteit te Leuven (Leuven 1964) is een artikel opgenomen van
84 KRONIEK<br />
R. Noel, Localises gaumaises a la fin du Moyen Age. Aspects de geographie humaine,<br />
p. 292-325. De auteur beschrijft de topografische ontwikkeling van enkele steden<br />
in La Gaume, een gebied in het Zuid-Oosten van de Belgische provincie Luxemburg<br />
en een hieraan grenzend klein gedeelte van Noord-Frankrijk. Vanzelfsprekend treft<br />
men onder deze besproken steden VIRTON aan, de hoofdstad van La Gaume.<br />
Ook CARIGNAN, in het Noord-Oosten van Frankrijk, dep. Ardennes, behoort tot<br />
La Gaume en de ontwikkeling van deze stad werd eveneens bestudeerd.<br />
Voor de geschiedenis van de orde der Kruisheren zijn de beschrijvingen van deze<br />
twee steden van betekenis. Juist voor deze twee steden constateert de auteur, dat<br />
zij beide sedert de ommuring gedurende de dertiende eeuw zich niet meer zoals<br />
de meeste steden uitzetten en in omvang toenamen. Van de gebouwen die zich buiten<br />
de ommuring bevonden, vermeldt de auteur er slechts enkele. Wanneer we echter<br />
de door de auteur toegevoegde plattegronden van Virton en Carignan (resp. p. 307<br />
en 304) bekijken, dan bemerken we dat de Kruisherenkloosters van beide steden<br />
zich buiten de ommuring bevonden. Te Virton vlakbij de Noordelijke poort van de<br />
stad en te Carignan vlakbij de Zuidelijke poort van de stad. Te Virton verbleven<br />
de Kruisheren sinds 1341 en te Carignan sinds 1286. De graaf van Chiney, onder<br />
wiens rechtsgebied beide steden vielen, vroeg de Kruisheren van Carignan zich ook<br />
te Virton te vestigen, om aldaar dezelfde werkzaamheden te verrichten als te<br />
Carignan, namelijk het hospitaalwerk. Aan beide kloosters waren derhalve hospitalen<br />
verbonden, waar pelgrims, doortrekkende reizigers en armen een hartelijk onthaal<br />
ontvingen. Voor steden als Virton en Carignan waren deze hospitalen van grote<br />
betekenis ; immers beide steden lagen aan verkeersaders, die door de steden heendraaiden<br />
en beide steden in twee helften sneden. Te Virton herinnert de rue de<br />
Vhopital aan het verblijf der Kruisheren ; op de plaats van het klooster is nu het<br />
stedelijk kerkhof. Te Carignan staan nog twee grote gebouwen aan weerskanten van<br />
de oude toegangsweg tot de stad. Qua stijl dateren zij uit de zeventiende eeuw.<br />
Carignan is in deze eeuw geheel verwoest. De Kruisheren zullen na de verwoesting<br />
hun kloostergebouwen van de grond af hebben moeten optrekken. Bij de beschrijving<br />
van de geografische ontwikkeling van de stad behoren niet alleen de kastelen en<br />
kerken ter sprake gebracht te worden, maar ook de hospitalen. De stichting hiervan is<br />
een van de meest sprekende uitingen van het godsdienstig maatschappelijk leven in de<br />
Middeleeuwen. Jammer dat dit de auteur ontgaan is.<br />
P. v. d. B.<br />
In het jaar 1930 verscheen te CHAUNY (Frankrijk, dep. Aisne) een boek,<br />
gewijd aan de geschiedenis van deze stad. Het was van de hand van J. Turpin en<br />
droeg de titel : Chauny et ses Environs. In 1955 volgde een tweede editie. Hoewel<br />
dit boek niet van recente datum is, kunnen enkele mededelingen hierover instructief<br />
zijn. Immers, v66r de Franse Revolutie waren de Kruisheren te Chauny gevestigd,<br />
en eveneens te Condren, aux environs de Chauny, hoewel ze op het einde van de<br />
vijftiende eeuw uit deze laatste plaats vertrokken zijn.<br />
Het boek van J. Turpin is een bundeling van courantenartikelen, door zijn<br />
vrienden na zijn dood in boekvorm uitgegeven. Het is dus geen wetenschappelijk<br />
verantwoord historisch werk. Turpin geeft zijn bronnen niet aan. Het blijkt echter<br />
wel, dat hij zich in hoofdzaak baseerde op een zeventiende-eeuwse geschiedwerk :<br />
Histoire de Chauny, van P. Labbe, 1665-1716, pastoor van de Sint Martinus, een<br />
van de twee parochiekerken te Chauny. Een bundeling van courantenartikelen heeft<br />
ook, zoals hier, nog het nadeel, dat de schrijver meestal in herhalingen vervalt.<br />
Over de Kruisheren is Turpin erg spaarzaam ; alleen in zijn artikel over Condren,
KRONIEK 85<br />
een van de rondom Chauny liggende plaatsen, namelijk tien kilometer ten Noord-<br />
Oosten van Chauny, geeft hij een korte mededeling, waarvan de inhoud alom bekend<br />
is, namelijk dat de Kruisheren hier gevestigd waren, maar vanhier vertrokken zijn<br />
om te gaan wonen in het klooster van hun ordebroeders te Chauny, een klooster<br />
dat gesticht was door Maria van Kleef, hertogin van Orleans en dame de Chauny.<br />
Deze Maria van Kleef was de moeder van koning Lodewijk XII, 1498-1515. Bij de<br />
inwoners van het middeleeuwse Chauny was zij vanwege haar goed bestuur en haar<br />
weldaden zeer geliefd. Tot aan de eerste Wereldoorlog, 1914-1918, werden de<br />
inwoners van Chauny aan haar herinnerd door een straat, die naar haar genoemd<br />
werd : Rue de Cleves. In die straat bevond zich haar paleis. Daar stierf zij in 1487.<br />
Het Generale Kapittel van de Kruisheren, in 1488 te Hoei bijeen, herdacht haar<br />
als volgt: Obiit illustrissima domina de Cleves, ducissa Aurelanensis, larga fundatrix<br />
novi monasterii Cbalanensis, participant ut jrater (Vgl. Clairlieu, 22, 1964, 123-124).<br />
Het belangrijkste in het boek van Turpin voor de geschiedenis van de Kruisheren<br />
is wel de stadsplattegrond, die de uitgevers eraan toevoegden. Hij dateert uit het<br />
jaar 1750. Hierop staat duidelijk aangegeven, waar het Kruisherenklooster te Chauny<br />
gelegen was, namelijk in de Noord-Oosthoek van de stad, nabij de stadsmuren en<br />
de stadspoort Pissot, waar reizigers uit de richting Cambrai en Laon de stad<br />
binnentrokken. Een bastion op de Noord-Oosthoek van de stad droeg de naam :<br />
Bastion Sainte-Croix. Chauny is gedurende de eerste wereldoorlog geheel verwoest<br />
en van het Kruisherenklooster, indien er v66r 1914 nog enkele gebouwen overeind<br />
stonden, is niets overgebleven. Alleen de naam van een klein straatje : La Rue de<br />
Sainte-Croix, herinnert aan de Kruisheren en geeft de plaats aan, waar deze<br />
kloosterlingen woonden. Het straatje ligt thans midden in de stad, terzijde van het<br />
huidige stadhuis.<br />
Behoudens dat Turpin een levendig beeld geeft van het leven en werken der<br />
inwoners van Chauny in vroegere tijden, tekent hij goed uit, wat voor een betekenis<br />
de stad Chauny had in het verleden voor het koninkrijk Frankrijk. Dat koninkrijk<br />
moest in de loop der geschiedenis voortdurend aanvallen vanuit het Noorden<br />
weerstaan, in de vijftiende eeuw van de Engelsen en de Bourgondiers, in de<br />
zeventiende eeuw van de Spanjaarden en in de twintigste eeuw van de Duitsers.<br />
Chauny was de sleutel, die voor de aanvallers de weg naar Parijs opende. Vandaar<br />
dat de Franse koningen al sinds de twaalfde eeuw de stad met talrijke privileges<br />
begunstigden. Chauny werd daardoor in de Middeleeuwen zelfs een kleine republiek,<br />
totdat koning Lodewijk XIV de stad al haar privileges ontnam. De inwoners van<br />
Chauny bleven van hun kant altijd trouw aan de koning en stonden hem fanatiek<br />
terzijde, wanneer de koning een beroep op hen deed het zo strategisch goed gelegen<br />
punt Chauny tegen de aanvallers te verdedigen. De stad was vanaf de vroege<br />
Middeleeuwen omringd door zware dikke muren, forten, bastions en brede diepe<br />
grachten. Voor hun trouw aan de koning werden de inwoners van Chauny maar<br />
slecht beloond. De Bourgondiers en de Engelsen verwoestten hun stad in 1472, de<br />
Spanjaarden in 1557 en de Duitsers van 1914 tot 1918. De reden voor de strategische<br />
belangrijkheid van de stad Chauny moet men vooral zoeken in het feit dat<br />
vanaf Chauny de rivier l'Oise naar het Zuiden toe beter bevaarbaar werd en dat<br />
men vanaf Chauny per schip de Seine en derhalve Midden-Frankrijk kon bereiken<br />
Gelukkig voor de inwoners van de stad Chauny waren de tijden van vrede aan-<br />
Eienhjk langer dan die van oorlog. In die perioden van rust reisden vele kooplieden<br />
en pelgrims naar de stad, want ook voor deze mensen was de stad een sleutel die<br />
toegang gaf tot het zo begeerde Midden-Frankrijk.
86 KRONIEK<br />
Toch, aldus Turpin, was Chauny niet een stad, die ontstaan was op een kruispunt<br />
van handelswegen, zoals vele steden in Europa. Veel meer dan Chauny was al sinds<br />
de Romeinse tijd het plaatsje Condren een kruispunt van wegen. De naam Condren<br />
stamt af van het Latijnse woord Condragium, wat samenvloeiing betekent. Hier<br />
vloeiden twee rivieren samen : I'Oise en La Serve. Rivieren waren voor de Middeleeuwers<br />
nu eenmaal belangrijke verkeerswegen. Reizigers uit Vlaanderen, of uit<br />
Keulen, Aken, het Maasgebied, die op weg waren naar Parijs, Orleans of Tours,<br />
passeerden Condren, ook wanneer zij geen gebruik maakten van het water, maar te<br />
paard of te voet reisden.<br />
Condren moest echter in de loop van de Middeleeuwen onderdoen voor Chauny,<br />
omdat deze stad talrijke privileges kreeg van de Franse koningen. Het was voor de<br />
inwoners van Condren gunstiger te verhuizen naar Chauny.<br />
Zo zal het ook de Kruisheren van Condren vergaan zijn. Sinds 1280 hadden zij<br />
er een klooster. Hun kerk was toegewijd aan Sint Eligius. Noord-West-Frankrijk<br />
was het land van deze heilige, eens bisschop van Doornik en Noyon.<br />
Het boek van Turpin geeft duidelijk te verstaan, dat zowel Chauny als Condren<br />
in de Middeleeuwen belangrijke plaatsen waren. Voor kooplui, voor pelgrims en<br />
andere reizigers waren deze plaatsen rustpunten op him dikwijls zo lange en<br />
vermoeiende weg. Het is moeilijk zich voor te stellen, dat de Kruisheren naar deze<br />
plaatsen getrokken zijn om in rust en stilte zich toe te leggen op het beschouwend<br />
leven. Zijn zij niet eerder bij deze kruispunten van wegen gaan wonen om de<br />
pelgrims en reizigers een goed onthaal te geven, zoals zij in zovele andere steden<br />
deden ? Sint Eligius was dikwijls de patroon van een kerk of kapel, waaraan een<br />
hospitaal verbonden was. Uit de eerste jaren van het bestaan van het klooster te<br />
Condren weten we, dat Jean de Hargny, prior van het klooster, misschien wel de<br />
eerste, werd gevraagd te Doornik een klooster van zijn orde te stichten. Hebben<br />
misschien pelgrims uit Doornik en omgeving, waaronder Guy de Chatillon, comte<br />
de Saint-Pol, contact met hem opgenomen ?<br />
P. v. d. B.<br />
Gerits (T. J.), o.praem., De pauselijke zouaven uit het Land van Aarschot,<br />
Aarschot, 1970, in-8°, 61 bladz., geillustreerd. Na een inleiding over de pauselijke<br />
zouaven en de ondergang van de Kerkelijke Staat in 1870 volgt (bl. 25-54) het<br />
dagboek van Ferdinand Vanzavelbergh, waaruit het volgende : (Pasen 1870) ,,De<br />
pauselijke zouaven werden tot het volbrengen van hunnen paaschplicht bereid door<br />
den zeer eerweerden kanunnik Geeraerts, kruisheer van Diest. De onderwijzingen<br />
en de sermonen, welke hij deed, leven nog steeds voort in mijn geheugen." (bl. 40).<br />
M. C<br />
Middeleeuwse monniken hebben dikwijls tractaten gekopieerd, waarvan zij de<br />
auteur niet konden vermelden of het slechts moesten laten bij een vage aanduiding.<br />
Een van zo'n tractaten is Speculum Virginum. Het komt voor in handschriften,<br />
afkomstig van het Kruisherenklooster te KEULEN (Historisches Archiv der Stadt<br />
Koln, GBf-155), te DlJSSELDORF (Landes-und-Stadt-Bibliothek, B 124) en waarschijnlijk<br />
ook te LUIK (bibliotheek, Groot-Seminarie te Luik, 6Ml7b). Over de<br />
auteur van dit tractaat, Conradus von Hirsau, o.s.b., 1070-1150, en over zijn andere<br />
geschriften kunnen we enkele kanttekeningen vinden bij R. Bultot, Autour du<br />
^Speculum Virginum", in Revue d'Histoire ecclSsiastique, Vol. LXIV (1969),
KRONIEK 87<br />
p. 808-810. Omtrent de auteur en zijn werk raadplege men ook : Ons Geestelijk<br />
Erf, jg. 40 (1966), p. 74 en jg. 43 (1969), p. 51.<br />
P. v. d. B.<br />
H. U. Weiss vermeldde in zijn literatuurlijst voor het klooster FALKENHAGEN<br />
(in Die Kreuzherren in Westfalen, S. 91), Pastor Hossius, Denk- und Sehenswiirdigkeiten<br />
im ehemaligen Kloster Falkenhagen (ohne Datum). Dit boekje van<br />
12 pagina's is in 1967 herdrukt. Hoewel het thans uitverkocht is, voelt de huidige<br />
pastor van de Ev. ref. Kirchengemeinde te Falkenhagen, R. Siebe, er niet voor het<br />
boekje nog eens te laten herdrukken, daar hij de tekst van zijn voorganger weinig<br />
oecumenisch vindt. Afgezien hiervan heeft het boekje toch nog enige waarde<br />
vanwege de - hoewel summiere - beschrijving van de kerk en van de kloostergebouwen,<br />
vooral omdat deze beschrijving in het boek van Weiss ontbreekt.<br />
Het is voor ondergetekende een goede gids geweest bij zijn bezoek aan het<br />
aloude klooster Falkenhagen.<br />
De kerk en het eigenlijke klooster zijn nu geheel in handen van de Ev. ref.<br />
Kirchengemeinde. Om deze gebouwen te bereiken loopt men eerst over de grond<br />
heen, die aan de katholieke parochie behoort. Aan de linkerkant staat de pastorie,<br />
een vakwerkhuis uit 1581. Dit jaartal staat geschilderd op een steen, die links van<br />
de deur is ingemetseld ; rechts van de deur een tweede steen, waarop het Kruisherenkruis<br />
is geschilderd. Waarvoor dit gebouw diende in de tijd, dat de Kruisheren<br />
Falkenhagen nog bewoonden, is niet duidelijk. Toen in 1604 de Jezui'eten een deel<br />
van de kloostergoederen uit de handen van de bisschop van Paderborn verkregen,<br />
trokken zij in dit huis. Vandaar dat dit gebouw het Jezui'etenhuis werd genoemd.<br />
In 1794 werden zij uit Falkenhagen verdreven. Lange tijd waren de katholieken,<br />
die nog in het dorp Falkenhagen en in de omgeving hiervan woonden, zonder<br />
pastoor. Pas in 1854 kon een wereldgeestelijke als pastoor benoemd worden. Hij<br />
nam zijn intrek in een gebouw tegenover het Jezuietenhuis, eveneens een vakwerk<br />
huis. Op een tekening van het klooster Falkenhagen uit het jaar 1662 zijn deze<br />
twee gebouwen duidelijk te onderscheiden. In het Jezuietenhuis woonde tot 1930 de<br />
domeinenpachter. In dat jaar kon de pastoor het gebouw overnemen en het vergroten,<br />
zodat hij zelf en zijn kapelaan er zich konden vestigen. Het gebouw, dat de pastoor<br />
bewoonde van 1854 tot 1930, was volgens Hossius in de tijd van de Kruisheren<br />
een herberg, derhalve een huis, waar men de nacht kon doorbrengen. De Jezui'eten<br />
hidden er kerkdiensten in. Ca. 1695 braken zij het gebouw af en zetten er een<br />
stenen gebouw voor in de plaats. In dit nieuwe gebouw was behalve een kerk ook<br />
een school. Na het vertrek van de Jezui'eten is het gebouw ingericht als woning<br />
totdat de nieuwe pastoor er in 1854 in trok en het huis gebruikte als kerk en<br />
pastorie. Enkele jaren geleden is deze kerk van binnen en van buiten geheel gemoderniseerd.<br />
Voorbij het katholieke gedeelte treft men de oude kloosterkerk en het eigenlijke<br />
klooster aan. De kloosterkerk dateert uit de tijd van de Kruisheren, die haar in 1496<br />
gebouwd hebben. Het is een laat-gotische kerk en lijkt veel op de kloosterkerken<br />
van Sint Agatha en Ter Apel. Aan de zuidzijde is er een tribune ingebouwd. Het<br />
oude stenen hoofdaltaar, alsmede de gebeeldhouwde koorbanken, de drieledige bank<br />
voor celebrant, diaken en subdiaken, en de gebrandschilderde ramen zijn bewaard<br />
gebleyen. Op de sluitstenen van het gewelf prijken nog de roodwitte Kruisherenkruisjes.<br />
Naast de kerk, aan de zuidzijde, is er een gang, die op de hoogte van het<br />
priesterkoor uitloopt in de Gerfkamer of sacristie. De gang moet in 1533 zijn<br />
aangelegd. In deze gang staat tegen de kerkmuur de grafzerk van Henricus van
88 KRONIEK<br />
Bochold, de eerste prior van het convent, gestorven in 1495. Wanneer men vanuit<br />
de gang de trap oploopt naar de Gerfkamer, loopt men over de steenblokken van<br />
de vroegere zijaltaren. Vanuit de Gerfkamer kan men het klooster binnengaan. Hier<br />
wonen thans enkele gezinnen. Er is slechts e'en vleugel, de oostvleugel, behouden<br />
gebleven. Hij dateert uit het jaar 1496 en zal tegelijk met de kerk gebouwd zijn.<br />
Volgens de tekening van 1662 moeten er vroeger tegen deze oostvleugel een noord-«<br />
en zuidvleugel gestaan hebben, echter geen westvleugel en derhalve had het klooster<br />
niet een carrevorm. In de behouden vleugel zijn beneden de kapittelzaal en de<br />
refter geweest en daarboven de cellen van de kloosterlingen. Tegen deze vleugel is<br />
in oostelijke richting in 1509 het huis van de prior gebouwd ; het is het oudste<br />
vakwerkhuis van Lippe. Aan de noordzijde van dit priorshuis is boven in de<br />
dakbalk het jaartal 1509 gesneden : Anno Domini M quingentesimo nono. In dit<br />
huis woont thans de pastor en zijn gezin ; verder zijn er een aantal lokalen ten<br />
gebruike van de Ev. ref. Kirchengemeinde.<br />
Het boekje van Hossius is geillustreerd met vier tekeningen van Werner Kriige<br />
en een van Frau Kathe Pollmann geb. Hossius.<br />
P. v. d. B.<br />
H. U. Weiss bespreekt in zijn boek : Die Kreuzherren in Westfalen, de opheffing<br />
van het klooster GLINDFELD. De opheffing van dit klooster en die van vele andere<br />
ontsproot uit een algemeen heersende denkwijze op het einde van de achttiende<br />
en begin negentiende eeuw. Deze tijdsgeest wordt beschreven in de twee eerste delen<br />
van de serie : Landeskundliche Schriftenreihe fur das kolnische Sauerland, I Manfred<br />
Schone, Das Herzogtum Westfalen unter hessen-darmstadtischer Herrschaft, 1802-<br />
1816, Olpe 1966, en II, Elisabeth Schumacher, Das kolnische Westfalen im Zeitalter<br />
der Aufklarung unter besonderer Berucksichtigung der Reformen des letzten<br />
Kurfursten von Koln, Max Franz von Osterreicb, 1784-1801, Olpe 1967.<br />
In beide delen komt het klooster Glindfeld even ter sprake, in deel I, p. 126 en<br />
deel II, p. 259.<br />
P. v. d. B.<br />
L. van de Meerendonk, o.praem., Tussen Reformatie en contrareformatie. Geest<br />
en levenswijze van de clerus in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch en zijn verhouding<br />
tot de samenleving tussen ca. 1520 en ca, 1570 (Bijdragen tot de geschiedenis<br />
van het Zuiden van Nederland, nr. 9), Tilburg 1967.<br />
In dit boek wordt de komst van de Kruisheren te 'S-HERTOGENBOSCH vermeld<br />
op p. 112, 119, 125, 126. Hieruit blijkt o.a. dat de auteur nog al eens in herhalingen<br />
valt. Verder worden de Kruisheren van Den Bosch nog genoemd op de<br />
volgende pagina's : 134, 145, 159, 216, 217. De auteur heeft zich wat de Kruisheren<br />
betreft beperkt tot de gegevens, die ons Hermans, Annales ... O.S.C. en Schutjes,<br />
Kerkeliike Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, verschaffen.<br />
P. v. d. B.<br />
In het zeer rijke boekje van W. H. Th. Knippenberg, Oude pelgrimages vanuit<br />
Noord-Brabant, deel 3 van de serie: Kultuur-historische Verkenningen in de<br />
Kempen (Uitgave van de Stichting Brabants Heem), 1968, 109 pp., wordt op pag.<br />
60 geschreven over de verering van de H. Theobald in de Middeleeuwen. Ms een
KRONIEK 89<br />
van de voorbeelden wordt hier aangehaald, dat deze heilige de patroon van de<br />
Kruisherenkapel te Clairlieu bij HOEI was. Een oud beeld van H. Theobald wordt<br />
thans bewaard in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Hoei en is afkomstig van deze kapel.<br />
P. v. d. B.<br />
In he Moyen Age, revue d'histoire et de philologie, tome LXXV (1969) p 173-<br />
179 besprak dom Andre* Thibaut o.s.b. een boek van J. Sudbrack, s.j. Die geist-<br />
Hche Theologte des Johannes von Kastl, Munster, 1966, 2 vol., XXXIV-468 u<br />
266 p. (Beitrdge zur Geschichte des alien Monchtums und des Benediktinerordens,<br />
Johannes von Kastl (Johannes Castellensis) heeft in de eerste helft van de<br />
vijftiende eeuw ruimschoots deel gehad aan de hervorming van het kloosterleven<br />
De Benedictijnerabdij van Kastl in Beieren, was vanaf 1380 een centrum hiervan<br />
De bijdrage van Joannes von Kastl bestond o.a. in het schrijven van ascetische<br />
tractaten, die door de hervormingsgezinde kloosterlingen zeer gewaardeerd werden.<br />
Dit blijkt uit het feit, dat zijn werken zeer dikwijls gekopieerd werden. Merkwaardig<br />
is echter, dat zijn tractaten, die men in 80 handschriften heeft teruggevonden<br />
hetzij, m anonimiteit bleven, hetzij onder het patronage van een beroemd man zijn<br />
gesteld Slechts m enkele handschriften werd Johannes von Kastl als auteur<br />
vermeld Een van zijn meest succesvolle werken was : De adhaerendo Deo (oorspronkehjke<br />
titel: Tractatus de fine religiosae perfections). Dit tractaat staat in<br />
de handschriften veelal op naam van Albertus de Grote. Dom Thibaut geeft als<br />
voorbeeld o.a. een handschrift te Keulen, Historisches Archiv der Stadt Koln<br />
GB4, 218 uit 1452. '<br />
^nS^xT ST ThlbaUt Vermeldt dU niet ^ stamt uit het KRUISHEREN-<br />
KLOOSTER VAN KEULEN. Echter ook in de Kruisherenkloosters van Hoei,<br />
Dusseldorf en Doornik is het tractaat gekopieerd, eveneens op naam van Albertus<br />
de Grote. Het handschrift van Hoei (I6e eeuw) wordt bewaard te Luik Groot-<br />
Seminane, 6Ml4, dat van Dusseldorf uit 1473 te Dusseldorf, Landes-und-Stadt-<br />
Bibhothek B2a, en dat van Doornik (16e eeuw) te Brussel, Koninklijke Bibliotheek<br />
nr. 1635 (zie Clairlieu, jg. 26 (1968), p. 142). In het handschrift van Hoei is<br />
een tractaat opgenomen, namelijk : De vera resignation sui ipsius. Het staat op<br />
naam van Gerlach Peters. Heeft Gerlach Peters dit tractaat geschreven ? Misschien<br />
is het een ander bekend werk van Johannes von Kastl, namelijk De vera et humili<br />
cognttwnesui ipsius ? Dit zou ook het geval kunnen zijn met het anonieme<br />
Tractatus de cognitione sui ipsius, dat in enkele handschriften, eveneens afkomstig<br />
van het Kruisherenklooster te Hoei, berustend te Luik, in de bibliotheek van de<br />
^T'S 358 ^ ^ d biblithk Van het Gro°t-Seminarie, nrs. 6G22 en<br />
P. v. d. B.<br />
De Kruisheer Joannes Noe, convenruaal van LUIK ca. 1460, kopieerde Tractatus<br />
de septem ttinertbus aeternitatis van de Franciscaanse auteur Rudolfus van Biberach<br />
die circa 1300 leefde. Het handschrift bevindt zich in de bibliotheek van hei<br />
Groot-Seminane te Luik (6N1, 62M59V). Van dit tractaat verscheen in 1969 een<br />
Duitse vertaling. M. Schmidt, Rudolf von Biberach. Die siben strassen zu Got.<br />
Die hochalemannische Vbertragung nach der Handschrift Einsiedeln 278 (Spicilegium<br />
Bonaventuriamim, VI). Florenz, Quaracchi 1969, Typographia Collegii S.<br />
Bonaventurae, VII, 276*, 272 S. '*'©*' &
90 KRONIEK<br />
Gezien de verspreiding van dit boek over de middeleeuwse bibliotheken heeft<br />
Rudolf van Biberach zeker veel invloed uitgeoefend op de spiritualiteit van de<br />
veertiende eeuw. Dikwijls werd het gekopieerd op naam van de H. Bonaventura.<br />
Voor zover bekend werd het boek niet voor andere Kruisherenkloosters gekopieerd,<br />
ook niet onder de naam van de H. Bonaventura. Waarschijnlijk was het tractaat te<br />
mystiek van aard en opzet. M. Schmidt heeft de tekst voorzien van een groot<br />
aantal noten, die naar de bronnen verwijzen die Rudolf heeft gebruikt. Zoals zo<br />
vele middeleeuwse schrijvers citeerde Rudolf uit de werken van kerkvaders en<br />
theologen. Door de Duitse vertaling kunnen velen van het werk van Rudolfus van<br />
Biberach kennis nemen.<br />
P. v. d. B.<br />
De E.H. W. Sangers bezit in zijn particuliere bibliotheek een boekje: Twee<br />
mannen volgens Rolin's hart afgeschilderd de eene door den anderen, Brussel,<br />
drukkerij van J. Vandereydt, Boekverkooper Vlaamschen Steenweg 104.<br />
Tijdens de gemeentekiezingen van 1870 werd te Maeseyck, de heer Louis Nagels,<br />
thans arrondissementskommissaris te Tongeren door de gratie van M. Rolin,<br />
beschuldigd van de katholieke kandidatuur van M. Meuwissen voorgestaan te hebben.<br />
Dit feit heeft inlichting gegeven tot de volgende briefwisseling, getrokken uit den<br />
Maeseyckenaar, liberaal weekblad, uitgegeven en gedrukt door M. Louis Brieers,<br />
klerk van den notaris Schoolmeesters, burgemeester van Maeseyck door de gratie<br />
der logiebazen van Luik en Antwerpen. (bl. 2).<br />
De heer Louis Nagels, met zijn groot verstand, beweert ook, dat een waar liberaal<br />
geene oefeningen van onzen godsdienst mag vervullen. O welke verwaandheid !!!!<br />
Zien wij niet den heer Nagels die zich, wel te verstaan, buiten Maeseyck als den<br />
grrrrrrootsten liberaal wil doen doorgaan, niet alle zondagen in de kerk, nevens<br />
zijne vrouw, met een groot kerkboek en eenen rozenkrans in de hand vuriglijk bidden ?<br />
Dat is prijsbaar en daarover zullen wij dien heer nooit berispen, zoo hij het in<br />
zijnen bovenstaanden brief aan anderen doet.<br />
Wij bieden zelfs aan den heer Louis Nagels onze medewerking aan voor de<br />
tentoonstelling die hij over eenigen tijd voorstelde op te richten voor de herstellingswerken<br />
der kapel van Wurfelt, door de eerwaarde Kruisheeren bediend, zijne<br />
hedendaagssche kiesmedemakkers. (bl. 31).<br />
Hierop antwoordde de heer Nagels op 2-2-1871 o.a. :<br />
Wat de nieuwe uitvinding betreft mijner vriendschap met de kruisheeren, dit is<br />
al te onbezonnen. Ik weet niet dat ik ooit de gelegenheid gehad heb de Kruisheeren<br />
te spreken.<br />
Ik geloof dat ik voor de Kruisheeren volstrekt een onbekende ben, of wel, zou<br />
misschien de opsteller van den Maeseyckenaar mij in hunne gebeden moeten aanbevolen<br />
hebben tijdens zijne edelmoedige gifte van vijftig frank.<br />
L. H.<br />
De rapporten van de kantonkommissarissen (1797-1800), dl. I : Maaseik, uitg.<br />
door M. Colson, Kruisheer, werken uitg. door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig<br />
Genootschap: 5, Maastricht 1970, V-VI, 1-189; en Werken uitg. onder<br />
auspicien van de Bestendige Deputatie van de provincie Limburg, nr. 13, Hasselt,<br />
1969, V-VI, 1-189.<br />
Wie op de hoogte is van de activiteiten van de Kruisheer M. Colson, staat wat<br />
verbaasd, dat het hem ondanks zijn drukke werkzaamheden toch gelukt is deze
KRONIEK 91<br />
rapporten te laten verschijnen. Van de hand van W. A. J. Munier ss.cc. verscheen<br />
een recensie in het Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland,<br />
jg. 13 (1971), p. 105-107. De gouverneur van Belgisch Limburg Dr. L. Roppe<br />
noemde de uitgaven van de rapporten van zeer groot belang voor de plaatselijke en<br />
regionale geschiedenis. Pater Munier is hier ook van overtuigd, maar hij voegt er<br />
aan toe : ,,mits de uitgave van de rapporten op even uitstekende wijze als waarmee<br />
nu begonnen is, wordt voortgezet". Niet alleen de uitgave van de rapporten van het<br />
kanton Maaseik, maar ook de bibliografie is goed verzorgd. Het register is zoals<br />
het behoort te zijn.<br />
Wat betreft de geschiedenis van de Kruisherenorde, allerlei gegevens over<br />
Kruisheren, die gedurende de Franse Revolutie in het kanton Maaseik hun werkzaamheden<br />
vonden, zullen door M. Colson reeds verwerkt zijn in eerder verschenen<br />
publicaties van zijn hand, o.a. Het Kruisherenklooster te Maaseik tijdens de Franse<br />
Revolutie, in De Kruisheren van Maaseik, biz. 141-213, en De Eigendommen der<br />
Kruisheren van Maaseik onder en na de Franse Revolutie (1797-1855), Hasselt 1956.<br />
P. v. d. B.<br />
J. Baerten, Het Graafschap Loon, (llde-14de eeuw), Assen 1969, verscheen in<br />
de serie Maaslandse Monografieen, nr. 9.<br />
De auteur gaat o.a. uitvoerig in op de grafelijke instellingen in het Land van<br />
Loon. Deze instellingen zullen voor een groot deel in stand gehouden zijn tot de<br />
tijd, dat de Kruisheren zich in het besproken gebied gevestigd hebben. Daar de<br />
graaf van Loon ook graaf van Chiny werd, is dit boek niet alleen belangrijk voor<br />
de geschiedenis van de kloosters te Maaseik en Kerniel, maar ook voor die van<br />
Carignan, Virton en Suxy.<br />
P. v. d. B.<br />
Onlangs kwamen we in het bezit van een zeldzaam devotieboekje, getiteld:<br />
Beweeg - Reden ter devotie van het Aarts-Broederschap der allerheiligste Drievuldigheid,<br />
Vergund door Pius VII. Te Rome, den 8 Aug. 1823. XXW jaars zijns<br />
pausdoms, opgeregt in de hulp-Kapel van den H. Jacob, (voormalige Kruisheeren<br />
Kerk) Binnen Maeseyck door den wel Eerwaarden Heer L. C. G. De Borman,<br />
Pastoor der voorz. Stad, met goedkeuring van zijn Hoogw, J. A. Barrett, groot-<br />
Vikaris van het Bisdom van Luik. Maeseyck, Ter Drukkerij van J. J. Titeux, 1824.<br />
Uit de goedkeuring blijkt dat te Leuven reeds op 12-5-1796 vergunning verleend<br />
werd door L. Theys S.T.L. insign. eccles D.P. Lov. Can. Reg. om dit boekje te<br />
drukken. Na de Franse tijd werd op 18-2-1824 vergunning tot herdruk verleend.<br />
Vermelden we dat in de tweede helft van de zeventiende eeuw dergelijke broederschap<br />
ook reeds bestond in de Kruisherenkerk, want een register getiteld Liber<br />
rationarius archi - confraternitatis Sanctissimae Trinitatis apud patres Crucigeros<br />
Mosaci kwam door ons toedoen wederom terecht in het archief van het Kruisheren<br />
klooster te Maaseik. Nadat de Kruisheren in 1855 zich terug in Maaseik vestigden,<br />
werd de broederschap van de H. Drievuldigheid, tot vrijkoop van de slaven, op<br />
17 augustus 1856 opnieuw heropgericht.<br />
M. H.<br />
L. Heere o.s.c. deelt in zijn artikel : Balthazar van Drogenbroeck en de schilderingen<br />
in de Loreto-kapel te Thorn in De Maasgouw, jg. 30 (1971), kolom 19-34,
92 KRONIEK<br />
mede, dat deze Balthazar voor zich zelf het tweedelig boek van de Luikse Kniisheer<br />
Henricus Seulen over het sacrament der Biecht (Epitome Theologiae moralis, Leodii<br />
J. S. Philippart, 1761, 2 vol.) aanschafte (kol. 21) en dat de provinciaal der<br />
Kruisheren te Keulen, Theodorus Deghens de kapel te Thorn, gebouwd in de vorm<br />
van het huisje van Nazareth te Loreto, op 9 Februari 1697 inzegende (kol. 23). De<br />
auteur geeft niet de reden aan, waarom de provinciaal der Kruisheren werd<br />
gevraagd. Zie hierover een vroeger artikeltje van L. Heere, in de bibliographie<br />
nr. 65 en 66.<br />
P. v. d. B.<br />
M. Hendrickx schreef in Vlaamse Stam, I, 1965, 171-174 een kort artikel<br />
Bekeerde protestanten te Maaseik (lie tot 18e eeuw). Vanaf 1530 schijnt de<br />
Maaseiker bevolking protestants-gezind geweest te zijn, en dit breidde zich zo uit<br />
dat in 1566 de stad opstond tegen de prinsbisschop. Ondanks de reakties van de<br />
geestelijkheid bleven vele doopsgezinden en kalvinisten heimelijk hun godsdienstoefeningen<br />
houden. Naast meerdere interessante bijzonderheden geeft de auteur<br />
dan een lijst van ,,bekeerlingen" die, in aanwezigheid van meerdere getuigen, hun<br />
geloofsbelijdenis aflegden. In 1697, op 2 april was de prior van de kruisheren zo<br />
getuige bij de geloofsbelijdenis van 'n zekere Nicolaus Grasser uit Saksen die zich<br />
in Maaseik gevestigd had. In de lijst komt ook Anthonius Muller voor, die zich<br />
later Mulders noemde, en die 19 mei 1698 de katholieke geloofsbelijdenis aflegde.<br />
Zijn zoon Henricus, werd broeder in het kruisherenklooster te Colen bij Kerniel.<br />
Bij het huwelijk van de bekeerde lutheraan Judocus Fredericus Engelen uit Thuringen,<br />
29-4-1706, trad de E.H. van Beeck, kruisheer op als celebrant en Johannes<br />
Lorbij, kruisbroeder als getuige. In de lijsten van L. Heere, De Kruisheren te<br />
Maaseik, Diest, 1955, p. 65-74 komt wel een Jan Lorby voor als donaat maar geen<br />
kruisheer van Beeck. Hendrickx, die put uit een register en lijst van pastoor<br />
Vlecken en opvolgers, vult zo de lijst van L. Heere aan.<br />
A. R.<br />
Eveneens in Vlaamse Stam, III, 1967, p. 121-122 noteerde M. Hendrickx uit<br />
de Kroniek van dokter Korsten de personen uit Maaseik en omstreken die tussen<br />
1713 en 1720 intraden in het klooster of hun eerste mis opdroegen. Op 29 juni<br />
1716 was dit de zoon van burgemeester Vrijkens die bij de kruisheren gekleed werd<br />
en in 1717 op dezelfde dag zijn professie deed. De twijfel die L. Heere in bovengenoemde<br />
lijst had over eventuele identiteit van Vrijken, zoon van de burgemeester<br />
en Hubert Frans Vereycken lijkt hierdoor wel opgelost. Op 8 nov. 1716 ,,heet<br />
Welter Steenberghs sijn eerste misse gesongen bij de P. Cruysbroeders, sijnde<br />
Capellaen tot Neerwert". Op 8 juni 1728 vermeldt dokter Korsten dan nog het<br />
bezoek van pastoor Schelen van Bocholt; ,,hij is met sijnen broeder Cruysheer tot<br />
St Achten van hier vertrocken den 18 junij naer middag naer Boeckholt". Een<br />
korte passage over kruisheer Jacob Mostaert (p. 122) wordt ook door L. Heere,<br />
o.c, p. 73 aangehaald.<br />
A. R.<br />
In de serie Historie van steden en dorp en (Het Wereldvenster, Baarn, 1968)<br />
verscheen M. A. F. Charles Thewksen, Oud-Maastricbt. Wie aardige verhaaltjes<br />
en anecdotes uit Maastrichts verleden wil leren kennen, moet dit boekje zeker lezen.
KRONIEK 93<br />
Het is mooi geillustreerd met talrijke foto's. Van de Kruisheren en hun mooi<br />
klooster vertelt de schrijver slechts hun komst in 1438 (p. 71). Een uitvoerige<br />
recensie van de hand van A. Munsters M.S.C. vindt men in De Maasgouw, jg. 88<br />
(1969), kolom 61-62.<br />
P. v. d. B.<br />
H. H. E. Wouters, Grensland en Bruggenhoofd. Historische studies met betrekking<br />
tot het Limburgse Maasdal en, meer in het bijzonder, de stad Maastricht, Assen,<br />
1970. Hierin vermeldt de auteur de schenking van de wiegedruk P. Venetus,<br />
Expositio librorum naturalium Aristotelis (Venetie, 1476), aan de Kruisheren van<br />
Maastricht in 1497, door Dr. med. Nic. Beissel, kanunnik van Sint Servaas (bl.<br />
140). - Ook, dat de Kruisherenkerk (S. Nikolaas) te Venlo in 1567 van beeldstormerij<br />
gered werd door leden van de magistraat (bl. 205).<br />
M. C.<br />
G. Hoevelmann, K. Abels, P. Dychmans, Niederrheinische Kirchengeschichte,<br />
Kevelaer, 1965. Brockhaus deutet den Niederrhein mit dem Satz : ,,Bei Bonn tritt<br />
der Rhein in das norddeutsche Flachland ein". Diese Kirchengeschichte beschrankt<br />
sich hauptsachlich auf das friihere Herzogtum Kleve, erwahnt nur die Griindung<br />
der Hauser in MARIENFREDE (1444) und in EMMERICH (1482), und schreibt<br />
dann : ,,heute besteht noch das Kloster St Agatha bei Cuyk an der Maas" .(S. 78)<br />
Vom Gymnasium in Emmerich steht noch: ,,1788 ubernahm der Kreuzbruder-<br />
konvent die Schule". (S. 123). Bei der Litteratur steht 214 J. Duffel, Zur Geschichte<br />
der Stadt Emmerich und ihrer ndchsten Umgebung. Emmerich 1955, 215.<br />
Zwolfhundert Jahre Gymnasium Emmerich. Festschrift. 2. erw. Aufl. Hsg. v. staatl.<br />
Gymnasium, Emmerich 1958. Diese Bucher sind aber nicht mehr zu haben, da der<br />
Verlag schon 1961 erloschen ist.<br />
A. v. d. P.<br />
Wolfgang Niehoff schrieb an Clairlieu, ,,dass im Volksmunde hier (4541<br />
Leeden, Kr Tecklenburg) die Bezeichnung fiir das Osterberger Kloster noch heute<br />
TJppn Klauster' lautet, die Lage der alten Klosterkuche und des Kellers noch<br />
bekannt ist und um 1936 bei der Errichtung von Wohngebauden noch ein Teil<br />
der alten Begrabnisstatten der Kreuzbriider ausgegraben wurden."<br />
A. v. d. P.<br />
Deschamps (J.), Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse<br />
bibliotheken. Catalogus, Brussel, 1970, in-8°, XX-305 bladz., 72 platen.<br />
Bij de bewaarplaatsen, waar middelnederlandse handschriften te vinden zijn,<br />
vermeldt de auteur bl. 12 : ,,het Kruisherenklooster te Sint-Agatha bij Cuyk". Op<br />
de tentoonstelling waren bladen te zien van een handschrift afkomstig uit het<br />
Kruisherenklooster van Keulen, nl. : nummer ,,96 a. Lanfranc van Milaan,<br />
Chirurgia magna, Zuidnederlandse vertaling, fragmenten, West-Vlaanderen, ca 1340-<br />
1350" thans bewaard te Darmstadt en te Keulen. Vgl. hierbij plaat 71.<br />
M. C.<br />
Francis cana, 23 (1968), aflevering 4: Bibliographia Francis cana Neerlandica,<br />
1967, biz. 11 : Clasen, Sophronimus o.f.m. •- Legenda antiqua S. Francisci. Unter-<br />
suchung ueber die nachbonaventurischen Franziskusquellen, Legenda trium sociorum,
94 KRONIEK<br />
Speculum perfectionis, Actus B. Francisci et Sociorum eius und verwandtes Schrift-<br />
tum, Leiden, 1967. Na een korte uiteenzetting over het Franciskaanse vraagstuk volgt<br />
een lijst van uitgaven van de Fransciskusbronnen. Het eerste deel geeft een lange<br />
lijst van handschriften, waarin o.a. de volgende hss. voorkomen : Den Haag, Kon.<br />
Bibl., Cod. 73 H35, geschreven door Joannes Trajecti, lekebroeder te Limburg (prov.<br />
Col.) met ex libris van Johannes Peranus (1607) en Johannes Lamberti crucifer<br />
Trajectensis ; St-Agatha (ned.) kruisherenklooster Cod. 9.<br />
L. H.<br />
Bij de uitgeverij De Tille, Leeuwarden 1969, verscheen een herdruk van Eelco<br />
Napjus, Historisch Chronyk van Sneek, als deel 3 van de serie Varia Frisica. De<br />
herdruk wordt ingeleid door Dr. K. de Vries. Deze inleiding uitgezonderd is het<br />
boek een facsimile-uitgave van de eerste druk te Sneek uit het jaar 1772. In de<br />
kroniek worden de Kruisbroeders enkele malen genoemd : bij het jaartal 1462 hun<br />
komst binnen de stad Sneek (p. 16) en bij de jaartallen 1514 en 1522, waar verteld<br />
wordt, dat het Kruisbroedersklooster een toevluchtsoord was voor mensen die be-<br />
dreigd werden, o.a. leden van de Raad van Sneek in 1522 (p. 51, 58 en 60).<br />
Achter de kroniek volgen de beschrijvingen van grote gebouwen te Sneek, o.a. van<br />
de Kleine of Broere-Kerk (p. 130-132) en van het Burgerweeshuis, eertijds het<br />
Kruisbroederklooster (p. 143-145). Beide beschrijvingen dateren uit 1772. De kerk<br />
en het burgerweeshuis waren toen al twee eeuwen in gebruik voor de eredienst van<br />
de Calvinistische kerk.<br />
P. v. d. B.<br />
Onder de titel Cahiers de Fanjeux verschijnen sinds enkele jaren historische<br />
studien, die in het bijzonder aan het religieuse leven van Languedoc tussen 1200 en<br />
1300 gewijd zijn. In deze periode bereikte de beschaving in Languedoc een<br />
hoogtepunt en was de bijdrage van dit Zuid-Franse gebied aan het religieuse leven<br />
in het algemeen zeer omvangrijk. De Cahiers worden uitgegeven onder toezicht van<br />
L'Institut d'Btudes meridionales de la Faculte des lettres et sciences humaines de<br />
VUniversite de Toulouse et de Vlnstitut Catholique de Toulouse. Les Cahiers 4<br />
hebben tot titel: Paix de Dieu et guerre sainte en Languedoc au Xllle sihcle,<br />
Toulouse 1969.<br />
Deze studien zijn door H. Maissonneuve in de Revue d'histoire ecclesiastique,<br />
Vol. LXVI1, nr. 2 (1971), p. 598-605 uitvoerig besproken.<br />
Voor de Kruisheren is de tweede studie interessant, namelijk van E. Delaruelle:<br />
Paix de Dieu et croissade dans la chretiente du XHe siecle. Professor Delaruelle<br />
beschrijft hier het streven van bisschoppen en priesters in het Languedoc van de<br />
twaalfde eeuw om o.l.v. de Paus te komen tot de Vrede van God. Door middel<br />
van liturgische gebeden en besluiten van locale concilies probeerden zij de mensen<br />
op te voeden tot het bewaren van de vrede binnen bepaalde gebieden en desnoods<br />
de vrede te verdedigen. Dit streven stelt de auteur gelijk aan een kruistocht. Zowel<br />
zij die streden voor de vrede, de Paciarii, als de kruisvaarders hadden hetzelfde<br />
doel: de christenheid te verdedigen ; beide groepen zetten zich in voor de leer van<br />
Christus. Vrede van God en Christenheid werden gelijkgeschakeld. Beide groepen<br />
hadden hetzelfde embleem : het Kruis. De kruisvaarders bevestigden het kruis op<br />
hun kleding, de Paciarii plaatsten het kruis aan de grenzen van de gebieden, waarover<br />
zij waakten. Dit gebruik werd algemeen. Zo begrensden de hospitaalridders
KRONIEK 95<br />
en de tempeliers, die een groot aantal nederzettingen in Languedoc hadden, him<br />
landerijen met kruisen. De steden volgden dit voorbeeld. Infra cruces diende men de<br />
Vrede van Christus te bewaren.<br />
Op pag. 58 vraagt Delaruelle zich af, of de Kruisheren zich niet met het kruis<br />
getekend hebben onder invloed van dit streven in Languedoc. In de tijd, dat<br />
Theodorus van Celles de kruistocht tegen de Albigenzen predikte, had hij bijzondere<br />
contacten met de aartsbisschop van Toulouse, Fulco, en met de H. Dominicus, die<br />
wel niet de kruistocht aanbeval, maar zich toch inzette voor het Negotium pads<br />
el jide't.<br />
E. de Moreau meende, dat Theodorus van Celles zoals velen in zijn tijd een<br />
speciale godsvrucht tot het H. Kruis had, en dat de herinnering hieraan er toe<br />
geleid kon hebben van Theodorus een kruisvaarder te maken. Zo lag ook het rood<br />
en wit van het ordenskruis volkomen in de lijn van de kruismystiek, die in de<br />
dertiende eeuw leefde in het land van Luik (zie Clairlieu, 3 (1945), p. 7-12, en 17<br />
(1959), p. 90-91).<br />
Zuid-Frankrijk was echter een gebied, waar veel kloosters zich vanwege de goede<br />
verbinding van hieruit naar het H. Land, de eeuwige stad Rome en St. Jacobus<br />
de Compostella specialiseerden in het hospitaalwerk. Vanuit dit gebied verbreidde<br />
dit werk van barmhartigheid zich over West-Europa. Daar bijna aan alle Kruisherenkloosters<br />
v66r 1500 een hospitaal was verbonden, is de relatie die Delaruelle<br />
legde, niet zo uitzonderlijk.<br />
P. v. d. B.<br />
De staf van het TITUS BRANDSMA-INSTITUUT zond ons een uitgebreid<br />
artikel ter publicatie, geheel of gedeeltelijk. We geven er hier een uitvoerige samenvatting<br />
van. Het instituut werd in 1968 te Nijmegen opgericht door samenwerking<br />
van de Nederlandse Karmelieten met de Universiteit van Nijmegen, in het biezonder<br />
met de faculteiten der godgeleerdheid en der letteren (adres Heyendaalseweg 121 A,<br />
Nijmegen). Het doel is de wetenschappelijke beoefening van de geschiedenis en<br />
theologie van het geestelijk leven en van de religieuze ervaring, vooral in de<br />
Nederlanden, en wel door het verlenen van bibliografische en documentaire informatie,<br />
het organiseren van studiedagen en symposia, het ontsluiten en uitbreiden<br />
van de z.g. Brandsma-collectie, het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijke<br />
projecten in het omschreven vakgebied, en het voorbereiden van publicaties over<br />
de geschiedenis en theologie van het geestelijk leven.<br />
De Instituutsbibliotheek omvat momenteel ongeveer 32.000 banden (enkele handschriften,<br />
een aantal incunabelen en postincunabelen, een omvangrijke verzameling<br />
geestelijke werken uit de I6de tot 20ste eeuw, vaktijdschriften en seriewerken).<br />
Door aanschaffing van nieuwe en antiquarische boeken brengt het Instituut zijn<br />
boekerij op het peil van een gespecialiseerde bibliotheek in het kader van de<br />
geschiedenis en theologie van het geestelijk leven, vooral in de Nederlanden.<br />
Andere activiteiten zijn een theologische leergang van het geestelijk leven en een<br />
documentatie van moderne spiritualiteit en vroomheid. De spiritualiteit van de<br />
middeleeuwen is reeds verregaand bestudeerd : voor de zuidelijke Nederlanden<br />
vooral door de meer dan veertigjarige arbeid van het Ruusbroecgenootschap te<br />
Antwerpen ; voor de noordelijke Nederlanden in het biezonder door de vroege en<br />
vrij intensieve belangstelling voor de Moderne Devotie.<br />
in de bestudering van het geestelijk leven in de Nederlanden vanaf de Hervorming<br />
tot aan het herstel der bisschoppelijke hierarchie in Nederland bestaat tot nu toe<br />
eigenlijk een aantal ernstige hiaten.
96 KRONIEK<br />
Als een van zijn specialisaties heeft het Titus Brandsma-Instituut daarom gekozen<br />
de geschiedenis van de spiritualiteit en de vroomheid in de noordelijke Nederlanden<br />
van 1500 tot heden. Geografisch en chronologisch is dit werkterrein begrensd door<br />
het Ruusbroecgenootschap, dat zich vooral op de zuidelijke Nederlanden en het<br />
geestelijk leven der middeleeuwen toelegt. Daarnaast verzamelt het Katholiek<br />
Documentatie-Centrum te Nijmegen bronnen betreffende het katholieke leven in<br />
heden en verleden, vooral vanaf het herstel van de bisschoppelijke hierarchie in 1853.<br />
Het Titus Brandsma-Instituut streeft daarom naar nauwe samenwerking met beide<br />
instellingen.<br />
In het kader van het gekozen historisch werkterrein zijn de volgende projecten en<br />
plannen te onderscheiden.<br />
1. Brandsma-collectie, als uitgangspunt voor de studie van de spiritualiteit en de<br />
vroomheid in de Nederlanden. Reeds in 1928 ontwierp Titus Brandsma plannen<br />
voor het fotograferen en afschrijven van belangrijke Middelnederlandse handschriften,<br />
geTnspireerd door de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta van Prof. Dr. W. de<br />
Vreese. In 1938 was een zestigtal handschriften uit ruim dertig binnen- en buitenlandse<br />
bibliotheken geheel of gedeeltelijk gefotografeerd. Ruim zevenhonderd verschillende<br />
geestelijke werken vonden in 173 fotoalbums een plaats. Op de albums<br />
en een deel van de cartotheek berust de gestencilde cataloog, in 1968 door Dr. A.<br />
Gruijs met aanvullingen opnieuw uitgegeven in fotomechanische nadruk.<br />
Het plan is de cataloog geheel te herschrijven en, voorzien van registers en een<br />
volledige lijst van aanwezige afschriften, opnieuw uit te geven.<br />
Naast ontsluiting van de Brandsma-collectie beoogt de Stichting ook uitbreiding,<br />
vooral met handschriftelijke bronnen, die na de middeleeuwen ontstaan zijn. Naar<br />
de vorm is gekozen voor het systeem van verfilming op microfiches.<br />
2. Bronnen voor de geschiedenis van het geestelijk leven onder de apostolische<br />
vicarissen. In dit project gaat het om de opsporing, inventarisering, beschrijving en<br />
microverfilming van handgeschreven en onuitgegeven bronnen, die van belang zijn<br />
voor onze kennis van het geestelijk leven ten tijde van de apostolische vicarissen.<br />
De subsidie hiervoor van de Nederl. Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onder-<br />
zoek (2.W.O.) is eerst en vooral bestemd voor verfilming van handschriften uit<br />
collecties die, ten gevolge van verschuivingen in de wereld van het kerkelijk<br />
bibliotheekwezen, op een of andere wijze verloren dreigen te gaan. Maar ook<br />
handschriften uit onbedreigde collecties dienen bij de bronnenverzameling betrokken<br />
te worden. In de bronnenlijsten worden de zuiver archivalische bronnen voorlopig<br />
nog niet opgenomen. Ze lijken voorlopig nog van minder belang dan de literaire<br />
bronnen, omdat zij meestal slechts oppervlakteverschijnselen registreren, terwijl het<br />
religieus beleven v66r alles een innerlijke levenshouding is. De lijsten omvatten<br />
inmiddels reeds ongeveer 1200 bronnen, waarvan er in het kader van het Z.W.O.-<br />
proiect al ruim 250 op microfiches verfilmd zijn.<br />
Om dubbel werk te voorkomen, zal binnen afzienbare tijd een lijst van gemicroficheerde<br />
handschriften gepubliceerd worden, terwijl op langere termijn de<br />
uitgave van een bronnenrepertorium in het vooruitzicht gesteld kan worden.<br />
3. Gedrukte bronnen voor de geschiedenis van het geestelijk leven in de Neder<br />
landen na 1500. Omdat de bronnen naar verhouding slechts in bescheiden mate<br />
handschriftelijk bewaard gebleven zijn, dient uiteraard de overvloed aan gedrukte<br />
bronnen bij het onderzoek betrokken te worden. Dit heeft geleid tot een nieuw<br />
project: opsporing, inventarisering en microverfilming van moeilijk toegankelijke<br />
of zeldzame oude drukken. Uitgangspunt hierbij is niet, zoals bij de handschriften<br />
in het boven omschreven project, de vindplaats der bronnen, maar de persoon van
KRONIEK 97<br />
de geestelijke schrijver, wiens werken in de bronnenlijsten voor de geschiedschrijving<br />
van de spiritualiteit na 1500 behoren en voor de gespecialiseerde instituutsbibliotheek<br />
een welkome aanvulling betekenen.<br />
4. Heruitgave en aanvulling van de Bibliotheca Catholka Neerlandica Impressa.<br />
Dit werk, enig in zijn soort, bevat vele fouten en onvolkomenheden, die bij een<br />
nieuwe uitgave verbetering behoeven. Ook door de grote verschuivingen binnen het<br />
kerkelijk bibliotheekwezen in de laatste jaren is de bruikbaarheid van de B.C.N.I.<br />
in toenemende mate ondermijnd geraakt. Bovendien zou de bestaande leemte in<br />
informatie na 1727 opgevuld moeten worden.<br />
5. Filosofische en theologische dictaten en tractaten. Na 1580 is een groot deel<br />
van de clerus gedurende enkele eeuwen aan buitenlandse universiteiten en seminaries<br />
of aan de eigen opleidingsinstituten der religieuze orden en congregaties gevormd.<br />
Belangrijke centra voor ons land waren Keulen en vooral Leuven. Voor een verdiept<br />
inzicht in de achtergronden van de spiritualiteit in de zeventiende en volgende<br />
eeuwen is wetenschappelijke kennis van de wijsgerige en theologische priestervorming<br />
zeer gewenst. Hoe groot de invloed is geweest van Franse geestelijke stromingen<br />
als jansenisme en pietisme, is daarbij nog grotendeels een open vraag.<br />
Er blijkt een respectabel aantal wijsgerige en theologische tractaten en dictaten te<br />
bestaan, afkomstig van priesters die bij ons als missionaris hebben gewerkt. Deze<br />
geschriften vormen tot nu toe een vrijwel verwaarloosd terrein van onderzoek. Het<br />
Instituut legt thans een lijst hiervan aan, die te zijner tijd als uitgangspunt voor<br />
wetenschappelijk onderzoek zou kunnen dienen.<br />
6. Noordnederlandse getijdenboeken. Ofschoon op het gebied van het vijftiendeen<br />
zestiende-eeuwse getijdenboek reeds veel belangwekkend werk is verzet, is de<br />
studie ervan nog lang niet voltooid. Enerzijds doordat wij ten aanzien van deze<br />
geestelijke literatuur met een mer a boire te doen hebben, anderzijds doordat vele<br />
hoofdlijnen reeds beschreven en dus bekend zijn, schijnt niemand de synthese<br />
waarop gewacht wordt aan te durven. Bij het verzamelen van bronnen ,in bovenstaande<br />
projecten beschreven, wordt bibliografisch en, als het bedreigde collecties<br />
betreft, ook door microverfilming het getijdenboek uit onze streken betrokken. De<br />
publicatie van een lijst van gesignaleerde en gemicroficheerde getijdenboeken kan<br />
mettertijd tegemoet gezien worden.<br />
7. Opera omnia van Geert Grote. In 1984 zal het vijfhonderd jaar geleden zijn,<br />
dat Geert Grote stierf. Reeds vroeger zijn er plannen gemaakt om te komen tot een<br />
uitgave van zijn opera omnia, o.a. door Titus Brandsma. Het Instituut, dat een<br />
dergelijk ambitieus plan niet op eigen gelegenheid kan uitvoeren, zou graag medewerking<br />
verlenen aan initiatieven, die tot realisatie van de verlangde uitgave<br />
kunnen leiden.<br />
8. Documentatie historische spiritualiteit. In aansluiting bij het documentatieapparaat<br />
van de z.g. Brandsma-collectie en als bibliografisch en documentair hulpmiddel<br />
voor de genoemde projecten, werkt het Instituut aan een documentatieapparaat<br />
betreffende de historische spiritualiteit in het algemeen en de Nederlandse<br />
in het biezonder. De bedoeling is, om op langere termijn door systematisch literatuuronderzoek<br />
een zo volledig mogelijke bibliografie en documentatie op dit historisch<br />
vakgebied te verzamelen.<br />
A. R.
REGISTER<br />
In de kroniek zijn de mededelingen en bibliografische gegevens zo geordend, dot,<br />
na de notds over de orde in het algemeen, de kloosters in alfabetische orde volgen.<br />
Gezien in sommige notds over meerdere kloosters sprake is, volgt hier dit register.<br />
APEL(TER), zie TER APEL.<br />
BEYENBURG, bl. 83.<br />
CARIGNAN, bl. 84, 91.<br />
CHAUNY, bl. 84, 85, 86.<br />
CONDREN, bl. 84, 86.<br />
DIEST, bl. 86.<br />
DOORNIK, bl. 89.<br />
DUESSELDORF, bl. 82, 86, 89.<br />
EMMERICH, bl. 93.<br />
ENGELSE KLOOSTERS, bl. 79.<br />
FALKENHAGEN, bl. 87.<br />
GLINDFELD, bl. 88.<br />
HERTOGENBOSCH, bl. 88.<br />
HOEI, bl. 78, 79, 82, 83, 85, 89.<br />
HOHENBUSCH, bl. 80, 81.<br />
KEULEN, bl. 78, 79, 81, 82, 83, 86, 89, 92, 93.<br />
KOLEN (KERNIEL), bl. 78, 79, 91, 92.<br />
LUrK, bl. 78, 79, 82, 86, 89, 92.<br />
MAASEIK, bl. 75, 90, 91, 92.<br />
MAASTRICHT, bl. 78, 79, 93, 94.<br />
MARIENFREDE, bl. 78, 80, 82, 83, 93.<br />
NAMEN, bl. 78, 79.<br />
OSTERBERG, bl. 93.<br />
PARIJS, bl. 79.<br />
SINT-AGATHA, bl. 78, 83, 87, 93, 94.<br />
SNEEK, bl. 94.<br />
SUXY, bl. 91.<br />
TER APEL, bl. 87.<br />
TOULOUSE, bl. 95.<br />
VENLO, bl. 83, 93.<br />
VIRTON, bl. 84, 91.
<strong>CLAIRLIEU</strong>"<br />
Tijdschrift gewijd aan de gescbiedenis van de Kruisheren.<br />
Verschijnt tweemaal per jaar op ongeveer vijftig bladzijden per nummer;<br />
- ofwel in eenmaal op ongeveer 100 bladzijden ;<br />
- ofwel als dubbele jaargang op minstens tiveehonderd bladzijden.<br />
Artikels en mededelingen aan de redaktie, gelieve men te zenden aan :<br />
Dr. A. Ramaekers, o.s.c, Sint-Odilialaan 30, B-3581 Achel (Belgie).<br />
Voor BELGIE :<br />
Geschiedkundige Kring ,,Clahiieu"<br />
Kruisherenklooster, B-3581 Achel.<br />
postrekening 1226.79 Clairlieu, Achel.<br />
Voor NEDERLAND :<br />
ADRES VAN DE MEDEWERKERS :<br />
Damn Fockemalaan 10, NL - Amersfoort.<br />
giro 816.444 t.n.v.<br />
Administrates Clairlieu, Amersfoort.<br />
A. WIEfiRS, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />
D. SNIJDERS, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />
A. PUT, Kruisherenklooster. B.3680 - Maaseik.<br />
S. AERTS, Kruisheren, Penitentienenstraat 15. B.3000 - Leuven.<br />
A. RAMAEKERS, St Odilialaan 30. B.3581 - Achel.<br />
H. VAN ROOIJEN, Daam Fockemalaan 10. NL - Amersfoort.