29.09.2013 Views

Theorie - Herexamen Sportverzorging 23 mei 2008. - leentvaar.eu

Theorie - Herexamen Sportverzorging 23 mei 2008. - leentvaar.eu

Theorie - Herexamen Sportverzorging 23 mei 2008. - leentvaar.eu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Theorie</strong> - <strong>Herexamen</strong> <strong>Sportverzorging</strong> <strong>23</strong> <strong>mei</strong> <strong>2008.</strong><br />

1. Een voetballer gaat na een doorgemaakte knieblessure, een verrekking van de<br />

collaterale banden, voor het eerst weer trainen.<br />

Hoe kunt u het beste st<strong>eu</strong>n aan zijn kniegewricht geven?<br />

A. Met een tapeconstructie in combinatie met een kleefpleisterbandage.<br />

B. Door het aanleggen van een flexiebeperkende tapeconstructie.<br />

C. Door het aanleggen van een tapeconstructie afgewerkt met een extra st<strong>eu</strong>nende<br />

bandage middels een elastische, hydrofiele zwachtel.<br />

2. Hoe controleert u de ademhaling bij een bewusteloos slachtoffer?<br />

A. Door gedurende 10 seconden te voelen en te luisteren met uw wang en oor boven de<br />

mond van het slachtoffer en te kijken naar mogelijke bewegingen van zijn thorax /<br />

bovenbuik.<br />

B. Door gedurende 20 seconden te luisteren met het oor op de thorax van het slachtoffer<br />

en tegelijkertijd te voelen met uw handrug bij zijn mond.<br />

C. Door gedurende 15 seconden te voelen en te luisteren met uw wang en oor boven de<br />

mond van het slachtoffer en te kijken naar mogelijke bewegingen van zijn<br />

n<strong>eu</strong>svl<strong>eu</strong>gels.<br />

3. Welke van de volgende stellingen is juist?<br />

I. Bewusteloosheid is een stoornis in de hersenwerking.<br />

II. Na vaststelling van bewusteloosheid moet de ademhaling worden gecontroleerd.<br />

A. Alleen I is juist.<br />

B. Alleen II is juist.<br />

C. I én II zijn beide juist.<br />

4. Met welke greep kunt u een luchtwegobstructie opheffen?<br />

A. Handgreep van Rauteck.<br />

B. Handgreep van Heimlich.<br />

C. A én B zijn beide juist.<br />

5. Welke symptomen kunt u, onder andere, waarnemen aan een slachtoffer met een<br />

warmtestuwing?<br />

A. Ingevallen oogkassen, ge<strong>eu</strong>wen, klam zweet, duizeligheid.<br />

B. Diarree, spitse n<strong>eu</strong>s, hoofdpijn, pareltjes zweet, bleekheid.<br />

C. Hevige transpiratie, bleekheid, pijn in spieren, braken, hoofdpijn.<br />

6. Welke functietesten moet u uitvoeren wanneer er duidelijk sprake is van een<br />

enkelfractuur?<br />

A. Inversie en eversie.<br />

B. Geen enkele.<br />

C. Alleen passieve testen.


7. Uit te voeren beweging door de sporter: Arm naar achteren laten brengen en naar<br />

binnen draaien.<br />

Voor welke functietest is dit van toepassing?<br />

A. Passieve geëndoroteerde anteflexie.<br />

B. Actieve geëndoroteerde retroflexie.<br />

C. Actieve geëxoroteerde retroflexie.<br />

8. Welke mogelijke oorzaken kunnen aan een flauwte ten grondslag liggen?<br />

A. Uitwendig bloedverlies, braken, omgevingstemperatuur, pijn, anemie.<br />

B. Dorst, vermoeidheid, stress, hartfalen, verhoogd zuurstofgehalte in het bloed, schrik.<br />

C. Pijn, anemie, emoties, schrik, honger, vermoeidheid.<br />

9. Een sporter is genezen van een duimblessure. Toch wordt nog de nodige st<strong>eu</strong>n vereist.<br />

Welke testen moet u uitvoeren alvorens te gaan tapen / bandageren?<br />

A. Abductie en adductie, flexie en extensie, opponeren en reponeren.<br />

B. Circumductie, opponeren, flexie en extensie, abductie en adductie.<br />

C. Reponeren, abductie en adductie, flexie en extensie, palmairflexie.<br />

10. Op welke manier moet u een liggend slachtoffer benaderen?<br />

A. Bij voork<strong>eu</strong>r knielend aan de kant van het aangezicht, ter hoogte van de romp van het<br />

slachtoffer.<br />

B. Altijd knielend aan de kant van het achterhoofd, ter hoogte van de schouders van het<br />

slachtoffer.<br />

C. Bij voork<strong>eu</strong>r hurkend aan de kant van het aangezicht, ter hoogte van de romp van het<br />

slachtoffer.<br />

11. Tijdens een korfbalwedstrijd komt één van de spelers hard in aanraking met de paal. Hij<br />

blijft roerloos op de grond liggen.<br />

Wat gaat u achteréénvolgens met het slachtoffer doen?<br />

A. Ademweg vrijmaken, aanroepen, snelle mondinspectie, stabiele zijligging, ademhaling<br />

controleren, 112 (laten) bellen.<br />

B. Aanroepen, ademhaling controleren, schudden aan de schouders, ademweg<br />

vrijmaken.<br />

C. Aanroepen, schudden aan de schouders, snelle mondinspectie, ademweg vrijmaken,<br />

ademhaling controleren.<br />

12. Door een onduidelijke oorzaak zakt een hardloper 10 minuten voor aanvang van een<br />

wedstrijd in elkaar en blijft roerloos op de grond liggen. U wordt erbij geroepen en<br />

constateert op basis van controles dat het slachtoffer bewusteloos is. Gelukkig is er<br />

wel ademhaling. Er is geen aanleiding om nekletsel te vermoeden.<br />

Wat moet u achteréénvolgens doen?<br />

A. Het slachtoffer laten liggen en de benen iets omhoog brengen.<br />

B. 112 (laten) bellen en het slachtoffer in stabiele zijligging leggen.<br />

C. Het slachtoffer in de stabiele zijligging leggen en de circulatie controleren.


13. Een voetbalwedstrijd is 30 minuten gaande als een speler onwel wordt en bewusteloos<br />

raakt.<br />

Hij is bekend met suikerziekte. Is deze voorkennis relevant voor uw werkwijze?<br />

A. Ja, want dit slachtoffer moet eerst medicijnen hebben alvorens verder te handelen.<br />

B. Ja, want de noodzakelijke handelingen kunnen van nadelige invloed zijn op de<br />

suikerziekte.<br />

C. Nee, mogelijke oorzaken hebben geen invloed op de behandeling van een<br />

bewusteloze.<br />

14. Hoe handelt u bij een slachtoffer met een arteriële bloeding aan de pols?<br />

A. Zo snel mogelijk een wondverband aanleggen.<br />

B. Het slachtoffer zelf druk laten geven op de wond en zo snel mogelijk een<br />

wonddrukverband aanleggen.<br />

C. Wondranden naar elkaar toebrengen met zwaluwstaartjes en een wondverband<br />

aanleggen.<br />

15. Welke van de ondertaande symptomen horen niet bij een zware hersenschudding?<br />

A. Snelle, zwakke polsslag.<br />

B. Onregelmatige ademhaling.<br />

C. Braakneigingen.<br />

16. Welke van de volgende stellingen is juist?<br />

l. Endorotatie en exorotatie horen NIET bij de functietesten van de elleboog.<br />

II. Tijdens het passief testen van de elleboog wordt eerst ‘de aangedane’ elleboog<br />

getest.<br />

A. Alleen I juist.<br />

B. Alleen II is juist.<br />

C. l én II zijn beide juist.<br />

17. Welke symptomen horen bij een schedelbasisfractuur?<br />

A. Hoofdpijn, bloedverlies uit n<strong>eu</strong>s en/of oor (oren), mogelijk bewusteloosheid.<br />

B. Blauwe verkl<strong>eu</strong>ring rond de mond, bloedverlies uit n<strong>eu</strong>s en/of oor (oren),<br />

verminderd bewustzijn.<br />

C. Bloedverlies uit de n<strong>eu</strong>s, sch<strong>eu</strong>rtjes in het bovenste deel van de hersenschedel,<br />

blauwe lippen.<br />

18. Wat is de definitie van flauwte?<br />

A. Een kortdurend absoluut of relatief bewustzijnsverlies door verminderde<br />

zuurstofopname.<br />

B. Een kortdurend gestoord bewustzijn door een verhoogde bloeddruk in de hersenen.<br />

C. Een kortdurend bewustzijnsverlies door een verminderde bloedtoevoer naar de<br />

hersenen.


19. Hoe laat het probleem shock zich het beste omschrijven?<br />

A. Een kortdurende vermindering van de zuurstoftoevoer naar de hersenen.<br />

B. Een absoluut of relatief bewustzijnsverlies door verminderde zuurstofopname.<br />

C. Een levensbedreigend absoluut of relatief tekort aan circulerend volume.<br />

20. Welke van de volgende stellingen is juist?<br />

I. Een geringe schaafwond geneest het beste door 'drogen aan de lucht'.<br />

II. Van een ven<strong>eu</strong>ze bloeding worden de wondranden met een drukverbandje<br />

naar elkaar toegebracht.<br />

A. Alleen I is juist.<br />

B. Alleen II is juist.<br />

C. I én II zijn beide juist.<br />

21. Wat geb<strong>eu</strong>rt er met een verkrampte spier als de antagonistenmethode wordt toegepast?<br />

A. De verkrampte spier ontspant reflectoir als de antagonist wordt aangespannen.<br />

B. De verkrampte spier rekt op als de agonist statisch wordt aangespannen.<br />

C. De verkrampte spier fungeert dan als agonist voor de uit te voeren beweging.<br />

22. Uitgangshouding: Een sporter ligt in buiklig op de massagebank. U brengt een been,<br />

met gebogen knie, in retroflexie.<br />

Welke functietest is dit?<br />

A. Passieve weerstandstest voor de hamstrings.<br />

B. Actieve test voor de m. vastus intermedius en de m. rectus femoris.<br />

C. Passieve lengtetest voor de m. rectus femoris.<br />

<strong>23</strong>. U laat een sporter een gewichtje optillen vanuit de pols, in gesupineerde stand van de<br />

onderarm.<br />

Welke functietest wordt er gedaan?<br />

A. Passieve test voor de flexoren van de onderarm.<br />

B. Krachttest voor de flexoren van de onderarm.<br />

C. Krachttest voor de m. triceps brachii.<br />

24. Wat is retrograde amnesie?<br />

A. Tijdelijk verlies van het korte termijn geh<strong>eu</strong>gen, veelal optredend bij een<br />

hersenschudding.<br />

B. Het onvermogen om te praten, wat voorkomt bij een slachtoffer met een beroerte.<br />

C. Korte opleving van een verminderd bewustzijn voordat bewusteloosheid optreedt bij<br />

een slachtoffer met een hersenschudding.<br />

25. Aan welke symptomen kunt u een 2 e graads brandwond herkennen?<br />

A. Gezwollen huid, verschroeide haren, branderig gevoel.<br />

B. Blaarvorming en pijn.<br />

C. Blaarvorming en een spierwitte, hard aanvoelende huid.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!