Het religieuze dichterschap van Ida Gerhardt - Kerknet
Het religieuze dichterschap van Ida Gerhardt - Kerknet
Het religieuze dichterschap van Ida Gerhardt - Kerknet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ter verantwoording! <strong>Gerhardt</strong>s <strong>dichterschap</strong> stelt morele eisen; haar <strong>dichterschap</strong> en<br />
levensbeschouwing beleeft ze spiritueel. De mens verwerkelijkt zichzelf, wanneer hij<br />
zich beamend invoegt in de scheppende levensstroom die de hele kosmos<br />
doorvaart, en die we liefde mogen noemen. Die hoogste geestesactiviteit is<br />
tegelijkertijd zowel religieus als creatief. Voor <strong>Ida</strong> <strong>Gerhardt</strong> zijn scheppende arbeid en<br />
bidden ten diepste hetzelfde, ze gaan bij haar dan ook hand in hand en hebben<br />
dezelfde uitzuiverende werking. Voor deze spirituele betekenis, die de creatieve<br />
arbeid volgens <strong>Ida</strong> <strong>Gerhardt</strong> heeft, is het interessant de inleiding op haar vertaling<br />
<strong>van</strong> Lucretius te citeren. Daar zegt zij onder meer:<br />
“Ik ken bijna geen poëtisch werk waarin zo volstrekt wordt beleden dat de adel <strong>van</strong><br />
het <strong>dichterschap</strong> verplicht; waar iedere ik-zucht, iedere concessie aan schijnvertoon<br />
is uitgebannen. Gelijk de musicus zich willig onderwerpt aan de studie <strong>van</strong> Bach’s<br />
Wohltemperierte Klavier en tegenover deze strenge, tot in het uiterste verantwoorde<br />
arbeid leert afrekenen met gemakzucht en ijdelheid, zo moest ieder dichter tot<br />
Lucretius’ werk in kunnen gaan, om zich aldus te ontdoen <strong>van</strong> alles wat het geweten<br />
wel moet bezwaren en de eigen groei schaden.”<br />
Bidden en dichten zijn voor <strong>Ida</strong> <strong>Gerhardt</strong> verwant, zó zelfs dat zij heeft kunnen<br />
zeggen dat al haar gedichten biddend zijn ontstaan.<br />
Een vroeg voorbeeld <strong>van</strong> een gedicht waarin <strong>Ida</strong> <strong>Gerhardt</strong> haar religieus ideaal <strong>van</strong><br />
morele integriteit uitspreekt is ‘Ogentroost en ereprijs’ uit <strong>Het</strong> veerhuis (1945):<br />
Ogentroost en ereprijs<br />
Ogentroost en ereprijs<br />
- need’rig bloeisel - zijn in mei<br />
open op de grote wei,<br />
wie bij hen één dag wil toeven<br />
zal geen rijkdom meer behoeven;<br />
als de leeuwerik wordt hij vrij,<br />
als de blik <strong>van</strong> kind’ren wijs -<br />
ogentroost en ereprijs.<br />
Ogentroost en ereprijs –<br />
glans en zoete artsenij<br />
zijn hun namen allebei;<br />
wie met hen alléén wil wezen,<br />
méér zal hij dan honing lezen;<br />
zoek hen in het vroeg getij,<br />
vind verwond’rings paradijs –<br />
ogentroost en ereprijs.<br />
<strong>Het</strong> vers zingt de lof <strong>van</strong> de nederige schoonheid, <strong>van</strong> de ware grootheid, die zich<br />
openbaart in het kleine.<br />
Ogentroost en ereprijs zijn kleine planten die in de maand mei bloeien. Ogentroost<br />
werd vroeger beschouwd als een middel tegen oogontsteking; ereprijs draagt<br />
hemelsblauwe bloesem. De beide veldbloemen geven bloeisel, waar je makkelijk aan<br />
voorbij ziet. Maar wie zich in hun schoonheid verdiept – de dichter spreekt <strong>van</strong><br />
‘toeven’, haar stereotiepe woord voor een alle tijd en wereld vergetende<br />
gelukservaring – die zal voorgoed weten wat schoonheid en rijkdom is. Onthecht aan<br />
aardse rijkdom zal hij vrij zijn ‘als de leeuwerik’ en wijs ‘als de blik <strong>van</strong> kinderen’. We<br />
kunnen dit enkel begrijpen <strong>van</strong>uit de paradox <strong>van</strong> de bergrede (over de vogelen des<br />
hemels en de leliën des velds). De wijsheid en rijkdom <strong>van</strong> een kind is<br />
‘verwonderings paradijs’ (2e str.): volstrekte ont<strong>van</strong>kelijkheid en overgave, die<br />
volwassenen vreemd zijn.