BEHOUD & BEHEER BERICHTEN - Erfgoedcel Antwerpen
BEHOUD & BEHEER BERICHTEN - Erfgoedcel Antwerpen
BEHOUD & BEHEER BERICHTEN - Erfgoedcel Antwerpen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Onderzoeksproject:<br />
wenselijkheid en mogelijkheden<br />
van een gemeenschappelijke<br />
depotwerking in stedelijke context<br />
<strong>BEHOUD</strong> & <strong>BEHEER</strong><br />
<strong>BERICHTEN</strong><br />
THEMANUMMER<br />
B &COLLECTIEBELEID<br />
Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed<br />
stad <strong>Antwerpen</strong><br />
APRIL 04
PHILIP HEYLEN<br />
Schepen van Cultuur,<br />
Bibliotheken en Monumentenzorg<br />
stad <strong>Antwerpen</strong><br />
WOORD VOORAF<br />
P01<br />
Vlaanderen, en zeker ook <strong>Antwerpen</strong>, heeft een rijk cultureel verleden.<br />
De resultaten zijn onder andere te zien in onze musea. Kunstwerken<br />
van de Middeleeuwen tot heden, boeken, documenten en archieven,<br />
maritiem en industrieel erfgoed, gebruiksvoorwerpen, archeologische<br />
voorwerpen en dies meer maken deel uit van de museumcollecties.<br />
Een aantal van de objecten en kunstschatten wordt tentoongesteld.<br />
Het totaal van de collecties is echter zo omvangrijk dat het grootste<br />
gedeelte van de verzamelingen zich noodgedwongen ‘achter de schermen’<br />
bevindt en wordt bewaard in depots. Op gebied van behoud<br />
en beheer van museumcollecties kan <strong>Antwerpen</strong> met haar dienst<br />
Collectiebeleid / Behoud en Beheer van Musea, Bewaarbibliotheken<br />
en Erfgoed als voorbeeld worden gesteld.<br />
Terwijl ook meer en meer aandacht gaat naar het ontsluiten van verzamelingen<br />
door middel van te raadplegen beeldbanken, is en blijft<br />
het echter onze taak om ondertussen ons rijke patrimonium zo goed<br />
mogelijk te bewaren voor het nageslacht. Wij moeten er voor zorgen<br />
dat het niet verloren gaat of beschadigd wordt. Wat hiervoor de beste<br />
manier is hangt af van de collecties enerzijds en van de bereidheid<br />
tot onderlinge samenwerking tussen verschillende instellingen en<br />
overheden anderzijds.<br />
Daarom is dit onderzoek rond de wenselijkheid en de mogelijkheden<br />
van een gemeenschappelijke depotwerking zo belangrijk. De resultaten<br />
van deze studie kunnen ongetwijfeld bijdragen tot een betere bewaring<br />
van het roerend erfgoed in de stad, in de provincie en in Vlaanderen.
P02<br />
ELSJE JANSSEN<br />
coördinator Collectiebeleid/Behoud en Beheer<br />
Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed<br />
stad <strong>Antwerpen</strong><br />
STEVEN THIELEMANS<br />
algemeen directeur<br />
Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed<br />
stad <strong>Antwerpen</strong><br />
INLEIDING<br />
Naast registratie, conservatie en restauratie, verantwoord transporteren<br />
en presenteren is de dienst Collectiebeleid / Behoud en Beheer van<br />
Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed stad <strong>Antwerpen</strong> ook begaan<br />
met het optimaal bewaren van de museumcollecties. Reeds sinds 1999<br />
beheert de dienst een centraal museumdepot, gevestigd in een voormalige<br />
kazerne. Hierin worden kunstwerken en objecten bewaard van<br />
de verschillende musea van de stad <strong>Antwerpen</strong>. Daarnaast bevinden<br />
er zich ook objecten afkomstig van het voormalige Koninklijk Paleis te<br />
<strong>Antwerpen</strong> en interieurelementen van de afgebroken polderkerken.<br />
Sinds het in gebruik nemen van het depot wordt er gewerkt aan het<br />
verbeteren van de opberg- en bewaarmethoden: zonlicht wordt geweerd,<br />
het klimaat wordt constant gehouden, nieuwe rekken worden<br />
geplaatst, stofhoezen worden gestikt… Beetje bij beetje is er verandering<br />
zichtbaar. Daarnaast worden objecten ontstoft, behandeld tegen<br />
insecten, gefotografeerd, geregistreerd en beschermd tegen beschadiging.<br />
Door het herschikken en beter opbergen worden de collecties ook<br />
steeds beter toegankelijk.<br />
Al vrij snel werden collega’s ontvangen en rondgeleid en werd getoond<br />
hoe er te werk werd gegaan. Er werd uitgelegd waarmee moet worden<br />
rekening gehouden bij depotwerking, wat wel en wat niet kan worden<br />
gedaan, wat de mogelijkheden en de problemen kunnen zijn, enzovoort.<br />
Wanneer de Provincie Limburg besliste een onderzoek te laten uitvoeren<br />
naar de situatie, de noden en de wensen in verband met erfgoeddepots,<br />
werd vanuit het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
de dienst Collectiebeleid / Behoud en Beheer uitdrukkelijk verzocht<br />
hieraan haar medewerking te verlenen. De ervaring opgedaan te<br />
<strong>Antwerpen</strong> werd in de stuurgroep rond het Limburgse onderzoek naar<br />
voren gebracht.<br />
In 2002 stelde de <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong> aan de dienst Collectiebeleid /<br />
Behoud en Beheer voor om een soortgelijke studie te laten uitvoeren<br />
rond erfgoedbewaring in een stedelijke context. In oktober 2003 ging<br />
hier een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd onderzoeksproject<br />
van start.<br />
Deze speciale uitgave van de Behoud en Beheer – Berichten is een<br />
samenvatting van de studie die over een periode van vijftien maanden<br />
werd uitgevoerd. Ze kan beschouwd worden als de basis voor toekomstige<br />
depotwerking.
P01<br />
INHOUD<br />
WOORD VOORAF<br />
—<br />
P02 INLEIDING<br />
P04<br />
P05<br />
ONDERZOEKSPROJECT: WENSELIJKHEID EN<br />
MOGELIJKHEDEN VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING IN STEDELIJKE CONTEXT<br />
EEN OVERZICHT VAN DE RESULTATEN<br />
—<br />
SITUERING EN OMSCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK<br />
—<br />
P06 WERKWIJZE<br />
—<br />
P07<br />
HUIDIGE BEWARING<br />
—<br />
P15 WENSELIJKHEID<br />
—<br />
GEMEENSCHAPPELIJKE DEPOTWERKING: HOE?<br />
P19<br />
P30 AANDACHTSPUNTEN<br />
—<br />
P31 OVERWEGINGEN VOOR DE TOEKOMST<br />
P32 COLOFON<br />
P03
Onderzoeksproject:<br />
wenselijkheid en<br />
mogelijkheden van<br />
gemeenschappelijke<br />
depotwerking in<br />
stedelijke context
SITUERING EN OMSCHRIJVING<br />
VAN HET ONDERZOEK<br />
In oktober 2003 startte een onderzoek over de wenselijkheid<br />
en de mogelijkheden van een gemeenschappelijke<br />
depotwerking voor meerdere erfgoedbewaarders<br />
in een stedelijke context. Deze studie over de bewaring<br />
van cultureel, roerend erfgoed kwam er op<br />
initiatief van de <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong> en Musea,<br />
Bewaarbibliotheken en Erfgoed stad <strong>Antwerpen</strong>, afdeling<br />
Collectiebeleid / Behoud en Beheer. Het onderzoeksproject<br />
werd gesubsidieerd door het Ministerie<br />
van de Vlaamse Overheid. Het werd uitgevoerd door<br />
Sofie De Ruysser onder begeleiding van Elsje Janssen,<br />
coördinator Collectiebeleid / Behoud en Beheer.<br />
Eerder werd, in opdracht van het Provinciaal Centrum<br />
voor Cultureel Erfgoed en het Gallo-Romeins Museum<br />
Tongeren, door Petra Driesen een haalbaarheidsonderzoek<br />
naar een bovenlokale depotwerking in de provincie<br />
Limburg uitgevoerd. Het rapport, dat in 2003 werd<br />
afgerond, schetst de situatie op vlak van bewaring bij<br />
de verschillende erfgoedbewarende instellingen in<br />
Limburg. Daarnaast biedt het een theoretisch kader<br />
over de diverse facetten van een depotwerking. Het<br />
laatst gevoerde onderzoek reikt nu bijkomend een stedelijk<br />
perspectief aan.<br />
OPZET<br />
Om te beginnen wilde men met het onderzoek een<br />
zicht krijgen op de bestaande wijzen van bewaren.<br />
Hieruit konden de vragen en de noden omtrent behoud<br />
en beheer bij de erfgoedbewaarders worden afgeleid.<br />
Verder moest het onderzoek peilen naar de mate<br />
waarin een samenwerking rond de bewaring van collecties<br />
gewenst is. Tenslotte wilde men uitzoeken hoe<br />
de erfgoedbewaarders deze samenwerking zelf zouden<br />
invullen om er een voor alle betrokkenen nuttige organisatie<br />
van te maken.<br />
ONDERZOEKSVELD<br />
Om pragmatische redenen moest het onderzoeksveld<br />
worden afgebakend. Elke gemeente beschikt immers<br />
over interessante collecties. Het erfgoed zit bovendien<br />
verspreid over een waaier van bewaarders. Er werd<br />
gekozen voor <strong>Antwerpen</strong>, Gent en Brugge: zij vertonen<br />
als Vlaamse grootsteden en als kunststeden enkele<br />
gelijkenissen. Bovendien stonden zij aan de wieg van<br />
P05<br />
het projectconcept ‘Erfgoedcampus / Erfgoeddepots in<br />
Vlaanderen’ dat de mogelijkheden op vlak van depotwerking<br />
in Vlaanderen moest aftasten. Wat de erfgoedbewaarders<br />
betreft, viel de keuze op de instellingen<br />
met een officiële bewaaropdracht: de kerkfabrieken,<br />
de archieven, de musea, de OCMW’s en de gemeentes.<br />
Deze groep werd aangevuld met een aantal private<br />
archieven en musea, omdat hun opdracht en problematiek<br />
grote overeenkomsten vertonen met de voorvernoemde<br />
instellingen.<br />
ONDERZOEKSFASES<br />
Het onderzoek verliep in een aantal stappen. De eerste<br />
fase was een schriftelijke enquête bij de verschillende<br />
erfgoedbewaarders. Na de verwerking van de<br />
resultaten, werden medewerkers vanuit verschillende<br />
hoeken van het erfgoedveld bijeengebracht in vier focusgroepen.<br />
Samen werd er van gedachten gewisseld<br />
over de bewaring van collecties en de mogelijkheden<br />
van een depotwerking. Parallel werden een aantal gesprekken<br />
gevoerd met andere personen die actief bezig<br />
zijn met het behoud en beheer van het patrimonium.<br />
Aansluitend werden werkbezoeken afgelegd aan depots<br />
en bewaarruimtes om te zien hoe men in de praktijk<br />
de collecties bewaart.<br />
RAPPORT<br />
Dit alles werd samengebracht in een lijvig rapport.<br />
De publicatie die nu voor u ligt is een samenvatting<br />
van de onderzoeksresultaten. Hierin wordt een overzicht<br />
van de belangrijkste vaststellingen thematisch<br />
aangeboden. U kan het volledige rapport terugvinden<br />
op de website van Culturele Biografie Vlaanderen<br />
v.z.w. Indien u geïnteresseerd bent in meer details en<br />
nuanceringen, dan kunt u daar steeds terecht: www.<br />
culturelebiografie.be/depotwerking (doorklikken op<br />
‘onderzoek <strong>Antwerpen</strong>-Brugge-Gent’).
P06<br />
WERKWIJZE<br />
AANDACHTSPUNTEN IN HET ONDERZOEK<br />
Het opzet van het onderzoek was meervoudig. Dit vertaalt<br />
zich dan ook in de vragen en de antwoorden. Zo<br />
werd er gekeken naar de huidige bewaartoestand en<br />
-omgeving van de collecties. Hierbij komt onder meer<br />
het collectiebeleid aan bod. Verder werden de maatregelen<br />
inzake preventieve conservatie en risicobeheer<br />
bekeken. Deze worden in sterke mate beïnvloed door<br />
de beschikbare infrastructuur, het personeel en de<br />
budgetten. Ook aan deze facetten werd enige aandacht<br />
geschonken.<br />
Een tweede focuspunt was de gemeenschappelijke depotwerking.<br />
Een eerste vraag die zich opdringt is of de<br />
erfgoedbeheerders hier wel interesse voor hebben. Het<br />
is daarbij belangrijk oog te hebben voor hun argumenten<br />
voor en tegen een dergelijk samenwerkingsverband.<br />
Tenslotte werd op de inhoudelijke invulling van een<br />
gemeenschappelijke depotwerking ingegaan. Op welke<br />
functies zou men een beroep doen? Er werd specifi ek<br />
gekeken naar de rol van een depot, restauratieateliers,<br />
advies- en informatiecentra, opleidingen, externe<br />
communicatie en de betekenis van bruiklenen voor<br />
collectiemobiliteit. De omvang van de depotwerking<br />
bleek belangrijk voor de interne organisatie evenals de<br />
fi nanciële balans. Tenslotte werden er nog een aantal<br />
mentaliteitsverschillen opgemerkt. Deze tekenen zich<br />
af tussen de erfgoedinstellingen onderling, maar ook<br />
op het stedelijk niveau.<br />
DEPOT EN DEPOTWERKING<br />
Een depot is een ruimte of een gebouw dat geschikt is om voorwerpen<br />
in de beste omstandigheden te bewaren.<br />
Een depotwerking bestaat uit elementen van drie functiegroepen.<br />
De eerste is het depot zelf. Een tweede is opgebouwd uit de<br />
verschillende activiteiten die een depot doen werken als bewaarruimte.<br />
Men kan hierbij denken aan registratie, reiniging van objecten,<br />
regelmatige controle op infecties, en dergelijke meer. Een<br />
derde functiegroep is het geheel van secundaire activiteiten die<br />
een goede bewaring verder kunnen ondersteunen, zoals restauratie,<br />
documentatie, materiaaltechnisch onderzoek, enzovoort.<br />
DE VRAGEN<br />
Voorafgaand aan het veldonderzoek werden enkele<br />
organisatorische facetten inzake samenwerking en<br />
erfgoedbewaring beter bekeken. Deze leidde tot een<br />
globale vraagstelling en een aantal aandachtspunten.<br />
Dit alles werd eerst opgenomen in een enquête die uit<br />
twee luiken bestond. In een eerste deel lag de nadruk<br />
op de huidige bewaring. Het tweede omvatte vragen<br />
over een gemeenschappelijke depotwerking. Door de<br />
brede benadering van het onderzoek werden er vele<br />
vragen geformuleerd. Om een hanteerbare verwerking<br />
te bereiken, werden voornamelijk gesloten of halfopen<br />
vragen verkozen.<br />
Diepgaandere antwoorden werden tijdens de focusgroe-<br />
pen en de interviews gezocht. Deze werden pas ná het<br />
verwerken van de enquêteformulieren aangevat. Tijdens<br />
de gesprekken werd vooral bekeken hoe een gemeenschappelijke<br />
depotwerking zou kunnen inspelen op de<br />
vragen en noden van de bestaande erfgoedbewarende<br />
instellingen. Daarnaast werd ook heel wat tijd gewijd<br />
aan het zoeken naar de beste wijze waarop een dergelijk<br />
samenwerkingsverband kan worden georganiseerd.<br />
DE ANTWOORDEN<br />
De antwoorden werden gebaseerd op interviews, focusgesprekken<br />
en enquêtes. De schriftelijke bevraging<br />
werd uitgevoerd bij 267 erfgoedbewaarders. Sommige<br />
van de instellingen kregen meerdere formulieren,<br />
waardoor het totaal aantal verzonden enquêtes op<br />
334 komt. Vanuit 78 organisaties werd gereageerd.<br />
Dit leverde 82 formulieren op. In totaal kwamen<br />
hiervan 74 in aanmerking voor de verwerking. Aldus<br />
worden 70 bewaarinstellingen gerepresenteerd. In percentages<br />
uitgedrukt komt dit neer op een 22,2% reacties<br />
van 26,2% van de erfgoedbewarende instellingen.<br />
Deze gegevens vormen een achtergrond voor het cijfermatig<br />
materiaal dat verder in de tekst wordt gebruikt.<br />
AANTAL VRAGENLIJSTEN AANTAL ORGANISATIES<br />
VERZONDEN 334 267<br />
ONTVANGEN 82 78<br />
VERWERKT 74 70<br />
VERWERKT IN PERCENTAGE 22,20% 26,20%
HUIDIGE BEWARING<br />
COLLECTIEBELEID<br />
Een collectiebeleid bestaat enerzijds uit een grondige<br />
kennis van de collectiestukken en anderzijds uit een<br />
visie op de eigenheid van de collecties. Beide componenten<br />
resulteren in doelstellingen inzake het verwerven,<br />
het zorgen voor en eventueel het afstoten van de<br />
collectiestukken. Voornamelijk de enquête peilde naar<br />
een aantal van deze facetten.<br />
Zo werd er gevraagd wat de omvang van de collecties<br />
was. De uitkomst laat het helaas niet toe om<br />
hieromtrent gegronde uitspraken te doen. Dit komt<br />
enerzijds door de grote verschillen in collectiegrootte.<br />
Anderzijds blijkt ook dat voor velen de defi nitie van<br />
het begrip ‘erfgoed’ te vaag (b.v. moeten kerkstoelen al<br />
dan niet onder het erfgoed worden gerekend?) of zelfs<br />
onbekend blijft. Gezien de bevraging voornamelijk uitgevoerd<br />
werd bij erfgoedbewaarders met een offi ciële<br />
opdracht tot bewaring van hun collecties, is dit een<br />
problematische vaststelling.<br />
CULTUREEL ERFGOED<br />
Cultureel erfgoed is een waaier van onroerend, roerend en<br />
immaterieel erfgoed.<br />
— onroerend erfgoed: doorgaans gaat het hier over monumenten<br />
en landschappen die een cultureel-historische<br />
meerwaarde hebben<br />
— roerend erfgoed: objecten, informatie en andere dynamische<br />
bronnen die iets te vertellen hebben binnen een industrieel,<br />
technisch, archeologisch, artistiek, wetenschappelijk,<br />
historisch, antropologisch, … referentiekader<br />
— immaterieel erfgoed: beeldvorming of gemeenschappelijke<br />
betekenissen die men verkrijgt via beschrijvingen, geschiedenissen,<br />
referentiekaders, en zo meer<br />
In het leeuwendeel van de gevallen beschikt men over<br />
een inventaris. Slechts 8,2% zegt het document niet te<br />
hebben. Door de vraagstelling in de enquête kan geen<br />
uitspraak gedaan worden over de volledigheid ervan.<br />
De registratie van de collecties verloopt moeizamer<br />
dan de inventarisatie. 18,9% van de respondenten<br />
geeft geen antwoord op de vraag hoeveel percent van<br />
de collecties geregistreerd is. 4,0% zegt nog niet aan<br />
P07<br />
registratie te zijn toegekomen. Een verdere 24,3% laat<br />
weten dat alle collectiestukken in een registratiebestand<br />
werden opgenomen.<br />
Bij 32,4% van de respondenten nemen de collecties<br />
niet in omvang toe. De stagnatie in groei vindt voornamelijk<br />
plaats bij de kerkfabrieken, OCMW’s en gemeentes.<br />
18,9% van de antwoorden geven een toename aan<br />
van 1.000 objecten of enkele meters archiefmateriaal<br />
per jaar. De grootste groei wordt bij de musea en de archieven<br />
vastgesteld. Deze vaststellingen vallen geheel<br />
binnen de lijn der verwachtingen en hebben alles te<br />
maken met de kernactiviteiten van de organisaties.<br />
Afstoting van collectiestukken ligt erg gevoelig. Bijna<br />
drie op vijf antwoordden dat er geen objecten of bescheiden<br />
uit de collecties worden verwijderd. Onder de<br />
instellingen die dit wel doen, kan twee derde terugvallen<br />
op criteria voor afstoting en verwerving. Alle orga-<br />
nisaties bij elkaar genomen, geeft net iets meer dan de<br />
helft te kennen dat zij over richtlijnen beschikken bij<br />
de keuze tot opname of afstoting van collectiestukken.<br />
70 respondenten antwoordden op de vraag of men een<br />
collectieplan had uitgeschreven. Bij 44,3% bleek dit<br />
inderdaad het geval te zijn. Eén derde van deze 44,3%<br />
zegt dat een richtsnoer voor verwerving en afstoting in<br />
het plan werd opgenomen. Omgekeerd: bijna drie van<br />
de vijf instellingen die een beroep kunnen doen op selectiecriteria,<br />
beschikken over een collectieplan.<br />
COLLECTIEPLAN<br />
Het collectieplan moet minimaal bestaan uit:<br />
— een intentieverklaring om op een verantwoorde wijze zorg te<br />
dragen voor de collecties<br />
— een afbakening en omschrijving van de collecties<br />
— de functie van de verschillende collectiestukken (b.v. geschikt<br />
voor tentoonstellingen, aanvullende rol voor de kerncollectie,<br />
dubbels, niet passend binnen de afbakening van de collectie, …)<br />
— het beleid inzake de opname van collectiestukken (o.a. normen<br />
voor verwerving, stappen ter opname van objecten)<br />
— het beleid inzake de afstoting van collectiestukken (o.a. criteria<br />
voor afstoting, procedure ter afstoting van objecten)<br />
— deontologische code
P08
P09
P10<br />
PREVENTIEVE CONSERVATIE EN RISICO<strong>BEHEER</strong><br />
De schriftelijke bevraging trachtte te peilen in welke<br />
mate men de collecties kon omringen met de nodige<br />
zorgen om de conditie te behouden of te verbeteren.<br />
Van de preventieve maatregelen weet men plaatsregistratie<br />
het meeste te realiseren. Van de 57 organisaties<br />
die aan een registratieprogramma werken, of dit volledig<br />
hebben afgerond, zijn er evenwel 10 die de standplaats<br />
niet als gegevensveld hebben ingevoerd.<br />
Na plaatsregistratie, komt men het meeste toe aan de<br />
controle op infecties en ongedierte. Vervolgens heeft<br />
men aandacht voor de reiniging van de collectiestukken.<br />
Er werd echter niet geïnformeerd naar wat men<br />
precies verstaat onder ‘reinigen’. Het is dus best mogelijk<br />
dat de verschillende instellingen hier een andere<br />
betekenis aan geven. Lichtbeheersing en klimaatbeheersing<br />
komen eerder achteraan op het lijstje te<br />
staan. Compartimentering weet men maar op enkele<br />
plaatsen te verwezenlijken. Met name in districtshuidistrictshuizen<br />
en kerkfabrieken ligt dit zeer moeilijk gezien hun<br />
infrastructuur en hun interne werking. Toch kan<br />
men vaststellen dat ook meerdere musea en archieven<br />
moeilijkheden ondervinden om overal ideale bewaaromstandigheden<br />
te creëren.<br />
COMPARTIMENTERING<br />
Compartimentering is de opdeling van het depot in kleinere<br />
ruimtes. Men gebruikt hiervoor bij voorkeur brandwerende<br />
materialen. Op deze manier reduceert men het gevaar dat alle<br />
collecties in één keer door een brand vernietigd worden. Het<br />
heeft eveneens als voordeel dat de temperatuur en het klimaat<br />
gemakkelijker afgestemd kunnen worden op de materiaalsoorten<br />
van de deelcollecties.<br />
HUIDIGE BEWARING<br />
FACETTEN VAN RISICO<strong>BEHEER</strong><br />
PLAATSREGISTRATIE 22,3%<br />
CONTROLE OP INFECTIES EN ONGEDIERTE 17,9%<br />
REINIGING VAN STUKKEN 16,7%<br />
LICHT<strong>BEHEER</strong>SING 16,3%<br />
KLIMAAT<strong>BEHEER</strong>SING 12,0%<br />
COMPARTIMENTERING TUSSEN MATERIALEN 9,6%<br />
CALAMITEITENPLAN 5,2%<br />
TOTAAL (68 ANTWOORDEN) 100,0%<br />
Slechts 17,6% van de instellingen schreef een calamiteitenplanning<br />
uit. In enkele van de gevallen gaat het<br />
louter om een plan ter bescherming van het personeel<br />
en bezoekers. Een andere vraag polste naar de ontwikkeling<br />
van het risicobeheer bij de erfgoedbewaarders.<br />
17,6% meent dat het programma om risico’s te voorkomen<br />
en schade in te perken volledig op punt staat.<br />
47,3% denkt alleen een aantal facetten te kunnen realiseren.<br />
De resultaten van deze vraag kunnen naast de<br />
uitkomst van de vragen naar preventieve conservatie<br />
en calamiteitenplanning worden gelegd. Daaruit is af<br />
te leiden dat het begrip ‘risicobeheer’ voor velen niet<br />
geheel duidelijk is. Soms Soms treft treft men men maatregelen maatregelen om om cacalamiteiten<br />
en schade te voorkomen, terwijl men denkt<br />
niet bezig te zijn met de beheersing van risico’s. Het is<br />
erger dat enkele respondenten menen dat ze kunnen<br />
rekenen op een volwaardig risicobeheer, wanneer ze eigenlijk<br />
niet toekomen aan alle aangereikte facetten van<br />
preventieve conservatie.<br />
INFRASTRUCTUUR<br />
De bewaartoestand van de collecties is grotendeels afhankelijk<br />
van de beschikbare infrastructuur. Het erfgoed<br />
bestaat uit materialen die erg gevoelig zijn aan de bewaaromgeving.<br />
Deze kan slechts gedeeltelijk door klimatisatie<br />
of lichtbeheersing worden bijgesteld. De informatie over<br />
de gebruikte bewaarruimtes werd in grote mate uit de<br />
focusgroepen, interviews en plaatsbezoeken gehaald.<br />
Het is betrekkelijk slecht gesteld met de behuizing van<br />
de erfgoedcollecties, of toch met het oog op bewaring<br />
van het erfgoed. Er ontsnapt geen enkele instelling aan<br />
infrastructurele problemen. In het beste geval heeft<br />
men enkele deelcollecties die men niet kan bewaren<br />
zoals men wenst, in de slechtste situatie beschikt men
HUIDIGE BEWARING<br />
niet over een eigen ruimte om het erfgoed in onder te<br />
brengen. Sommige instellingen krijgen een tijdelijk<br />
onderkomen toegewezen. De voogdijoverheid en de erfgoedbewaarders<br />
zijn in een dergelijke situatie maar zelden<br />
geneigd zwaar te investeren in een aanpassing van<br />
deze ruimtes aan de vereisten van erfgoedbewaring.<br />
Men moet daarbij leven met de voortdurende dreiging<br />
dat men de collecties weldra zal moeten verhuizen.<br />
De meeste organisaties zijn gehuisvest in een pand dat<br />
in feite niet geschikt is voor de bewaring van het erfgoed<br />
volgens de huidige normen (b.v. een monument).<br />
Op sommige plaatsen kampt men met een stevig<br />
plaatsgebrek, waardoor collecties ondergebracht worden<br />
in de kantoorruimtes, op zolders, in kelders, …<br />
BUDGET<br />
Uit de enquête bleek dat slechts 44,6% van de bevraagde<br />
organisaties beschikt over een structureel budget<br />
voor de uitvoering van taken in verband met behoud<br />
en beheer. Meer dan de helft heeft dus geen vaste werwerkingsmiddelen. Het gaat niet alleen om districtshuizen,<br />
kerkfabrieken of OCMW’s, wiens kerntaken niet in het<br />
erfgoeddomein liggen. Het ontbreekt ook tal van musea<br />
en archieven aan een structureel werkingsbudget.<br />
Dit wil zeggen dat er binnen de instelling zelf steeds<br />
opnieuw wordt bekeken in welke projecten men zal<br />
investeren. Deze keuze is dus het gevolg van de accenten<br />
die de organisatie legt. Meer dan eens vinden de<br />
medewerkers dat ze moeten vechten voor de nodige<br />
middelen voor de behoud- en beheertaken. Voor een<br />
aantal types van instellingen is deze constatatie behoorlijk<br />
verontrustend.<br />
Het accent ligt in vele instellingen op de ontsluiting<br />
van de collecties. De inhoud van ‘ontsluiting’ wordt<br />
regelmatig op een eenzijdige wijze benaderd (i.e.<br />
tentoonstellen). Deze keuze wordt frequent door de<br />
organisatie zelf gemaakt. Ze wordt echter ook vaak<br />
onder een zekere druk van externen genomen. De<br />
betrokken medewerkers behoud en beheer moeten<br />
niet alleen verantwoording afl eggen over de uitvoering<br />
van hun taken binnen de erfgoedwerking, daarnaast<br />
hebben ze geregeld af te rekenen met preferenties van<br />
P11<br />
de instantie die het voogdijschap over de betrokken<br />
organisatie heeft (b.v. raad van bestuur, schepen van<br />
cultuur). De betreffende personen zijn veelal voor een<br />
bepaalde termijn verkozen. De periode waarin zij deze<br />
post bekleden is relatief kort. Wanneer men zich over<br />
het behoud en beheer van erfgoed buigt, is men echter<br />
genoodzaakt om op lange termijn te denken. Het dodomein van de erfgoedbewaring is voor hen bijgevolg niet<br />
erg aantrekkelijk. De steun wordt daarom eerder aan<br />
een tentoonstellingsproject verleend, want dit is beter<br />
zichtbaar voor het publiek én het kan op korte termijn<br />
worden gerealiseerd.<br />
PERSONEEL<br />
De vragenlijst benaderde de personeelsbezetting op<br />
een cijfermatige basis. Er werden negen personeelsfuncties<br />
voorgesteld:<br />
— collectiebeheerder<br />
— registrator<br />
— restaurator<br />
— behoudsmedewerker<br />
— depotbeheerder<br />
— transporteur<br />
— technicus voor het onderhoud<br />
van gebouwen en installaties<br />
— onderhoudsmedewerker voor de reiniging<br />
van collectiestukken<br />
— veiligheidsmedewerker: controleur<br />
van camera’s en installaties<br />
— suppoost<br />
— vrijwilliger met taken rond behoud en beheer<br />
REINIGEN<br />
Er bestaat geen algemene regel voor de reiniging van erfgoedobjecten.<br />
Men kan de objecten beter niet zo maar schoon maken<br />
met water of willekeurige schoonmaakproducten. Het beste is<br />
hiervoor het advies in te winnen van een deskundige restaurator.
P12
P13
P14<br />
Van de 74 respondenten geven er 45 aan dat geen van<br />
deze functies op een voltijdse basis wordt uitgevoerd.<br />
9 zeggen dat er één van de genoemde personeelsfuncties<br />
voltijds wordt ingevuld. Van dezelfde 74 deelnemers<br />
zijn er 10 die geen deeltijdse medewerkers voor<br />
de voorgestelde functieomschrijvingen kunnen inzetten.<br />
23 anderen hebben deeltijds personeel voor één<br />
takenpakket. 13 antwoorden wijzen erop dat zo twee<br />
functies worden uitgevoerd.<br />
De functies die het meest voltijds worden ingevuld zijn<br />
deze van collectiebeheerder, gevolgd door registrator,<br />
behoudsmedewerker, depotbeheerder en suppoost.<br />
Deze laatste functie komt voornamelijk in de museale<br />
sector voor. Deeltijds zijn vooral vrijwilligers actief.<br />
Collectiebeheerders, registratoren en technici worden<br />
eveneens geregeld op een deeltijdse basis tewerkgesteld.<br />
Hierbij moet worden opgemerkt dat ‘deeltijds’<br />
ook kan betekenen dat het een deeltaak van één van de<br />
voltijdse medewerkers is. Los daarvan is het opvallend<br />
hoeveel instellingen een beroep doen op vrijwilligers<br />
voor het behoud en beheer van de collecties.<br />
De erfgoedwerking wordt door medewerkers verzekerd.<br />
De samenstelling van ‘het personeel’ beïnvloedt<br />
de erfgoedbewaring op twee manieren. Ten eerste is<br />
het aantal personeelsleden dat behoudstaken op zich<br />
kan nemen van belang. De effecten ervan zijn duidelijk<br />
merkbaar binnen de verschillende erfgoedinstellingen.<br />
Men kan sneller op meer medewerkers rekenen<br />
wanneer de kernactiviteiten op de collecties zijn gericht.<br />
Toch zijn er enkele randbemerkingen. Zo is er<br />
de vaststelling dat de professionalisering van de erfgoedsector<br />
tot een diversifi ëring van taken en functies<br />
leidt. Men moet het groeiend aantal activiteiten en de<br />
toename van expertise trachten te verwerken met een<br />
gelijk personeelsbestand.<br />
De tweede factor die de erfgoedwerking beïnvloedt<br />
is de kennis en kunde die de medewerkers bezitten.<br />
Binnen heel wat organisaties blijkt onvoldoende specifi<br />
ek geschoold personeel dat enkel met bewaring bezig<br />
is aanwezig te zijn. Helaas stelt men vast dat er vooral<br />
in kleinere erfgoedinstellingen onvoldoende deskundi-<br />
gen werken. Bovendien blijken zij moeilijker toegang<br />
HUIDIGE BEWARING<br />
te vinden tot de bestaande netwerken van informatie.<br />
Zij verkeren overigens meer dan eens in een omgeving<br />
die de zorg voor het erfgoed nauwelijks genegen is.<br />
Uit de enquête bleek dat 49 van 74 respondenten één<br />
of meerdere aanspreekpunten voor erfgoed wist te<br />
vinden. Toch komt uit gesprekken naar voren dat men<br />
op bepaalde plaatsen met vraagtekens blijft zitten. In<br />
enkele andere gevallen stelt men zich vanuit onwetendheid<br />
gewoon geen vragen (behalve wanneer er zich<br />
manifeste moeilijkheden voordoen). De aard van vraagstelling<br />
is vaak verbonden met de professionalisering<br />
van de instelling in kwestie. Zo heeft de gemiddelde<br />
kerkfabriek andere vragen dan een erkend museum.
WENSELIJKHEID VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING?<br />
Van de 74 deelnemende instellingen zijn er 25 die<br />
een gemeenschappelijke depotwerking wenselijk vinden.<br />
Een verdere 11 meent dat dit mogelijkerwijs een<br />
interessante optie is. Voornamelijk de musea en de<br />
OCMW’s staan positief ten aanzien van een dergelijk<br />
initiatief. De archieven en kerkfabrieken nemen een<br />
eerder afwijzende houding aan. Eens men een (voorzichtige)<br />
voorstander is van de gemeenschappelijke<br />
depotwerking, wenst men doorgaans ook wel zijn medewerking<br />
aan dat project te verlenen.<br />
ARGUMENTEN VOOR EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING<br />
Het argument dat in de enquêtes het meeste werd aangehaald<br />
in het voordeel van een gemeenschappelijke<br />
depotwerking, is het delen van ervaringen binnen het<br />
samenwerkingsverband. Uit de focusgroepen en interviews<br />
bleek eveneens dat men belang hecht aan een beterenetwerking.<br />
Op meerdere plaatsen wenst men een<br />
beter overzicht van de verschillende actoren in het erfgoedveld<br />
en hun betreffende activiteiten. Uit de bevraging<br />
komt ook naar voren dat men een schets wil van<br />
de bewaartoestand van de conditie van de collecties bij<br />
alle erfgoedbewaarders. Dit geeft de mogelijkheid om<br />
de eigen situatie te toetsen, alsook om ervaringen uit<br />
te wisselen over hoe men de bewaartoestand van de<br />
collecties kan verbeteren.<br />
RISICO<strong>BEHEER</strong><br />
Risicobeheer bestaat uit twee facetten. Het eerste is de inschatting<br />
van alle mogelijke risico’s die zich stellen bij de bewaring van<br />
voorwerpen (b.v. diefstal, brand, overstroming, ongelukken, enzovoort).<br />
Het tweede luik bestaat uit het anticiperen van deze<br />
gevaren door middel van aanpassingen in infrastructuur en inrichting,<br />
door frequente controle, door het afsluiten van verzekeringen<br />
en door het opstellen van een calamiteitenplan. Op deze<br />
manier beperkt men de schade bij een eventueel noodgeval<br />
WENSELIJKHEID<br />
P15<br />
Het samen opbouwen van expertise zou een pluspunt<br />
van een gemeenschappelijke depotwerking zijn. Uit de diverse<br />
gesprekken blijkt een verschil te te bestaan<br />
bestaan in de interpretatie<br />
van ‘expertise’. De diverse organisaties werken<br />
op uiteenlopende snelheden. Het bereiken van een professionele<br />
benadering ten overstaande van het erfgoed<br />
wordt verschillend ingevuld. Voor een aantal instellingen<br />
zal deskundigheid neerkomen op het toepassen van de<br />
basisregels van behoud en beheer. Anderen zoeken naar<br />
professionele medewerkers, specifi ek materiaaltechnische<br />
kennis, enzovoort. Algemeen genomen vindt men<br />
een opvolging van nieuwe mogelijkheden inzake technieken<br />
en materialen ter bevordering van het behoud en<br />
beheer van de collecties toch iets minder van tel.<br />
Het gebrek aan geschikte depotruimtes wordt meermaals<br />
aangehaald als een belangrijk argument voor<br />
een gemeenschappelijke depotwerking. In de enquête<br />
kwam een gezamenlijk depot pas op de derde plaats<br />
van de gewenste functies van een depotwerking. Uit de<br />
gesprekken bleek echter dat bijkomende goede depotruimtes<br />
toch prioritair zijn. Dit kan gezien worden in<br />
het licht van de infrastructuur die men nu ter beschikking<br />
heeft.<br />
Een andere positief gewaardeerde stelling was dat een<br />
gemeenschappelijke werking mogelijk goedkoper is<br />
dan het individueel werken aan de bewaring van de<br />
collecties. Dit kan men koppelen aan de uitslag van<br />
een andere uitspraak, met name dat men hoopt dat<br />
met een gemeenschappelijke depotwerking men niet<br />
langer zelf alle activiteiten rond behoud en beheer<br />
moet uitvoeren. De oprichting van een gemeenschapgemeenschappelijke<br />
depotwerking verlicht niet alleen het takenpakket<br />
van de medewerkers, maar het zorgt eveneens voor<br />
een gedeelde kost. Het biedt eventueel ook de mogelijkheid<br />
om de expertise van derden in te schakelen,<br />
hetgeen men zich op individuele basis niet altijd zou<br />
kunnen veroorloven.<br />
ARGUMENTEN TEGEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING<br />
Het is tevens interessant om te bekijken wat de argumenten<br />
tegen een gemeenschappelijke depotwerking zijn. Dit<br />
geeft immers een idee van aandachtspunten en van de
P16
P17
P18<br />
hindernissen die een dergelijke organisatie zou moeten<br />
nemen. Het onderwerp kwam voornamelijk in de schriftelijke<br />
bevraging aan bod, maar werd eveneens in de<br />
interviews aangeraakt. In de enquête werd een dubbele<br />
vraagstelling gehanteerd. Een open vraag informeerde<br />
waarom men een gemeenschappelijke depotwerking<br />
niet wenselijk achtte. Een reeks gesloten vragen polste<br />
naar wat een deelname aan een gezamenlijke depotwerking<br />
zou kunnen tegenhouden. Beide types vragen<br />
werden op een gelijkaardige manier beantwoord. De redenen<br />
die men aanvoert om niet deel te nemen, worden<br />
ook door de voorstanders van een depotwerking aangereikt,<br />
maar dan als punten waarover men bezorgd is.<br />
De meeste argumenten zijn in eerst en vooral gericht<br />
tegen een gemeenschappelijk depot. Zo vindt men een<br />
fysieke afstand tussen de collecties en de instelling<br />
een negatief gegeven. Het bemoeilijkt de toegang tot de<br />
collectiestukken.Daarbij kan worden opgemerkt dat<br />
sommige instellingen nu reeds collectiestukken elders<br />
(laten) bewaren. Naast de fysieke afstand, wordt vooral<br />
de strikt gereguleerde toegankelijkheid van een centraal<br />
depot als negatief ervaren. Men vreest dat de eigen controle<br />
op de objecten of de bescheiden moeizamer zal<br />
verlopen. Er zijn duidelijke afspraken nodig over wie<br />
de collectiestukken in het depot registreert en wie daar<br />
dan op welke wijze controle op uitvoert. Tenslotte is de<br />
onmiddellijke bestudering van collectiestukken niet<br />
langer mogelijk. Zeker wat betreft de archiefi nstellingen<br />
(met name openbare archieven) brengt dit de opdracht<br />
tot ontsluiting in gedrang. Maar ook tal van andere instellingen<br />
zien dit als een hindernis.<br />
ARGUMENTEN TEGEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE DEPOTWERKING<br />
WENSELIJKHEID<br />
De materiële en de historische specifi citeit van de<br />
collecties verlangen een eigen benadering van bewaring<br />
en ontsluiting. Men vreest dat de voeling hiermee<br />
minder groot is binnen een centrale depotwerking.<br />
Een samenwerking leidt bovendien tot een formaatwijziging.<br />
Sommigen zijn bang dat de belangen en de aandachtspunten<br />
van de individuele instellingen zullen<br />
verdwijnen in het grotere geheel. Men is ook geducht<br />
voor een logge en bureaucratische organisatie.<br />
De werkwijzen en cultuur binnen de instellingen is<br />
divers. Daarnaast bestaan er onderlinge verschillen in<br />
kennis en vorderingen op vlak van behoud en beheer.<br />
Men vraagt zich af of dit onderscheid wel kan worden<br />
overbrugd. Is er binnen een gemeenschappelijke depotwerking<br />
voldoende plaats om eigenheden te respecteren?<br />
Instellingen met een voorsprong begrijpen dat<br />
er aandacht moet uitgaan naar erfgoedbewaarders met<br />
een achterstand. Anderzijds willen zij slechts deelnemen<br />
indien het samenwerkingsverband ook voor hen-<br />
zelf een fundamentele meerwaarde kan bieden.<br />
Uiteindelijk leeft de vraag waar deze depotwerking<br />
vandaan moet komen. Men ervaart nu reeds dat het<br />
vinden van middelen voor het behoud en beheer van<br />
collecties problematisch is. Men vraagt zich daarom af<br />
waar infrastructuur en personeel zullen worden gevonden.<br />
Meer dan één plaatst bijgevolg vraagtekens bij de<br />
haalbaarheid van een dergelijk project.<br />
VOLLEDIG ONEENS NIET MEE EENS NEUTRAAL MEE EENS VOLLEDIG EENS TOT. AANTAL ANTWOORDEN / VRAAG<br />
ZELF EEN GOEDE DIENST <strong>BEHOUD</strong> EN <strong>BEHEER</strong> 3,1% 35,4% 30,8% 21,5% 9,2% 65<br />
EIGEN COLLECTIE IN PRIMA CONDITIE 3,1% 42,2% 31,3% 20,3% 3,1% 64<br />
LIEVER ZELF CONTROLE OVER DE COLLECTIE 1,5% 10,6% 24,2% 33,3% 30,3% 66<br />
BAND TUSSEN ORGANISATIE EN COLLECTIE 0,0% 9,1% 24,2% 33,3% 33,3% 66<br />
ONDUIDELIJKHEID OVER EIGENDOMSRECHTEN 11,1% 22,2% 38,1% 19,0% 9,5% 63<br />
VERLIES VAN EIGENHEID IN EEN SAMENWERKINGSVERBAND 7,7% 26,2% 29,2% 21,5% 15,4% 65<br />
VERSNIPPERING VAN DE COLLECTIE 4,7% 25,0% 23,4% 29,7% 17,2% 64<br />
ORGANISATIES WAAR MEN LIEVER NIET MEE SAMENWERKT 12,5% 25,0% 45,3% 14,1% 3,1% 64<br />
SAMENWERKEN KOST VEEL GELD 7,7% 27,7% 46,2% 10,8% 7,7% 65<br />
FYSIEKE AFSTAND TUSSEN EIGEN ORGANISATIE EN HET DEPOT 0,0% 12,1% 48,3% 20,7% 19,0% 58
FUNCTIES VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING<br />
Een gemeenschappelijke depotwerking is meer dan<br />
een gezamenlijk depot. Er zijn tal van andere functies<br />
die een goede bewaring van het erfgoed mee kunnen<br />
ondersteunen. Daarom werd gepeild welke opties men<br />
prefereert. De uitkomst van de enquête bleek anders<br />
te zijn dan de resultaten van focusgesprekken en interviews.<br />
In respons op de schriftelijke bevraging werd er<br />
achtereenvolgens gevraagd om advies inzake conservatie,<br />
restauratieateliers en, op de derde plaats, een gezamenlijk<br />
depot. De andere onderzoeksinstrumenten<br />
wezen echter in eerste instantie op de nood aan meer<br />
depotruimte. Hoe wil men de gemeenschappelijke depotwerking<br />
verder ingericht zien?<br />
DEPOT<br />
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
De vraag naar een depot komt veelal vanuit de vaststelling<br />
dat men zelf onvoldoende goede bewaarruimtes<br />
heeft. Sommigen zouden er alle stukken onderbrengen<br />
die momenteel niet ontsloten worden. Anderen zoeken<br />
een oplossing voor objecten en bescheiden die niet<br />
meteen binnen het collectieprofi el passen. Tenslotte<br />
zoekt men een betere bewaarplaats voor collectiestukken<br />
met specifi eke vereisten (b.v. wat betreft bewaaromstandigheden<br />
of formaat).<br />
ACTIEVE CONSERVATIE VERSUS RESTAURATIE<br />
Actieve conservatie bestaat uit het geheel van handelingen die<br />
een uitbreiding van schade of infecties vertragen<br />
of voorkomen. Deze ingreep wijzigt het uiterlijk van het object<br />
niet of nauwelijks.<br />
Bij het restaureren tracht men een voorwerp terug in een staat<br />
te krijgen waarin het zijn historisch-documentaire waarde herwint.<br />
Tijdens het proces tracht men zo min mogelijk te raken aan<br />
de materiële, historische en esthetische toestand.<br />
P19<br />
De structuur die een depot kan aannemen, is tweeerlei.<br />
Een eerste wijze is een indeling volgens materiaalsoorten.<br />
Op deze manier kan de bewaring op de<br />
eigenheden van de collectiestukken worden afgestemd.<br />
Vanuit het oogpunt van het behoud van collecties<br />
is dit het aangewezen systeem. Een aandachtspunt<br />
hierbij is de veiligheid van de individuele collecties.<br />
Een logische oplossing is dat niet iedereen zo maar de<br />
depotruimtes mag betreden. Dit verhoogt meteen de<br />
hoeveelheid interne transporten.<br />
Een tweede mogelijke ordening verloopt volgens erf-<br />
goedbewaarder. Dit houdt in dat er minder aandacht<br />
uitgaat naar de correcte bewaring van alle materiaalsoorten.<br />
Omdat de collecties van de individuele instellingen<br />
geen gevaar mogen betekenen voor elkaar, is de<br />
controle op de conditie en veiligheid een belangrijk<br />
aandachtspunt. Het voordeel van dat systeem is dat<br />
de inzage in de collecties door derden beperkt is. Men<br />
heeft ook vlotter toegang tot de eigen collectiestukken.<br />
De omvang van het depot wordt bepaald op basis van<br />
een collectiebeleid van het depot. Er bestaan verschilverschillende opties. Men kan alle types instellingen en alle<br />
soorten collecties laten samenvloeien. Een erfgoeddepot<br />
voor slechts één erfgoedcategorie behoort eveneens<br />
tot de mogelijkheden. Tenslotte kan men een<br />
gespecialiseerde werking ontplooien die specifi ek op<br />
één materiaalsoort is gericht. De vraag naar één van<br />
deze modellen varieert naargelang de problematiek<br />
waarmee de instellingen zich geconfronteerd zien.<br />
Doorgaans wenst men zo lokaal mogelijk te werken.<br />
Een gemeenschappelijk depot moet bovendien werkbaar<br />
blijven en is aldus in omvang beperkt. Zodoende<br />
is er een duidelijk collectiebeleid nodig. Tot slot blijkt<br />
uit de enquête dat er voornamelijk vraag is naar ruimte<br />
voor schilderijen, metalen objecten, textiel, en vervolgens<br />
stenen voorwerpen.<br />
RESTAURATIEATELIERS<br />
Restauratieateliers kwamen bij de enquête als tweede<br />
uit de bus. Deze uitkomst moet men kennelijk relativeren,<br />
zo bleek uit de focusgroepen. Men ervaart namelijk<br />
dat restauratieprocessen nauw verbonden zijn met<br />
de cultuur en de ethische codes van de individuele
P20
P21
P22<br />
erfgoedinstellingen. Daarom is men niet geneigd om<br />
een restauratie aan een centraal atelier uit te besteden.<br />
Meerdere gezamenlijke ateliers kunnen tot een grotere<br />
uitwisseling van kennis leiden. Toch kan deze interactie<br />
niet uitmonden in een oneindige specialisatie. Het atelier<br />
zou dus de enorme variëteit van materialen in een<br />
samenwerkingsverband niet opvangen. Daarom kiest<br />
men liever zelf een restaurator of een restauratieatelier.<br />
De zoektocht naar een goede restaurator blijkt evenwel<br />
moeilijk te zijn. De grotere instellingen hebben er<br />
soms reeds problemen mee, hoewel ze meestal van een<br />
stevige basis vertrekken. Ze weten namelijk beter wat<br />
er moet gebeuren, hoe men de kwaliteit van de restauratie<br />
kan inschatten. Ze hebben dikwijls toegang tot<br />
netwerken die hen een kwaliteitsvolle restaurator doet<br />
vinden. Vele kleinere instellingen beschikken niet over<br />
deze ervaring, noch over de nodige netwerking om een<br />
deskundig persoon voor de gevraagde restauratie te<br />
vinden. Aangezien er voorlopig nog geen controle bestaat<br />
op het werk van de restauratoren, verlopen niet<br />
alle restauratieprocessen even optimaal. Daarom acht<br />
men een overzicht van alle goede restauratoren wenselijk.<br />
Ook het toezicht op het werk en de professionaliteit<br />
van elke restaurator zou interessant zijn.<br />
Los daarvan wordt vastgesteld dat zeer weinig instellingen<br />
een beroep kunnen doen op de expertise van een<br />
eigen restaurator. Zelfs binnen de musea en archieven<br />
zijn te weinig deskundigen aanwezig. Op de plaatsen<br />
waar wel restauratoren werkzaam zijn, blijken zij maar<br />
zelden aan het restaureren toe te komen. Vaak zijn zij<br />
eerder actief als behoudsmedewerker. De uitgevoerde<br />
restauraties worden bovendien niet overal door iedereen<br />
voldoende gewaardeerd. Menigmaal vond men dat<br />
binnen de instellingen meer plaats moet gecreëerd<br />
worden voor professionele restauratoren en hun werk.<br />
Dit impliceert in sommigen gevallen wel dat de beschikbare<br />
ateliers groter zouden moeten zijn, of beter<br />
moeten worden uitgerust. Een samenwerking op vlak<br />
van ateliers als zijnde infrastructuur, is voor sommigen<br />
dan ook een interessant idee.<br />
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
ADVIES EN INFORMATIE<br />
Een belangrijke functie van de gemeenschappelijke depotwerking<br />
zou liggen in advisering en de verspreiding<br />
van informatie. De inhoud van adviesverstrekking<br />
is niet enkelvoudig; er worden uiteenlopende zaken<br />
onder advisering verstaan. Informatie en raad kan<br />
over allerlei onderwerpen worden gegeven, zoals over<br />
de bewaring van collecties en over collectiebeheer en<br />
het opstellen van een collectieplan. Verder wenst men<br />
overzichten: bijvoorbeeld een lijst van goede restauratoren<br />
en een schema van alle mogelijke subsidiemogelijkheden<br />
en -reglementen. Het is klaarblijkelijk niet<br />
voor iedereen eenvoudig om een weg te vinden in de<br />
bevoegdheden en specialisaties van de verschillende<br />
overheden en informatiepunten. Opnieuw hebben kleinere<br />
organisaties met een andere kernactiviteit dan<br />
het erfgoed hierbij een achterstand.<br />
De diepgang van het advies en de informatie zou moeten<br />
variëren. Bijvoorbeeld met betrekking tot de bewaring<br />
werd reeds opgemerkt dat er verschillen bestaan in de<br />
behoud- en beheeractiviteiten bij de diverse erfgoedbewaarders.<br />
Algemeen genomen hebben districtshuizen<br />
en kerkfabrieken meer nood aan het bijleren van de<br />
basisregels van een correcte bewaring van de collecties.<br />
Verschillende OCMW’s, archieven en musea kennen deze<br />
principes intussen. Zij wensen advies voor een praktische<br />
toepassing ervan op de eigen situatie. In een paar<br />
instellingen wil men verder gaan en zoekt men naar<br />
nieuwe materiaalkennis en technieken om de preventieve<br />
en actieve conservatie voortdurend te verbeteren.<br />
ONTSLUITING<br />
Een ontsluiting van de collecties is het kenbaar en toegankelijk<br />
maken van de collectiestukken voor een publiek. Dit kan op<br />
verschillende manieren gebeuren. Hier worden de drie meest<br />
gekende voorgesteld:<br />
— Men kan ze opnemen in een gegevensbestand (eventueel<br />
met foto’s). Zo kunnen bezoekers meer informatie vinden<br />
over voorwerpen of bescheiden, en ze eventueel ook opvragen<br />
— Men kan objecten tonen in een tentoonstelling.<br />
— Door middel van een publicatie, een CD-rom, een website,<br />
een videoband en dergelijke meer, kan informatie vrijgegeven<br />
worden over één of meerdere collectiestukken
De deelnemende instellingen kunnen ook onderling<br />
informatie vrij geven. Meer dan eens wordt aangegeven<br />
dat men graag ervaringen zou uitwisselen, en dat<br />
men samen verder komt dan alleen. Voornamelijk op<br />
het praktisch niveau ziet men vele voordelen: het demonstreren<br />
van handelingen of bewaarsystemen, het<br />
doorgeven van namen van restauratoren, bedrijven,<br />
enzovoort. Er bestaat belangstelling voor de algemene<br />
bewaartoestand van (gelijkaardige) collecties. Wanneer<br />
het neerkomt op een kijkje nemen in de depotruimtes<br />
van een ander, blijken er heel wat mensen geïnteresgeïnteres seerd. Toch zijn sommigen er niet op gebrand toegang<br />
tot de eigen collecties te verlenen aan andere leden van<br />
een samenwerkingsverband.<br />
SCHOLING<br />
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
Het onderwerp scholing kwam tijdens de focusgroepen<br />
en interviews meer dan eens aan bod. Het gaat<br />
dan in het bijzonder om gespecialiseerde scholing voor<br />
behoudsmedewerkers en restauratoren. Men vindt het<br />
jammer dat er nauwelijks jobgerichte studies bestaan.<br />
Ook bestaat er een tekort aan bijkomende specialisatieopleidingen.<br />
De universiteiten en hogescholen<br />
spelen onvoldoende in op de vragen en noden van de<br />
erfgoedsector. In het verleden werden er wel initiatieven<br />
opgezet, maar deze blijken na enkele jaren bestaansproblemen<br />
te ondervinden. De vergelijking met<br />
studiemogelijkheden in Nederland wordt af en toe gemaakt.<br />
Opleidingen zoals aan de Reinwardt Academie<br />
zorgen ervoor dat de benadering en aanpak van pas<br />
afgestudeerden zeer doortastend en professioneel is.<br />
Afgezien daarvan geeft men te kennen dat het voor<br />
behoudsmedewerkers en restauratoren moeilijk is om<br />
zich bij te scholen, omdat de mogelijkheden (o.m. qua<br />
materiaaltechnisch onderzoek) in België heel wat kunnen<br />
worden uitgebreid.<br />
EXTERNE COMMUNICATIE<br />
P23<br />
Nu zegt reeds 54,2% van de respondenten dat er een publieksprogramma<br />
werd ontwikkeld om het brede publiek<br />
over de gehele collectie in te lichten. Doorgaans<br />
kunnen bezoekers ook op aanvraag collectiestukken<br />
bezichtigen die niet voor het publiek zijn opgesteld.<br />
Informerende activiteiten over behoud en beheer komen<br />
minder frequent voor. Toch vindt men communicatie en<br />
educatie over behoud en beheer wel een interessant idee.<br />
Tegelijkertijd is er een sterk signaal dat communicatie<br />
niet gelijk staat met een open stellen van de depotruimtes<br />
(hoewel een beperkt aantal rondleidingen op<br />
aanvraag voor kleine groepen bij velen wel een optie<br />
is). Men gaat ervan uit dat een depot bestaat om collectiestukken<br />
veilig te bewaren, en niet om ze te ontsluiten.<br />
Zeker een gezamenlijk depot wil men niet publiekstoegankelijk<br />
maken. Soms heeft men nu reeds schroom<br />
om de reserves aan collega’s uit andere instellingen te<br />
tonen. De stap om op vlak van het eigenlijke bewaren<br />
samen te werken is dus al groot genoeg. Maar daarom<br />
is men nog niet ongevoelig voor de belangstelling van<br />
het grote publiek. Hierop inspelen kan best, maar dan<br />
op een collectievriendelijke manier.<br />
BRUIKLEEN?<br />
Heel wat instellingen maken reeds gebruik van het sy-<br />
steem van bruiklenen. Zo kan men tot op zekere hoogte<br />
aan collectiebeleid doen. Stukken die niet meteen in<br />
de visie op de collectie passen, worden uitgeleend aan<br />
andere organisaties die beter recht kunnen doen aan<br />
de voorwerpen in kwestie. Omgekeerd bouwt men de<br />
eigen collecties beter uit door zelf ook voorwerpen in<br />
bruikleen te nemen. Men ondervindt dat een duidelijke<br />
profi lering voordelen oplevert.<br />
Het succes van bruiklenen is te danken aan de met afstoting<br />
verbonden problemen. De procedures die men<br />
moet doorlopen om een voorwerp af te stoten, zijn zeer<br />
zwaar en moeilijk. Men verkiest daarom eerder een<br />
bruikleen op lange termijn. In het verleden bleek echter<br />
dat de bruikleenovereenkomsten niet overal even<br />
gemakkelijk werden opgevolgd. Dit had vooral effect op<br />
de conditie van de werken, maar leidde soms helaas ook<br />
tot discussies over wie de eigenaar was.
P24
P25
P26<br />
BRUIKLEEN, AFSTOTING, RUIL EN IN BEWARING GEVEN<br />
Een bruikleen is een overeenkomst waarbij de bruikleengever<br />
een voorwerp voor een welbepaalde periode in houderschap aan<br />
de bruikleennemer geeft. Doorgaans maakt men een contract op<br />
over welke de rechten en de verplichtingen van de bruikleengever<br />
en van de bruikleennemer zijn (b.v. met betrekking tot bewaarcondities,<br />
verzekeringen, gebruik van beeldmateriaal, enzovoort).<br />
Afstoting houdt in dat een stuk uit de collecties geweerd wordt.<br />
Dit kan bijvoorbeeld door middel van schenking, verkoop of<br />
vernietiging. Bij het afstoten van een collectiestuk moeten zeer<br />
strikte ethische en juridische richtlijnen worden gevolgd. ><br />
Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat er nauwelijks<br />
wordt gesproken over ruil van collectiestukken. Ook de<br />
in bewaringgeving van stukken komt nauwelijks aan<br />
bod. Beide zijn echter eveneens opties om de collecties<br />
vorm te geven. In verband met een gemeenschappelijke<br />
depotwerking zijn er maar weinig deelnemers echt op<br />
uit om binnen het samenwerkingsverband de collecties<br />
beter af te lijnen en op elkaar af te stemmen. Toch gaat<br />
hier en daar een enkele stem op om een beter overzicht<br />
te bekomen van de bestaande collecties of om (gezamenlijk)<br />
actiever te werken rond collectievorming.<br />
OMVANG VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING<br />
Net zoals bij het depot is ook het formaat van de depotwerking<br />
van belang. De grootte van de organisatie is<br />
afhankelijk van inhoudelijke keuzes. Vooreerst bestaat<br />
de optie om een algemene werking te ontwikkelen,<br />
men kan zich op één type van erfgoed richten, óf men<br />
specialiseert zich in één materiaalsoort. Anderzijds<br />
beïnvloedt de selectie van deelnemende instellingen<br />
de omvang.<br />
Doorgaans wenst men zo lokaal mogelijk te werken. werken. Dit<br />
Dit<br />
bevordert de bereikbaarheid en de toegankelijkheid.<br />
Men is bovendien gevoelig voor de historische context<br />
van de stukken, alsook voor de betrokkenheid met de<br />
bescheiden en objecten. Aan de andere kant heeft men<br />
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
Een ruil is een wederzijdse eigendomsoverdracht, waarbij beide<br />
partners één of meerdere voorwerpen schenken en er één of<br />
meerdere voor in de plaats krijgen.<br />
Wanneer een erfgoedbezitter een stuk in bewaring geeft, dan<br />
draagt hij voor onbepaalde tijd het houderschap over aan een<br />
instantie die dit object onder betere omstandigheden kan bewaren.<br />
Deze laatste vraagt hiervoor geen vergoeding, maar is<br />
evenmin verplicht om het stuk te ontsluiten.<br />
Bij alle vier de opties is het raadzaam om een dossier op te<br />
stellen. Bij de overdracht van houderschap of eigendom stelt<br />
men best een duidelijk en volledig schriftelijk contract op van<br />
de overeenkomst.<br />
het welzijn van de objecten in gedachten, waardoor het<br />
soms aantrekkelijker is te werken per erfgoedtype of<br />
materiaalsoort en de actieradius te vergroten.<br />
Het komt maar zelden voor dat men niet met andere<br />
instellingen in zee wil gaan. Het is positief dat men met<br />
andere overheden en organisaties wil samenwerken. In<br />
de vragenlijst werd geïnformeerd welke overheden men<br />
als potentiële partners bekijkt. De stad komt het meeste<br />
uit de bus. Dit strookt met de huidige initiatieven,<br />
evenals met het signaal dat men lokaal wil werken. De<br />
reacties op de provincie en de Vlaamse Gemeenschap<br />
zijn wat meer gematigd, maar nog steeds erg gunstig.<br />
Men hoopt ook met deze overheden te kunnen samenwerken,<br />
maar de binding is vaak minder groot. Toch<br />
vinden een aantal organisaties deze overheden neutraler<br />
en bijgevolg aantrekkelijker dan de stedelijke overheid.<br />
De structuur van de provincie komt meer overeen<br />
met deze van de Kerk. Dit maakt voor hen een samenwerking<br />
met deze overheid attractiever. Tegenover de<br />
OCMW’s en kerkfabrieken wordt een iets voorzichtigere<br />
houding aangenomen. De private sector krijgt geen geheel<br />
warme respons, maar ook hier zijn er enkele voorstanders<br />
van een samenwerking.<br />
Uit de gesprekken blijkt dat men op zich niet afwijzend<br />
tegenover een samenwerkingsverband staat. Voordat<br />
men zich er volledig positief over uitspreekt wil men
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
eerst een meer concreet ontwerp zien. Men neemt<br />
intussen dus een afwachtende houding aan. Men is<br />
benieuwd of er een oplossing voor enkele praktische<br />
bezwaren kan worden gevonden, zoals hoe men over<br />
overheden heen kan werken, en hoe men kan voorkomen<br />
dat een depotwerking een logge mastodont wordt.<br />
ORGANISATIE<br />
Wie kan het initiatief nemen om een depotwerking<br />
op te zetten? De vraag werd in de enquête gesteld.<br />
Opnieuw blijkt men het meeste vertrouwen in een lokale<br />
werking te stellen. De stad wordt het eerste naar<br />
voren geschoven. Daarbij moet natuurlijk worden<br />
gedacht aan de initiatieven die in alle drie de steden<br />
reeds werden genomen vanuit de stedelijke overheid<br />
of vanuit stedelijke organisaties. Na de stad, verwacht<br />
men stappen van de provincie. Eventueel acht men<br />
het mogelijk dat een groep instellingen onder één<br />
of meerdere overheden de krachten bundelt om het<br />
project te trekken. Pas daarna ziet men in de Vlaamse<br />
Gemeenschap een potentiële initiatiefnemer. Het staat<br />
voor de meesten wel vast dat er geen aanzet zal worden<br />
gemaakt vanuit de eigen instelling, noch vanuit een<br />
andere culturele organisatie.<br />
EXTERNE STURING VERSUS OVERLEG — VAN EXTERNE STURING TOT LOUTER OVERLEG<br />
26,00<br />
24,00<br />
22,00<br />
20,00<br />
18,00<br />
16,00<br />
14,00<br />
12,00<br />
10,00<br />
08,00<br />
06,00<br />
04,00<br />
02,00<br />
00,00<br />
8,82<br />
2,94 2,94<br />
5,88<br />
23,53<br />
P27<br />
Uit de gesprekken blijkt dat men liever klein begint.<br />
Dit geeft ruimte om ervaringen op te doen. Na enige<br />
tijd kan men bekijken of uitbreiden mogelijk is. Dit<br />
scenario lijkt op fi nancieel en organisatorisch vlak<br />
eveneens goed haalbaar. Daarnaast wordt voorgesteld<br />
dat de Vlaamse Gemeenschap, eventueel in samenwer-<br />
king met provincies en steden, een klimaat ontwikkelt<br />
waarin stappen kunnen worden gezet naar een samenwerking<br />
rond een betere bewaring van collecties.<br />
Het valt op dat, ondanks een samenwerkingsidee, vele<br />
medewerkers vast houden aan het binnenshuis houden<br />
van het beleid en het beheer van de collecties. Alleen<br />
in de groep van kerkfabrieken gaan hier en daar stemmen<br />
op om dit meer uit handen te geven. 16,7% van de<br />
respondenten zegt dat de gemeenschappelijke depotwerking<br />
een beperkt aantal beheerstaken zou mogen<br />
uitvoeren. Een even grote groep zou niet alleen enkele<br />
facetten van het beheer, maar ook een paar van het beleid<br />
aan een samenwerkingsverband toevertrouwen.<br />
Op de as tussen ‘overleg’ en ‘externe sturing’, geeft<br />
17,6% te kennen dat alleen overleg gewenst is. 23,5%<br />
duidt het middelpunt van de lijn aan. Een verdere<br />
38,5% zetten een kruisje tussen het middelpunt en<br />
overleg. Men neigt toch overwegend naar overleg als<br />
samenwerkingsvorm.<br />
2,94 2,94<br />
-10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
-10: ALLEEN OVERLEG MIDDELPUNT 10: EXTERNE STURING<br />
8,82<br />
2,94<br />
5,88<br />
11,76<br />
2,94<br />
17,65
P28 GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
Talrijke instellingen wensen veel inspraak. Het behoud<br />
en beheer van de collecties wordt ervaren als een materie<br />
die nauw verbonden is met de eigen organisatie.<br />
De erfgoedbewaarders ervaren een grote affi niteit met<br />
de collecties. Men wil dan ook meepraten over wat er<br />
gebeurt binnen een centrale werking. Op sommige<br />
plaatsen stellen de medewerkers evenwel vast dat noch<br />
de huidige bewaartoestand, noch de interne kennis<br />
over erfgoedbewaring toereikend zijn. Hier is men<br />
iets sneller bereid de zorg voor hun erfgoedcollecties<br />
aan een centrale depotwerking toe te vertrouwen. Het<br />
spreekt voor zich dat de erfgoedinstellingen het fi nale<br />
beslissingsrecht over de collecties behouden. Dit is<br />
voornamelijk van belang voor de kerkfabrieken. Men<br />
vreest namelijk dat de betrokkenheid met de collecties<br />
er te veel zal vervagen wanneer een depotwerking de<br />
bewaring van de collecties overneemt.<br />
Hoe moet de depotwerking worden bestuurd? Enkele<br />
medewerkers schuiven het model van een directiecomité<br />
naar voren. Zo kunnen alle deelnemende<br />
instellingen worden vertegenwoordigd. Het vereist<br />
een evenwichtsoefening waarin de mate van inspraak<br />
wordt geregeld (b.v. op basis van inbreng, omvang, enzovoort).<br />
Enkele gesprekspartners zijn, vanuit vroegere<br />
ervaringen met samenwerkingsverbanden, erg behoedzaam<br />
ten opzichte van een al te grote dominantie van<br />
één van de partners.<br />
HET FINANCIËLE PLAATJE<br />
Naast de machtsbalans, is de fi nanciële vergoeding een<br />
heikel punt. Aangezien de meeste organisaties budgettair<br />
krap zitten, denken de meesten onder hen dat<br />
ze zelf niet meer kunnen investeren in een samenwerkingsverband.<br />
Eén geïnterviewde stelde duidelijk<br />
dat in de huidige omstandigheden het weinig waarschijnlijk<br />
is dat men jaarlijks een structurele som aan<br />
een gezamenlijk project zou afdragen. Voor een tijdelijk<br />
project is dit wel denkbaar en beter verdedigbaar.<br />
Om de investeerders aan te moedigen moet er namelijk<br />
een duidelijke en gerichte return zijn.<br />
Een vergoeding voor geleverde diensten betalen, is wel<br />
een optie. Nochtans merkt men in de praktijk dat dit<br />
zelfs moeilijk ligt. Zo krijgen de districten taken gede-<br />
legeerd, maar wordt er geen geld aan gekoppeld. De<br />
kerkfabrieken moeten voor restauratiewerken aan het<br />
patrimonium geregeld op de gemeentekas terugvallen.<br />
Meer dan eens worden de collecties die er het ergste<br />
aan toe zijn juist bewaard door organisaties die zelf onvoldoende<br />
middelen hebben. Een gemeenschappelijke<br />
depotwerking zou ook naar deze instellingen moeten<br />
gaan, ondanks het feit dat van hen geen te grote bedragen<br />
gevraagd kunnen worden.<br />
Meer algemeen genomen ervaren de instellingen dat<br />
ze zelf niet over voldoende personeel beschikken, dat<br />
de budgetten ontoereikend zijn en dat de infrastructuur<br />
ongeschikt is om een nog grotere werking op te<br />
vangen. De vraag is dan ook waar de nodige middelen<br />
moeten worden gevonden.<br />
MENTALITEITSVERSCHILLEN<br />
Er bestaan zeer zeker mentaliteitsverschillen. Deze<br />
zijn grotendeels afhankelijk van de ervaring die is opgebouwd<br />
binnen de erfgoedinstellingen. Het aantal<br />
personeelsleden en hun deskundigheid is weerom<br />
belangrijk. Medewerkers met een grote kennis en<br />
meer ervaring kunnen duidelijk problemen sneller<br />
opmerken, moeilijkheden defi niëren en hier alerter op<br />
reageren. Ze kunnen ook beter aantonen waar verbeteringen<br />
nodig zijn. Zij zien goed in wat de voordelen<br />
en nadelen zijn van een samenwerkingsverband. De<br />
mentaliteitsverschillen én de praktische problematiek<br />
maken het nu vrijwel onmogelijk om alle erfgoedverzamelaars<br />
in één werking samen te brengen.<br />
Er bestaan eveneens verschillen in de mentaliteit van<br />
de drie steden. In Brugge is men gewonnen voor de<br />
idee van samenwerking. Nu reeds zijn er verschillende<br />
onderlinge overeenkomsten. Zo zijn er verbanden<br />
tussen de musea, archeologische diensten en enkele<br />
kerkfabrieken. De archieven en bewaarbibliotheken<br />
wisselen eveneens geregeld informatie en ervaringen<br />
uit. Door de geografi sche omvang van de stad, denkt<br />
men dat het binnen het stedelijk kader mogelijk is<br />
om met verscheiden types van organisaties samen te<br />
werken. Indien de politieke en administratieve omkadering<br />
dit toelaat, zou men deze contacten willen verstevigen<br />
op vlak van bewaring van collecties.
GEMEENSCHAPPELIJKE<br />
DEPOTWERKING: HOE?<br />
CALAMITEITENPLAN / PREVENTIEPLAN<br />
In een calamiteitenplan wordt beschreven hoe men moet reageren<br />
op bepaalde risico’s en noodgevallen. Het is bruikbaar voor<br />
zowel de mensen, als de gebouwen en de collecties. Het plan<br />
geeft aan hoe men melding maakt van een calamiteit, aan wie<br />
men dit doorgeeft, wie de leiding heeft tijdens een noodgeval, wat<br />
men moet doen én wat men zeker niet mag doen. In de bijlagen<br />
worden adressenlijsten opgenomen van de mensen die leiding<br />
nemen tijdens een calamiteit, alsook van externe nooddiensten<br />
en hulpverleners. Men voegt hier ook de registratiegegevens aan<br />
toe (met plaatsregistratie!), evenals kaarten van de gebouwen en<br />
de omgeving (b.v. waterleiding, nooduitgangen, enzovoort). Eventueel<br />
maakt men een calamiteitenplan op in twee versies: een<br />
beknopte wijzer en een uitgebreid plan.<br />
De Brugse stedelijke musea vervullen nu reeds de rol<br />
van trekker. Mits bijkomende steun en bewegingsmogelijkheden,<br />
zijn er zeker medewerkers die deze werking<br />
willen uitbreiden.<br />
Ook in <strong>Antwerpen</strong> bestaan reeds vele onderlinge contacten.<br />
Zo speelt het Stadsarchief een belangrijke rol<br />
in de netwerking en kennisontwikkeling. Vijf historische<br />
kerken in het centrum van de stad werken reeds<br />
samen rond toerisme en willen in de toekomst ook<br />
meer doen rond het behoud van hun erfgoed. Dit zijn<br />
slechts enkele van de voorbeelden. De stad is echter<br />
groter en er zijn ook meer erfgoedactoren aanwezig<br />
dan in Brugge. Er bestaan binnen de Antwerpse organisaties<br />
erg grote verschillen in aanpak en kennis. Een<br />
samenwerkingsverband tussen alle erfgoedbewaarders<br />
is niet haalbaar. Er moet eveneens gewezen worden op<br />
enkele gevoeligheden. Zo wordt het optreden van de<br />
stedelijke instellingen soms als te dominant ervaren.<br />
In de districten voelen sommigen aan dat de aandacht<br />
voornamelijk naar het stadscentrum gaat. Bij de totstandkoming<br />
van een depotwerking moet hier zeker<br />
rekening mee worden gehouden.<br />
P29<br />
In Gent leeft niet overal de spirit tot samenwerking.<br />
Er is nauwelijks overleg en informatie stroomt weinig<br />
door. De samenwerkingsverbanden lopen meestal ad<br />
hoc en voor een beperkte periode. De stedelijke overheid<br />
peilde onder de musea reeds naar de noden inzake<br />
depotruimte, maar de realisatie van een centraal<br />
depot zal nog even op zich laten wachten (tegen welke<br />
tijd de vergaarde gegevens mogelijk zijn verouderd).<br />
De archeologische dienst en het stadsarchief werden<br />
reeds samengebracht op één locatie. Ook de provinciale<br />
museumconsulenten zijn erg actief op vlak van<br />
projecten rond bewaring. Aan de basis leeft echter niet<br />
overal genoeg enthousiasme om op dit moment een<br />
samenwerkingsverband te realiseren.
P30 AANDACHTSPUNTEN<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
Depotruimtes zijn nu al te vaak de ruimtes die ‘overschieten’. Deze<br />
zijn doorgaans ongeschikt om de collectiestukken goed te bewaren. De<br />
infrastructuur vormt echter de basis voor een goede bewaring van het<br />
erfgoed.<br />
—<br />
Binnen heel wat organisaties is er weinig personeel aanwezig dat zich<br />
specifiek over de bewaring van de collecties buigt. In vele instellingen<br />
zijn de medewerkers behoud en beheer onvoldoende geschoold.<br />
—<br />
De professionalisering van de erfgoedsector houdt een diversifiëring<br />
van taken en functies in. Binnen het huidig personeelskader, moet<br />
men het groeiend aantal activiteiten en de toename van expertise echter<br />
doorvoeren met een zelfde, stagnerend personeelsbestand.<br />
—<br />
Minder dan de helft van de instellingen hebben een vast budget voor<br />
de uitvoering van de taken inzake het behoud en beheer van de collecties.<br />
De uitgaven op dit vlak zijn dus variabel en afhankelijk van de<br />
interne keuzes en de externe druk.<br />
—<br />
Het is aantrekkelijker te investeren in projecten waarvan de resultaten<br />
op korte termijn zichtbaar zijn. Behoud en beheer van collecties houdt<br />
in dat men op lange termijn moet denken en handelen. Men realiseert<br />
zich niet altijd dat zonder de activiteiten inzake bewaring van collecties,<br />
tal van korte termijn initiatieven niet langer zullen kunnen worden<br />
verwezenlijkt.<br />
—<br />
De registratie van collecties ligt niet voor elke organisatie voor de hand.<br />
Het kost planning, tijd en kennis om het registratieproces consequent<br />
en goed af te werken. Door het tekort aan middelen en personeel komt<br />
men hier niet steeds aan toe. In een dergelijke situatie kan men niet<br />
wachten op het bestaan van een registratiebestand om over te gaan op<br />
conservatorische ingrepen en een collectiebeleid.<br />
—<br />
Er zijn maar heel weinig instellingen die een calamiteitenplan hebben<br />
voor mensen én collecties. Bij een eventueel noodgeval moet er dus<br />
geïmproviseerd worden. De schade aan collectiestukken kan daarbij<br />
hoger oplopen dan noodzakelijk.<br />
—<br />
Het profileren van de collecties gebeurt nu meestal aan de hand van<br />
langdurige bruiklenen. Het afstoten (en dus ook ruilen) van collectiestukken<br />
wordt als problematisch ervaren, omwille van de procedures<br />
en wegens de onzekerheid over de erfgoedwaarde van objecten en bescheiden.<br />
Ook het systeem van in bewaring geven van stukken wordt<br />
nauwelijks toegepast.
OVERWEGINGEN<br />
VOOR DE TOEKOMST<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
P31<br />
Een samenwerkingsverband is alleen effectief wanneer het een resultaat<br />
is van de wil van de deelnemers om rond specifieke thema’s of<br />
activiteiten de handen in elkaar te slaan.<br />
—<br />
Men geeft de voorkeur aan een lokale werking. Dit heeft meerdere<br />
voordelen. Zo bestaat er meer aandacht voor de culturele en emotionele<br />
band met het collectiestuk. Daarnaast is het praktisch veel gemakkelijker<br />
om lokaal te werken. Het kan de toegankelijkheid<br />
bevorderen, waardoor de controle op en de studie van de stukken<br />
sneller te realiseren is.<br />
—<br />
Men moet oog hebben voor de diversiteit van erfgoedbewaarders ten<br />
gevolge van verschillen in locatie, kernactiviteiten en interne prioriteiten.<br />
Doordat ze op uiteenlopende snelheden werken, dienen er zich<br />
diverse noden en uiteenlopende vragen aan. Er zijn meerdere depotwerkingen<br />
nodig om iedereen een meerwaarde te kunnen aanbieden.<br />
—<br />
De kunde om uit te leggen wat er moet gedaan worden en waarom, alsook<br />
om een lange termijn planning te maken, is zeer belangrijk om het<br />
behoud en beheer van de collecties te verzekeren. Dit is een opdracht<br />
voor de vele medewerkers die instaan voor het welzijn van de collectiestukken.<br />
Omgekeerd is het van belang dat de eindverantwoordelijken<br />
voor de bewaring van het erfgoed meer leren over de eigenlijke inhoud<br />
en betekenis van conservatie en restauratie.<br />
—<br />
Een gemeenschappelijk depot kan twee vormen aannemen. De eerste<br />
is gericht op de bewaring van materiaalsoorten, het ander neemt de<br />
deelnemers als uitgangspunt. Beide bieden andere mogelijkheden op<br />
vlak van toegankelijkheid en veiligheid.<br />
—<br />
De cultuur met betrekking tot restauraties is eigen aan de instellingen.<br />
Daarom is een gezamenlijke restauratieploeg niet echt gewenst. Er is<br />
wel een nood aan een overzicht van kwaliteitsvolle restauratoren. Ook<br />
een gedeelde infrastructuur met ateliers behoort tot de opties.<br />
—<br />
Op alle fronten wenst men meer advies en/of informatie. De inhoud en<br />
de diepgang ervan kennen een enorme variatie. Het erfgoedveld moet<br />
als het ware met marketingtechnieken benaderd worden om de juiste<br />
gegevens op de juiste plaats te krijgen.<br />
—<br />
De erfgoedverzamelaars willen graag inspelen op de interesse van het<br />
publiek voor de bewaring van erfgoed. Dit kan echter alleen op een<br />
wijze die collectievriendelijk is. Het openstellen van depotruimtes is<br />
dit niet altijd. Er wordt van uitgegaan dat depotruimtes dienen om de<br />
collecties veilig te bewaren, niet om ze te ontsluiten.
P32<br />
REDACTIE-ADRES:<br />
Collectiebeleid / Behoud en Beheer<br />
Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed<br />
stad <strong>Antwerpen</strong><br />
Falconrui 53, B-2000 <strong>Antwerpen</strong><br />
T: 03 206 03 50, F: 03 206 03 62<br />
E: Elsje.Janssen@stad.antwerpen.be<br />
Dirk.Aerts@stad.antwerpen.be<br />
Vera.Mahieu@stad.antwerpen.be<br />
EINDREDACTIE:<br />
Elsje Janssen<br />
VORMGEVING:<br />
Jan W. Hespeel & Randoald Sabbe<br />
DRUK:<br />
Sintjoris, Merendree<br />
v.u.: Elsje Janssen, Hessenhuis<br />
Falconrui 53, 2000 <strong>Antwerpen</strong><br />
COLOFON<br />
VERANTWOORDING FOTOMATERIAAL<br />
P08 Vleeshuis © Collectiebeleid, Michel Wuyts<br />
Volkskundemuseum © Collectiebeleid, Bart Huysmans<br />
P09 Mayer van den Bergh © Louis De Peuter en Collectiebeleid, Michel Wuyts<br />
Letterenhuis © Collectiebeleid, Bart Huysmans & Michel Wuyts<br />
P12 Vleeshuis © Collectiebeleid, Bart Huysmans<br />
Volkskundemuseum © Collectiebeleid, Bart Huysmans<br />
P13 districtshuis © <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong><br />
Etnografisch Museum © Collectiebeleid, Michel Wuyts<br />
P16 districtshuis © <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong><br />
P17 districtshuis © <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong><br />
P20 districtshuis © <strong>Erfgoedcel</strong> <strong>Antwerpen</strong><br />
centraal museumdepot Luchtbal © Elsje Janssen<br />
P21 centraal museumdepot Luchtbal © Elsje Janssen<br />
P24 centraal museumdepot Luchtbal © Elsje Janssen<br />
P25 Vleeshuis © Elsje Janssen<br />
kerkfabriek © Monumentenwacht <strong>Antwerpen</strong><br />
PROJECTONDERZOEK EN TEKST<br />
Sofie De Ruysser