Nieuwsbrief mededingingsrecht 14 - Loyens & Loeff
Nieuwsbrief mededingingsrecht 14 - Loyens & Loeff
Nieuwsbrief mededingingsrecht 14 - Loyens & Loeff
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Nieuwsbrief</strong> Mededingingsrecht<br />
Nieuwsberichten<br />
Financial Services Authority (FSA), 6 februari 2013: Boete van 612 miljoen dollar<br />
voor RBS wegens Libor-manipulatie<br />
RBS is als derde bank in het Libor schandaal, na Barclays en UBS, beboet. RBS moet een boete van in totaal 612<br />
miljoen dollar (452 miljoen euro) betalen aan verschillende financiële toezichthouders in verband met manipulatie van<br />
de Libor (een rentetarief dat banken onderling hanteren). De boete moet betaald worden aan de CFTC (de Amerikaanse<br />
Commodity Futures Trading Commission), aan het Amerikaanse ministerie van Justitie en aan de Britse toezichthouder<br />
FSA (de Financial Services Authority). RBS zegt in een verklaring dat de interne controlemechanismen zwaar hebben<br />
gefaald. De FSA blijft intussen onderzoek doen naar andere betrokken banken.<br />
Dieuwke Dijkmans van Gunst<br />
NMa, 4 februari 2013: Boete voor uienhandelaren<br />
De NMa heeft zeven uienhandelaren in totaal een boete van ruim 4 miljoen euro opgelegd. De ondernemingen<br />
hebben volgens de NMa afspraken gemaakt over de hoeveelheid te vernietigen ingezaaide hectaren plantuien om zo<br />
het aanbod te verkleinen en de prijzen te verhogen. De zeven ondernemingen vertegenwoordigen zo’n 80% van het<br />
aanbod van eerstejaars plantuien dat Nederlandse ondernemingen laten telen. Eerstejaars plantuien worden gebruikt<br />
als pootmateriaal voor de uien die aan consumenten kunnen worden verkocht. De NMa is het onderzoek gestart naar<br />
aanleiding van anonieme tips.<br />
Annemieke van der Linden<br />
20 maart 2013<br />
Share the Expertise
ICOMP, 30 januari 2013: Klacht tegen Google wegens inbreuk Europees kartelverbod<br />
Op 30 januari 2013, heeft ICOMP een formele klacht ingediend bij de Commissie waarin zij stelt dat Google, Inc. artikel<br />
101 lid 1 VWEU heeft geschonden. De klacht richt zich met name op de onrechtmatige manier waarop Google haar<br />
dominante positie in de markt zou hebben verkregen. Volgens ICOMP zou Google een breed en illegaal netwerk van<br />
overeenkomsten met partners uit de hele IT-sector hebben opgezet, en zou Google haar huidige omvang hebben bereikt<br />
door middel van concurrentiebeperkende praktijken en niet op grond van technologische superioriteit ten opzichte van<br />
haar concurrenten. Volgens ICOMP bereikte Google haar huidige omvang (o.a.) vooral door rivaliserende zoekmachines<br />
illegaal de toegang tot klanten en consumenten te blokkeren.<br />
Dieuwke Dijkmans van Gunst<br />
Commissie, 30 januari 2013: Europese Commissie verbiedt overname van<br />
TNT Express door UPS<br />
De Europese Commissie heeft de overname van TNT Express door UPS verboden. De Commissie stelde vast dat<br />
de overname de concurrentie in 15 lidstaten zou beperken op de markt voor leveringen van pakjes naar een ander<br />
Europees land. In deze 15 lidstaten zou de overname het aantal spelers van enige omvang hebben verminderd tot<br />
slechts 3 of 2, waarbij soms DHL als het enige concurrent zou overblijven. De concentratie zou derhalve waarschijnlijk<br />
hebben geleid tot prijsstijgingen. UPS had nog aangeboden TNT dochterondernemingen af te stoten en de koper<br />
toe te staan om gedurende vijf jaar gebruik te maken van het intra-Europese luchtnetwerk van UPS. De Commissie<br />
heeft na uitgebreid onderzoek geconcludeerd dat de voorgestelde remedie ontoereikend was om de vastgestelde<br />
mededingingsbezwaren weg te nemen.<br />
Marieke van der Velde<br />
Commissie, 23 januari 2013: Commissie legt Telefonica en Portugal Telecom voor<br />
79 miljoen aan boetes op<br />
De Commissie heeft Telefonica en Portugal Telecom boetes opgelegd van € 67 miljoen respectievelijk € 12 miljoen<br />
omdat zij zouden hebben afgesproken om elkaar niet te beconcurreren in Spanje en Portugal. Concreet zouden partijen<br />
in juli 2010 bij de overname van de Braziliaanse mobiele operator Vivo door Telefonica (die daarvoor in eigendom<br />
was van beide partijen) hebben afgesproken dat zij elkaar niet zouden beconcurreren in hun thuismarkten Spanje<br />
en Portugal. De inbreukperiode is vastgesteld van september 2010 tot begin februari 2011 toen de Commissie haar<br />
kartelonderzoek is gestart. De hoogte van de boetes is mede gebaseerd op het feit dat de afspraak tussen partijen<br />
niet geheim is gehouden, en de snelle beëindiging van de verboden afspraak toen de Commissie haar onderzoek was<br />
gestart.<br />
Tom van Helmond<br />
2
Common Market for Eastern and Southern Africa (COMESA), <strong>14</strong> januari 2013:<br />
COMESA Mededingingscommissie start gezamenlijke concentratiecontrole op het<br />
Afrikaanse continent<br />
De COMESA Competition Commission neemt vanaf <strong>14</strong> januari 2013 concentratiemeldingen in ontvangst. De huidige<br />
19 COMESA lidstaten zijn: Burundi, Comoren, Democratische Republiek Congo, Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia,<br />
Libië, Madagaskar, Mauritius, Rwanda, de Seychellen, Soedan, Swaziland, Uganda, Zambia, Zimbabwe, Egypte<br />
en Malawi (“de gemeenschappelijke markt”). Concentraties met een regionale dimensie (koper en/of target behaalt<br />
omzet in twee of meer COMESA lidstaten) moeten binnen 30 dagen worden gemeld, ongeacht betrokken omzet of<br />
marktaandelen. Wanneer een dergelijke concentratie niet wordt gemeld kan de boete oplopen tot 10% van de omzet op<br />
de gemeenschappelijke markt in het voorgaande fiscale jaar en heeft de concentratie op de gemeenschappelijke markt<br />
geen juridisch effect.<br />
Joris Ruigewaard<br />
Commissie, 31 januari 2013: Nederlandse dochterondernemingen van<br />
Johnson&Johnson en Novartis zouden komst generiek medicijn hebben vertraagd<br />
De Commissie heeft punten van bezwaar aan Johnson&Johnson en Novartis gestuurd in het ambtshalve onderzoek<br />
naar een overeenkomst gesloten tussen hun Nederlandse dochterondernemingen Janssen-Cilag en Sandoz. Deze<br />
overeenkomst zou de komst van goedkoper generiek medicijn voor pijnbestrijding hebben vertraagd. Partijen zouden<br />
zijn overeengekomen dat Janssen-Cilag maandelijks aan Sandoz een vergoeding zou betalen wanneer deze laatste<br />
niet met een goedkopere generieke variant van het medicijn fentanyl tot de Nederlandse markt zou toetreden. Deze<br />
overeenkomst zou van juli 2005 tot december 2006 hebben geduurd met als gevolg dat gedurende deze periode de prijs<br />
van het medicijn kunstmatig hoog is gebleven. Partijen kunnen nu reageren op de bevindingen van de Commissie. Dit<br />
Commissie onderzoek is een gevolg van een breder onderzoek naar de farmaceutische sector uit 2009.<br />
Annemieke van der Linden<br />
Department of Justice (VS), 28 januari 2013: Amerikaanse DoJ start procedure om<br />
fusie terug te draaien<br />
Het Amerikaanse Department of Justice (“DoJ”) heeft een civiele procedure aangespannen, omdat zij de overname van<br />
PowerReviews, Inc. door Bazaarvoice Inc. in strijd met de vrije mededinging beschouwt. De transactie ter waarde van<br />
$168.2 miljoen hoefde niet te worden gemeld onder de HSR Act. Het DoJ stelt zich op het standpunt dat Bazaarvoice,<br />
als marktleider, heeft getracht om haar belangrijkste concurrente uit te schakelen en zichzelf zo te vrijwaren van reële<br />
concurrentie. DoJ leidde dit onder meer af uit interne e-mails en documenten waarin het management van Bazaarvoice<br />
aangaf, dat de acquisitie de vergelijkende prijsdruk zou verminderen en toetreding tot de markt door concurrenten zou<br />
verhinderen. De overname van PowerReviews paste, aldus DoJ, in een plan om de concurrentie uit te schakelen op de<br />
Amerikaanse markt voor diensten om productwaarderingen en -beoordelingen online te verzamelen en te tonen. Door<br />
de nadruk op mededingingsbeperkende effecten te leggen, minimaliseert de klacht de rol van marktdefinitie en zijn ook<br />
de marktaandelen van de partijen voor de transactie niet gekwantificeerd. DoJ benadrukt slechts de gevolgen van de<br />
transactie voor de mededinging.<br />
3
Opvallend aan deze procedure is dat DoJ iedere transactie, ongeacht of deze onder de HSR Act gemeld moet worden,<br />
kan onderzoeken. Daarnaast kunnen interne bedrijfsdocumenten gebruikt worden om de mededingingsbeperkende<br />
intentie van de koper bij de overname van een concurrent te achterhalen.<br />
Marie-Louise Weeda<br />
Besluiten toezichthouders<br />
Informele zienswijze NMa, 11 januari 2013: Marketmaking-activiteiten en<br />
geografische toerekening van de omzet<br />
Op 11 januari 2013 heeft de NMa een informele zienswijze afgegeven op verzoek van een onderneming die voornemens<br />
is gezamenlijke zeggenschap te verkrijgen in een andere onderneming. Een van de betrokken ondernemingen is<br />
actief op het gebied van marketmaking op verschillende financiële beurzen. Marketmakers, ook wel liquidity providers<br />
genoemd, geven op financiële markten doorlopend blijk van de bereidheid voor eigen rekening te handelen door<br />
financiële instrumenten tegen door hen vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen (artikel 1 WRT). Marketmakers zijn<br />
via een computernetwerk actief op (in dit geval) 20 tot 30 handelsplatforms, gevestigd in 10 tot 20 verschillende landen.<br />
De activiteiten vinden echter plaats vanuit een veel beperkter aantal landen. In deze informele zienswijze komt de<br />
geografische toerekening van de omzet aan de orde. Als algemene regel geldt dat de omzet moet worden toegerekend<br />
aan de plaats waar de afnemer is gevestigd. In dit geval haakt de NMa echter aan bij artikel 5, lid 3 onder a van de<br />
Vo. 139/2004 waaruit volgt dat de batenposten van de financiële instelling dienen te worden toegerekend “aan het land<br />
waarin het bijkantoor dat, of de afdeling die, de baten heeft ontvangen, is gevestigd”. De NMa volgt derhalve niet de<br />
zienswijze van verzoeker, die meende dat de omzet moest worden toegerekend aan de locatie waar het handelsplatform<br />
is gevestigd.<br />
Tom van Helmond<br />
Rechtspraak<br />
HvJ EU, 7 februari 2013 (C-68/12): Banken mogen geen eigen rechter spelen door<br />
een concurrent uit te sluiten wegens onwettig gedrag<br />
In 2009 heeft de Slowaakse mededingingsautoriteit (Protimonopolný úrad) boetes opgelegd aan drie grote Slowaakse<br />
banken wegens schending van de Europese mededingingsregels. Deze banken hadden afgesproken om een<br />
concurrent, het Tsjechische bedrijf Akcenta CZ (“Akcenta”), van de markt te weren door lopende rekeningen-courant te<br />
beëindigen en geen verdere contracten meer met Akcenta te sluiten. Eén van de banken is in beroep gegaan tegen de<br />
opgelegde boete. Het Slowaakse Hooggerechtshof heeft het HvJ EU prejudiciële vragen gesteld. Deze vragen hadden<br />
onder meer betrekking op de omstandigheid dat Akcenta voor bepaalde diensten een concurrent was van de betrokken<br />
banken en werd benadeeld door een kartelovereenkomst van die banken, maar op het tijdstip van de sluiting van de<br />
kartelovereenkomst illegaal actief was op de betrokken markt.<br />
4
Het HvJ verklaart dat deze omstandigheid irrelevant is voor de vraag of die overeenkomst een inbreuk op het<br />
kartelverbod vormt, aangezien het kartelverbod niet uitsluitend bedoeld is om de belangen van concurrenten of van<br />
consumenten te beschermen, maar ook om de structuur van de markt en daarmee de mededinging als zodanig<br />
veilig te stellen. Het HvJ merkt nog op dat ook al werd volgens de kartelleden beoogd Akcenta te verplichten om de<br />
Slowaakse wetgeving te eerbiedigen, zij bij de bevoegde instanties een klacht hadden moeten indienen en niet zelf deze<br />
concurrerende onderneming uit de markt mochten weren.<br />
Dieuwke Dijkmans van Gunst<br />
Conclusie A-G Jääskinen, 7 februari 2013 (C-536/11): Toegang tot<br />
mededingingsdossier moet in beginsel zonder toestemming van de betrokken<br />
ondernemingen<br />
Het Oostenrijkse Kartelgerecht heeft aan het HvJ EU prejudiciële vragen gesteld over de toegang van derden tot het<br />
dossier van een nationale rechterlijke instantie in een kartelzaak, indien deze toegang wordt gevraagd in verband<br />
met een civielrechtelijke schadevordering die deze derden willen instellen wegens een schending van (onder meer)<br />
artikel 101 VWEU. Deze vragen zijn gesteld in het licht van een bepaling in de Oostenrijkse mededingingswet dat<br />
derden die geen partij zijn in het geding, enkel met toestemming van de betrokken partijen inzage krijgen in het dossier<br />
van het Kartelgerecht. Het Kartelgerecht twijfelt of deze bepaling toelaatbaar is in het licht van het Pfleiderer-arrest<br />
van <strong>14</strong> juni 2011 en wijst er verder op dat een vergelijkbare toestemming van de betrokken partijen niet vereist is in<br />
gewone civielrechtelijke zaken of in strafzaken. Met betrekking tot dit tweede punt concludeert A-G Jääskinen dat het<br />
gelijkwaardigheidsbeginsel zich niet verzet tegen het in de Oostenrijkse mededingingswet neergelegde vereiste van<br />
toestemming van partijen voor openbaarmaking van het dossier aan derden, ook als dit niet geldt in civielrechtelijk zaken<br />
of strafzaken, mits dit vereiste geldt zowel voor zaken die gebaseerd zijn op het <strong>mededingingsrecht</strong> van de Europese<br />
Unie als voor zaken die gebaseerd zijn op het Oostenrijkse <strong>mededingingsrecht</strong>. Met betrekking tot het eerste punt<br />
overweegt A-G Jääskinen dat een absoluut verbod op inzage in het dossier van het Kartelgerecht, indien de betrokken<br />
partijen hun toestemming weigeren, in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel tenzij het nationale recht alternatieve<br />
middelen aanreikt tot vaststelling van het bewijs van de schending van het <strong>mededingingsrecht</strong> van de Europese Unie en<br />
tot bepaling van de schade.<br />
Marc Custers<br />
Rechtbank Utrecht, 6 februari 2013, <strong>14</strong> autodealers/ KIA Motors Nederland B.V.<br />
(LJN BZ1050): KIA dealers vangen bot bij de rechter<br />
Rechtbank Utrecht heeft een geschil tussen de voormalige (sub)dealers van KIA Nederland B.V. (destijds importeur van<br />
voertuigen van KIA in Nederland) en KIA Motors beoordeeld. De voormalige (sub)dealers leverden diensten en goederen<br />
onder het merk KIA op grond van een overeenkomst met KIA Nederland B.V. Na faillissement van KIA Nederland B.V.<br />
heeft de curator aan de voormalige (sub)dealers bericht dat de betreffende overeenkomsten zijn geëindigd. Op 29 april<br />
2009 is KIA Motors opgericht om een doorstart van de onderneming mogelijk te maken. KIA Motors heeft de voormalige<br />
(sub)dealers een voorlopige dealerovereenkomst aangeboden; enkelen van deze (sub)dealers zijn op het aanbod<br />
ingegaan. Bij brief van 8 juli 2009 heeft KIA Motors vervolgens laten weten geen overeenkomsten te sluiten met de<br />
voormalige (sub)dealers met uitzondering van één van hen.<br />
5
De daarop volgende procedure draaide onder meer om de vraag of KIA Motors verplicht was de voormalige (sub)dealers<br />
als erkende dealer tot het KIA-netwerk toe te laten. De voormalige (sub)dealers betoogden daartoe dat het netwerk van<br />
KIA Motors in strijd is met het kartelverbod. KIA Motors zou een contracteerplicht hebben, omdat zij alle reparateurs die<br />
aan de standaarden voldoen zou moeten toelaten tot haar netwerk. De rechtbank oordeelde dat de voormalige (sub)<br />
dealers deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Het enkele bestaan van het netwerk van KIA Motors brengt nog<br />
niet mee dat KIA Motors en de leden van dat netwerk hebben afgestemd dat KIA Motors reparateurs niet (of in beperkte<br />
mate) toelaat. Er is niet gebleken dat de weigering van KIA Motors om reparateurs toe te laten kan worden beschouwd<br />
als onderdeel van door alle leden van het netwerk van KIA Motors (stilzwijgend) aanvaard beleid.<br />
Het betoog van de voormalige dealers dat KIA Motors misbruik maakt van haar machtspositie, heeft de rechtbank<br />
eveneens als onvoldoende onderbouwd terzijde geschoven. De voormalige dealers hebben de beschikking over<br />
alle faciliteiten en producten die nodig zijn om te kunnen concurreren met de erkende reparateurs. KIA Motors heeft<br />
onbetwist gesteld dat de omzet in verband met garantiewerk slechts maximaal 5% van de totaalomzet van een erkende<br />
reparateur uitmaakt. Die geringe omzet rechtvaardigt volgens de rechtbank in ieder geval niet de conclusie dat het feit<br />
dat alleen de erkende reparateurs door de fabrikant vergoede garantiewerkzaamheden mogen uitvoeren, de voormalige<br />
dealers grotendeels de mogelijkheid ontneemt om met de erkende reparateurs te concurreren. De vorderingen van de<br />
voormalige dealers worden daarom afgewezen.<br />
Wendy Pronk<br />
Raad van State, 30 januari 2013, (LJN BY9933): Aanbieden HBO-rechten door Open<br />
Universiteit geen economische activiteit<br />
De Open Universiteit Nederland (“OUN”) heeft voor het verzorgen van de deeltijdse bachelor-opleiding HBO-rechten<br />
conform artikel 6.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een aanvraag ingediend en de<br />
minister van OCW heeft besloten om deze aanvraag te honoreren. Het LOI en het NTI hebben daar bezwaar tegen<br />
gemaakt. Eén van de bezwaren luidt dat het aanbieden van de opleiding een economische activiteit is en dat de<br />
toestemming van de minister een verboden steunmaatregel is. De ABRvS heeft de Commissie in dat kader om advies<br />
gevraagd over de uitleg van de mededeling DAEB van de Commissie. De Commissie heeft aangegeven dat de OUN<br />
geen onderneming lijkt te zijn in de zin van het VWEU, omdat de Nederlandse Staat, door de opleiding te financieren,<br />
zijn sociale, culturele en opvoedkundige taak jegens zijn bevolking vervult. Ook het feit dat de opleiding zich richt tot<br />
een specifieke groep studenten die niet al door andere bekostigde scholen (zoals LOI en NTI) bediend kunnen worden,<br />
maakt dat het aanbieden van de HBO-opleiding door OUN niet is aan te merken als een economische activiteit.<br />
Marieke van der Velde<br />
HvJ EU, 22 januari 2013 (C-286/11): Aansprakelijkheid moedermaatschappij<br />
uitsluitend afgeleid en ondergeschikt aan die van haar dochteronderneming<br />
Op 20 september 2006 heeft de Commissie Tomkins hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor boete die was opgelegd aan<br />
haar 100% dochtervennootschap Pegler voor een overtreding van het kartelverbod op de markt voor koperen fittingen<br />
en fittingen uit koperlegering. Zowel Tomkins als Pegler hebben beroep ingesteld bij het Gerecht. Beide bepleiten dat de<br />
Commissie de inbreukperiode onjuist heeft vastgesteld, zij het dat Tomkins hierbij een andere (kortere) periode bepleit<br />
dan Pegler. Ten aanzien van Tomkins heeft het Gerecht de beschikking vernietigd met betrekking tot de start van de<br />
deelname van Tomkins aan de inbreuk (T-382/06).<br />
6
Het concludeerde dat Tomkins enkel als moedermaatschappij van Pegler voor de inbreuk aansprakelijk is gesteld<br />
vanwege de deelname van Pegler aan het kartel, en dat haar aansprakelijkheid dus niet verder kon gaan dan die<br />
van Pegler. De Commissie heeft hiertegen een hogere voorziening ingesteld bij het HvJ EU en voert aan dat het<br />
Gerecht ultra petita heeft beslist door de duur van de inbreuk ook voor Tomkins terug te brengen, zonder dat zij daar<br />
uitdrukkelijk om had verzocht. Het HvJ EU oordeelt dat het Gerecht terecht heeft aangenomen dat de aansprakelijkheid<br />
van Tomkins in haar hoedanigheid als moedermaatschappij uitsluitend afgeleid en ondergeschikt is aan die van<br />
haar dochteronderneming Pegler. Verder overweegt het dat de beroepschriften van Tomkins en Pegler betrekking<br />
hadden op hetzelfde voorwerp en dat het begrip ‘hetzelfde voorwerp’ niet verlangt dat de verzoekschriften van deze<br />
vennootschappen en de door hen aangevoerde argumenten ter betwisting van de duur van de inbreuk waarvan de<br />
Commissie is uitgegaan, precies dezelfde reikwijdte hebben. Het HvJ EU stelt de Commissie daarmee in het ongelijk.<br />
Joris Ruigewaard<br />
Rechtbank Oost-Nederland, 16 januari 2013 (LJN BZ0403): Vordering<br />
schadevergoeding van TenneT in follow-on zaak tegen ABB door naar<br />
schadestaatprocedure<br />
Rechtbank Arnhem verwijst de schadevergoedingsvordering van TenneT in de follow-on procedure tegen ABB<br />
naar de schadestaatprocedure. TenneT e.a. vorderen schadevergoeding van ABB e.a. wegens bid-rigging bij de<br />
aanbestedingsprocedure voor een installatie met gasgeïsoleerd schakelmateriaal (GGS-installatie) in 1993. Aan haar<br />
moederonderneming, ABB Ltd., is eerder door de Commissie een boete opgelegd wegens deelname aan het GGSkartel<br />
tussen 1989 en 2004. De rechter oordeelt dat de feiten in de Commissiebeschikking vaststaan ten aanzien van<br />
ABB Ltd. Het is verder aan ABB om te bewijzen dat de aanbesteding die was uitgeschreven door TenneT, niet binnen dit<br />
wereldwijde kartel viel. ABB heeft niet aan deze verzwaarde stelplicht voldaan, aldus de rechter.<br />
De onrechtmatige daad die volgt uit de Commissiebeschikking kan aan ABB Ltd. als adressant van de beschikking,<br />
worden toegerekend. Het feit dat een moedervennootschap aansprakelijk is gesteld en aan haar een geldboete is<br />
opgelegd voor een verboden gedraging die mogelijk geheel of ten dele door een dochtervennootschap is uitgevoerd,<br />
impliceert niet zonder meer dat die dochtervennootschap ook zelf civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade die<br />
het gevolg is van die verboden gedragingen. Voor een eigen civielrechtelijke aansprakelijkheid is in beginsel vereist dat<br />
de dochtervennootschap ook zelfstandig een verwijt kan worden gemaakt. In casu heeft de rechter dit aangenomen.<br />
Vervolgens oordeelt de rechter dat de verjaringstermijn niet is gaan lopen op het moment dat de Commissie haar<br />
onderzoek had aangekondigd. Op dat moment hoefde TenneT nog niet te onderkennen dat zij schade zou kunnen<br />
hebben geleden, immers de Commissie had zelf ook nog niets vastgesteld ten aanzien van het kartel. TenneT e.a.<br />
heeft volgens de rechter aannemelijk gemaakt dat er ook daadwerkelijk schade is geleden. De zaak wordt naar de<br />
schadestaatprocedure verwezen waarin de rechter zich kan uitlaten over het causale verband en het slagen van het<br />
passing-on verweer.<br />
Annemieke van der Linden<br />
7
Beleid / Overig<br />
Commissie Roadmap, Januari 2013: Mogelijke uitbreiding van de vereenvoudigde<br />
procedure in concentratiecontrole<br />
De Commissie heeft een Roadmap gepubliceerd met het oog op de uitbreiding van de vereenvoudigde procedure voor<br />
de behandeling van bepaalde categorieën concentraties. De vereenvoudigde procedure bij concentratiecontrole is in<br />
het leven geroepen om bepaalde categorieën concentraties die op het eerste gezicht geen <strong>mededingingsrecht</strong>elijke<br />
problemen veroorzaken via een lichtere procedure zonder een uitgebreid marktonderzoek te behandelen. Onder de<br />
huidige vereenvoudigde procedure vallen onder meer concentratiezaken met kleine gecombineerde marktaandelen<br />
(onder de 15% bij horizontale overlap en onder de 25% bij verticale overlap). Ten behoeve van deze evaluatie is een<br />
analyse uitgevoerd van de behandelde concentratiezaken tussen 2008 en 2010.<br />
Volgens de Commissie kunnen twee opties overwogen worden: (i) het uitbreiden van de reikwijdte voor de toepassing<br />
van de vereenvoudigde procedure door het verhogen van de drempels voor de relevante marktaandelen, óf (ii) de<br />
introductie van een vereenvoudigde procedure voor horizontale concentraties met zeer kleine markaandelen.<br />
Deze laatste optie kan worden uitgevoerd door het verminderen of vereenvoudigen van de informatie die in de<br />
meldingsformulieren gevraagd wordt. Op dit moment wordt ongeveer 60% van de concentratiezaken via deze<br />
vereenvoudigde procedure behandeld. Indien het initiatief wordt overgenomen, zou dit kunnen oplopen tot 70%. Op<br />
deze wijze zou de administratieve last voor de Commissie en de fuserende bedrijven sterk verminderd kunnen worden.<br />
De voorgestelde waarborgen zullen er voor zorgen dat concentratiezaken die mogelijk op <strong>mededingingsrecht</strong>elijke<br />
bezwaren stuiten, niet aan de aandacht van de Commissie zullen ontsnappen.<br />
Wendy Pronk<br />
Opinie: “Versterking landbouw vraagt om innovatie, niet om minder concurrentie”<br />
door Jarig van Sinderen (Chief economist NMa)<br />
Naar aanleiding van de modernisering van het Europese landbouwbeleid zoals in Brussel wordt vormgegeven, heeft<br />
Jarig van Sinderen (Chief economist NMa) hierover zijn zorgen geuit. Nu het Europese Parlement sinds het Verdrag<br />
van Lissabon het recht heeft mee te beslissen over het Europese landbouwbeleid, lijkt er een meerderheid voor het<br />
versoepelen van de mededingingsregels. Deze versoepeling heeft betrekking op de mogelijkheden voor producenten<br />
om prijs- en productieafspraken te maken. Jarig van Sinderen vreest dat de consument uiteindelijk de rekening betaalt<br />
doordat de prijzen voor voedsel onnodig verhoogd zullen worden. Van Sinderen pleit voor de lijn die de Commissie<br />
voorstaat, te weten het stimuleren van meer samenwerking tussen boeren binnen producentenorganisaties waarmee<br />
investering en vernieuwing in de landbouw mogelijk wordt gemaakt. De mededingingsautoriteiten van de lidstaten<br />
hadden in dit verband al op 21 december 2012 een resolutie uitgevaardigd waarin het stimuleren van hervorming van de<br />
landbouw via meer samenwerking in coöperaties binnen de kaders van het <strong>mededingingsrecht</strong> werd bepleit.<br />
Annemieke van der Linden<br />
8
Opinie NMa 25 januari 2013: Thuiszorgmarkten in beweging Concurrentie tussen<br />
thuiszorgaanbieders heeft kwaliteit verbeterd<br />
Sinds 2004 wordt thuiszorg in het kader van de AWBZ in concurrentie aangeboden. De NMa houdt toezicht op die<br />
concurrentie. De NMa is in 2009 met de (jaarlijkse) publicatie van een monitor gestart die beoogt de ontwikkelingen in<br />
de AWBZ-thuiszorgmarkten op het gebied van concurrentie in kaart te brengen. In een opinie gepubliceerd op 25 januari<br />
2013 heeft de NMa een opinie gepresenteerd over de relevante ontwikkelingen. Uit het onderzoek blijkt volgens de<br />
NMa dat de thuiszorgmarkt in beweging is en dat de marktwerking wenselijke ontwikkelingen laat zien. Volgens de NMa<br />
vertoont de marktstructuur een positieve ontwikkeling, vinden er jaarlijks wisselingen plaatst tussen de marktaandelen<br />
van de actieve thuiszorgaanbieders en worden er kortingen bedongen op de tarieven. De kwaliteit vertoont overall<br />
bezien een opwaartse trend, hoewel de indicator ‘ervaren beschikbaar personeel’ verslechtert. De conclusie van de<br />
NMa is dat uit de monitoring blijkt dat de concurrentie tussen thuiszorgaanbieders de kwaliteit heeft verbeterd en heeft<br />
gezorgd voor gedifferentieerde prijsstelling.<br />
Marieke van der Velde<br />
Advies NMa aan de vaste commissie voor Financiën 13 februari 2013: Visie van de<br />
NMa op de hypotheekmarkt<br />
In een memo aan de vaste commissie voor Financiën geeft de NMa haar visie op de recente ontwikkelingen in de<br />
hypotheekmarkt. De NMa wijst erop dat de marges van hypotheekverstrekkers gemiddeld gezien zijn gestegen en<br />
de concurrentie op de markt is afgenomen na de financiële crisis. De NMa ziet de sterker geconcentreerde markt en<br />
toetredingsbelemmeringen als belangrijke oorzaken van de toegenomen marges. Ook de prijsleiderschapsverboden die<br />
de Europese Commissie heeft opgelegd bij de staatssteunverlening aan banken spelen een rol. De NMa voegt hier aan<br />
toe dat zij tot nu toe geen aanwijzingen heeft voor overtreding van de Mededingingswet. De NMa ziet prijsregulering<br />
van de hypotheektarieven niet als oplossingsrichting, maar denkt eerder aan een versterking van de positie van de<br />
consument (bijvoorbeeld door een wettelijk recht op bepaalde informatie) en stimulering van een ruimer aanbod van<br />
hypotheekverstrekkers (met name door het wegnemen van toetredings- en groeibarrières).<br />
Marc Custers<br />
Brief van de Minister van Economische Zaken, 30 januari 2013: SEO Rapport<br />
concludeert tot zelfregulering ter voorkoming oneerlijke handelspraktijken<br />
Naar aanleiding van de brief van 23 november 2012 van de Minister aan de Eerste Kamer heeft SEO Economisch<br />
Onderzoek (“SEO”) op 23 januari 2013 een Rapport uitgebracht over de huidige en toekomstige mogelijkheden in<br />
Nederland om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Eén van de conclusies in het Rapport is dat de mogelijkheden<br />
in het burgerlijk recht en de Mededingingswet om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan niet toereikend blijken te<br />
zijn. De open normen in het burgerlijk recht bieden niet voldoende duidelijkheid over wat wel en niet in strijd is met de<br />
wet. Aanvulling van bestaande regelgeving met zelfregulering door brancheorganisaties van leveranciers en afnemers<br />
kan voldoende zijn om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken. Voorwaarde volgens SEO is wel dat de zelfregulering<br />
voorziet in een gedragscode die open normen uit het burgerlijk recht invult en de instelling van een onafhankelijke<br />
instantie als meldpunt, adviseur en geschilbeslechting.<br />
9
Het Rapport sluit aan bij de opvatting van de Minister dat zelfregulering de meest aangewezen route is als aanvulling<br />
op de bestaande regelgeving om het probleem van de oneerlijke handelspraktijken op te lossen. Zelfregulering is<br />
goedkoop en laagdrempelig, kan op korte termijn tot stand worden gebracht en is snel effectief. Op Europees niveau<br />
wordt een systeem voor naleving en geschilbeslechting ontwikkeld, waarbij in Nederland kan worden aangesloten.<br />
Enkele brancheorganisaties hebben reeds hun steun toegezegd aan het in de vorm van pilots en toepassen van een<br />
gedragscode eerlijke handelspraktijken met een vorm van geschilbeslechting. In dit kader heeft de Commissie op<br />
31 januari 2013 een groenboek over “unfair trading practices in the business-to-business food supply chain in Europe”<br />
uitgebracht.<br />
Marie-Louise Weeda<br />
Wetsvoorstel van het Department of Business Innovation & Skills (UK), 29 januari<br />
2013: Hervorming Britse mededingingsregels ter vereenvoudiging van het voeren<br />
van private (schadevergoedings)acties<br />
Vanwege de tegenvallende werking van het huidige regime voor private acties, voert het Verenigd Koninkrijk<br />
maatregelen in op vier voorname gebieden als aanvulling op de wijzigingen van de mededingingsregels. Allereerst wordt<br />
het Competition Appeal Tribunal (CAT) de voornaamste instelling in het Verenigd Koninkrijk voor private acties van met<br />
name het MKB tegen concurrentieverstorend en schadeveroorzakend gedrag. Er wordt geen weerlegbaar vermoeden<br />
van schade in kartelzaken aangenomen en het passing-on verweer zal geen onderwerp van de procedure vormen. Ten<br />
tweede wordt een opt-out systeem voor collectieve schikkingen geintroduceerd, vergelijkbaar met de Wet Collectieve<br />
Afhandeling Massaschade die wij in Nederland kennen. Een gelaedeerde en een potentiële gedaagde dienen een<br />
gezamenlijk verzoek in bij de CAT om een wederzijds overeengekomen schikking goed te keuren. Via een opt-out<br />
systeem kunnen bedrijven snel en gemakkelijk op vrijwillige basis tot een schikking met benadeelden komen. Ten derde<br />
wordt het gebruik van alternatieve geschilbeslechting in plaats van gerechtelijke procedures aangemoedigd. Tenslotte<br />
dienen de private acties als aanvulling op het systeem van publieke handhaving.<br />
Marie-Louise Weeda<br />
Disclaimer<br />
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden <strong>Loyens</strong> & <strong>Loeff</strong> N.V. en alle andere<br />
entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘<strong>Loyens</strong> & <strong>Loeff</strong>’, geen enkele<br />
aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De<br />
aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.<br />
De <strong>Nieuwsbrief</strong> Mededingingsrecht is een uitgave van de praktijk-groep Mededinging & Overheid van <strong>Loyens</strong> & <strong>Loeff</strong>.<br />
Deze praktijkgroep bundelt de specialistische kennis op de deelgebieden mededingings- en aanbestedingsrecht,<br />
bestuursrecht, het grensvlak van publiek- en privaatrecht en het overheidsaansprakelijkheidsrecht. De <strong>Nieuwsbrief</strong><br />
Mededingingsrecht wordt uitsluitend verzonden aan relaties van <strong>Loyens</strong> & <strong>Loeff</strong>.<br />
Contactpersonen<br />
Maurice Essers en Gert-Wim van de Meent<br />
www.loyensloeff.com<br />
Share the Expertise