Kabeldraagsystemen Inhoudsopgave - Schneider Electric
Kabeldraagsystemen Inhoudsopgave - Schneider Electric
Kabeldraagsystemen Inhoudsopgave - Schneider Electric
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Inleiding<br />
<strong>Kabeldraagsystemen</strong> Normen<br />
2<br />
vervorming onder invloed van de hoge temperatuur is heel reëel<br />
en dient tot een minimum beperkt te worden. Om deze reden staat<br />
in de norm NEN-EN 46 en NEN-EN 0684: 2004 omschreven,<br />
dat de minimaal op te brengen zinklaag afhankelijk is van de<br />
materiaaldikte. Dun plaatmateriaal wordt zo minder lang ondergedompeld<br />
dan zware constructiedelen, met verschillende laagdikten<br />
als gevolg. Ook worden richtlijnen gegeven, hoe voorkomen kan<br />
worden dat constructiedelen verborgen hoeken en inwendige holle<br />
ruimtes hebben, welke (nodeloos) vollopen met kostbaar zink.<br />
Ook roestvast staal kent oppervlaktebehandelingen, maar deze zijn<br />
fundamenteel verschillend met die voor normaal staal. Beitsen en<br />
passiveren zijn in dit verband de belangrijkste behandelingen.<br />
Elektrotechnische normen<br />
De Nederlandse norm NEN 0 0 in de meest recente versie<br />
van 2007 is het belangrijkste document voor de installateur.<br />
Toch is er omtrent kabeldragers weinig concreets omschreven.<br />
Een kabeldraagsysteem wordt gezien als een metalen gestel, dat<br />
bij een defect onder spanning kan komen te staan. Om deze reden<br />
dienen kabeldragers te worden aangesloten op een aardleiding van<br />
voldoende diameter. Het spreekt vanzelf, dat de samenstellende<br />
onderdelen op afdoende wijze worden doorverbonden.<br />
Voor publieke gebouwen is het toepassen van bekabelingssystemen<br />
in een uitvoering voor functiebehoud bij brand sterk in<br />
opkomst. Hiervoor geldt weliswaar nog geen officiële norm, maar<br />
wel wordt via bestekken en het Bouwbesluit de Praktijkrichtlijn NPR<br />
2576 bindend voorgeschreven. In deze praktijkrichtlijn worden een<br />
elftal montagemethodes voorgesteld, welke nader worden onderbouwd<br />
door officiële certificaten van de fabrikant. Er wordt in de<br />
NPR 2576 verwezen naar de DIN 4 02 deel 2.<br />
Veiligheidsnormen<br />
Elke installateur dient tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden<br />
bepaalde maatregelen met betrekking tot zijn eigen veiligheid<br />
in acht te nemen. Hiervoor zijn uitgebreide voorschriften<br />
opgesteld in de Arbowet. Voor wat betreft het werken met dun<br />
plaatmateriaal zoals kabelgoten en accessoires wordt gebruik van<br />
werkhandschoenen ten stelligste aanbevolen. Daarnaast zijn de<br />
algemene veiligheidsverplichtingen, zoals die gelden voor bouwplaatsen,<br />
uiteraard ook van toepassing bij de montage van kabeldraagsystemen.<br />
In dit kader kan worden genoemd het dragen van<br />
goede werkkleding en veiligheidsschoenen, alsmede het gebruik<br />
van veilig klim- en steigermateriaal.<br />
Een heel belangrijke norm specifiek voor kabelgoot en ladderbaansystemen<br />
is de IEC 6 537. Naast algemene richtlijnen worden met<br />
name vast omlijnde testmethodes omschreven met als hoofddoel<br />
het bepalen van een veilige werkbelasting. Hierbij wordt onderscheid<br />
gemaakt tussen de verschillende verschijningsvormen van<br />
kabeldraagsystemen, zoals kabelgoten, ladderbanen, hulpstukken<br />
en ondersteuningsconstructies. Alle in deze brochure opgegeven<br />
belastingsdiagrammen zijn het resultaat van in deze IEC 6 537<br />
omschreven testmethodes. Voor elk kabeldraagsysteem, met<br />
uitzondering van het draadgootsysteem DG 5000 is het belastingsdiagram<br />
gebaseerd op de zwaarst mogelijke testmethode type I,<br />
waarbij de koppeling exact in het midden tussen twee ondersteuningsafstanden<br />
wordt geplaatst en waarbij een veiligheidsfactor<br />
van ,7 wordt aangehouden. Wanneer in de praktijk de koppelplaat<br />
dichter bij de ondersteuningspunten of mogelijk op<br />
de ondersteuningspunten wordt geplaatst zal een veel grotere<br />
belasting mogelijk zijn.<br />
De belastingsdiagrammen van het draadgootsysteem DG 5000<br />
zijn gebaseerd op testmethode type III, waarbij de koppelplaat op<br />
maximaal /5 van de ondersteuningsafstand is geplaatst.