KORTRIJ(k)WONING - Kenniscentrum Vlaamse Steden
KORTRIJ(k)WONING - Kenniscentrum Vlaamse Steden
KORTRIJ(k)WONING - Kenniscentrum Vlaamse Steden
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>KORTRIJ</strong>(k)<strong>WONING</strong><br />
Drie stadswandelingen langs de mooiste rijwoningen van woonstad Kortrijk
COLOFON<br />
Concept en teksten: Filip Canfyn<br />
Productie: Mieke Clarissimo,<br />
Marcel Beckers, Carine Coigné<br />
Lay-out: Yves Debaes<br />
Fotografie: Frédéric Guerdin (Reporters)<br />
Realisatie: directie Stadsplanning<br />
en -ontwikkeling<br />
VOORWOORD<br />
Drie zinsneden, afgedrukt op het einde van deze uitnodigende rijwoningwandelingengids,<br />
vatten mooi samen wat de Stad Kortrijk met dit boekje wil bereiken,<br />
naast het pure plezier van heel wat interessante stapuren.<br />
Onze steden zijn wat ze zijn dankzij de rijwoning. Neem de rijwoning weg uit<br />
de woonwijken en de stad kijkt naar ons als een grijsaard met een kapot gebit.<br />
De rijwoningen zorgen voor het historische en organische draagvlak van de stad<br />
en geven tezelfdertijd de bewoners de onontbeerlijke fijngevoeligheid om de<br />
stad te lezen, te begrijpen en vooral te respecteren.<br />
Daarom pleiten we voor rijwoningen. Om de stad terug aan de jonge gezinnen<br />
te schenken. Als het bloedpompende hart van hun leven, als de inspirerende<br />
motor van hun huishouden. Hun rijhuishouden.<br />
Hopelijk krijgen de wandelaars ook bewondering en sympathie voor de rijwoning<br />
en voor de stad, voor de rijwoning in Kortrijk, komen ze op hun stappen<br />
terug en blijven ze hier wonen.<br />
Wout Maddens<br />
Schepen van <strong>Steden</strong>bouw, Bouwkundig erfgoed en Ruimtelijke ordening Stad Kortrijk<br />
1
VOETLEIDING<br />
Deze rijwoningwandelingengids neemt je bij de voet door<br />
Kortrijk op zoek naar boeiende, interessante en verrassende<br />
rijwoningen in de binnenstad.<br />
In INTRO vind je de rode draad van de wandelingen.<br />
Onder RIJ<strong>WONING</strong>WANDELING NOORD (1+2) en RIJWO<br />
NINGWANDELING ZUID (3) worden de drie wandelingen in<br />
het lang en het breed beschreven. Bijna ontbeend. De te volgen<br />
route wordt uitvoerig (in aanvulling op de informatie van<br />
de twee wandelkaarten) uit de doeken gedaan, slimme weetjes,<br />
historische herinneringen, sappige anekdotes,… volgen<br />
achter het p en de aandacht wordt getrokken op geslaagde<br />
nieuwe of recent gerenoveerde rijwoningen met een b. Wandelen,<br />
weten en watertanden dus.<br />
De MOEILIJKE WOORDENGIDS geeft op een plezante ma<br />
2<br />
nier duiding bij de vele namen van stijlen en architecten, die<br />
in deze brochure de rijrevue passeren.<br />
OUTRO sluit dit boekje af met wat nuttige en hartverwarmende<br />
gedachten rond de toekomst van rijwoningen. Voor<br />
de ware liefhebbers.<br />
Twee wandelkaarten moeten de padvinders en de betweters<br />
onder ons op de goede weg helpen en houden.<br />
Voor de kleine en de grote kinderen is nog een zoekspelletje<br />
op papier gezet. De foto’s en de detailopnamen moeten tijdens<br />
de wandelingen in de juiste volgorde, dus op hun plaats<br />
gezet worden.<br />
Er zijn geen prijzen te winnen, alleen eeuwige roem in de rijwoningenhemel!
Het maken van deze gids met drie rijwoningwandelingen<br />
heeft alleszins drie dingen duidelijk gemaakt.<br />
Eén, de jaren 19001940 zijn, als we kijken naar de waarde en<br />
de bruikbaarheid vandaag van het woningpatrimonium, voor<br />
Kortrijk uiterst belangrijk. Ongeveer 80% van de rijwoningen<br />
en hun bredere varianten, de zogenaamde burgerhuizen, die<br />
we op de rijwoningwandelingen appreciëren en die vandaag<br />
nog comfortabel (kunnen) bewoond worden, dateren uit die<br />
periode en zelfs uit de nog beperktere interbellumtijd. Ze<br />
vormen de schatkamer van onze woonstad.<br />
Twee, dankzij het ontwerpwerk van telkens dezelfde (relatief<br />
onbekende) namen werd het kwaliteitsniveau van deze woontypes<br />
zeer hoog gehouden. Dankzij Jan Robert Vanhoenacker<br />
dus en Richard Acke en andere Alphonse Vandenberghes.<br />
Ook vandaag kennen we een slechts selecte groep van archi<br />
tecten, die erin slagen een goede woning op een klein kaveltje<br />
in een stedelijk weefsel te ontwerpen. Ze fungeren als<br />
waakhonden van onze woonstad.<br />
Drie, Kortrijk bezit een onvoorstelbaar grote verzameling aan<br />
prachtige woningen, die kunnen bewoonbaar gemaakt worden<br />
voor de volgende decennia of die reeds bijdragen tot het<br />
woongeluk van jonge gezinnen.<br />
De vraag of dit betaalbaar en voor iedereen kan, is niet aan<br />
de orde in een wandelbrochure, maar mag toch in het achterhoofd<br />
meegenomen worden. Een stad, deze stad heeft<br />
immers alleen toekomst als we vandaag ons verleden met<br />
vereende krachten (en dus ook met de nodige centen) weer<br />
voeding, adem, kortom, levensvatbaarheid geven. Wij zijn de<br />
klanten van onze woonstad.<br />
Kortrijk zou ze graag allemaal op een rij houden!<br />
INTRO<br />
ONBETAALBARE SCHAT AAN<br />
(betaalbare) RIJ<strong>WONING</strong>EN<br />
3
We vertrekken op de trappen aan de voorzijde van het stationsgebouw,<br />
op het (door het verkeer veroverde) Stationsplein.<br />
p Kortrijk kreeg een spoorweg in 1839, een stationswijk tussen 1840<br />
en 1847 (toen kon het nog dat een nieuwe buurt uit de grond gestampt<br />
werd in minder dan tien jaar), een vijfhoekig plein in 1841<br />
en een definitief stationsgebouw in 1857. Het huidige treinpaleis<br />
dateert van 1956.<br />
We steken heel voorzichtig het plein over (beter nog, we lopen<br />
rond het plein) en we nemen de straat, die loodrecht op<br />
het station staat: de Stationsstraat.<br />
p De Stationsstraat heette tot 1925 IJzerwegstraat en tot 1968 Statiestraat.<br />
De taal verandert blijkbaar samen met de trein.<br />
RIJ<strong>WONING</strong>WANDELING<br />
NOORD (1+2)<br />
Op het einde van de straat draaien we rechts achter een imposant<br />
bankgebouw (met een bord ‘Waterpoort’ op zijn<br />
gevel), om bijna onmiddellijk over te steken en links een verkeersluwe<br />
straat in te slaan: de Jan Persijnstraat, net voor de<br />
Graanmarkt.<br />
p De Jan Persijnstraat heette tot 1936 Peterseliestraat. En in het lokale<br />
dialect is peterselie inderdaad ‘persien’. Toch verwijst de straatnaam<br />
naar Jan Persijn, een meestermetselaar (architect-avant-la-lettre)<br />
uit de 16 de eeuw.<br />
Op nummer 6 ligt de oude bioscoop ‘De Gouden Lanteern’ (1921),<br />
een ontwerp van Richard Acke (die we verder nog zullen tegenkomen)<br />
met een brede steekboog boven de ingang. Vroeger was<br />
hier het kunstencentrum Limelight gevestigd (en eventjes De<br />
Kreun), nu moet voor een onzekere toekomst gevreesd worden.<br />
5
6<br />
Aan het einde van de straat (met uitzicht op een pleintje)<br />
slaan we rechts de Rijselsestraat in.<br />
b In de rijwoning op nummer 21, die zeer recent (2010) gerenoveerd<br />
werd, houdt de architect tevens kantoor. Wonen in een winkelstraat<br />
kan dus ook prettig worden.<br />
Ons verblijf in de Rijselsestraat duurt zeer kort: we steken<br />
snel over om links de Papenstraat te betreden.<br />
p ‘Paepenstraete’ werd al genoteerd in 1313 (bij het 10 de Oudstrijdersbal<br />
na de Guldensporenslag) en verwees naar de aanwezigheid<br />
van een klooster. Einde 18 de eeuw werd het eventjes Priesterstraate,<br />
in 1795 potsierlijk vertaald in ‘Rue du Perroquet’. In 1936 keerde<br />
de rust naamkundig weer: Papenstraat. Toch heeft de straat een<br />
heidense reputatie van gekleurde neonlampen.<br />
Vandaag herbergen de winkelgevels appartementen of logementkamers.<br />
Alleen nummer 33 en 26 worden nog gebruikt als rijwoning.<br />
Halverwege rechts zien we de achterzijde van de uitbreiding van<br />
het stadhuis (2003, noA Architecten).<br />
b Op de hoek met de Stovestraat staat een recente ‘halve’ rijwoning<br />
met een geslaagde houten gevelbekleding.<br />
We blijven de Papenstraat rechtdoor trouw, ook op zijn<br />
smalste stuk, tot aan de Leie en de Dolfijnkaai. We nemen<br />
rechts, steken de Leiestraat over (de Leie blijft aan onze linkerhand<br />
stromen) en zetten onze weg verder in de Handboogstraat<br />
of de Verzetskaai. We hebben de keuze.
p Eindelijk, een eerste rij rijwoningen. Nummer 22-28 in de Handboogstraat<br />
zijn rake exemplaren in rode baksteen en blauwe hardsteen.<br />
We zetten door tot we links de brug aan de Broeltorens kunnen<br />
opdraaien.<br />
p De als monument beschermde Broeltorens uit de 14 de eeuw,<br />
oorspronkelijk een stuk van de middeleeuwse stadsversterking, zijn<br />
zowat het symbool van het (historische) Kortrijk geworden.<br />
Over de Leie is het tijd voor een linkse bocht, langs de Broelkaai.<br />
p De Broelkaai is een witte wand van beschermde monumenten uit<br />
de 18 de eeuw. Nummer 6 (inclusief de conciërgewoning op nummer<br />
5) staat voor cultuur (het Broelmuseum met markante interieurs<br />
en dito collecties), de andere huizen voor bier. Brouwer Tack<br />
woonde in nummer 4, zette zijn mouteest in de tuin van nummer<br />
3 en hield café in nummer 2 alias ‘De Broelbrugge’. Deze brouwershuizen<br />
zijn vandaag toprijwoningen.<br />
We nemen rechts de Kapucijnenstraat.<br />
p De rechterzijde van deze straat is één rij van beschermde monumenten<br />
én horecazaken. Op nummer 25 werkte de mouterij van brouwer<br />
Tack. De ‘Budascoop’ op nummer 10 (links) was vroeger cinema ‘Pentascoop’,<br />
een stevig ontwerp van architect Eric Demeyere uit 1973.<br />
Achter de Ierse pub slaan we rechts af: hier wacht de Korte<br />
Kapucijnenstraat op ons.<br />
p De Budatoren of Tacktoren (rechts), de koeltoren (1948) van onze<br />
ondertussen vertrouwde brouwerij, werd tussen 1994 en 1998 verbouwd<br />
tot een kunstencentrum door het bekende architectenduo<br />
Beel-Achtergael, dat in Kortrijk ook het nieuwe Gerechtsgebouw<br />
ontwierp.<br />
Deze korte steeg (of hoe noem je zo’n stukje weg?) loopt<br />
dood op de Dam, die we links inslaan richting Leie. Aan de<br />
Leie keren we opnieuw links richting Budabrug *.<br />
Indien de Budabrug gesloten of onbruikbaar zou zijn<br />
draaien we op het einde van de Dam rechts naar de<br />
IJzerkaai, die we volgen tot aan de Collegebrug. We<br />
klimmen en dalen over de Leie, nemen de Diksmuidekaai<br />
naar links tot aan de Fabriekskaai, aan de andere<br />
kant van die vermaledijde Budabrug. Dit is dus het alternatief<br />
voor de route Dam – Budabrug – Fabriekskaai.<br />
Komen we na de wandeling naar het Astridpark opnieuw<br />
aan een onwillige Budabrug, dan nemen we de<br />
Diksmuidekaai naar links, bezigen we met plezier de<br />
Collegebrug en zetten we onze wandeling voort linkswaarts<br />
langs de IJzerkaai (in plaats van Diksmuidekaai<br />
– Budabrug – IJzerkaai).<br />
7
Naar de Budabrug stappend buigen we deemoedig het<br />
hoofd voor de machtige gerestaureerde muur van het Onze<br />
LieveVrouwhospitaal op de oever.<br />
We steken het water over en draaien de andere oever links op.<br />
We controleren of we het bord Fabriekskaai zien.<br />
p Op nummer 2 staat een hulpbehoevend maar mooi Art Deco-huis<br />
(1920) met een versierde deur en een erker met verzorgd glas-in-lood.<br />
De kaai van nummer 4 tot 13 is een fantastische woonplek geworden<br />
met varianten op het thema ‘rijwoning’. Nieuw en oud, opgefrist en te<br />
renoveren, maar allemaal met een fantastisch uitzicht en een dito rust.<br />
b Wij hebben een boontje voor de nieuwbouw op nummer 4 en voor<br />
het feilloos ingerichte B&B-huis ‘Belle Epoque’ op nummer 5.<br />
De eerste straat rechts, de Burgemeester R. Schinkelstraat,<br />
gebruiken we welwillend …<br />
b Nummer 40 is een frisse nieuwe verschijning in de rijwoningwereld<br />
terwijl nummer 17 en 19 als recent gerenoveerde exemplaren de<br />
traditie van het comfortabel wonen in de stad verder zetten.<br />
… tot we links kunnen draaien in de Rekollettenstraat, die<br />
net als zijn voorganger heel wat rijwoningenvoorelkwatwils<br />
aanbiedt. Tenslotte slaan we rechts de Gasstraat in, die<br />
we naar links meevolgen.<br />
p Op nummer 19, 45 en 47 staan 3 bescheiden prettig-zonder-meerrijwoningen.<br />
b Gasstraat 33, eigenlijk twee curieus gestapelde rijwoningen, toont<br />
aan dat sterke hedendaagse architectuur zeer vriendelijk kan zijn in<br />
en voor een woonstraat.<br />
9
We gedragen ons nu uiterst verkeersveilig: op het einde van de<br />
Gasstraat de Noordstraat rechts in, over het gevaarlijke kruispunt<br />
van de Menenpoort (hier zonder ‘Last Post’) en dan in een<br />
klein stukje Kortrijksestraat rechtswaarts (we volgen de pijlen<br />
met mes en vork) richting Graaf de Smet de Naeyerlaan.<br />
p Deze laan, aangelegd in 1892 op een gedempte stadsgracht, staat<br />
vol juweeltjes van rijwoningen (en 150 kastanjebomen). We halen<br />
er de superexemplaren uit.<br />
Nummer 7, een Art Deco-huis (1927), pronkt met een bow window<br />
over twee lagen en met een fijn gedetailleerd hekje bovenaan.<br />
De Villa Pszczotko (1933) op nummer 25 krijgt met zijn erker en zijn<br />
ornamenten ook een Art Deco-stempel. Nummer 57 (1927), weeral<br />
van Art Deco-inspiratie, heeft een opvallende portiek.<br />
Het Art Nouveau-burgerhuis (1900) op nummer 71 heeft een geraffineerde<br />
gevel en werd ontworpen door Jan Robert Vanhoenacker,<br />
de architect van de Kortrijkse<br />
Stadsschouwburg en vooral van de<br />
Antwerpse Boerentoren. Het huis<br />
(1935) op nummer 95 twijfelt tussen<br />
de bouwkunst van Berlage en<br />
het modernisme en boeit door een<br />
interessant spel van ramen en lijnen.<br />
Nummer 123 (naast het ook al<br />
ravissante nummer 121) tenslotte is<br />
een rijwoning met een opvallende<br />
gevelafwerking in imitatiebossage<br />
(met pleisterwerk gesuggereerde<br />
ruw gehakte natuursteen).<br />
12<br />
b Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor recente bouwinspanningen<br />
in diverse rijwoningen. Ja, we mogen eens discreet gluren.<br />
We kunnen er nog van leren.<br />
We volgen deze mooie laan tot bijna het einde (om nummer<br />
123 te kunnen zien), ook als we tegenover ’t Waaihof een concurrerend<br />
parkje (met bushalte) moeten voorbijstappen. We<br />
draaien wel achter het beeld van Astrid mee (voor nummer<br />
95). We duiken het Koningin Astridpark in en dwarsen deze<br />
groene plek (waarbij we het kaarterhuisje in het vizier houden).<br />
p Het Koningin Astridpark werd eerst het ‘Volkspark’ genoemd na<br />
de aanleg in 1907, waarbij 100 volkse huizen en beluiken moesten<br />
sneuvelen. Het park werd in 2010 opgefrist en kreeg twee knalgele<br />
leeuwen om het groene gras te bewaken.<br />
We steken de binnenring opnieuw over met zicht op de Sint<br />
Amandstoren (er is geen zebrapad!) en nemen de hierop<br />
loodrecht aansluitende Proosdijstraat.<br />
p Deze straat staat bescheiden vol met simpele rijwoningen, zogenaamde<br />
werkmanshuisjes met zeer smalle gevels.<br />
Op de eerste hoek rechts slaan we al even rechts in: we zijn<br />
klaar voor de Kapelstraat en het SintAnnabeluik.<br />
p Op nummer 7 (van de Kapelstraat) staat een rijhuis (einde 19 de eeuw)<br />
met links een doorgang naar het Sint-Annabeluik, dat dateert van 1890<br />
en 22 huisjes telt, telkens in spiegelbeeld, rond een gezellig binnenplein.
Een speciale vermelding gaat naar nummer 32, 34 en 36, waar<br />
een eenmansaannemer bewijst dat een rijwoning op drie meter<br />
breedte zoveel boeiender is om in te wonen dan een doorsneeappartement.<br />
Op het SintAmandsplein aangekomen slaan we twee maal<br />
na elkaar links in.<br />
p Op het plein stond tot 1921 een overdekte markthal, het kloppende<br />
hart van de volkswijk ‘Overleie’.<br />
14<br />
Zo vervoegen we automatisch de SintAmandslaan.<br />
p Hier staat een mooie verzameling burgerhuizen. Nummer 1 tot en<br />
met 11 vormden een geheel toen ze gebouwd werden in 1924 maar<br />
vandaag rest slechts een potpourri van kleuren en materialen.<br />
De stadsvilla ‘’t Onzent’ op nummer 30 dateert van 1911 en is van<br />
de hand van Joseph De Coene (van de bekende Kortrijkse Kunstwerkstede<br />
De Coene), die niet alleen schilderde maar ook Engelse<br />
cottages wilde maken, met knipogen naar Arts & Crafts en Henri<br />
van de Velde. Samen met het ‘Instituut voor hydrotherapie’ op<br />
nummer 26 vormt deze eclectische maar in verval rakende woning<br />
met een leuke tuin het lokale politiecommissariaat.<br />
We slaan rechts in, voor een stukje Kollegestraat tot aan de<br />
Leie, dan opnieuw rechts, voor een stukje Diksmuidekaai,<br />
tot aan de Budabrug*, die we nuttig gebruiken.<br />
Over de Leie nemen we links de IJzerkaai, richting Groeningebrug<br />
(2001, SumProject) en Skate Bowl (20052006, Team<br />
Pain) of 850 m² plezier voor de mobiele jeugdcultuur met<br />
bikes, skates en boards.<br />
Onderweg lopen we langs de Collegebrug (2008, Laurent<br />
Ney in samenwerking met SumProject), een spectaculaire<br />
oversteekplaats voor voetgangers en fietsers. Aan de voet van<br />
deze brug ligt Buda Beach, een plezante plek aan de Leie voor<br />
zomers vertier en voor uitkijk op de SintAmandstoren, het<br />
hoogste gebouw in Kortrijk (19651971, Chris Vastesaeger),<br />
dat ooit eens vervangen zal worden door een nieuwe woontoren,<br />
getekend Philippe Samyn.
p De IJzerkaai is wat rijwoningen en ligging betreft één van de mooiste<br />
straten van Kortrijk. De meeste huizen hier werden gebouwd<br />
tussen 1935 en 1937. Bekijk onderweg volgende superbe exemplaren:<br />
nummer 29-30 (sympathieke spiegelbeeldwoningen met<br />
mooie buitendeuren en een eigen kleur van baksteen), nummer 40<br />
(bel étage in gele baksteen), nummer 52-53 (twee schitterende in<br />
stijl aansluitende woningen, zakelijk en eenvoudig), nummer 57-58<br />
(strak ontworpen spiegelbeeldhuizen), nummer 59-64 (de broers en<br />
zusters van 52-53 door dezelfde architect).<br />
b Goede voorbeelden van het nieuw leven inblazen in rijwoningen zijn<br />
de renovatie op nummer 22 en 34 en de nieuwbouw op nummer 25.<br />
15
We volgen de IJzerkaai tot het uiterste, ja, zelfs over de brug<br />
aan de Skate Bowl (waar we negen kansen op tien een gratis<br />
spontane show kunnen meemaken) tot we rechts de Minister<br />
Liebaertlaan vinden, die wij langs de rechterwand bewandelen.<br />
p Deze laan staat (quasi) vol met rijwoningen voor de betere<br />
bourgeoisie, ook wel burgerhuizen genoemd. Aan de overzijde<br />
(nummer 78-80 en 58-70) werden cottages (1925) ontworpen door<br />
de architecten-broers Moumal. Wat op nummer 66 gebeurde moet<br />
met een heel dikke mantel der liefde bedekt worden. Aan onze zijde<br />
bouwde Richard Acke (ja, hij weeral) een nieuwe zakelijke maar<br />
niet overtuigende dubbelwoning (1928) op nummer 55-57.<br />
Pronkstuk van de laan is wel het als monument beschermde<br />
complex (1928) met fabriek, burelen en woning op nummer 53:<br />
‘den BST’ (Belgian Seading Trading) in geometrische Art Deco. Het<br />
gebouw heeft een schitterende inkomhal met bas-reliëfs, die de<br />
verschillende stappen van de vlasverwerking weergeven.<br />
In nummer 37 van de Minister Liebaertlaan vinden we een private<br />
doorgang naar het Guido Gezellepad langs de Leie maar<br />
we draaien pas achter de mooie burgerwoning (1932) op nummer<br />
35 naar rechts, richting hetzelfde pad. Wat eerst lijkt op een<br />
even private lange dreef tussen bomen en parkeerplaatsen leidt<br />
ons voor de gevel van een meubelwinkel naar rechts, richting<br />
pad, Leie en rijwoonboten. Aan de Leie aangekomen volgen we<br />
het water naar links, richting centrum. Na honderd meter, net<br />
na een houten brug, kunnen we links de Kleine Leiestraat nemen,<br />
draaien we bijna onmiddellijk rechts en wandelen we (langs<br />
Delvaux, Magritte, Spilliaert, Ensor en tenslotte Servaes) rond het<br />
16<br />
Guldenbergplantsoen, dat we letterlijk constant links laten liggen.<br />
b Rond deze stedelijke oase (in lang vervlogen jaren een vluchtoord voor<br />
de nonnen van de Wevelgemse Guldenbergabdij) met een superbe<br />
romantische tuin (inclusief een gietijzeren bruggetje) ligt het onvolprezen<br />
wooncomplex ‘Leieboorden’ (1998-2004), ontworpen door de eerste<br />
<strong>Vlaamse</strong> bouwmeester, bOb Van Reeth, en zijn AWG Architecten.<br />
Onze kaartleeskunde wordt beloond met Benoits Poortje,<br />
onderaan een grote witte achtergevel. De naam van de doorgang<br />
zoeken we tevergeefs.<br />
p Deze doorgang dankt zijn naam aan de vroegere eigenaar van<br />
Hotel Messeyne in de Groeningestraat.<br />
Groeningestraat. Links.<br />
p Op nummer 17 vinden we inderdaad Hotel Messeyne, een beschermd<br />
monument met een 14 de eeuwse kern, dat in 1846 het<br />
woonhuis en de ververij werd van textielfabrikant Benoit. Het hotel<br />
(2004-2005) werd uiterst smaakvol ingericht door architecten<br />
Didier Degezelle, Piet Sileghem en Stéphanie Laporte. Op nummer<br />
19 staat het ‘Vlaams Huis’ (1912), het clubhuis van een kunstenaarsgenootschap<br />
en een ontwerp van (opnieuw) architect Richard Acke,<br />
die samen met zijn broer en meubelontwerper Victor de artisanale<br />
Arts & Crafts probeerde te verzoenen met de sobere lijn van Berlage.<br />
b Op nummer 31 vinden we een uiterst boeiende en smalle rijwoning<br />
in postmoderne stijl.
Achter de Groeningeabdij, tussen de vlaggemasten rechtover<br />
nummer 33, slaan we rechts in, richting Begijnhofpark.<br />
p Het Begijnhofpark werd in 2006 heraangelegd door landschapsarchitect<br />
Paul Deroose. De Groeningeabdij (rechts) werd eerst gerestaureerd<br />
en later uitgebreid en ingericht tot het Streekbezoekerscentrum<br />
voor Kortrijk en de Leiestreek (2004-2006, Geert Devolder<br />
en Christian Delaey). Het kleurige Auditorium 1302 binnenin is een<br />
werkstuk van topdesigner Arne Quinze.<br />
Wie moe is en genoeg rijwoningen gezien heeft, kan hier<br />
het parcours verlaten. Zij slenteren door het Begijnhofpark,<br />
richting de torens van de binnenstad, lopen langs de Sint<br />
Maartenskerk naar de Grote Markt, waar in de linkerbovenhoek<br />
de Doorniksestraat ingedraaid wordt. Nog rechts het Schouwburgplein<br />
nemen en daar ligt in de verte alweer het station.<br />
p WANDELING NOORD DEEL 2<br />
Wij, de volhouders, hebben overschot van gelijk en worden<br />
bijgetreden door nieuwe rijwoningliefhebbers, die zonet deze<br />
wandelgids in het Bezoekerscentrum verworven hebben.<br />
We verlaten het park aan zijn linkerbovenhoek (opnieuw tussen<br />
de vlaggenmasten) en staan op de Houtmarkt.<br />
p Nummer 18, een beschermd monument, is geen rijwoning maar<br />
de Vrijmetselaarsloge (1907). Het vergulde Athenabeeld bovenaan<br />
de gevel en het opschrift ‘Amicitia Fortior’ (‘sterker door vriendschap’)<br />
geven het gebouw de nodige plechtstatigheid.<br />
b Op nummer 19 en 21 werden fraaie nieuwe rijwoningen gebouwd,<br />
waar op hoog niveau gewoond wordt.<br />
We verlaten de Houtmarkt langs de hoek zijde Groeningestraat<br />
(tussen de schaalvreemde blok op nummer 9 en de<br />
zeer uitnodigende stadswoning op nummer 15) om onmiddellijk<br />
rechts te draaien, naar het Plein. We volgen de gevelwand<br />
tot aan de eerste hoek rechts.<br />
p Op bevel van Louis Quatorze werden op het Plein in 1646<br />
300 huizen gesloopt om een citadel en een kazerne te kunnen<br />
bouwen. Waar nu het stadspark (in 2002 schitterend heraangelegd<br />
door de wereldberoemde <strong>Vlaamse</strong> tuinarchitect Jacques Wirtz) ligt,<br />
was vroeger het oefenplein voor Franse soldaatjes. De school op<br />
nummer 14 kreeg dan weer ‘’t Fort’ als naam om te verwijzen naar<br />
de aarden vesting, die er tot 1782 lag.<br />
Al even opvallend zijn het Expo-paviljoen (1958) in het park (met<br />
de wereldberoemde De Coene-dakspanten als structurerende en<br />
architecturale basis) en het woonhuis in Empirestijl (1815), dat we<br />
op de hoek rechts (nummer 32) zien als we het park weer uitlopen,<br />
richting Groeningepoort.<br />
Qua rijwoningen zitten we goed met volgende exemplaren:<br />
nummer 48, 49, 50, 56 en 57 (vooral 19 de eeuw) en nummer 58-59<br />
(dubbelwoning uit 18 de eeuw).<br />
b Op nummer 55 vinden we een zeer kunstzinnige nieuwbouwrijwoning,<br />
die zich wonderwel integreert op dit architecturale en<br />
stedenbouwkundige interessante plein met stambomen.<br />
17
In het midden van het Plein (waar we opnieuw naar de Houtmarkt<br />
zouden kunnen gaan) dwarsen we het park (tot aan de<br />
overliggende zijde), richting Groeningepoort. We passen<br />
twee maal op, als we twee maal oversteken.<br />
p Vlak achter de poort, links, vind je de terecht als monument<br />
beschermde villa (1928), een dokterswoning genaamd ‘’t Nest’ en<br />
getekend ‘Richard Acke’ (hij blijft doorzetten). Het is een karaktervol<br />
voorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid tijdens het interbellum (door<br />
de beschaving vervuilde gele bakstenen en veel ramen in strakke<br />
volumes, met als enige versiering metselwerkverbanden).<br />
Door het Groeningepark, met het vergulde Groeningemonument<br />
(1906), waarop de Maagd van Vlaanderen vervaarlijk<br />
met een zeis en de vlag zwaait, draaien we zoveel mogelijk<br />
naar links, steken we de Groeningelaan over en lopen we de<br />
Jakob van Arteveldelaan in.<br />
p Deze laan staat voor klassieke bel-etagehuizen, dus met trappen<br />
en keldergarages na een scherpe helling.<br />
b Op nummer 31-33 kunnen we twee mooie en recent feestelijk<br />
gerenoveerde Art Deco-rijwoningen bewonderen.<br />
We slaan de Veldstraat rechts in, voor we botsen op nieuwbouwrijwoningen.<br />
p De Veldstraat bulkt van de hoge rijwoningen en kent sinds kort een<br />
milde renovatiebui.<br />
18<br />
De drie directeurswoningen aan de overzijde (nummer 71-75)<br />
horen bij de voormalige textielfabiek Vetex (zie ook Pieter de<br />
Conincklaan) en delen samen achteraan een schitterende maar<br />
verborgen parktuin. De drie huizen hopen op een nieuwe toekomst.<br />
De woningen op nummer 111 (1912) en (al moeten we hiervoor<br />
heel eventjes de route verlengen om later op onze tellen terug te<br />
komen) nummer 125-129 (1910) zijn van de hand van Alphonse<br />
Vandenberghe, die ook goed werk leverde in de links te nemen Jan<br />
Breydellaan, en vallen op door de gele baksteen.<br />
b De modernistische apotheek (1930) op nummer 156 werd vakkundig<br />
verbouwd (er werden meer woonunits gecreëerd) en toont duidelijk aan<br />
dat herbruik en nieuwbouw succesvol gecombineerd kunnen worden.
Net voor de apotheek draaien we naar links, naar de Jan<br />
Breydellaan.<br />
p Deze laan vormt, dankzij de vele karaktervolle rijwoningen van betere<br />
huize, een mooi samenhangend geheel (op een aantal tanden<br />
des tijd na). Het westelijk deel van de laan werd gebouwd net voor<br />
de eerste wereldoorlog, het oostelijk deel erna. De Jan Breydellaan<br />
is zonder meer top. Enjoy it!<br />
De eigen woning (1910) van architect Alphonse Vandenberghe op<br />
nummer 4 is een beschermd monument uit de Art Nouveau-school.<br />
Op nummer 6-8 staan twee spiegelbeeldhuizen (1909) met fraai versierde<br />
gevels. Vandenberghe ontwierp ook de twee burgerwoningen<br />
(1911) op nummer 18-20 en gaf ze cachet met fleurige geveltegels.<br />
De burgerhuizen (1928-1929) op nummer 31-33-35 zijn sterk.<br />
De woning (1928) op nummer 42 kreeg van dezelfde architect een<br />
linkerbuur, die een pak zwakker is.<br />
De bijna gebeeldhouwde woning (1935) op nummer 58 heeft een<br />
merkwaardig portaal van zwartgeglazuurde baksteen.<br />
Het huis op nummer 49 is weliswaar geen rijwoning maar charmeert<br />
toch met zijn trapvensters.<br />
Architect Werner Van Spranghe zorgde dan weer rond 1933 voor<br />
de strak gecomponeerde bel-etagehuizen op nummer 82, 88 en<br />
73, die hij allen handtekende met zwartgeglazuurde tegels. Het<br />
visuele feest in deze straat (we zouden nog zoveel meer prachtexemplaren<br />
kunnen aanduiden) sluiten we af op nummer 106-108<br />
en op nummer 105-107, waar telkens gespiegelde rijwoningen<br />
(respectievelijk geïnspireerd door het modernisme en de Art Deco)<br />
gebouwd werden en afgewerkt werden met portalen, luifels, erkers<br />
en geglazuurde tegels.<br />
b Op nummer 70 staat een Art Deco-woning van Alphonse Vandenberghe,<br />
die een recente en geslaagde bolwassing kreeg.<br />
Als Jan Breydel aan zijn einde komt, draaien we naar links om<br />
de Stasegemsestraat te betreden.<br />
p In deze straat proberen verschillende woontypologieën met elkaar<br />
samen te leven. Dit kan lukken als de bewoners van de trendy lofts<br />
niet (letterlijk) neerkijken op de gebruikers van de geslaagd gerenoveerde<br />
rijwoningen op nummer 145-169.<br />
b Nummer 171 toont een mooi voorbeeld van een indertijd succesvolle<br />
gevelingreep. Nummer 104 en 97 zijn halfbroers, die met<br />
nieuwbouw experimenteerden.<br />
21
We houden de tweede hoek links in het oog, want daar stappen<br />
we de Pieter de Conincklaan in.<br />
p Deze laan wordt gedomineerd door de gebouwen van spinnerij<br />
Vetex (zie het imposante gevellogo!), die nu herontwikkeld worden<br />
tot een buurthuis, een woonproject en een te herbruiken centraal<br />
gebouw (wonen, werken, school, …).<br />
We letten ook op twee sympathieke woningen uit 1930 op nummer<br />
25 en nummer 19, die speels omgaan met materiaalkleuren,<br />
geveldetails en buitenschrijnwerk.<br />
b Op nummer 33 werd kostenbewust en zeer tof gerenoveerd.<br />
We bereiken het SintJansplein en we draaien rechts rond<br />
de SintJanskerk.<br />
p De dokterswoning (1930) op nummer 13 is een ontwerp van de<br />
Duitse architect Faulborn, die deze Art Deco-villa aansloot op een<br />
Engelse landschapstuin.<br />
Het plein draagt ook zijn rijwoningsteentje bij: nummer 3, 4, 5 en 10<br />
zijn pittig gedetailleerde Art Deco-huizen (1928-1930). Nummer 4 is<br />
duidelijk onze favoriet.<br />
Het Prinses MarieJoséplein ligt nu (als we wat naar links<br />
buigen tot achter nummer 58 van de Jan Breydellaan) aan<br />
onze voeten en we nemen de tijd om rond te kijken, terwijl<br />
we richting spoorweg stappen.<br />
24<br />
p Wie spreekt van eenheid in verscheidenheid en van verscheidenheid<br />
in eenheid, kent dit plein, dat vorige eeuw in de late jaren<br />
dertig aangelegd werd.<br />
Art Deco is het gemeenschappelijke thema voor talrijke merkwaardige<br />
en kwalitatieve rijwoningen (1932-1935), die het midden<br />
houden tussen arbeidershuisjes en burgerijvilla’s.<br />
Volgende exemplaren roepen om stil applaus: nummer 5 en 7-9-11<br />
aan de ene zijde, 14, 16, 20 en 22 aan de andere zijde.<br />
b Op nummer 3 gaven architecten het goede voorbeeld en maakten<br />
van wonen op dit plein een hedendaagse bezigheid.
De ijzeren weg doet ons de Passionistenlaan naar rechts<br />
nemen.<br />
p Hier vinden de liefhebbers van Art Deco en modernisme diverse<br />
geslaagde voorbeelden van rijwoningen uit de jaren 1920 en 1930:<br />
kijk maar naar nummer 10 (weeral architect Werner Van Spranghe)<br />
en 2 en 1.<br />
b Nummer 24a poseert graag met hoogstaand aluminiumschrijnwerk.<br />
Tijd voor een slalom. Aan de viaduct zwenken we eerst naar<br />
rechts, voor een tweehonderd meter Wandelingstraat…<br />
p Op nummer 56 ontwierp een simpele timmerman in 1927 (architecten<br />
waren toen nog niet verplichte kost) dit woonhuis met<br />
manieren.<br />
… en vervolgens naar links, voor de volledige Pluimstraat.<br />
p Deze volkse straat met dito reputatie heeft een stevige herwaardering<br />
achter de rug dankzij de stedelijke centen van een grootschalige<br />
bouwblokrenovatie. De rijwoningen zijn hier duidelijk troef!<br />
b Het SOK (stadsontwikkelingbedrijf Kortrijk) plant drie moderne<br />
(rij)woningen van jonge architecten op de hoek met de Slachthuisstraat,<br />
op nummer 164 en 108 en ook wat verder in zijstraat<br />
Slachthuisstraat (op nummer 38-40).<br />
Nummer 30 toont aan wat kan: de postmoderne ondergevel<br />
kondigt een hedendaagse woning aan.<br />
25
Na de Pluimstraat steken we de Zwevegemsestraat over.<br />
p Eigenlijk lopen we pal op Zwevegemsestraat 58, een geklasseerde<br />
voormalige beenhouwerij (1919) van Art Nouveau-huize.<br />
Merkwaardig is de lijstgevel van geglazuurde tegels met fries met<br />
koteletten en gedroogde hespen.<br />
We lopen naar links, twintig meter richting treinrails, en draaien<br />
achter de krantenwinkel rechts in. De Spoorweglaan leidt<br />
ons langs de berm.<br />
p Een schitterend georganiseerde smalle hoekwoning op nummer 17<br />
(2010, Philippe Dehullu) en een zwart volume met zwaar geprononceerde<br />
buitenschrijnwerkopeningen op nummer 11-16 (2005-<br />
2008, Geert Devolder) blazen deze laan weer nieuw leven in.<br />
Nummer 6, 7 en 8 waren vroeger drie cafés (1931), die door brouwerij<br />
Lust op één jaar tijd gebouwd werden. Dat waren nog eens<br />
tijden! Ze kregen volgende dorstlessende namen: ‘In den omnibus’,<br />
‘Brasserie Lust’ en ‘In den leegen tuin’.<br />
Nu kunnen we ons startpunt al ruiken. Een hectometer Sint<br />
Jorisstraat rechts, de Doornikselaan links (we blijven in elk<br />
geval de spoorweg volgen) en we bereiken, moe maar tevreden,<br />
het Stationsplein.<br />
26
We vertrekken aan de achterzijde van het station en we verlaten<br />
het glazen inkomgebouw uiterst links (terwijl we het<br />
stadscentrum in onze rug voelen). We steken de Minister<br />
Tacklaan gewetensvol over en stappen de Bloemistenstraat<br />
in.<br />
p De Bloemistenstraat verzamelt forse burgerhuizen en minder<br />
gespierde rijwoningen.<br />
Deze laatste woontypologie staat zijn mannetje op nummer 4<br />
(1912) en 14 (begin 1900).<br />
Op nummer 6-6A werd in 1913 door architect Jan Robert Vanhoenacker<br />
(onthoud die naam!) een juwelenfabriek ofte goudsmederij<br />
met een neo-classicistische woning ontworpen. In 1939 werd<br />
een verdieping meer gezet op de garage en het bureel.<br />
RIJ<strong>WONING</strong>WANDELING<br />
ZUID (3)<br />
Op de eerste hoek links draaien we naar links want daar ligt de<br />
Hovenierstraat.<br />
De Hovenierstraat volgen we consequent, ook als die naar<br />
links zwenkt, richting spoorweg en Minister Tacklaan.<br />
p De Hovenierstraat is een plezante eenzijdige woonstraat rechtover<br />
het gevreesde belastingenkantoor.<br />
Op het einde, op nummer 1 en 3, kunnen we twee simpele rijwoningen<br />
(1890) in rode en zwarte baksteen bewonderen, die in<br />
moderne tijden nogal zwaar aangetast zijn met garagepoorten.<br />
b Ons hart klopt wat sneller bij nummer 60, een pronte en opvallende<br />
rijwoning.<br />
29
Aan de Minister Tacklaan aangekomen veroorloven wij ons<br />
eerst naar links te draaien (in de richting van ons vertrekpunt)<br />
want deze snode daad wordt goed beloond.<br />
p Jan Robert Vanhoenacker, de latere architect van de Antwerpse<br />
Boerentoren, bouwt in 1905 voor vijf verschillende klanten vijf<br />
burgerhuizen (nummer 21-23-25-27-29) onder invloed van de Art<br />
Nouveau maar uiteraard ook van het dan modieuze eclectisme.<br />
Elk huis heeft zijn eigen karaktertrekje.<br />
Huis 21 spreekt met gele baksteen en karaktervolle ramen, huizen 23<br />
en 25 zijn elkaars fleurig spiegelbeeld, huis 27 moet het hebben van<br />
secuur gedetailleerde dorpels en vensters, terwijl huis 29 overtuigt met<br />
lichtroze natuursteen (die vandaag wat meer koolstofkleur heeft).<br />
In 1908 krijgt Vanhoenacker de opdracht nummer 31 te bouwen.<br />
Raar maar waar: hij slaat alleszins de Art Nouveau-weg niet meer<br />
in maar laat een neo-classicistisch bouwsel na, dat meer weg heeft<br />
van het vier traveeën-huis van architect Macquet uit 1897 op nummer<br />
33 dan dat het aansluiting zoekt bij zijn eigen mooie kinderen.<br />
We keren terug op onze stappen en draaien de Minister<br />
Tacklaan nu naar rechts, richting spoorwegtunnel en<br />
Doorniksewijk. We steken deze straat over en verzeilen in de<br />
Wandelweg.<br />
p Op de hoek Wandelweg-Doorniksewijk bemerken we het park ‘Sint-<br />
Joris’, in de betere Kortrijkse volksmond ‘Saint-Georges’ genaamd.<br />
Het park in Engelse stijl, met een paviljoen (1810) in Empire, waar<br />
vroeger met de voetboog geschoten werd, verwelkomt nu tennisrackets<br />
en hockeysticks.<br />
31
De Wandelweg mondt na de SintDenijsestraat en een<br />
rotonde uit in de Zwevegemstraat, die we eventjes rechts<br />
indraaien en oversteken om onmiddellijk na een côte à l’osgriller<br />
opnieuw links de SintAntoniusstraat te nemen.<br />
32<br />
p Hier stonden ooit 75 arbeiderswoningen (1875) in ‘Vuylstekens cité’,<br />
een beluik, genoemd naar de geldschieter. Het restant (nummer<br />
81-95) ligt tussen nummer 59 en 101, rond een grasperk en naast<br />
de spoorweg. Ook dat is rijwoningrealiteit …
Op het einde van de SintAntoniusstraat draaien we links de<br />
Tuighuisstraat in (we volgen met ranke tred de verder liggende<br />
spoorweg), na eerst een snelle blik rechts geworpen te hebben<br />
op de modernistische exbrandweerkazerne met fiere toren.<br />
33
34<br />
p De Tuighuisstraat heette tot 1981 de Tuinwijkstraat (naar de in 1925<br />
aangelegde tuinwijk). Toen werden 56 sociale woningen gebouwd door<br />
de Maatschappij voor Goedkope Woningen. Ondertussen zijn deze<br />
woningen al verschillende keren verkocht en verbouwd en kunnen ze<br />
gebruikt worden als sociologisch bewijs van de menselijke drang om ook<br />
gelijke rijwoningen zoveel mogelijk individueel te personaliseren met een<br />
kleurtje, een gevelsteentje, een ander raampje, een niemendalletje.<br />
Net voor de spoorwegviaduct steken we naar rechts over en<br />
we stappen de Hugo Verriestlaan in.<br />
p De Hugo Verriestlaan telt heel wat rijwoningen met sierbaksteen<br />
(denken we maar aan nummer 17 of 41).<br />
b De huizen op nummer 19-21-23 aan de overzijde inspireerden<br />
heel duidelijk de nieuwe woningen (2008) van het Binnenhof. Dit<br />
sociale woonproject met 48 woonunits, ontworpen door architect<br />
Filip Cnockaert, doorkruisen we letterlijk terwijl we genieten van de<br />
immense rust middenin de stad en de verstandige inplanting van<br />
woningen, groen en kunst.<br />
Dwars door het Binnenhof bereiken we de Elfde Julilaan,<br />
die we links inslaan.<br />
p De Elfde Julilaan is een mooi gerenoveerde straat met dito gevels<br />
van simpele maar comfortabele stedelijke rijwoningen.<br />
b De renovatie van nummer 47 kan ons zeer bekoren dankzij het<br />
liefdevolle respect voor het verleden.
Achter de eerste hoek rechts draaien we in de Deken Degryselaan<br />
(vol voortreffelijke beletagerijwoningen), die we gebruiken<br />
tot we de Oudenaardsesteenweg voorzichtig kunnen<br />
oversteken en overleven, om finaal in de Ten Akkerdreef te<br />
stappen, die recht voor ons ligt. Ook hier nemen we op de eerste<br />
hoek rechts naar rechts een bocht, de Vierschaarstraat in.<br />
b De gevel van nummer 2 verbergt een briljante verbouwing, vol licht<br />
en lucht, zon en ruimte: een toppunt van languit stedelijk wonen.<br />
Vierschaarstraat gedaan, naar links: de Filips van de Elzaslaan.<br />
Meer moet dat niet zijn.<br />
36<br />
p Deze laan staat vol rijwoningen en kleine burgerhuizen, die<br />
allemaal hun eenvoud opsmukken met al dan niet gekleurde<br />
baksteenbouw en verzorgd buitenschrijnwerk.<br />
Nummer 88, 57, 60 en 36-42 (vergeet even de aanslag op het gelijkvloers)<br />
dateren van 1920, de modernistische woning op nummer<br />
37 zag het licht in 1936.<br />
We kruisen de SintDenijsestraat en Filips van de Elzas wordt<br />
Toekomst, laan wordt straat. Wat verder slaan we links in: de<br />
Vooruitgangstraat.<br />
p Op nummer 28 staat een eclectische rijwoning (1902) van architect<br />
Jules De Roo, die rijkelijk materiaal gebruikte voor de voorgevel.<br />
De Vooruitgangstraat wordt achter de eerste hoek links gevolgd<br />
door de Boerderijstraat. Hier lusten wij pap van.<br />
Aan het eerste kruispunt (een dikke honderd meter verder)<br />
slaan we rechtsaf voor een stukje SintDenijsestraat.<br />
p Hier wordt eenvoudig gewoond achter simpele gevels.<br />
Speciale aandacht mag gaan naar nummer 109-115 (met deze<br />
laatste als lelijk eendje van de familie).<br />
b We laten zeker niet na ‘De Dubbele Haagjes’ (een buurtpark op<br />
vroegere bloemisterijgronden en tot buurthuis en parkeergarage gerenoveerde<br />
serres, 2007) binnen te treden. Dit succesvolle buurtwaardering-<br />
en participatieproject (subsidies vragen om dure woorden)<br />
leverde niet alleen deze groene long op: alle omwonenden kregen 6<br />
meter extra tuin en een achteruitgang op het park als bonus.
38<br />
Eerste hoek rechts? Hier draaien we vastberaden naar rechts<br />
en vereren we de Wagenmakersstraat met een bezoek.<br />
p Wat een doodgewone straat lijkt, blijkt wat pareltjes te herbergen.<br />
Imposant is de ex-fabriek van De Poortere op nummer 46, met<br />
een forse schoorsteen op de binnenkoer. Wij zijn vooral gecharmeerd<br />
door de Art Deco-(koppel)woningen (1925-1935) op<br />
nummer 85, 77 en 67-69 en door de rij arbeidershuizen (1911) op<br />
nummer 16-42.<br />
Als het Volksplein aan onze rechterzijde verschijnt, gaan wij<br />
in op de uitnodiging pleinwaarts.<br />
p Het Volksplein heeft alleszins zijn naam niet gestolen.<br />
Veel arbeiderswoningen, veel eenheidsbebouwing uit het begin<br />
van de 20 ste eeuw.<br />
De rode baksteen van nummer 2-12 (op een albino na) en de gele<br />
baksteen van nummer 27-31 leggen accenten aan beide zijden<br />
van het plein, geruggensteund door de trapgevels van nummer<br />
15-23 en de metselwerkverbanden van nummer 55-59.<br />
Ook de werkman kon van zijn home een castle maken!<br />
b De recente heraanleg (2006-2007, Snoeck & Partners) van het plein<br />
moet nog wat rijpen in de buurt.
Halverwege het Volksplein zien we links een parking, sportaccommodatie<br />
en een bord ‘Pijlstraat’. We volgen gedwee.<br />
We verlaten de parking in de rechterbovenhoek terwijl we de<br />
voordeur van de SintRochuskerk rechts voorbijlopen.<br />
b Bemerk, vlakbij de kerk, de pittig ingerichte achtertuin van een<br />
rijwoning in de Doorniksewijk, waar architect Filip Cnockaert kantoor<br />
houdt. Hij heeft hier een tweede binnenhof gemaakt…<br />
We komen bijna vanzelf uit op de Doorniksewijk, die we<br />
rechts indraaien.<br />
p De Doorniksewijk is een plechtige winkelstraat met zeer ruime<br />
burgerhuizen. Twee ervan zijn van de hand van de ondertussen<br />
niet meer onbekende Jan Robert Vanhoenacker.<br />
In 1911 moest Vanhoenacker een gepast huis ontwerpen voor de eigenaar<br />
van een vandaag nog altijd succesvolle brouwerij in Bellegem.<br />
Nummer 49 werd een herenhuis met klasse(ring) en een zeer mooie<br />
stadstuin en is nu de hoofdzetel van een ex-manager van het jaar.<br />
Nummer 66 (1909) was bestemd voor een rijke eigenaar van industriele<br />
bloemmolens maar zag vele gebruikers. De Duitse legerstaf<br />
bivakkeerde hier tijdens Veertien-Achttien, de <strong>Vlaamse</strong> Maatschappij<br />
voor Watervoorziening had er zijn burelen en nu ontvangt een advocatenassociatie<br />
zijn klanten met manieren in dit geklasseerd ‘hôtel’.<br />
Het huis (1907) op nummer 37 speelt met gele en groene geglazuurde<br />
baksteen, terwijl op nummer 31 de 19 de eeuwse herberg<br />
‘Au Casino’ in Art Deco werd heringericht (1931) door brouwerij<br />
Lust (wat rijmt op het Kortrijkse d…). Het café-interieur is zeer gaaf<br />
bewaard.<br />
40<br />
Achter een fietsenwinkel links vervoegen we de Beverlaai.<br />
p Hier staan smalle maar grote huizen van een adembenemende<br />
kwaliteit. Om Beverlaaiend enthousiast te worden!<br />
Nummer 13 is een Art Deco-woning (1935), die zich accentueert<br />
met metselwerkverbanden en zwartgeglazuurde tegels.<br />
De spiegelbeelden (1932) op nummer 19-21 bekennen zich ook tot<br />
de Art Deco-club maar zoeken het iets floraler (en bonter).<br />
Nummer 23 en 25 (1910) combineren respectievelijk witte en gele<br />
baksteen met blauwe hardsteen.<br />
Tussen 29 en 45 staat een prinsheerlijke groep woningen (1911) een<br />
superb geheel van eclectisme en Art Nouveau te vormen.
Na deze explosie voor de ogen happen we naar adem en slaan<br />
we rechts in (Bloemistenstraat), wat verder opnieuw links<br />
(Karmelietenlaan) om op de volgende hoek weeral rechts<br />
te nemen, richting spoorweg, de SintSebastiaanslaan.<br />
p We verzeilen in het betere en duurdere woonwerk, zonder zwaar<br />
onder de indruk te raken.<br />
We Sintsebastiaanslanen tot het einde (de ijzeren weg!<br />
Minister Tacklaan!), waar we eerst links gaan kijken naar het<br />
laatste pareltje van deze rijwoningwandeling.<br />
b Op nummer 105 staat de wellicht mooiste en misschien smalste<br />
rijwoning (1998) uit recente tijden. Architect van deze bijzonder<br />
geslaagde renovatie van een oude rijwoning is (opnieuw) Philippe<br />
Dehullu.<br />
We komen op onze stappen terug en zien alras aan de overkant<br />
van de Minister Tacklaan het glazen gebouw, waar we<br />
gestart zijn.<br />
En een glas kunnen we nu wel gebruiken…<br />
42
MOEILIJKE WOORDEN<br />
GIDS<br />
NEOSTIJLEN<br />
Op het einde van de 18 de eeuw is het liedje van de barok en<br />
de rococo uitgezongen en staat het creativiteitskraantje een<br />
beetje droog. Er wordt dan maar veiligheidshalve teruggegrepen<br />
naar de zekerheden van vroeger: de bouwkunst van de<br />
Grieken en de Romeinen. Het neoclassicisme is geboren en<br />
de kolomkapitelen vieren opnieuw hoogtij. Rond 1830 valt<br />
men voor de neogotiek en worden er opnieuw veel kerken<br />
gebouwd. Vanaf 1875 wordt het tijd voor de neorenaissance<br />
(en de renaissance is eigenlijk al een neovertaling van de<br />
klassieke bouwkunst) en kan men van voren af aan herbeginnen,<br />
inclusief de neobarok en zelfs de neorococo.<br />
EMPIRE<br />
Empire (Frans voor ‘keizerrijk’) is Napoleon en omgekeerd. Begin<br />
1800 is de Franse revolutie al bijna vergeten en heeft Napoleon<br />
de macht. Hij wordt zelfs keizer! In Parijs durft men zich<br />
opnieuw een folietje te veroorloven, met de hulp van Napo<br />
44<br />
leon, die hoogstpersoonlijk waakt over de uitbouw van deze<br />
interieurstijl voor betere burgers. Dat hij houdt van Egypte en<br />
van de kunstschatten aldaar (hij smokkelt nogal wat over de<br />
grens) kan je zien aan de beeldentaal, die ook graag verguldsels<br />
en militaire symbolen hanteert.<br />
ARTS & CRAFTS<br />
Rond 1850 wordt in Engeland gereageerd op de industriële<br />
revolutie en de machinale productie én op de wildgroei van<br />
diverse neostijlen met de Arts & Craftsbeweging. Die wil het<br />
simpele handwerk en de ambachtelijke vervaardiging opnieuw<br />
op het voorplan duwen en authentieke voorwerpen (bekleed<br />
met middeleeuwse of mythologische motieven of versierd met<br />
planten of dieren) maken voor janmetdepet. Arts & Crafts is<br />
dus geen stijl maar een principe van productie. Helaas kan onze<br />
jan dit niet betalen … Toch heeft de beweging veel invloed op<br />
grote architecten zoals Victor Horta (B), Henri Van de Velde (B),<br />
Charles Rennie Macintosh (SC), Antonio Gaudi (SP), …
ECLECTISME<br />
Als men echt niet weet welke stijl men wenst te gebruiken<br />
en zelf iets verzint door in vele boeken te snuisteren, als men<br />
de stijl, die het best past bij de functie van het gebouw, vermengt<br />
met de stijl, die de opdrachtgever graag ziet, als men<br />
improviserend of bewust alle stijlen dooreen haspelt, dan is<br />
men eclectisch bezig.<br />
Einde 19 de eeuw, begin 20 ste eeuw wordt het eclectisme als<br />
te gebruiken stijl onderwezen op de kunstacademies. In onze<br />
streken zijn Hendrik Beyaert en vooral Joseph Poelaert, de<br />
‘skieven architek’ van het Justitiepaleis te Brussel, eminente<br />
eclectici.<br />
JUGENDSTIL<br />
Deze kunststroming (18801914) wil reageren op de vormvervaging<br />
van het impressionisme en is als DuitsOostenrijkse<br />
stijl een tegenhanger van de FransBelgische Art Nouveau en<br />
van het Catalaanse Modernismo. Het geloof in de wereld is<br />
oneindig en de voorkeur voor asymmetrie en bloem of vogelmotieven<br />
dominant.<br />
In de architectuur wordt gekozen voor geometrische composities,<br />
rationeel en harmonieus, binnen een ‘kader’ van gebogen<br />
lijnen uit de natuur. Charles Rennie Macintosh (SC), Otto Wagner<br />
en Jozef Hofmann (OO), Peter Behrens (D) en Louis Sullivan<br />
(VS) worden aanzien als belangrijke Jugendstilarchitecten.<br />
ART NOUVEAU<br />
Deze tweelingbroer (18801914) van de Jugendstil is eerst<br />
een levenshouding (de burgerlijkprogressieve intelligentia<br />
steekt zijn denktijd in de sociale, culturele, filosofische, ja, zelfs<br />
totale bevrijding van de mens) en dan een kunststroming, die<br />
werkt met organische motieven, vloeiende lijnen, vrouwelijke<br />
naaktfiguren en japanse verwijzingen.<br />
De architectuur is veel speelser, veel ongestructureerder, veel<br />
grilliger in vergelijking met broer Jugendstil: Victor Horta (B),<br />
Henri Van de Velde (B) en Antonio Gaudi (SP) verdienen er wereldroem<br />
mee.<br />
NIEUWE ZAKELIJKHEID<br />
Dit containerbegrip (Nieuwe Zakelijkheid = Functionalisme,<br />
Nieuwe Bouwen, Internationale Stijl, Bauhaus, …) wordt gebruikt<br />
voor de stilistische reactie (19181933) op de stromingen<br />
van voor de wereldoorlog. Niet alleen de neostijlen of het<br />
eclectisme krijgen klappen, ook de Jugendstil en de Art Nouveau<br />
moeten boeten, vooral omdat een paar misfits zich verliezen<br />
in overdreven ornamentiek voor pretentieuze gevels.<br />
Er wordt gekozen voor eenvoud, voor een bruikbare vormgeving,<br />
voor moderne materialen (beton, staal, glas, …), voor<br />
licht, lucht en ruimte, voor goedkoop en efficiënt bouwen,<br />
voor een antwoord op de economische en demografische<br />
schaalvergroting,… Alleen versieren is taboe. De nieuwe zakelijke<br />
architectuur is zeer belangrijk geweest in Nederland<br />
(Gerrit Rietveld is een grote naam) maar niet in ons land.<br />
ART DECO<br />
Deze stijl, met een bijzondere aandacht voor decoratie en<br />
versiering, bepaalt tussen 1920 en 1940 niet zozeer de architectuurtaal<br />
maar eerder de grafiek, de beeldende kunst, de<br />
45
kledingmode en het design. Art Deco is eclectisch in zijn invloeden<br />
(expressionisme, kubisme, modernisme, Afrikaanse<br />
kunst, fauvisme, …) maar niet in zijn vormgeving: het verzamelt<br />
binnen één rechtlijnige en symmetriezoekende stijl alle reacties<br />
op de beweeglijkheid van de Art Nouveau of de Jugendstil.<br />
De architecten Hendrik Petrus Berlage (NL) en Frank Lloyd<br />
Wright (VS) spreken Art Decotaal. De Basiliek van Koekelberg in<br />
Brussel (B), het Tuschinski Theater (zoals vele bioscopen uit die<br />
periode, die al een fantasiewereld op zich waren) in Amsterdam<br />
(NL) of de Chrysler Building in New York (VS) zijn beroemde Art<br />
Decogebouwen. Het beeld van Christus op de berg van Rio de<br />
Janeiro (BR) is het grootste Art Decoobject in de wereld.<br />
HENDRIK PETRUS BERLAGE<br />
Architect en stedenbouwkundige Hendrik Petrus Berlage<br />
(18561934) houdt zich recht in een turbulente tijd ‘van neostijlen<br />
tot modernisme’ door in elke nieuwe stroming een verse<br />
kans te zien om aan zijn ontwerpen fris leven te geven. Expressief<br />
metselwerk is zijn rode draad en zijn gebouwen worden in<br />
elk geval alleen maar zuiverder, strakker, duidelijker. In zijn beginperiode<br />
maakt hij de Beurs van Amsterdam (18961903) en<br />
hij sluit zijn loopbaan af met het Gemeentemuseum van Den<br />
Haag, waarvan hij de oplevering niet meer meemaakt. Met Berlage<br />
begint de moderne architectuur in Nederland.<br />
HENRI VAN DE VELDE<br />
Henri Van de Velde (1863 1957) is dan weer de grote meneer<br />
van de Belgische architectuur tussen de twee wereldoorlogen.<br />
In zijn prille professionele jaren wordt hij verliefd op Arts &<br />
46<br />
Crafts, wat hem inspireert voor het ontwerp van zijn eigen huis<br />
‘Bloemenwerf’ in Ukkel (1895). Hij bouwt de Kunstnijverheidsschool<br />
en de Kunstschool in het Duitse Weimar tussen 1904 en<br />
1911. Walter Gropius voegt in 1919 beide scholen samen tot<br />
het wereldberoemde ‘Bauhaus’. Van de Velde volgt in hetzelfde<br />
jaar Berlage op als architect van de familie KröllerMüller en begint<br />
te werken tot 1926 aan het vermaarde openluchtmuseum<br />
in Otterlo (Veluwe, Nederland). In 1935 bouwt hij zijn meesterwerk:<br />
de centrale bibliotheek van de Gentse Universiteit, ‘de<br />
Boekentoren’. Na de Tweede Wereldoorlog trekt hij naar Zwitserland<br />
en schrijft hij zijn dikgevulde memoires.<br />
JAN ROBERT VANHOENACKER<br />
Jan Robert Vanhoenacker (18751958) loopt school aan de<br />
Academie van Kortrijk en van Antwerpen. In 1900 start hij zijn<br />
architectenbureau op in Kortrijk (dat hij tot 1914 open houdt)<br />
maar blijft wonen in Antwerpen, waar hij ook een eigen kantoor<br />
begint in 1902. Zijn ontwerpwerk wordt voor de Eerste<br />
Wereldoorlog vooral in Kortrijk op prijs gesteld, getuige de<br />
vele grote en kleine woningen in duizendenéénstijlen, die<br />
hij daar mag bouwen voor lokale welstellende opdrachtgevers<br />
(Minister Tacklaan 2131, Doorniksewijk 49 en 66, Stadsschouwburg,<br />
Hoog Mosscher, …).<br />
In 1913 associeert hij zich met John Van Beurden en in 1918<br />
met Jos Smolderen. Net na de oorlog werkt het trio aan wederopbouwprojecten<br />
in de Westhoek maar ook in Waasten,<br />
waar naast een majestatische PetrusenPauluskerk ook een<br />
‘byzantijns’ stadhuis gebouwd wordt. Daarna wordt van Antwerpen<br />
het voornaamste actieterrein gemaakt en worden
een aantal stevige architecturale prijsbeesten op het palmares<br />
gezet (Diamantbeurs, Hotel Juissant, Century Hotel, Boerentoren).<br />
Voor Vanhoenacker dooft de architectuurkaars dan<br />
langzaam uit.<br />
Hij neemt nog deel aan ontwerpwedstrijden, zonder succes,<br />
krijgt hier en daar wat kleine opdrachten, zonder weerklank,<br />
overleeft nog een wereldoorlog, zonder probleem, maar de<br />
grote vlam blijft weg.<br />
INTERBELLUM<br />
Na de vernietigende Eerste Wereldoorlog komt het interbellum<br />
(‘tussendeoorlogen’), de periode naar de Tweede Wereldoorlog<br />
toe en vooral het wikkelende tijdsegment van<br />
maatschappelijke onzekerheid, culturele ommekeer en artistieke<br />
revolutie. Royale regimes wankelen, kerkelijke dogma’s<br />
twijfelen aan zichzelf, het idealisme pro een nieuwe samenleving<br />
en een nieuwe mens schiet wortel.<br />
De wereld van academies, genres en stijlen, de wereld van de<br />
negentiende eeuw wordt voor altijd in de vuilbak geworpen.<br />
Het expressionisme, het dadaïsme, het kubisme, het surrealisme<br />
floreren. De jazz wordt uitgevonden. De grootse films<br />
van Chaplin, Lang en Eisenstein worden geprojecteerd. En in<br />
de architectuur steekt het modernisme de kop op.<br />
MODERNISME<br />
Op het draagvlak van de Nieuwe Zakelijkheid wordt het Modernisme<br />
(1925nu) uitgebouwd door Le Corbusier. Sobere<br />
vormen, geometrische concepten, platte daken en gewapend<br />
beton moeten de wereld veroveren. Functie heeft voor<br />
rang op vorm. “Zoals auto’s machines zijn om in te bewegen<br />
moeten huizen machines worden om in te wonen.” De ruimte<br />
van land en stad wordt netjes in vier verdeeld: een woonzone,<br />
een werkzone, een ontspanningszone en een circulatiezone,<br />
proper gescheiden van elkaar met groen.<br />
In 1928 worden de ‘Congrès Internationaux d’ Architecture<br />
Moderne’ (CIAM) gesticht om te breken met de starre academische<br />
stijlen, om de esthetiek te vervangen door een grotere<br />
betrokkenheid met de maatschappelijke, sociale en economische<br />
realiteit, om architectuur niet meer te gebruiken als<br />
middel om het leven uitwendig te verfraaien maar als instrument<br />
om dat leven kwalitatief te verbeteren. Onder leiding<br />
van CharlesEdouard Jeanneret alias Le Corbusier, die zich<br />
in onze contreien omringd weet door andere grote namen<br />
zoals Victor Bourgeois, Huib Hoste, Renaat Braem (B), Hendrik<br />
Petrus Berlage, Gerrit Rietveld (NL), Walter Gropius (DU), …,<br />
wordt vooral nagedacht over sociale woningbouw en stedenbouw,<br />
wordt gewerkt aan de minimumwoning voor zoveel<br />
mogelijk mensen, wordt gediscussieerd over de constructie<br />
van nieuwe steden. Er wordt gekozen voor het collectivistische<br />
hoogbouwscenario (geconcentreerde bebouwing en<br />
infrastructuur, omringd door wel tachtig procent groen), dat<br />
Le Corbusier met klank verdedigt.<br />
CIAM is enorm invloedrijk in de jaren dertig van vorige eeuw,<br />
maar blijft, ondanks de ontbinding in 1959, tot vandaag wegen<br />
op het architectuur en stedenbouwdenken.<br />
47
Om maar meteen met de deur in de rijwoning te vallen:<br />
ons vurig pleidooi is eigenlijk een hartelijke oproep voor meer<br />
stedelijkheid en vooral voor meer stedelijkheid op maat van<br />
het <strong>Vlaamse</strong> en Kortrijkse gezin. Ooit nog de hoeksteen van<br />
de maatschappij maar nu vooral de verzameling van woonconsumenten,<br />
die uit de stad weggelokt worden door de<br />
rand of gewoon instinctief de stad verlaten.<br />
De stad, die niet alleen door hen veroordeeld wordt als historische<br />
bron van samenlevingsproblemen, slechte woningen en<br />
andere comfortkwalen.<br />
Die stad wordt dan maar overgeleverd aan de alleenstaanden<br />
en eenoudergezinnen. Te nemen of te laten. Terwijl niemand<br />
er beter van wordt.<br />
OUTRO<br />
PLEIDOOI VOOR MEER<br />
(respect voor) RIJ<strong>WONING</strong>EN<br />
Zeker die verplichte stedelingen zelf niet, die gestapeld worden<br />
in compacte verticale woondozen met een terras, waar<br />
hoogstens een bonsaiboompje en een plooistoel voor het<br />
buitengevoel mogen zorgen.<br />
De woonleveranciers willen blijkbaar mordicus het wonen<br />
herleiden tot het deskundig verpakken van het leven binnen<br />
voorgesneden formaten en volgens voorgedrukte methodes.<br />
Onze kranten en tijdschriften verheerlijken buitenlandse<br />
voorbeelden van misschien wel geslaagde vierkleurige stadsappartementen<br />
maar vergeten dat je tegenwoordig in deze<br />
contreien al centrumstad mag spelen met 70.000 inwoners. In<br />
India noemen ze dat met tegenzin een gehucht.<br />
49
In Vlaanderen komen we met moeite aan anderhalve stad.<br />
Brussel en Antwerpen. Gent speelt in derde nationale en alle<br />
andere zogenaamde steden vertoeven diep op provinciaal niveau.<br />
Tot spijt van wie het benijdt.<br />
Meer nog, het beetje stedelijkheid, dat we bijeen gespaard<br />
hebben, willen we verwoesten.<br />
De stad als knooppunt van werken en winkelen, van cultuur<br />
en horeca, van innovatie en discussie, van openheid en democratie<br />
moet per se ontvolkt worden door de betere woonproducten<br />
net buiten die steden te bouwen.<br />
In plaats van dat waardevolle restantje stedelijkheid te koesteren<br />
en de stad te renoveren, te vitaliseren, te herbevolken,… bouwen<br />
we voor die <strong>Vlaamse</strong> huisvaders met vrouw en kinderen drie en<br />
viergevelwoningen tussen de koeien, laten we de rijwoningen<br />
in volksbuurten rotten en zwaaien we met appartementen naar<br />
nieuwe sociologische stedelingen, bijgenaamd de ‘flat people’.<br />
Waarom worden die appartementen gebouwd?<br />
Waarom worden onze steden en zelfs onze dorpen vervreemd<br />
van zichzelf met deze residentiële boekenkasten, die door de<br />
appartementariërs zelf meestal anders genoemd worden?<br />
Zij goochelen met alternatieve namen en vooral alternatieve<br />
realiteiten. Zij spreken niet van appartementen maar<br />
van studio’s (enge behuizing zonder plaats voor een aparte<br />
slaapkamer), villaappartementen (konijnenkoten onder een<br />
dakhelling van 80°) of lofts (een hoge ruwbouw van 70 m²).<br />
In een commerciële bijlage van De Standaard werd ooit zelfs re<br />
50<br />
clame gemaakt voor woonappartementen. Mooi compliment<br />
voor de concurrenten, die gewoon appartementen verkopen.<br />
Waarom worden die appartementen gebouwd? En gekocht?<br />
Toegegeven, we hadden wel een inhaalbeweging nodig.<br />
Onze haat voor appartementen, als een te mijden woonvorm<br />
voor gescheiden mannen en Chinese vrijwilligers uit de sociale<br />
sector, moest gecorrigeerd worden en de laatste tien jaar<br />
werd het appartement eindelijk meer en meer geapprecieerd<br />
als een volwaardige woonvorm voor bijvoorbeeld mensen,<br />
die de ganse stad als hun woning beschouwen en in hun flat<br />
alleen slapen, wassen en stockeren.<br />
Het appartement heeft ons, hoe contradictorisch dit ook<br />
moge lijken, terug verzoend met de stedelijke leefomgeving,<br />
met de stedelijke leefwijze. De Vlaming heeft schoorvoetend<br />
bevestigd dat er plaats is voor stedelijkheid tussen de kerktorens<br />
en de volkshuizen.<br />
Vandaag blijkt echter dat het succes van de laatste jaren van de<br />
module 90tot120m² een eenmalige inhaaloperatie betreft.<br />
Die echte urban lovers en andere Richard Floridaadepten lopen<br />
immers niet dik. En de klassieke <strong>Vlaamse</strong> kostwinner zei reeds<br />
rap dat het genoeg geweest was. Stedelijkheid al goed en wel,<br />
maar die appartementen vormden toch de brug te ver.<br />
Het kwaad van de inhaalbeweging was spijtig genoeg toen al<br />
geschied. De steden en de dorpen waren toen al beschadigd.<br />
De korrel en de textuur van straten en pleinen waren toen al<br />
gekwetst.
Het ritme van de voordeuren, de module van vijf tot vijftien<br />
meter, de verticaliteit van twee of drie hoog en een dak waren<br />
toen al vervangen door het tempo van glazen inkomgehelen<br />
met vergeten vuilbakken, de repetitie van kleine ramen voor<br />
de nacht en grote ramen voor de dag, de horizontaliteit van<br />
platte schijven met een balkonnetje.<br />
Geween en tandengeknars. Mensen met zin voor verantwoordelijkheid<br />
morden.<br />
In Nazareth, een groot dorp met een naam, die borg staat<br />
voor nieuwe inzichten van bijbelse allure, streden ze zelfs tegen<br />
de juristen van hogere overheden om een verordening<br />
vast te leggen, die moet verhinderen dat appartementen<br />
nog meer verwoestingen zullen aanrichten. In Nazareth werd<br />
weeral geschiedenis geschreven ten voordele van een Vlaams<br />
gezin van een timmerman, een echtgenote en een enig kind,<br />
die een eigen huis op een eigen perceeltje willen, zowaar met<br />
de voeten op de grond.<br />
In Kortrijk werd dan weer een woningtypetoets ontwikkeld,<br />
om gegrond na te gaan of een appartement wel de geschikte<br />
woonvorm op die specifieke locatie in de stad is.<br />
En dan hebben we het nog niet over de privacy van het wonen<br />
gehad.<br />
Je zal maar naast je huis een appartement met enige grandeur<br />
als buur krijgen. Of aan de andere kant van je huis een<br />
stapelbouw als overbuur of achterbuur. Ongezien bezig zijn<br />
met bed, bad, bord en barbecue wordt onmogelijk.<br />
Vanaf nu zitten dagelijks en constant mensen zich te vervelen<br />
drie hoog in hun flat, zodat ze wel ongemanierd moeten kij<br />
ken naar die armzalige luitjes in hun rijwoning. Appartementen<br />
hebben al de naam torens van anonimiteit en gebrekkig<br />
sociaal contact te zijn maar zijn eigenlijk nog veel gevaarlijker<br />
als privacyterroristen binnen een bouwblok van op intimiteit<br />
gestelde grondgebonden leefweefsels.<br />
Als er geen spontane klanten meer zijn en als de steden protesteren<br />
tegen deze appartementen, wie wil ze dan nog?<br />
De ontwikkelaars, natuurlijk, of, om eens een vuil woord te gebruiken,<br />
de promotoren.<br />
Een promotor promoot het appartement als de voor hem ideale<br />
woonvorm. Waarom?<br />
Omwille van het misverstand van de densiteit. Een oerpromotor<br />
wordt gedreven door het principe van zo veel mogelijk<br />
op zo klein mogelijk voor zo weinig mogelijk. Door het principe<br />
van het appartement, besluit hij dus, want hij wordt ook,<br />
onbewust misschien, gedreven door zo hoog mogelijk. Het<br />
dichter bij de hemel komen als dwanggedachte van de oerpromotor.<br />
Hij dwaalt want hij vergeet dat door het oordeelkundig en<br />
vooral intelligent omgaan met de platte grond ook een renderende<br />
densiteit kan gerealiseerd worden. Appartementen<br />
hebben niet het monopolie van compactheid, rijwoningen<br />
kunnen ook hun mannetje staan, met een bescheiden maar<br />
gezonde tuin als bonus.<br />
Appartementen zijn ook verleidelijk voor architecten, als ze<br />
ontwerpen maken voor de appartementariërs.<br />
53
Appartementen, dat is typeplans copy paste boven elkaar leggen<br />
en zorgen dat de doorlopende verticale circulatie puik ineensteekt<br />
en de goedkeuring krijgt van de lokale brandweer.<br />
Gevels er tegen kleven, de materialen trendy kiezen en bidden<br />
dat de grootste gemene deler van het doelpubliek aan<br />
zijn trekken komt.<br />
Rijwoningen ontwerpen is andere koek. Dat is stedenbouwkundig<br />
en architecturaal nadenken, organiseren, structureren.<br />
Rijwoningen ontwerpen vraagt empathie, inleving en<br />
begrip. Met louter economische logica loopt het ontwerp en<br />
ontwikkelingsproces snel spaak en wordt sneller teruggegrepen<br />
naar de oude trucjes van de foor en vooral van luie Charel,<br />
naar de helaasheid van de appartementen.<br />
Toch pleiten we voor rijwoningen. Ondanks de moeilijkheidsgraad.<br />
Eigenlijk pleiten we vooral voor een stad zonder méér<br />
appartementen maar met méér rijwoningen.<br />
Om de eenvoudige reden dat net omwille van het gebrek aan<br />
(comfortabele, eigentijdse en, waarom niet, energiezuinige)<br />
eengezinswoningen de jonge huishoudens met en zonder<br />
kinderen massaal de deur van de stad achter zich dicht slaan<br />
en gretig ingaan op de oneerbare voorstellen van de woonuitbreidingsgebieden<br />
in de gemeenten rondom. Voor een eigen<br />
huis aan een betaalbare prijs in een toffe woonomgeving.<br />
De Vlaming blijft dromen van het allerbasaalste icoon van eigendom:<br />
zijn eigen eengezinswoning op zijn eigen grond.<br />
De opwarming van de aarde, de explosie van de wereldbevolking,<br />
de globalisering van de economie, …, geen enkel planetair<br />
probleem, geen enkele mondiale revolutie, geen enkele<br />
internationale ideeënverschuiving zal de <strong>Vlaamse</strong> brave kostwinner<br />
doen afzien van zijn intrinsieke woonvraag, zijn kijk op<br />
het pensioenstelsel, zijn op het lijf geschreven spaarbehoefte:<br />
zijn eigen woning. Er is ook niet direct een reden om geen<br />
positief antwoord te geven op zijn woningvraag.<br />
Meer nog, als we ooit compactheid, energiezuinigheid, flexibiliteit,<br />
duurzaamheid, betaalbaarheid, … simultaan én evenwichtig<br />
willen realiseren op grote schaal en vooral op schaal<br />
van de steden, zal het met rijwoningen zijn of zal het niet zijn.<br />
We moeten ook niet flauw doen. Onze steden moeten wel<br />
rijwoningen in de vitrine zetten want de stad staat er boordevol<br />
van. Onze steden zijn wat ze zijn dankzij de rijwoning.<br />
Neem de rijwoning weg uit de woonwijken en de stad kijkt<br />
naar ons als een grijsaard met een kapot gebit.<br />
Je moet verkopen wat je hebt, weliswaar na het inbrengen<br />
van hedendaags comfort, van bidons vol licht en van een<br />
warm slaapkleedje uit rotswol.<br />
Meer nog, onze stedelijke constructies van bouwblokken,<br />
gevormd uit zowel de goedkope als de burgerlijke variaties<br />
op het rijwoningthema, hebben vorm, structuur, densiteit en<br />
vooral die noodzakelijke herkenbaarheid gegeven aan onze<br />
gebouwde samenleving. De <strong>Vlaamse</strong> steden krijgen met de<br />
bouwblokken en de huizen hun leven echt op een rij.<br />
De rijwoningen zorgen voor het historische en organische<br />
55
draagvlak van de stad en geven tezelfdertijd de bewoners de<br />
onontbeerlijke fijngevoeligheid om de stad te lezen, te begrijpen<br />
en vooral te respecteren.<br />
De rijwoningen met tuin zijn zelfs de koningen van het bouwblok.<br />
Zij verschaffen niet alleen adem, zon en andere woonvitamines<br />
aan de gebruikers van de tuin, zij strooien ook lucht<br />
en licht in het bouwblok en dus in de stad. Ze distantiëren zich<br />
van de appartementen met hun karige balkons, die enkel goed<br />
bevonden worden door verstokte rokers. Bij gebrek aan beter.<br />
Kwalitatieve buitenruimten, zoals tuinen bij rijwoningen, zijn<br />
de ventilatoren van de stad. Ze decanteren de stad en maken<br />
de woonomgeving losser, soepeler, luchtiger.<br />
Kwalitatieve buitenruimten zijn schuilplaatsen, vluchtheuvels,<br />
waar stedelingen kalmte en rust vinden en hun levensritme<br />
bijstellen. Ze geven sociale binding aan de stad en maken de<br />
woonomgeving leefbaarder, warmer, ronder.<br />
Daarom pleiten we voor rijwoningen. Ondanks de moeilijkheidsgraad.<br />
Omdat we ook geloven in de kracht van het ontwerpend<br />
onderzoek, dat nog veel veelbelovende interpretaties<br />
van de rijwoning klaar kan stomen om de stad een toekomst te<br />
geven. Om de stad terug aan de jonge gezinnen te schenken.<br />
Als het bloedpompende hart van hun leven, als de inspirerende<br />
motor van hun huishouden. Hun rijhuishouden.<br />
56
vormgeving: Team Communicatie, Stad Kortrijk - v.u.: Lieven Lybeer, Goedendaglaan 80, 8500 Kortrijk