29.09.2013 Views

De verovering van Grol door Frederik Hendrik Dagboek 1627

De verovering van Grol door Frederik Hendrik Dagboek 1627

De verovering van Grol door Frederik Hendrik Dagboek 1627

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

premie <strong>van</strong> 400 gulden, maar de Engelsen die de hunne deze nacht voltooid hebben, ont<strong>van</strong>gen daarvoor eveneens<br />

een premie <strong>van</strong> de Staten Generaal.<br />

Richting de stad zijn de galerijen nu zover gereed, dat men een begin maakt met het ondermijnen <strong>van</strong> de<br />

faussebraye. <strong>De</strong> gravers worden <strong>door</strong> die <strong>van</strong> de stad enige keren met handgranaten en stenen teruggedreven, maar<br />

gaan daarna toch weer meteen opnieuw aan het werk.<br />

<strong>Frederik</strong> <strong>Hendrik</strong> geeft opdracht om <strong>van</strong>uit alle drie de galerijen in de faussebraye een spinglading (mijn) aan te<br />

leggen, ieder <strong>van</strong> twee tonnen buskruit. Daarmee wil men in de onderwal een opening forceren om daar<strong>door</strong> de<br />

daarachter liggende bedekte weg te kunnen binnendringen. Men laat er terstond de mineurs 21 werken, die in zeer<br />

korte tijd aan het einde <strong>van</strong> iedere galerij een mijngang in de onderwal moeten maken. Het ontbreekt Verreycken<br />

echter aan vernuftelingen om het ondermijnen <strong>van</strong> de stadswal <strong>door</strong> de vijand <strong>door</strong> tegenmijnen vruchteloos te<br />

maken.<br />

<strong>De</strong> Fransen zijn als eersten begonnen om hun mijn in de faussebraye aan te leggen. Enige waaghalzen begeven zich<br />

op de wal en zien dat er <strong>van</strong> binnen kisten in hun bolwerken zijn, om als afweer tegen de Staatse mijnen te worden<br />

gebruikt. Ook enige Engelsen die uit nieuwsgierigheid de wal oplopen zien dat die <strong>van</strong> binnen contramineren.<br />

Uit het leger <strong>van</strong> de prins wordt deze dag aan alle kanten dapperder met kanonnen en musketten geschoten dan ooit<br />

tevoren. In weerwil <strong>van</strong> de weerstand <strong>van</strong> de belegerden dringt <strong>Frederik</strong> <strong>Hendrik</strong> het beleg zo sterk aan als mogelijk<br />

is. <strong>De</strong> Spaansen blijven evenwel te Vreden liggen en houden het Staatse leger in gedurige verwachting <strong>van</strong> hun<br />

komst. Die hebben nu tien nachten in afwachting <strong>van</strong> de aankomst <strong>van</strong> de vijand paraat gestaan.<br />

<strong>De</strong> prins is die ochtend al zeer vroeg op de hoogte gebracht <strong>van</strong> de vorderingen in de Engelse en Franse galerijen.<br />

Hij begeeft zich in de loop <strong>van</strong> de ochtend op weg naar de galerij die <strong>door</strong> de Fransen aan de faussebraye is gehecht<br />

en ziet dat men er zover is gevorderd dat men daar in enkele uren gereed zal zijn om de mijn te laten springen. Uit<br />

de galerij <strong>van</strong> de Engelsen was de mijn reeds geplaatst en ook aan de kant <strong>van</strong> graaf Ernst Casimir is de mijn bijna<br />

geplaatst. Het ligt in de bedoeling die alle drie tegelijk te laten springen. Vanuit de Franse galerij ziet de prins op de<br />

wal verschillende keren iemand <strong>van</strong> de vijand.<br />

Alvorens tot het uiterste geweld over te gaan besluit <strong>Frederik</strong> <strong>Hendrik</strong> de gemoederen <strong>van</strong> de belegerden af te<br />

tasten. Hij overweegt daarbij, dat voor de belegerden alle hoop op hulp <strong>van</strong> graaf Van den Bergh vruchteloos is. Ze<br />

hebben in de stad zich inmiddels <strong>van</strong> alles wat trouw en dapperheid <strong>van</strong> hen kan eisen, ten volle gekweten. Nu staat<br />

hen verderf te wachten, tenzij ze liever in onderhandeling komen. <strong>De</strong> prins laat <strong>door</strong> de Franse kolonel Hauterive,<br />

die <strong>van</strong>daag op die plaats de wacht commandeert, roepen of er niet een officier is die men te spreken kan krijgen.<br />

Hem wordt geantwoord dat er een kapitein is, waarop de kolonel Hauterive verzoekt, dat hij zich bloot zal geven.<br />

Die komt tevoorschijn en Hauterive zegt hem dat het jammer zou zijn dat zoveel dappere mannen, nadat ze zich zo<br />

goed verdedigd hebben, zich in het verderf zullen storten, omdat hij ook zelf wel goed kan zien dat ze verslagen<br />

zullen worden. Als niet tot een akkoord wordt gekomen zullen drie mijnen tegelijk tot ontploffing worden gebracht.<br />

Ze zullen niet in staat zijn de daarop volgende bestorming te weerstaan die zij <strong>van</strong> alle kanten zullen aanbrengen.<br />

Het zou veel beter zijn een goede overeenkomst te sluiten dan het tot het uiterste te laten komen waarbij niemand in<br />

de stad het leven zal behouden. <strong>De</strong> officier geeft ten antwoord dat zij vastbesloten zijn zich tot het uiterste te<br />

verdedigen om hun bij Vreden liggende leger de tijd te geven hen te komen ontzetten. <strong>De</strong> officier zegt verder, dat<br />

dit de gouverneur aangaat, die hij daarover rapport zal gaan uitbrengen en dat hij dan dadelijk zal terugkeren.<br />

Intussen wordt tussen hen aan die Franse zijde wapenstilstand afgesproken. Waarop terstond een menigte vrouwen,<br />

kinderen en ook enkele mannen op de wal en borstwering zijn gekomen, die ook aan de zijde <strong>van</strong> de Engelsen<br />

hebben geroepen, dat ze met schieten op zouden houden, omdat ze wilden onderhandelen. Inmiddels verschijnt<br />

ritmeester Verreycken op de wal en verklaart dat gouverneur Van Dulcken niet ongenegen is om tot een akkoord te<br />

komen, maar dat deze zaak eerst aan graaf <strong>Hendrik</strong> <strong>van</strong> den Bergh moet worden voorgelegd. Als dat <strong>door</strong> Hauterive<br />

wordt afgeslagen als zijnde tegen het krijgsgebruik en dat vervolgens aan de gouverneur wordt meegedeeld, laat<br />

deze <strong>door</strong> Verreycken om drie dagen beraad verzoeken. Hauterive zegt daar<strong>van</strong> dat hij dat niet bij <strong>Frederik</strong> <strong>Hendrik</strong><br />

durft aan te kaarten. Van Dulcken laat vervolgens antwoorden, dat men dan aan Staatse zijde zijn best mag doen<br />

alsof het gevaar nog verre is. Daarop wordt terstond weer begonnen met schieten en na de middag omtrent twee uur<br />

wordt de mijn <strong>van</strong> de Engelsen aangestoken die niet helemaal goed werkt, maar wel een gedeelte <strong>van</strong> de<br />

faussebraye wegslaat. <strong>De</strong> prins heeft aan kapitein Podwels, die deze dag de wacht in de Engelse galerij<br />

commandeert, opdracht gegeven om 50 man in te zetten in twee kleine troepen en 30 werkers na hen, om via de<br />

opening die de mijn heeft gemaakt de bedekte weg <strong>van</strong> de onderwal binnen te dringen. Podwels volgt dit bevel<br />

punctueel op. <strong>De</strong> Engelsen vallen dadelijk aan maar als zij de geringe weerstand <strong>van</strong> de vijand zien drijven zij die<br />

<strong>van</strong> binnen uit de faussebraye en gaan ze verder voorwaarts dan hen is opgedragen. Enkelen klimmen zelfs naar<br />

boven op het bolwerk.<br />

<strong>De</strong> onverhoeds overvallen belegerden bieden in het begin kleine tegenstand. Ze zijn zo verrast en de mijn en de<br />

aanval overkomen hen zo onverwacht, dat te vermoeden is, dat als men aan Staatse zijde met voldoende troepen<br />

een aanval had gedaan, men zich met dezelfde poging meester <strong>van</strong> de stad had kunnen maken, want men<br />

ondervindt in het begin heel weinig weerstand.<br />

21 Specialisten in het graven <strong>van</strong> mijngangen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!