Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss
Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden. 10083613 OSS.GEM.ARC Pagina 11 van 15
10083613 OSS.GEM.ARC Pagina 12 van 15
- Page 158 and 159: 3. ONDERZOEKSMETHODIEK Het veldbezo
- Page 160 and 161: Daarnaast hebben ingrepen in het la
- Page 162 and 163: Overige broedvogels De bebouwing op
- Page 164 and 165: 5.5 Libellen en dagvlinders Voor li
- Page 166 and 167: De genoemde maatregelen dienen in o
- Page 168 and 169: TITEL: topografische ligging van de
- Page 170 and 171: Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
- Page 172 and 173: Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
- Page 174 and 175: Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
- Page 176 and 177: Bijlage 4 Natuurwetgeving en beleid
- Page 178 and 179: AANVULLEND ECOLOGISCH VELDONDERZOEK
- Page 180 and 181: INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ........
- Page 182 and 183: Deellocatie A: Het bedrijfsterrein
- Page 184 and 185: 4. ONDERZOEKSMETHODIEK Voor vleermu
- Page 186 and 187: Huismus Tijdens de veldonderzoeken
- Page 188 and 189: 6.2 Broedvogels Alle broedende inhe
- Page 190 and 191: Algemene zorgplicht In het kader va
- Page 193 and 194: ARCHEOLOGISCH VERKENNEND BOORONDERZ
- Page 195 and 196: Administratieve gegevens plangebied
- Page 197 and 198: INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ........
- Page 199 and 200: Wat is de bodemopbouw binnen het pl
- Page 201 and 202: 4.2 Selectieadvies Op grond van de
- Page 203 and 204: Afbeelding 2 Megen - Kapelstraat 38
- Page 205 and 206: Bijlage 1 Overzicht geologische en
- Page 207: Bijlage 2 AMZ-cyclus Het AMZ-proces
- Page 211 and 212: 10083613 OSS.GEM.ARC Pagina 14 van
- Page 213: Bijlage 8 - Selectiebesluit Kapelst
- Page 216 and 217: Bijlage Het voorstel om de proefsle
- Page 221: Bijlage 10 - Vooroverlegreactie pro
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven<br />
Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen<br />
worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange<br />
sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande<br />
onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat <strong>bij</strong> een<br />
dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden.<br />
De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO)<br />
Archeologische Begeleiding<br />
Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van<br />
de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de<br />
sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen <strong>bij</strong> het graafwerk aanwezig zijn om het<br />
werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten<br />
(van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan<br />
alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan.<br />
Opgraven<br />
Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de<br />
wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische<br />
Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het<br />
veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is<br />
voor kennisvorming over het verleden.<br />
10083613 OSS.GEM.ARC Pagina 11 van 15