Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss
Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss
Bijlagen bij toelichting - Gemeente Oss
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Uitwerking<br />
Voor aansluiten onder vrijverval is de hoogte van het riool in put ME01024 bepalend. De bob<br />
bedraagt hier 4,07 m +NAP. Het dwa-riool zal worden aangesloten op het punt waar de afvoer<br />
<strong>bij</strong> regen tegengesteld is, en het water een bocht van 90º moet maken. Er wordt aangesloten op<br />
een relatief grote leiding met een diameter Ø800 mm. Bij grote afvoeren kan een rechte<br />
aansluiting mogelijk problemen geven in de dwa-leiding. Indien mogelijk dient aansluiting<br />
plaats te vinden buiten de hoofdstroom, <strong>bij</strong>voorbeeld in de zijkant van de put aan de zijde van<br />
de Meerstraat.<br />
Locatie Zon<br />
Het vuilwaterriool van de locatie Zon kan onder vrijverval worden aangesloten. Ter plaatse van<br />
de kruising met de leiding ø800 mm is dan een kruisingsput nodig. Wel moet het riool dan<br />
zowel de Kapelstraat als de Meerstraat kruisen.<br />
Locatie Aarde<br />
Op de locatie Aarde is een maaiveldniveau van 6,20 m +NAP nodig, om onder vrijverval op het<br />
riool in de Meerstraat te kunnen aansluiten.<br />
Locatie Water<br />
Inzamelen en afvoeren van de dwa door middel van een nieuwe dwa-leiding in de Kapelstraat<br />
past in het streven naar oppervlakkige afvoer van regenwater met goten. Het hoogste<br />
maaiveldniveau ligt dan ter plaatse van de achterzijde van de kavels aan de Meerstraat/Noord-<br />
Zuid. Met de uitgangspunten in tabel 5.5 zijn de benodigde bob’s en diameters bepaald, en het<br />
maximale maaiveldniveau. Het benodigde maaiveldniveau <strong>bij</strong> de beginstreng van het dwa-riool<br />
ligt echter hoger dan het gewenste maaiveldniveau vanuit het ruimtelijk ontwerp van 6,15 m<br />
+NAP. Het riool kan in deze situatie dus niet onder vrijverval worden aangelegd volgens de<br />
ontwerpnormen in tabel 5.5.. Voor de beginstreng met een lengte van 70 m is gekozen voor een<br />
afschot van 3,5‰, zodat dan nog 2,5‰ voor de rest van het tracé overblijft. Het gevolg kan zijn,<br />
dat sneller vervuiling optreedt, zodat frequenter onderhoud nodig is. Het alternatief in de vorm<br />
van afvoer door middel van een pomp is echter nog minder aantrekkelijk en kent ook relatief<br />
hoge beheerkosten.<br />
In het dwa-stelsel wordt een minimale diameter van ∅ 250 mm toegepast. Een leiding met deze<br />
diameter en een afschot van ca. 0,003(3‰) heeft <strong>bij</strong> een maximale vullingsgraad van 50% een<br />
afvoercapaciteit van ca. 14,4 m³/uur. De afvoercapaciteit is daarmee veel groter dan de totale<br />
aanvoer van maximaal ca 1,9 m 3 /uur.<br />
5.3 Bouw- en wegpeilen<br />
Rekening houdend met de afgeleide grondwaterstand, het hemelwaterafvoersysteem en de<br />
riolering wordt geadviseerd om de in figuur 5.6 aangegeven wegpeilen in het plangebied te<br />
hanteren.<br />
De ontwerpgrondwaterstand (GHG) bedraagt 5,3 m +NAP. Om wateroverlast te voorkomen<br />
wordt voor woningen een ontwateringsdiepte van 1,0 m +NAP aangehouden. Het bouwpeil van<br />
de woningen dient dus minimaal 6,3 m +NAP te bedragen. Vanwege goede afwatering van<br />
percelen / woningen naar de openbare ruimte te realiseren, adviseren wij om de woningen<br />
minimaal 20 cm boven wegpeil aan te leggen.<br />
5.4 Geotechniek<br />
Vanuit geotechnische aspect moet tijdens de uitvoering aandacht worden besteed aan de<br />
waterstand in de Maas. Bij een hoge waterstand kan dit problemen opleveren in of <strong>bij</strong> eventuele<br />
bouwkuipen (o.a. opbarsten bouwput bodem).<br />
207839.ehv.220.R001, revisie 1<br />
Pagina 18 van 20