28.09.2013 Views

Hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap ... - KNOV

Hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap ... - KNOV

Hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap ... - KNOV

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>, bevalling en kraamperio<strong>de</strong><br />

Aanbevelingen voor risicoselectie,<br />

diagnostiek en beleid<br />

<strong>KNOV</strong>-standaard<br />

Versie 7 oktober 2011


Colofon<br />

Deze standaard en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> praktijkkaart zijn uitgaven van <strong>de</strong> Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse Organisatie van<br />

Verloskundigen (<strong>KNOV</strong>)<br />

Auteurs<br />

Josien <strong>de</strong> Boer, Kristel Zeeman en Corine Verhoeven<br />

Redactionele adviezen<br />

Lex Boezeman, www.boezeman.com<br />

Druk<br />

Ovimex Grafische Bedrijven Deventer<br />

ISBN: 978-90-810510-0-2<br />

Alle publicaties zijn te bestellen bij:<br />

<strong>KNOV</strong><br />

Postbus 2001<br />

3500 GA Utrecht<br />

Tel: (030) 2823100<br />

Fax: (030) 2823101<br />

E-mail: info@knov.nl<br />

© Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse Organisatie van Verloskundigen, november 2011.<br />

Alle rechten voorbehou<strong>de</strong>n. Niets uit <strong>de</strong>ze uitgave mag wor<strong>de</strong>n vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door mid<strong>de</strong>l<br />

van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> schriftelijke toestemming van <strong>de</strong><br />

<strong>KNOV</strong>.


Voorwoord<br />

<strong>KNOV</strong>-standaar<strong>de</strong>n zijn evi<strong>de</strong>nce-based richtlijnen. Zij geven aanbevelingen, gebaseerd op wetenschappelijke<br />

on<strong>de</strong>rzoeksresultaten, klinische ervaring, voorkeuren van cliënten en beschikbaarheid van hulpmid<strong>de</strong>len.<br />

De <strong>KNOV</strong>-standaar<strong>de</strong>n zijn richtinggevend voor het professioneel han<strong>de</strong>len van verloskundigen. Zij beogen<br />

<strong>de</strong> kwaliteit van verloskundige zorg te verbeteren door <strong>de</strong> variatie in han<strong>de</strong>len te vermin<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> zorg<br />

transparanter te maken.<br />

Verloskundigen gaan uit van <strong>de</strong> individuele situatie en <strong>de</strong> eigen wensen van hun cliënten en betrekken <strong>de</strong>ze<br />

bij hun beslissingen. Afhankelijk van <strong>de</strong> specifieke situatie en wensen kan een verloskundige besluiten om af<br />

te wijken van <strong>de</strong> aanbevelingen uit <strong>de</strong> standaard.<br />

De Verloskundige Adviesraad Standaar<strong>de</strong>n (VAS) beoor<strong>de</strong>elt vijf jaar na verschijning van een <strong>KNOV</strong>standaard<br />

of <strong>de</strong>ze aangepast moet wor<strong>de</strong>n. De meest actuele versie van een standaard is steeds beschikbaar<br />

op <strong>de</strong> website van <strong>de</strong> <strong>KNOV</strong>: www.knov.nl.<br />

Deze standaard is opgesteld door Josien <strong>de</strong> Boer, Kristel Zeeman en Corine Verhoeven en is vastgesteld door<br />

het <strong>KNOV</strong>-bestuur op 11 november 2011


INHOUDSOPGAVE<br />

1 Inleiding 7<br />

Aanleiding 7<br />

Doel van <strong>de</strong>ze standaard 7<br />

Voor wie? 7<br />

Afbakening 7<br />

Werkwijze 8<br />

Leeswijzer 8<br />

2 <strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 11<br />

2.1 Verschillen<strong>de</strong> vormen en hun <strong>de</strong>finities 11<br />

2.2 Om welke aantallen gaat het? 12<br />

2.3 Fysiologie en pathofysiologie 13<br />

2.4 Gevolgen van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> 15<br />

2.5 Beleid in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn bij <strong>zwangerschap</strong>shypertensie en pre-eclampsie 16<br />

2.6 Chronische hypertensie 17<br />

3 Diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n 19<br />

3.1 Bloeddrukmeting 19<br />

3.2 Proteïnuriebepaling 21<br />

3.3 Lichamelijke klachten en verschijnselen 25<br />

3.4 Bloeddruk, proteïnurie en lichamelijke klachten als voorspellers van complicaties 26<br />

4 Risicofactoren 29<br />

4.1 Risicoverhogen<strong>de</strong> factoren 29<br />

4.2 Risicoverlagen<strong>de</strong> factoren 31<br />

4.3 Ondui<strong>de</strong>lijke risicofactoren 31<br />

5 Risicoselectie, diagnostiek en verwijzing 35<br />

5.1 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 35<br />

5.2 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling 36<br />

5.3 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> 37<br />

5.4 Beleid bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie 38<br />

5.5 Beleid bij het consult zes weken postpartum 38<br />

5.6 Preconceptiezorg 39<br />

6 Aanbevelingen voor samenwerking 41<br />

6.1 Samenwerking met <strong>de</strong> huisarts 41<br />

6.2 Samenwerking met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn 41<br />

6.3 Samenwerking met <strong>de</strong> kraamzorg 42<br />

7 Kennislacunes en aanbevelingen voor on<strong>de</strong>rzoek 43<br />

Literatuurlijst 45<br />

Bijlage 1 Totaaloverzicht van alle aanbevelingen 55<br />

Bijlage 2 Lijst van betrokkenen bij <strong>de</strong>ze <strong>KNOV</strong>-standaard 61<br />

Bijlage 3 In<strong>de</strong>ling literatuur naar mate van bewijskracht 63<br />

Bijlage 4 Voorbeeld van het HELLP-memoblokje 65


1 Inleiding<br />

Aanleiding<br />

Ongeveer een op <strong>de</strong> tien zwangeren krijgt een hypertensieve aandoening. Deze <strong>aandoeningen</strong> zijn daarmee <strong>de</strong><br />

grootste categorie verwijzingen van <strong>de</strong> eerste naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. De complicaties<br />

van ernstige pre-eclampsie en eclampsie zijn <strong>de</strong> belangrijkste oorzaak van moe<strong>de</strong>rsterfte in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> zijn verra<strong>de</strong>rlijk. Zij kunnen zich snel ontwikkelen en zich op verschillen<strong>de</strong><br />

manieren manifesteren. Goe<strong>de</strong> risicoselectie, a<strong>de</strong>quate diagnostiek en goe<strong>de</strong> voorlichting kunnen voorkomen<br />

dat er ernstige complicaties optre<strong>de</strong>n.<br />

Ten behoeve van <strong>de</strong>ze standaard hebben we een inventarisatie uitgevoerd on<strong>de</strong>r verloskundige kringen in<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Daaruit blijkt dat er weinig beleid is vastgelegd voor hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>. Er zijn wel<br />

protocollen ontwikkeld op het niveau van het verloskundig samenwerkingsverband (VSV), maar die<br />

verschillen in diagnostiek en beleid voor verwijzing. Daarnaast blijkt uit <strong>de</strong> rapportage van <strong>de</strong> Verloskundige<br />

On<strong>de</strong>rlinge Kwaliteitsspiegel (VOKS) dat verwijscijfers sterk van elkaar kunnen verschillen. Dit wordt<br />

mogelijk veroorzaakt doordat er geen eenduidig beleid bestaat.<br />

In 2008 vindt een audit plaats van 27 zwangeren met ernstige morbiditeit als gevolg van een hypertensieve<br />

aandoening. Daaruit komt naar voren dat vrouwen niet altijd <strong>de</strong> meest optimale zorg krijgen 1. Zo is<br />

bijvoorbeeld het beleid bij terugverwijzing naar <strong>de</strong> eerste lijn niet altijd dui<strong>de</strong>lijk 1. De werkgroep voor <strong>de</strong>ze<br />

standaard heeft dit ook al on<strong>de</strong>rkend. Ver<strong>de</strong>r blijkt dat zowel in <strong>de</strong> eerste als <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn zwangeren niet<br />

goed wor<strong>de</strong>n voorgelicht over <strong>de</strong> lichamelijke waarschuwingssignalen van pre-eclampsie 1.<br />

Doel van <strong>de</strong>ze standaard<br />

Als verloskundige krijgt u dui<strong>de</strong>lijke handvatten voor <strong>de</strong> opsporing en tijdige verwijzing van vrouwen met<br />

hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>, <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> baring en in <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong>. De<br />

aanbevelingen voor verwijzing zijn geheel in lijn met <strong>de</strong> aanbevelingen in <strong>de</strong> Verloskundige Indicatielijst van<br />

2012. Daarnaast treft u in <strong>de</strong>ze standaard aanbevelingen aan voor <strong>de</strong> zorg en voorlichting aan vrouwen zes<br />

weken postpartum en voorafgaand aan <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

Tenslotte krijgt u suggesties voor eenduidig beleid wat betreft <strong>de</strong> samenwerking met huisarts, gynaecoloog en<br />

kraamverzorgen<strong>de</strong>.<br />

Voor wie?<br />

Deze standaard is geschreven voor verloskundigen die zorg verlenen aan zwangeren met een laag risico op<br />

medische complicaties. De standaard bevat ook bruikbare informatie voor verloskundige zorgverleners in <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn.<br />

Afbakening<br />

De standaard richt zich op <strong>de</strong> risicoselectie van vrouwen die zich mel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> eerstelijns verloskundige<br />

praktijk.<br />

Vrouwen die al voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> hypertensie hebben, die daar medicijnen voor gebruiken of die in het<br />

eerste trimester hypertensie blijken te hebben, wor<strong>de</strong>n vroeg in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> verwezen naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

lijn. Daarom wordt chronische hypertensie slechts kort besproken in paragraaf 2.6. De diagnostiek en<br />

behan<strong>de</strong>ling van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn vallen buiten het bereik van <strong>de</strong>ze standaard.<br />

7


Werkwijze<br />

In 2008 geeft <strong>de</strong> Verloskundige Adviesraad Standaar<strong>de</strong>n (VAS) opdracht voor het ontwikkelen van <strong>de</strong>ze<br />

standaard. Eind 2008 wordt een werkgroep geïnstalleerd van verloskundigen uit <strong>de</strong> eerste en twee<strong>de</strong> lijn.<br />

Deze werkgroep fungeert als klankbordgroep <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> standaard en zorgt ervoor dat <strong>de</strong><br />

aanbevelingen voldoen<strong>de</strong> aansluiten bij <strong>de</strong> praktijkvoering van verloskundigen. De werkgroep komt in totaal<br />

acht keer bij elkaar op beslissen<strong>de</strong> momenten <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het ontwikkeltraject.<br />

Literatuuron<strong>de</strong>rzoek<br />

Voor <strong>de</strong>ze standaard is een literatuuron<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd dat uit twee <strong>de</strong>len bestaat.<br />

Ten eerste is een oriënterend literatuuron<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd naar achtergrondinformatie over hypertensieve<br />

<strong>aandoeningen</strong>. Wat is het natuurlijke beloop van <strong>de</strong> bloeddruk in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>? Welke hypertensieve<br />

<strong>aandoeningen</strong> kunnen zich voordoen in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>, <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling en in <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong>? Wat<br />

zijn <strong>de</strong> <strong>de</strong>finities, <strong>de</strong> pathofysiologie, epi<strong>de</strong>miologie en <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong>ze <strong>aandoeningen</strong> op korte en lang<br />

termijn?<br />

Ten twee<strong>de</strong> is een gestructureerd literatuuron<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd in Medline en <strong>de</strong> Cochrane database. De<br />

uitgangsvragen hierbij zijn:<br />

1 wat zijn <strong>de</strong> testeigenschappen (sensitiviteit, specificiteit, validiteit en betrouwbaarheid) van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n voor het opsporen van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> in <strong>de</strong> eerste lijn? Gezocht is op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />

bloeddrukmeting, proteïnuriebepaling en (klinische) symptomen;<br />

2 welke factoren verhogen of verlagen het risico op het ontwikkelen van een hypertensieve aandoening in<br />

<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>?<br />

De search levert 702 artikelen op. Eerst beoor<strong>de</strong>len twee beleidsme<strong>de</strong>werkers onafhankelijk van elkaar <strong>de</strong>ze<br />

artikelen op titel en abstract en relevantie voor <strong>de</strong> standaard. Na <strong>de</strong>ze selectie blijven 91 artikelen over. Deze<br />

artikelen wor<strong>de</strong>n vervolgens methodologisch beoor<strong>de</strong>eld aan <strong>de</strong> hand van een beoor<strong>de</strong>lingsformulier.<br />

Daarnaast wordt literatuur gevon<strong>de</strong>n via <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> sneeuwbalmetho<strong>de</strong> (artikelen die als referentie in een<br />

relevant artikel gebruikt wor<strong>de</strong>n). Hiermee wor<strong>de</strong>n nog eens 123 artikelen gevon<strong>de</strong>n. Uitein<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n 83<br />

artikelen geselecteerd van voldoen<strong>de</strong> methodologische kwaliteit en inhou<strong>de</strong>lijke relevantie voor gebruik in <strong>de</strong><br />

standaard.<br />

Op basis van <strong>de</strong> conclusies uit <strong>de</strong> literatuur en discussies in <strong>de</strong> werkgroep zijn <strong>de</strong> aanbevelingen geformuleerd.<br />

Ook is inhou<strong>de</strong>lijk overleg gevoerd met <strong>de</strong> subwerkgroep van <strong>de</strong> VIL die zich met hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp<br />

bezighoudt. Ver<strong>de</strong>r zijn vertegenwoordigers van <strong>de</strong> cliëntenorganisatie Stichting HELLP-syndroom<br />

betrokken. Me<strong>de</strong> dankzij hun informatie hebben we beter zicht gekregen op <strong>de</strong> wensen van cliënten als het<br />

gaat om <strong>de</strong> zorg van verloskundigen bij hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>.<br />

Het uitein<strong>de</strong>lijke concept van <strong>de</strong> standaard is in <strong>de</strong>cember 2010 voorgelegd aan verloskundigen en externe<br />

referenten. Een complete lijst met referenten vindt u in bijlage 2. Het commentaar van <strong>de</strong> referenten hebben<br />

we, in overleg met <strong>de</strong> VAS en <strong>de</strong> werkgroep, verwerkt in <strong>de</strong> standaard.<br />

Leeswijzer<br />

De standaard bevat zeven hoofdstukken. Na <strong>de</strong>ze inleiding krijgt u in hoofdstuk 2 achtergrondinformatie<br />

over hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> rondom <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. In hoofdstuk 3 staan praktische aanbevelingen<br />

voor <strong>de</strong> bloeddrukmeting, proteïnuriebepaling en <strong>de</strong> interpretatie van lichamelijke klachten. Hoofdstuk 4<br />

bespreekt een aantal risicofactoren en hoofdstuk 5 bevat concrete handvatten voor risicoselectie, diagnostiek<br />

8


en verwijzing. Hoofdstuk 6 benadrukt het belang van collegiale samenwerking en we besluiten met een aantal<br />

aanbevelingen voor ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek in hoofdstuk 7.<br />

Bij <strong>de</strong>ze standaard hoort een praktijkkaart.<br />

De gebruikte literatuur en <strong>de</strong> toegeken<strong>de</strong> niveaus van bewijskracht zijn samengevat in tabellen, voorzien van<br />

een korte uitleg. Deze tabellen vormen <strong>de</strong> wetenschappelijke on<strong>de</strong>rbouwing van <strong>de</strong> standaard en staan op <strong>de</strong><br />

website van <strong>de</strong> <strong>KNOV</strong>. Wilt u daar meer over weten? Ga dan naar www.knov.nl kwaliteit richtlijnen,<br />

gedragsco<strong>de</strong>s en werkafspraken. De toegeken<strong>de</strong> niveaus waarop <strong>de</strong> conclusies zijn gebaseerd, zijn terug te<br />

vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze standaard. In bijlage 3 vindt u meer informatie over <strong>de</strong>ze niveaus.<br />

9


2 <strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

2.1 Verschillen<strong>de</strong> vormen en hun <strong>de</strong>finities<br />

Voor eenduidig beleid zijn hel<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finities van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

noodzakelijk. In dit hoofdstuk zetten we <strong>de</strong> belangrijkste <strong>de</strong>finities op een rij.<br />

Zwangerschapshypertensie (of ‘pregnancy induced hypertension’, PIH)<br />

Er is sprake van <strong>zwangerschap</strong>shypertensie na 20 weken <strong>zwangerschap</strong>sduur bij een diastolische bloeddruk ≥<br />

90 mmHg en/of een systolische bloeddruk ≥ 140 mmHg. Deze verhoog<strong>de</strong> bloeddruk moet u minimaal twee<br />

keer vastgesteld hebben, met <strong>de</strong> hand gemeten en met een tussenpoos van minimaal 4 uur 2. Meet <strong>de</strong><br />

bloeddruk zoals die wordt aanbevolen in paragraaf 3.1 van <strong>de</strong>ze standaard.<br />

Dit is <strong>de</strong> meest gehanteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van <strong>zwangerschap</strong>shypertensie, zoals die is geformuleerd door <strong>de</strong><br />

‘International Society for the Study of Hypertension in Pregnancy’ (ISSHP) 2.<br />

Belang van <strong>de</strong> systolische bloeddruk<br />

Diverse studies on<strong>de</strong>rzoeken <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> systolische bloeddruk voorafgaand aan pre-eclampsie of<br />

eclampsie. De uitkomsten zijn niet eenduidig. In sommige on<strong>de</strong>rzoeken is <strong>de</strong> systolische bloeddruk een betere<br />

voorspeller van pre-eclampsie dan <strong>de</strong> diastolische bloeddruk 3;4. In an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeken is <strong>de</strong> diastolische<br />

bloeddruk een betere voorspeller 5.<br />

Uit een systematische review blijkt dat in een laagrisico populatie <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> arteriële bloeddruk of mean<br />

arterial pressure (MAP) in het twee<strong>de</strong> trimester relatief <strong>de</strong> beste voorspeller is van pre-eclampsie later in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>. U berekent <strong>de</strong> MAP als volgt: (systolische bloeddruk + 2 x diastolische bloeddruk)/3. Deze<br />

berekening levert vervolgens <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bloeddruk op. De MAP is weliswaar een iets betere voorspeller<br />

dan <strong>de</strong> diastolische of systolische bloeddruk, maar nog steeds geen echt goe<strong>de</strong> voorspeller 6.<br />

Een verhoog<strong>de</strong> systolische bloeddruk (141-159 mmHg) in combinatie met een normale diastolische<br />

bloeddruk (≤ 90 mmHg) leidt niet per se tot slechtere uitkomsten voor het kind (laag geboortegewicht,<br />

premature geboorte etc.) dan een bloeddruk ≤ 140/90 mmHg 7. Helaas is niet on<strong>de</strong>rzocht of een hoge<br />

systolische of diastolische bloeddruk het risico op (pre-)eclampsie verhoogt. Wel laat het on<strong>de</strong>rzoek zien dat<br />

het regelmatig voorkomt dat <strong>de</strong> systolische bloeddruk verhoogd is en <strong>de</strong> diastolische niet. Van <strong>de</strong> vrouwen<br />

met een systolische bloeddruk ≥ 160 mmHg, had 12% een diastolische bloeddruk ≤ 90 mmHg 7.<br />

Een hoge systolische bloeddruk (≥ 150 mmHg) kan een voorspeller zijn van een hersenbloeding ten gevolge<br />

van pre-eclampsie of eclampsie 8. In een Amerikaans on<strong>de</strong>rzoek is bij alle vrouwen voorafgaand aan een<br />

hersenbloeding <strong>de</strong> systolische bloeddruk hoger dan 155 mmHg, terwijl <strong>de</strong> diastolische bloeddruk maar in<br />

12.5% van <strong>de</strong> gevallen hoger dan 110 mmHg is 8.<br />

Ook in een Ne<strong>de</strong>rlands on<strong>de</strong>rzoek bij 222 vrouwen die opgenomen wer<strong>de</strong>n in het ziekenhuis op ver<strong>de</strong>nking<br />

van eclampsie, is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> systolische bloeddruk 157 mmHg 9. Bij vrouwen die thuis eclampsie krijgen<br />

bedraagt <strong>de</strong> systolische bloeddruk in dit on<strong>de</strong>rzoek gemid<strong>de</strong>ld 169 mmHg. De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diastolische<br />

bloeddruk is relatief lager, respectievelijk 98 mmHg bij <strong>de</strong> ziekenhuisopnames en 109 mmHg bij <strong>de</strong> vrouwen<br />

die thuis eclampsie krijgen 9.<br />

Pre-eclampsie<br />

Pre-eclampsie is een multisysteemaandoening, waarbij hypertensie en proteïnurie veel voorkomen<strong>de</strong><br />

symptomen zijn. We spreken van proteïnurie bij een eiwitverlies in <strong>de</strong> urine ≥ 300 mg/24 uur. Bij preeclampsie<br />

ontstaan afwijkingen in verschillen<strong>de</strong> organen, waardoor lichamelijke klachten en klinische<br />

verschijnselen kunnen optre<strong>de</strong>n:<br />

• neurologische afwijkingen: ernstige hoofdpijn, visusstoornissen, hyperreflexie, eclampsie;<br />

11


• afwijkingen aan <strong>de</strong> lever: misselijkheid, braken, pijn rechts boven in <strong>de</strong> buik of in epigastrio, verhoog<strong>de</strong><br />

transaminasen in het bloed;<br />

• afwijkingen aan <strong>de</strong> nieren: oligurie, verhoogd kreatininegehalte in het bloed, acuut nierfalen;<br />

• oe<strong>de</strong>em;<br />

• hematologische afwijkingen: trombocytopenie, intravasale stolling, hemolyse.<br />

Sommige <strong>de</strong>finities maken on<strong>de</strong>rscheid tussen matige en ernstige pre-eclampsie; an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finities doen dat<br />

niet 10;11. Matige pre-eclampsie is dan een systolische bloeddruk (SBD) van < 160 en een diastolische<br />

bloeddruk (DBD) van < 110 mmHg, zon<strong>de</strong>r lichamelijke klachten. Ernstige pre-eclampsie gaat gepaard met<br />

een SBD ≥ 160 en een DBD ≥ 110 mmHg, of wanneer er klinische verschijnselen zijn.<br />

Pre-eclampsie kan zowel in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> als in <strong>de</strong> postpartum perio<strong>de</strong> optre<strong>de</strong>n 12;13.<br />

HELLP-syndroom<br />

HELLP staat voor Hemolyse, Elevated Liver enzymes Low Platelets. Tegenwoordig wordt met HELLP<br />

bepaal<strong>de</strong> complicaties aangeduid die optre<strong>de</strong>n bij pre-eclampsie; het is vermoe<strong>de</strong>lijk geen op zichzelf staan<strong>de</strong><br />

aandoening 14. An<strong>de</strong>re combinaties van <strong>de</strong> complicaties, zoals ‘ELLP-syndroom’ komen ook voor 14. Het<br />

HELLP-syndroom ontbreekt in classificaties van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>, zoals die van <strong>de</strong> ISSHP 15;16.<br />

Het HELLP-syndroom gaat niet altijd gepaard met hypertensie.<br />

Eclampsie<br />

Eclampsie wordt gekenmerkt door convulsies als complicatie van een hypertensieve aandoening <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>, bevalling of kraamperio<strong>de</strong>. Meestal gaan prodromale verschijnselen vooraf aan eclampsie,<br />

zoals (ernstige) pre-eclamptische klachten (bijvoorbeeld ernstige hoofdpijn of visusstoornissen) en<br />

hypertensie. Een eclamptisch insult kan ook <strong>de</strong> eerste uiting zijn van het ziektebeeld.<br />

Chronische hypertensie<br />

Chronische hypertensie is hypertensie (systolische bloeddruk ≥140 mmHg en/of een diastolische bloeddruk<br />

≥ 90 mmHg) voorafgaand aan <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> of hypertensie die is ont<strong>de</strong>kt in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>. Zie ver<strong>de</strong>r paragraaf 2.6 van <strong>de</strong>ze standaard.<br />

Gesuperponeer<strong>de</strong> pre-eclampsie<br />

Gesuperponeer<strong>de</strong> pre-eclampsie is pre-eclampsie bij een vrouw met chronische hypertensie.<br />

2.2 Om welke aantallen gaat het?<br />

Het is niet precies dui<strong>de</strong>lijk hoe vaak hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> voorkomen in een<br />

eerstelijns populatie. Dit komt doordat <strong>de</strong> <strong>de</strong>finities en <strong>de</strong> criteria voor registratie verschillen.<br />

In 2007 krijgen in Ne<strong>de</strong>rland 14.228 van alle zwangeren een hypertensieve aandoening: ongeveer 11% (1 op<br />

<strong>de</strong> 9) van <strong>de</strong> nulliparae en 6% (1 op <strong>de</strong> 17) van <strong>de</strong> multiparae 17;18. De inci<strong>de</strong>ntie blijft in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 2003-<br />

2007 vrijwel gelijk 18. Chronische hypertensie komt voor bij 423 zwangeren: 0,2% van <strong>de</strong> zwangeren 17;18.<br />

De inci<strong>de</strong>ntie van specifiek pre-eclampsie is lastig te bepalen. De PRN-database registreert bijvoorbeeld alleen<br />

pre-eclampsie met ziekenhuisopname. In 2007 gebeurt dit bij 547 vrouwen (0,2% van <strong>de</strong> zwangeren).<br />

Waarschijnlijk wordt dit te weinig gerapporteerd 17;18.<br />

Twee Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rzoeken on<strong>de</strong>r nulliparae vin<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> inci<strong>de</strong>nties van<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie en pre-eclampsie. In een on<strong>de</strong>rzoek van Knuist on<strong>de</strong>r ruim 2400 zwangeren heeft<br />

16,4% <strong>zwangerschap</strong>shypertensie en 1.4% pre-eclampsie 19. Een Amsterdams cohorton<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r 3679<br />

multiculturele nulliparae stelt <strong>de</strong> diagnose <strong>zwangerschap</strong>shypertensie bij 4.4% en pre-eclampsie bij 3.5% 20. De<br />

12


discrepantie tussen <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rzoeken heeft waarschijnlijk te maken met <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> diagnose gesteld<br />

is en <strong>de</strong> inclusie van zwangeren met chronische hypertensie. Bei<strong>de</strong> studies hanteren <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>de</strong>finities.<br />

Eclampsie wordt in 2007 bij 21 vrouwen (0.02 % van <strong>de</strong> nulliparae, 0.01% van <strong>de</strong> multiparae) <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> in <strong>de</strong> PRN geregistreerd 18.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland komt eclampsie voor bij 6.2 per 10.000 bevallingen 9. Dit is bedui<strong>de</strong>nd hoger dan in<br />

Scandinavische lan<strong>de</strong>n (5.0 per 10.000) en Groot-Brittannië (2.7 per 10.000). Een analyse van alle 222<br />

diagnoses van 2004-2006 in Ne<strong>de</strong>rland laat zien dat eclampsie optreedt <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> (39%),<br />

<strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling (32%) of na <strong>de</strong> bevalling (28%) 9. Eclampsie komt dus vrij vaak voor na <strong>de</strong> bevalling 9;21;22.<br />

Een Amerikaans on<strong>de</strong>rzoek vindt in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2002 een vergelijkbaar percentage van 33% 21. Uit een<br />

analyse van alle vrouwen met eclampsie van 1931-1990 blijkt dat sinds <strong>de</strong> introductie van antihypertensiva in<br />

<strong>de</strong> jaren ’70 <strong>de</strong> mortaliteit enorm gedaald is en <strong>de</strong> diagnose nauwelijks meer intrapartum wordt gesteld. In <strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> 1981-1990 wordt <strong>de</strong> diagnose steeds vaker postpartum gesteld: in 48% postpartum en eveneens 48%<br />

antenataal 22.<br />

2.3 Fysiologie en pathofysiologie<br />

Het fysiologische verloop van <strong>de</strong> bloeddruk in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> en <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> baring<br />

Elke <strong>zwangerschap</strong> gaat gepaard met ingrijpen<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen in het cardiovasculaire systeem 23. On<strong>de</strong>r<br />

invloed van progesteron treedt vasodilatatie op en neemt <strong>de</strong> elasticiteit van het hart en <strong>de</strong> grote vaten toe. De<br />

systemische vaatweerstand daalt en ter compensatie stijgen het hartminuutvolume en het circulerend volume.<br />

Het plasmavolume in het bloed stijgt met 50%. Het aantal erytrocyten neemt in verhouding echter min<strong>de</strong>r<br />

toe, slechts met 25-30%. Dit wordt ook 'hemodilutie' genoemd.<br />

Al <strong>de</strong>ze cardiovasculaire veran<strong>de</strong>ringen komen tot uiting in het fysiologische verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. Bij zes weken amenorroe is <strong>de</strong> bloeddruk al significant lager dan preconceptioneel.<br />

Vervolgens daalt <strong>de</strong> bloeddruk nog licht door, om tussen <strong>de</strong> 20 en 24 weken het laagste niveau te bereiken.<br />

Dit laagste punt staat bekend als <strong>de</strong> ‘mid-pregnancy drop’. In vergelijking met <strong>de</strong> bloeddruk van voor <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> is <strong>de</strong> systolische bloeddruk dan ongeveer 5 mmHg lager en <strong>de</strong> diastolische ongeveer 8-10<br />

mmHg lager. Hierna, vanaf ongeveer 28 weken, stijgt <strong>de</strong> bloeddruk weer naar een waar<strong>de</strong> die vergelijkbaar is<br />

met voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 24;25. Figuur 1 geeft dit proces weer. De bloeddrukdaling tot halverwege <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> kan een hoge bloeddruk van voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> maskeren.<br />

Over het verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> baring is niet veel bekend. Het ligt voor <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong><br />

systolische bloeddruk gevoeliger is voor <strong>de</strong> lichamelijke inspanning en emotionele gesteldheid van <strong>de</strong> baren<strong>de</strong><br />

dan <strong>de</strong> diastolische bloeddruk.<br />

Een Amerikaans on<strong>de</strong>rzoek geeft informatie over het verloop van <strong>de</strong> diastolische bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

bevalling 7. Van <strong>de</strong> 4796 vrouwen die <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> steeds een diastolische bloeddruk ≤ 90 mmHg<br />

hebben, komt 66% <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling niet boven <strong>de</strong>ze grens uit. Een kwart (26%) heeft alleen hypertensie<br />

(diastole bloeddruk 90-110 mmHg). De overige vrouwen (8%) ontwikkelen pre-eclampsie 7.<br />

13


Figuur 1. (Heineman 2007, blz 260)<br />

Pathofysiologie van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong><br />

Over het ontstaan van <strong>zwangerschap</strong>shypertensie en pre-eclampsie bestaat nog geen zekerheid. Wel is er al<br />

veel bekend over het pathofysiologische mechanisme van <strong>de</strong>ze <strong>aandoeningen</strong>. Aangenomen wordt dat <strong>de</strong><br />

placenta een belangrijke rol speelt, omdat het ziektebeeld na <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> meestal in ernst afneemt en<br />

daarna verdwijnt. Ook bij een mola-<strong>zwangerschap</strong> kunnen <strong>de</strong>ze <strong>aandoeningen</strong> voorkomen 23;26. Echter, 25-<br />

35% van <strong>de</strong> gevallen van eclampsie en HELLP-syndroom ontstaat postpartum 9;21. Waarschijnlijk spelen dus<br />

ook an<strong>de</strong>re factoren een rol.<br />

Aanleg van <strong>de</strong> placenta<br />

In <strong>de</strong> normale <strong>zwangerschap</strong> invaseert <strong>de</strong> syncitio-trofoblast <strong>de</strong> <strong>de</strong>cidua. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vroege <strong>zwangerschap</strong><br />

wordt het endotheel van <strong>de</strong> spiraalarteriën vervangen door trofoblast om een optimale omgeving te creëren<br />

voor het embryo in ontwikkeling. Een twee<strong>de</strong> fase van invasie vindt plaats tussen 16 en 20 weken, wanneer<br />

<strong>de</strong> spierwand van <strong>de</strong> arteriën wordt geëro<strong>de</strong>erd. Dit resulteert in gedilateer<strong>de</strong> vaten, waarin vasoconstrictie<br />

niet meer mogelijk is. Hierdoor ontstaat er on<strong>de</strong>rdruk in het placentabed en is een maximale doorbloeding<br />

gegaran<strong>de</strong>erd 26.<br />

On<strong>de</strong>rzoek suggereert dat in een pre-eclamptische <strong>zwangerschap</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rlijke immuunrespons op <strong>de</strong><br />

antigenen op <strong>de</strong> trofoblast (<strong>de</strong>els afkomstig van <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r) afwijkend verloopt. Hierdoor vindt <strong>de</strong> migratie en<br />

invasie van trofoblastcellen in <strong>de</strong>cidua en spiraalarteriën onvoldoen<strong>de</strong> plaats, wat leidt tot vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

vasodilatatie en daarmee vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> placentaire doorbloeding. Waarschijnlijk spelen bij een stoornis in <strong>de</strong><br />

migratie en invasie van trofoblast meer<strong>de</strong>re factoren een rol dan alleen <strong>de</strong> immuunrespons, zoals <strong>de</strong>ciduale<br />

factoren, <strong>de</strong> lokale zuurstofdruk, functionele reserves van moe<strong>de</strong>rlijke haarvaten, nieren, stofwisseling,<br />

stolling, voeding en socio-economische factoren 23.<br />

14


Endotheelscha<strong>de</strong> door hypoxie<br />

Door <strong>de</strong> snelle groei van <strong>de</strong> foetus ontstaat bij <strong>de</strong> vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> doorbloeding op enig moment hypoxie in <strong>de</strong><br />

intervilleuze ruimte. Deze hypoxie versterkt het vrijkomen van toxische stoffen (zoals vrije zuurstofradicalen<br />

en anti-angiogenetische factoren) die endotheelscha<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hand werken 23.<br />

Endotheelcellen spelen een belangrijke rol in het capillaire transport en <strong>de</strong> musculaire reactiviteit in <strong>de</strong> bloed-<br />

en lymfevaten op diverse stimuli. Ook produceren ze prostaglandine en stikstofoxi<strong>de</strong>, die belangrijk zijn in <strong>de</strong><br />

vasodilatatie. Het gevolg van scha<strong>de</strong> aan het endotheel is vasospasme, verhoog<strong>de</strong> bloeddruk, stollingsactivatie<br />

en verhoog<strong>de</strong> permeabiliteit van het endotheel. Dit leidt tot oe<strong>de</strong>em, proteïnurie en hypovolemie 26.<br />

Stollingsactivatie uit zich in <strong>de</strong> daling van het aantal trombocyten, omdat zij wor<strong>de</strong>n verbruikt (zgn<br />

verbruikscoagulopathie). Soms treedt daarbij ook hemolyse op (zoals in het HELLP-syndroom).<br />

De pathogenese is niet precies bekend 23. Sommigen suggereren dat het contractiele vaatbed een toename in<br />

<strong>de</strong> mechanische belasting van <strong>de</strong> bloedcellen veroorzaakt, waardoor <strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n afgebroken 26.<br />

Pre-eclampsie gaat gepaard met symptomen die terug te voeren zijn op endotheelactivatie, waarbij meer<strong>de</strong>re<br />

organen zijn aangedaan.<br />

An<strong>de</strong>re oorzaken van endotheelscha<strong>de</strong><br />

Hoewel <strong>de</strong>ze theorie nog steeds algemeen wordt geaccepteerd, geeft recenter on<strong>de</strong>rzoek aan dat<br />

endotheelactivatie in <strong>de</strong> utero-placentaire circulatie niet alleen afhangt van gestoor<strong>de</strong> aanpassing van <strong>de</strong><br />

spiraalarteriën. On<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> maternale <strong>aandoeningen</strong> zoals pre-existente nierziekten, essentiële hypertensie,<br />

diabetes mellitus of metabolic syndrome (ook wel insulineresistentie syndroom genoemd) en stollingsafwijkingen<br />

kunnen uit zichzelf endotheelactivatie veroorzaken als gevolg van oxidatieve stress 23.<br />

2.4 Gevolgen van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong><br />

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> kunnen lei<strong>de</strong>n tot ernstige gezondheidsproblemen bij moe<strong>de</strong>r en kind, ook op<br />

langere termijn. De gevolgen zijn afhankelijk van <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> hypertensieve aandoening en het tijdstip<br />

waarop <strong>de</strong>ze zich openbaart. Er bestaat een kans op herhaling in een volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

Gevolgen voor <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />

De zwangere met hypertensie heeft een hoger risico op pre-eclampsie dan een zwangere zon<strong>de</strong>r hypertensie.<br />

Van <strong>de</strong> vrouwen met <strong>zwangerschap</strong>shypertensie krijgt 26-46% pre-eclampsie 27;28.<br />

Ver<strong>de</strong>r kunnen vrouwen met <strong>zwangerschap</strong>shypertensie of pre-eclampsie ernstige hypertensie (≥<br />

160/110mmHg) ontwikkelen, of complicaties in verschillen<strong>de</strong> organen (zie paragraaf 2.1) 19.<br />

Treedt <strong>de</strong> pre-eclampsie voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtigste week op, dan zijn <strong>de</strong> gevolgen meestal ernstiger. Ernstige<br />

complicaties die kunnen optre<strong>de</strong>n bij (pre-)eclampsie zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re abruptio placentae, leverhematoom of<br />

leverruptuur, pulmonair oe<strong>de</strong>em, cerebrovasculair acci<strong>de</strong>nt en sterfte 9;23;29;22.<br />

Mortaliteit<br />

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong>, met name <strong>de</strong> complicaties van pre-eclampsie en eclampsie, vormen een<br />

belangrijke oorzaak van moe<strong>de</strong>rsterfte in Ne<strong>de</strong>rland. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2000-2004 gaat het om 27 op een totaal<br />

van 135 sterfgevallen (20%) 1.<br />

De meeste van <strong>de</strong>ze vrouwen (71%) sterven ten gevolge van een cerebrovasculair acci<strong>de</strong>nt. An<strong>de</strong>ren sterven<br />

aan hartfalen (4%), een leverruptuur (4%), het falen van meer<strong>de</strong>re organen (8%) of een onbeken<strong>de</strong> oorzaak<br />

(11%) 1. Waarschijnlijk door <strong>de</strong> introductie van <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling met magnesiumsulfaat ter preventie van<br />

eclampsie, zien we vanaf 2003 een dalen<strong>de</strong> trend in <strong>de</strong> sterfte 30.<br />

15


Analyse van <strong>de</strong> 27 sterfgevallen leert dat in 26 gevallen sprake is van ‘substandard care’, waardoor <strong>de</strong> zwangere<br />

onvoldoen<strong>de</strong> zorg krijgt en uitein<strong>de</strong>lijk overlijdt. Dergelijke factoren zijn bijvoorbeeld: geen of ina<strong>de</strong>quate<br />

behan<strong>de</strong>ling van hypertensie, het niet starten met een behan<strong>de</strong>ling met magnesiumsulfaat terwijl dat wel<br />

geïndiceerd is, ina<strong>de</strong>quate stabilisatie voor vervoer naar tertiair centrum en geen controle van <strong>de</strong> urine op<br />

eiwit 1.<br />

Foetale gevolgen<br />

Vrouwen met ernstige hypertensie of vrouwen die pre-eclampsie ontwikkelen, hebben een vier keer grotere<br />

kans op vroeggeboorte, neonatale morbiditeit van hun kind en een ruim twee keer grotere kans op perinatale<br />

sterfte dan vrouwen met hypertensie die geen pre-eclampsie krijgen 19. Het risico op perinatale sterfte en<br />

ernstige neonatale morbiditeit wordt voornamelijk bepaald door <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>sduur waarop <strong>de</strong><br />

aandoening manifest wordt, <strong>de</strong> bijkomen<strong>de</strong> foetale groeivertraging en <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> hypertensie 31. Hoe<br />

eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pre-eclampsie zich manifesteert, hoe ernstiger <strong>de</strong> gevolgen.<br />

De gevolgen van pre-eclampsie voor het kind kunnen zijn groeivertraging, oligohydramnion en (iatrogene)<br />

vroeggeboorte 29. Dat komt vermoe<strong>de</strong>lijk door stoornissen in <strong>de</strong> aanleg en doorbloeding van <strong>de</strong> placenta bij<br />

pre-eclampsie. Een vroeggeboorte is niet zozeer het directe gevolg van <strong>de</strong> hypertensieve aandoening. Soms is<br />

opgewekte vroeggeboorte <strong>de</strong> enige manier om ernstige complicaties te voorkomen bij <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r of het kind<br />

zelf.<br />

Lange termijn gevolgen van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong><br />

Van <strong>de</strong> vrouwen die pre-eclampsie hebben gehad, heeft drie maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> bevalling 39% nog hypertensie<br />

en 14% nog proteïnurie. Na twee jaar zijn <strong>de</strong>ze percentages gedaald tot respectievelijk 18% en 2% 32.<br />

Vrouwen die een ernstige hypertensieve aandoening hebben gehad, hebben tot een jaar na <strong>de</strong> bevalling meer<br />

lichamelijke klachten en psychosociale problemen 33.<br />

Na een <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie hebben vrouwen een bijna vier keer zo hoge kans op hart- en<br />

vaatziekten na gemid<strong>de</strong>ld 14 jaar vergeleken met vrouwen die geen pre-eclampsie hebben gehad 34.<br />

De lange termijn gevolgen voor het kind wor<strong>de</strong>n vooral bepaald door (complicaties van) vroeggeboorte en<br />

groeivertraging 35 .<br />

2.5 Beleid in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn bij <strong>zwangerschap</strong>shypertensie en pre-eclampsie<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse Organisatie voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) beveelt aan om bij zwangere vrouwen<br />

met hypertensie (SBD < 160; DBD < 110) zon<strong>de</strong>r proteïnurie <strong>de</strong> bloeddruk en <strong>de</strong> conditie van <strong>de</strong> vrouw en<br />

<strong>de</strong> foetus intensief te monitoren. Er is geen medicamenteuze behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> bloeddruk nodig 36.<br />

Medicamenteuze behan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

Bij een SBD ≥ 160 en/of een DBD ≥110 mmHg is behan<strong>de</strong>ling met antihypertensiva wel aangewezen,<br />

volgens het beleid van <strong>de</strong> NVOG 36. Vrouwen met een DBD≥ 110 en/of pre-eclamptische klachten en/of<br />

proteïnurie ≥ 3g/24 uur wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld met antihypertensiva en magnesiumsulfaat om een eclamptisch<br />

insult te voorkomen. Bij pre-eclamptische vrouwen met een lagere bloeddruk kan magnesiumsulfaat wor<strong>de</strong>n<br />

overwogen 36.<br />

Het nut van bedrust, verlaag<strong>de</strong> werkdruk of aangepast dieet bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van vrouwen met<br />

hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> is onvoldoen<strong>de</strong> bewezen 37. Een zoutbeperkt dieet vermin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> kans op preeclampsie<br />

niet 36. Ook aspirine ter preventie van escalatie van <strong>de</strong> hypertensie staat in Ne<strong>de</strong>rland nog ter<br />

discussie 13.<br />

16


Inleiding van <strong>de</strong> baring<br />

Bij zwangeren met een SBD ≥ 160 en/of een DBD ≥ 110 en/of pre-eclamptische klachten en/of proteïnurie<br />

≥ 5g/24 uur leidt men doorgaans <strong>de</strong> bevalling in om complicaties te voorkomen. Dat geldt nog niet voor<br />

vrouwen die min<strong>de</strong>r dan 34 weken zwanger zijn. Daar levert een afwachtend beleid voor<strong>de</strong>len op voor het<br />

kind en weinig gevaar voor <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r in vergelijking met het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bevalling 13.<br />

Volgens een Ne<strong>de</strong>rlandse studie hebben vrouwen die langer dan 37 weken zwanger zijn, min<strong>de</strong>r kans op<br />

maternale complicaties wanneer zij wor<strong>de</strong>n ingeleid, vergeleken met vrouwen bij wie een afwachtend beleid<br />

wordt gevoerd 38. Progressie naar ernstige pre-eclampsie treedt op bij 36% van <strong>de</strong> vrouwen bij wie een<br />

afwachtend beleid is gevoerd tegenover 23% in <strong>de</strong> groep die ingeleid wordt. Het sectiopercentage verschilt<br />

niet significant tussen <strong>de</strong> twee groepen. De baby’s in <strong>de</strong> inleidinggroep wor<strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>ld een week eer<strong>de</strong>r<br />

geboren en zijn gemid<strong>de</strong>ld 270 gram lichter 38.<br />

Het veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> beleid in Ne<strong>de</strong>rland sinds 2007 heeft lan<strong>de</strong>lijk geleid tot een hoger percentage inleidingen bij<br />

hypertensie(ve <strong>aandoeningen</strong>) en tot een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verkorting van <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> met 2 dagen 39.<br />

Medicamenteuze behan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong><br />

De zorg voor vrouwen met antihypertensieve medicatie wordt in <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> veelal overgenomen door<br />

<strong>de</strong> verloskundige in <strong>de</strong> eerste lijn. Het precieze afbouwbeleid van <strong>de</strong> medicatie en <strong>de</strong> criteria voor<br />

terugverwijzing naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn bij stijgen<strong>de</strong> bloeddruk of klachten zijn in <strong>de</strong> praktijk vaak ondui<strong>de</strong>lijk,<br />

maar ze zijn essentieel voor een goe<strong>de</strong> zorgverlening.<br />

De mid<strong>de</strong>len die <strong>de</strong> voorkeur genieten voor behan<strong>de</strong>ling <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> (methyldopa, labetalol en<br />

nifedipine 36), kunnen veilig <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> borstvoedingsperio<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gebruikt 40. An<strong>de</strong>re antihypertensieve<br />

medicatie, zoals bètablokkers of ACE-remmers - an<strong>de</strong>rs dan nifedipine, enalapril en captopril - gaan in<br />

grotere hoeveelhe<strong>de</strong>n over in <strong>de</strong> borstvoeding en kunnen mogelijk problemen geven bij <strong>de</strong> pasgeborene 41.<br />

2.6 Chronische hypertensie<br />

Pre-existente of chronische hypertensie in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> is hypertensie (SBD ≥ 140 mmHg en/of DBD ≥<br />

90 mmHg) die is gediagnosticeerd voorafgaand aan <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> of die is ont<strong>de</strong>kt in <strong>de</strong> eerste helft van<br />

<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. Wanneer symptomen van pre-eclampsie zich na 20 weken <strong>zwangerschap</strong>sduur voordoen<br />

bij een patiënte met chronische hypertensie spreken we van gesuperponeer<strong>de</strong> pre-eclampsie.<br />

Hoe vaak komt chronische hypertensie voor?<br />

Bij veel vrouwen is niet bekend wat <strong>de</strong> bloeddruk voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> is. Bovendien kan het natuurlijke<br />

verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> (d.i. <strong>de</strong> daling van <strong>de</strong> bloeddruk tot 24 weken) <strong>de</strong><br />

verhoog<strong>de</strong> bloeddruk maskeren 23;42.<br />

In een Ne<strong>de</strong>rlands on<strong>de</strong>rzoekscohort van laagrisico nulliparae blijkt <strong>de</strong> inci<strong>de</strong>ntie van chronische hypertensie<br />

1.5% 43. Leeftijd en etniciteit spelen een rol. Bij blanke vrouwen van 18-29 jaar is <strong>de</strong> inci<strong>de</strong>ntie van hypertensie<br />

0.5–1%. Bij vrouwen van 30–39 jaar is <strong>de</strong> inci<strong>de</strong>ntie ongeveer vijf keer zo hoog. Bij vrouwen uit sub-Sahara<br />

Afrika komt chronische hypertensie twee tot drie keer vaker voor 42.<br />

Mogelijke oorzaken<br />

In <strong>de</strong> meeste gevallen van chronische hypertensie weten we niet wat <strong>de</strong> oorzaak is van <strong>de</strong> hypertensie. Dit<br />

wordt essentiële hypertensie genoemd. Slechts in 6-8% van <strong>de</strong> gevallen is er een oorzaak bekend van <strong>de</strong><br />

bloeddrukverhoging. Dat noemen we secundaire hypertensie. Oorzaken kunnen zijn: chronische nierziekten<br />

(glomerulonefritis, nefropathie), endocrinologische <strong>aandoeningen</strong> (diabetes mellitus, hyperthyreoidie, ziekte<br />

van Conn (primair hyperaldosteronisme of feochromocytoom), auto-immuunziekten (lupus erythemato<strong>de</strong>s,<br />

sclero<strong>de</strong>rmie), medicijn- of drugsgebruik, obesitas of een intoxicatie (alcohol, cocaïne, sympathicomimetica,<br />

drop, lood) 23.<br />

17


Maternale complicaties<br />

Ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> vrouwen met bestaan<strong>de</strong> hypertensie heeft normale bloeddrukwaar<strong>de</strong>n <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het<br />

twee<strong>de</strong> trimester van <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. Tij<strong>de</strong>ns het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> trimester daarentegen is <strong>de</strong> kans op abnormale<br />

bloeddrukwaar<strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk verhoogd. Ook <strong>de</strong> kans op – gesuperponeer<strong>de</strong> - pre-eclampsie is vergroot,<br />

namelijk 5 tot 50%. Dit is me<strong>de</strong> afhankelijk van een aantal risicofactoren, zoals <strong>de</strong> maternale leeftijd (≥ 40<br />

jaar), <strong>de</strong> ernst en duur van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> hypertensie (≥ 15 jaar), adipositas en <strong>de</strong> aard van het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />

vaat- of nierlij<strong>de</strong>n.<br />

Uit een Amerikaans on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat vrouwen die al voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> hypertensie hebben of die<br />

vroeg in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> hypertensie ontwikkelen, twee keer zoveel kans op <strong>zwangerschap</strong>sdiabetes<br />

hebben 44.<br />

Meestal hebben zwangeren met chronische hypertensie geen lichamelijke klachten. Gesuperponeer<strong>de</strong> preeclampsie<br />

gaat gepaard met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> klachten die ook bij pre-eclampsie en eclampsie kunnen optre<strong>de</strong>n. In<br />

aard en frequentie van <strong>de</strong> complicaties zijn er geen verschillen tussen gesuperponeer<strong>de</strong> pre-eclampsie en preeclampsie<br />

23.<br />

Foetale complicaties<br />

Vrouwen met chronische hypertensie hebben een verhoog<strong>de</strong> kans op foetale groeivertraging als gevolg van<br />

placenta-insufficiëntie, (iatrogene) vroeggeboorte, abruptio placentae 45.<br />

18


3 Diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

Vraagstelling<br />

Er zijn verschillen<strong>de</strong> diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n voor het opsporen van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> in <strong>de</strong> eerste lijn. Wat zijn <strong>de</strong> testeigenschappen (sensitiviteit, specificiteit, validiteit en<br />

betrouwbaarheid) van die instrumenten?<br />

• Bloeddrukmeting: wat is <strong>de</strong> meest betrouwbare manier om <strong>de</strong> bloeddruk te meten?<br />

• Proteïnuriebepaling: met welke diagnostische test kan proteïnurie het best wor<strong>de</strong>n vastgesteld?<br />

• Klinische symptomen: welke klinische symptomen gaan gepaard met hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>?<br />

3.1 Bloeddrukmeting<br />

Een betrouwbare bloeddrukmeting is een voorwaar<strong>de</strong> voor het stellen van <strong>de</strong> diagnose hypertensie 15.<br />

Factoren die <strong>de</strong> bloeddrukmeting beïnvloe<strong>de</strong>n zijn: <strong>de</strong> lichaamshouding van <strong>de</strong> zwangere <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het meten,<br />

<strong>de</strong> arm waaraan <strong>de</strong> bloeddruk gemeten wordt, <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> manchet, <strong>de</strong> gebruikte bloeddrukmeter, <strong>de</strong><br />

keuze van <strong>de</strong> laatste Korotkofftoon en eigenschappen van <strong>de</strong> verloskundige die <strong>de</strong> bloeddruk meet, zoals<br />

gehoor en zicht.<br />

Evenals bij niet-zwangeren bestaat er bij een kleine min<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> zwangeren een verschil in bloeddruk<br />

tussen <strong>de</strong> linker- en rechterarm. In het eerste trimester is er een verschil van ≥ 10 mmHg in <strong>de</strong> systolische en<br />

diastolische bloeddruk tussen <strong>de</strong> linker en rechterarm bij respectievelijk 8.3 en 2.3% van <strong>de</strong> zwangeren. Hoe<br />

hoger <strong>de</strong> bloeddruk, <strong>de</strong>s te hoger <strong>de</strong> prevalentie 46;47.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Een meting bij een zwangere vrouw die staat,<br />

geeft een hogere bloeddruk dan bij een vrouw<br />

die zit. Een meting bij een vrouw die ligt, geeft<br />

een lagere bloeddruk dan bij een vrouw die zit.<br />

C Sibai, 198848 3<br />

Bij zwangere vrouwen in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> trimester<br />

van <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> is <strong>de</strong> bloeddruk in<br />

zijligging 15-20 mmHg lager dan in rugligging.<br />

C Almeida, 200949 3<br />

Een voor <strong>de</strong> armomtrek te kleine manchet kan<br />

<strong>de</strong> diastolische bloeddruk met 14 mmHg en <strong>de</strong><br />

systolische met 8 mmHg overschatten. Een<br />

voor <strong>de</strong> armomtrek te grote manchet kan<br />

zowel <strong>de</strong> diastolische als <strong>de</strong> systolische<br />

bloeddruk met 6 mmHg on<strong>de</strong>rschatten.<br />

C Oliveira, 200250 3<br />

De manchet leeg laten lopen met een snelheid<br />

van ≤ 2 mmHg per secon<strong>de</strong> geeft een<br />

nauwkeurige bepaling van <strong>de</strong> systolische en<br />

diastolische bloeddruk. Te snel leeg laten<br />

lopen van <strong>de</strong> manchet leidt tot on<strong>de</strong>rschatting<br />

van <strong>de</strong> systolische en overschatting van <strong>de</strong><br />

diastolische bloeddruk.<br />

C Rein<strong>de</strong>rs, 200651 3<br />

De waarneembaarheid en <strong>de</strong><br />

reproduceerbaarheid van K1 en K5 zijn goed<br />

C Evers, 199952 3<br />

19


ij zwangeren. Korotkoff 5 geeft een<br />

betrouwbare bepaling van <strong>de</strong> diastolische<br />

bloeddruk. De vier<strong>de</strong> Korotkoff-toon kan niet<br />

nauwkeurig waargenomen en gereproduceerd<br />

wor<strong>de</strong>n bij een aanzienlijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

zwangeren.<br />

Bij zwangeren zijn bij een automatische<br />

bloeddrukmeting <strong>de</strong> systolische en diastolische<br />

bloeddruk meestal 5-10 mmHg lager dan bij<br />

een handmatige bloeddrukmeting. Weinig<br />

automatische bloeddrukmeters voldoen aan <strong>de</strong><br />

eis dat <strong>de</strong> bloeddrukwaar<strong>de</strong> < 5 mmHg afwijkt<br />

van <strong>de</strong> handmatige meting.<br />

De prevalentie van wittejashypertensie bij<br />

zwangeren loopt in on<strong>de</strong>rzoeken uiteen van<br />

29% tot 76%.<br />

In het eerste trimester is er een verschil van ≥<br />

10 mm Hg in <strong>de</strong> systolische en diastolische<br />

bloeddruk tussen <strong>de</strong> linker en rechterarm bij<br />

respectievelijk 8.3 en 2.3% van <strong>de</strong> zwangeren.<br />

Hoe hoger <strong>de</strong> bloeddruk <strong>de</strong>s te hoger is <strong>de</strong><br />

prevalentie.<br />

Overige overwegingen<br />

20<br />

B O’Brien, 2001 53;<br />

C Koenen,1998 54;<br />

Natarajan, 1999 55<br />

C Denolle, 2008 56; Bar,<br />

1999 57; Bellomo, 1999 58<br />

C Poon, 2008 46 3<br />

Metho<strong>de</strong><br />

De Riva-Rocci/Korotkoffmetho<strong>de</strong> (auscultatoire metho<strong>de</strong>) is niet helemaal betrouwbaar. U bent als<br />

verloskundige hierbij zèlf <strong>de</strong> belangrijkste foutenbron. Er is een kans op systematische fouten (verschillen in<br />

meting tussen verschillen<strong>de</strong> verloskundigen of bij <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> verloskundige door bijvoorbeeld<br />

gehoorafwijkingen, het niet goed laten leeglopen van <strong>de</strong> manchet, interpretatie van <strong>de</strong> Korotkofftonen),<br />

afrondingsfouten (u hebt <strong>de</strong> neiging om waar<strong>de</strong>n af te ron<strong>de</strong>n op 0 en 5), on<strong>de</strong>rzoekersbias (u noteert <strong>de</strong><br />

bloeddruk die u graag wilt horen) en het gebruik van een onjuiste manchetmaat.<br />

Een automatische bloeddrukmeter meet altijd op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze, maar met een an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong>. Met <strong>de</strong><br />

oscillometrische metho<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n trillingen in <strong>de</strong> vaatwand gemeten. Het apparaat bepaalt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

arteriële druk (mean arterial pressure) en berekent met een algoritme <strong>de</strong> systolische en diastolische bloeddruk. Er<br />

bestaat nog geen standaardalgoritme; alle fabrikanten gebruiken een verschillen<strong>de</strong> 59. De oscillometrische<br />

metho<strong>de</strong> is min<strong>de</strong>r geschikt voor <strong>de</strong> opsporing van pre-eclampsie door <strong>de</strong> vaatveran<strong>de</strong>ring die bij die<br />

aandoening optre<strong>de</strong>n 60.<br />

Instrumenten<br />

De kwiksfygmomanometer (kwikbloeddrukmeter) wordt beschouwd als <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n standaard voor het meten<br />

van <strong>de</strong> bloeddruk. Kwikbloeddrukmeters mogen echter sinds 2003 in Ne<strong>de</strong>rland om milieure<strong>de</strong>nen niet meer<br />

verhan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n 61. Bent u nog in het bezit van zo’n kwikbloeddrukmeter, dan mag u die wel gebruiken.<br />

On<strong>de</strong>rhoud en reparatie zijn echter niet meer mogelijk, omdat daarbij ook contact met het kwik kan<br />

optre<strong>de</strong>n.<br />

2<br />

3


De aneroï<strong>de</strong> of veermanometer komt het meest overeen met <strong>de</strong> kwiksfygmomanometer. Na<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />

meter is dat <strong>de</strong>ze in betrouwbaarheid achteruit gaat <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> gebruik, zon<strong>de</strong>r dat u dit merkt. Het is<br />

noodzakelijk dat u dit apparaat jaarlijks laat ijken.<br />

Automatische bloeddrukmeters verschillen in werking van <strong>de</strong> handmeters. Zij geven an<strong>de</strong>re, meestal lagere<br />

waar<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> handbloeddrukmeters. Er is een beperkt aantal automatische meters gevali<strong>de</strong>erd voor<br />

zwangere vrouwen. De lagere waar<strong>de</strong>n blijven dan binnen <strong>de</strong> criteria van <strong>de</strong> European Society of<br />

Hypertension (EHS).<br />

Bloeddrukmeters die gevali<strong>de</strong>erd zijn volgens <strong>de</strong> criteria van <strong>de</strong> EHS kunt u vin<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> website van DABL<br />

Educational trust: www.dableducational.org/sphygmomanometers.html.<br />

De International Society for the Study of Hypertension in Pregnancy’ (ISSHP), heeft internationale afspraken<br />

vastgelegd voor het meten van <strong>de</strong> bloeddruk. Daaron<strong>de</strong>r vallen aanbevelingen voor <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> vrouw<br />

<strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bloeddrukmeting, <strong>de</strong> meetapparatuur en <strong>de</strong> meetmetho<strong>de</strong> 2. In <strong>de</strong>ze standaard nemen we die<br />

aanbevelingen over.<br />

Aanbevelingen<br />

Meet <strong>de</strong> bloeddruk op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong> wijze.<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk met een gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> handbloeddrukmeter en laat <strong>de</strong>ze jaarlijks ijken. Hypertensie<br />

kan uitsluitend met een handmeter gediagnosticeerd wor<strong>de</strong>n.<br />

• Gebruikt u een gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> automatische bloeddrukmeter, meet dan <strong>de</strong> bloeddruk opnieuw met een<br />

handmeter vanaf een waar<strong>de</strong> van ≥ 130 en/of 80.<br />

• Gebruik bij een armomtrek van maximaal 33 cm een luchtzak van tenminste 12x26 cm en bij een<br />

armomtrek tot 50 cm een van tenminste 12x40 cm.<br />

• Meet <strong>de</strong> eerste keer <strong>de</strong> bloeddruk aan bei<strong>de</strong> armen. Is het verschil < 10 mmHg, meet dan voortaan <strong>de</strong><br />

bloeddruk aan <strong>de</strong> rechterarm. Is het verschil ≥ 10mmHg, meet dan voortaan aan <strong>de</strong> arm met <strong>de</strong> hoogste<br />

waar<strong>de</strong>.<br />

• Zorg dat <strong>de</strong> vrouw al twee tot drie minuten rustig rechtop zit met bei<strong>de</strong> voeten op <strong>de</strong> grond.<br />

• Laat <strong>de</strong> arm op een tafel steunen en plaats <strong>de</strong> manchet ter hoogte van het hart op <strong>de</strong> blote arm. Plaats <strong>de</strong><br />

manchet 2-3 cm boven <strong>de</strong> elleboogsplooi, zodat er ruimte is voor een goe<strong>de</strong> stethoscoop.<br />

• Pomp op tot 20-30 mmHg boven <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> waarop u <strong>de</strong> pols niet meer voelt.<br />

• Laat <strong>de</strong> ballon leeglopen met een snelheid van ongeveer 2 mmHg per secon<strong>de</strong>.<br />

• Bepaal <strong>de</strong> diastolische bloeddruk met Korotkoff 5 (tonen verdwijnen). Gebruik Korotkoff 4 (ruisen)<br />

alleen als K5 er niet is.<br />

• Noteer <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n waar<strong>de</strong> op 2 mmHg nauwkeurig.<br />

3.2 Proteïnuriebepaling<br />

Voor <strong>de</strong> diagnose pre-eclampsie moet u bij een zwangere met een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk proteïnurie<br />

vaststellen. Volgens <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie is er sprake van proteïnurie bij meer dan 300 mg eiwitverlies in 24 uur.<br />

U kunt proteïnurie op drie manieren bepalen:<br />

• eiwitbepaling in één portie urine met een dipstick. U leest <strong>de</strong> uitkomst zelf of laat dat automatisch doen<br />

door een apparaat;<br />

• u bepaalt <strong>de</strong> eiwit-kreatinine ratio (EKR) in één portie urine;<br />

• u bepaalt het eiwitgehalte in urine die geduren<strong>de</strong> 24 uur is verzameld. Dit is <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n standaard 15.<br />

21


De diverse metho<strong>de</strong>n zijn met elkaar vergeleken om te bepalen welke <strong>de</strong> beste testeigenschappen heeft.<br />

Daarbij is gelet op <strong>de</strong> sensitiviteit, specificiteit en <strong>de</strong> positieve en negatieve voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>.<br />

De testcriteria toegelicht<br />

De sensitiviteit van bijvoorbeeld <strong>de</strong> dipsticktest is <strong>de</strong> kans dat <strong>de</strong> dipstick een positieve uitslag geeft bij<br />

zwangeren die proteïnurie hebben. De specificiteit is <strong>de</strong> kans dat <strong>de</strong> dipstick een negatieve uitslag geeft bij<br />

zwangeren die geen proteïnurie hebben. Bei<strong>de</strong> kansen wor<strong>de</strong>n uitgedrukt als percentages.<br />

De i<strong>de</strong>ale test is 100% sensitief en 100% specifiek: <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n standaard. Zulke testen zijn er bijna niet.<br />

Wanneer een test een hoge sensitiviteit heeft, heeft hij meestal een lagere specificiteit. En omgekeerd: een<br />

hoge specificiteit gaat meestal gepaard met een lagere sensitiviteit. In <strong>de</strong> geneeskun<strong>de</strong> wordt een test waarvan<br />

<strong>de</strong> sensitiviteit en <strong>de</strong> specificiteit boven <strong>de</strong> 90% liggen als een heel goe<strong>de</strong> test beschouwd.<br />

Het hangt van <strong>de</strong> situatie af wat wenselijk is. Wanneer u zoveel mogelijk vrouwen wilt selecteren die echt<br />

proteïnurie hebben en u het niet zo erg vindt als sommige vrouwen ten onrechte positief (met proteïnurie)<br />

wor<strong>de</strong>n geï<strong>de</strong>ntificeerd, dan is een hoge sensitiviteit wenselijker dan een hoge specificiteit.<br />

De voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van een test geeft aan in hoeverre het resultaat op <strong>de</strong> test <strong>de</strong> kans op <strong>de</strong> ziekte, in<br />

dit geval proteïnurie, verhoogt of verlaagt.<br />

Als <strong>de</strong> positief voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van een test 95% is, betekent dit dat 95 van <strong>de</strong> 100 on<strong>de</strong>rzochten met<br />

een positieve uitslag op <strong>de</strong> test <strong>de</strong> ziekte ook echt hebben. Vijf van <strong>de</strong> 100 on<strong>de</strong>rzochten met een positieve<br />

uitslag hebben <strong>de</strong> ziekte niet.<br />

Een negatieve voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van 95% houdt in dat 95 van <strong>de</strong> 100 on<strong>de</strong>rzochten met een negatieve<br />

uitslag <strong>de</strong> ziekte echt niet hebben. De an<strong>de</strong>re vijf met een negatieve uitslag hebben <strong>de</strong> ziekte dus wel.<br />

I<strong>de</strong>aliter bena<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> positieve en negatieve voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>de</strong> 100%, maar in <strong>de</strong> praktijk komt dit<br />

bijna niet voor.<br />

Dipstick<br />

Met <strong>de</strong> dipstick bepaalt u in een portie urine hoeveel eiwit er in zit. Het resultaat leest u zelf af of u laat dat<br />

automatisch door een apparaat doen. De drempelwaar<strong>de</strong> varieert van 1+ (≥ 30 mg/dl) tot 4+.<br />

De visueel afgelezen dipstick van <strong>de</strong> firma Bayer is geen betrouwbare test. Een systematische review vindt<br />

een specificiteit van 84% en een sensitiviteit 55% 62. De positieve en negatieve voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

(Bayer) dipstick van studies on<strong>de</strong>r zwangeren zon<strong>de</strong>r complicaties en zwangeren met hypertensie zijn<br />

respectievelijk 72% (53-86%) en 30% (23-40%), waarbij er sprake is van significante heterogeniteit 62.<br />

Voor het gebruik van <strong>de</strong> visuele dipstick als screener is een hoge sensitiviteit wenselijk. De sensitiviteit van <strong>de</strong><br />

dipstick laat dui<strong>de</strong>lijk te wensen over. Als <strong>de</strong> sensitiviteit 55% is, wil dat zeggen dat van <strong>de</strong> 100 zwangeren<br />

met proteïnurie <strong>de</strong> test er 55 vindt. Deze 55 vrouwen wor<strong>de</strong>n terecht verwezen. Maar het betekent ook dat er<br />

45 vrouwen met proteïnurie door <strong>de</strong> test gemist wor<strong>de</strong>n. Deze 45 vrouwen wor<strong>de</strong>n ten onrechte niet<br />

verwezen! De specificiteit is met 84% een stuk beter. Van <strong>de</strong> 100 vrouwen zon<strong>de</strong>r proteïnurie vindt <strong>de</strong> test er<br />

84. Zestien vrouwen krijgen toch een positieve uitslag en wor<strong>de</strong>n ten onrechte verwezen.<br />

De automatisch afgelezen dipstick heeft een betere sensitiviteit (82%) en een bijna even goe<strong>de</strong> specificiteit<br />

(81%) als <strong>de</strong> visueel afgelezen dipstick, zo blijkt uit een studie on<strong>de</strong>r 171 zwangeren met hypertensie 62.<br />

Proteïnurie zon<strong>de</strong>r hypertensie komt nauwelijks voor. Test u vroeg in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> routinematig op<br />

proteïnurie, dan heeft dat geen toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> voorspelling van pre-eclampsie later in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> 63.<br />

22


Eiwit/kreatinine ratio (EKR)<br />

De eiwit/kreatinine ratio (EKR) is een laboratoriumbepaling, waarbij <strong>de</strong> verhouding wordt berekend tussen<br />

<strong>de</strong> hoeveelheid eiwit en kreatinine in een portie urine. Het voor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze bepaling is dat <strong>de</strong>ze corrigeert<br />

voor <strong>de</strong> mate van concentratie van <strong>de</strong> urine. De EKR wordt op verschillen<strong>de</strong> manieren uitgedrukt. In<br />

Ne<strong>de</strong>rland wordt <strong>de</strong> EKR meestal uitgedrukt in mg/mmol. Een EKR van 30 mg/mmol komt overeen met<br />

300 mg eiwitverlies in 24-uurs urine.<br />

De sensitiviteit van <strong>de</strong> Eiwit-Kreatinine Ratio is met 84% een stuk beter dan die van <strong>de</strong> visueel afgelezen<br />

Bayer dipstick en ongeveer gelijk aan <strong>de</strong> automatisch afgelezen dipstick. De specificiteit is 81%. De relatief<br />

hoge sensitiviteit van <strong>de</strong> EKR-bepaling maakt <strong>de</strong>ze net zo geschikt voor een eerste screening op proteïnurie<br />

als <strong>de</strong> automatisch afgelezen dipstick 64;65. Er zijn ook dipsticks op <strong>de</strong> markt die <strong>de</strong> EKR bepalen. De<br />

testeigenschappen van <strong>de</strong>ze dipsticks zijn niet veel beter dan die van <strong>de</strong> Bayer dipstick 62.<br />

Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> sensitiviteit en specificiteit van een EKR-bepaling in urine die geduren<strong>de</strong> vier uur<br />

verzameld is, geeft geen betere resultaten 66.<br />

24-uursbepaling<br />

Er bestaat internationale consensus dat <strong>de</strong> bepaling van proteïnurie in urine die geduren<strong>de</strong> 24 uur is<br />

verzameld, <strong>de</strong> meest betrouwbare metho<strong>de</strong> is om proteïnurie vast te stellen. Dat noemen we <strong>de</strong> ‘gou<strong>de</strong>n<br />

standaard’ (ISSHP) 15.<br />

Als afkappunt geldt 300 mg proteïne. Zowel <strong>de</strong> automatische afgelezen dipstick als <strong>de</strong> EKR-bepaling hebben,<br />

afgezet tegen <strong>de</strong> 24-uursbepaling, slechtere testeigenschappen en kunnen <strong>de</strong>ze niet vervangen.<br />

Conclusies Studie Niveau<br />

De sensitiviteit van <strong>de</strong> visueel afgelezen<br />

Bayer dipstick is 55%, <strong>de</strong> specificiteit is 84%.<br />

A1 Waugh, 200462 1<br />

Voor <strong>de</strong> bepaling of een zwangere met<br />

hypertensie naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn moet wor<strong>de</strong>n<br />

verwezen, is <strong>de</strong> 55% sensitiviteit van <strong>de</strong><br />

visueel afgelezen dipstick onvoldoen<strong>de</strong>.<br />

D <strong>de</strong> werkgroep 4<br />

De sensitiviteit van <strong>de</strong> automatisch afgelezen<br />

dipstick is 82%, <strong>de</strong> specificiteit is 81%.<br />

C Waugh, 200462 3<br />

De gepool<strong>de</strong> sensitiviteit van <strong>de</strong> EKRbepaling<br />

is 84%, <strong>de</strong> gepool<strong>de</strong> specificiteit is<br />

76% .<br />

A Coté, 200865 1<br />

De nauwkeurigheid van <strong>de</strong> EKR-bepaling A Papanna, 2008<br />

om proteïnurie vast te stellen is min<strong>de</strong>r goed<br />

dan <strong>de</strong> 24-uursbepaling.<br />

64, Coté,<br />

200865 1<br />

Een dipstick om <strong>de</strong> EKR te bepalen heeft<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> testeigenschappen als <strong>de</strong> dipstick<br />

voor proteïnurie en verbetert <strong>de</strong> opsporing<br />

van proteïnurie niet.<br />

C Waugh, 200462 3<br />

Er is internationale consensus dat het D <strong>de</strong> werkgroep;<br />

bepalen van <strong>de</strong> hoeveelheid proteïne in urine<br />

die geduren<strong>de</strong> 24 uur verzameld is, <strong>de</strong> meest<br />

betrouwbare metho<strong>de</strong> is om proteïnurie vast<br />

te stellen.<br />

ISSHP15 4<br />

In een laagrisicopopulatie krijgen 24 C Murray, 200267 3<br />

23


zwangeren (3% van <strong>de</strong> 867) pre-eclampsie: 6<br />

had<strong>de</strong>n proteïnurie (dipstick ≥ 1+) voor <strong>de</strong><br />

bloeddruk steeg; 6 had<strong>de</strong>n proteïnurie op<br />

hetzelf<strong>de</strong> moment dat <strong>de</strong> bloeddruk steeg en<br />

bij 12 werd proteïnurie na het stijgen van <strong>de</strong><br />

bloeddruk geconstateerd.<br />

Routinematig testen op proteïnurie vroeg in<br />

<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> heeft geen waar<strong>de</strong> voor het<br />

voorspellen van pre-eclampsie later in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>.<br />

24<br />

B Alto, 2005 63 2<br />

Overige overwegingen<br />

Het voor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> dipstick is dat <strong>de</strong> uitslag meteen bekend is en u als verloskundige direct uw beleid daarop<br />

af kunt stemmen. Daarnaast hoeft <strong>de</strong> zwangere maar eenmalig een kleine portie urine te verzamelen.<br />

In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse eerstelijns verloskundige praktijk wordt <strong>de</strong> urine meestal niet gestickt met <strong>de</strong> Bayer<br />

dipstick. Volgens distributeur Vermeulen wordt een in China geproduceer<strong>de</strong> dipstick, <strong>de</strong> Ultimed, het meest<br />

afgenomen (persoonlijke communicatie). De Ultimed is aanzienlijk goedkoper dan <strong>de</strong> Bayer dipstick. De<br />

testeigenschappen van <strong>de</strong> Ultimed zijn echter onbekend. Het literatuuron<strong>de</strong>rzoek levert geen studies op met<br />

<strong>de</strong>ze dipstick. Bij <strong>de</strong> distributeur zijn <strong>de</strong> testeigenschappen van <strong>de</strong> Ultimed eveneens onbekend.<br />

De NICE richtlijn ‘Hypertension in pregnancy’ uit Groot Brittannië beveelt <strong>de</strong> automatisch afgelezen<br />

dipstick aan voor het bepalen van proteïnurie 10, gebaseerd op het bovengenoem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek van Waugh 62.<br />

De EKR-bepaling wordt momenteel vooral in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>lijns zorg ingezet. De testuitslag is na ongeveer één<br />

tot twee uur bekend. Voor <strong>de</strong> EKR-bepaling moet i<strong>de</strong>aliter 24 uur urine verzameld wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> praktijk<br />

wordt <strong>de</strong> bepaling vaak op één portie urine gedaan. De urine moet naar het laboratorium gebracht wor<strong>de</strong>n.<br />

De 24-uurs bepaling heeft een aantal praktische bezwaren. De procedure kost veel tijd, die er niet altijd is.<br />

Voor een nauwkeurige meting mag er geen portie urine verloren gaan, wat in <strong>de</strong> praktijk toch vaak gebeurt.<br />

Tenslotte moet <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> urine naar een laboratorium gebracht wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij het bepalen van beleid moet u er rekening mee hou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> stijging van <strong>de</strong> bloeddruk niet altijd meteen<br />

gepaard gaat met een stijging van <strong>de</strong> hoeveelheid eiwit in <strong>de</strong> urine 67. Soms duurt het even voordat <strong>de</strong><br />

proteïnurie meetbaar is. Vindt u bij een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk geen proteïnurie, dan kan dat na een dag of een<br />

paar dagen wel het geval zijn.<br />

Aanbevelingen<br />

• Stel proteïnurie vast door proteïne te bepalen in urine die geduren<strong>de</strong> 24 uur verzameld is.<br />

• Hebt u onvoldoen<strong>de</strong> tijd om een 24-uursbepaling uit te voeren, bepaal dan proteïnurie met een<br />

automatische dipstickaflezer in <strong>de</strong> eigen praktijk of een EKR in het laboratorium.<br />

• Screen zwangeren zon<strong>de</strong>r hypertensie niet op proteïnurie.<br />

• Wees ook alert op (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom bij <strong>zwangerschap</strong>shypertensie in<br />

afwezigheid van proteïnurie.


3.3 Lichamelijke klachten en verschijnselen<br />

On<strong>de</strong>rzoek naar lichamelijke klachten bij zwangeren met hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> is schaars. Zwangeren<br />

met hypertensie rapporteren meestal geen lichamelijke klachten, maar ook zwangeren met pre-eclampsie<br />

kunnen klachtenvrij zijn 5. Ernstige pre-eclampsie en eclampsie kunnen wel met klachten gepaard gaan, vooral<br />

hoofdpijn en visusklachten. Buikpijn en misselijkheid en braken komen min<strong>de</strong>r vaak voor 21;68. Toch<br />

rapporteert 20-40% van <strong>de</strong> vrouwen voorafgaand aan een eclamptisch consult geen klachten 9. Het<br />

omgekeer<strong>de</strong> komt ook voor. Sommige zwangeren rapporteren wel lichamelijke klachten, passend bij een<br />

hypertensieve aandoening zon<strong>de</strong>r dat er bij hen sprake is van hypertensie en/of proteïnurie 69.<br />

De klachten die vrouwen rapporteren zijn terug te voeren op endotheelscha<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gevolgen daarvan (zoals<br />

lever- en nierfunctiestoornissen):<br />

• hoofdpijn (erger wor<strong>de</strong>nd, pijnstillers helpen niet);<br />

• pijn in rechter bovenbuik of tussen <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rbla<strong>de</strong>n;<br />

• misselijkheid en/of braken;<br />

• visusklachten (dubbelzien, sterretjes, flitsen, wazig zien);<br />

• plotseling oe<strong>de</strong>em in vingers, tenen, gezicht;<br />

• tintelingen in vingers.<br />

Oe<strong>de</strong>em is geen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd symptoom. Bij 30% van <strong>de</strong> normotensieve zwangeren komt oe<strong>de</strong>em van het<br />

gezicht en <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n voor 48. Van <strong>de</strong> vrouwen met eclampsie had ongeveer 40% geen oe<strong>de</strong>em voor <strong>de</strong> eerste<br />

convulsie 48. Toch stelt <strong>de</strong> ISSHP-<strong>de</strong>finitie dat bij het plotseling ontstaan van oe<strong>de</strong>em, vooral in het gezicht,<br />

voorzichtigheid gebo<strong>de</strong>n is 2.<br />

Een an<strong>de</strong>r veelvoorkomend verschijnsel is hyperreflexie. Dit treedt op bij ongeveer 80% van <strong>de</strong> vrouwen die<br />

eclampsie krijgen 70.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Pre-eclampsie gaat meestal niet gepaard met<br />

lichamelijke klachten.<br />

C Knuist, 19985 3<br />

60% van <strong>de</strong> vrouwen met (pre-)eclampsie die<br />

in het ziekenhuis wor<strong>de</strong>n opgenomen, heeft<br />

hoofdpijn, buikpijn of problemen met zien.<br />

C Zwart, 20089 3<br />

Voorafgaand aan eclampsie komen C Zwart, 2008<br />

lichamelijke klachten en verschijnselen in<br />

wisselen<strong>de</strong> mate voor. Hoofdpijn en<br />

visusklachten zijn <strong>de</strong> meest voorkomen<strong>de</strong><br />

klachten.<br />

9,<br />

Matthys, 200468, Chames, 200221 3<br />

Overige overwegingen<br />

Ernstige vormen van pre-eclampsie hebben soms een zeer snel beloop. Lichamelijke klachten kunnen het<br />

eerste signaal zijn, nog voordat u hypertensie hebt vastgesteld. Het is essentieel voor tijdige verwijzing en<br />

behan<strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> zwangere <strong>de</strong>ze klachten bij zichzelf herkent. Dit kan levensred<strong>de</strong>nd zijn. Geef daarom<br />

dui<strong>de</strong>lijke voorlichting over verschijnselen waarmee een hypertensieve aandoening gepaard kan gaan. Zo kan<br />

voorkomen wor<strong>de</strong>n dat zwangeren te laat contact met u opnemen 1;9.<br />

Volgens <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> werkgroep geven zwangeren in <strong>de</strong> praktijk ‘algehele malaise’ of een ‘grieperig gevoel<br />

zon<strong>de</strong>r koorts’ ook als klacht aan bij hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>.<br />

Een vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> beweeglijkheid van <strong>de</strong> foetus kan dui<strong>de</strong>n op een slechtere conditie van het kind door<br />

placenta-insufficiëntie bij hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>. ‘Min<strong>de</strong>r leven voelen’ is echter niet per se gerelateerd<br />

25


aan het bestaan van een hypertensieve aandoening. Uit een on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r zwangeren met of zon<strong>de</strong>r<br />

hypertensie blijkt dat kin<strong>de</strong>ren van vrouwen met hypertensie aan het begin van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> trimester min<strong>de</strong>r<br />

beweeglijk zijn dan die van zwangeren zon<strong>de</strong>r hypertensie 71. Rond <strong>de</strong> à terme datum zijn <strong>de</strong> foetussen van<br />

zwangeren met hypertensie juist beweeglijker. Opvallend is dat foetussen van zwangeren met chronische<br />

hypertensie even beweeglijk zijn als die van <strong>de</strong> zwangeren zon<strong>de</strong>r hypertensie 71. Vraag daarom ook standaard<br />

bij ie<strong>de</strong>r consult naar <strong>de</strong> beweeglijkheid van het kind, of het nu om (een vermoe<strong>de</strong>n van) hypertensie gaat of<br />

niet.<br />

In samenwerking met <strong>de</strong> NVOG en <strong>de</strong> <strong>KNOV</strong> heeft <strong>de</strong> patiëntenvereniging ‘Stichting HELLP-syndroom’<br />

een memoblokje ontwikkeld, waarin <strong>de</strong> meest voorkomen<strong>de</strong> klachten staan. Het blokje spoort zwangeren aan<br />

om contact op te nemen met <strong>de</strong> verloskundige wanneer een of meer van die klachten zich voordoen. Dit<br />

memoblokje kunt u heel goed gebruiken bij uw voorlichting.<br />

Aanbevelingen<br />

• Vraag bij een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk routinematig naar hoofdpijn, pijn in <strong>de</strong> bovenbuik of tussen <strong>de</strong><br />

schou<strong>de</strong>rbla<strong>de</strong>n, visusklachten, oe<strong>de</strong>em, misselijkheid, braken. Vraag eventueel ook naar een gevoel van<br />

algehele malaise of een grieperig gevoel zon<strong>de</strong>r koorts.<br />

• Geef voorlichting aan alle zwangeren rond <strong>de</strong> 23-26 weken over <strong>de</strong> lichamelijke klachten en<br />

verschijnselen die zich kunnen voordoen bij hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>. Dit kunt u doen aan <strong>de</strong> hand<br />

van het HELLP-memoblokje.<br />

• Instrueer zwangeren met een bloeddruk ≥ 130/85 mmHg bij welke lichamelijke klachten en<br />

verschijnselen zij alert moeten zijn en direct contact moeten opnemen.<br />

• Wees ook alert op (pre-)eclampsie of HELLP-syndroom bij een <strong>zwangerschap</strong>shypertensie zon<strong>de</strong>r<br />

lichamelijke klachten.<br />

3.4 Bloeddruk, proteïnurie en lichamelijke klachten als voorspellers van complicaties<br />

Belangrijk bij alle bovenstaan<strong>de</strong> diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> vraag wat <strong>de</strong> voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is van<br />

<strong>de</strong> bloeddruk, proteïnurie of lichamelijke klachten voor het optre<strong>de</strong>n van complicaties.<br />

Bloeddruk als voorspeller van complicaties<br />

Een kwart tot bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> vrouwen met <strong>zwangerschap</strong>shypertensie krijgt pre-eclampsie 7;27;28.<br />

Overigens wordt bij eclampsie en HELLP regelmatig pas achteraf hypertensie vastgesteld, omdat het<br />

ziektebeeld zich zo snel ontwikkelt.<br />

In een laagrisico populatie blijkt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> arteriële bloeddruk in het eerste en twee<strong>de</strong> trimester een<br />

betere voorspeller te zijn van pre-eclampsie later in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> dan <strong>de</strong> diastolische of systolische<br />

bloeddruk alleen 6. Volgens on<strong>de</strong>rzoekers is voor een ziekte als pre-eclampsie met een relatief lage prevalentie<br />

<strong>de</strong> voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> toch te laag 6.<br />

Er werd altijd vanuit gegaan dat een forse stijging van <strong>de</strong> bloeddruk (SBD ≥ 30 en DBD ≥ 15 mmHg) ook<br />

een voorteken van pre-eclampsie is. Deze bloeddrukstijging was vroeger ook opgenomen in <strong>de</strong>finities van<br />

pre-eclampsie 72;73. Een relatief grote bloeddrukstijging komt weliswaar bijna drie keer vaker voor bij vrouwen<br />

die later pre-eclampsie krijgen, maar is toch geen goe<strong>de</strong> voorspeller van pre-eclampsie 48. Ook bij zwangeren<br />

die tot na <strong>de</strong> bevalling normotensief blijven, komt een <strong>de</strong>rgelijke stijging voor. Blijft <strong>de</strong> bloeddruk ondanks <strong>de</strong><br />

stijging on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 140/90 mmHg, dan leidt dit niet tot complicaties 72. Dit laatste geldt alleen bij afwezigheid<br />

van proteïnurie en pre-eclamptische klachten.<br />

26


Over het algemeen geldt: hoe vroeger in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> <strong>de</strong> bloeddruk stijgt, hoe groter <strong>de</strong> kans op preeclampsie<br />

27;28. Stijgt <strong>de</strong> bloeddruk al voor <strong>de</strong> 30 weken, dan is <strong>de</strong> kans dat zich pre-eclampsie ontwikkelt 42-<br />

52% 27;28. Na 36 weken is die kans teruggelopen tot 10% 28.<br />

Hoe later <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>shypertensie zich manifesteert, <strong>de</strong>s te sneller wordt <strong>de</strong> pre-eclampsie dui<strong>de</strong>lijk 28.<br />

Voor <strong>de</strong> 32e week zit er gemid<strong>de</strong>ld een maand tussen <strong>de</strong> constatering van hypertensie en het tijdstip waarop<br />

<strong>de</strong> pre-eclampsie zich manifesteert. Na <strong>de</strong> 36e week zit tussen <strong>de</strong> vaststelling van hypertensie en preeclampsie<br />

nog maar zes dagen 28.<br />

Proteïnurie als voorspeller van complicaties<br />

De aanwezigheid van eiwit in <strong>de</strong> urine duidt op verergering van <strong>de</strong> hypertensieve aandoening. De kans op<br />

complicaties bij hypertensie met proteïnurie is groter dan bij alleen <strong>zwangerschap</strong>shypertensie 7;27;72 .<br />

Proteïnurie is een voorwaar<strong>de</strong> voor het stellen van <strong>de</strong> diagnose pre-eclampsie. Toch kan proteïnurie niet<br />

vastgesteld wor<strong>de</strong>n bij 10-15% van <strong>de</strong> zwangeren met HELLP en bij bijna 40% van <strong>de</strong> zwangeren met<br />

eclampsie. Dat kan liggen aan onbetrouwbare diagnostiek (dipstick). Soms ook loopt <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />

proteïnurie niet altijd parallel aan <strong>de</strong> ontwikkeling van hypertensie 67.<br />

Lichamelijke klachten als voorspellers van complicaties<br />

Het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> zwangeren met hypertensie of pre-eclampsie heeft geen lichamelijke klachten. Zelfs<br />

wanneer <strong>de</strong> pre-eclampsie verergert of eclampsie ontstaat, rapporteert 20-40% van <strong>de</strong> vrouwen geen<br />

klachten 9. Zwangeren met het HELLP-syndroom die klachten hebben, ontwikkelen vaker eclampsie, maar<br />

lang niet altijd 74.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

De bloeddruk alleen is geen goe<strong>de</strong><br />

A Cnossen, 2008<br />

voorspeller van<br />

(pre-)eclampsie.<br />

6<br />

C Zhang, 20017 1<br />

De combinatie van hypertensie met C Zhang, 2001<br />

proteïnurie resulteert in een grotere kans op<br />

slechte maternale en foetale uitkomsten dan<br />

alleen <strong>zwangerschap</strong>shypertensie.<br />

7; Knuist,<br />

19985; North, 199972; Barton, 200127 3<br />

Hoe vroeger <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>shypertensie C Saudan, 1998<br />

zich manifesteert, hoe groter <strong>de</strong> kans dat <strong>de</strong><br />

vrouw pre-eclampsie ontwikkelt.<br />

28, Barton,<br />

200127 3<br />

De ontwikkeling van hypertensie naar preeclampsie<br />

verloopt sneller naarmate <strong>de</strong><br />

bloeddruk later in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> stijgt.<br />

C Saudan, 199828 3<br />

Hypertensie en/of proteïnurie zijn afwezig<br />

bij 10-15% van <strong>de</strong> zwangeren met het<br />

HELLP-syndroom en bij 38% van <strong>de</strong><br />

zwangeren met eclampsie.<br />

D Airoldi, 200769 3<br />

Van <strong>de</strong> zwangeren die met ernstige preeclampsie<br />

of eclampsie wor<strong>de</strong>n opgenomen,<br />

rapporteert 20-40% geen klachten.<br />

C Zwart, 20089 3<br />

Overige overwegingen<br />

Er is nauwelijks on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar het on<strong>de</strong>rlinge verband van <strong>de</strong> bloeddruk, proteïnurie en lichamelijke<br />

klachten bij het ontstaan van (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom. Ook ontbreekt on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

gezamenlijke voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze drie factoren.<br />

27


Hoewel het aannemelijk is dat <strong>de</strong> voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van meer<strong>de</strong>re factoren beter zal zijn dan van <strong>de</strong><br />

afzon<strong>de</strong>rlijke factoren, kunnen er ook an<strong>de</strong>re, nog onbeken<strong>de</strong>, factoren zijn die een nog betere voorspellen<strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> hebben. Veel is nog onbekend. Zo zal ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek gedaan moeten wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> wijze waarop<br />

hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> precies ontstaan, waarom <strong>de</strong> hypertensie bij sommige zwangeren wel ontaardt in<br />

(pre)eclampsie en bij an<strong>de</strong>ren niet en welke rol bepaal<strong>de</strong> risicofactoren spelen.<br />

Aanbevelingen<br />

• Beoor<strong>de</strong>el <strong>de</strong> bloeddruk op basis van <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong>, in relatie tot <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>stermijn en in<br />

relatie tot het verloop van <strong>de</strong> bloeddruk bij <strong>de</strong>ze zwangere tot nu toe.<br />

• Beoor<strong>de</strong>el <strong>de</strong> kans van een zwangere op het ontwikkelen van (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom<br />

op basis van <strong>de</strong> bloeddruk, proteïnurie en lichamelijke klachten.<br />

28


4 Risicofactoren<br />

Vraagstelling<br />

• Welke factoren verhogen of verlagen het risico op een hypertensieve aandoening in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>?<br />

4.1 Risicoverhogen<strong>de</strong> factoren<br />

Het literatuuron<strong>de</strong>rzoek brengt verschillen<strong>de</strong> factoren naar voren die het risico op een hypertensieve<br />

aandoening <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> of vlak na <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> verhogen. Hieron<strong>de</strong>r maken we on<strong>de</strong>rscheid tussen<br />

anamnestische factoren en factoren <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

Anamnestische factoren<br />

Nulliparae<br />

Vergeleken met multiparae hebben nulliparae op zich al een bijna drie keer zo grote kans om pre-eclampsie te<br />

krijgen 75. Nulliparae uit Suriname of <strong>de</strong> Antillen hebben een 2,4 keer zo hoge kans op pre-eclampsie en<br />

eclampsie vergeleken met Ne<strong>de</strong>rlandse vrouwen 9,19.<br />

Multiparae<br />

Voor multiparae is het grootste risico <strong>de</strong> kans op herhaling wanneer zij eer<strong>de</strong>r een hypertensieve aandoening<br />

rondom <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> hebben doorgemaakt. Het risico op herhaling van <strong>zwangerschap</strong>shypertensie<br />

varieert in diverse studies van 16-47% 10;75.<br />

Wanneer <strong>de</strong> eerste <strong>zwangerschap</strong> is gecompliceerd door pre-eclampsie, hebben vrouwen een zeven keer zo<br />

hoge kans op pre-eclampsie in hun volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 75. De kans op herhaling van pre-eclampsie<br />

varieert van 0-16% 10;75. Wanneer <strong>de</strong> hypertensieve aandoening zich al voor <strong>de</strong> 34e week manifesteert, is <strong>de</strong><br />

kans dat dit in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> weer gebeurt, bijna 8% 76. Gelukkig is het dan meestal min<strong>de</strong>r<br />

ernstig 17;77.<br />

Daarnaast geldt voor multiparae dat een lange perio<strong>de</strong> (vijf jaar of meer) tussen twee <strong>zwangerschap</strong>pen het<br />

risico op pre-eclampsie vergroot 75;78. Bedraagt <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> tien jaar of meer, dan is het risico op preeclampsie<br />

gelijk aan dat van een nullipara 75.<br />

Alle zwangeren<br />

Risicofactoren voor alle zwangeren zijn:<br />

• pre-eclampsie in <strong>de</strong> familie 75;<br />

• <strong>de</strong> zwangere of <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van het kind is zelf geboren uit een <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie 78;<br />

• een Body Mass In<strong>de</strong>x > 35 voor of aan het begin van <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 75;<br />

• het verrichten van werk waarbij <strong>de</strong> zwangere veel moet tillen of staan 79;<br />

• leeftijd >40 jaar 75;<br />

• partner van een an<strong>de</strong>re etnische afkomst dan <strong>de</strong> zwangere 80.<br />

Etniciteit is ook een risicofactor. Vrouwen uit Sub-Sahara Afrika, bijvoorbeeld Ghana, hebben zelfs een zes<br />

keer zo hoge kans op eclampsie 9. Naast etniciteit spelen waarschijnlijk ook an<strong>de</strong>re risicofactoren (zoals hoge<br />

BMI) een rol 19. Ook kunnen <strong>de</strong>ze zwangeren niet bekend zijn met het Ne<strong>de</strong>rlandse gezondheidszorg systeem<br />

en meer taalproblemen hebben 9.<br />

29


Factoren <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

Infecties<br />

Een infectie van het tandvlees of een urineweginfectie voor en <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> zijn min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong>,<br />

maar wel belangrijke risicoverhogen<strong>de</strong> factoren. Dit blijkt uit een systematische review 81. In een Ne<strong>de</strong>rlands<br />

on<strong>de</strong>rzoek wordt bij 82% van <strong>de</strong> vrouwen die vroeg (voor 34 weken) pre-eclampsie krijgen een ernstige<br />

peridontale infectie geconstateerd tegenover 37% van <strong>de</strong> vrouwen met een ongecompliceer<strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> 82.<br />

De bloeddruk<br />

De bloeddruk is in meer<strong>de</strong>re opzichten een risicofactor. Wanneer <strong>de</strong> systolische en diastolische bloeddruk al<br />

voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> zijn verhoogd (> 130/78 mmHg), hebben zwangere vrouwen een zes tot zeven keer<br />

zo hoge kans op pre-eclampsie in vergelijking met vrouwen die dan een relatief lage bloeddruk (< 111/64<br />

mmHg) hebben 83. Dit geldt voor zowel nulliparae als multiparae.<br />

Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>de</strong> bloeddruk in het eerste trimester. Is <strong>de</strong>ze dan al relatief hoog (≥ 130/80 mmHg), dan<br />

bestaat er ook een verhoog<strong>de</strong> kans op pre-eclampsie later in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 5;75.<br />

Is er geen ‘midpregnancy drop’, dan is dat een afwijking van het fysiologisch verloop. U kunt dat eveneens als<br />

een risicofactor beschouwen. Hoe eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bloeddruk in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> trimester stijgt, hoe groter <strong>de</strong> kans is dat<br />

<strong>de</strong> vrouw pre-eclampsie ontwikkelt 6;27. Stijgt <strong>de</strong> bloeddruk al voor <strong>de</strong> 30e week, dan is het risico 40%. Na 36<br />

weken is het risico op pre-eclampsie 10% 2;28.<br />

Conclusies Verhoogd<br />

risico<br />

Studies Niveau<br />

De volgen<strong>de</strong> groepen zwangeren hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van<br />

pre-eclampsie:<br />

Nulliparae. + A1 Duckitt, 1<br />

Negroï<strong>de</strong> nulliparae uit Suriname en <strong>de</strong><br />

Antillen.<br />

Zwangeren met pre-eclampsie in hun eerste<br />

<strong>zwangerschap</strong>.<br />

Zwangeren die in het eerste trimester een<br />

bloeddruk > 130/80 mmHg hebben.<br />

Zwangeren die voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> al<br />

een bloeddruk > 130/78 mmHg had<strong>de</strong>n.<br />

Zwangeren die zelf geboren zijn uit een<br />

<strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie, ook al is<br />

<strong>de</strong> eerste <strong>zwangerschap</strong> ongestoord<br />

verlopen.<br />

Zwangere met een partner die is geboren<br />

uit een <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie.<br />

Zwangeren met een BMI > 35 voor <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>.<br />

Zwangeren met een BMI >35 bij het eerste<br />

consult.<br />

30<br />

2005 75<br />

+ C Knuist, 1998 19 3<br />

++ A1 Duckitt 2005 75 1<br />

++ A Duckitt, 2005 75<br />

C Knuist, 1998 43<br />

++ B Magnussen,<br />

2007 83<br />

+<br />

+<br />

++<br />

+<br />

B Skjaerven,<br />

2005 78<br />

A1 Duckitt,<br />

2005 75<br />

1<br />

2<br />

2<br />

1


Zwangeren bij wie pre-eclampsie voorkomt<br />

bij zus of moe<strong>de</strong>r.<br />

+ B Duckitt, 200575 2<br />

Zwangeren die ou<strong>de</strong>r zijn dan 40 jaar. + B Duckitt, 200575 2<br />

Zwangeren met een partner van een an<strong>de</strong>re<br />

etnische afkomst.<br />

+ B Caughey, 200580 2<br />

Zwangeren die in hun werk veel tillen en + A2 Mozurkewich,<br />

staan.<br />

200079 2<br />

Zwangeren die voor of <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

+ A1 Con<strong>de</strong><strong>zwangerschap</strong><br />

een urineweginfectie of een<br />

peridontale infectie doormaken.<br />

Agu<strong>de</strong>lo, 200881 1<br />

Het ontbreken van een ‘midpregnancy drop’ + C Barton, 2001<br />

kan gezien wor<strong>de</strong>n als een risicofactor.<br />

Stijging bloeddruk voor 30 weken ++<br />

Saudan.<br />

27<br />

Saudan, 199828 3<br />

+ = OR of RR ≤ 4.0; ++ = OR of RR > 4.0<br />

4.2 Risicoverlagen<strong>de</strong> factoren<br />

Er zijn ook factoren die het risico op pre-eclampsie vermin<strong>de</strong>ren. Het tijdsinterval tussen <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>pen beïnvloedt het risico op pre-eclampsie meer dan een <strong>zwangerschap</strong> van een nieuwe<br />

partner 75. Een nieuwe <strong>zwangerschap</strong> binnen twee jaar vermin<strong>de</strong>rt het risico op pre-eclampsie met bijna <strong>de</strong><br />

helft (1.83 vs 1.0) 75.<br />

Ook blijkt uit verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken dat roken voor of <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> beschermt tegen preeclampsie<br />

84;85. Waardoor dit nu exact veroorzaakt wordt, is op dit moment nog niet dui<strong>de</strong>lijk.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Een <strong>zwangerschap</strong> binnen twee jaar na <strong>de</strong> C Duckitt,<br />

laatste vermin<strong>de</strong>rt het risico op preeclampsie<br />

met bijna <strong>de</strong> helft, vergeleken met<br />

een perio<strong>de</strong> van meer dan vijf jaar tussen<br />

twee <strong>zwangerschap</strong>pen (RR 1.0 vs1.83).<br />

200575 2<br />

Roken <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> verlaagt het A1 Con<strong>de</strong>risico<br />

op pre-eclampsie met 32-50%. Er is Agu<strong>de</strong>lo, 1999<br />

een dosis-responsrelatie: hoe meer <strong>de</strong> vrouw<br />

rookt, hoe kleiner het risico.<br />

84<br />

A2 England,<br />

200785 1<br />

4.3 Ondui<strong>de</strong>lijke risicofactoren<br />

Sommige factoren lijken vooralsnog geen verband te hebben met het risico op een hypertensieve aandoening<br />

of lei<strong>de</strong>n tot tegenstrijdige on<strong>de</strong>rzoeksresultaten:<br />

• werkstress en/of psychosociale stress 86;<br />

• pilgebruik voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> 83;<br />

• sporten en/of bewegen 3;20;87-89;<br />

• jonge leeftijd: < 20 jaar 83;<br />

• sociaal-economische status/opleiding 4;<br />

• abortus in voorgeschie<strong>de</strong>nis 4;19.<br />

31


Het verband tussen stress en (<strong>zwangerschap</strong>s)hypertensie lijkt voor <strong>de</strong> hand te liggen. Toch wordt dit verband<br />

in studies niet bevestigd 86;90.<br />

Ook over het gebruik van <strong>de</strong> anticonceptiepil zijn <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbevindingen tegenstrijdig. Een prospectieve<br />

studie in Noorwegen vindt dat voor nulli- en multiparae die voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> <strong>de</strong> pil gebruikten <strong>de</strong> kans<br />

op pre-eclampsie <strong>de</strong> helft lager is dan voor vrouwen die nooit of ver voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> <strong>de</strong> pil<br />

gebruikten 83. Deze bevinding is tegenstrijdig met een an<strong>de</strong>re prospectieve studie en is bovendien moeilijk te<br />

verklaren 83.<br />

Voor het risicoverlagen<strong>de</strong> effect van sporten of beweging in <strong>de</strong> vrije tijd wordt geen eenduidig bewijs<br />

gevon<strong>de</strong>n. Drie prospectieve studies vin<strong>de</strong>n geen effect van bewegen en/of sporten in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> op <strong>de</strong> inci<strong>de</strong>ntie van pre-eclampsie en <strong>zwangerschap</strong>shypertensie 3;20;87. Een studie vindt wel een<br />

beschermend effect 88. Beweging in <strong>de</strong> vrije tijd of werken in een niet-zittend beroep verlaagt het risico op preeclampsie.<br />

Het risico op <strong>zwangerschap</strong>shypertensie daarentegen wordt niet verlaagd 88.<br />

Hoewel vrouwen boven <strong>de</strong> 40 een verhoogd risico op pre-eclampsie hebben, geldt niet dat zwangeren on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> 20 jaar een verlaagd risico hebben 83.<br />

In hoeverre het opleidingsniveau of <strong>de</strong> sociaal-economische status een risicofactor is, is eveneens ondui<strong>de</strong>lijk.<br />

Een Ne<strong>de</strong>rlands on<strong>de</strong>rzoek conclu<strong>de</strong>ert dat zwangeren met een laag opleidingsniveau een verhoog<strong>de</strong> kans op<br />

pre-eclampsie hebben 91, maar een an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek vindt geen verband 4.<br />

Ook voor een abortus in <strong>de</strong> voorgeschie<strong>de</strong>nis wor<strong>de</strong>n tegenstrijdige resultaten gevon<strong>de</strong>n. Een Amerikaans<br />

on<strong>de</strong>rzoek vindt wel een verhoogd risico op pre-eclampsie 4, maar een Ne<strong>de</strong>rlands on<strong>de</strong>rzoek niet 19.<br />

Conclusies Studies niveau<br />

Er lijkt geen verband te zijn tussen<br />

A1 Bonzini, 2007<br />

werkstress en/of psychosociale stress en <strong>de</strong><br />

inci<strong>de</strong>ntie van pre-eclampsie en<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie.<br />

90<br />

C Vollebregt, 200886;86 1<br />

Sporten of bewegen in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> B Osterdal, 2009<br />

<strong>zwangerschap</strong> heeft geen effect op <strong>de</strong><br />

inci<strong>de</strong>ntie van pre-eclampsie en<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie later in <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>.<br />

3,<br />

Tyldum, 2010, 87<br />

Vollebregt, 201020 2<br />

Werken en bewegen in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> beschermt wel tegen preeclampsie,<br />

maar niet tegen<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie.<br />

C Saftlas, 200488 3<br />

Een jonge leeftijd (< 20 jaar) geeft geen<br />

verhoogd of verlaagd risico op preeclampsie.<br />

B Duckitt, 200575 2<br />

Overige overwegingen<br />

Zwangeren zullen over het algemeen niet op <strong>de</strong> hoogte zijn van hun risicoprofiel. Voorlichting over hun<br />

individuele risicofactoren is dan gewenst. Zo motiveert u <strong>de</strong> zwangere wellicht om haar levensstijl te<br />

veran<strong>de</strong>ren en extra alert te zijn bij eventuele lichamelijke klachten, bijvoorbeeld wanneer <strong>de</strong> bloeddruk stijgt.<br />

Ook kunt u zo dui<strong>de</strong>lijk maken waarom u eventuele aanvullen<strong>de</strong> diagnostiek verricht of extra consulten<br />

aanbiedt.<br />

Een verhoogd risico op een hypertensieve aandoening betekent niet dat <strong>de</strong> zwangere <strong>de</strong>ze aandoening<br />

daadwerkelijk krijgt. De kans dat dit niet gebeurt, is veel groter. Wanneer u <strong>de</strong> risicofactoren bij <strong>de</strong> zwangere<br />

nagaat, maakt dat u zelf ook alerter. Op basis van <strong>de</strong>ze signalen zult u bepaal<strong>de</strong> zwangeren extra in <strong>de</strong> gaten<br />

32


moeten hou<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong>ze informatie met <strong>de</strong> zwangere te bespreken, <strong>de</strong>elt u ook samen <strong>de</strong><br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkheid.<br />

Het is vooralsnog ondui<strong>de</strong>lijk hoe <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> risicofactoren elkaar beïnvloe<strong>de</strong>n. De aanwezigheid van<br />

twee of meer risicofactoren bepaalt in Groot-Brittannië me<strong>de</strong> het beleid 10. De risicofactoren komen<br />

groten<strong>de</strong>els overeen met <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze standaard genoem<strong>de</strong> risicofactoren. Zij zijn eveneens gebaseerd op <strong>de</strong><br />

review van Duckitt 75. De keuze voor twee of meer factoren is gebaseerd op <strong>de</strong> praktische overweging dat<br />

nulliparae altijd al een risicofactor hebben.<br />

Infecties<br />

Studies naar het effect van behan<strong>de</strong>ling van een urineweginfectie of een peridontale infectie, meestal met<br />

antibiotica, zijn niet eenslui<strong>de</strong>nd. Sommige studies vin<strong>de</strong>n een verlaagd risico op pre-eclampsie na<br />

behan<strong>de</strong>ling, an<strong>de</strong>re studies vin<strong>de</strong>n geen effect van behan<strong>de</strong>ling 81.<br />

Uit een Australische studie blijkt dat zwangeren vaak niet beseffen hoe belangrijk een gezond gebit en goe<strong>de</strong><br />

mondverzorging zijn 92. Ook bezoeken niet alle zwangeren <strong>de</strong> tandarts. Zelfs niet als zij bloe<strong>de</strong>nd tandvlees<br />

hebben, wat bij 41% het geval is. U kunt als verloskundige zwangeren hierover informeren en hen adviseren<br />

naar <strong>de</strong> tandarts te gaan.<br />

Roken<br />

Het risicoverlagen<strong>de</strong> effect van roken <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> weegt niet op tegen <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>lijke effecten<br />

van roken. Zwangeren die roken krijgen vaker een kind met een laag geboortegewicht of an<strong>de</strong>re negatieve<br />

<strong>zwangerschap</strong>suitkomsten 84;85;93. Bovendien is <strong>de</strong> inci<strong>de</strong>ntie van negatieve <strong>zwangerschap</strong>suitkomsten<br />

(geboortegewicht 40 jaar;<br />

- afkomstig uit Suriname, Antillen, Afrikaans land on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Sahara;<br />

- pre-eclampsie in een vorige <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- pre-eclampsie bij moe<strong>de</strong>r of zus;<br />

- zelf of partner geboren na <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie;<br />

- Body Mass In<strong>de</strong>x (BMI) > 35 voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- BMI > 35 bij eerste consult;<br />

- partner van an<strong>de</strong>re etnische afkomst;<br />

- werk waarin <strong>de</strong> vrouw veel moet tillen en/of staan;<br />

- infectie van <strong>de</strong> urinewegen;<br />

- peridontale infecties;<br />

- bloeddruk ≥ 130/85 mmHg in eerste trimester;<br />

- ontbreken van ‘midpregnancy drop’;<br />

- perio<strong>de</strong> van ≥ 5 jaar tussen twee <strong>zwangerschap</strong>pen.<br />

33


• Vraag alle zwangeren regelmatig urineweginfecties en peridontale infecties en adviseer hen <strong>de</strong> tandarts te<br />

bezoeken <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

• Informeer zwangeren die fysiek zwaar werk verrichten of die een peridontale- of urineweginfectie<br />

hebben, over <strong>de</strong> mogelijke effecten hiervan en het belang van een behan<strong>de</strong>ling.<br />

• Bespreek met <strong>de</strong> zwangere dat zij weliswaar een iets verhoogd risico heeft op een hypertensieve<br />

aandoening, maar dat <strong>de</strong> kans op een ongecompliceer<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> nog steeds het grootst is.<br />

34


5 Risicoselectie, diagnostiek en verwijzing<br />

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> zijn verra<strong>de</strong>rlijk. Zij kunnen zich snel ontwikkelen en presenteren zich zel<strong>de</strong>n<br />

op exact <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier. Met goe<strong>de</strong> risicoselectie, a<strong>de</strong>quate diagnostiek en tijdige verwijzing kunt u<br />

voorkomen dat er ernstige complicaties optre<strong>de</strong>n.<br />

Zoals blijkt uit hoofdstuk 3 is geen enkele afzon<strong>de</strong>rlijke diagnostische metho<strong>de</strong> betrouwbaar genoeg om te<br />

voorspellen bij welke vrouw <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>suitkomsten ongunstig zullen zijn. Voor een goe<strong>de</strong> risicoselectie<br />

is het van belang dat u <strong>de</strong> bloeddruk, proteïnurie, lichamelijke klachten, individuele risicofactoren en <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong>stermijn telkens meeweegt in <strong>de</strong> beslissing om ver<strong>de</strong>re diagnostiek te verrichten en om een<br />

zwangere al dan niet te verwijzen.<br />

Op basis van <strong>de</strong> literatuur uit <strong>de</strong> hoofdstukken 2, 3 en 4 krijgt u in dit hoofdstuk praktische aanbevelingen<br />

voor <strong>de</strong> risicoselectie op hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>. De praktijkkaart is hiermee onlosmakelijk verbon<strong>de</strong>n.<br />

De kaart bevat een schematisch overzicht van alle factoren die u bij <strong>de</strong> risicoselectie moet betrekken en zet <strong>de</strong><br />

criteria voor verwijzing en voorlichting op een rijtje.<br />

De praktijkkaart en <strong>de</strong> informatie in dit hoofdstuk vormen samen <strong>de</strong> aanbevelingen voor het verloskundig<br />

beleid. De aanbevelingen en <strong>de</strong> praktijkkaart zijn afgestemd op <strong>de</strong> Verloskundige Indicatielijst. Zo is het nu voor<br />

ie<strong>de</strong>reen dui<strong>de</strong>lijk vanaf welke bloeddruk ver<strong>de</strong>re diagnostiek of verwijzing plaats moet vin<strong>de</strong>n.<br />

5.1 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

De selectie van zwangeren met een verhoogd risico op hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> is een van <strong>de</strong><br />

belangrijkste functies van <strong>de</strong> prenatale zorg.<br />

Aanbevelingen voor risicoselectie en diagnostiek<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk bij ie<strong>de</strong>r consult <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

• Bevestig een eenmalig gevon<strong>de</strong>n hypertensie altijd met een nameting na tenminste vier uur (of langer),<br />

om wittejashypertensie uit te sluiten. Bij een systolische bloeddruk (SBD) ≥ 160 en/of een diastolische<br />

bloeddruk (DBD) ≥ 100 volstaat een eenmalige meting.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij <strong>de</strong> beslissing om ver<strong>de</strong>re diagnostiek (proteïnuriebepaling; vervroeg<strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> bloeddrukmeting) te verrichten en bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- <strong>de</strong> actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>;<br />

- <strong>de</strong> bloeddruk in relatie tot <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>stermijn;<br />

- het verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- eventuele proteïnurie;<br />

- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie;<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Bepaal proteïnurie bij zwangeren<br />

- met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90<br />

- met twee of meer risicofactoren en een bloeddruk SBD ≥ 130 en/of DBD ≥ 85.<br />

Aanbevelingen voor verwijzing<br />

• Verwijs een zwangere met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 vóór 20 weken <strong>zwangerschap</strong> naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn vanwege chronische hypertensie.<br />

• Verwijs een zwangere met proteïnurie en/of met pre-eclamptische klachten voor een consult naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn, onafhankelijk van bloeddruk, termijn en risicofactoren.<br />

35


• Verwijs een zwangere tussen <strong>de</strong> 20 en 36 weken met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 voor een consult<br />

naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Verwijs een zwangere vanaf 36 weken met een SBD ≥ 150 en/of DBD ≥ 95 voor een consult naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Volg opnieuw bovenstaan<strong>de</strong> aanbevelingen bij terugverwijzing na beoor<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

5.2 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling<br />

36<br />

Zie tevens <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> praktijkkaart<br />

Er bestaat een kans dat vrouwen <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> baring (pre-)eclampsie ontwikkelen. Meet daarom <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

bevalling <strong>de</strong> bloeddruk, want dat kan extra waar<strong>de</strong>volle informatie opleveren.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Van <strong>de</strong> (4796) vrouwen die <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>zwangerschap</strong> steeds een diastolische bloeddruk ≤<br />

90 mmHg had<strong>de</strong>n, blijft 66% normotensief<br />

<strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling, 26% heeft hypertensie<br />

(diastolische bloeddruk 90-110 mmHg) en 8%<br />

ontwikkelt pre-eclampsie.<br />

C Zhang, 20017 3<br />

Wanneer hypertensie (diastolische bloeddruk ≥ 90<br />

mmHg) en pre-eclampsie <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling<br />

voor het eerst optre<strong>de</strong>n is dit niet geassocieerd<br />

met slechte perinatale uitkomsten.<br />

C Zhang, 20017 3<br />

32.4% van <strong>de</strong> eclamptische insulten vindt <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong><br />

<strong>de</strong> bevalling plaats.<br />

C Zwart, 20089 3<br />

De helft van alle eclamptische insulten die<br />

postpartum optre<strong>de</strong>n, vindt plaats binnen vijf uur<br />

na <strong>de</strong> bevalling.<br />

C Zwart 20089 3<br />

Overige overwegingen<br />

Uit routinematige bloeddrukmetingen bij bevallingen in het ziekenhuis is bekend dat <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong><br />

bevalling iets, maar niet veel stijgt ten opzichte van <strong>de</strong> bloeddruk aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

Het niet meten van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling wordt in perinatale audits aangemerkt als een<br />

‘substandard care’ factor 94.<br />

Door mogelijke vervuiling van <strong>de</strong> urine met bloed of vruchtwater is <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling katheterurine nodig<br />

voor een eventuele bepaling van proteïnurie.<br />

Aanbevelingen voor <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling twee keer:<br />

- <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> ontsluitingsfase;<br />

- een uur na <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> placenta.<br />

• Bepaal bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 na een uur opnieuw <strong>de</strong> bloeddruk.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- <strong>de</strong> actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>;<br />

- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie;


- eventuele proteïnurie;<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Verwijs in ie<strong>de</strong>r geval bij een SBD ≥ 150 en/of DBD ≥ 95 en/of bij pre-eclamptische klachten en/of bij<br />

proteïnurie.<br />

5.3 Beleid <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong><br />

Zie tevens <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> praktijkkaart<br />

Na een bevalling is het risico op (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom nog niet verdwenen. Zo’n <strong>de</strong>rtig<br />

procent van <strong>de</strong> diagnoses pre-eclampsie, eclampsie en HELLP-syndroom wordt in <strong>de</strong> kraambedperio<strong>de</strong> (1-10<br />

dagen na <strong>de</strong> bevalling) gesteld 9;13;21.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Van alle eclamptische insulten vindt 28-33% C Zwart, 2008<br />

na <strong>de</strong> bevalling plaats. Ook het HELLPsyndroom<br />

wordt in 30% van <strong>de</strong> gevallen<br />

postpartum geconstateerd.<br />

9<br />

Chames, 200221 D<br />

Steegers, 201013 3<br />

Eclamptische insulten die postpartum<br />

optre<strong>de</strong>n, vin<strong>de</strong>n binnen acht dagen na <strong>de</strong><br />

partus plaats.<br />

C Zwart, 20089 3<br />

Vrouwen die een ernstige hypertensieve C Rep, 200733<br />

aandoening hebben gehad, rapporteren tot een<br />

jaar na <strong>de</strong> bevalling meer lichamelijke klachten<br />

en psychosociale problemen.<br />

Roes, 200595 3<br />

Overige overwegingen<br />

Door mogelijke vervuiling van <strong>de</strong> urine met lochia is <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> katheterurine nodig voor een<br />

eventuele bepaling van proteïnurie.<br />

Borstvoeding verlaagt zowel <strong>de</strong> systolische als <strong>de</strong> diastolische bloeddruk 96. Dit effect treedt zowel <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> een<br />

borstvoeding op als in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van zes maan<strong>de</strong>n waarin <strong>de</strong> borstvoeding werd gegeven. Bij vrouwen die<br />

kunstvoeding geven, treedt dit effect niet op 96.<br />

Aanbevelingen voor <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong><br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> bij alle vrouwen tenminste twee keer:<br />

- 24-48 uur postpartum,<br />

- op <strong>de</strong> achtste dag postpartum.<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk tevens bij ie<strong>de</strong>r consult bij:<br />

- vrouwen met een hypertensieve aandoening op enig moment <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>,<br />

- vrouwen met twee of meer risicofactoren.<br />

• Bevestig een eenmalig gevon<strong>de</strong>n hypertensie altijd met een nameting na tenminste vier uur (of langer)<br />

om wittejashypertensie uit te sluiten, behalve bij een systolische bloeddruk (SBD) ≥ 160 en/of een<br />

diastolische bloeddruk (DBD) ≥ 100.<br />

• Bepaal eventueel proteïnurie in katheterurine bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>,<br />

37


- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie,<br />

- eventuele proteïnurie,<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Verwijs in ie<strong>de</strong>r geval bij een SBD ≥ 150 en/of DBD ≥ 95, bij pre-eclamptische klachten en/of bij<br />

proteïnurie.<br />

• Stimuleer het geven van borstvoeding.<br />

Heb aandacht voor psychosociale problemen bij vrouwen die een ernstige hypertensieve aandoening<br />

doormaakten.<br />

• Maak een afspraak voor een consult zes weken postpartum.<br />

5.4 Beleid bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie<br />

38<br />

Zie tevens <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> praktijkkaart<br />

Ongeveer 1% van <strong>de</strong> vrouwen met pre-eclampsie krijgt eclampsie. Prodromale verschijnselen zijn (ernstige)<br />

pre-eclamptische klachten (zoals ernstige hoofdpijn of visusstoornissen) en hypertensie. Omdat <strong>de</strong>ze<br />

aandoening zo zeldzaam is, hebt u als verloskundige vermoe<strong>de</strong>lijk onvoldoen<strong>de</strong> ervaring met <strong>de</strong> praktische<br />

han<strong>de</strong>lingen die daarvoor vereist zijn. Gezien <strong>de</strong> ernstige morbiditeit die kan optre<strong>de</strong>n als gevolg van<br />

eclampsie, is het echter van levensbelang dat u a<strong>de</strong>quaat han<strong>de</strong>lt en verwijst. In een calamiteitentraining kunt<br />

u <strong>de</strong>ze vaardighe<strong>de</strong>n oefenen en op peil hou<strong>de</strong>n 97. Zo is het <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> convulsies in ie<strong>de</strong>r geval belangrijk dat<br />

u <strong>de</strong> vrouw niet alleen laat en zorgt voor directe assistentie (van ambulance in <strong>de</strong> thuissituatie en gynaecoloog<br />

in het ziekenhuis).<br />

In <strong>de</strong> meeste gevallen dooft een insult vanzelf uit en duurt <strong>de</strong>ze niet langer dan drie tot vier minuten, vaak<br />

korter. Zorg ervoor dat <strong>de</strong> maternale luchtweg vrij is, <strong>de</strong> vrouw zichzelf niet verwondt 97;98.<br />

Conform <strong>de</strong> richtlijn van <strong>de</strong> NVOG/NVK wordt een (recidief) insult bij vrouwen met een ernstige preeclampsie<br />

of eclampsie voorkomen door intraveneus magnesiumsulfaat toe te dienen. Er zijn situaties<br />

<strong>de</strong>nkbaar dat toediening van magnesiumsulfaat in <strong>de</strong> thuissituatie zinvol kan zijn. U kunt hierover afspraken<br />

maken met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

Aanbevelingen bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie<br />

• Laat een vrouw met (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie nooit alleen en zorg voor directe assistentie.<br />

• Verwijs <strong>de</strong> vrouw met spoed naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Bij een eclamptisch insult: zorg ervoor dat <strong>de</strong> maternale luchtweg vrij is en dat <strong>de</strong> vrouw zichzelf niet<br />

verwondt.<br />

• Volg regelmatig een calamiteitentraining om praktische vaardighe<strong>de</strong>n bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie op peil te<br />

hou<strong>de</strong>n.<br />

• Maak afspraken in het VSV over <strong>de</strong> toediening van magnesiumsulfaat in <strong>de</strong> eerste lijn bij (dreigen<strong>de</strong>)<br />

pre-eclampsie.<br />

5.5 Beleid bij het consult zes weken postpartum<br />

Het consult zes weken postpartum heeft in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze standaard twee functies: u meet <strong>de</strong> bloeddruk<br />

en u geeft voorlichting en advies.


Conclusies Studies Niveau<br />

Hoe korter <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen twee<br />

B Hernan<strong>de</strong>z<strong>zwangerschap</strong>pen<br />

(< 2 jaar), hoe lager het risico Diaz, 2009<br />

op pre-eclampsie.<br />

77<br />

2<br />

C Duckitt,<br />

Het herhalingsrisico van<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie varieert van 16-47%.<br />

Het herhalingsrisico van pre-eclampsie varieert<br />

van 2-7%<br />

Van <strong>de</strong> vrouwen die pre-eclampsie hebben<br />

gehad, heeft drie maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> bevalling 39%<br />

nog hypertensie en 14% nog proteïnurie. Na<br />

twee jaar zijn <strong>de</strong>ze percentages gedaald tot<br />

respectievelijk 18% en 2%.<br />

Vrouwen die een ernstige hypertensieve<br />

aandoening hebben gehad, rapporteren tot een<br />

jaar na <strong>de</strong> bevalling meer lichamelijke klachten<br />

en psychosociale problemen.<br />

Na een <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie<br />

hebben vrouwen een bijna vier keer zo hoge<br />

kans op hart- en vaatziekten na gemid<strong>de</strong>ld 14<br />

jaar vergeleken met vrouwen die geen preeclampsie<br />

had<strong>de</strong>n.<br />

2005 75<br />

B Hernan<strong>de</strong>z-<br />

Diaz, 200977 C Duckitt,<br />

200575 D NICE10 C Berks, 200932 3<br />

C Rep, 2007 33<br />

Roes, 2005 95<br />

A1 Bellamy,<br />

2007 34<br />

Aanbevelingen voor consult zes weken postpartum<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het consult zes weken postpartum.<br />

• Verwijs bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 mmHg naar <strong>de</strong> huisarts voor ver<strong>de</strong>re monitoring.<br />

• Geef voorlichting aan vrouwen die <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> of na <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> een hypertensieve aandoening<br />

doormaakten over:<br />

- het herhalingsrisico;<br />

- risicoverhogen<strong>de</strong> en –verlagen<strong>de</strong> factoren voor een eventuele volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- aanpassing van <strong>de</strong> leefstijl en <strong>de</strong> planning van een eventuele volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- het verhoog<strong>de</strong> risico op hypertensie en <strong>de</strong> hart- en vaatziekten later in het leven;<br />

- <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor psychosociale begeleiding en lotgenotencontact.<br />

5.6 Preconceptiezorg<br />

3<br />

1<br />

Zie tevens <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> praktijkkaart<br />

Het preconceptieconsult heeft in het ka<strong>de</strong>r van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> functies:<br />

• u stelt eventuele chronische hypertensie vast;<br />

• u geeft adviezen om mogelijke risicofactoren te voorkomen;<br />

• u geeft voorlichting bij bestaan<strong>de</strong> risicofactoren.<br />

39


Al voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> is het mogelijk een aantal risicofactoren vast te stellen, die aanleiding kunnen zijn<br />

voor een preventieadvies. Hierbij gaat het om een BMI ≥ 35, peridontale infecties en fysiek zwaar werk (veel<br />

staan en tillen).<br />

Aanbevelingen voor <strong>de</strong> preconceptiezorg<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het preconceptieconsult.<br />

• Bij een SBD ≥140 en/of DBD ≥90: geef voorlichting over <strong>de</strong> mogelijke risico’s voor een eventuele<br />

<strong>zwangerschap</strong> en verwijs naar <strong>de</strong> huisarts voor ver<strong>de</strong>re monitoring.<br />

• Geef alle vrouwen het advies om voorafgaan<strong>de</strong> aan een <strong>zwangerschap</strong> te zorgen voor goe<strong>de</strong><br />

mondhygiëne en eventuele peridontale infecties te laten behan<strong>de</strong>len.<br />

• Geef alle vrouwen voorlichting over het belang van een gezond gewicht.<br />

• Informeer vrouwen dat een <strong>zwangerschap</strong> binnen zes tot acht jaar het risico op pre-eclampsie niet<br />

verhoogt.<br />

40


6 Aanbevelingen voor samenwerking<br />

<strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> kunnen een onvoorspelbaar en soms grillig verloop<br />

hebben. Daarom hebben zwangeren baat bij een zo goed mogelijke samenwerking tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

zorgverleners.<br />

6.1 Samenwerking met <strong>de</strong> huisarts<br />

Pre-eclamptische klachten kunnen voor zwangeren aanleiding zijn om <strong>de</strong> huisarts te consulteren. Ook kan het<br />

zijn dat <strong>de</strong> huisarts, los van klachten, een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk vaststelt. Soms schat <strong>de</strong> huisarts <strong>de</strong> situatie<br />

zodanig ernstig in dat hij of zij direct naar <strong>de</strong> gynaecoloog verwijst. Het is in het belang van <strong>de</strong> zwangere dat<br />

<strong>de</strong> huisarts u als verloskundige steeds goed op <strong>de</strong> hoogte houdt. En omgekeerd geldt dat natuurlijk eveneens.<br />

In <strong>de</strong> richtlijn Zwangerschap en Kraambed van het Ne<strong>de</strong>rlands Huisartsen Genootschap (NHG) uit 2011 is een<br />

samenwerkingsovereenkomst met <strong>de</strong> verloskundige opgenomen, waarin aanbevelingen staan over <strong>de</strong><br />

communicatie met en verwijzing naar <strong>de</strong> verloskundige of gynaecoloog. Deze overeenkomst is samen met <strong>de</strong><br />

<strong>KNOV</strong> en eerstelijns verloskundigen opgesteld. Daarin staat dat wanneer <strong>de</strong> huisarts<br />

<strong>zwangerschap</strong>shypertensie of pre-eclamptische klachten constateert, hij of zij contact opneemt met <strong>de</strong><br />

verloskundige voor overleg over ver<strong>de</strong>re actie. De huisarts verwijst een zwangere met een systolische<br />

bloeddruk ≥ 160 en/of diastolische bloeddruk ≥ 100 direct voor een consult naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn. Dat geldt<br />

ook voor een zwangere met hypertensie en pre-eclamptische klachten.<br />

Na <strong>de</strong> bevalling wor<strong>de</strong>n zwangeren met een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk of pre-eclampsie begeleid door <strong>de</strong> huisarts<br />

bij <strong>de</strong> afbouw van medicatie.<br />

Aanbevelingen voor samenwerking met <strong>de</strong> huisarts<br />

• Stel <strong>de</strong> huisarts op <strong>de</strong> hoogte van het ingezette beleid bij een zwangere met hypertensie en/of preeclampsie.<br />

• Maak samenwerkingsafspraken met <strong>de</strong> huisarts over <strong>de</strong> begeleiding van zwangeren met een verhoog<strong>de</strong><br />

bloeddruk na <strong>de</strong> bevalling en eventueel medicatiegebruik.<br />

6.2 Samenwerking met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn<br />

Uit een audit van 27 zwangeren met ernstige morbiditeit als gevolg van een hypertensieve aandoening komen<br />

diverse substandard care factoren naar voren. Dat geldt voor <strong>de</strong> eerste lijn, voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn en voor <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rlinge samenwerking 1. Het niet serieus nemen van een verwijzing door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn en/of zon<strong>de</strong>r<br />

on<strong>de</strong>rzoek terugverwijzen naar <strong>de</strong> eerste lijn zijn belangrijke substandard care factoren in <strong>de</strong> samenwerking. Het<br />

te voeren beleid bij terugverwijzing naar <strong>de</strong> eerste lijn is in veel gevallen ondui<strong>de</strong>lijk 1.<br />

In perinatale audits, geanalyseerd in <strong>de</strong> LeMMonstudie, komt naar voren dat bij eclampsie/HELLP <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong><br />

een eerstelijns partus <strong>de</strong> verwijzing in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn in vier van <strong>de</strong> acht gevallen onvoldoen<strong>de</strong> serieus wordt<br />

genomen en/of niet grondig genoeg wordt geanalyseerd 94.<br />

Conclusies Studies Niveau<br />

Het te voeren beleid bij terugverwijzing naar <strong>de</strong><br />

eerste lijn na een consult voor hypertensieve<br />

<strong>aandoeningen</strong> is vaak ondui<strong>de</strong>lijk<br />

D Schutte, 20081 4<br />

Bij verwijzing voor eclampsie <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> een C Dietz <strong>de</strong> Loos, 3<br />

41


eerstelijns bevalling wer<strong>de</strong>n vier van <strong>de</strong> acht<br />

gevallen onvoldoen<strong>de</strong> serieus genomen en niet<br />

grondig geanalyseerd in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

42<br />

2009 94<br />

Overige overwegingen<br />

Uitgangspunt in <strong>de</strong> samenwerking tussen <strong>de</strong> eerste en twee<strong>de</strong> lijn is dat <strong>de</strong> zwangere centraal staat. Dat wil<br />

ook zeggen dat <strong>de</strong> zwangere op elk moment weet wie <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijke behan<strong>de</strong>laar of het aanspreekpunt<br />

is en welke taak <strong>de</strong>ze heeft. Afspraken in VSV-verband of op praktijkniveau moeten er op gericht zijn dat dit<br />

voor <strong>de</strong> zwangere gewaarborgd is.<br />

De Verloskundige Indicatielijst uit 2011 geeft criteria voor terugverwijzing naar <strong>de</strong> eerste lijn. Over het algemeen<br />

kunnen vrouwen <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> terug naar <strong>de</strong> eerste lijn, wanneer zij een bloeddruk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

140/90, geen proteïnurie en normale bloedwaar<strong>de</strong>n hebben en hun kind normaal groeit. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bevalling<br />

en <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> kan een vrouw bij normale maternale diagnostiek weer terug naar <strong>de</strong> eerste lijn.<br />

Het is belangrijk om dui<strong>de</strong>lijke afspraken te maken over het beleid van vrouwen met een hypertensieve<br />

aandoening in <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> die naar <strong>de</strong> eerste lijn wor<strong>de</strong>n terugverwezen. Wanneer u als verloskundige <strong>de</strong><br />

zorg krijgt over een <strong>de</strong>rgelijke zwangere, moet u vanuit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn geïnformeerd wor<strong>de</strong>n over het<br />

individuele beleid bij <strong>de</strong>ze vrouw: bijvoorbeeld over <strong>de</strong> boven- en on<strong>de</strong>rgrens van acceptabele<br />

bloeddrukwaar<strong>de</strong>n (hyper- en hypotensie), <strong>de</strong> eventuele medicatie, <strong>de</strong> precieze wijze van afbouwen en over<br />

individuele criteria voor verwijzing.<br />

Aanbevelingen voor samenwerking met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn<br />

• Maak afspraken binnen het VSV over <strong>de</strong> wijze waarop eerstelijns verloskundigen en twee<strong>de</strong>lijns<br />

zorgverleners elkaar informeren bij verwijzing en eventuele terugverwijzing van een zwangere met<br />

hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>.<br />

• Maak afspraken binnen het VSV wie het aanspreekpunt is voor <strong>de</strong> zwangere bij verwijzing.<br />

6.3 Samenwerking met <strong>de</strong> kraamzorg<br />

De zorg voor vrouwen met hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> na <strong>de</strong> bevalling in <strong>de</strong> thuissituatie is een taak van<br />

verloskundigen en kraamverzorgen<strong>de</strong>n gezamenlijk. Het is belangrijk dat u ook <strong>de</strong> kraamverzorgen<strong>de</strong><br />

informeert over <strong>de</strong> klachten die gepaard kunnen gaan met pre-eclampsie.<br />

Aanbeveling voor samenwerking met <strong>de</strong> kraamzorg<br />

• Informeer <strong>de</strong> kraamverzorgen<strong>de</strong> over <strong>de</strong> klachten die kunnen optre<strong>de</strong>n. Doe dit aan <strong>de</strong> hand van het<br />

HELLP-blokje.


7 Kennislacunes en aanbevelingen voor on<strong>de</strong>rzoek<br />

Aanbevelingen voor ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

• De diagnostiek van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> moet beter en sneller. Geef daarom prioriteit aan <strong>de</strong><br />

ontwikkeling van een dipstick met hoge sensitiviteit en specificiteit.<br />

• Er is on<strong>de</strong>rzoek nodig naar het natuurlijk verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> baring en <strong>de</strong><br />

kraamperio<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gevolgen daarvan in een eerstelijns populatie.<br />

• Er is on<strong>de</strong>rzoek nodig naar risicofactoren en <strong>de</strong> mate waarin zij (al dan niet gecombineerd) van invloed<br />

zijn op <strong>de</strong> ontwikkeling van hypertensieve aandoening in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

• Er is belevingson<strong>de</strong>rzoek nodig naar <strong>de</strong> ervaringen van zwangeren met hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> en<br />

<strong>de</strong> wijze waarop verloskundigen met <strong>de</strong>ze ervaringen (moeten) omgaan.<br />

43


Literatuurlijst<br />

1. Schutte JM, Schuitemaker NWE, van Roosmalen J, Steegers EAP. Substandard care in maternal<br />

mortality due to hypertensive disease in pregnancy in the Netherlands. BJOG 2008;115(6):732-6.<br />

2. Brown MA, Hague WM, Higgins J, Lowe S, McCowan L, Oats J et al. The <strong>de</strong>tection, investigation<br />

and management of hypertension in pregnancy: full consensus statement. Aust N Z J Obstet<br />

Gynaecol 2000;40(2):139-55.<br />

3. Osterdal ML, Strom M, Klemmensen AK, Knudsen VK, Juhl M, Halldorsson TI et al. Does leisure<br />

time physical activity in early pregnancy protect against pre-eclampsia? Prospective cohort in Danish<br />

women. BJOG 2009;116(1):98-107.<br />

4. Sibai BM, Gordon T, Thom E, Caritis SN, Klebanoff M, McNellis D et al. Risk factors for<br />

preeclampsia in healthy nulliparous women: a prospective multicenter study. The National Institute<br />

of Child Health and Human Development Network of Maternal-Fetal Medicine Units. Am J Obstet<br />

Gynecol 1995;172(2 Pt 1):642-8.<br />

5. Knuist M. Zwangerschapshypertensie in <strong>de</strong> eerste lijn [dissertatie]. Amsterdam: Universiteit van<br />

Amsterdam; 1998.<br />

6. Cnossen JS, Vollebregt KC, <strong>de</strong> Vrieze N, ter Riet G, Mol BWJ, Franx A et al. Accuracy of mean<br />

arterial pressure and blood pressure measurements in predicting pre-eclampsia: systematic review and<br />

meta-analysis. BMJ 2008;336(7653):1117-20.<br />

7. Zhang J, Klebanoff MA, Roberts JM. Prediction of adverse outcomes by common <strong>de</strong>finitions of<br />

hypertension in pregnancy. Obstet Gynecol 2001;97(2):261-7.<br />

8. Martin JNJ, Thigpen BD, Moore RC, Rose CH, Cushman J, May W. Stroke and severe preeclampsia<br />

and eclampsia: a paradigm shift focusing on systolic blood pressure. Obstet Gynecol<br />

2005;105(2):246-54.<br />

9. Zwart JJ, Richters A, Ory F, <strong>de</strong> Vries JIP, Bloemenkamp KWM, van Roosmalen J. Eclampsia in the<br />

Netherlands. Obstet Gynecol 2008;112(4):820-7.<br />

10. NICE. Hypertension in pregnancy. The management of hypertensive disor<strong>de</strong>rs during pregnancy.<br />

Lon<strong>de</strong>n: NICE; 2010.<br />

11. WHO. The hypertensive disor<strong>de</strong>rs of pregnancy. Geneva: WHO; 1987.<br />

12. van Pampus MG. The HELLP syndrome clinical course, un<strong>de</strong>rlying disor<strong>de</strong>rs and long-term followup<br />

[dissertatie]. Amsterdam: UvA; 1999.<br />

45


46<br />

13. Steegers EA, von DP, Duvekot JJ, Pijnenborg R. Pre-eclampsia. Lancet 2010;376(9741):631-44.<br />

14. North RA. Classification and diagnosis of pre-eclampsia. In: Lyall F, Belfort M, eds. Pre-eclampsia.<br />

Etiology and clinical practice. Cambridge: Cambridge University Press; 2007. p. 243-257.<br />

15. Brown MA, Lindheimer MD, <strong>de</strong> Swiet M, Van Assche A, Moutquin JM. The classification and<br />

diagnosis of the hypertensive disor<strong>de</strong>rs of pregnancy: statement from the International Society for<br />

the Study of Hypertension in Pregnancy (ISSHP). Hypertens Pregnancy 2001;20(1):IX-XIV.<br />

16. ACOG. Gui<strong>de</strong>line Diagnosis and management of preeclampsia and eclampsia. Washington: ACOG;<br />

2002.<br />

17. van Rijn BB, Franx A, Bruinse HW. Follow-up na pre-eclampsie. In: Slager E, ed. Retroproductieve<br />

geneeskun<strong>de</strong>, gynaecologie en obstetrie anno 2009. Haarlem: DCHG; 2009. p. 268-271.<br />

18. PRN. Praktijkanalyse LVR1 2007, 1e lijns verloskun<strong>de</strong>. Utrecht: Stichting Perinatale Registratie<br />

Ne<strong>de</strong>rland; 2008.<br />

19. Knuist M, Bonsel GJ, Zon<strong>de</strong>rvan HA, Treffers PE. Risk factors for preeclampsia in nulliparous<br />

women in distinct ethnic groups: a prospective cohort study. Obstet Gynecol 1998;92(2):174-8.<br />

20. Vollebregt KC, Wolf H, Boer K, van <strong>de</strong>r Wal MF, Vrijkotte TGM, Bonsel GJ. Does physical activity<br />

in leisure time early in pregnancy reduce the inci<strong>de</strong>nce of preeclampsia or gestational hypertension?<br />

Acta Obstet Gynecol Scand 2010;89(2):261-7.<br />

21. Chames MC, Livingston JC, Ivester TS, Barton JR, Sibai BM. Late postpartum eclampsia: a<br />

preventable disease? Am J Obstet Gynecol 2002;186(6):1174-7.<br />

22. Leitch CR, Cameron AD, Walker JJ. The changing pattern of eclampsia over a 60-year period. BJOG<br />

1997;104(8):917-22.<br />

23. Heineman MJ, Evers JLH, Massuger LFAG, Steegers EAP. Obstetrie en gynaecologie: <strong>de</strong><br />

voortplanting van <strong>de</strong> mens. 6th ed. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2007.<br />

24. Peeters LLH. Hoge moe<strong>de</strong>rsterfte door pre-eclampsie en het HELLP-syndroom. Ned Tijdschr<br />

Geneeskd 2009;153:B139.<br />

25. MacGillivray I, Rose GA, Rowe B. Blood pressure survey in pregnancy. Clin Sci 1969;37(2):395-407.<br />

26. Fraser D, Cooper MA. Myles textbook for midwives. 14th ed. Edinburgh: Churchill Livingstone;<br />

2003.


27. Barton JR, O'brien JM, Bergauer NK, Jacques DL, Sibai BM. Mild gestational hypertension remote<br />

from term: progression and outcome. Am J Obstet Gynecol 2001;184(5):979-83.<br />

28. Saudan P, Brown MA, Buddle ML, Jones M. Does gestational hypertension become pre-eclampsia?<br />

BJOG 1998;105(11):1177-84.<br />

29. Sibai BM, Norwitz ER. Management of severe preeclampsia. In: Heazell A, Norwitz ER, Kenny LC,<br />

Baker PN, eds. Hypertension in pregnancy. Cambridge: Cambridge University Press; 2010. p. 125-<br />

140.<br />

30. Schutte JM. Safe Motherhood. Confi<strong>de</strong>ntial enquiries into maternal <strong>de</strong>aths in the Netherlands 1993-<br />

2005 [dissertatie]. Amsterdam: Vrije Universiteit; 2010.<br />

31. NVOG. Richtlijn <strong>Hypertensieve</strong> <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. Utrecht: NVOG; 2004.<br />

32. Berks D, Steegers EAP, Molas M, Visser W. Resolution of hypertension and proteinuria after<br />

preeclampsia. Obstet Gynecol 2009;114(6):1307-14.<br />

33. Rep A, Ganzevoort W, Bonsel GJ, Wolf H, <strong>de</strong> Vries JIP. Psychosocial impact of early-onset<br />

hypertensive disor<strong>de</strong>rs and related complications in pregnancy. Am J Obstet Gynecol<br />

2007;197(2):158-6.<br />

34. Bellamy L, Casas JP, Hingorani AD, Williams DJ. Pre-eclampsia and risk of cardiovascular disease<br />

and cancer in later life: systematic review and meta-analysis. BMJ 2007;335(7627):974.<br />

35. Coutts J. Pregnancy-induced hypertension - the effects on the newborn. In: Lyall F, Belfort M, eds.<br />

Pre-eclampsia. Etiology and clinical practice. Cambridge: Cambridge University Press; 2007. p. 506-<br />

521.<br />

36. NVOG. Multidisciplinaire aanbevelingen rond hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong><br />

danwel spontane dreigen<strong>de</strong> vroeggeboorte (concept 1 oktober 2010). Utrecht: NVOG; 2010.<br />

37. Meher S,.Duley L. Rest during pregnancy for preventing pre-eclampsia and its complications in<br />

women with normal blood pressure. Cochrane Database Syst Rev 2006(2):CD005939.<br />

38. Koopmans CM, Bijlenga D, Groen H, Vijgen SM, Aarnoudse JG, Bekedam DJ et al. Induction of<br />

labour versus expectant monitoring for gestational hypertension or mild pre-eclampsia after 36<br />

weeks' gestation (HYPITAT): a multicentre, open-label randomised controlled trial. Lancet<br />

2009;374(9694):979-88.<br />

39. <strong>de</strong> Neef T,.Franx A. Hypertensie en interventie. NTOG 2011;124(april):130-1.<br />

47


48<br />

40. Hale TW. Medications and mothers' milk. 14th ed. s.l.: Hale Pub; 2010.<br />

41. Riordan J, Wambach K. Breastfeeding and human lactation. 4th ed. Sudbury: Jones and Bartlett<br />

Publishers; 2010.<br />

42. NVOG. Richtijn Chronische hypertensie in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>. Utrecht: NVOG; 2005.<br />

43. Knuist M, Bonsel GJ, Zon<strong>de</strong>rvan HA, Treffers PE. Low sodium diet and pregnancy-induced<br />

hypertension: a multi-centre randomised controlled trial. BJOG 1998;105(4):430-4.<br />

44. Hed<strong>de</strong>rson MM,.Ferrara A. High blood pressure before and during early pregnancy is associated with<br />

an increased risk of gestational diabetes mellitus. Diabetes Care 2008;31(12):2362-7.<br />

45. Knox E, Kilby M, Kenny LC. Preexisting hypertension in pregnancy. In: Heazell A, Norwitz ER,<br />

Kenny LC, Baker PN, eds. Hypertension in pregnancy. Cambridge: Cambridge University Press;<br />

2010. p. 63-77.<br />

46. Poon LC, Kametas N, Strobl I, Pachoumi C, Nicolai<strong>de</strong>s KH. Inter-arm blood pressure differences in<br />

pregnant women. BJOG 2008;115(9):1122-30.<br />

47. Poon LCY, Kametas NA, Pan<strong>de</strong>va I, Valencia C, Nicolai<strong>de</strong>s KH. Mean arterial pressure at 11(+0) to<br />

13(+6) weeks in the prediction of preeclampsia. Hypertension 2008;51(4):1027-33.<br />

48. Sibai BM. Pitfalls in diagnosis and management of preeclampsia. Am J Obstet Gynecol<br />

1988;159(1):1-5.<br />

49. Almeida FA, Pavan MV, Rodrigues CIS. The haemodynamic, renal excretory and hormonal changes<br />

induced by resting in the left lateral position in normal pregnant women during late gestation. BJOG<br />

2009;116(13):1749-54.<br />

50. Oliveira SMJ, Arcuri EAM, Santos JL. Cuff width influence on blood pressure measurement during<br />

the pregnant-puerperal cycle. J Adv Nurs 2002;38(2):180-9.<br />

51. Rein<strong>de</strong>rs LW, Mos CN, Thornton C, Ogle R, Makris A, Child A et al. Time poor: rushing <strong>de</strong>creases<br />

the accuracy and reliability of blood pressure measurement technique in pregnancy. Hypertens<br />

Pregnancy 2006;25(2):81-91.<br />

52. Evers IM, van <strong>de</strong>r Pant KAMI, van <strong>de</strong>r Post JAM, van Montfrans GA, Visser GHA, Bruinse HW et<br />

al. De vijf<strong>de</strong>, maar niet <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> Korotkoff-toon, is goed reproduceerbaar bij zwangeren. Ned<br />

Tijdschr Geneeskd 1999;143(3):201-5.


53. O'Brien E, Waeber B, Parati G, Staessen J, Myers MG. Blood pressure measuring <strong>de</strong>vices:<br />

recommendations of the European Society of Hypertension. BMJ 2001;322(7285):531-6.<br />

54. Koenen SV, Franx A, Oosting H, Bonsel GJ, Bruinse HW, Visser HA. Within-subject variability of<br />

differences between conventional and automated blood pressure measurements in pregnancy. Eur J<br />

Obstet Gynecol Reprod Biol 1998;80(1):79-84.<br />

55. Natarajan P, Shennan AH, Penny J, Halligan AW, <strong>de</strong> SM, Anthony J. Comparison of auscultatory<br />

and oscillometric automated blood pressure monitors in the setting of preeclampsia. Am J Obstet<br />

Gynecol 1999;181(5 Pt 1):1203-10.<br />

56. Denolle T, Weber JL, Calvez C, Getin Y, Daniel JC, Lurton O et al. Diagnosis of white coat<br />

hypertension in pregnant women with teletransmitted home blood pressure. Hypertens Pregnancy<br />

2008;27(3):305-13.<br />

57. Bar J, Maymon R, Padoa A, Wittenberg C, Boner G, Ben-Rafael Z et al. White coat hypertension and<br />

pregnancy outcome. J Hum Hypertens 1999;13(8):541-5.<br />

58. Bellomo G, Narducci PL, Rondoni F, Pastorelli G, Stangoni G, Angeli G et al. Prognostic value of<br />

24-hour blood pressure in pregnancy. JAMA 1999;282(15):1447-52.<br />

59. Bakx JC, van <strong>de</strong>r Wel MC, Thien T. Weet u hoe uw bloeddrukmeter werkt? Kwik, aneroïd,<br />

oscillometrisch bloeddrukmeten. Hart Bulletin 2009;40(1):3-7.<br />

60. Shennan AH, <strong>de</strong> Greeff A. Measuring blood pressure in pregnancy and pre-eclampsia. In: Lyall F,<br />

Belfort M, eds. Pre-eclampsia. Etiology and clinical practice. Cambridge: Cambridge University Press;<br />

2007. p. 258-275.<br />

61. VROM-inspectie. VROM-inspectie controleert naleving Kwikbesluit: han<strong>de</strong>ls- en productieverbod<br />

onvoldoen<strong>de</strong> bekend. Den Haag: Ministerie van VROM; 2004.<br />

62. Waugh JJS, Clark TJ, Divakaran TG, Khan KS, Kilby MD. Accuracy of urinalysis dipstick techniques<br />

in predicting significant proteinuria in pregnancy. Obstet Gynecol 2004;103(4):769-77.<br />

63. Alto WA. No need for glycosuria/proteinuria screen in pregnant women. J Fam Pract<br />

2005;54(11):978-83.<br />

64. Papanna R, Mann LK, Koui<strong>de</strong>s RW, Glantz JC. Protein/creatinine ratio in preeclampsia: a systematic<br />

review. Obstet Gynecol 2008;112(1):135-44.<br />

49


50<br />

65. Cote AM, Brown MA, Lam E, von Da<strong>de</strong>lszen P, Firoz T, Liston RM et al. Diagnostic accuracy of<br />

urinary spot protein:creatinine ratio for proteinuria in hypertensive pregnant women: systematic<br />

review. BMJ 2008;336(7651):1003-6.<br />

66. Saikul S, Wiriyasirivaj B, Charoenchinont P. First 4-hour urinary protein - creatinine ratio for<br />

diagnosis of significant proteinuria in preeclampsia. J Med Assoc Thai 2006;89 Suppl 4:S42-S46.<br />

67. Murray N, Homer CSE, Davis GK, Curtis J, Mangos G, Brown MA. The clinical utility of routine<br />

urinalysis in pregnancy: a prospective study. Med J Aust 2002;177(9):477-80.<br />

68. Matthys LA, Coppage KH, Lambers DS, Barton JR, Sibai BM. Delayed postpartum preeclampsia: an<br />

experience of 151 cases. Am J Obstet Gynecol 2004;190(5):1464-6.<br />

69. Airoldi J,.Weinstein L. Clinical significance of proteinuria in pregnancy. Obstet Gynecol Surv<br />

2007;62(2):117-24.<br />

70. Ross MG. Eclampsia. eMedicine 2009.<br />

71. Simon A, Ohel G, Mor-Yosef S, Brjejinski A, Sadovsky E. Fetal movements in hypertensive<br />

pregnancies. Aust N Z J Obstet Gynaecol 1985;25(3):179-81.<br />

72. North RA, Taylor RS, Schellenberg JC. Evaluation of a <strong>de</strong>finition of pre-eclampsia. BJOG<br />

1999;106(8):767-73.<br />

73. Levine RJ, Ewell MG, Hauth JC, Curet LB, Catalano PM, Morris CD et al. Should the <strong>de</strong>finition of<br />

preeclampsia inclu<strong>de</strong> a rise in diastolic blood pressure of >/=15 mm Hg to a level


77. Hernan<strong>de</strong>z-Diaz S, Toh S, Cnattingius S. Risk of pre-eclampsia in first and subsequent pregnancies:<br />

prospective cohort study. BMJ 2009;338:b2255.<br />

78. Skjaerven R, Vatten LJ, Wilcox AJ, Ronning T, Irgens LM, Lie RT. Recurrence of pre-eclampsia<br />

across generations: exploring fetal and maternal genetic components in a population based cohort.<br />

BMJ 2005;331(7521):877.<br />

79. Mozurkewich EL, Luke B, Avni M, Wolf FM. Working conditions and adverse pregnancy outcome:<br />

a meta-analysis. Obstet Gynecol 2000;95(4):623-35.<br />

80. Caughey AB, Stotland NE, Washington AE, Escobar GJ. Maternal ethnicity, paternal ethnicity, and<br />

parental ethnic discordance: predictors of preeclampsia. Obstet Gynecol 2005;106(1):156-61.<br />

81. Con<strong>de</strong>-Agu<strong>de</strong>lo A, Villar J, Lindheimer M. Maternal infection and risk of preeclampsia: systematic<br />

review and metaanalysis. Am J Obstet Gynecol 2008;198(1):7-22.<br />

82. Kunnen A, Blaauw J, van Doormaal JJ, van Pampus MG, van <strong>de</strong>r Schans CP, Aarnoudse JG et al.<br />

Women with a recent history of early-onset pre-eclampsia have a worse periodontal condition. J Clin<br />

Periodontol 2007;34(3):202-7.<br />

83. Magnussen EB, Vatten LJ, Lund-Nilsen TI, Salvesen KA, Davey SG, Romundstad PR. Prepregnancy<br />

cardiovascular risk factors as predictors of pre-eclampsia: population based cohort study. BMJ<br />

2007;335(7627):978.<br />

84. Con<strong>de</strong>-Agu<strong>de</strong>lo A, Althabe F, Belizan JM, Kafury-Goeta AC. Cigarette smoking during pregnancy<br />

and risk of preeclampsia: a systematic review. Am J Obstet Gynecol 1999;181(4):1026-35.<br />

85. England L,.Zhang J. Smoking and risk of preeclampsia: a systematic review. Front Biosci<br />

2007;12:2471-83.<br />

86. Vollebregt KC, van <strong>de</strong>r Wal MF, Wolf H, Vrijkotte TGM, Boer K, Bonsel GJ. Is psychosocial stress<br />

in first ongoing pregnancies associated with pre-eclampsia and gestational hypertension? BJOG<br />

2008;115(5):607-15.<br />

87. Tyldum EV, Romundstad PR, Slordahl SA. Pre-pregnancy physical activity and preeclampsia risk: a<br />

prospective population-based cohort study. Acta Obstet Gynecol Scand 2010;89(3):315-20.<br />

88. Saftlas AF, Logs<strong>de</strong>n-Sackett N, Wang W, Woolson R, Bracken MB. Work, leisure-time physical<br />

activity, and risk of preeclampsia and gestational hypertension. Am J Epi<strong>de</strong>miol 2004;160(8):758-65.<br />

51


52<br />

89. Marcoux S, Brisson J, Fabia J. The effect of leisure time physical activity on the risk of pre-eclampsia<br />

and gestational hypertension. J Epi<strong>de</strong>miol Community Health 1989;43(2):147-52.<br />

90. Bonzini M, Coggon D, Palmer KT. Risk of prematurity, low birthweight and pre-eclampsia in<br />

relation to working hours and physical activities: a systematic review. Occup Environ Med<br />

2007;64(4):228-43.<br />

91. Silva LM, Coolman M, Steegers EA, Jaddoe VW, Moll HA, Hofman A et al. Low socioeconomic<br />

status is a risk factor for preeclampsia: the Generation R Study. J Hypertens 2008;26(6):1200-8.<br />

92. Keirse MJ,.Plutzer K. Women's attitu<strong>de</strong>s to and perceptions of oral health and <strong>de</strong>ntal care during<br />

pregnancy. J Perinat Med 2010;38(1):3-8.<br />

93. Miller EC, Cao H, Wen SW, Yang Q, Lafleche J, Walker M. The risk of adverse pregnancy outcomes<br />

is increased in preeclamptic women who smoke compared with nonpreeclamptic women who do not<br />

smoke. Am J Obstet Gynecol 2010;203(4):334-8.<br />

94. Dietz <strong>de</strong> Loos DAE, Mesman JAJM, Zwart JJ, van Roosmalen J. Risicoselectie en substandaardzorgfactoren<br />

bij eclampsie en ernstige HELLP in <strong>de</strong> eerste lijn: LEMMoN-audit. NTOG<br />

2009;122(10):330-4.<br />

95. Roes EM, Raijmakers MT, Schoonenberg M, Wanner N, Peters WH, Steegers EA. Physical wellbeing<br />

in women with a history of severe preeclampsia. J Matern Fetal Neonatal Med 2005;18(1):39-<br />

45.<br />

96. Jonas W, Nissen E, Ransjo-Arvidson AB, Wiklund I, Henriksson P, Uvnas-Moberg K. Short- and<br />

long-term <strong>de</strong>crease of blood pressure in women during breastfeeding. Breastfeed Med 2008;3(2):103-<br />

9.<br />

97. Repke JT, Norwitz ER. Management of eclampsia. In: Heazell A, Norwitz ER, Kenny LC, Baker<br />

PN, eds. Hypertension in pregnancy. Cambridge: Cambridge University Press; 2010.<br />

98. Park JS, Belfort M, Norwitz ER. Pathogenesis and treatment of eclampsia. In: Lyall F, Belfort M,<br />

eds. Pre-eclampsia. Etiology and clinical practice. Cambridge: Cambridge University Press; 2007.


Bijlagen<br />

53


Bijlage 1 Totaaloverzicht van alle aanbevelingen<br />

Hoofdstuk 3 Diagnostische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

Bloeddrukmeting<br />

Meet <strong>de</strong> bloeddruk op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong> wijze.<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk met een gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> handbloeddrukmeter en laat <strong>de</strong>ze jaarlijks ijken. Hypertensie<br />

kan uitsluitend met een handmeter gediagnosticeerd wor<strong>de</strong>n.<br />

• Gebruikt u een gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> automatische bloeddrukmeter, meet dan <strong>de</strong> bloeddruk opnieuw met een<br />

handmeter vanaf een waar<strong>de</strong> van ≥ 130 en/of 80.<br />

• Gebruik bij een armomtrek van maximaal 33 cm een luchtzak van tenminste 12x26 cm en bij een<br />

armomtrek tot 50 cm een van tenminste 12x40 cm.<br />

• Meet <strong>de</strong> eerste keer <strong>de</strong> bloeddruk aan bei<strong>de</strong> armen. Is het verschil < 10 mmHg, meet dan voortaan <strong>de</strong><br />

bloeddruk aan <strong>de</strong> rechterarm. Is het verschil ≥ 10mmHg, meet dan voortaan aan <strong>de</strong> arm met <strong>de</strong> hoogste<br />

waar<strong>de</strong>.<br />

• Zorg dat <strong>de</strong> vrouw al twee tot drie minuten rustig rechtop zit met bei<strong>de</strong> voeten op <strong>de</strong> grond.<br />

• Laat <strong>de</strong> arm op een tafel steunen en plaats <strong>de</strong> manchet ter hoogte van het hart op <strong>de</strong> blote arm. Plaats <strong>de</strong><br />

manchet 2-3 cm boven <strong>de</strong> elleboogsplooi, zodat er ruimte is voor een goe<strong>de</strong> stethoscoop.<br />

• Pomp op tot 20-30 mmHg boven <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> waarop u <strong>de</strong> pols niet meer voelt.<br />

• Laat <strong>de</strong> ballon leeglopen met een snelheid van ongeveer 2 mmHg per secon<strong>de</strong>.<br />

• Bepaal <strong>de</strong> diastolische bloeddruk met Korotkoff 5 (tonen verdwijnen). Gebruik Korotkoff 4 (ruisen)<br />

alleen als K5 er niet is.<br />

• Noteer <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n waar<strong>de</strong> op 2 mmHg nauwkeurig.<br />

Proteïnuriebepaling<br />

• Stel proteïnurie vast door proteïne te bepalen in urine die geduren<strong>de</strong> 24 uur verzameld is.<br />

• Hebt u onvoldoen<strong>de</strong> tijd om een 24-uursbepaling uit te voeren, bepaal dan proteïnurie met een<br />

automatische dipstickaflezer in <strong>de</strong> eigen praktijk of een EKR in het laboratorium.<br />

• Screen zwangeren zon<strong>de</strong>r hypertensie niet op proteïnurie.<br />

• Wees ook alert op (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom bij <strong>zwangerschap</strong>shypertensie in<br />

afwezigheid van proteïnurie.<br />

Lichamelijke klachten en verschijnselen<br />

• Vraag bij een verhoog<strong>de</strong> bloeddruk routinematig naar hoofdpijn, pijn in <strong>de</strong> bovenbuik of tussen <strong>de</strong><br />

schou<strong>de</strong>rbla<strong>de</strong>n, visusklachten, oe<strong>de</strong>em, misselijkheid, braken. Vraag eventueel ook naar een gevoel van<br />

algehele malaise of een grieperig gevoel zon<strong>de</strong>r koorts.<br />

• Geef voorlichting aan alle zwangeren rond <strong>de</strong> 23-26 weken over <strong>de</strong> lichamelijke klachten en<br />

verschijnselen die zich kunnen voordoen bij hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>. Dit kunt u doen aan <strong>de</strong> hand<br />

van het HELLP-memoblokje.<br />

• Instrueer zwangeren met een bloeddruk ≥ 130/85 mmHg bij welke lichamelijke klachten en<br />

verschijnselen zij alert moeten zijn en direct contact moeten opnemen.<br />

• Wees ook alert op (pre-)eclampsie of HELLP-syndroom bij een <strong>zwangerschap</strong>shypertensie zon<strong>de</strong>r<br />

lichamelijke klachten.<br />

Voorspellen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />

• Beoor<strong>de</strong>el <strong>de</strong> bloeddruk op basis van <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong>, in relatie tot <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>stermijn en in<br />

relatie tot het verloop van <strong>de</strong> bloeddruk bij <strong>de</strong>ze zwangere tot nu toe.<br />

55


• Beoor<strong>de</strong>el <strong>de</strong> kans van een zwangere op het ontwikkelen van (pre-)eclampsie of het HELLP-syndroom<br />

op basis van <strong>de</strong> bloeddruk, proteïnurie en lichamelijke klachten.<br />

Hoofdstuk 4 Risicofactoren<br />

Risicofactoren<br />

• Ga bij elke zwangere in <strong>de</strong> anamnese na welke risicofactoren zij heeft voor een hypertensieve<br />

aandoening. Noteer <strong>de</strong> risicofactoren in het dossier en bespreek ze met <strong>de</strong> zwangere.<br />

• Bepaal <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> risicofactoren:<br />

- nullipariteit;<br />

- leeftijd > 40 jaar;<br />

- afkomstig uit Suriname, Antillen, Afrikaans land on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Sahara;<br />

- pre-eclampsie in een vorige <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- pre-eclampsie bij moe<strong>de</strong>r of zus;<br />

- zelf of partner geboren na <strong>zwangerschap</strong> met pre-eclampsie;<br />

- Body Mass In<strong>de</strong>x (BMI) > 35 voor <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- BMI > 35 bij eerste consult;<br />

- partner van an<strong>de</strong>re etnische afkomst;<br />

- werk waarin <strong>de</strong> vrouw veel moet tillen en/of staan;<br />

- infectie van <strong>de</strong> urinewegen;<br />

- peridontale infectie;<br />

- bloeddruk ≥ 130/85 mmHg in eerste trimester;<br />

- ontbreken van ‘midpregnancy drop’;<br />

- perio<strong>de</strong> van ≥ 5 jaar tussen twee <strong>zwangerschap</strong>pen.<br />

• Vraag alle zwangeren regelmatig naar urineweginfecties en peridontale infecties en adviseer hen <strong>de</strong><br />

tandarts te bezoeken <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

• Informeer zwangeren die fysiek zwaar werk verrichten of die een peridontale- of urineweginfectie<br />

hebben, over <strong>de</strong> mogelijke effecten hiervan en het belang van een behan<strong>de</strong>ling.<br />

• Bespreek met <strong>de</strong> zwangere dat zij weliswaar een iets verhoogd risico heeft op een hypertensieve<br />

aandoening, maar dat <strong>de</strong> kans op een ongecompliceer<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> nog steeds het grootst is.<br />

Hoofdstuk 5 Risicoselectie, diagnostiek en verwijzing<br />

Risicoselectie en diagnostiek<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk bij ie<strong>de</strong>r consult <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

• Bevestig een eenmalig gevon<strong>de</strong>n hypertensie altijd met een nameting na tenmindste vier uur (of langer),<br />

om wittejashypertensie uit te sluiten. Bij een systolische bloeddruk (SBD) ≥ 160 en/of een diastolische<br />

bloeddruk (DBD) ≥ 100 volstaat een eenmalige meting.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij <strong>de</strong> beslissing om ver<strong>de</strong>re diagnostiek te verrichten (proteïnuriebepaling;<br />

vervroeg<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bloeddrukmeting) en bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- <strong>de</strong> actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>;<br />

- <strong>de</strong> bloeddruk in relatie tot <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>stermijn;<br />

- het verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- eventuele proteïnurie;<br />

- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie;<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Bepaal proteïnurie bij zwangeren<br />

- met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90<br />

- met twee of meer risicofactoren en een bloeddruk SBD ≥130 en/of DBD ≥85.<br />

56


Verwijzing<br />

• Verwijs een zwangere met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥90 vóór 20 weken <strong>zwangerschap</strong> naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn vanwege chronische hypertensie.<br />

• Verwijs een zwangere met proteïnurie en/of met pre-eclamptische klachten voor een consult naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn, onafhankelijk van bloeddruk, termijn en risicofactoren.<br />

• Verwijs een zwangere tussen <strong>de</strong> 20 en 36 weken met een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 voor een consult<br />

naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Verwijs een zwangere vanaf 36 weken met een SBD ≥ 150 en/of DBD ≥ 95 voor een consult naar <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Volg opnieuw bovenstaan<strong>de</strong> aanbevelingen bij terugverwijzing na beoor<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bevalling<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> bevalling twee keer:<br />

- <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> ontsluitingsfase;<br />

- een uur na <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> placenta.<br />

• Bepaal bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 na een uur opnieuw <strong>de</strong> bloeddruk.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- <strong>de</strong> actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>;<br />

- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie;<br />

- eventuele proteïnurie;<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Verwijs in ie<strong>de</strong>r geval bij een SBD ≥150 en/of DBD ≥ 95 en/of bij pre-eclamptische klachten en/of bij<br />

proteïnurie.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong><br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> kraamperio<strong>de</strong> bij alle vrouwen tenminste twee keer:<br />

- 24-48 uur postpartum,<br />

- op <strong>de</strong> achtste dag postpartum.<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk tevens bij ie<strong>de</strong>r consult bij:<br />

- vrouwen met een hypertensieve aandoening op enig moment <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>,<br />

- vrouwen met twee of meer risicofactoren.<br />

• Bevestig een eenmalig gevon<strong>de</strong>n hypertensie altijd met een nameting na tenminste vier uur (of langer)<br />

om wittejashypertensie uit te sluiten, behalve bij een systolische bloeddruk (SBD) ≥ 160 en/of een<br />

diastolische bloeddruk (DBD) ≥ 100.<br />

• Bepaal eventueel proteïnurie in katheterurine bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90.<br />

• Betrek <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> factoren bij het bepalen van het verwijsbeleid:<br />

- actuele bloeddrukwaar<strong>de</strong>,<br />

- eventuele lichamelijke klachten passend bij (pre-)eclampsie,<br />

- eventuele proteïnurie,<br />

- eventuele risicofactoren.<br />

• Verwijs in ie<strong>de</strong>r geval bij een SBD ≥ 150 en/of DBD ≥ 95, bij pre-eclamptische klachten en/of bij<br />

proteïnurie.<br />

• Stimuleer het geven van borstvoeding.<br />

Heb aandacht voor psychosociale problemen bij vrouwen die een ernstige hypertensieve aandoening<br />

doormaakten.<br />

• Maak een afspraak voor een consult zes weken postpartum.<br />

57


Bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie<br />

• Laat een vrouw met (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie nooit alleen en zorg voor directe assistentie.<br />

• Verwijs <strong>de</strong> vrouw met spoed naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn.<br />

• Bij een eclamptisch insult: zorg ervoor dat <strong>de</strong> maternale luchtweg vrij is en dat <strong>de</strong> vrouw zichzelf niet<br />

verwondt.<br />

• Volg regelmatig een calamiteitentraining om praktische vaardighe<strong>de</strong>n bij (dreigen<strong>de</strong>) eclampsie op peil te<br />

hou<strong>de</strong>n.<br />

• Maak afspraken in het VSV over <strong>de</strong> toediening van magnesiumsulfaat in <strong>de</strong> eerste lijn bij (dreigen<strong>de</strong>)<br />

pre-eclampsie.<br />

Consult zes weken postpartum<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het consult zes weken postpartum.<br />

• Verwijs bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90 mmHg naar <strong>de</strong> huisarts voor ver<strong>de</strong>re monitoring.<br />

• Geef voorlichting aan vrouwen die <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> of na <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong> een hypertensieve aandoening<br />

doormaakten over:<br />

- het herhalingsrisico;<br />

- risicoverhogen<strong>de</strong> en –verlagen<strong>de</strong> factoren voor een eventuele volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- aanpassing van <strong>de</strong> leefstijl en <strong>de</strong> planning van een eventuele volgen<strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>;<br />

- het verhoog<strong>de</strong> risico op hypertensie en <strong>de</strong> hart- en vaatziekten later in het leven;<br />

- <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor psychosociale begeleiding en lotgenotencontact.<br />

Preconceptiezorg<br />

• Meet <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> het preconceptieconsult.<br />

• Bij een SBD ≥ 140 en/of DBD ≥ 90: geef voorlichting over <strong>de</strong> mogelijke risico’s voor een eventuele<br />

<strong>zwangerschap</strong> en verwijs naar <strong>de</strong> huisarts voor ver<strong>de</strong>re monitoring.<br />

• Geef alle vrouwen het advies om voorafgaan<strong>de</strong> aan een <strong>zwangerschap</strong> te zorgen voor goe<strong>de</strong><br />

mondhygiëne en eventuele peridontale infecties te laten behan<strong>de</strong>len.<br />

• Geef alle vrouwen voorlichting over het belang van een gezond gewicht.<br />

• Informeer vrouwen dat een <strong>zwangerschap</strong> binnen zes tot acht jaar het risico op pre-eclampsie niet<br />

verhoogt.<br />

Hoofdstuk 6 Aanbevelingen voor samenwerking<br />

Samenwerking met <strong>de</strong> huisarts<br />

• Stel <strong>de</strong> huisarts op <strong>de</strong> hoogte van het ingezette beleid bij een zwangere met hypertensie en/of preeclampsie.<br />

• Maak samenwerkingsafspraken met <strong>de</strong> huisarts over <strong>de</strong> begeleiding van zwangeren met een verhoog<strong>de</strong><br />

bloeddruk na <strong>de</strong> bevalling en eventueel medicatiegebruik.<br />

Samenwerking met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> lijn<br />

• Maak afspraken binnen het VSV over <strong>de</strong> wijze waarop eerstelijns verloskundigen en twee<strong>de</strong>lijns<br />

zorgverleners elkaar informeren bij verwijzing en eventuele terugverwijzing van een zwangere met<br />

hypertensieve <strong>aandoeningen</strong>.<br />

• Maak afspraken binnen het VSV wie het aanspreekpunt is voor <strong>de</strong> zwangere bij verwijzing.<br />

Samenwerking met <strong>de</strong> kraamzorg<br />

• Informeer <strong>de</strong> kraamverzorgen<strong>de</strong> over <strong>de</strong> klachten die kunnen optre<strong>de</strong>n. Doe dit aan <strong>de</strong> hand van het<br />

HELLP-blokje.<br />

58


Hoofdstuk 7 Kennislacunes en aanbevelingen voor on<strong>de</strong>rzoek<br />

Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

• De diagnostiek van hypertensieve <strong>aandoeningen</strong> moet beter en sneller. Geef daarom prioriteit aan <strong>de</strong><br />

ontwikkeling van een dipstick met hoge sensitiviteit en specificiteit.<br />

• Er is on<strong>de</strong>rzoek nodig naar het natuurlijk verloop van <strong>de</strong> bloeddruk <strong>tij<strong>de</strong>ns</strong> <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>, baring en<br />

kraamperio<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gevolgen daarvan in een eerstelijns populatie.<br />

• Er is on<strong>de</strong>rzoek nodig naar risicofactoren en <strong>de</strong> mate waarin zij (al dan niet gecombineerd) van invloed<br />

zijn op <strong>de</strong> ontwikkeling van hypertensieve aandoening in <strong>de</strong> <strong>zwangerschap</strong>.<br />

59


Bijlage 2 Lijst van betrokkenen bij <strong>de</strong>ze <strong>KNOV</strong>-standaard<br />

Werkgroep<br />

Mevrouw dr. Josien <strong>de</strong> Boer<br />

Mevrouw Tirza Janssen<br />

Mevrouw Ageeth Schonewille-Rosman MSc<br />

Mevrouw Lizette Sinke<br />

Mevrouw Corine Verhoeven MSc<br />

Mevrouw Corlijn van Dijk<br />

Mevrouw Kristel Zeeman, MSc<br />

Mevrouw Annewil van ‘t Zelf<strong>de</strong><br />

Verloskundige adviesraad standaar<strong>de</strong>n (VAS)<br />

Mevrouw Annewil van ’t Zelf<strong>de</strong>, voorzitter<br />

Mevrouw drs. Pien Offerhaus, secretaris<br />

Mevrouw Jannet Bakker MSc<br />

Mevrouw Jolanda Boxem MSc<br />

Mevrouw drs. Rosanne van Dam-Jansen<br />

Mevrouw Carola Groenen MSc<br />

Mevrouw Ingrid Kiezebrink<br />

Mevrouw Truus Verburgt-Doeleman MSc<br />

Referenten<br />

Eerstelijns verloskundigen<br />

Mevrouw G. Aal<strong>de</strong>rs<br />

Mevrouw M. Baan-Zij<strong>de</strong>rveld<br />

Mevrouw A. Dijkers-Northausen<br />

Mevrouw M. <strong>de</strong> Best<br />

Mevrouw N. Bulthuis<br />

Mevrouw A. Dijkers-Northausen<br />

Mevrouw A. Hoving<br />

Mevrouw I. Jebbink<br />

Mevrouw J. Kok<br />

Mevrouw F. Lo<strong>de</strong>wijks<br />

Mevrouw T. <strong>de</strong> Nood<br />

Mevrouw M. Oostveen<br />

Mevrouw E. Plaschek<br />

Mevrouw G. Schenk<br />

Mevrouw D.N. van Soest<br />

Mevrouw M. Toonen<br />

Mevrouw A. Verheijen<br />

Mevrouw S.M.M. <strong>de</strong> Windt<br />

Mevrouw M. Zwart<br />

61


Twee<strong>de</strong>lijns verloskundigen<br />

Mevrouw M. Cremers-Op het Veld<br />

Mevrouw K. Essink<br />

Mevrouw M. Garritsen<br />

Mevrouw J. Mesman<br />

Referenten namens <strong>de</strong> Verloskun<strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mies<br />

Mijnheer F. Huijberts, Aca<strong>de</strong>mie Verloskun<strong>de</strong> Maastricht<br />

Mevrouw M. Nieuwenhuijze, MSc<br />

Mevrouw C.M.T. Verschuren, MSc, Verloskun<strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie Rotterdam<br />

Mevrouw L.D. Welling, MSc, Verloskun<strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie Rotterdam<br />

Mevrouw J. Boxem, MSc, Aca<strong>de</strong>mie Verloskun<strong>de</strong> Amsterdam Groningen<br />

Stu<strong>de</strong>nt verloskundigen<br />

Mevrouw K. <strong>de</strong>n Besten<br />

Mevrouw P. Burger-van Werkhoven<br />

Mevrouw E. Eekman<br />

Mevrouw C. Min<strong>de</strong>rhoud<br />

Referenten binnen <strong>de</strong> <strong>KNOV</strong><br />

Mevrouw M.M. Beentjes, MSc<br />

Mevrouw drs P.M. Offerhaus<br />

Mevrouw A. <strong>de</strong> Roon, MSc<br />

Mevrouw M. Tesselaar-van <strong>de</strong>r Goot, MSc<br />

Referenten op grond van expertise<br />

Mevrouw dr. K.M. van Asselt, huisarts, Ne<strong>de</strong>rlands Huisartsen Genootschap<br />

Mijnheer dr. J.J. Duvekot, gynaecoloog, commissie Richtlijnen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging voor Obstetrie<br />

en Gynaecologie<br />

Mevrouw C. <strong>de</strong> Groot, Stichting HELLP-syndroom<br />

Mevrouw mr. C.B.M.M. Hoegen, beleidsme<strong>de</strong>werker Branchebelang, on<strong>de</strong>rnemerschap en jeugd, ActiZ<br />

Mevrouw dr. J.M. Koelewijn, verloskundige, on<strong>de</strong>rzoeker, docent<br />

Mevrouw M. Wiegerinck, MSc, arts on<strong>de</strong>rzoeker, Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie<br />

Mijnheer dr. H. Wolf, gynaecoloog<br />

Mijnheer T. Zandsteeg, adviseur verloskun<strong>de</strong>, Vermeulen Medical<br />

62


Bijlage 3 In<strong>de</strong>ling literatuur naar mate van bewijskracht<br />

In<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> literatuur naar <strong>de</strong> mate van bewijskracht, vastgesteld door <strong>de</strong> VAS in oktober 2008<br />

Voor artikelen over interventie (preventie of therapie)<br />

A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken van A2niveau.<br />

A2 Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch on<strong>de</strong>rzoek van goe<strong>de</strong> kwaliteit en van voldoen<strong>de</strong><br />

omvang.<br />

B Vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd on<strong>de</strong>r A2 (hieron<strong>de</strong>r valt ook<br />

cohorton<strong>de</strong>rzoek, patiënt-controle-on<strong>de</strong>rzoek).<br />

C Niet-vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek.<br />

D Mening van <strong>de</strong>skundigen.<br />

Voor artikelen over diagnostisch accuratesse on<strong>de</strong>rzoek<br />

A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken van A2niveau.<br />

A2 On<strong>de</strong>rzoek ten opzichte van een referentietest (een 'gou<strong>de</strong>n standaard'), met tevoren ge<strong>de</strong>finieer<strong>de</strong><br />

afkapwaar<strong>de</strong>n en onafhankelijke beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> resultaten van test en gou<strong>de</strong>n standaard,<br />

betreffen<strong>de</strong> een voldoen<strong>de</strong> grote serie van opeenvolgen<strong>de</strong> patiënten die allen <strong>de</strong> in<strong>de</strong>x- en<br />

referentietest hebben gehad.<br />

B On<strong>de</strong>rzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die on<strong>de</strong>r A2 zijn<br />

genoemd.<br />

C Niet-vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek.<br />

D Mening van <strong>de</strong>skundigen.<br />

Voor artikelen over scha<strong>de</strong> of bijwerkingen, prevalentie of etiologie<br />

A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken van A2niveau.<br />

A2 Prospectieve cohort on<strong>de</strong>rzoek van voldoen<strong>de</strong> omvang en follow-up waarbij a<strong>de</strong>quaat gecontroleerd is<br />

voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoen<strong>de</strong> is uitgesloten.<br />

B Prospectief cohorton<strong>de</strong>rzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd on<strong>de</strong>r A2 of retrospectief<br />

cohorton<strong>de</strong>rzoek of patient-controle on<strong>de</strong>rzoek.<br />

C Niet-vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek.<br />

D Mening van <strong>de</strong>skundigen.<br />

Niveau van conclusie, gebaseerd op:<br />

1 On<strong>de</strong>rzoek van niveau A1 of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken van<br />

niveau A2.<br />

2 Een on<strong>de</strong>rzoek van niveau A2 of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken<br />

van niveau B.<br />

3 Een on<strong>de</strong>rzoek van niveau B of C.<br />

4 Mening van <strong>de</strong>skundigen.<br />

63


Bron: Kwaliteitsinstituut voor <strong>de</strong> gezondheidszorg CBO, februari 2010, zie: http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/EBROhandleiding/A-Levels-of-evi<strong>de</strong>nce/<br />

64


Bijlage 4 Voorbeeld van het HELLP-memoblokje<br />

65

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!