Tiecelijn - Reynaertgenootschap
Tiecelijn - Reynaertgenootschap
Tiecelijn - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Tiecelijn</strong> 21<br />
Men kan ervan uitgaan dat een genootschap, behalve op een permanente leiding<br />
en bevlogen redactie, ook moet kunnen bogen op voldoende ‘interesse’. Dat laatste<br />
betreft in eerste instantie het aantal leden ervan, van wie men mag aannemen dat<br />
het ook (vooral) lezers zijn. In dat opzicht zit het nog altijd behoorlijk snor met het<br />
<strong>Reynaertgenootschap</strong>, zoals Rik van Daele in een uitvoerig becommentarieerd onderzoek<br />
heeft aangetoond. 2 Maar die interesse vertaalt zich ook in de bereidheid van<br />
anderen/derden om financiële middelen aan te reiken. Op dat vlak heeft het genootschap<br />
wellicht aan slagkracht ingeboet omdat belangrijke officiële subsidies al eens<br />
zijn weggevallen. Dat valt weliswaar te betreuren, maar een afgeslankte beurs kan de<br />
redactie ook prikkelen tot weloverwogen keuzes. Dat is in het recente verleden meer<br />
dan één tijdschrift – eveneens het product van een ‘gezelschap’ – overkomen, al moet<br />
gezegd dat meer dan één besnoeiing even betreurenswaardig is te noemen.<br />
Interesse betekent ook dat de publicatie die door een genootschap wordt verzorgd,<br />
voldoende lezenswaardige kopij aanbiedt. En die kopij wordt liefst niet alleen geleverd<br />
door een goedmenende vaste redactie, maar ook door auteurs of medewerkers die<br />
kwalitatief hoogstaande beschouwingen kunnen en willen wijden aan het betrokken<br />
troetelkind. Wat dat betreft heeft <strong>Tiecelijn</strong> een vrij geloofwaardige voorgeschiedenis.<br />
In de loop van zijn twintigjarig bestaan heeft het blad meer dan één redactionele<br />
facelift ondergaan en hopelijk blijvend de aandacht gewekt van een handvol professionele<br />
lezers die, elk op hun manier, gedreven omgaan met de matière renardienne.<br />
Mijn tweede bedenking heeft te maken met de afbakening of zelfopgelegde begrenzing<br />
van het object waarover in <strong>Tiecelijn</strong> is en nog zal worden bericht. Van meet af<br />
aan heeft het tijdschrift geopteerd voor een zo breed mogelijke benadering van één<br />
tekst(traditie), weliswaar mét aandacht voor de culturele, folkloristische, toeristische<br />
naleving, én de literaire of filologische kwaliteiten ervan. In het verleden heeft<br />
dat uitgangspunt aanleiding gegeven tot perspectiefverruiming en een aardig aantal<br />
themanummers opgeleverd, waarin ook de contemporaine (para)literatuur een<br />
vaste stek heeft verworven. Getuige daarvan onder meer het brievennummer en de<br />
bloemlezing vossenpoëzie. Een paar opmerkelijke uitstapjes niet te na gesproken, is<br />
de vertrekbasis tot nog toe hoofdzakelijk Van den vos Reynaerde geweest. De meest<br />
opvallende onderneming in de marge is ongetwijfeld de door Paul van Keymeulen<br />
geleverde vertaling van onder meer de Oudfranse Roman de Renart.<br />
Men kan zich de vraag stellen of het niet wenselijk is de bakens te verzetten en ook<br />
nader in te gaan op allerlei aspecten die specifiek betrekking hebben op Reynaerts historie.<br />
Wackers’ heruitgave van laatstgenoemde tekst in Reynaert in tweevoud (2002)<br />
heeft zeker opnieuw de aandacht gevestigd op het (onderschatte) belang van deze<br />
tekst. 3 Als de redactie bereid is de actieradius van haar werkterrein uit te breiden,<br />
lijkt me de bestaansgrond van <strong>Tiecelijn</strong> als jaarboek voor de komende jaren zeker gewaarborgd.<br />
Bovendien kan een hernieuwde aandacht voor zoveel mogelijk Reynaert-<br />
~ 8 ~