Tiecelijn - Reynaertgenootschap

Tiecelijn - Reynaertgenootschap Tiecelijn - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
28.09.2013 Views

Tiecelijn 21 Sommige schrijvers brengen het postuum zover zélf te worden opgevoerd in romans die hen alle eer aandoen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Virginia Woolf, die tot fictioneel personage is opgewaardeerd in Michael Cunninghams The Hours (2001), voor Gustave Flaubert, die in volle breedte aantreedt in Flaubert’s Parrot (1984) van Julian Barnes, voor de revolutionaire romantische dichter William Blake in Tracy Chevaliers Burning Bright (2007) en voor F.M. Dostojevski, die een even ondubbelzinnige eer geniet in J.M. Coetzees The Master of Petersburg (1994). Idem voor Charles Baudelaire, die op een merkwaardige manier zijn intrede doet in Bob van Laerhovens bekroonde misdaadroman De wraak van Baudelaire (2007). Is het denkbaar dat Willem of zijn epos op een vergelijkbare wijze wordt gefêteerd in de buitenlandse letteren? Als het klopt dat de Reynaert zijn Europese oorsprong niet heeft verloochend, dan moeten daar op zijn minst diverse aanwijzingen voor te vinden zijn, bijvoorbeeld in de contemporaine Engelse, Franse en Duitse literatuur. Ik durf te hopen dat die er ook zijn, maar tot nader order zijn ze nauwelijks nagespeurd. In onderstaande alinea’s volgt niets meer dan een bescheiden aanzet om een dergelijke zoektocht te ondernemen en aannemelijk te maken dat de Reynaertfiguur op zijn minst deel uitmaakt van het collectieve literaire geheugen. 8 Zo ben ik tot mijn verbazing op een paar vrouwelijke nevenpersonages gestoten die zonder enige twijfel mede geïnspireerd zijn door de Reynaertverhalen. Het gaat om ‘Fräulein Fuchs’ and ‘Fräulein Wolf ’ in Sebastian Faulks’ psychiatrische roman Human Traces (2005), een knaap van iets minder dan 800 pagina’s. Daarin wordt een uitgesponnen poging ondernomen om de negentiende-eeuwse ontwikkelingen die tot een wetenschappelijke psychiatrie hebben geleid in een verhaal te gieten. De hoofdpersonages zijn de Engelse arts Thomas Midwinter en zijn Franse zielsgenoot Jacques Rebière, die in het Oostenrijkse Karinthië een klooster hebben vertimmerd tot een sanatorium voor ‘mentaal gestoorde’ lieden. Wanneer Pierre Valade, een voorheen aan melancholie lijdende patiënt hen opzoekt, komt hij in de buurt van bovenvermelde dames te zitten. ‘At dinner that night, he placed himself at the only place, which was at a table with two neurasthenic young women, Fräulein Fuchs and Fräulein Wolf, and an elderly German lawyer…’ (p. 352). ‘The two girls laughed uncertainly. They were known to Thomas as Miss Fox and Miss Wolf, and he had taken some pleasure in arranging for them to share a table, regretting only the departure – though not the cure – of Miss Hare, Fräulein Haas, the previous month’ (p. 353). Het is, geloof ik, onmogelijk bovenstaande regels te lezen en daarbij niet spontaan aan de Reynaert te denken. Wellicht betekenen het optreden en de namen van de dames weinig meer dan een leuk intermezzo waarbij tongue-in-cheek naar archetypische figuren wordt verwezen. 9 Als de verteller echter even ernstig genomen wordt, dan bevindt de lezer zich onverwacht in het gezelschap van een nog ongetrouwde Her- ~ 10 ~

meline en Hersinde. Ze hebben hun latere beruchte (v)echtgenoten wellicht nog niet ontmoet en hebben vooralsnog geen reden elkaars gezelschap te mijden. De verwijzing naar jonkvrouw Haas roept uiteraard de herinnering op aan de onfortuinlijke Cuwaert, met wiens toekomstige eega beide andere dames zich blijkbaar uitstekend (hebben) verstaan. Het is de lezer bekend dat de hier genezen verklaarde juffrouw Haas later met de gevolgen van de wrede moord op haar zachtzinnige echtgenoot zal moeten kampen. Een ander even opmerkelijk (dubbel)spoor licht ik uit het werk van Pol Hoste, een Vlaams auteur van ondermeer drie boeken reisimpressies of ‘carnets’, die hoewel het Nederlands de grondlaag ervan vormt10 , ook deels in het Engels, Frans en Duits geschreven zijn. Ze zijn bovendien zo transnationaal van inslag dat ze alleen al daarom in dit verband een vermelding verdienen. Zo dient de ik-figuur een vroegere hoogleraar van repliek in een even hilarische als parodische dialoog: ‘Hij was een beetje doof, doceerde akoestische fonetiek en sprak geaffecteerd Grachtengorgel. ‘Jouw vader weet blijkbaar alles over Vlaamse dialecten!’ brulde hij me op een keer toe. ‘Hoe Hersinde wordt verkracht, citeert hij uit het hoofd’, antwoordde ik. ‘En jij? Ken jij dialect?’ vroeg hij. Als lid van de Radicale Anti-Fascistische studentenbeweging RAF te Gent wist ik absoluut zeker dat taal de heersende ideologie van de machthebbers reflecteerde en dat de strijd voor Leuven Vlaams een volksguerrilla was tegen de culturele miskenning van Vlaanderen door de Franstalige bisschoppen en tegen de sociale onderdrukking van de arbeidende klasse door Kerk en Kapitaal’ (Montréal, 2003, p. 59). De bijtende ironie die Hostes schriftuur vaak kenmerkt, zal niemand ontgaan, maar in het citaat gaat het ook om de tegenstelling taal-dialect en de maatschappelijke implicaties ervan. Wanneer de ik-figuur naar de verkrachte Hersinde verwijst, komt niet alleen Reynaert als verkrachter of echtbreker even in beeld, maar ook Hostes communistische vader, die Hersindes verkrachting blijkbaar opvat als een sociale metafoor. De verkrachte Hersinde staat in deze grimmige visie voor het Vlaamse volk, dat door het francofone establishment (Nobel, Belijn en Courtois?) wordt miskend en achtergesteld. In Hostes derde carnet, Een dag in maart (2006), komt nog een uitvoeriger aantekening voor die eveneens dialogisch van aard is. ‘In Montréal liep ik in Portugal. ‘Wat betekent Portugal voor u?’ vroeg mij eens iemand. ‘Dat is,’ antwoordde ik, ‘Reynaert de vos, die als mijn geheugen mij niet in de steek laat, op pelgrimstocht naar Portegale gaat. Op een schilderijtje ziet men hem gekleed in een pij, over de vlasakkers van Daknam lopen. Maar natuurlijk zou hij net zo goed op weg kunnen zijn naar Nazareth, een gehucht in Oost-Vlaanderen’ (p. 210). De in Montréal rondstruinende en dagdromende ik-figuur rijgt in zijn carnets velerlei associaties, herinneringen en halfaangezette verhalen aan elkaar. Dat laat hem toe allerlei sprongen te maken in tijd en ruimte, en in amper een paar regels proza heden en verleden, feiten en fictie, volkseigen en volksvreemde culturen met elkaar te verbinden. ~ 11 ~ Tiecelijn 21 .

<strong>Tiecelijn</strong> 21<br />

Sommige schrijvers brengen het postuum zover zélf te worden opgevoerd in romans<br />

die hen alle eer aandoen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Virginia Woolf, die tot fictioneel<br />

personage is opgewaardeerd in Michael Cunninghams The Hours (2001), voor<br />

Gustave Flaubert, die in volle breedte aantreedt in Flaubert’s Parrot (1984) van Julian<br />

Barnes, voor de revolutionaire romantische dichter William Blake in Tracy Chevaliers<br />

Burning Bright (2007) en voor F.M. Dostojevski, die een even ondubbelzinnige<br />

eer geniet in J.M. Coetzees The Master of Petersburg (1994). Idem voor Charles Baudelaire,<br />

die op een merkwaardige manier zijn intrede doet in Bob van Laerhovens<br />

bekroonde misdaadroman De wraak van Baudelaire (2007). Is het denkbaar dat Willem<br />

of zijn epos op een vergelijkbare wijze wordt gefêteerd in de buitenlandse letteren?<br />

Als het klopt dat de Reynaert zijn Europese oorsprong niet heeft verloochend,<br />

dan moeten daar op zijn minst diverse aanwijzingen voor te vinden zijn, bijvoorbeeld<br />

in de contemporaine Engelse, Franse en Duitse literatuur. Ik durf te hopen dat die<br />

er ook zijn, maar tot nader order zijn ze nauwelijks nagespeurd. In onderstaande<br />

alinea’s volgt niets meer dan een bescheiden aanzet om een dergelijke zoektocht te<br />

ondernemen en aannemelijk te maken dat de Reynaertfiguur op zijn minst deel uitmaakt<br />

van het collectieve literaire geheugen. 8<br />

Zo ben ik tot mijn verbazing op een paar vrouwelijke nevenpersonages gestoten<br />

die zonder enige twijfel mede geïnspireerd zijn door de Reynaertverhalen. Het gaat<br />

om ‘Fräulein Fuchs’ and ‘Fräulein Wolf ’ in Sebastian Faulks’ psychiatrische roman<br />

Human Traces (2005), een knaap van iets minder dan 800 pagina’s. Daarin wordt<br />

een uitgesponnen poging ondernomen om de negentiende-eeuwse ontwikkelingen<br />

die tot een wetenschappelijke psychiatrie hebben geleid in een verhaal te gieten. De<br />

hoofdpersonages zijn de Engelse arts Thomas Midwinter en zijn Franse zielsgenoot<br />

Jacques Rebière, die in het Oostenrijkse Karinthië een klooster hebben vertimmerd<br />

tot een sanatorium voor ‘mentaal gestoorde’ lieden. Wanneer Pierre Valade, een<br />

voorheen aan melancholie lijdende patiënt hen opzoekt, komt hij in de buurt van<br />

bovenvermelde dames te zitten. ‘At dinner that night, he placed himself at the only<br />

place, which was at a table with two neurasthenic young women, Fräulein Fuchs<br />

and Fräulein Wolf, and an elderly German lawyer…’ (p. 352). ‘The two girls laughed<br />

uncertainly. They were known to Thomas as Miss Fox and Miss Wolf, and he had<br />

taken some pleasure in arranging for them to share a table, regretting only the departure<br />

– though not the cure – of Miss Hare, Fräulein Haas, the previous month’<br />

(p. 353).<br />

Het is, geloof ik, onmogelijk bovenstaande regels te lezen en daarbij niet spontaan<br />

aan de Reynaert te denken. Wellicht betekenen het optreden en de namen van de dames<br />

weinig meer dan een leuk intermezzo waarbij tongue-in-cheek naar archetypische<br />

figuren wordt verwezen. 9 Als de verteller echter even ernstig genomen wordt, dan<br />

bevindt de lezer zich onverwacht in het gezelschap van een nog ongetrouwde Her-<br />

~ 10 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!