Rapport - Bureau Waardenburg
Rapport - Bureau Waardenburg
Rapport - Bureau Waardenburg
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
54<br />
vrijwel uitsluitend) ’s nachts en met name de meerkoet doet dit op lagere hoogte (ter<br />
hoogte van de fasedraden). In de winter gaat het voor beide soorten om een diffuus<br />
patroon van verplaatsingen over kleine afstanden, tussen foerageer- en rustgebieden en<br />
tussen foerageergebieden onderling. In het donker leiden lage vliegbewegingen ter<br />
hoogte van de fasedraden tot een grotere aanvaringskans, aangezien de fasedraden ’s<br />
nachts niet of nauwelijks zichtbaar zijn en ook geen markering dragen. Het is dan ook<br />
niet vreemd dat in de winter van 2009/2010 veel meerkoeten als draadslachtoffer<br />
gevonden zijn onder segment 4 (gemarkeerd), waar overdag gedurende enkele weken<br />
een groep van ca. 350 meerkoeten foeragerend is waargenomen. Het is aannemelijk dat<br />
veel van deze meerkoeten zijn omgekomen door een aanvaring met een fasedraad. Uit<br />
eerder onderzoek is daarnaast ook bekend dat de lichaamsbouw van de meerkoet de<br />
kans op een aanvaring vergroot. Meerkoeten hebben een groot gewicht ten opzichte<br />
van hun vleugeloppervlak, wat ertoe leidt dat ze tot de slechtere vliegers behoren en<br />
daardoor een groter risico lopen om draadslachtoffer te worden (Renssen 1977;<br />
Bevanger 1998; Janss 2000; Jenkins et al. 2010).<br />
4.2.3 Verhoging van de effectiviteit<br />
Het verhogen van de effectiviteit van de draadmarkeringen voor nachtactieve soorten als<br />
de meerkoet en de kievit, maar ook voor soorten waarvoor de markering nu al effectief<br />
is gebleken, zou mogelijk gerealiseerd kunnen worden door de vogelflappen op kleinere<br />
afstand van elkaar aan de bliksemdraad te bevestigen. In eerdere studies is aangetoond<br />
dat het dichter op elkaar plaatsen van markeringen over het algemeen leidt tot hogere<br />
reductiepercentages (Koops & de Jong 1982; Brauneis et al. 2003; Jenkins et al. 2010).<br />
Een andere mogelijkheid die onderzocht zou kunnen worden is het aanbrengen van een<br />
lichtgevend element in de markeringen, waardoor de waarschuwende werking voor<br />
vogels die ’s nachts de hoogspanningslijn passeren vergroot zou kunnen worden.<br />
Daarnaast vormen de fasedraden voor vogels die ’s nachts de hoogspanningslijn<br />
passeren, een groter gevaar dan voor vogels die overdag de hoogspanningslijn passeren<br />
(met name voor soorten die zich lokaal op lage hoogte verplaatsen zoals de meerkoet en<br />
de kievit). In tegenstelling tot de situatie overdag, zijn de fasedraden ’s nachts, net als de<br />
bliksemdraad, niet tot nauwelijks zichtbaar (ondanks de grotere dikte van de draden en<br />
de aanwezigheid van afstandhouders, die overdag de zichtbaarheid van de fasedraden<br />
vergroten). De vogelflappen zijn alleen aangebracht aan de bliksemdraad, omdat het<br />
aanbrengen van markering aan de fasedraden, door de hoge spanning niet mogelijk is.<br />
Het is interessant om te onderzoeken of het aanbrengen van een extra met vogelflappen<br />
gemarkeerde (spanningsloze) lijn, tussen of vlak onder de fasedraden, het aantal<br />
draadslachtoffers (met name onder de ’s nachts laagvliegende vogelsoorten) verder kan<br />
reduceren. Hierbij moet echter wel rekening gehouden worden met het feit dat het<br />
toevoegen van een extra lijn ook weer voor extra draadslachtoffers kan zorgen.