28.09.2013 Views

lees meer - Babur Beg Advocaat

lees meer - Babur Beg Advocaat

lees meer - Babur Beg Advocaat

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De behandeling van appèllen duurt te lang. Het appèl wordt<br />

daardoor zinloos. Bij het instellen van appèl tegen een beslissing<br />

over de voorlopige hechtenis moet de raadsman tegelijkertijd het<br />

hof een termijn stellen voor de behandeling ervan. Na ommekomst<br />

van deze termijn kan onmiddellijk in Kort Geding de<br />

invrijheidstelling van de verdachte worden geëist.<br />

Inleiding<br />

Het hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank in verband met<br />

voorlopige hechtenis wordt vaak veel te laat door het hof behandeld. Deze<br />

inertie leidt er in voorkomende gevallen toe dat het appèl niet <strong>meer</strong> als<br />

adequate rechtsgang kan worden beschouwd, of zelfs in het geheel niet <strong>meer</strong><br />

wordt behandeld.<br />

Indien de verdediging zich hiertegen effectief te weer wil stellen, zal<br />

tegelijk met het instellen van het appèl, een termijn aan het hof moeten<br />

worden gesteld. Wanneer het hof het appèl niet binnen genoemde termijn<br />

heeft behandeld, kan vervolgens bij de Voorzieningenrechter in Kort Geding<br />

de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte worden geëist, nu geen<br />

andere, strafechtelijke adequate rechtsgang openstaat.<br />

Artikel 71 lid 4 en artikel 87 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering<br />

bepalen dat het Hof zo spoedig mogelijk beslist op een tegen een beslissing<br />

omtrent de voorlopige hechtenis ingesteld appèl.<br />

Over de term “zo spoedig mogelijk” is zowel in de Tweede Kamer als in de<br />

literatuur het nodige te doen geweest.<br />

Kort gezegd komt het erop neer dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel een<br />

termijn van drie dagen was opgenomen. De Ministerie van Justitie heeft de<br />

Wetgever weten te voertuigen van de onmogelijkheid deze termijn in alle<br />

termijnen te halen, waarna in wet is opgenomen “zo spoedig mogelijk”.<br />

In de literatuur wordt inmiddels aangenomen dat een termijn van vijf dagen,<br />

althans een week als “zo spoedig mogelijk” beschouwd dient te worden.<br />

De praktijk is veel minder rooskleurig.<br />

Het is geen uitzondering dat een appèl na drie, vier of zelfs vijf weken<br />

worden behandeld.<br />

In sommige gevallen wordt op grond van deze termijnoverschrijding de<br />

voorlopige hechtenis door het Hof beëindigd, in andere gevallen laat het<br />

Hof de ‘belangen van de maatschappij bij voortduring van de voorlopige<br />

hechtenis’ prevaleren.<br />

In gevallen waarin het Hof niettemin een schending vast stelt, kan de<br />

verdediging daar in het verdere verloop van de procedure op terugkomen in<br />

het kader van een strafmaatverweer. In voorkomende wordt, door de AG of<br />

door het Hof, door de mogelijkheid gesuggereerd van ‘verdisconteren in de<br />

op te leggen straf’.<br />

Hof Amsterdam<br />

Het Amsterdamse Hof heeft in een tweetal recente beslissingen een andere<br />

weg gekozen, waarbij het appèl volledig illusoir wordt gemaakt. Ik zal deze<br />

onderstaand bespreken.<br />

De eerste beslissing is genomen naar aanleiding van een appèl dat niet<br />

eerder dan na ruim vier-en-halve maand werd behandeld (arrest d.d. 29 juni<br />

2011; parketnummer 23/005625-09).<br />

De tweede te bespreken beslissing behelst een beschikking op een ingesteld<br />

appèl tegen afwijzing van schorsing van de overleveringsdetentie, waarbij<br />

de opgeëiste persoon reeds was overgeleverd toen het appèl bij het Hof werd<br />

behandeld (beslissing d.d. 3 augustus 2011; parketnummer 13/706556-11).


De zaak met parketnummer 23/005625-09<br />

Het appèl is ingesteld op 15 september 2009. Het Hof behandeld het appèl op<br />

3 februari 2010.<br />

De raadsman voert verweer op grond van de aanzienlijke overschrijding van<br />

de redelijke termijn.<br />

De AG: “Het is schandalig dat de akte van de verdediging is blijven liggen<br />

bij de rechtbank. De verdachte is in zijn belangen geschaad. Het heeft <strong>meer</strong><br />

dan vier maanden geduurd. Echter: er heeft een rechter naar de zaak gekeken<br />

(raadkamer verlenging) en daarom: afwijzing van het beroep.<br />

Met deze schending kan bij de straftoemeting rekening worden gehouden, de<br />

voorlopige hechtenis dient in het algemeen belang voort te duren.”<br />

Voor zover hier van belang oordeelde het Hof in zijn beschikking d.d. 3<br />

februari 2010:<br />

“Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, nu de<br />

akte van het hoger beroep dateert van 15 september 2009 er sprake is van<br />

een zeer substantiële schending van genoemde bepaling.” (bedoeld wordt<br />

artikel 87 lid 3 Sv.)<br />

“Het hof is evenwel van oordeel dat zulks geen consequenties dient te<br />

hebben nu na september 2009 er eerst een bevestiging van de ernstige<br />

bezwaren die tegen de verdachte bestonden heeft plaats gehad door de<br />

rechtbank, tot uiting gekomen in haar vonnis van 28 oktober 2009, en<br />

vervolgens nog een toetsing van de rechtmatigheid van de voorlopige<br />

hechtenis heeft plaatsgehad ter zitting van het hof .d. 17 december 2009<br />

waar de vordering tot verlenging van de gevangenhouding va de verdachte is<br />

behandeld, waardoor toch een binnen een redelijk tijdsverloop rechterlijke<br />

controle ter zake van de gegrondheid van de voorlopige hechtenis heeft<br />

kunnen plaatsvinden. Het hof wijst af het beroep tegen de bestreden<br />

beschikking.” (sic)<br />

Bij de inhoudelijke behandeling van het appèl heeft de raadsman ter<br />

terechtzitting verweer gevoerd aanloog aan de opmerkingen van de AG alsmede<br />

de vaststelling van de schending zoals door de raadkamer van het hof<br />

gedaan.<br />

Het hof verwerpt het verweer aldus:<br />

“Dat bovengenoemd appèl lang is blijven liggen is voorts betreurenswaardig.<br />

De verdachte is echter op geen enkel moment uit de voorlopige hechtenis<br />

ontslagen. Niet gebleken is dat de verdachte uiteindelijk concreet nadeel<br />

door deze vertraging heeft ondervinden. Desgevolg, maar ook overigens, ziet<br />

het hof geen aanleiding om de aan de verdachte op te legen straf om die<br />

reden te matigen.”<br />

Het hof miskent enerzijds dat het belang waar de verdachte in wordt<br />

geschonden diens recht op een eerlijk proces is, niet diens ‘recht op’ in<br />

vrijheidstelling.<br />

Anderzijds legt het hof een schending van het recht kennelijk enger (te<br />

eng) uit door te spreken van ‘concreet nadeel’, gelegen in (uitsluitend?)<br />

een eventuele vertraagde invrijheidstelling.<br />

Aldus wordt het belang dat de verdachte heeft bij een tijdige behandeling<br />

van diens appèl volledig opzij gezet. In casu moet de mogelijkheid van<br />

appèl volstrekt illusoir worden geacht.<br />

De zaak met parketnummer 13/706556-11<br />

Het betreft een overleveringszaak. De raadsman voert in de raadkamer van<br />

het hof het volgende aan:


“Schending van artikel 87 lid 2 Wvsv<br />

Op 27 juni 2011 heeft de verdediging een verzoek tot opheffing, subsidiair<br />

schorsing van de Overleveringsdetentie ingediend.<br />

Dit verzoek is met gezwinde spoed behandeld door de raadkamer van de<br />

rechtbank te Amsterdam op 30 juni 2011.<br />

Namens de opgeëiste persoon is appèl van deze beslissing ingesteld op<br />

dezelfde dag als waarop deze is genomen en aan hem kenbaar gemaakt: 30 juni<br />

2011.<br />

Gelet op het bepaalde in artikelen 64 lid 2 OLW jo artikel 80 en 87 lid 3<br />

WvSv dient op het beroep zo spoedig mogelijk te worden beslist.<br />

Daarvan is geen sprake nu de behandeling van het appèl ruim een maand op<br />

zich heeft laten wachten.<br />

Artikel 87 lid 2 WvSv is hierdoor geschonden.<br />

Gevolgen late behandeling van het appèl<br />

Het lijkt erop dat het appèl inmiddels, ten gevolge van de overlevering van<br />

cliënt aan Polen, om des keizers baard gaat; sterker nog dat het appèl bij<br />

gebrek aan belang niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard. Het<br />

Openbaar Ministerie lijkt deze mening toegedaan, nu de raadsman tot drie<br />

maal toe telefonisch contact is benaderd met de vraag of het appèl nog wel<br />

behandeld moet worden, of ‘het’ nog wel nut heeft nu de overlevering reeds<br />

heeft plaatsgevonden en of de raadsman het appèl niet zou willen intrekken.<br />

Niets is minder waar.<br />

Nog afgezien van de omstandigheid dat ik niet beschik over een machtiging<br />

van cliënt tot het intrekken van het appèl, geldt het volgende:<br />

Gelet op de omstandigheid dat het appèl niet tijdig is behandeld, zou dit<br />

ertoe leiden dat lankmoedig (i.e. zeer geduldig) inert (i.e bewegingloos,<br />

traag) optreden van de autoriteiten leidt tot het illusoir maken van aan de<br />

justitiabele ter beschikking staande rechtsmiddelen.<br />

Gevolgen mogelijke niet-ontvankelijkverklaring van het appèl<br />

Een niet-ontvankelijkverklaring van de opgeëiste persoon in het namens hem<br />

ingestelde appèl zou naar het oordeel van de verdediging tot de<br />

gevolgtrekking leiden dat de beroepsmogelijkheid illusoir is, waardoor<br />

gelet op het ontbreken van een adequate rechtsgang in de OLW, onmiddellijk<br />

na afwijzing van het verzoek tot opheffing/ schorsing van de<br />

overleveringsdetentie, de gang naar de voorzieningenrechter in Kort Geding<br />

zou open staan, teneinde de onmiddellijke invrijheidstelling van de<br />

justitiabele te eisen.<br />

De verdediging verzoekt uw Hof met klem op dit vraagstuk in te gaan zijn<br />

beslissing.”<br />

Het hof:<br />

“Het beroep op schending van artikel 87 lid 3 Wetboek van Strafvordering<br />

wordt door het hof verworpen nu het hof, gelet op het groet aanbod van<br />

eveneens grote zaken, zo spoedig mogelijk op het hoger beroep heeft<br />

beslist. Dat daardoor de beroepsmogelijkheid illusoir is gebleken makt dit<br />

niet anders.<br />

Het hof overweegt dat, wat er ook zij van hetgeen door de raadsman<br />

overigens naar voren is gebracht, de opgeëiste persoon geen belang <strong>meer</strong><br />

heeft bij het ingestelde hoger beroep, nu hij inmiddels op 18 juli 2011 is<br />

overgeleverd aan Polen. Het hoger beroep dal derhalve niet ontvankelijk<br />

worden verklaard.”<br />

Het hof legt de gevolgen van de (gestelde) werkdruk geheel bij de<br />

justitiabele. Vaste rechtspraak van het EHRM verbiedt de Staat zich daarop<br />

te beroepen.<br />

Het hof geeft kennelijk een eigen autonome invulling aan het begrip “zo<br />

spoedig mogelijk”.


Het hof interpreteert het begrip niet als een (min-of-<strong>meer</strong>) objectief vast<br />

te stellen termijn, maar als een resultaat van een combinatie van het<br />

aanbod van zaken, de bezettingsgaad, de bezuinigingen op de rechterlijke<br />

macht en de vakantieroosters van de raadsheren.<br />

Deze invulling staat mijlenver af van hetgeen uit de Wetsgeschiedenis<br />

blijkt en uiteindelijk in de Wet is opgenomen.<br />

Ook hier wordt, door de opstelling van de gerechtelijke autoriteiten, de<br />

mogelijkheid van het appèl volstrekt illusoir.<br />

Conclusie:<br />

Bij de behandeling van appèllen worden de belangen van de justitabele bij<br />

een behandeling binnen een redelijke termijn, waardoor van een adequate<br />

rechtsgang sprake zou zijn, door de gerechtelijke autoriteiten niet althans<br />

volstrekt onvoldoende voor ogen gehouden.<br />

De verdediging dient zich daartegen krachtig te weer te stellen. He<br />

verdient aanbeveling de behandeling binnen een redelijke termijn af te<br />

dwingen door middel van het stellen van een termijn aan het behandelend<br />

hof. Indien het hof zich aan deze termijn niet houdt, dient de verdediging<br />

zich tot de Voorzieningenrechter in Kort Geding te wenden en in civibus, de<br />

invrijheidstelling van de verdachte te eisen.<br />

B.M. <strong>Beg</strong><br />

PS: Ik heb de term ‘verdachte’ met het oog op de <strong>lees</strong>baarheid ook gebruik<br />

om de positie van de opgeëiste persoon te duiden. Tevens heb ik om die<br />

reden de term ‘voorlopige hechtenis’ gebruikt waar het in werkelijkheid<br />

gaat om overleveringsdetentie.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!