volledig geïllustreerd pdf bestand - Breda's Museum
volledig geïllustreerd pdf bestand - Breda's Museum
volledig geïllustreerd pdf bestand - Breda's Museum
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KUNSTENAARS EN collEcTiE, 1800 - hEdEN
20-12-2008 t/m 30-08-2009<br />
CATALOGUS<br />
Tekst: Jeroen Grosfeld
voor-<br />
woord<br />
Met Signatuur geeft Breda’s <strong>Museum</strong><br />
voor de eerste maal in de geschiedenis<br />
een overzicht van de beeldende kunst uit<br />
Breda en omgeving en de traditie waarin<br />
die zich de laatste twee eeuwen heeft<br />
ontwikkeld. Met dit overzicht exposeert<br />
het museum ook voor het eerst een ruime keuze uit zijn grote verzameling 19e ,<br />
20e eeuwse én hedendaagse kunst.<br />
De laatste jaren is het aandeel van de beeldende kunsten in de verzameling van<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> spectaculair toegenomen. Niet zozeer is dat het geval met beeldende kunst<br />
uit de tijd vóór 1800. Het verzamelen daarvan heeft tot op heden weinig prioriteit gehad.<br />
Prijstechnische redenen spelen daar een rol, in combinatie met de moeilijkheid om uit die<br />
vroeger eeuwen binnen de Bredase criteria van het verzamelbeleid in redelijke tijd een<br />
samenhangende deelcollectie bijeen te brengen. Met aankopen van kunst uit vooral de 19 e<br />
en de eerste helft van de 20 e eeuw is echter inmiddels wel een verzameling tot stand<br />
gebracht die een samenhangend beeld geeft van wat kunstenaars in Breda en omgeving in<br />
die anderhalve eeuw hebben gemaakt. Vrij recent is daaraan een groot aantal werken uit<br />
de tweede helft van de 20 e en de eerste jaren van deze eeuw toegevoegd. Eigen aankopen<br />
behoren daar steeds meer bij, maar substantiële aanwinsten vormden <strong>bestand</strong>en uit de<br />
voormalige Bredase artotheek en de complete Stadscollectie die de afgelopen jaren in de<br />
museumcollectie werden opgenomen. Bijeen is zo een stevig fundament gelegd voor de<br />
rol die Breda’s <strong>Museum</strong> gaat vervullen als podium voor de beeldende kunst in Breda.<br />
Hedendaagse kunst en kunst uit het verleden krijgen op dat podium hun plaats.<br />
Signatuur toont werken van kunstenaars met een reputatie die soms de grenzen van<br />
Breda ver te buiten gaat. Een centrale plaats heeft Petrus van Schendel. Diens monumentale<br />
Geboorte van Christus, onlangs in het museum gerestaureerd, vormt het middelpunt van<br />
maar liefst negen andere werken van zijn hand. Fredriks, Huijsmans, Schouman, Kannemans,<br />
De Klerk, Haanen, Allebé en Klinkenberg zijn enkele andere namen uit de 19e eeuw. Uit de<br />
eerste helft van de 20 e eeuw zijn kunstenaars als Krabbé, Bogaerts, Dittlinger, Van Welie,<br />
Van Doorn, Steenbergen, Rueb en Sleper vertegenwoordigd. Van na 1965 toont Signatuur<br />
werken van Den Hollander, Peeters, Hocks, Mol, Korsmit en Claassen. Maar ook werken van<br />
veel andere kunstenaars bieden kwaliteit. Reputatie is dan ook zeker niet het enige criterium<br />
geweest bij de samenstelling van de tentoonstelling.<br />
Het overzicht dat Signatuur geeft is uiteraard selectief. En het is bedoeld om in twee<br />
eeuwen traditie enkele kenmerkende aspecten te typeren. Signatuur biedt echter vooral een<br />
verrassende kennismaking met werken van een aantal bijzondere kunstenaars. Hun namen<br />
markeren een boeiende wandeling door een tijdperk waarin Breda en omstreken langzaam<br />
maar zeker aansluiting vonden op een grotere wereld. Kunstenaars hadden en hebben daar<br />
op hun manier een aandeel in.<br />
Voorwoord | SIGNATUUR<br />
3
veranT-<br />
woording<br />
Signatuur is samengesteld<br />
uit de eigen verzameling<br />
van Breda’s <strong>Museum</strong>. Daarin<br />
zijn permanent de collecties<br />
opgenomen van de Stichting<br />
Stedelijk <strong>Museum</strong>, de<br />
Stichting Bisschoppelijk <strong>Museum</strong> en de Vereniging Vrienden van Breda’s<br />
<strong>Museum</strong>. Enige jaren geleden is een selectie uit de collecties van De Beyerd<br />
en de voormalige Artotheek Breda in de museumverzameling opgenomen.<br />
Recent is de voormalige Stadscollectie Breda integraal aan het museum<br />
overgedragen.<br />
Voor Signatuur zijn enkele bruiklenen verkregen van het Noordbrabants <strong>Museum</strong><br />
in Den Bosch, dat de komende tijd voor een verbouwing gesloten zal zijn. In de loop der<br />
jaren zijn ook van enkele instellingen en particulieren langdurige bruiklenen of schenkingen<br />
verkregen. Per geval wordt van een en ander melding gemaakt bij de beschrijving van de<br />
geëxposeerde werken.<br />
Samenstelling en inrichting van Signatuur zijn verricht door Reinhilde van Haeren,<br />
Ger Feijen en Jeroen Grosfeld. De tentoonstellingsteksten zijn geschreven door<br />
Jeroen Grosfeld. Gegevens werden aangeleverd door Pierre van der Pol, Reinhilde van<br />
Haeren, Laurens Siebers en Hans Sprangers, allen medewerkers van Breda’s <strong>Museum</strong>.<br />
Tevens zijn gegevens benut uit artikelen van Wilma van Giersbergen, Pierre van<br />
der Pol, Ron Dirven en Jeroen Grosfeld die eerder zijn gepubliceerd in Breda’s <strong>Museum</strong> Post.<br />
Voor de gegevens over Petrus van Schendel is dankbaar gebruik gemaakt van de adviezen<br />
van Jan de Meere.<br />
Tenslotte is gebruik gemaakt van de volgende publicaties:<br />
Nicole Hermans, ‘De veranderende identiteit van een academie. De geschiedenis van<br />
de Academie voor Beeldende Kunsten St. Joost te Breda, 1945-1974’, doctoraal scriptie<br />
Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht, 1986.<br />
Wilma van Giersbergen, ‘Kunstonderwijs en kunstklimaat in Noord-Brabant, 1796-1940’, in:<br />
De Muze als motor, Noordbrabants <strong>Museum</strong>, Den Bosch, 1996.<br />
Wilma van Giersbergen, ‘De kunst is geheel en al bijzaak’ : de moeizame carrière van<br />
C.C. Huijsmans (1810-1886), tekenmeester in Brabant’, proefschrift UvA, uitgegeven door<br />
de Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg, 2003.<br />
4 Verantwoording | SIGNATUUR<br />
5
inTro-<br />
ducTie<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> verzamelt werk van<br />
kunstenaars met een relatie tot Breda en<br />
omgeving. Ze zijn hier geboren en getogen<br />
of verbleven hier voor hun opleiding of een<br />
opdracht. Anderen hebben in hun werk<br />
Bredase personen, gebeurtenissen of<br />
gezichten in stad en omgeving afgebeeld.<br />
Pas vanaf het jaar 1800 komt er enige continuïteit in de beeldende kunst in en<br />
rond Breda. Er komen opleidingen en kunstenaars blijven hier om hun beroep uit te<br />
oefenen. Signatuur biedt een overzicht van deze kunsttraditie en onderscheidt daarin<br />
enkele ken merkende aspecten.<br />
Die traditie leeft tot op de dag van vandaag. Met zijn collectie, aanwinsten en<br />
tentoonstellingen volgt Breda’s <strong>Museum</strong> daarvan de ontwikkelingen. Met die verbinding<br />
tussen verleden en heden wil Breda’s <strong>Museum</strong> een podium bieden voor de beeldende<br />
kunst in Breda.<br />
6 Introductie | SIGNATUUR<br />
7
De geschiedenis van<br />
een eigen traditie van beeldende<br />
kunst in Breda heeft<br />
in 1799 een haast symbolisch<br />
begin met de oprichting van<br />
een tekenacademie.<br />
Net als in andere steden,<br />
zoals Den Haag, Haarlem<br />
of Dordrecht waren het<br />
vooruitstrevende burgers en<br />
kunstliefhebbers die hiertoe<br />
het initiatief namen. Sinds de<br />
inval van de Fransen in 1795<br />
en de daaropvolgende oprichting<br />
van de Bataafse Republiek<br />
in 1798 kregen burgers<br />
meer vrijheid voor dit soort<br />
ondernemingen. Zij kregen<br />
hiervoor zelfs de steun van<br />
de stedelijke overheid. Met een academie werd door kunstenaars afstand gezocht van de opleiding<br />
en beroepsuitoefening in het aloude gildenverband en streefden zij naar erkenning van hun vak als<br />
een vrije kunst. Die ontwikkeling stamde al uit het Italië van de Renaissance maar kwam in Nederland<br />
pas in de 18e eeuw echt op gang onder invloed van verlichte genootschappen. Onder de Bataafse<br />
Republiek en later het Franse bewind kregen dit soort vrijheden echt gestalte.<br />
fredrikS<br />
en de<br />
eerSTe<br />
Teken<br />
academie<br />
Aan de Bredase academie werd handtekenen, modeltekenen en bouwkundig tekenen<br />
onderwezen. De academie was er zeker niet uitsluitend voor de gezeten burgers en liefhebbers.<br />
Met goed tekenonderwijs probeerde men jongens tot betere ambachtslieden op te leiden. Al snel<br />
volgden in Breda zo’n zestig jongens de opleiding, waarvan sommigen zelfs hun studie konden<br />
voortzetten aan de nieuwe kunstacademie in Antwerpen. Daarmee was de tekenacademie een goed<br />
voorbeeld van het streven van het nieuwe bewind om met onderwijs meer gelijke kansen te bieden<br />
op maatschappelijk succes. De academie heeft bestaan tot 1809, dus ook in de tijd van het Koninkrijk<br />
Holland onder Lodewijk Napoleon. Vlak voor de inlijving van Nederland in het Franse Keizerrijk<br />
werd de tekenacademie opgeheven, maar dat was waarschijnlijk wegens geldgebrek bij de stedelijke<br />
overheid.<br />
Naast twee tekenmeesters van de Bredase Militaire School behoorde kunstenaar<br />
Jan Hendrik Fredriks tot de oprichters. Fredriks werd er zelf leraar en heeft onder anderen<br />
Jacobus Huijsmans onderwezen, dezelfde die in 1825 tekenmeester zou worden aan het nieuwe<br />
Stadsteken-instituut, een instelling die zeer vergelijkbaar was met de tekenacademie van Fredriks.<br />
Jan Hendrik Fredriks werd in 1751 in Breda geboren. Hij belandde op 11-jarige leeftijd in het<br />
Burgerweeshuis. In de traditie van weeshuizen kreeg hij als talentvolle jongeman de kans om zich<br />
in het kunstenaarsvak te bekwamen. Hij ging eerst in de leer bij Joseph Meyers, meesterverver in<br />
Breda. Hij vervolgde zijn leertijd bij Pieter den Zomer om het vak van fijnschilderen onder de knie<br />
te krijgen. Met goedvinden van de weeshuisregenten vertrekt hij in 1772 naar Den Haag waar hij<br />
enige jaren later ingeschreven wordt in de Kunstkamer van Pictura. Fredriks keerde als volleerd<br />
kunstschilder terug in Breda. Uit eigen ervaring kende hij dus het maatschappelijk belang van goed<br />
onderwijs. Zijn specialiteit was het schilderen van kamerbehangsels, vooral met bloemstillevens.<br />
In het Bredase weeshuis is een prachtig voorbeeld daarvan bewaard gebleven dat hij misschien heeft<br />
uitgevoerd als gebaar van dank aan het weeshuisbestuur. In het stadhuis van Breda is geschilderd<br />
behangsel in de vergaderkamer van de Tienraad bewaard. Tot in de twintigste eeuw hebben meer<br />
van zulke kamers in Bredase woonhuizen bestaan, maar deze zijn helaas verloren geraakt.<br />
Fredriks maakte ook werk voor de vrije markt: bloemstillevens op kleiner formaat. Daarnaast was<br />
hij een uitstekend portrettekenaar. Zijn werk is uiterst zeldzaam. Hij is in 1817 in Breda overleden.<br />
Fredriks en de eerste tekenacademie | SIGNATUUR<br />
9
1<br />
Zes kamerbehangsels met bloem- en fruitstillevens<br />
Jan Hendrik Fredriks<br />
Olieverf op doek<br />
1799<br />
Deze serie stillevens heeft ooit gediend als wanddecoratie,<br />
waarschijnlijk in een tuinkamer of grote theekoepel. Ze zijn<br />
afkomstig van de familie Van Raak die in Breda een hofhuis bezat,<br />
de ‘Nieuwe Hollandsche Tuin’ genaamd. In het jaar van het<br />
ontstaan van deze serie was Walter van Raak daarvan de eigenaar,<br />
dus waarschijnlijk was hij het die Fredriks hiervoor de opdracht<br />
heeft gegeven.<br />
In de serie stillevens zijn er drie met de lichtval van links en drie met<br />
de lichtval van rechts. De schilder creëerde in de kamer zo de illusie<br />
van hoge nissen. De keur aan bloemen en vruchten roept de sfeer<br />
van voorjaar, zomer en herfst op.<br />
Opvallend element is de kom met goudvissen in het schilderij het<br />
meest rechts. In de achttiende eeuw kwam de cultuur van China in<br />
Europa in de mode en werden woonkamers in die sfeer ingericht<br />
met zogeheten ‘chinoiserie’. Behalve zaken als porselein, meubels<br />
en chinees behang kwamen ook de in China gekweekte goudvissen<br />
in zwang als sierelement in huis of in de vijver. Sinds het eerste kwart<br />
van de 18e eeuw werden goudvissen ook in Holland gekweekt.<br />
De vergulde houten lijsten zijn in de Lodewijk XV-stijl uitgevoerd.<br />
In 1799 was dat een ouderwetse keuze.<br />
Inv.nr. S 2853<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong>, Breda<br />
Verworven met steun van de Provincie Noord-Brabant<br />
10 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Fredriks en de eerste tekenacademie | SIGNATUUR 11<br />
2<br />
Zelfportret van J.H. Fredriks en portret van J.C. Tusel<br />
Jan Hendrik Fredriks<br />
Pasteltekeningen<br />
1795<br />
Fredriks maakte dit stel portretten in de zeer moeilijke techniek van het<br />
tekenen met pastelkrijt. Zichzelf portretteerde hij als een zelfbewuste<br />
kunstschilder met het palet in de hand. Joanna Catharina Tusel was zijn<br />
echtgenote. Zij trouwden in mei 1784 te Ginneken.<br />
Inv.nrs. S 4454 en S 4455<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong>, Breda
3<br />
4<br />
Portret van J.B. Elsen<br />
Jan Hendrik Fredriks<br />
Pasteltekening<br />
1795<br />
Volgens het opschrift maakte Fredriks dit portret<br />
in het ‘1e jaar der Bat(-aafse) vrijheid 1795’. Jean<br />
Baptiste Elsen (1752-1826) was aan het eind van<br />
de 18e eeuw de grondlegger van een drogisterij in<br />
de Ridderstraat te Breda.<br />
De katholiek Elsen behoorde tot de patriottische<br />
burgers en maakte in de Bataafse tijd enige tijd<br />
deel uit van het stadsbestuur. Fredriks en Elsen<br />
zullen elkaar van deze kringen hebben gekend.<br />
Ze woonden ook vlak bij elkaar. Het portret<br />
van Elsen is prachtig getroffen. Fredriks komt<br />
met deze kwaliteit dicht in de buurt van zijn<br />
tijdgenoot, de Maastrichtenaar Johan Tischbein.<br />
De sobere uitvoering van het portret past bij<br />
de stijl die patriottische burgers als decorum<br />
verkozen.<br />
Inv.nr. S 4069<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong>, Breda<br />
Stilleven met bloemen<br />
Jan Hendrik Fredriks<br />
Olieverf op paneel<br />
1778<br />
Dit stilleven maakte Fredriks zo’n tien jaar eerder dan de hiervoor besproken werken.<br />
Hij heeft het misschien nog in Den Haag gemaakt of anders kort na zijn terugkeer in Breda.<br />
Dit schilderij komt uit het bezit van het weeshuis waar hij opgroeide. Mogelijk heeft Fredriks<br />
ook dit werk aan het weeshuis geschonken.<br />
In een decor van klassieke bouwfragmenten zijn bloemen uit diverse seizoenen afgebeeld.<br />
De meeste bloemen zijn diverse soorten rozen: stokroos, pioenroos en het Gelders roosje.<br />
Verder onderscheiden we anjers, een tulp, narcissen, monnikskap en het blad van de distel.<br />
Verdere stoffering heeft Fredriks gemaakt met een nest met mereleitjes, diverse vlinders en<br />
een waterjuffer. Het geheel is uitgevoerd in een palet van lichte tinten, typisch voor de stijl<br />
van de late 18e eeuw. Anders dan de serie van zes grote stillevens op doek, is dit stilleven op<br />
paneel geschilderd. De bloemen zijn mede daarom veel fijner geschilderd. Dat gaat op een<br />
paneel beter dan op linnen.<br />
Inv.nr. G 2036<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, langdurig bruikleen Gereformeerd Burgerweeshuis Breda<br />
12 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Fredriks en de eerste tekenacademie | SIGNATUUR 13
in heT<br />
lichT van<br />
peTruS van<br />
Schendel<br />
Petrus van Schendel is op<br />
21 april 1806 in Terheijden<br />
geboren. Hij groeide op in<br />
Breda. Zijn eerste tekenlessen<br />
zou hij gekregen<br />
hebben van J. B. Fredriks<br />
(1790-1827), een zoon van<br />
J. H. Fredriks.<br />
In 1822 ging Petrus naar de<br />
academie in Antwerpen.<br />
Daarna keerde hij terug naar<br />
Breda en woonde afwisselend<br />
hier en in Amsterdam, de<br />
stad waar hij zich vlak voor<br />
zijn huwelijk in 1830 permanent<br />
vestigde. Van 1832 tot 1838 woonde hij in Rotterdam en van 1838 tot 1845 in Den Haag.<br />
Hij vestigde zich in 1845 voorgoed in Brussel. Van Schendel overleed aldaar in 1870.<br />
Petrus van Schendel is een van de belangrijkste kunstenaars van de Nederlandse romantiek.<br />
Als zeer bedreven beoefenaar van het genre van kaarslichttaferelen had hij een aandeel in de vestiging<br />
van een nieuwe Nederlandse nationale schildertraditie, waarmee kunstenaars die van de Gouden<br />
Eeuw wilden voortzetten. Van Schendel had daarbij voorbeelden in het werk van 17e eeuwse schilders<br />
als Gerard Dou of Godfried Schalcken. Dit kaarslichtgenre is voor Van Schendel duidelijk zijn handelsmerk<br />
geworden. In zijn tijd was hij daarmee een internationaal gekend schilder en die faam geniet<br />
hij nog steeds. Die faam staat een wat bredere bekendheid van andere facetten van zijn oeuvre in de<br />
weg, terwijl hij daar bij leven wel degelijk erkenning voor heeft gekregen. Naast zijn marktstukken of<br />
genretaferelen in interieur, beide bij kaars- of lamplicht, heeft hij zeegezichten, landschappen, veel<br />
portretten en historiestukken gemaakt.<br />
Uit zijn oeuvre valt een zoektocht op te maken naar een plaats in het spectrum van de<br />
schilderkunst van zijn tijd, dat van zowel Nederland als België voorop. Opgeleid onder Matthijs van<br />
Bree aan de academie van Antwerpen lagen zijn eerste ambities bij de historieschilderkunst. In zijn<br />
vroege werk zijn ook pogingen tot aansluiting op de internationale romantische schilderkunst te<br />
zien. Zijn periode in Nederland heeft vooral succes gebracht met kaarslichttaferelen en portretten.<br />
Na zijn vestiging in Brussel wordt een verbreding van zijn ambities tastbaar in de vorm van historiestukken,<br />
portretten en soms ook eigentijdse onderwerpen als fabrieksinterieurs of galante tuinfeesten,<br />
wederom weergegeven in het kunstlicht van zijn tijd.<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> bezit de grootste verzameling schilderijen van Van Schendel. Deze collectie vormt<br />
het hoogtepunt van het bezit aan kunst uit de 19e eeuw. Alle facetten van zijn oeuvre zijn inmiddels<br />
in deze collectie vertegenwoordigd, met als belangrijkste werk zijn monumentale historiestuk, de<br />
‘Geboorte van Christus’.<br />
Het succes van Van Schendel zorgde voor enkele navolgers in het genre van het kaarslichttafereel.<br />
In Breda waren dat Willem Kerremans en Andries Vermeulen. Thomas van Leent,<br />
van geboorte uit Princenhage, werkte in dit genre in Den Bosch. In diezelfde plaats was Jan Hendrik<br />
van Grootvelt werkzaam. Het werk van al deze kunstenaars blijft in kwaliteit echter ver achter bij die<br />
van Van Schendel.<br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR<br />
15
5<br />
Zelfportret<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
1832<br />
Van Schendel is op dit vroege zelfportret een jonge, zelfbewuste kunstenaar van 26 jaar oud.<br />
Zijn kleding is ingetogen maar chic. Het overhemd heeft gouden knoopjes. De wijde, fluwelen<br />
baret geeft aan dit zelfportret ook een romantisch tintje.<br />
Inv.nr. G 19<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
16 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 17<br />
6<br />
Portret van Geertruy van Schendel-Brocx<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op paneel<br />
1848<br />
Petrus van Schendel schilderde dit mooie portret van zijn moeder in 1848. Zij was toen<br />
tachtig jaar oud. Geertruy Brocx was in 1821 met haar vier nog thuiswonende kinderen,<br />
waaronder Petrus, vanuit Terheijden naar Breda verhuisd. Ze was in 1817 weduwe geworden<br />
en verdiende de kost voor haar gezin als winkelierster en verkoopster van groenten op<br />
de markt. Ze woonde op twee adressen in Breda: eerst in de Boschstraat en later in de<br />
Catharinastraat. In 1857 stierf zij op de hoge leeftijd van 88 jaar.<br />
Ze is hier afgebeeld met een eenvoudige witte muts, een bloedkoralen halssnoer en<br />
gouden oorbellen. Van Schendel heeft zijn moeder meerdere malen als model gebruikt in<br />
zijn schilderijen. Bovendien zal haar beroep van marktvrouw wel een rol hebben gespeeld<br />
bij zijn keuze voor marktscènes als hoofdmotief in zijn oeuvre.<br />
Inv.nr. G 2501<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong>
7<br />
De vloek van Kaïn<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
1832<br />
Dit is een vroeg werk van Van Schendel uit de tijd dat hij probeerde zich te ontwikkelen als<br />
historieschilder. Als historieschilder brengt een kunstenaar in één afbeelding een verhaal of<br />
historische gebeurtenis in beeld. Hij baseert zich daarbij op een literaire bron zoals de Bijbel,<br />
Griekse en Romeinse mythologie of geschiedenis maar vooral in de 19e eeuw ook de vaderlandse<br />
geschiedenis. Achter op dit schilderij staat geschreven: ‘The curse of Caïn – When thou tilled<br />
the ground, it shall not henceforth yield unto thee her strength. A fugitive and a vagabond shall<br />
thou be in the earth (Genesis 4G, 12V).’ Het betreft dus een voorstelling uit het Oude Testament,<br />
uitgewerkt in een romantische dramatiek. Het desolate landschap bij een woeste zee en een<br />
stormachtige lucht benadrukken de wanhoop van Kaïn. Na de moord op zijn broer Abel zijn hij<br />
en zijn gezin door God veroordeeld tot een zwervend bestaan.<br />
Inv.nr. S 5968<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Verworven met steun van Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
18 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 19<br />
8<br />
Schipbreuk op de rotsen<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1835<br />
Deze romantische voorstelling van een schipbreuk is een vroeg werk van Van Schendel. Hij<br />
schilderde de zee en de lucht in volle heftigheid. De hoog opspattende golven en de ruige<br />
rotsen geven een beeld van een overweldigende natuur waarbij de mens maar een nietig<br />
wezen is. Eén opvarende zoekt redding door zich vast te klampen aan de afgebroken mast,<br />
een ander bidt om redding. Een drenkeling probeert zich te redden met behulp van een stuk<br />
drijfhout. In een sloep proberen andere opvarenden de kust te bereiken. Van Schendel heeft<br />
in dit schilderij een veel lossere verfbehandeling toegepast dan we van zijn latere, gladde<br />
fijnschilderkunst kennen. Hij zocht met deze stijl van schilderen blijkbaar aansluiting op het<br />
werk van romantische schilders uit Frankrijk, zoals bijvoorbeeld Eugène Isabey (1803 - 1886)<br />
en vooral Théodore Gudin (1802 - 1880) die vergelijkbare marines maakten. Van iets eerder<br />
dateert het werk van Claude-Joseph Vernet (1714 - 1789). Ook daarmee is dit schilderij van<br />
Van Schendel wel vergelijkbaar. Hij moet deze werkwijze vrij snel hebben losgelaten. Er is<br />
althans geen enkel ander werk van dit type van hem bekend.<br />
Inv.nr. S 4170<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda
9<br />
De verzoeking van de heilige Antonius<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op paneel<br />
1838<br />
De heilige Antonius is herkenbaar aan zijn vaste attribuut het varken. In oude voorstellingen<br />
wordt deze heilige bij zijn verzoeking meestal geplaagd en verleid door allerhande monsters en<br />
duivels. In de 18e een 19e eeuw werden daarvoor andere oplossingen gezocht, met meer gevoel<br />
voor decorum. In dit werk van Van Schendel proberen vier vrouwen elk op hun manier Antonius<br />
te verleiden. Zij personifiëren vier van de vijf zintuigen. Van links naar rechts zijn dat het gevoel,<br />
de smaak, de reuk en het gehoor. Op de achtergrond zien we, als een dreigende spookverschijning,<br />
Vader Tijd die een masker van zijn gezicht afneemt.<br />
Hij verbeeldt daarom misschien het gezicht en met zijn gebaar geeft hij een waarschuwing<br />
tegen vanitas oftewel ijdelheid en roept hij dus op om, net als Antonius, verleidingen te<br />
weerstaan. Naarmate de tijd verstrijkt moet elk mens de waarheid onder ogen zien<br />
en helpen ijdelheid en zintuiglijke geneugten van dit leven niet meer.<br />
Al met al maakte Van Schendel met dit werk een allegorische voorstelling volgens de<br />
academische regels van het classicisme. Dat was in 1838 al wel een ouderwetse keuze.<br />
Alleen de spookverschijning van Vader Tijd wijkt nogal af van die regels. Zo’n figuur hoort<br />
eerder thuis in het vroege romantische werk van William Blake of Johann Heinrich Füssli.<br />
Was Van Schendel van hun werk op de hoogte? Heeft hij deze curieuze combinatie met een<br />
bepaalde bedoeling gebruikt? We weten dat helaas (nog) niet. Antonius had voor Petrus van<br />
Schendel een bijzondere betekenis: de parochiekerk van zijn geboortedorp Terheijden is aan<br />
deze heilige gewijd. Voor deze kerk heeft hij ook een schilderij met deze heilige gemaakt:<br />
een ‘Nachtbezoek van de heilige Paulus aan de heilige Antonius’.<br />
Inv.nr. 11491<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ‘s-Hertogenbosch<br />
20 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 21
10<br />
Zelfportret<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
1869<br />
Een jaar voor zijn dood schilderde Van Schendel dit voorname zelfportret. Bij zijn linkerarm ligt,<br />
nogal opvallend, een stapeltje boeken. Hij portretteert zichzelf hier eerder als wetenschapper<br />
dan als beeldend kunstenaar.<br />
Hij was in zijn leven dan ook actief geweest als werktuigkundige en uitvinder. In 1841 werd<br />
hem octrooi verleend voor zijn uitvinding tot verbetering van de schepraderen van stoom -<br />
rader schepen. Hij publiceerde studies over de ontginning en irrigatie van heidevelden in de<br />
Kempen en over een methode om het zijdelings schudden van spoorrijtuigen te verhelpen.<br />
Ook publiceerde hij een cursus perspectief voor kunstenaars en een boek over gelaatsuitdrukkingen,<br />
<strong>geïllustreerd</strong> met eigen etsen. Toen hij in 1863 exposeerde in het stadhuis van<br />
Breda schonk hij zijn complete geschriften aan het stedelijke archief. Echte erkenning heeft<br />
van Schendel voor zijn uitvindingen nooit gekregen. De Belgische koninklijke onderscheiding,<br />
links op zijn revers, heeft hij ontvangen nadat hij dit zelfportret had voltooid. Die heeft hij er<br />
dus nadien bijgeschilderd en dat zegt wel wat over zijn eerzucht.<br />
Inv.nr. G 231<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
22 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 23<br />
10
11<br />
De Geboorte van Christus<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
1858<br />
Dit monumentale doek is ruim twee jaar geleden herontdekt in de H. Kruiskerk in de<br />
Brusselse deelgemeente Elsene. Het was daar buiten gebruik en dientengevolge is het<br />
schilderij nu als langdurig bruikleen terechtgekomen in de verzameling van het museum.<br />
In het najaar van 2008 is het doek hier in deze zaal gerestaureerd en vervolgens in de<br />
vaste expositie opgenomen.<br />
Het is het grootste schilderij dat van Van Schendel bewaard is gebleven en waarschijnlijk ook<br />
het grootste dat hij ooit heeft gemaakt. De kunstenaar maakte dit werk niet in opdracht, maar<br />
voor eigen risico. Na voltooiing heeft Van Schendel het op enkele plaatsen tentoongesteld<br />
en er veel waardering voor gekregen. Een keer heeft hij een bod op het werk afgeslagen.<br />
Voor een schilder die zich specialiseerde in nachtelijke taferelen en daarbij de historieschilderkunst<br />
als hoogste ambitie koesterde, is de kerstvoorstelling natuurlijk de uitdaging bij uitstek.<br />
En Van Schendel moet van voorbeelden van de hand van meesters van vóór zijn tijd op de<br />
hoogte zijn geweest, al weten we nog niet hoe precies. Zijn compositie en stoffering daarvan met<br />
figuren vertonen duidelijke overeenkomsten met nachtelijke kerstvoorstellingen van Guido Reni<br />
en Correggio.<br />
De voorstelling is klassiek van compositie, met de menselijke figuren in een driehoek gevat.<br />
Links van de kribbe met het Christuskind Maria en Jozef. De overige personen zijn de herders<br />
en herderinnen die als eersten getuigen waren van de geboorte. Zij hebben geschenken meegenomen,<br />
zoals een mand met duiven en een brood en, op de achtergrond, een amfoor met<br />
drank. De os en de ezel zijn links, respectievelijk rechts in de voorstelling te zien.<br />
Als plaats heeft Van Schendel gekozen voor een klassieke ruïne en niet voor een stal.<br />
Hij heeft deze ruïne geschilderd naar een voorbeeld uit de Romeinse stad Palmyra in Syrië,<br />
waarvan in Van Schendels tijd prenten waren gepubliceerd.<br />
Licht en diepte creëert Van Schendel met twee fakkels terwijl de stralen van de ster van<br />
Bethlehem het geheel in een zacht aanvullend licht brengen.<br />
Om ruimtelijke redenen is de originele, monumentale lijst van het schilderij niet in zijn<br />
geheel benut kunnen worden. Nu is alleen de binnenlijst aangebracht.<br />
Inv.nr. G 2503<br />
Langdurig bruikleen Heilige Kruiskerk, Brussel<br />
24 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 25
12<br />
De aanbidding der herders<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op paneel<br />
Circa 1849<br />
Ondanks het verschil in titel waarmee Petrus van Schendel zelf een onderscheid maakte tussen<br />
de monumentale ‘Geboorte van Christus’ en deze kleinere ‘Aanbidding der herders’ lijken<br />
deze werken in veel opzichten sterk op elkaar. Voorstelling en moment zijn hetzelfde gekozen.<br />
Er zijn echter twee opmerkelijke verschillen tussen dit werk en het grote schilderij. Ten eerste<br />
heeft Van Schendel hier heel letterlijk het Christuskind als lichtbron gebruikt. Daarin volgde hij<br />
weliswaar de tekst dat Christus het licht op aarde bracht, maar op deze oplossing kreeg hij in zijn<br />
tijd kritiek. Men vond deze voorstelling van het kind te banaal en vooral onwerkelijk. Het tweede<br />
verschil betreft ook zo’n onwerkelijk element. Het zijn de engelfiguurtjes die door het dak van de<br />
ruïne afdalen met guirlandes in de hand. Juist ook die engeltjes lijken ontleend aan de theatrale,<br />
barokke voorbeelden van Correggio en Reni. Van Schendel heeft van hen een soort spookverschijning<br />
gemaakt, half doorzichtig als ze ten dele zijn. Daarop kwam in de 19e eeuw ook<br />
kritiek. Het lijkt dan ook niet voor niets dat de kunstenaar deze twee elementen bijna tien jaar<br />
later in zijn grote voorstelling achterwege heeft gelaten.<br />
Overigens is dit schilderij prachtig van uitvoering. Van Schendels fijnschilderwerk en stofuitdrukking<br />
komen op paneel toch het mooist tot hun recht. Het kunstwerk zit in de originele lijst.<br />
Inv.nr. S 6247<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt, Provincie Noord-Brabant en de<br />
Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
26 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 27
13<br />
Jaarmarkt op de Grote Markt te Breda<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1863<br />
Dit schilderij geeft een impressie van de jaarmarkt zoals die in de vorige eeuw op de Grote Markt<br />
twee maal per jaar werd gehouden. De stad had tot ver in de 19e eeuw maar weinig winkels en<br />
de jaarmarkt was de gelegenheid voor bijzondere aankopen. Op de achtergrond is bijvoorbeeld<br />
een kraam met klokken te zien. In de kraam links op de voorgrond staan andere luxe artikelen<br />
uitgestald. Tegelijkertijd was zo’n jaarmarkt ook een kermis. Er traden orkesten op, er was<br />
volkstheater en meestal ook circus met paarden en acrobaten. Rechts in de voorstelling is een<br />
kermiskraam te zien waar men koek verkoopt. De kraamhouder speelt op een viool. Voor de<br />
kraam verdringen zich de burgers en buitenlui. Daartussen ontwaren we de gedrongen gestalte<br />
van Petrus van Schendel zelf: de man met de hoge hoed. De schilder heeft, zoals meestal in zijn<br />
markttaferelen, de locale klederdracht getrouw afgebeeld. Het meisje bij de kraam links op de<br />
voorgrond draagt een typische Baroniemuts met lange vleugels. De jonge muzikant naast haar is<br />
gekleed in een Tiroler kostuum en draagt een blaasinstrument aan zijn schouder. Tirolers waren<br />
als souvenirverkopers en muzikanten in de 19e eeuw vaste verschijningen op deze markten.<br />
Leuk detail op de voorgrond is ook de trekhond die geduldig bij zijn kraamkar ligt te wachten.<br />
De Bredase Grote Markt is zeer natuurgetrouw weergegeven. De huizen en de Grote Kerk<br />
op de achtergrond heeft Van Schendel in een perspectivische constructie opgezet.<br />
De lijnen daarvan zijn in dit schilderij nog goed zichtbaar. Met zijn plaatsing van verschillende<br />
lichtbronnen zorgt hij voor een mooie dieptewerking, met als laatste lichtbron de maan die net<br />
achter de kerktoren schuil gaat. Een heel bijzonder schilderij. Geen van Van Schendels marktstukken<br />
heeft zoveel couleur locale als het werk waarvan hij het onderwerp in de stad van zijn<br />
jeugd heeft gesitueerd.<br />
Inv.nr. S 6401<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Verworven met steun van de Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong> en de Provincie Noord-Brabant<br />
28 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 29
14<br />
James Watt verzonken in het spel met stoom uit de waterketel<br />
Petrus van Schendel<br />
Olieverf op paneel<br />
1869<br />
James Watt (1736-1819) was in de 19e eeuw het toonbeeld van de technische wetenschapper.<br />
Met een serie uitvindingen heeft hij de 18e eeuwse stoompompinstallatie van Newcomen<br />
ontwikkeld tot de stoommachine die in allerlei varianten dé aandrijving van machines, treinen<br />
en schepen zou worden. Van Schendel heeft Watt in dit schilderij geportretteerd op een<br />
moment uit diens jeugd dat als een soort legende beroemd is geworden. Door te spelen<br />
met een tang op de tuit van de waterketel boven het vuur wordt Watt zich bewust van de<br />
kracht van de stoom. Hij vindt op dat moment zijn roeping als uitvinder. Zijn tante, mevrouw<br />
Muirhead, vermaant hem juist dat hij zijn tijd niet zo moet verdoen met in het vuur te staren en<br />
spoort hem aan om zijn studieboeken ter hand te nemen. Voor de figuur van James Watt heeft<br />
hij zijn jongste zoon Théodore als model gebruikt. Deze Théodore stond in 1869 op het punt een<br />
ingenieursstudie te gaan volgen aan de uni versiteit van Leuven. We mogen deze voorstelling<br />
dan ook wel opvatten als een toespeling op dat belangrijke moment in het leven van Théodore.<br />
Van Schendel had zelf nooit werkelijke erkenning gekregen voor zijn uitvindingen en technische<br />
kennis. Misschien weet hij dat aan het feit dat hij slechts een ambachtelijke opleiding tot kunstenaar<br />
had kunnen volgen. En misschien zag hij ook een parallel met de vader van James Watt: een<br />
vindingrijk ambachtsman die door gebrek aan een hogere opleiding ook geen echte carrière had<br />
gemaakt en zeker niet op de sociale ladder was gestegen. Door zijn zoon wel in staat te stellen<br />
een studie te volgen hoopte Van Schendel voor Théodore wel een succesvolle loopbaan mogelijk<br />
te maken. Théodore is later overigens een geslaagd ingenieur geworden.<br />
Inv.nr. G 2502<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt en het Prins Bernhard Cultuurfonds<br />
30 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 31
15 Amoureuze toenadering bij kaarslicht<br />
16<br />
Kaartspelers bij kaarslicht<br />
Jan Hendrik van Grootvelt<br />
Willem Kerremans<br />
Olieverf op paneel<br />
Olieverf op paneel<br />
1837<br />
1856<br />
Jan Hendrik van Grootvelt (1808-1855), een Bosschenaar, was een tijd- en vakgenoot van<br />
Petrus van Schendel. Ook hij schilderde kaarslichttaferelen. Van Grootvelt legde zich daarbij<br />
toe op kaartspelers, herberginterieurs, musicerende gezelschappen en marktscènes bij avond.<br />
Opvallend is zijn gedetailleeerde en zorgvuldige weergave van voorwerpen en de regionale<br />
streekdracht. Die aandacht voor stofuitdrukking werd later door zijn leerling Charles Grips<br />
voortgezet.<br />
Deze voorstelling is gesitueerd in een keuken waar een jonge vrouw en een dienstmaagd bezig<br />
zijn met strijkwerk. Een man, duidelijk een joodse marskramer die stoffen komt verkopen, buigt<br />
zich nogal dicht naar de jonge vrouw toe en maakt met zijn rechterhand een gebaar dat wijst<br />
op amoureuze toenadering. Zijn linkerhand heeft hij al op haar schouder gelegd. Met haar<br />
rechterhand maakt de jonge vrouw een afwerend gebaar, hoewel zij haar gezicht nog niet echt<br />
heeft afgewend. Wellicht wil Van Grootvelt hier een moment van inkeer bij de jonge vrouw<br />
treffen. De dienstmaagd lijkt namelijk net verschrikt op te kijken en als we goed in de achtergrond<br />
turen, zien we waarom. In de deuropening, vaag in de duisternis achter het tafereel, zien<br />
we het hoofd van een man verschijnen; misschien de man des huizes die plotseling binnenkomt.<br />
Kaarslicht wordt in genrestukken vaak in verband gebracht met amoureuze momenten, omdat<br />
kaarlicht warm en gezellig is en het uiterlijk van mensen flatteert. De kat op tafel, bekend als een<br />
krols en behaagziek dier, geeft een bevestiging van de strekking van de voorstelling.<br />
Inv.nr. 12.894<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ‘s-Hertogenbosch<br />
De Bredase schilder en fotograaf<br />
Wilhelmus Jacobus Kerremans<br />
(1828 - 1889) heeft zijn schilderkunst<br />
op zeer gevarieerde wijze<br />
uitgeoefend. Zo maakte hij kruiswegstaties<br />
voor de kerk op het<br />
Bredase begijnhof en schilderde<br />
hij ook portretten. In navolging<br />
van zijn iets oudere tijdgenoot<br />
Van Schendel heeft hij ook<br />
genrestukjes met kaarslicht<br />
gemaakt. Deze scène met kaartspelers<br />
is daarvan een voorbeeld.<br />
Ook hier is een amoureuze<br />
situatie bedoeld, misschien zelfs overspel. De oude man is, ook door de plaatsing van de kaars,<br />
enigszins afgezonderd. Hij gaat helemaal op in het kaarten, terwijl de vrouw flirt met de jongeman.<br />
Inv.nr. S 5709<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong>, Breda<br />
Verworven met steun van de Provincie Noord-Brabant<br />
32 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 33
17 Het nieuwe kindje<br />
Thomas van Leent<br />
Olieverf op paneel<br />
1848<br />
18<br />
Thomas van Leent (1807-1882) is een andere tijd- en vakgenoot van Petrus van Schendel, die in<br />
zijn werk met lichteffecten speelde. Hij werd geboren in Princenhage, maar heeft zijn leven lang<br />
in ’s-Hertogenbosch gewoond en gewerkt. Van Leent maakte van dit boereninterieur bij kaarslicht<br />
een tafereel dat aan een kerstvoorstelling doet denken. De personages verschillen natuurlijk,<br />
maar de haast gewijde sfeer waarin deze alledaagse omgeving is weergegeven geeft een religieus<br />
tintje aan dit kleine schilderij. Het situeren van sentimentele scènes uit het leven van Christus in<br />
de boerenomgeving van de eigen tijd was in de 19e en 20e eeuw niet ongewoon. Schilders konden<br />
daarvoor zelfs inspiratie opdoen in laat middeleeuwse voorbeelden van de Vlaamse Primitieven.<br />
Inv.nr. G 2495<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Familie aan tafel bij kaarslicht<br />
Thomas van Leent<br />
Olieverf op paneel<br />
1844<br />
In dit andere tafereel van Thomas<br />
van Leent zien we grootouders en<br />
een echtpaar met twee jonge kinderen<br />
rond een tafel. Op tafel een<br />
brandende kaars en een kom met<br />
goudvissen, toen nog iets bijzonders.<br />
Het jongste kind steekt haar<br />
handje uit naar de bewegende<br />
vissen. Op tafel verder glazen met<br />
thee of limonade. De jonge vader<br />
rookt een sigaar. Op de achtergrond<br />
zien we in het halfduister<br />
een smalle schouw waarop een<br />
Mariabeeld of een beeld van een<br />
andere heilige staat, geflankeerd<br />
door bloemstukjes. Zo te zien staan zowel het beeld als de bloemstukjes onder glazen stolpen.<br />
Bijeen een voorstelling van een familie, voor die tijd in goeden doen. Het zou hier om een familieportret<br />
kunnen gaan, maar erg precies lijken de personen niet uitgebeeld. Wellicht is een andere<br />
bedoeling van deze scène belangrijker.<br />
Ten eerste zien we drie generaties bijeen. Voor kleine kinderen hebben zowel de ouders<br />
als de grootouders een waarde in de opvoeding. En als het dan om opvoeding zou gaan<br />
dan zijn de verleidingen van water (goudviskom) en vuur (de vlam van de kaars) natuurlijk zaken<br />
die kinderen op de juiste manier moeten leren hanteren. Misschien dus eerder een leerzaam<br />
genrestukje dan een familieportret. Maar het zou ook om een combinatie van die twee kunnen<br />
gaan.<br />
Inv.nr. 16174<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ’s-Hertogenbosch<br />
34 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
In het licht van Petrus van Schendel | SIGNATUUR 35
heT gemiS:<br />
opdrachTen<br />
Gedurende de hele 19 e eeuw<br />
en de eerste decennia van<br />
de 20e eeuw werden veel<br />
opdrachten vergeven voor<br />
toegepaste kunst in gebouwen.<br />
In het zuiden waren<br />
dat op de eerste plaats<br />
veel kerken en aan de kerk<br />
gelieerde instellingen, zoals<br />
kloosters, onderwijsinstel lingen of ziekenhuizen. In Breda en omgeving waren er al die tijd nauwelijks<br />
kunstenaars die voor dit soort opdrachten in aanmerking kwamen. Het vele werk ging naar kunstenaars<br />
of ateliers die grote productie aankonden zoals in Antwerpen, Turnhout, Den Bosch of<br />
Roermond.<br />
Eigenlijk zouden voorbeelden van neobarokke en neogotische schilder- en beeldhouwkunst<br />
een ruime plaats moeten hebben in dit overzicht van kunst in Breda e.o. Maar omdat het aandeel van<br />
Bredase kunstenaars zo gering was is slechts gekozen voor een symbolische aanwezigheid van deze<br />
kunst in de vorm van twee sculpturen.<br />
36 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Het gemis: opdrachten | SIGNATUUR 37
19 20<br />
De apostelen Petrus en Paulus<br />
Gepolychromeerd hout<br />
circa 1875<br />
De apostel Paulus wordt altijd afgebeeld met een lange, weelderige baard en, zoals hier, een<br />
boek, of een zwaard. Dat laatste attribuut is bij dit beeld verloren gegaan. Een boek, of een<br />
schriftrol, is een gemeenschappelijk attribuut van alle apostelen. Petrus is herkenbaar aan<br />
zijn gedeeltelijk kale hoofd. Op dit beeld is dat minder duidelijk dan meestal het geval is.<br />
Ook van Petrus is bij dit beeld een attribuut verloren geraakt: zijn sleutels.<br />
De herkomst van deze beelden is niet precies bekend.<br />
Inv.nr. B 1926 1 en 2<br />
Bruikleen Stichting Bisschoppelijk <strong>Museum</strong>, Breda<br />
38 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Het gemis: opdrachten | SIGNATUUR 39
kunST<br />
alS<br />
familie<br />
TradiTie<br />
Er zijn in de 18 e en de 19 e eeuw nogal<br />
wat families aan te wijzen met een<br />
schilderstraditie. Dat het vak van<br />
vader op zoon wordt overgedragen<br />
is een vrij normaal verschijnsel. Maar<br />
soms zien we gezinnen met veel<br />
talenten en dan soms ook nog over<br />
meer generaties. De familie Koekkoek<br />
is een van de bekendste voorbeelden.<br />
In Brabant is de familie Knip een<br />
ander voorbeeld. Voor Breda e.o.<br />
is de familie Haanen van belang.<br />
Dit gezin vestigde zich in 1813 vanuit<br />
Utrecht in Oosterhout en vertrok<br />
rond 1830 weer naar Utrecht. Vader<br />
was Casparis Haanen (1778-1849), een schilder van kerken, interieurs en landschappen. Hij leerde<br />
het vak aan twee zoons en twee dochters. Daarvan werden Remigius Haanen en Adriana Haanen in<br />
Oosterhout geboren en zij beiden werden goede kunstschilders met een internationale reputatie.<br />
In de betere kringen waren tekenen en soms schilderen deel van de opvoeding van zowel<br />
jongens als meisjes. Soms kwamen daar ook bescheiden talenten uit voort. Het werk van Hermina<br />
van Stipriaan Luïscius is daarvan een duidelijk voorbeeld.<br />
40 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunst als familietraditie | SIGNATUUR 41
21<br />
22<br />
Landschap met boerderij<br />
Remigius Haanen<br />
Olieverf op paneel<br />
1829<br />
Remigius Haanen werd in 1812 in Oosterhout<br />
geboren. Hij leerde het schildersvak vroeg<br />
van zijn vader. Dit landschapje in de omgeving<br />
van Breda schilderde hij al op 17-jarige leeftijd.<br />
De weergave van het schilderachtige, vervallen<br />
boerderijtje met het rieten dak getuigt van veel<br />
talent. Mooi is ook hoe Remigius het zonlicht<br />
over het korenveld laat vallen. Vooral op de<br />
voorgrond is te zien hoe nauwkeurig hij de<br />
begroeiing wist weer te geven. De stijl van<br />
schilderen is glad van afwerking. In de loop van<br />
zijn carrière zou Remigius een steeds vrijere<br />
penseelvoering ontwikkelen. Rond 1830 verhuisde hij met het gezin mee naar Utrecht. Hij ging<br />
kort daarop in de leer bij de Hilversumse schilder Van Ravenzwaay, een schilder van landschappen<br />
met vee. Van Ravenszwaaij maakte ‘kunstreizen’, zoals dat in die tijd werd genoemd.<br />
Vooral naar Duitsland en Zwitserland en de latere loopbaan van Remigius Haanen is daardoor<br />
beïnvloed. Op 22-jarige leeftijd reist hij langs de Rijn naar het zuiden en verblijft achtereenvolgens<br />
in steden als Frankfurt, Stuttgart en München. In 1837 vestigt hij zich in Wenen.<br />
Maar ook vanuit die stad blijft hij reizen ondernemen, zoals naar Zuid-Spanje en naar Rusland.<br />
Overal waar hij komt weet hij zich te verzekeren van een clientèle. Zijn landschappen vonden<br />
veel aftrek. De meeste hebben een duidelijk Nederlands karakter. Haanen had bovendien een<br />
specialisme dat zeer in trek was: imposante wintergezichten in boslandschappen.<br />
Remigius overleed op de hoge leeftijd van 84 jaar in de Oostenrijkse plaats Aussee.<br />
Inv.nr. S 5698<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Verworven met steun van de Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong> en de Provincie Noord-Brabant<br />
Op weg naar het dorp<br />
Remigius Haanen<br />
Olieverf op doek<br />
circa 1835<br />
Dit landschap schilderde Haanen waarschijnlijk in zijn tijd in Hilversum. De voorstelling zou geinspireerd<br />
kunnen zijn op de omgeving aldaar, maar net zo goed kan het hier een uitwerking betreffen<br />
van tekeningen die hij nog in Brabant maakte. Opvallend is de veel grotere maat waarop<br />
Remigius binnen korte tijd leerde werken. Heel mooi heeft hij het nattige zandpad weergegeven.<br />
Zijn penseelvoering is losser geworden en hier en daar gebruikt hij ook de dikte van de verf voor<br />
de effecten die hij wil bereiken.<br />
Inv.nr. G 2122<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
42 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunst als familietraditie | SIGNATUUR 43
23<br />
Berglandschap in Tirol<br />
Remigius Haanen<br />
Olieverf op doek<br />
1837<br />
Dit schilderij heeft Haanen in Stuttgart gemaakt. Blijkbaar heeft hij dan inmiddels een reis in<br />
Oostenrijk achter de rug. We zien het werk van een volwassen landschapsschilder. Het spel van<br />
het licht en dieptewerking beheerst hij, net als de vakkundige weergave van de vegetatie, de<br />
rotspartijen en de besneeuwde bergtoppen in samenspel met de wolkenlucht. In de keuze van<br />
zijn onderwerp voegt Haanen zich met dit schilderij in de romantische kijk op het landschap van<br />
het hooggebergte, met de combinatie van liefelijke en woeste natuur waarin voor de menselijke<br />
figuren een ondergeschikte, nietige positie wordt benadrukt. Het werk is niet speciaal origineel<br />
te noemen. In Wenen, waar Haanen kort na zijn verblijf in Stuttgart ging wonen, werd veel van<br />
dit soort schilderkunst geproduceerd, dat van Ferdinand Waldmüller voorop. Wel is de vaardigheid<br />
waarmee de nog jonge schilder zich dit andere landschapstype eigen maakte verbazend.<br />
Haanens toets van schilderen is losser en pasteuzer dan die in zijn jeugdwerk. De gladde fijnschilderkunst<br />
heeft plaats gemaakt voor een schildertrant waarin de materie en opbreng van<br />
de verf bijdraagt aan de uitdrukking die de schilder aan het onderwerp wilde geven. Haanen gaat<br />
daarin overigens terughoudend te werk. In later werk permitteert hij zich in dit opzicht iets meer.<br />
Hij lijkt zich zo steeds voorzichtig naar de ontwikkeling van de smaak van zijn tijd te voegen.<br />
Inv.nr. G 380<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
44 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunst als familietraditie | SIGNATUUR 45<br />
24<br />
Stilleven met fruit<br />
Adriana Haanen<br />
Olieverf op paneel<br />
Circa 1835<br />
Adriana Haanen was de jongste dochter van de schilder Casparis Haanen (1778-1849) en een<br />
zus van Remigius Haanen (1812-1894). Zij specialiseerde zich in het schilderen van stillevens met<br />
bloemen en fruit. Dit stilleven met een kweepeer, druiven, een pruim en bessen is een van haar<br />
vroege werken waarin de invloed van de laat 18e en vroeg 19e eeuwse bloemschilders domineert.<br />
Uiteindelijk gaat dit type stillevens terug op het latere werk van de invloedrijke Amsterdamse<br />
stillevenschilder Jan van Huysum (1682-1749). Later heeft Adriana in haar stijl de 19e eeuwse<br />
ontwikkelingen gevolgd en is vooral haar toets van schilderen veel losser geworden en de toon<br />
van haar werk veel donkerder<br />
Inv.nr. G 455<br />
Bruikleen Vereniging van Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong>
25<br />
Stilleven met vruchten en vogelnestje en<br />
Stilleven met bloemen en roodborstje<br />
Hermina van Stipriaan Luïscius<br />
Olieverf op paneel<br />
Circa 1840<br />
Hermina van Stipriaan Luïscius (1789-1856) kwam op 44-jarige leeftijd als weduwe met<br />
haar elfjarig zoontje naar Breda. Hier woonde ook haar zuster die gehuwd was met<br />
Generaal Seelig. Van haar zijn kleine bloem- en fruitstillevens bekend. Deze schilderes<br />
heeft haar schilderkunst waarschijnlijk in de familiekring geleerd, als onderdeel van een<br />
goede opvoeding. De kwaliteit van haar werk is gezien deze achtergrond bovengemiddeld.<br />
Misschien trachtte de weduwe met de verkoop van schilderijtjes haar inkomen aan te vullen.<br />
Inv.nrs. S 6267.1 en 2<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Verworven met steun van de Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
46 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunst als familietraditie | SIGNATUUR 47
Teken-<br />
leraren en<br />
kunSTenaarS<br />
Na de sluiting van de<br />
eerste tekenacademie<br />
van Breda duurde het<br />
enige jaren voordat er<br />
bijna gelijktijdig twee<br />
nieuwe opleidingen<br />
werden gevestigd.<br />
De Koninklijke Militaire<br />
Academie werd in 1828<br />
in Breda gesticht.<br />
Het vak tekenen maakte<br />
onderdeel uit van de<br />
opleiding tot officier. Vanouds dienden officieren een zekere vaardigheid te hebben in het tekenen,<br />
zowel handtekenen als technisch tekenen. Met name aan het landschapstekenen werd grote waarde<br />
toegekend. Het was immers het enige middel waarmee men militair-strategische plaatsen en de positionering<br />
van verdedigingslinies en geschutsopstellingen kon weergeven. Bovendien werd tekenen<br />
beschouwd als onderdeel van de beschaafde opvoeding en daarmee zou de KMA voor jongemannen<br />
van goede komaf een aantrekkelijke opleiding zijn. Het belang van het vak was onder meer af te<br />
leiden van het aantal uren dat aan het tekenen werd besteed: vier dagen per week minstens één uur.<br />
Opeenvolgend is een reeks van kunstenaars als tekenleraar actief geweest bij de KMA. Hun aanwezigheid<br />
in de stad zorgde ook voor een zekere opbloei van culturele activiteiten. Er werden genootschappen<br />
voor kunstbeschouwing opgericht en op den duur werden ook tentoonstellingen georganiseerd.<br />
Daarin waren de tekenleraren en soms hun collega’s van elders met werken vertegenwoordigd.<br />
Onder hen bekende en minder bekende namen als Balthasar Joosz, Frederik Huygens, Martinus en<br />
Izaak Schouman, Jacobus en Constant Huijsmans en Christiaan Kannemans. De laatste drie waren<br />
ook als tekenleraar actief bij het ‘Stads-Teeken-Instituut’.<br />
Deze stedelijke instelling, opgericht in 1825, is enerzijds te beschouwen als voorloper van<br />
ons huidige lager technisch onderwijs, anderzijds als een aanzet tot de kunstacademies van later tijd.<br />
Doel was ‘door middel van het teekenen den zin en het gevoel voor het schoone, den grootschen<br />
stijl en eenen zuiveren smaak onder de bevolking te verspreiden’. In de praktijk was het overigens<br />
meer een opleiding om kundige ambachtslieden te kweken ter bevordering van de nijverheid.<br />
Niet op de eerste plaats dus een opleiding van kunstenaars.<br />
Onderwijs aan het Stadstekeninstituut was tot 1858 gratis. Men bezocht de tekenschool vanaf het<br />
twaalfde jaar, na het beëindigen van de lagere school. De lessen werden gegeven van 6 tot 8 uur<br />
‘s avonds, aangezien de meeste leerlingen daarnaast ook een baan hadden. De school was gehuisvest<br />
op het adres Eindstraat 26, samen met de gemeentelijke armenschool.<br />
Er waren twee hoofdafdelingen: één voor handtekenkunde en één voor bouwtekenkunde, die onder<br />
leiding stond van de stadsarchitect. De hoofdafdeling handtekenkunde bestond uit verschillende<br />
onderafdelingen zoals figuurtekenen, ornamenttekenen, boetseren en perspectieftekenen.<br />
Izaak Schouman (1801-1878) was leerling van zijn vader Martinus Schouman. Hij volgde<br />
zijn vader, toen deze blind werd, in 1836 op als tekenleraar aan de K.M.A.. Schouman was gedurende<br />
dertig jaar verbonden aan de KMA. Hij maakte hoofdzakelijk portretten, maar heeft ook een imponerend<br />
historiestuk op zijn naam staan: ‘De Generaal Chassé op de Citadel van Antwerpen, de morgen<br />
na het bombardement van de stad op 27 October 1830’. Zijn vader Martinus Schouman geniet een<br />
niet geringe faam als schilder van zeestukken. Helaas heeft Breda’s <strong>Museum</strong> tot op heden nog geen<br />
representatief werk van hem in de verzameling.<br />
48 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Tekenleraren en kunstenaars | SIGNATUUR 49
26<br />
Portretpaar van Martinus Rosman en Barbara Kuinera Rosman-Kraft<br />
Olieverf op paneel<br />
Izaak Schouman<br />
1850<br />
Martinus Rosman, geboren in 1812 in Schiedam, verhuisde rond 1836 naar Breda, waar hij zich<br />
als winkelier vestigde in de Veemarktstraat. In datzelfde jaar trad hij toe tot de Waalse Kerk in<br />
Breda, waar hij een jaar later tot ouderling werd benoemd.<br />
Barbara Kuinera Kraft, geboren in Raamsdonk in 1808, staat reeds vóór 1829 ingeschreven als<br />
inwoonster van Breda. In 1837 trouwt zij met Martinus Rosman. Deze portretten zijn waarschijnlijk<br />
gemaakt ter gelegenheid van hun twaalfeneenhalfjarig huwelijksfeest. Op het portret heeft<br />
Barbara een zakdoek in de hand waarop de naam van haar moeder ‘Elisabeth’ staat geborduurd.<br />
Mogelijk waren de portretten een geschenk van moeder aan haar dochter en haar schoonzoon<br />
ter gelegenheid van dit huwelijksfeest.<br />
Inv.nrs. G 2499 en G 2500<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, in langdurig bruikleen van de familie Rosman<br />
50 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Tekenleraren en kunstenaars | SIGNATUUR 51<br />
27<br />
Portret van Joannes van Breugel, Bisschop van Adras i.p.i.<br />
Izaak Schouman<br />
Olieverf op doek<br />
1850<br />
Dit is een portret waarin Schouman zich van zijn beste kant laat zien. Joannes van Breugel<br />
is genadeloos precies getroffen en mooi afgezet tegen een sobere, neutrale achtergrond.<br />
Van Breugel, geboren te Dongen in 1802, was de rechterhand van de apostolisch vicaris van<br />
Breda. Kort na zijn overlijden in 1850 is dit portret geschilderd. De afkorting i.p.i. staat voor<br />
In Partibus Infidelium: de titel voor een bisschop die alleen in naam een bisdom had,<br />
oorspronkelijk gelegen in een ‘ongelovig’ gebied, waar de Rooms-katholieke kerk geen<br />
gezag had.<br />
Inv.nr. B1832<br />
Bruikleen Stichting Bisschoppelijk <strong>Museum</strong> Breda
JacobuS<br />
en<br />
conSTanT<br />
huiJSmanS<br />
Jacobus en Constant<br />
Huijsmans, vader en zoon,<br />
zijn beiden tekenleraar<br />
geweest op zowel de Koninklijke<br />
Militaire Academie<br />
als op het Stadstekeninstituut.<br />
Jacobus Huijsmans<br />
(1776 - 1859) was eerst<br />
leerling van Jan Hendrik<br />
Fredriks en bezocht vanaf<br />
1802 de Academie van<br />
Antwerpen.<br />
In 1804 was hij terug in<br />
Breda en legde hij zich toe<br />
op de schilderkunst van het<br />
landschap. Van zijn hand zijn met name mooie gezichten op de stad Breda bekend. Hij nam deel aan<br />
verscheidene tentoonstellingen in Antwerpen, Mechelen en Amsterdam. Bij de oprichting van het<br />
Bredase Stadstekeninstituut in 1825 werd hij daar als eerste tekenmeester aangesteld. In 1830 kwam<br />
daar een aanstelling als tekenleraar aan de KMA bij. Vier jaar nadien kon hij zijn neveninkomsten uit<br />
een drogist- en verfwinkel beëindigen. In 1835 werd hij blind als gevolg van een oogziekte. Zijn beide<br />
functies kon hij overdragen aan zijn zoon.<br />
Constant Huijsmans (1810-1886) had in eerste instantie les gehad van zijn vader. Voor een<br />
vervolgopleiding werd hij naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Antwerpen gestuurd, waar<br />
hij onder de hoede kwam van de bekende historieschilder Matthijs van Bree. In verband met de<br />
Belgische Opstand moest Huijsmans zijn studie in Antwerpen afbreken en was hij gedwongen terug<br />
te keren naar Breda. In 1833 vertrok Constant Huijsmans op 23-jarige leeftijd naar Parijs om daar<br />
zijn vorming tot kunstschilder te voltooien. In 1835 moest hij naar huis terug omdat zijn vader blind<br />
was geworden. Als oudste zoon uit een gezin van acht kinderen voelde Huijsmans zich verplicht voor<br />
de familie te zorgen en zijn vader als tekenleraar aan de KMA en het Stadstekeninstituut op<br />
te volgen.<br />
Toen Constant Huijsmans aan de Koninklijke Militaire Academie werd aangesteld, ontbrak het er aan<br />
tekenmethoden en waren er nauwelijks tekenvoorbeelden. Zijn opdracht was dan ook om een landschapsmethode<br />
voor de tweedejaars cadetten te ontwikkelen. Deze uitdaging nam Huijsmans graag<br />
aan. Hij schreef in 1840 een methode, die in zes afleveringen met steendrukken werd uitgegeven.<br />
Zijn activiteiten als tekenleraar combineerde Huijsmans met het maken van eigen werk.<br />
Bijna jaarlijks exposeerde hij landschappen en interieurstukken op de nationale Tentoonstellingen<br />
van Levende Meesters. In 1845 werd zijn interieurstuk ‘Binnenhuis in Noord-Brabant’ aangekocht<br />
door koning Willem II. De laatste maal exposeerde hij in 1851.<br />
Geleidelijk kwam er aan de KMA de klad in het vak handtekenen. Het werd zowel door<br />
leerlingen als de leiding van de Academie onvoldoende serieus genomen naar de zin van Huijsmans.<br />
Bovendien maakte de komst van de fotografie het vak landschapstekenen voor militairen al min of<br />
meer overbodig. Huijsmans beëindigde zijn loopbaan als tekenleraar aan de Rijks HBS in Tilburg. Hij<br />
kwam daar in verwikkelingen terecht tussen katholieken en liberalen, tekenen van de schoolstrijd<br />
die gedurende de hele 19e eeuw het onderwijs in de ban hield. Zijn tijd in Tilburg liep daarom op een<br />
grote teleurstelling uit. Hij heeft er overigens ongeveer anderhalf jaar tekenles gegeven aan de jonge<br />
Vincent van Gogh. Zijn laatste jaren woonde Huijsmans in Den Haag.<br />
52 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Jacobus en Constant Huijsmans | SIGNATUUR 53
28<br />
Gezicht op Breda<br />
Jacobus Huijsmans<br />
Olieverf op paneel<br />
1814<br />
Jacobus Huysmans (1776-1859) schilderde Breda vanuit het noordwesten, gelegen in zijn<br />
vestingwallen. Herkenbaar zijn het Spanjaardsgat en de Grote Kerk. Op het bastion Leugenaar<br />
stond indertijd de oliemolen De Ploeg. Huijsmans maakte dit schilderij in de stijl van een 18e<br />
eeuwse topografische schilder: in zachte tinten die sfeervol bijeen passen, en glad van penseelvoering.<br />
Het beeld van de stad is natuurgetrouw. De boer met zijn twee koeien op de voorgrond<br />
is dat eigenlijk ook. De kleine boerenbedrijven rond de stad hadden meestal niet meer dan en of<br />
twee koeien. Die stonden niet in een weiland, maar werden af en toe door de boer of de boerin<br />
uitgelaten om langs de wegen te grazen. Dat beeld zien we vaak terug in schilderijen van het<br />
Brabantse platteland.<br />
Inv.nrs. S 5355<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
54 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Jacobus en Constant Huijsmans | SIGNATUUR 55<br />
29<br />
Sint Annakapel te Heusdenhout<br />
Jacobus Huijsmans<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1830<br />
Afgebeeld is de 16e eeuwse Sint Annakapel in Heusdenhout. Dit nog bestaande kapelletje<br />
lag destijds aan een zandweg tussen Ginneken en Teteringen. Huijsmans gebruikte dit<br />
kapelletje als stoffering van een romantisch heuvellandschap. Met de boer met de twee<br />
koeien links van het kapelletje geeft Huijsmans er toch ook een Brabants tintje aan.<br />
Anders dan in zijn vroegere werk schildert Huijsmans met deze combinatie van elementen<br />
een fantasielandschap, een zogeheten capriccio. Zijn stijl van schilderen is enigszins mee<br />
veranderd en vooral zijn kleurgebruik is wat voller van toon geworden.<br />
Inv.nr. S 1038<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda
30<br />
De eerste begrafenis op R.K. Begraafplaats Zuylen<br />
Constant Huijsmans<br />
Olieverf op doek<br />
1832<br />
Met dit merkwaardige landschapsschilderij verbeeldde Constant Huijsmans een historische<br />
gebeurtenis. De eerste begrafenis op een nieuwe begraafplaats buiten de stad was wellicht<br />
op zichzelf een gedenkwaardig moment. In 1829 zou bij Koninklijk Besluit het verbod om doden<br />
nog langer in kerken te begraven namelijk opnieuw van kracht worden. Eerder was dat verbod<br />
onder Frans bewind ook al uitgevaardigd. In Breda werd tevoren al op die maatregel ingespeeld.<br />
Buiten de vesting op Zuylen aan de Steenweg (nu Haagweg) bij Princenhage werd een perceel<br />
grond aangekocht en ingericht als begraafplaats. De drie Rooms-katholieke parochies van Breda<br />
kochten gezamenlijk een deel en apart daarvan kwam er ook een gedeelte voor protestanten.<br />
In mei 1826 vonden hier de eerste begrafenissen plaats. Op 31 mei was dat de begrafenis van<br />
Hendrik Nissen die op 28 mei 1826 op 88-jarige leeftijd was overleden. Zijn begrafenis was<br />
overigens niet echt de eerste. Vier overledenen, waaronder twee kinderen waren hem al voorgegaan.<br />
Maar de begrafenis van Nissen was wel de eerste met enig vertoon: een begrafenis<br />
in ‘Klasse 1 met zes dragers’. Het tarief was 30 gulden.<br />
Het is niet erg aannemelijk dat Huijsmans dit schilderij uit eigen beweging heeft gemaakt.<br />
Voor wie of waarom hij dat dan wel deed is niet met zekerheid bekend. Hij zal het in opdracht<br />
gemaakt hebben. Van een nabestaande van Nissen?<br />
De tekst op het grafmonument rechts op de voorgrond wekt de suggestie dat de begrafenis<br />
in de voorstelling die van Nissens stoffelijk overschot is. En de aanwezigheid van dragers bij<br />
het open graf lijkt die suggestie te bevestigen. Huijsmans dateerde dit schilderij zelf op 1832.<br />
Hij maakte dit schilderij dus zes jaar na de begrafenis van Nissen. Dat monument zal er in 1832<br />
al hebben gestaan, maar het was er zes jaar eerder op de begrafenis natuurlijk nog niet.<br />
Het is niet abnormaal dat een schilder zo’n anachronisme in zijn voorstelling toepast om een<br />
op zichzelf weinigzeggende aktie als een teraardebestelling aan een specifieke gebeurtenis te<br />
verbinden. Maar het is evengoed niet ondenkbaar dat het grafmonument alleen maar is afgebeeld<br />
om de gehele locatie te typeren als een begraafplaats en dat de begrafenis niet die van<br />
Nissen is maar een begrafenis in het algemeen. Het is dan echter misschien nog wel meer de<br />
vraag in wiens opdracht Huijsmans een dergelijke voorstelling gemaakt zou hebben. Met het<br />
monumen tale kruis prominent in beeld benadrukt de schilder het Rooms-katholieke karakter<br />
van de situatie op de begraafplaats. Was het dan misschien de kerkelijke overheid in Breda<br />
die voor dit schilderij een opdracht gaf? Vragen als deze blijven vooralsnog onbeantwoord.<br />
Al met al een vreemd schilderij met een voor die tijd bijzondere voorstelling. Topografisch lijkt<br />
Huijsmans de situatie natuurgetrouw te hebben weergegeven. Op de achtergrond is tussen de<br />
jonge bomen door de bebouwing langs de weg naar Princenhage te zien. In het verschiet zien<br />
we nog net de toren van de Bredase Grote Kerk. Gezien een aantal tekeningen in van hem<br />
bewaard gebleven schetsboekjes zal Huijsmans ook een gebeurtenis als deze begrafenis naar<br />
het leven hebben getekend. Misschien had hij dat al wel in 1826 gedaan en heeft hij op basis<br />
daarvan later dit schilderij gemaakt. In dat geval zou de titel van het schilderij de juiste kunnen<br />
zijn. Maar die titel heeft de schilder zelf zeker niet bedacht. Die is pas veel later aan dit schilderij<br />
gegeven door personen die dit schilderij als zodanig interpreteerden.<br />
Constant Huijsmans is overigens zelf ook op deze begraafplaats bijgezet, in 1886, naast zijn<br />
vrouw Louise Kerstens, die al in 1855 was overleden.<br />
Inv.nr. S 1039<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong>, Breda<br />
56 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Jacobus en Constant Huijsmans | SIGNATUUR 57
31<br />
Rivierlandschap met molen<br />
Constant Huijsmans<br />
Olieverf op doek<br />
1856<br />
Dit schilderij is een zeer recente aanwinst van Breda’s <strong>Museum</strong>. Het is gesigneerd en<br />
gedateerd op 1856. Volgens de nu bekende gegevens is dat vijf jaar nadat Huijsmans met<br />
schilderen gestopt zou zijn. Dit schilderij is het tasbare bewijs dat dat niet het geval is<br />
geweest. Dit heuvellandschap met uitzicht op een stad aan een rivier en met bergen rechts op<br />
de achtergrond zou een topografisch bestaande situatie kunnen betreffen. Het kan ook geheel<br />
of gedeeltelijk door Huijsmans gecomponeerd zijn uit verschillende elementen die hij eerder<br />
naar de werkelijkheid had getekend. Het landschap doet denken aan Duitsland, België of Frankrijk.<br />
In al die drie landen heeft Huijsmans gereisd en gewerkt. In 1836 was hij in Kleef, en bezocht<br />
daar de schilder Barend C. Koekkoek. In 1841 maakte hij een reis in het Belgische Maasgebied.<br />
Nog eerder, tijdens zijn studietijd in Parijs, bezocht hij de Auvergne. Hij heeft op al die reizen<br />
ongetwijfeld veel schetsen gemaakt. In de platen van zijn tekencursus uit 1840 zijn daarvan veel<br />
sporen terug te vinden. Meer dan zijn vroegere schilderijen is de stijl van dit landschap vergelijkbaar<br />
met de platen van die tekencursus. In een vlotte, haast schetsmatige penseelvoering zijn<br />
vooral in de voorgrond de details uitgewerkt. Anders dan in zijn vroegere werk heeft Huijsmans<br />
in dit landschap grote contrasten vermeden. Hoewel hij in de details verrassend veel verschillende<br />
kleuren heeft gebruikt, heeft het landschap als geheel een rustige en natuurlijke toon, een<br />
atmosfeer die realistisch aandoet. Menselijke figuren en hun bedrijf zijn ter hoogte van de molen<br />
in de voorgrond nog wel gedetailleerd uitgebeeld, maar zijn ondergeschikt aan het grotere<br />
geheel.<br />
Inv.nr. G 2494<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
58 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Jacobus en Constant Huijsmans | SIGNATUUR 59
chriSTiaan<br />
corneliS<br />
kannemanS<br />
Christiaan Cornelis<br />
Kannemans (1812-1884) was<br />
oorspronkelijk huisschilder<br />
en glazenmaker van beroep.<br />
In zijn jeugd had hij enige<br />
tijd les van de kunstschilder<br />
J.B. Frederiks (1790 - 1827),<br />
zoon van de schilder<br />
J.H. Frederiks (1751 - 1817).<br />
Hij trouwde op de jonge<br />
leeftijd van 19 jaar met<br />
Delphina van Dooremael<br />
en moest toen de kost gaan verdienen als huisschilder. In de loop der tijd ontwikkelde hij zich in de<br />
richting van kunstschilder. Hij was voornamelijk autodidact.<br />
In 1840, mede op advies en aandringen van de bekende Haagse schilder van kerkinterieurs<br />
Johannes Bosboom (1817-1891) en gesteund door de voorzitter van de Bredase Kamer van Koophandel<br />
J.A. van der Burgh, durfde hij het aan zich <strong>volledig</strong> aan de schilderkunst te wijden.<br />
In 1843 zond Kannemans voor het eerst schilderijen in naar tentoonstellingen van werken van<br />
Levende Meesters in Zwolle en in Antwerpen. In Breda debuteerde hij in 1845. Blijkbaar bleven<br />
deze exposities niet onopgemerkt. Generaal Baron H.G. Nahuys van Burgst (1782-1858), eigenaar<br />
van het landgoed Burgst bij Breda, en koning Willem II bewonderden zijn talent zodanig dat zij hem<br />
in staat stelden studiereizen te maken naar Engeland en langs de Nederlandse en Franse kust.<br />
Kannemans ontwikkelde zich tot een bekwaam en gewaardeerd schilder van zeegezichten.<br />
Op een tentoonstelling in Duinkerken in 1853 kreeg hij een keizerlijke zilveren medaille, waarvoor<br />
hij in Breda werd geëerd met “eene serenade bij fakkellicht waarbij eene groote volksmenigte<br />
tegenwoordig was”.<br />
Omstreeks 1860 begon Kannemans te experimenteren met fotografie. Zijn eerste fotoserie<br />
maakte hij in de Grote Kerk van Breda en publiceerde die als een reportage van de grafmonumenten<br />
van de Nassaus. Hij is ook de eerste die Bredase stadsgezichten heeft gefotografeerd. Daaronder, in<br />
opdracht, de vestingwerken voordat die in 1870 gesloopt zouden worden. Van rijkswege ontving hij<br />
in 1875 een tweede belangrijke opdracht om schilderijen te vervaardigen van de nieuwe spoorwegbruggen<br />
te Moerdijk, Culemborg en Zaltbommel. Voor de voorstudies van die schilderijen maakte hij<br />
ook gebruik van de fotografie. Op de wereldtentoonstelling in Philadelphia van 1878 ontving hij voor<br />
deze schilderijen een tweetal medailles. Naast zijn werkzaamheden als zelfstandig kunstenaar had hij<br />
in Breda twee officiële posten: vanaf 1870 was hij leraar handtekenen aan de HBS en van 1877 tot zijn<br />
dood op 3 januari 1884 was hij tekenleraar aan de Koninklijke Militaire Academie.<br />
60 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Christiaan Cornelis Kannemans | SIGNATUUR 61
32<br />
34<br />
Zeegezicht<br />
Christiaan Cornelis Kannemans<br />
Olieverf op doek<br />
1872<br />
Dit schilderij toont een Hollands of Zeeuws zeegat. Op de voorgrond vaart een beurtschip de<br />
haven uit. Links daarvan komt een loodsvaartuig aanzeilen, herkenbaar aan de blauwe vlag in de<br />
top. Op de achtergrond zien we twee zeeschepen: een groot zeilschip en een stoomraderschip.<br />
Dit schilderij is door Breda’s <strong>Museum</strong> direct uit het bezit van de nazaten van Kannemans<br />
verworven. Het zit in zijn oorspronkelijke lijst.<br />
Inv.nr. S 6384<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Schepen in zware storm<br />
Christiaan Cornelis Kannemans<br />
Olieverf op doek<br />
Ca. 1850<br />
Dit is het meest romantische zeegezicht van de drie werken van Kannemans die hier worden<br />
tentoongesteld. Hij schilderde de schepen alsof ze een willoze prooi zijn van de woeste zee.<br />
Het zonlicht dat even tussen de donkere wolken in de stormachtige lucht doorkomt, legt een<br />
dramatisch accent midden in de voorstelling, precies tussen de voorstevens van de twee schepen<br />
op de voorgrond.<br />
Inv.nr. S 2854<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
62 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Christiaan Cornelis Kannemans | SIGNATUUR 63<br />
33<br />
De schipbreuk van het barkschip Jan Hendrik op de St. Paulusrots<br />
Christiaan Cornelis Kannemans<br />
Olieverf op doek<br />
1845<br />
Op 26 april 1845 vertrok het barkschip Jan Hendrik uit Hellevoetsluis met bestemming Batavia.<br />
Op 29 mei verging het schip op de St. Paulusrots in de Atlantische Oceaan. Een deel van de<br />
opvarenden wist deze rots te bereiken. Vijf dagen later werden acht van hen opgepikt door het<br />
passerende Engelse schip ‘Chance’ onder kapitein Roxby. Anderen werden later door het fregat<br />
Eliza aan boord genomen. Twee van de overlevenden hebben kort na hun terugkeer in Nederland<br />
hun ervaringen te boek gesteld. In hetzelfde jaar verbeeldde Kannemans deze scheepsramp.<br />
Hij zal daarbij wellicht de tekst van dit boek hebben benut.<br />
Hij baseerde zich zeker bij één andere gelegenheid ook op een actuele gebeurtenis: de schipbreuk<br />
van het Oostenrijkse barkschip ‘Pegno d’Amicitia’ bij Goedereede. Daarbij kwam de complete<br />
bemanning van een reddingboot uit Hellevoetsluis om het leven. Kannemans maakte van<br />
deze schipbreuk een monumentaal schilderij dat in bezit kwam van de koning. Litho’s naar dit<br />
schilderij werden verkocht om de opbrengst uit te keren aan de weduwen van de bemanning<br />
van de reddingboot.<br />
Inv. nr. 15889<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ‘s-Hertogenbosch
35 Portret van Henricus Kuppens<br />
Willem Kerremans<br />
Olieverf op linnen<br />
1853<br />
Wilhelmus Jacobus Kerremans (1828-1889) heeft het schildersvak geleerd van Christiaan<br />
Kannemans aan het Stadstekeninstituut. Naast zijn gevarieerde beroepspraktijk als<br />
schilder was hij, net als zijn leraar, ook fotograaf. Dit portret is een bewijs van zijn kunnen<br />
als portretschilder.<br />
Henricus Kuppens is gekleed in een zwart kostuum met laag vest, overhemd en vlinderdas.<br />
In de rechterhand houdt hij een schrijfveer boven een opengeslagen register waarin de woorden<br />
‘Debet’ en ‘Kredit’ leesbaar zijn. Kuppens was regent van het R.K. Burgerweeshuis in de Sint<br />
Janstraat in Breda en was kennelijk belast met het toezicht op de financiën. Op de tafel voor het<br />
kasboek staat een zilveren inkstel. De achtergrond bestaat links uit een rood gordijn en rechts<br />
uit goudleer behang. De beeldengroep achter hem staat symbool voor twee weeskinderen, een<br />
jongen en een meisje. Het lijkt erop dat Kerremans de geportretteerde heeft gesitueerd in de<br />
regentenkamer van het weeshuis.<br />
Inv.nr. S 2861<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
36 Spoken op zolder<br />
Reinhardt Willem Kleijn<br />
olieverf op paneel<br />
1881<br />
R.W. Kleijn (1828 - 1889) leerde<br />
tekenen en schilderen aan het<br />
Bredase Stadstekeninstituut en<br />
vervolgens aan de academie te<br />
Antwerpen. Hij heeft een klein en<br />
wisselend oeuvre achtergelaten.<br />
Eigenlijk hebben alleen zijn werken<br />
op klein formaat kwaliteit. Kleijn<br />
was ook leraar. Hij gaf teken- en<br />
schilderles op het Bredase Instituut<br />
Saint Antoine, een fraterschool voor<br />
jongens in de St. Janstraat.<br />
‘Spoken op zolder’ is een kolderiek<br />
en anekdotisch genrestuk. Maar<br />
liefst negentien vrouwen zijn bijeen<br />
op een zolder van een groot huis. Gewapend met allerlei huishoudelijke voorwerpen als bezems,<br />
stoffers en ook een parasol zijn ze samen naar boven gegaan om te achterhalen waar de enge<br />
geluiden vandaan kwamen waardoor ze uit hun slaap werden gehouden. De dienstbode, herkenbaar<br />
aan haar eenvoudige kleding, durft de kastdeur open te doen waarop de dames erachter<br />
komen dat een stel katten de oorzaak van hun schrik is.<br />
Een groot huis waar alleen meisjes en een oudere dame samen wonen, dat is geen gewoon<br />
huis maar hoogstwaarschijnlijk een Franse kostschool voor meisjes. In 1881 was zo’n deftige<br />
kostschool al een beetje ouderwets. Daarom was het misschien voor Kleijn een aardig onderwerp<br />
om de draak mee te steken.<br />
Inv.nr. S 5697<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Verworven met steun van de Provincie Noord-Brabant<br />
64 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Christiaan Cornelis Kannemans | SIGNATUUR 65
de<br />
onTdekking<br />
van heT<br />
landeliJke<br />
leven<br />
Na de Belgische opstand in<br />
1830 kwam het in 1831 tot<br />
een definitieve afscheiding,<br />
die koning Willem I nog<br />
trachtte te verijdelen met<br />
de Tiendaagse Veldtocht. De<br />
Nederlandse troepen werden<br />
teruggetrokken toen het<br />
Franse leger de grens van<br />
België overstak. De troepen<br />
werden overal in het huidige<br />
zuiden van Nederland gelegerd,<br />
als bewaking van<br />
de nieuwe grens en ook wel<br />
om de zuidelijke provincies<br />
voor Nederland te behouden.<br />
Aan de loyaliteit van de<br />
katholieke bevolking werd<br />
getwijfeld, vandaar. Die situatie is van 1831 tot 1839 zo gebleven. Pas in 1839 werd de onafhankelijkheid<br />
van België door de Nederlandse koning erkend en eindigde de mobilisatie in het zuiden.<br />
Onder de officieren die jarenlang op het platteland moesten verblijven waren er een aantal die<br />
hun tekenlessen in praktijk brachten door het landschap en de bewoners in tekening te brengen.<br />
Met name in de omgeving van Breda deden nogal wat officieren die ervaring op. Militair opgeleide<br />
tekenaars waren gewend voor doeleinden van registratie zaken onbevangen vast te leggen op papier<br />
en waren dus, anders dan kunstenaars, niet of minder belast met academische regels van de kunst.<br />
Met die instelling registreerden militairen ook landschappen en volkenkundige of natuurhistorische<br />
bijzonderheden in verre oorden als Nederlands Indië of Suriname. Hun werk in eigen land opende de<br />
ogen voor de schilderachtigheid van het platteland, de eenvoud van bestaan van zijn bewoners en<br />
de specifieke kenmerken van hun kleding en dagelijkse gebruiksvoorwerpen.<br />
Niet lang nadien drong dit besef door in kringen van kunstenaars die in navolging van<br />
Franse kunstenaars uit de school van Barbizon de fantasierijke romantische landschapsschilderkunst<br />
wilden vervangen door een onbevangen en meer realistische weergave van zaken.<br />
Door de reputatie van schilderachtigheid van de omgeving van Breda, en dan met name het<br />
dorp Dongen en omgeving, bezochten vanaf het midden van de 19e eeuw nogal wat Nederlandse en<br />
ook buitenlandse kunstenaars dit gebied. Zij waren voorafgegaan door Constant Huijsmans die al<br />
eerder begonnen was landschap en boereninterieurs in de omgeving van Breda als onderwerp<br />
te gebruiken. Van dat werk van hem is tot op heden niets terug gevonden. Van de kunstenaars die<br />
later volgden wel. Onder hen zijn bekende namen als August Allebé, Jozef Israëls, Willem Witsen,<br />
Jan Veth, Max Liebermann, Frans Lebret, Albert Neuhuys, Suze Robertson en Jacob Smits. Veel van<br />
deze kunstenaars hadden een sentimentele kijk op het dorp Dongen en zijn bewoners. Men idealiseerde<br />
de eenvoud en de karakteristiek van het leven op het platteland, vooral onder invloed van<br />
het gegeven dat de samenleving daar snel zijn authentieke karakter aan het verliezen was.<br />
Oorzaken daarvan waren de ontsluiting van het gebied door aanleg van wegen en spoorverbindingen,<br />
industrialisatie, contacten met stedelingen die op het platteland buitenhuizen gingen bewonen<br />
en merkwaardig genoeg natuurlijk ook de belangstelling van de kunstenaars zelf. De verzameling<br />
van Breda’s <strong>Museum</strong> biedt een beeld van hun activiteiten, al ontbreken nog werken van een aantal<br />
bekende namen. Ook de eerste activiteiten van Vincent van Gogh, elders in de omgeving van Breda,<br />
kunnen in dit licht bezien worden. Ook van hem ontbreekt in de verzameling helaas een voorbeeld<br />
van zijn werk.<br />
66 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De ontdekking van het landelijke leven | SIGNATUUR 67
37<br />
Bivak bij Gageldonk<br />
Constant Huijsmans<br />
Olieverf op doek<br />
1832<br />
In verband met de Belgische Opstand moest Huijsmans zijn studie aan de academie in<br />
Antwerpen afbreken en werd hij gedwongen terug te keren naar Breda. Hij nam dienst bij<br />
de vrijwillige schutterij en trok als foerier door Brabant. Hij vertoefde onder meer enige tijd<br />
op de hei bij Dongen en maakte daar waarschijnlijk de schetsen voor schilderijen. Dat zullen<br />
veelal details geweest zijn van het soldatenleven die hij later verwerkte in een romantische<br />
landschappelijke omgeving. In dit geval heeft hij het huis Gageldonk in de Haagse Beemden<br />
bij Breda gebruikt als een fantasievolle stoffering in een heuvellandschap. De kleurstelling met<br />
het morgen- of avondrood doet denken aan de Duitse romantische landschapskunst uit zijn tijd.<br />
Inv.nr. S 5368<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Bivak in een bos bij Breda<br />
Willem de Klerk<br />
Olieverf op doek<br />
1832<br />
Willem de Klerk (1800-1876) was een schilder uit Dordrecht. In 1832 verbleef hij enige tijd in<br />
Breda. Hij geeft een spannend en romantisch beeld van de legering van soldaten in de omgeving<br />
van de stad. De combinatie van een kleine rivier en een dennenbos doet veronderstellen dat het<br />
hier wel eens om het Mastbos zou kunnen gaan, met de rivier de Mark vlak in de buurt. De Klerk<br />
maakte er een mooi nachtelijk tafereel van, een nocturne met licht van kampvuur en de maan.<br />
Voor schilderijen als dit van De Klerk en het hiervoor besproken werk van Huijsmans zullen<br />
zeker kopers geweest zijn onder de hogere militairen die zo een romantische herinnering aan<br />
hun diensttijd verkregen. Het landschap speelde in die herinnering uiteraard een rol van belang,<br />
specifiek in de vorm van een bos of door het beeld van een opvallend gebouw uit de omgeving.<br />
Daarbij zijn schilderijen als deze getuigenissen van de lange tijd die militairen hier doorbrachten<br />
en de band die sommigen van hen daarbij kregen met het landschap en zijn bewoners.<br />
Inv.nr. G 3011<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
68 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De ontdekking van het landelijke leven | SIGNATUUR 69<br />
38
39<br />
Het pasgeboren kind<br />
Reinhardt Willem Kleijn<br />
Olieverf op doek<br />
1886<br />
Een jonge, chic geklede moeder rust uit op het terras van haar buitenhuis. De baker zit met het<br />
pasgeboren kind op schoot. Gezien haar muts moet zij een vrouw voorstellen uit Oosterhout of<br />
Dongen. Buitenhuizen als dit werden vooral in de tweede helft van de 19e eeuw door de nieuwe<br />
klasse van bemiddelde burgers in de directe nabijheid van de stad gekocht of gebouwd.<br />
Dit mooie tafereel van Kleijn geeft een treffend beeld van de wijze waarop de plattelandsbevolking<br />
in contact kwam met de wereld van de stedelingen. Zulke contacten hadden grote<br />
gevolgen. De bewoners van buitenhuizen zorgden voor aanleg van landgoederen, de invoer<br />
en teelt van nieuwe gewassen, het houden van nieuwe huisdieren en verbeteringen in de<br />
land- en tuinbouw.<br />
Inv.nr. G 2118<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Buurtpraatje<br />
August Allebé<br />
Olieverf op paneel<br />
1869<br />
Auguste Allebé (1838-1927) bezocht vanaf 1864 gedurende een periode van bijna dertig jaar<br />
met grote regelmaat Dongen. Hij zocht voor zijn werk een naturalistische benadering van het<br />
platte landsleven. De uitbeelding van dit onderwerp diende ‘uit het leven gegrepen’ te zijn.<br />
Desalniet temin komen zijn werken ons nu anekdotisch en zelfs enigszins sentimenteel over.<br />
De armoede die er in feite was, is aan zijn schilderijen bepaald niet af te lezen. Het naturalisme<br />
richtte hij meer op de details van kleding en voorwerpen in de voorstelling. Daarmee vestigde hij<br />
het oog op zaken die vooral na 1870 door volkskundigen druk bestudeerd en verzameld zouden<br />
gaan worden. Het geschilderde afweerteken op de wand rechts van de deur is zo’n element. In de<br />
collectie van Breda’s <strong>Museum</strong> zijn al in een vroeg stadium voorwerpen opgenomen als mutsen<br />
en bijvoorbeeld ook de kruiwagen die Allebé hier zo prominent heeft afgebeeld.<br />
Inv.nr. G 718<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
70 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De ontdekking van het landelijke leven | SIGNATUUR 71<br />
40
41<br />
Bij de waterput in Dongen<br />
Auguste Allebé<br />
Olieverf op paneel<br />
1869<br />
Inv.nr. G 717<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Boerderij te Dongen<br />
Johannes Klinkenberg<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1880<br />
Jan Klinkenberg (1852-1924) heeft slechts één reis naar Brabant gemaakt.<br />
Toen is dit schilderij ontstaan. Hij was vooral een schilder van stadsgezichten.<br />
In die specialiteit heeft hij deze boerderijen in Dongen geschilderd. Dit werk<br />
is bijzonder door het late zonlicht dat Klinkenberg voor en direct achter de<br />
boerderij laat vallen. Daarmee krijgt het schilderij een bijzondere diepte.<br />
Ook het beschot van de waterput krijgt door dit licht een mooie tekening.<br />
Inv.nr. S 6015<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Aankoop met steun van de Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong> en de Provincie Noord-Brabant<br />
72 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De ontdekking van het landelijke leven | SIGNATUUR 73<br />
42
individuele<br />
paSSanTen<br />
In het laatste kwart van de 19 e<br />
eeuw en de eerste decennia<br />
van de 20e eeuw kunnen we<br />
niet bepaald spreken van een<br />
bloei van beeldende kunst<br />
in en rond Breda. Een echte<br />
kunstopleiding ontbrak in de<br />
stad. De tekenopleiding van<br />
de KMA stelde niet veel meer<br />
voor en het Stadstekeninstituut met zijn ambachtelijke gerichtheid ging rond 1900 net als elders<br />
op in de ambachtsschool.<br />
Natuurlijk waren er opdrachten te vergeven voor de aankleding en uitrusting van kerken,<br />
kloosters, onderwijsinstellingen en fabrieksgebouwen, maar dat werk werd in veel gevallen uitgevoerd<br />
door kunstenaars van elders. In Breda bestond daarvoor maar weinig traditie. Wat in<br />
Breda op dit gebied wel gebeurde komt in het volgende hoofdstuk kort aan de orde.<br />
Met de typering ‘individuele passanten’ vangen we twee aspecten van de kunstenaars die<br />
we uit deze periode hier ten tonele voeren. Individualisme was voor een aanzienlijk deel van die<br />
kunstenaars een kwaliteit die men koesterde als grondslag voor artistieke prestaties. Binding aan<br />
opdrachten en daarmee vaak aan maatschappelijk of religieus ideeëngoed paste meestal niet in<br />
het beeld dat de autonome kunstenaar koesterde.<br />
Daarnaast doen we in deze periode vooral een beroep op het toeval als we kunstenaars aan<br />
stad en omgeving historisch willen verbinden. Er zijn hier kunstenaars geboren en getogen die later<br />
een behoorlijke reputatie hebben weten op te bouwen. Of er zijn kunstenaars geweest die enige tijd<br />
in Breda of omgeving hebben gewoond en gewerkt. En tenslotte was er als gevolg van de modernisering<br />
en industrialisatie, zeker in Breda, een bredere bovenlaag van gegoede burgers ontstaan die zo<br />
nu en dan opdrachten te vergeven hadden. Er bestond bij die burgers wel degelijk cultureel besef.<br />
Er werd bijvoorbeeld in 1903 een museum opgericht, het Stedelijk <strong>Museum</strong> voor Geschiedenis<br />
en Oudheidkunde waaruit het huidige Breda’s <strong>Museum</strong> is voortgekomen. Zoals op veel plaatsen<br />
elders in Nederland richtte men zich echter primair op geschiedenis. Het echte verzamelen van kunst<br />
moest in Nederland, zeker voor musea, toen nog grotendeels beginnen. In hetzelfde jaar 1903 werd<br />
in Breda vrijwel het gehele Nederlandse werk van Vincent van Gogh als een inboedel van de hand<br />
gedaan. Er was toen niemand in Breda met enig besef van de waarde daarvan. Daarom is er in het<br />
Bredase kunstbezit geen enkel werk van de grootste der ‘individuele passanten’ bewaard gebleven.<br />
74 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 75
43<br />
Portret van oude Hannes<br />
Jan Bogaerts<br />
Olieverf op doek<br />
1903<br />
Jan Bogaerts (1878–1962) is geboren in Den Bosch.<br />
Daar leerde hij het schildersvak aan de Koninklijke<br />
School voor Nuttige en Beeldende Kunsten van<br />
kunstenaars als Piet Slager en Antoon van Welie.<br />
Bogaerts vervolgde in 1899 zijn opleiding aan de<br />
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in<br />
Antwerpen. Van 1906 tot 1918 woonde en werkte Jan<br />
Bogaerts in Teteringen, in het deel van die voormalige<br />
gemeente dat nu deel uitmaakt van de stad Breda.<br />
Hij heeft vooral in zijn eerste jaren zijn onderwerpen<br />
gezocht in romantische literatuur. Hij werkte die uit<br />
in voorstellingen van dromerige landschappen met<br />
kastelen en figuren. Qua stijl en inhoud is dat werk<br />
te typeren als symbolistisch en verwant aan de art<br />
nouveau van die tijd.<br />
Een zelfde geladenheid zoekt Bogaerts ook in onderwerpen<br />
in de alledaagse omgeving die hij veel realistischer<br />
uitbeeldt. Van schijnbaar terloopse close-ups<br />
van een boerenerf of een zitbank aan een bosrand geeft<br />
hij in zijn werk een prachtig verstilde weergave. Ook dit<br />
portret getuigt van zo’n verdiepte aandacht. Vooral het gezicht heeft Bogaerts met een haast<br />
Rembrandtieke allure uit weten te beelden. Hij maakte het in 1903 en verwierf er voor de derde<br />
maal een koninklijke subsidie mee. Nog in zijn tijd in Teteringen is Bogaerts zich toe gaan leggen<br />
op het stilleven. Daarin vond hij bij uitstek mogelijkheden om zijn expressie van verstilling,<br />
verdieping en intimiteit tot in detail en in eindeloze variatie uit te werken. Hij is in zijn latere werk<br />
dan ook voornamelijk stillevenschilder gebleven.<br />
NBM Inv.nr. 7805<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ‘s-Hertogenbosch<br />
‘Bij zonsondergang’, boerenhof in Teteringen<br />
Jan Bogaerts<br />
Olieverf op linnen<br />
1909<br />
Inv.nr. G 4010<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
76 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 77<br />
44<br />
45<br />
Stilleven met sierkistje en anemonen<br />
Jan Bogaerts<br />
Olieverf op doek<br />
1912<br />
Inv.nr. G 30<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong>
46<br />
Stilleven met pleisterbeeld<br />
H.F. Boot<br />
Olieverf op doek<br />
1920<br />
Henri Boot (1877-1963) is in Maastricht geboren en verhuisde op zesjarige leeftijd naar Breda.<br />
Hier heeft hij van 1883 tot 1887 gewoond. Boot was een telg van een familie in de hogere sociale<br />
kringen en Henri kreeg dan ook een goede opvoeding en scholing. In dat licht moeten we de<br />
tekenlessen zien die hij op jeugdige leeftijd in Breda kreeg, naar verluid van B.J.C. Weingärtner.<br />
Deze Weingärtner gaf in die tijd les aan de Oosterhoutse tekenschool en zal misschien bij de<br />
familie Boot privélessen gegeven hebben. In 1887 verhuisde de familie naar Rotterdam waar<br />
Henri het Erasmiaans Gymnasium doorliep. Vervolgens begon hij een studie klassieke talen in<br />
Leiden maar al na een paar jaar brak hij die af om zich geheel te gaan wijden aan de schilderkunst.<br />
Na enkele korte woonperiodes op Ameland en in Spaarndam en Amsterdam vestigde hij<br />
zich definitief in Haarlem. Boot gaf daar tekenlessen om de kost te verdienen maar hij stond er<br />
ook om bekend dat hij dat vrijwel belangeloos deed als hij iets in een leerling zag. Hij is vermaard<br />
geworden om zijn leven in armoedige en vooral rommelige omstandigheden waarin verval en<br />
vervuiling moedwillig door Boot werden getolereerd.<br />
Zijn bekendste leerling was Kees Verwey. Deze bewonderde hem zeer en leidde net als zijn<br />
leermeester een teruggetrokken bestaan in vergelijkbare omstandigheden. Boot zag kunst<br />
vooral als een product van goed ambachtelijk werk en wilde daarmee de gelijke zijn van<br />
eenvoudige mensen zoals hij die in zijn tijd op Ameland had leren kennen. Dat stond uiteraard<br />
op gespannen voet met zijn komaf en de grote eruditie en talenkennis waarover Boot beschikte.<br />
Hij heeft vrijwel uitsluitend stillevens gemaakt. Het hier getoonde stilleven betreft ongetwijfeld<br />
een van de talloze schilderachtige plekjes in zijn eigen huis. Opvallend is het gipsen beeldje.<br />
Daarvan had Boot er veel in huis, vooral van antieke sculpturen. Als student had hij korte tijd<br />
boetseerles bij Simon Miedema (1860-1934) en hij kreeg toen opdracht om gipsen beelden uit<br />
de collectie van het <strong>Museum</strong> van Oudheden in Leiden te tekenen.<br />
Inv.nr. S 6121<br />
Langdurig bruikleen Gemeentemuseum Den Haag<br />
Dans Les Dunes<br />
Carel Storm van ‘s Gravensande<br />
Olieverf op doek, gemaroufleerd<br />
1885<br />
Carel Storm van ‘s Gravensande (1841 - 1924) is in Breda geboren en getogen.<br />
Hij is eerst rechten gaan studeren in Leiden en pas later als kunstenaar<br />
actief geworden. Als zodanig is hij in Brussel en Den Haag werkzaam<br />
geweest. Hij staat vooral bekend als een van degenen die het etsen als op<br />
zichzelf staande kunstvorm in de 19e eeuw deed herleven. Daartoe werd<br />
in Nederland de zogeheten etsclub opgericht. Storm van ‘s Gravensande<br />
heeft dan ook meer grafiek gemaakt dan dat hij schilderde. Deze vier<br />
olieverfschetsen laten zien dat hij een volgeling<br />
was van de Haagse School.<br />
Inv.nr. S 6116<br />
Langdurig bruikleen Gemeentemuseum Den Haag<br />
78 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 79<br />
47<br />
Ducdalf bij Dordrecht<br />
Carel Storm van ‘s Gravensande<br />
Olieverf op doek, gemaroufleerd<br />
Circa 1880<br />
Inv.nr. S 6112<br />
Langdurig bruikleen<br />
Gemeentemuseum Den Haag<br />
Wolfheze<br />
Carel Storm van ‘s Gravensande<br />
Olieverf op doek, gemaroufleerd<br />
1879<br />
Inv.nr. S 6114<br />
Langdurig bruikleen<br />
Gemeentemuseum Den Haag<br />
De Schelde bij Vlissingen<br />
Carel Storm van ‘s Gravensande<br />
Olieverf op doek, gemaroufleerd<br />
Circa 1880<br />
Inv.nr. S 6113<br />
Langdurig bruikleen<br />
Gemeentemuseum Den Haag
Portret van Anna Sassen-Borel<br />
Antoon van Welie<br />
Olieverf op doek<br />
1905<br />
Tussen 1900 en 1925 behoorde Antoon van Welie (1866 – 1956) tot de meest geliefde<br />
portrettisten van de internationale society. Zijn portretten, vervaardigd in zijn ateliers<br />
in Parijs, Londen, Rome, New York en Den Haag, waren felbegeerd door diva’s, dandy’s,<br />
adel, religieuzen en staatslieden. In 1905 gaf Alphonse Sassen, president van de arrondissementsrechtbank<br />
te Breda, hem opdracht een portret te maken van zijn vrouw Anna<br />
Sassen-Borel. Zij was toen 66 jaar. Van Welie schilderde haar ten voeten uit in dit monumentale<br />
schilderij. Met haar weelderige kanten japon, bontmantel, hoed en fraaie parasol oogt zij als<br />
een koninklijke dame. De bij deze allure passende omlijsting is origineel.<br />
Inv.nr. G 2504<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
80 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 81<br />
48<br />
49<br />
50<br />
Stilleven met een grapefruit en kaas<br />
Marinus Dittlinger<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1910<br />
Marinus Dittlinger (1864-1942) is geboren<br />
in Breda, maar al op jeugdige leeftijd naar<br />
Dordrecht verhuisd, waar hij les kreeg van<br />
A. J. Terwen. Hij was een studiegenoot en<br />
vriend van Jan Veth. Aan de Rijksacademie<br />
volgde hij lessen bij prof. August Allebé,<br />
wiens stijl hij aanvankelijk overnam.<br />
Dittlinger ontwikkelde zich daarna vooral tot<br />
een schilder van dromerige landschappen en<br />
stillevens. Zijn werk heeft een heel eigen karakter met een gestileerde weergave van zijn onderwerpen<br />
die een beetje doet denken aan het symbolisme. Dittlinger brengt zijn olieverf vaak heel<br />
dun aan waardoor zijn werk haast op een aquarel lijkt.<br />
Inv.nr. G 67<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Stilleven van pompoenen en kalebassen<br />
Marinus Dittlinger<br />
Olieverf op doek<br />
1929<br />
NBM inv.nr. 8026<br />
Bruikleen Noordbrabants <strong>Museum</strong>, ‘s-Hertogenbosch
51<br />
Limburgs Landschap<br />
Marinus Dittlinger<br />
Olieverf op doek<br />
1922<br />
Inv.nr. S 1102<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Spaanse jonge dame<br />
Marinus Dittlinger<br />
Olieverf op doek<br />
z.d.<br />
Op dit schilderij maakt Dittlinger van een Spaanse jongedame een mysterieuze, exotische<br />
verschijning. Haar gelaat vormt een mooi contrast met haar mantilla. Subtiel is de schaduwlijn<br />
over haar gezicht, afkomstig van een grote, half doorschijnende waaier. Dittlinger was niet de<br />
enige die in zijn tijd Spaanse danseressen als onderwerp koos. Onder een aantal Nederlandse<br />
kunstenaars die voor de Eerste Wereldoorlog in Parijs verbleven, leefde een voorkeur voor het<br />
exotisme en de bohémien. In het werk van Piet van der Hem, Jan Sluyters en Leo Gestel van die<br />
tijd komen Spaanse vrouwen en flamencodanseressen ook voor.<br />
Inv.nr. G 166<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
82 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 83<br />
52
53<br />
54<br />
Weesmeisje met hond<br />
Hendrik Maarten Krabbé<br />
Olieverf op triplex<br />
1894<br />
Hendrik Maarten Krabbé (1868-1931) studeerde in 1882 een<br />
jaar aan de Quellinusschool in Amsterdam en vervolgde zijn<br />
opleiding aan de Amsterdamse Rijksacademie van 1883 tot<br />
1888, waar hij onder meer les kreeg van August Allebé en de<br />
graficus Rudolf Stang. Hij is schilder en graficus geworden.<br />
Zijn belangrijkste onderwerpen waren het leven van soldaten<br />
en matrozen, interieurs met figuren, landschappen en portretten.<br />
Vanaf medio 1894 tot begin 1895 verbleef Krabbé bij zijn<br />
ouders in Breda. Via zijn vader had hij entree bij de KMA en<br />
hij is als illustrator actief geweest voor publicaties over die<br />
opleiding. Hij maakte in Breda ook een schilderij van boerenvrouwen<br />
bij de ingang van de Boterhal. Dat werk werd door<br />
de stad aangekocht en geschonken aan koningin Emma.<br />
Andere werken maakte hij in het Burgerweeshuis, waarvan<br />
dit schilderijtje een voorbeeld is. Afgebeeld is de 8-jarige<br />
Hendrina Schoonman. Zij heeft een overschort aan.<br />
De jongere weesmeisjes droegen die door de week om hun<br />
uniform te beschermen.<br />
Inv.nr. G 2501<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, langdurig bruikleen Gereformeerd Burgerweeshuis Breda<br />
Naakt<br />
Paul Rink<br />
Olieverf op linnen<br />
Circa 1880<br />
Paul Rink (1861-1903) werd geboren in Veghel en bracht een groot deel van zijn jeugd door in<br />
Oosterhout. Hij kreeg daar ook zijn eerste tekenlessen van B.J. C. Weingärtner, dezelfde die later<br />
ook Henri Boot tekenlessen heeft gegeven. Daarna volgde Rink lessen aan de Academie in Den<br />
Haag en aan die van Antwerpen. Nadat hij in 1887 de Prix de Rome had gewonnen heeft hij jaren<br />
gereist in Italië en Spanje, waar hij ook zijn onderwerpen koos. In 1890 vestigde hij zich in Den<br />
Haag. Veel van zijn werk heeft sindsdien betrekking op het leven in plaatsen langs de voormalige<br />
Zuiderzee. Vanaf 1900 woont hij achtereenvolgens in Volendam en Edam waar hij in 1903 is<br />
overleden. Vooral in zijn tijd in Spanje en Italië is Paul Rink licht en kleurig werk gaan maken en<br />
dat is nadien zo gebleven. Dit naaktschilderij dateert van tijdens of vlak na zijn studietijd aan de<br />
academie van Antwerpen.<br />
inv.nr. G 95<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
84 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Individuele passanten | SIGNATUUR 85
kleine<br />
monumenTen<br />
In het begin van de 20 e<br />
eeuw komen in Breda<br />
op bescheiden schaal<br />
initiatieven op waaruit<br />
een streven tot meer<br />
maatschappelijke<br />
binding van de beeldende<br />
kunst blijkt. Niet dat<br />
zo’n binding nog niet<br />
bestond. Met name de neogotiek werd vrijwel uitsluitend in opdracht en met een duidelijke missie<br />
geproduceerd en toegepast in kerkgebouwen en aanverwante katholieke instellingen. Die katholieke<br />
signatuur was sinds het midden van de 19e eeuw steeds dominanter geworden. Opdrachten gingen,<br />
zoals eerder gezegd, naar een beperkt aantal grote ateliers buiten Breda. Een uitzondering was het<br />
Bredase glazeniersatelier van de gebroeders Wuisman, dat ramen maakte voor diverse katholieke<br />
instellingen binnen en buiten Breda. Buiten dat was er in Breda maar weinig gelegenheid voor toepassing<br />
van kunst. Toch zochten kunstenaars ook in de profane sfeer naar een meer maatschappelijk<br />
gebonden rol voor de beeldende en toegepaste kunst. Elders kwam dat streven in de vorm van<br />
Art Nouveau of Nieuwe Kunst en, eerder, de Arts and Crafts Movement tot uiting in een vergaande<br />
integratie van beeldende kunst, architectuur en vormgeving.<br />
In 1900 werd met een vergelijkbaar doel de Bredasche Kunstkring opgericht, waarin de<br />
architect Jan van Dongen en de kunstenaar Bart Klunne een rol speelden naast maatschappelijk<br />
bevlogen personen als Emile van Konijnenburg en Isaac de Vooys. Veel verder dan bescheiden<br />
tentoonstellingen en kunstavonden kwam dit gezelschap hier niet. Min of meer verbonden hieraan<br />
was de oprichting in 1902 door Van Dongen en Klunne van het Jong Hollands Huis: een toonzaal<br />
van kunstnijverheid in de geest van de nieuwe kunst van Berlage. Ook dit initiatief is maar een kort<br />
leven beschoren geweest en het aandeel van Bredase kunstenaars in het assortiment was klein en<br />
kwalitatief mager.<br />
Voor de rest waren er enkele bouwprojecten en opdrachten waar voor kunstenaars een rol<br />
was weggelegd. Het kantoorgebouw van de Bredase bierbrouwerij De Drie Hoefijzers werd in 1927<br />
ontworpen door de Bredase architect Bilsen maar werd van beeldhouwwerk, glas in lood en smeedwerk<br />
voorzien door kunstenaars van elders, zoals Van Lunteren, Bogtman, De Rouw en Winkelman.<br />
Voor de uitbreiding van het Bredase stadhuis met een nieuwe raadzaal in 1925 maakte de Limburgse<br />
glazenier Joep Nicolas enkele ramen. Dankzij een schenking van haar vader, de Bredase fabrikant<br />
Rueb, kwam op het Stadserf een beeld van Gra Rueb te staan: de Turfschipper. Rueb maakte onder<br />
andere ook reliëfplaquettes met portretten en profil of driekwart. Gerard van Aalst was de Bredase<br />
beeldhouwer die van dat type beeldhouwkunst zijn specialiteit maakte. Hij portretteerde tal van<br />
Bredase prominenten bij gelegenheid van jubilea die als bescheiden monumenten veelal een plaats<br />
kregen in de entrees van bedrijven en instellingen.<br />
Twee beeldhouwers van naam in deze periode werden in Breda geboren maar hadden hun<br />
opleiding en loopbaan elders. De eerste was Bon Ingenhousz (1881 - 1953) die na een aanzienlijke<br />
carrière pas na zijn pensioen in Breda terugkeerde en plaatsvervangend directeur van de nieuwe<br />
kunstacademie werd. Zijn tijdgenoot was Theo van Reijn, in 1884 in Princenhage geboren maar in<br />
1908 al in het begin van zijn carrière definitief uit Breda vertrokken. De verbreding van de Haagpoortbrug<br />
in 1928 werd uitgevoerd in de stijl van de Amsterdamse School. Voor het beeldhouwwerk<br />
kreeg Theo van Reijn de opdracht. Die brug is inmiddels weer gesloopt.<br />
Van Reijns beelden worden bewaard in de verzameling van Breda’s <strong>Museum</strong>. Van Reijn bedankte<br />
rond 1920 nog voor een rol als leidinggevend beeldhouwer bij de restauratie van de Grote Kerk<br />
omdat daar werd gekozen voor een quasi middeleeuws principe van een Bauhütte waarin anoniem<br />
en zonder persoonlijke expressie gewerkt zou worden om de restauratie, reconstructie en zelfs<br />
voltooiing van dit laatgotische topmonument in de geest van de gotiek uit te voeren.<br />
Degene die zich wel in zo’n rol kon vinden was Lukas van der Meer. Rond zijn persoon<br />
verzamelde zich een bescheiden gezelschap dat mede een bijdrage zou gaan leveren aan het<br />
Bredase kunstleven na de Tweede Wereldoorlog.<br />
86 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kleine monumenten | SIGNATUUR 87
55<br />
Eva<br />
Lukas van der Meer<br />
Gips<br />
1914 / 1915<br />
Lukas van der Meer (1881–1949) maakte tijdens en kort na zijn studie aan de Amsterdamse<br />
Rijksacademie ambitieuze sculpturen in gips die in principe bestemd waren om er een afgietsel<br />
in brons van te maken. In compositie, thematiek en licht erotische strekking is Van der Meer<br />
behoorlijk schatplichtig aan sommige werken van de beeldhouwer Auguste Rodin, maar met<br />
de gladde, gepolijste afwerking zijn zijn sculpturen toch vooral een voorbeeld van de wat academische<br />
beeldhouwkunst van het fin de siècle. Dit beeld van Eva geeft haar weer op het moment<br />
dat ze verleid wordt door de slang. De slang, een verschijningsvorm van de duivel, heeft nog zijn<br />
poten. God nam hem die na de zondeval af. Van dit beeld is nooit een afgietsel in brons gemaakt.<br />
Dat gebeurde uiteindelijk wel met Van der Meers beeld ‘Eros en Psyche’, dat ook wel ‘De Liefde’<br />
wordt genoemd. Hij maakte dit beeld ook nog vóór 1920 en verwierf daarmee nationale erkenning<br />
als beeldhouwer. Met het gipsmodel nam hij deel aan de Tentoonstelling van Nederlandsche<br />
Beeldende Kunsten, die in september 1923 werd gehouden in het Stedelijk <strong>Museum</strong> te Amsterdam.<br />
Het werk werd bekroond met de gouden medaille. Kort na het overlijden van Van der Meer wilde<br />
zijn weduwe het in 1950 aan het Stedelijk <strong>Museum</strong> schenken (nu Breda’s <strong>Museum</strong>).<br />
Het werd geweigerd, omdat het niet geschikt werd gevonden voor schoolkinderen. Het bestuur<br />
adviseerde de weduwe het beeld aan de Gemeente Breda te schenken. Dit heeft zij gedaan en<br />
van het gipsmodel werd op kosten van de gemeente een beeld in brons gegoten. In de jaren<br />
tachtig is dat geplaatst in de Willem Merkxtuin.<br />
Na zijn aanvankelijke succes met dit vrije werk maakte Lukas van der Meer een drastische<br />
ommezwaai. Hij nam afscheid van individuele expressie als artistiek doel en ging zich, vooral<br />
als restauratiebeeldhouwer, dienstbaar maken aan de puur ambachtelijke kant van het vak.<br />
Hij werkte mee aan de restauratie van het Koninklijk Paleis op de Dam te Amsterdam. In 1920<br />
werd hij beeldhouwer bij de restauratie van de Grote Kerk in Breda en hij bleef dit tot aan zijn<br />
dood in 1949. Zijn gepolijste stijl maakte plaats voor het ruwere steenhouwerswerk en daarmee<br />
zette hij zich voornamelijk aan het vervaardigen van ornamenten voor de kerk. In 1928 maakte<br />
hij in het restauratieatelier van de Grote Kerk reconstructies van de renaissance portretmedaillons<br />
van de binnenplaats van het kasteel van Breda, die de zwaar beschadigde originelen<br />
moesten vervangen. Juist uit deze figuratieve reconstructies blijkt hoezeer zijn ideaal om zichzelf<br />
als puur ambachtsman in dienst te stellen van een kunstwerk uit vroeger tijden op een<br />
illusie was gebaseerd. Zijn nieuwe medaillons ogen nu als typische producten van zijn tijd.<br />
Inv.nr. G 2104<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
88 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kleine monumenten | SIGNATUUR 89
56 Naakt<br />
57 Portret van notaris A.J.A. Verschraage<br />
Gra Rueb<br />
Gerard van Aalst<br />
Terracotta<br />
Bas-reliëf in brons<br />
1939<br />
1930<br />
Gra Rueb (Breda 1885 – 1972 Den Haag) was de dochter van de Bredase industrieel J.G. Rueb,<br />
directeur van de Machinefabriek Breda. Zij is op jonge leeftijd uit Breda vertrokken. In 1911 ging<br />
zij naar Den Haag om les te nemen bij Toon Dupuis. Vier jaar later reisde zij naar Parijs en werd<br />
daar leerlinge van Antoine Bourdelle, die zelf door Auguste Rodin was opgeleid.<br />
Ze is vooral bekend geworden als maakster van dierfiguren op klein formaat. Daarnaast maakte<br />
ze portretbustes en portretten in reliëf. Ook een aantal monumentale werken op groter<br />
formaat heeft zij gemaakt. Een bekend monument van haar hand is het beeld van Hans Brinker<br />
in Spaarndam. Voor Breda maakte ze het beeld De Turfschipper op het Stadserf, waarvan het<br />
terracotta origineel in Breda’s <strong>Museum</strong> wordt bewaard.<br />
Inv.nr. G 168<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De Bredase beeldhouwer Gerard van Aalst (1896 -<br />
1965) heeft zich zijn leven lang bezig gehouden met<br />
het maken van portretplaquettes. Hij heeft op deze<br />
wijze heel wat Bredase notabelen geportretteerd.<br />
Overigens deed hij dat merendeels op een wat groter<br />
formaat dan de voorbeelden die hier worden geëxposeerd.<br />
Notaris Verschraage (1845 - 1931) was een<br />
van de grondleggers van Breda’s <strong>Museum</strong>. Vanaf de<br />
oprichting in 1903 van de Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong><br />
voor Oudheidkunde en Geschiedenis tot zijn dood in<br />
1931 was hij bestuurslid en de laatste jaren voorzitter.<br />
Het portret in reliëf toont hem op tachtig jarige leeftijd.<br />
De grote versie van dit reliëfportret is te vinden op het<br />
monument voor Verschraage in het Wilhelminapark<br />
van Breda.<br />
Inv.nr. S 3128<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Portret van C.M. Asselbergs<br />
Gerard van Aalst, Breda 1896–1965 Breda<br />
Bas-reliëf in brons<br />
1933<br />
Cees Assselbergs was oprichter en directeur van<br />
het bedrijf Asselbergs en Nachenius, begonnen als<br />
‘Technisch Bureau voor Economisch Kolenverbruik’.<br />
Het bedrijf maakte verwarmingsinstallaties maar de<br />
laatste jaren vooral ventilatoren en afzuigsystemen.<br />
Curieus onderdeel in het reliëfportret van Asselbergs<br />
is het brilletje. Dit onderdeel is niet opgelost binnen<br />
het geheel van de reliëftechniek, maar als een los<br />
extra element aangebracht. Dat heeft een onverwacht<br />
realistisch effect, maar doet ook een beetje komisch<br />
aan.<br />
Inv.nr. G 74<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
90 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kleine monumenten | SIGNATUUR 91<br />
58
een<br />
moeizaam<br />
beSTaan<br />
Onder deze titel vangen<br />
we drie kunstenaars die in<br />
Breda opgroeiden maar voor<br />
hun verdere ontwikkeling<br />
als kunstenaar elders hun<br />
heil zochten. Wat hen verder<br />
verenigt is dat het alle drie<br />
personen waren die zich<br />
duidelijk bekenden tot een<br />
specifieke richting in hun<br />
werk: een artistieke missie,<br />
al of niet in combinatie met een maatschappelijke, politieke keuze. Het gaat te ver om hun vroege<br />
vertrek uit Breda in dat licht te stellen. Daarvoor zijn geen biografische gegevens als direct bewijs<br />
voorhanden.<br />
Maar het is wel duidelijk dat Breda voor hun eigenzinnige werk geen podium te bieden had.<br />
Deze kunstenaars zochten in hun werk duidelijk aansluiting op actuele kunst in binnen- en buitenland.<br />
Hun geestverwanten verkeerden meer in grootstedelijke kringen in Amsterdam of elders. Daarmee is<br />
overigens niet gezegd dat een keuze voor een vestiging buiten Breda ook meteen bestaansmogelijkheden<br />
opende. Dat was in de periode tussen de twee wereldoorlogen voor kunstenaars sowieso niet<br />
gemakkelijk en al helemaal niet voor kunstenaars met eigenzinnige of ook idealistische opvattingen.<br />
92 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Een moeizaam bestaan | SIGNATUUR 93
59<br />
Stilleven<br />
Toon van den Muysenberg<br />
Olieverf op doek<br />
Ca. 1940<br />
Dit stilleven is in een zeer eenvoudig aandoende vormtaal gemaakt: heldere kleuren binnen strak<br />
omlijnde contouren. De voorstelling geeft een beeld van drinken en kaartspel, bezigheden die de<br />
schilder tegenover het verblijf in een landelijke omgeving lijkt te stellen, gezien het landschap<br />
aan de wand op de achtergrond. Zo’n licht moralistische strekking is goed voorstelbaar in het<br />
kunstenaarschap van Toon van den Muysenberg. Hij schilderde veel landschappen en verstilde<br />
dorps- en stadsgezichten, met name in het Limburgse plaatsje Thorn en het schilderij op de<br />
achtergrond betreft dan ook een werk van hemzelf. Dat werk is over het algemeen vriendelijker<br />
van karakter dan zijn wat sombere beelden van het leven in de stad, dat van hem zelf in het<br />
bijzonder.<br />
Toon van den Muysenberg (1901-1967) was afkomstig uit Breda waar hij als jongeman werkzaam<br />
was als huisschilder. In 1917 verhuisde hij met zijn moeder naar Amsterdam om zich daar verder<br />
tot kunstschilder te ontwikkelen. Hij werkte in een bewust naïeve stijl waarmee hij nog het best<br />
te plaatsen is in de beweging van de Nieuwe Zakelijkheid. Deze beweging in de Duitse en Nederlandse<br />
schilderkunst was sterk antiromantisch en gericht op een zo nuchter mogelijke onderwerpskeuze<br />
en weergave van de werkelijkheid. In lijn met die manier van werken werd<br />
Van den Muysenberg in 1936 lid van de ‘Populistenkring’, waarvan de leden zich ten doel stelden<br />
‘... kunst te scheppen die voor het volk begrijpelijk is, die tot de volksziel spreekt.’ Die kring werd<br />
in Amsterdam opgericht door Jan Strube en Louis Schrikkel.<br />
Jan Strube had toen al de nodige voetstappen liggen in Breda en omstreken en we komen hem<br />
verderop nog tegen. Ook nu nog bekende namen als Ferdinand Erfmann, Wim Oepts en Nico<br />
Eekman waren lid. De visie van de populisten werd vertaald in<br />
een directe, eenvoudige beeldtaal, in weinig subtiele kleuren<br />
en met een voorkeur voor het alledaagse in de onderwerpen<br />
waarmee men in werk en denken deel wilde zijn van het volk.<br />
Van den Muysenbergs is in zijn werk deze principes altijd<br />
trouw gebleven. In het directe verlengde hiervan schilderde<br />
hij in een uiterst eenvoudige beeldtaal ook reclamemateriaal<br />
voor etalages. Van den Muijsenbergs bestaan als kunstenaar is<br />
altijd erg moeilijk geweest. In Breda exposeerde hij slechts één<br />
maal: in 1943 in kunstzaal Den Deijl. In Amsterdam was hij ook<br />
lid van de kunstenaarsvereniging St. Lucas.<br />
Inv.nr. S 6420<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Clown<br />
J.J. Voskuil<br />
Olieverf op linnen<br />
1933<br />
Jo Voskuil (1897-1972) was een geboren en getogen Bredanaar. Als kunstenaar was hij autodidact.<br />
In 1920 verliet hij Breda en vestigde zich in Amsterdam. Met fotograaf Cas Oorthuys<br />
richtte hij het reclamebureau OV20 op. Samen maakten ze enige ontwerpen voor boekomslagen<br />
en affiches, waaronder een bekend protestaffiche tegen de Olympische Spelen in<br />
Berlijn in 1936.<br />
Clowns, pierrots en taferelen uit de sfeer van het circus waren in de jaren dertig een veel<br />
voorkomend onderwerp in de schilderkunst. Aan dat onderwerp is vooral het gevoel van<br />
melancholie verbonden. Deze clown maakt ook niet bepaald een vrolijke indruk. Hij lijkt eerder<br />
een uitbeelding van een gevoel als clown, een gevoel je anders voor te moeten doen dan je bent.<br />
Het masker is daarvan een uiting. In dronkenschap laten we onszelf kennen zoals we werkelijk<br />
zijn, zo wordt wel gezegd. Maar ook dat wordt door deze voorstelling eigenlijk weersproken. Dit<br />
schilderij van Voskuil is kritisch en tegelijk pessimistisch van aard. Stilistisch sluit hij met dit werk<br />
aan op een mengeling van Nieuwe Zakelijkheid en Surrealisme. Hij heeft ook na de oorlog nog<br />
lang gewerkt en zijn onderwerpen koos hij tot in de jaren zeventig veelal in de politieke sfeer,<br />
waarbij hij zich nogal eens waagde aan een wat geëxalteerde, kritische voorstelling van zaken.<br />
Maar ook maakte hij veel portretten van prominenten in de artistieke en intellectuele kringen<br />
van Amsterdam van zijn tijd.<br />
Inv.nr. G 123<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
94 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Een moeizaam bestaan | SIGNATUUR 95<br />
60
61 Landschap met paard, koe, boer en boerderij<br />
62<br />
Boerderij met koe<br />
Tinus van Doorn<br />
Tinus van Doorn<br />
Linosnede<br />
Linosnede<br />
1930<br />
1930<br />
Tinus van Doorn (1905 – 1940) werd<br />
geboren op Sumatra. Op achtjarige<br />
leeftijd kwam hij naar Breda, waar<br />
hij op de HBS les kreeg in linosnijden<br />
van tekenleraar A. Wirtz.<br />
Het werd de basis voor zijn<br />
kunstenaarsloopbaan. Hij studeerde<br />
aan de Koninklijke Academie van<br />
Den Haag, maar maakte die<br />
opleiding niet af.<br />
Zijn werk is aanvankelijk expressionistisch<br />
van aard, gelijkend<br />
op dat van de Vlaamse en Duitse<br />
expressionisten en de kunstenaars<br />
van De Ploeg in Groningen. De<br />
instelling waarmee Van Doorn zijn<br />
innerlijke gemoedstoestand laat<br />
doorwerken in de wijze waarop hij<br />
zijn onder werpen uitbeeldt maakt<br />
hem verwant aan zijn tijdgenoot,<br />
de expressionist Herman Kruyder.<br />
Een en ander blijkt uit zijn grafiek<br />
en schilderijen met soms liefelijke,<br />
paradijs-achtige voorstellingen en<br />
vaak ook sombere beelden. Dat sombere spreekt uit zijn cynische en karikaturale weergave van<br />
onderwerpen als carnaval of scènes uit de Bijbel, maar ook bevat zijn werk stadtaferelen met<br />
scènes die aan razzia’s doen denken. De kritische toonzetting van zijn werk doet denken aan<br />
het werk van de Duitse schilder Georg Grosz, maar in zijn uitwerking is Van Doorn technisch veel<br />
eenvoudiger en tegelijkertijd mysterieuzer. Niet geheel verwonderlijk is zijn latere ontwikkeling<br />
in de richting van het Surrealisme. Zijn werk raakt dan sterk in zichzelf gekeerd met vreemde<br />
stillevens van paddestoelen en monsterachtige zeedieren. Die stillevens en ook landschappelijke<br />
voorstellingen van bossen met dieren of schedels zijn net als veel van zijn eerdere werk gemaakt<br />
als nachtelijke dromen: zwarte schilderijen waarin figuren en andere details oplichten uit het<br />
duister.<br />
Was Tinus van Doorn zelf ook een somber ingesteld persoon? Op latere leeftijd is hij in<br />
Brussel gaan wonen. Bij de inval van de Duitsers in 1940 beroofden hij en zijn vrouw zich daar<br />
van het leven. Niet helemaal duidelijk is of daar een oorzakelijk verband lag, maar gezien zijn<br />
werk is het zeker voorstelbaar.<br />
Hij had zich in zijn werk vele malen expliciet gekeerd tegen oorlog, repressie en geweld. In de<br />
verzameling van Breda’s <strong>Museum</strong> ontbreken tot op heden helaas een of meer schilderijen van<br />
zijn hand.<br />
Inv.nr. G 787<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Inv.nr. G 788<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
96 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Een moeizaam bestaan | SIGNATUUR 97
kunSTkring<br />
en academie<br />
In de periode voor de Tweede<br />
Wereldoorlog begonnen<br />
kunstenaars samen te werken<br />
om met hun werk naar buiten<br />
te kunnen treden en hun belangen<br />
naar voren te kunnen<br />
brengen binnen de stedelijke<br />
cultuur van Breda. De extra<br />
moeilijke omstandigheden van<br />
de crisisjaren speelden hen parten bij de mogelijkheden om hun werk te kunnen tonen en te verkopen.<br />
In 1933 werd er opnieuw een Bredase Kunstkring opgericht nadat de eerste in 1929 zijn laatste<br />
activiteit had gehad. Initiatiefnemer was de Amsterdammer Jan Strube die al sinds 1911 bij periodes<br />
in Princenhage had gewoond en dat in 1928 definitief deed. Veel ideologie kwam er bij dit initiatief<br />
verder niet kijken. Hoogstens een vleugje artistiek conservatisme dat neigde naar een combinatie<br />
van historiserende figuratie en de nostalgie van ambachtelijkheid. Maar dat was in de jaren dertig<br />
eigenlijk de algemene trend en zeker onvoldoende grond om andersdenkenden uit te sluiten. Men<br />
organiseerde zich een beetje om überhaupt niet over het hoofd te worden gezien.<br />
Ook amateurs werden tot de kring toegelaten om aan een enigszins dragelijk ledental te komen en<br />
om banden te smeden met burgerij en politiek. In kunstkring verband werd er ook samen met deze<br />
amateurs aan modeltekenen gedaan. En er werden tentoonstellingen georganiseerd op bescheiden<br />
locaties als de openbare leeszaal en het stadhuis. Leden van de Bredase Kunstkring waren in of bij<br />
Breda woonachtige kunstenaars als de beeldhouwers Leen Douwes en Niel Steenbergen en de schilders<br />
Paul Windhausen, Richard Peskovsky, Gerrit de Morée en Dio Rovers. Deze laatste is de persoon<br />
met een bredere kijk op de zaak geweest. Hij had een internationale opleiding in Brussel, Antwerpen,<br />
Amsterdam en Berlijn genoten en was sinds 1924 verbonden aan het restauratieatelier van de Grote<br />
Kerk. Vooral door zijn eerste prijs in een door het nieuwe Eindhovense Van Abbemuseum uitgeschreven<br />
prijsvraag voor Brabantse kunstenaars in 1939 kreeg hij een bovenlokale reputatie. Via zijn<br />
persoon raakten ook kunstenaars uit andere delen van Noord-Brabant geïnteresseerd in een lidmaatschap<br />
van de kunstkring. Onder invloed van die bredere belangstelling veranderde de naam van<br />
Bredase Kunstkring in die van Noord-Brabantse Vereniging van Beeldende Kunstenaars Jeroen<br />
Bosch. Tot het midden van de vijftiger jaren bleef deze vereniging actief met tentoonstellingen van<br />
leden in Breda en andere Brabantse steden. De vereniging boette in aan belang toen de bestaansmogelijkheden<br />
voor kunstenaars door opdrachten in het kader van de wederopbouw en door het<br />
kunstbeleid van de Rijksoverheid gaandeweg beter werden.<br />
Dio Rovers was al voor de oorlog actief geworden als particulier leraar tekenen. Tijdens de<br />
oorlog werd de toeloop van leerlingen groot en daaruit kwam het idee voort om een kunstschool op<br />
te richten. Rovers betrok zijn vrienden Gerrit de Morée en Niel Steenbergen bij het initiatief dat in de<br />
zomer van 1945 van start ging onder de naam Vrije School voor Beeldende Kunsten. De bovenlokale<br />
en zelfs internationale achtergrond van de initiatiefnemers lag ten grondslag aan de ideeën achter<br />
deze opleiding die met name de creatieve ontplooiing van talentvolle mensen wilde in een vrij kunstenaarschap.<br />
In het bijzonder Rovers wilde een beleid dat boven de regionale tradities en beperkingen<br />
uit zou stijgen, bijvoorbeeld doordat er naar naakt model gewerkt zou kunnen worden en dat de<br />
opleiding geen kunstnijverheidsonderwijs voor ambachtslieden of amateurs zou worden.<br />
De opleiding kreeg eerst onderdak aan het Stadserf en al vrij snel daarna in twee gemeentelijke<br />
schoollokalen achter de St. Joostkapel aan de Ginnekenstraat. Qua belangstelling bleek de<br />
nieuwe opleiding levensvatbaar. In het eerste jaar waren er 90 leerlingen. Voor steun en financiën<br />
was men echter wel aangewezen op vooraanstaande Bredase burgers en het gemeentebestuur. Het<br />
plan van de bisschop van Breda om docenten en studenten van de opleiding in te schakelen bij het<br />
herstel van de oorlogsschade aan kerkgebouwen leek ook een uitkomst te bieden. Omdat men daar<br />
min of meer noodgedwongen op inging kwam het oorspronkelijke ideaal van vrij kunstenaarschap in<br />
het geding. De bisschop verlangde dat in het onderwijs naast het kunstzinnige ook het godsdienstige<br />
aspect aan de orde zou komen. De architect Dom van der Laan werd als adviseur ingeroepen en deze<br />
98 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 99
kwam met een pleidooi dat vrij kunstenaarschap niet kon bestaan zonder een stevige binding aan<br />
traditie en conventies. Alleen dan kon kunstzinnige expressie een, wat hij noemde, ‘hooger domein’<br />
dienen. Dat hogere domein waaraan de kunstenaars primair hun ambachtelijke kwaliteiten dienden te<br />
wijden, was natuurlijk van Rooms-katholieke snit. Een en ander leidde tot het vertrek van Dio Rovers.<br />
De academie werd voortgezet maar kreeg meer het karakter van een kunstnijverheidsopleiding<br />
die zich afficheerde met de katholieke goedkeuring. De beeldhouwer Niel Steenbergen die<br />
goede contacten had met Dom van der Laan, kon zich in die uitgangspunten wel vinden. Samen met<br />
Gerrit de Morée en ook Feitze de Bruyn, een leerling van Rovers, behoorde hij tot de leraren van het<br />
eerste uur. Maar in feite werd er in een spagaat tussen het vrije en het gebonden kunstenaarschap<br />
verder gewerkt. Rovers werd voor korte tijd opgevolgd door de uit Breda afkomstige beeldhouwer<br />
Bon Ingenhousz. Officiële erkenning bij de rijksoverheid kwam er weliswaar op basis van de katholieke<br />
richting van de opleiding, maar voor een academie voor kerkelijke kunst voelde die overheid<br />
ook weer niet.<br />
De directeur die aan dit moeizame begin een einde wist te maken was de Rotterdammer<br />
Gerard Slee. In de periode 1950 – 1976 was hij de onvermoeibare organisator die de opleiding<br />
richting heeft weten te geven door naast de katholieke signatuur vooral de profilering te bevorderen<br />
in het aanbod van vakken. Naast de traditionele vakken als tekenen, schilderen, grafiek, monumentale<br />
kunst, boetseren en beeldhouwen wordt er in 1951 al geadverteerd met nieuwe richtingen als<br />
reclame, publiciteit, industriële vormgeving, modetekenen en binnenhuisarchitectuur. Die breedte<br />
is al snel afgezwakt omdat ook toen al een zekere taakverdeling tussen de Nederlandse kunstopleidingen<br />
werd nagestreefd. Slee zorgde voor goede externe contacten en liet de academie zich<br />
binnen en buiten Breda manifesteren met tentoonstellingen en evenementen. De meest succesvolle<br />
nieuwe richtingen werden grafische vormgeving en de afdeling ‘Fotografie en Filmvormgeving’.<br />
Het predikaat ‘toegepast’ blijft echter overwegend van toepassing in de benadering van de vakken<br />
waarin werd onderwezen. En tot het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw werd er vaak nog<br />
zorgelijk gekeken of de activiteiten en de bezetting van docenten en studenten nog wel voldeden<br />
aan de katholieke richting. Dat was met de ontkerkelijking van die dagen in steeds mindere mate het<br />
geval. In 1969 speelde op St. Joost een beweging van democratisering. Eerst verlangden de docenten<br />
meer zeggenschap en minder bemoeienis van het bestuur, met name op het punt van ‘afwijkende<br />
opvattingen’. De studenten volgden ook met een eis van medezeggenschap en bijeen leidde dit tot<br />
een ‘democratisch gezicht’ van de academie en werd het idee van St. Joost als een katholieke kunstnijverheidsschool<br />
verlaten. Daarmee kwam de weg vrij voor vrijere opvattingen over het kunstonderwijs<br />
maar het heeft tot ver in de jaren zeventig geduurd eer men die vrijheden ook organisatorisch<br />
is gaan weten te hanteren. In elk geval is directeur Slee in dit proces gesneuveld en hij was niet de<br />
enige. St. Joost heeft in die moeilijke periode desondanks steeds goede kunstenaars voortgebracht<br />
en is dat nadien tot op de dag van vandaag blijven doen.<br />
Naakt<br />
Feitze de Bruijn<br />
Olieverf op doek<br />
1946<br />
Feitze de Bruijn (1913-1994) was een leerling van Dio Rovers. Hij was al snel na de oprichting<br />
in 1945 tot zijn pensioen in 1976 een van de docenten op de kunstacademie St. Joost. Hij gaf<br />
tekenen en vooral schilderen.<br />
De invloed van Dio Rovers op zijn werk was groot. Zowel de manier waarop in dit naaktschilderij<br />
de verf is opgebracht als het kleurgebruik doen sterk aan het werk van zijn leraar denken.<br />
Inv.nr. G 2505<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
100 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 101<br />
63
64 Beekdal in de omgeving van Breda<br />
65 Breda in de winter<br />
Richard Peskovsky<br />
Paul Windhausen<br />
Olieverf op linnen<br />
Olieverf op linnen<br />
Ca. 1935<br />
1940<br />
De schilder Richard Peskovsky werd in 1907 in Boedapest geboren. Hij kwam al vroeg naar<br />
Nederland en kreeg een opleiding aan de Katholieke Leergangen in Tilburg. Hij was medeoprichter<br />
van de Bredase Kunstkring in 1933. Hij woonde in Ginneken en nam in Breda regelmatig deel<br />
aan tentoonstellingen, met name bij Den Deijl. Peskovsky werkte in een expressionistische stijl<br />
die in het geval van dit landschapje aan werk van de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner<br />
doet denken en dan vooral aan diens landschappen van zijn periode in Zwitserland tussen 1918<br />
en 1923.<br />
Inv.nr. G 37<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, schenking dhr. en mevr. Nuiten-Eikelboom, Leiden<br />
Paul Windhausen (1903 – 1944) kwam<br />
uit Roermond en werd leraar tekenen<br />
aan het Onze-Lieve-Vrouwelyceum<br />
te Breda. Hij werd ook lid van de<br />
Bredase Kunstkring. Tijdens de<br />
Tweede Wereldoorlog was hij actief<br />
in het verzet. Hij sneuvelde tijdens<br />
het gevecht dat volgde op de Duitse<br />
overval op de verzetspost op de<br />
Vloeiweide bij Rijsbergen in 1944.<br />
Het schilderij toont de toegang tot<br />
de Bredase haven met rechts de<br />
Nieuwe Prinsenkade. Rechts op de<br />
voorgrond ligt het botenhuis van<br />
de roeivereniging Het Turfschip.<br />
Dit alles in winterse sfeer.<br />
Windhausen heeft met dit werk<br />
geprobeerd de sfeer van Willem Witsen<br />
te treffen.<br />
Inv.nr. S 4127<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Wintergezicht in Bavel<br />
Richard Peskovsky<br />
Olieverf op linnen<br />
1941<br />
Inv.nr. G 385<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
102 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 103<br />
66
67<br />
Markdal in de winter<br />
Dio Rovers<br />
Olieverf op linnen<br />
Ca. 1940<br />
Het loont de moeite om dit landschap van Dio Rovers wat langer te bekijken. Op het eerste<br />
gezicht lijkt het grotendeels gemaakt met witte en bruine tinten. Maar er zijn veel meer<br />
kleuren te ontdekken, haast eender als dat met ijs en sneeuw in het echt ook het geval is.<br />
De sfeer van een late winterdag in het schitterende landschap van het Markdal heeft Rovers<br />
heel goed getroffen. Zie de bijzondere lichtreflectie die het sneeuwdek geeft onder de donker<br />
bewolkte hemel. Rovers accentueert het effect van het laatste zonlicht aan de horizon hier<br />
en daar met kleuren, zoals in het felle lichtblauw rechts in de achtergrond. Mooi is ook de<br />
geel oplichtende spiegeling van de sneeuw in het ijs van de Mark, midden in de voorstelling.<br />
Het schilderwerk is heel krachtig, met brede streken van de kwast. Het geheel getuigt van<br />
een scherp oog en grote vaardigheid.<br />
Dio Rovers (1896–1990) was de zoon van de kunst- en reclameschilder Anton Rovers, die veel<br />
werk had in het buitenland. Door dat buitenlandse werk van zijn vader groeide Dio op in Brussel<br />
en daar bezocht hij ook de kunstacademie. Van 1910 tot 1912 nam hij lessen aan de kunstacademie<br />
in Antwerpen waar hij behalve schilderen en tekenen ook les kreeg in grafische technieken.<br />
In 1912 verhuisde Dio met het gezin mee naar Berlijn waar hij een baan kreeg bij een steendrukkerij.<br />
Met het verdiende geld kon hij weer naar Antwerpen om zijn studie te voltooien.<br />
De verwikkelingen van de Eerste Wereldoorlog zorgden er voor dat het gezin belandde in Breda,<br />
de geboortestad van zijn moeder. Na een militaire diensttijd in Amsterdam begon Rovers met de<br />
opbouw van een bestaan als kunstenaar in Breda. Dat impliceerde voor hem ook de opbouw van<br />
zoiets als een kunstklimaat in de stad. Hij organiseerde een tentoonstelling in 1923, maar vond<br />
weinig weerklank bij het publiek. In 1924 kreeg hij een baan als bouwkundig tekenaar bij de restauratie<br />
van de Grote Kerk, een functie die hij uiteindelijk 40 jaar zou vervullen. Hij kwam daar<br />
terecht in het gezelschap van Lukas van der Meer wiens visie op het kunstenaarschap hij zeker<br />
niet deelde, maar waarmee hij toch goed heeft samen gewerkt, niet alleen aan de restauratie<br />
van de Grote Kerk maar tijdelijk ook voor het herstel van ornamenten van het kasteel van Breda.<br />
Rovers zette ook zijn werk als vrij kunstenaar door. Hij won enkele prijzen, er kwamen veel leerlingen<br />
af op zijn particuliere tekenlessen en hij werd vanaf 1933 actief als een vooraanstaand lid<br />
van de Bredase Kunstkring. Zijn rol bij de oprichting van de Vrije School voor Beeldende Kunsten<br />
in 1945 is hiervoor al aan de orde geweest.<br />
Rovers heeft niet zo veel vrij werk gemaakt en het merendeel daarvan wordt nog steeds gekoesterd<br />
in particulier bezit in Breda. Hij maakte Bredase stadsgezichten, landschappen in de<br />
omgeving en vooral ook veel portretten. Daarnaast was hij actief als tekenaar-illustrator. Van zijn<br />
hand kennen we grote tekeningen van de Vlucht van Breda en de overstromingsramp in 1953 en<br />
illustraties in een uitgave over de schouwburg Concordia. Van iets vroeger dateert zijn knappe,<br />
publicitaire werk in steendrukaffiches. Het vak van illustrator speelde hem overigens duidelijk<br />
parten als hij zich in zijn teken- en schilderkunst waagde aan composities met menselijke figuren<br />
en hun gelaatsuitdrukkingen. Anders dan in zijn portretten komt hij dan niet verder dan typering<br />
die neigt naar het karikaturale.<br />
Inv.nr. S 6385<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Oosterschelde oever bij Bergen op Zoom, genaamd De Duintjes<br />
Jan Theuns<br />
Olieverf op board<br />
1925 - 1950<br />
De Bredase amateurschilder Jan Theuns<br />
(1877 - 1961) is allesbehalve bekend als<br />
landschapsschilder. Beter staat hij bekend<br />
als schilder van boeren taferelen. In zijn<br />
weergave van menselijke figuren wist<br />
Jan Theuns zijn gebrekkige anatomische<br />
inzicht handig te maskeren met licht<br />
donker effecten.<br />
Veel eigens heeft dat type werk ook niet.<br />
Hij lijkt eerder werk van voorgangers uit<br />
de 19e eeuw te imiteren dan dat hij daar<br />
iets eigentijds mee weet te doen. Dat sluit<br />
een beetje aan op een andere activiteit van<br />
Theuns, het schilderen van klein formaat koppen van heiligen of andere figuren in de trant van<br />
Rubens en Rembrandt. Die werkjes signeerde hij veelal niet en dat zal niet zonder reden<br />
zijn geweest.<br />
Dit landschapje ontroert door zijn directheid en dromerigheid. Het is het enige in zijn soort dat<br />
van Theuns tot nu toe bekend is. Theuns heeft wel meer landschappen met boerderijen gemaakt<br />
en daarmee kon hij duidelijk beter uit de voeten.<br />
Inv.nr. S 5783<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
104 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 105<br />
68
69<br />
Johannes de Doper<br />
Niel Steenbergen<br />
Gips, model<br />
1946<br />
Dit gipsmodel is afkomstig uit de grote ateliercollectie die Breda’s <strong>Museum</strong> enige jaren geleden<br />
van de weduwe en kinderen van Niel Steenbergen in langdurig bruikleen heeft verkregen. Pas in<br />
1996 werd van dit gipsmodel een bronzen afgietsel gemaakt.<br />
De beeldhouwer Niel Steenbergen (1911-1997) ontwikkelde zich in de loop van de jaren dertig<br />
en veertig van een maker van vrijstaande, academische sculpturen van hoge kwaliteit tot een<br />
beeldhouwer die in zijn figuren en composities meer eenvoud zocht en die ook duidelijker binnen<br />
geometrische hoofdvormen onderbracht, in veel gevallen om daarmee zijn werk te relateren aan<br />
een plaats binnen een groter architectonisch geheel.<br />
Dit stoere, wat uitdagende beeld van Johannes de Doper markeert een stap in deze ontwikkeling.<br />
De figuur is vrijstaand en heeft een klassieke houding, een ontspannen positie op één standbeen,<br />
de zogeheten contraposto. Die ontspannen en zelfverzekerde houding komt ook tot uitdrukking<br />
in de positie van de armen: een met de hand op de linkerheup, de andere hangend met de<br />
hand die het kleed optilt. Het bovenlichaam heeft een glad klassieke afwerking die in contrast<br />
staat met de ruwe boetseertechniek waarmee Steenbergen het kameelharen kleed van Johannes<br />
heeft weergegeven. Opvallend is het hoofd met een gelaatsuitdrukking die een beetje doet<br />
denken aan die van archaïsche beelden uit de Griekse oudheid.<br />
Vooral voor monumentale toepassingen zocht Steenbergen steeds meer zijn inspiratie bij de<br />
beeldhouwkunst uit vroege tijden, waaronder de romaanse en vroeg christelijke kunst.<br />
De vormtaal daarvan werd in zijn tijd verbonden aan authentieke en pure geestelijke waarden<br />
zonder de afleiding van overbodige esthetiek. Onder invloed van die oude vormtaal gingen de<br />
beeldhouwkunst in reliëf en, in het verlengde daarvan, ook de penningkunst een steeds belangrijker<br />
aandeel in zijn werk vormen. Steenbergen is overigens steeds ook vrijstaande beelden<br />
blijven maken.<br />
Niel Steenbergen kreeg zijn eerste opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten en<br />
Technische Vakken in Tilburg van 1929 tot 1932. Daarna ging hij twee jaar naar het Antwerpse<br />
Hoger Instituut van Schone Kunsten waar hij les kreeg van Ernest Wijnants en Joris Minne.<br />
Daarna zette hij zijn studie nog voort bij Jan Bronner aan de Rijksacademie in Amsterdam.<br />
In 1938 bekroonde hij zijn opleiding met de Prix de Rome. Zijn verblijf in Rome eindigde met<br />
het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.<br />
Steenbergen had al heel wat werk op zijn naam staan toen hij in 1941 in Teteringen bij Breda ging<br />
wonen. Ook hij zag de noodzaak om het culturele klimaat in Breda op te bouwen en hij steunde<br />
het plan van zijn vrienden Dio Rovers en Gerrit de Morée om een kunstopleiding te beginnen.<br />
Als docent was hij maar in beperkte mate actief bij de Academie St. Joost; als adviseur, curatoriumlid<br />
en later als bestuurslid des te meer. Steenbergen was geen voorstander van een vrije<br />
opvatting van het kunstenaarschap. Hij stelde strenge eisen aan de ambachtelijke vaardigheid en<br />
verfoeide kunstvormen waarbij voor experiment en concept die traditionele kundigheid terzijde<br />
werd geschoven.<br />
Na de oorlog kreeg Niel Steenbergen opdrachten voor verschillende oorlogsmonumenten,<br />
waaronder het verzetsmonument met het beeld van Judith op de Grote Markt van Breda.<br />
Zijn hechte relatie met de architect Dom van der Laan en de Bossche School resulteerde in een<br />
reeks van opdrachten in kerken, kloosters en openbare gebouwen, in het katholieke zuiden, maar<br />
zeker ook in geheel Nederland. Voor de kerk van Nazareth in Israël maakte hij imposante bronzen<br />
deuren. Ook religieuze voorwerpen als bisschopskruizen, bisschopsstaven en religieus vaatwerk<br />
behoren tot zijn oeuvre. Beroemd is hij ook als maker van talloze herdenkingspenningen.<br />
Inv.nr. G 670<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> in langdurig bruikleen van de Stichting Niel Steenbergen, Oosterhout<br />
106 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 107
70<br />
Herfstlandschap bij Goirle<br />
Frans Meijer<br />
Olieverf op doek<br />
1940<br />
Frans Meijer (1900-1972) was afkomstig uit Amsterdam en vestigde zich in 1930 in Breda.<br />
Hij ontplooide zich als schilder en vooral als schrijver en illustrator van boeken én als een<br />
inventief striptekenaar. In dat vak gebruikte hij maar liefst vier pseudoniemen: Jaap van Loon,<br />
Ko Koster, Henk van Beek en Piet Pion. Ook Meijer was in de eerste jaren betrokken bij de<br />
academie St. Joost. Hij werd er de eerste docent kunstgeschiedenis, esthetica, kostuumkunde<br />
en materiaalleer.<br />
Meijer schilderde merendeels landschappen waarbij hij zich inspireerde op Zuid-Nederlandse<br />
landschapskunst uit de late 15e en de 16e eeuw, zoals onder andere Joachim Patinier en<br />
Cornelis van Dalem die maakten. Dit herfstlandschap moge dan bij Goirle gesitueerd zijn, maar<br />
het is wel grotendeels op fantasie gebaseerd. In andere landschappen maakt hij vaak surreële en<br />
fantastische effecten, waarbij uit bijna nonfiguratief schilderwerk vreemde figuren tevoorschijn<br />
lijken te komen. Met zijn stevige, pasteuze toepassing van verf ondersteunt hij die suggestieve<br />
werking.<br />
Inv.nr. G 40<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
‘De Beek’, gezicht in de Groenstraat in Prinsenbeek<br />
Jan Strube<br />
Tekening in potlood, pastel en gehoogd met olieverf<br />
1935<br />
Jan Strube (1892-1985) was een Amsterdammer die vanaf 1911 regelmatig Breda en omgeving<br />
bezocht. Hij leerde in Etten-Leur zijn vrouw kennen en na hun huwelijk vestigde het echtpaar<br />
zich in 1928 in Princenhage. Zijn banden met kunstenaarskringen in Amsterdam en Den Haag<br />
hield Strube aan. Artistiek betekenisvol was zijn lidmaatschap van de Onafhankelijken van 1920<br />
tot 1930. In 1936 neemt hij deel aan het initiatief tot de Populistenkring, een beweging die in<br />
een eenvoudige en begrijpelijke figuratie kunst voor het volk wilde maken. Vooral in de jaren<br />
dertig van de vorige eeuw betoonde Strube zich een strijdvaardig kunstenaar. Hij zag zichzelf<br />
als een strijder, vooral tegen kunstcritici die ook toen al zijn figuratieve werk als achterhaald<br />
en nostalgisch betitelden. Hij heeft zichzelf meerdere malen afgebeeld als een ridderlijke Robin<br />
Hood of als Don Quichotte met kunstattributen. Die strijdbare Strube manifesteert zich na de<br />
Tweede Wereldoorlog eigenlijk nauwelijks meer. Hij trekt zich dan steeds meer terug op zijn stek<br />
in Princenhage en committeert zich niet meer aan beroepsverenigingen. Wel exposeert hij veelvuldig,<br />
aan huis en vooral ook vele malen in Breda. Over belangstelling had hij dan ook in feite<br />
niet te klagen. Zijn werk is tot op de dag van vandaag in veel Bredase huizen te vinden, vooral<br />
zijn litho’s. Die waardering onder een breed publiek alhier is altijd op gespannen voet gebleven<br />
met een gevoel van erkenning als kunstenaar. Natuurlijk stond Strube terzijde van vernieuwende<br />
ontwikkelingen in de kunst maar hij cultiveerde die positie zelf ook als een vorm van miskenning.<br />
Per saldo was hij zijn leven lang een ijverig schilder en tekenaar van het lokale boerenleven,<br />
stillevens en dorps- en stadsgezichten. Hij ontwikkelde zich steeds meer in een wat nostalgisch<br />
historiserende richting, vergelijkbaar met hoe Anton Pieck dat deed. Met de uitbeelding van<br />
figuren in zijn taferelen van boerenleven verviel hij ofwel in een karikaturale koddigheid ofwel<br />
in een wat te liefelijke voorstelling van zaken. Eigenlijk was hij maar weinig bedreven in het<br />
uitbeelden van de menselijke figuur. Daartegenover staat zijn grote ambachtelijk kunnen.<br />
Zijn geschilderde stillevens imponeren met een magisch realistische precisie die wedijvert<br />
met die van tijdgenoten als Jan van Tongeren en Wim Schuhmacher. En ook in zijn lithografie<br />
maakte hij technische hoogstandjes. Strube beriep zich uiteraard op dat ambachtelijke kunnen.<br />
Naast zijn wat sentimentele voeling met het Brabantse volk, vormde het degelijke ambacht<br />
voor hem het fundament van zijn kunstenaarsbestaan.<br />
Deze tekening maakte hij in een serie van werken waarin hij gezichten van Prinsenbeek<br />
vastlegde. Het museum heeft een grote serie litho’s van hem in de verzameling. Wat vooral<br />
ontbreekt is een stilleven, waarin zijn ambachtelijk kunnen het best tot uiting komt.<br />
Inv.nr. G 106<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
108 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 109<br />
71
72<br />
Portret van J. de Bruijn als jong meisje<br />
Jan Theuns<br />
Olieverf op doek<br />
Circa 1936<br />
Jan Theuns genoot een populariteit die vergelijkbaar is met die van Jan Strube. Over het<br />
niet al te authentieke werk dat hij grotendeels heeft gemaakt, is eerder al wat opgemerkt.<br />
Dit vroege portret is een uitzondering, net als het kleine landschapje dat we eerder hebben<br />
gezien. Het is gemaakt met een directe en naïeve kwaliteit die we ook bij Toon van den<br />
Muijsenberg hebben gezien. Het is daarmee een van zijn betere werken.<br />
Inv.nr. S 5352<br />
Bruikleen Stichting Stedelijk <strong>Museum</strong> Breda<br />
Portret van Milou Derks<br />
Niel Steenbergen<br />
Brons<br />
1939<br />
Dit fraaie portret markeert een beetje het einde van Steenbergens werk dat nog in het verlengde<br />
ligt van zijn opleiding aan de academies van Antwerpen en Amsterdam. De kop van de vrouw<br />
heeft een vitale uitstraling die past bij de hernieuwing van de klassieke vormtaal die in de jaren<br />
dertig in zwang kwam. Zoals we al bij het beeld van Johannes de Doper hebben gezien zou<br />
Steenbergen in de jaren veertig zijn weg gaan zoeken in stilering en vereenvoudiging van zijn<br />
vormen.<br />
Inv.nr. G 701<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> in langdurig bruikleen van de Stichting Niel Steenbergen, Oosterhout<br />
110 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Kunstkring en academie | SIGNATUUR 111<br />
73
grenzen<br />
van de<br />
TradiTie<br />
Tussen 1945 en 1965 groeit er<br />
langzamerhand een klimaat waarin<br />
kunstenaars van hun werk kunnen<br />
bestaan. Er is sinds 1946 de academie<br />
St. Joost, waar in de loop van de<br />
jaren vijftig steeds meer docenten<br />
worden aangesteld. Tegelijkertijd<br />
gaan ook veel studenten naar de<br />
kunstacademie van Antwerpen, in de<br />
buurt toch de enige kunstopleiding<br />
pur sang, al was die traditioneel van<br />
opzet. En er zijn ook steeds meer opdrachten te vergeven, vooral in het kader van nieuwbouw en het<br />
plaatsen van kunst in de openbare ruimte.<br />
In 1956 neemt de gemeente het initiatief om het Oudemannenhuis De Beyerd te bestemmen<br />
tot expositieruimte voor beeldende kunst. Het hoofdaccent in de programmering werd door de eerste<br />
directeuren Van Velzen en Niermeyer gelegd op toenmalige klassieken van de moderne kunst zoals<br />
Toorop, Van Gogh, Breitner, Ensor en Wouters. De plaatselijk en regionale kunstenaars kregen een<br />
plaatsje in de bovenzaal en af en toe bood De Beyerd ruimte aan tentoonstellingen van Brabantse kunstenaars.<br />
Ook verder in de provincie neemt het aantal mogelijkheden voor exposeren toe. Met name<br />
het Eindhovense Van Abbemuseum bood Brabantse kunstenaars gelegenheid en vormde daarnaast<br />
met zijn collectie steeds meer een venster op de internationale kunst. Daar vooral waren moderne<br />
kunstwerken te zien van voor en na de oorlog. Het Van Abbemuseum verzamelde onder directeur<br />
Edy de Wilde werken van kunstenaars als Delaunay, Picasso en Chagall en nogal wat lyrisch abstracte<br />
kunst van de zogeheten Ecole de Paris met namen als Jean Bazaine, Roger Bissière, Alfred Manessier<br />
en Serge Poliakoff. De Cobraschilders trokken op zichzelf in Nederland veel aandacht, niet zelden tot<br />
ergernis van de provinciale kunstenaars. Het meer algemene beeld van het moderne bestond in<br />
deze jaren dan ook nog eens uit een mengeling van een aantal grote bewegingen en individuele<br />
kunstenaars uit de eerste helft van de 20e eeuw. Als dat moderne van toen in onze ogen misschien<br />
soms een beetje gedateerd aandoet, moeten we ons realiseren dat vóór ca. 1965 de gelegenheden<br />
en het tempo om van zaken kennis te nemen onvoorstelbaar veel minder waren dan nu. Tot ver in de<br />
jaren vijftig was het in Nederland nog niet zo eenvoudig om van de nieuwe kunst van de eerste helft<br />
van de 20e eeuw kennis te nemen.<br />
Binnen deze beperkingen waren ook de in Breda actieve kunstenaars op de hoogte van de<br />
vernieuwingen in de kunst van de 20e eeuw. Er wordt op lokaal niveau duidelijk binnen de grenzen<br />
van de traditie gewerkt. Een schilderij is een schilderij en beeldhouwkunst is beeldhouwkunst.<br />
Er wordt niet aan de fundamenten van de kunst getornd. Wel zien we in navolging van binnen- en<br />
buitenlandse voorbeelden vormen van vrijere figuratie en expressie, de durf om abstraherend te<br />
stileren, het handschrift van de kunstenaar te laten domineren en de beeldtaal van andere culturen<br />
en tijden te verkennen in het eigen werk. Een besef van hoezeer in feite de traditie al veel fundamenteler<br />
ter discussie was gesteld, zou pas later doordringen.<br />
112 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong> Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 113
74 Vrouw<br />
75 Portret van J. M. Deene als meisje<br />
Hein Koreman<br />
Niel Steenbergen<br />
Brons<br />
Brons<br />
1968<br />
1941/1989<br />
Hein Koreman is in 1921 in Lage Zwaluwe geboren.<br />
Hij studeerde onder andere onder Piet Esser aan de<br />
Rijksacademie in Amsterdam. Hij is een ingetogen vernieuwer<br />
van de beeldhouwkunst in het spoor van de figuratief<br />
abstracte richting van ‘De Groep’, een aantal beeldhouwers die<br />
gestudeerd hadden onder Jan Bronner. Mari Andriessen moet<br />
voor Koreman een richtpunt geweest zijn maar in zijn werk is<br />
hij ook duidelijk een tijdgenoot van de Italiaanse beeldhouwers<br />
Piero Manzu en Marino Marini.<br />
De charme van de schetsmatige boetseertechniek die beeldhouwers<br />
al vanouds in hun studies toepasten, weet hij uit te<br />
vergroten tot een kunst op zichzelf. Dit beeldje van een vrouw<br />
in een ontspannen houding is een goed voorbeeld van de<br />
suggestie van beweging en emotie die hij met minimale<br />
middelen in een figuur weet te leggen. In deze kwaliteit heeft<br />
Koreman ook veel grotere beelden gemaakt. Ze zijn op veel<br />
plaatsen in Nederland te vinden. In Breda is zijn beeld ‘de<br />
Vlucht’ in Park Valkenberg heel bekend.<br />
Inv.nr. G 843<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Inv. Nr. G 690<br />
Breda’s <strong>Museum</strong> in langdurig bruikleen van<br />
de Stichting Niel Steenbergen, Oosterhout<br />
Stoeltje<br />
Dick Fluitsma<br />
Gelast metaal<br />
1970/1973<br />
Een stoel als onderwerp voor een beeldje in brons. Dat is een keuze die teruggaat op gedachtegoed<br />
van het surrealisme waarin aan voorwerpen een eigen leven wordt toegekend. Die bezieling<br />
van voorwerpen is ook iets wat we bijvoorbeeld veel in oude tekenfilms zien en dat is op zijn<br />
beurt weer afkomstig van sprookjes en andere literatuur. In feite is het bezielen van voorwerpen<br />
onder invloed van hun gebruik door mensen natuurlijk veel ouder. Een stoel kan de representatie<br />
of zelfs plaatsvervanging zijn van de persoon die er vaak in heeft gezeten. Denk maar aan de<br />
gele stoel die Van Gogh schilderde, bijna als een soort zelfportret.<br />
Dick Fluitsma geeft in dit beeld een stoeltje de bijzondere status van kunstwerk. Dat roept op<br />
zichzelf al vragen op. Wat is dit voor stoel? Heeft die voor de maker een bijzondere betekenis<br />
die we moeten kennen om dit beeldje te begrijpen? In dit geval heeft Fluitsma de stoel een eigen<br />
uitdrukking gegeven. Hoog en langgerekt, een beetje komisch. Je zou zo een hele serie stoelen<br />
kunnen maken, elk met een eigen uitdrukking. Je denkt er de verschillende personen dan als<br />
het ware bij.<br />
Dick Fluitsma is geboren in Zutphen (1945). Hij kwam naar Breda voor de opleiding plastische<br />
vormgeving aan St. Joost kunstacademie. Sindsdien woont hij in Breda. Hij is beeldhouwer,<br />
tekenaar en schilder. Hij maakt sculptuur in allerlei technieken. Van zijn werk zijn in dit deel<br />
van deze expositie vier zeer verschillende voorbeelden te zien.<br />
Inv.nr. G 721<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
114 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 115<br />
76
77<br />
Blinde en Ziende<br />
Hein Koreman<br />
Brons<br />
1951<br />
Piet Esser, toenmalig professor beeldhouwen<br />
aan de Rijksacademie, had voor de Prix de<br />
Rome van 1951 gekozen voor het thema blinde<br />
en ziende. Dit ontwerp van Hein Koreman<br />
kwam in de eindronde en won de tweede prijs.<br />
Het beeld is gegoten in een oplage van tien.<br />
Dit is het negende gietsel.<br />
Inv.nr. G 2072<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Las Macas Locas<br />
Kees Vet<br />
Brons<br />
ca. 1985<br />
Kees Vet (Amsterdam 1937) is tot beeldhouwer opgeleid aan St. Joost en in Madrid. Hij heeft<br />
dit beeldgroepje zelf Las Macas Locas genoemd, hetgeen naar zijn zeggen De dwaze moeders<br />
betekent. Dat verwijst naar de Argentijnse moeders die zo’n dertig jaar lang wekelijks zwijgend<br />
op het Plaza de Mayo van Buenos Aires liepen om opheldering te krijgen over hun zonen die in<br />
de tijd van de militaire dictatuur in Argentinië (1976-1983) waren verdwenen. Vet heeft een eenvoud<br />
en expressie die vergelijkbaar is met het werk van zijn plaats- en tijdgenoot Hein Koreman.<br />
Er staan in Breda enkele beelden van hem in de openbare ruimte. Het meest elegant is het beeld<br />
‘Mr. Muller (een bijzonder heer)’ in de Willem Merkxtuin: het beeld van een keurige ambtenaar<br />
met een aktetas die in het voorbijgaan vriendelijk zwaait. Mr. Muller heeft echt bestaan.<br />
Kees Vet opende in 1969 de eerste kunstgalerie in Breda: Galerie 142 op de Ginnekenweg.<br />
Inv.nr. G 743<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
116 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 117<br />
78
79 Blinde draagt lamme<br />
80 De Eenhoorn<br />
Dick Fluitsma<br />
Kees Vet<br />
Vurenhout<br />
Brons<br />
1998<br />
z.d.<br />
Na zijn werk in brons en metaal is Dick Fluitsma in de negentiger jaren in hout<br />
gaan werken. Hij neemt daarbij de ruwe vorm van het hout als vertrekpunt.<br />
Hij probeert hele boomstammen of andere reeds gebruikte houtelementen te<br />
verwerven en gaat daarin, door voorzichtig te hakken, langzaam een figuur<br />
ontdekken. In de verdere uitwerking laat hij zich grotendeels leiden door hoe<br />
de vormen en patronen van het hout die figuur suggereren. Het is vergelijkbaar<br />
met hoe we in de grillige vormen van een boomstam zelf soms gezichten<br />
of figuren kunnen zien. Dick Fluitsma probeert die suggestie doelbewust te<br />
benutten. En met kleine toevoegingen als beschildering of het aanbrengen van<br />
stukjes metaal of spijkers maakt hij zijn figuur af zoals hij die uiteindelijk wil<br />
hebben. Dit maakproces lijkt een beetje op dat van beeldhouwers van goden- of<br />
andere beelden uit Afrika of Oceanië en de beelden van Fluitsma sluiten ook<br />
zeker aan op de expressiviteit van dat soort sculpturen. Ook daar zien we vaak<br />
een verbazingwekkende vaardigheid om de gegevens van natuurlijke materialen<br />
te benutten. Algemeen is het idee dat sommige volken in Afrika, Oceanië en<br />
ver gelijkbare plekken op de wereld niet zo lang geleden dichter bij de natuur<br />
stonden dan wij. Dat romantische beeld wordt vanouds ook kinderen en kunstenaars<br />
toegedicht. En zeker kunstenaars hebben in de 20e eeuw die verwantschap<br />
betoond door hun inspiratie bij de kunst van die volken te halen. De kunst<br />
van Picasso is daarvan maar één bekend voorbeeld.<br />
Je zou ook kunnen zeggen dat Dick Fluitsma de natuur een handje helpt bij<br />
het zichtbaar maken van natuurlijke creaties. Het beeld van de kunstenaar als<br />
verlengstuk van de natuur en daarmee van de schepping van God is een oud<br />
thema in kunstenaarslegenden en kunstenaars zijn van lieverlee ook naar dat<br />
model gaan werken. Aardig in relatie tot het werk van Dick Fluitsma is het gegeven<br />
dat ook in de geschiedenis van de Rooms-katholieke volkscultuur figuren<br />
in bomen werden ontdekt die daarna als heilig werden vereerd. Ze waren een<br />
wonder van de natuur en daarmee een teken van de schepper. Zo groot zijn de<br />
verschillen tussen onze cultuur en die van ‘natuurvolken’ dus niet.<br />
Inv.nr. G 741<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Inv.nr. G 729<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Torso<br />
Dick Fluitsma<br />
Gelast metaal<br />
1970 / 1972<br />
Met kleine delen metaalplaat heeft<br />
Fluitsma in dit beeldje een soort schets<br />
of modelstudie weten te maken. Een torso<br />
is een menselijk lichaam waaraan veelal<br />
hoofd , handen en voeten of onder benen<br />
ontbreken. Dit type beeld is afgeleid<br />
van beelden uit de Griekse of Romeinse<br />
oudheid die in beschadigde vorm werden<br />
gevonden. Een torso heeft een accent op<br />
de anatomie van de romp van het lichaam<br />
en is als studiemodel in de loop van de tijd<br />
een eigen leven gaan leiden in de kunst.<br />
Het is wonderlijk te zien hoe, mede dankzij<br />
deze traditie, een torso in zo’n ander<br />
materiaal overtuigend kan worden uitgebeeld.<br />
Inv.nr. G 722<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
118 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 119<br />
81
82<br />
Lezende vrouw<br />
Hein Koreman<br />
Brons<br />
1973<br />
Inv.nr. G 844<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
83 Portret van ir. Hamers<br />
84<br />
Portret van J.A.L. van der Put<br />
Niel Steenbergen<br />
Jan Sleper<br />
Beukenhout<br />
Kopergravure<br />
1941<br />
1964<br />
Dit is het mooiste werk dat Breda’s<br />
<strong>Museum</strong> van de hand van de Oosterhoutse<br />
beeldhouwer Niel Steenbergen bezit.<br />
Hij maakte het vrij vroeg in zijn loopbaan,<br />
kort na het vrouwenportret dat we eerder<br />
zagen. Het portret heeft een heel bijzondere<br />
stilering waarin het karakter van<br />
de geportretteerde benadrukt lijkt te<br />
worden. Steenbergen heeft hierna nooit<br />
meer zulk scherp gesneden werk geleverd.<br />
Inv.nr. G 716<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De graficus en monumentaal ontwerper Jan Sleper (1919-2000) was docent grafiek<br />
op St. Joost. Sleper is vooral bekend geworden als ontwerper van Nederlandse bankbiljetten,<br />
maar heeft ook veel grafische kunst gemaakt. Met zijn werk leverde hij een<br />
indruk wekkende bijdrage aan de heropbloei van de kopergravure als zelfstandige kunst-<br />
vorm. Het portret van J. van der Put werd gemaakt bij gelegenheid van diens 40-jarig<br />
jubileum als arts.<br />
Inv.nr. GT 529<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
120 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 121
85<br />
Dode uil<br />
Jan Michielsen<br />
Ets<br />
1971<br />
Jan Michielsen (Breda 1939) is van origine graficus. Hij is een uitstekend drukker. De grafiek<br />
heeft hij geleerd van docent Jan Sleper aan de academie St. Joost. Wie van zijn hedendaagse<br />
werk op de hoogte is kan zich nauwelijks voorstellen, dat Michielsen ooit werk als dit heeft<br />
gemaakt. De dode uil in dit stilleven is bijna één met zijn ondergrond en op het eerste gezicht<br />
moeilijk te onderscheiden binnen het spel van reliëf en kleuren dat Michielsen in de etstechniek<br />
weet te realiseren. Er wordt veel ruimte gelaten aan onze verbeelding waardoor dit werk uitnodigt<br />
om lang en herhaaldelijk naar te kijken.Alweer een hele tijd werkt Michielsen in de trant<br />
van oude meesters. Hij maakt stillevens in de sfeer en techniek van de meesters uit de Gouden<br />
Eeuw. Daaronder veel zogeheten trompe l’oeils, voorstellingen van prenten en briefjes op een<br />
soort prikbord die bedrieglijk echt aandoen. Daarnaast maakt Michielsen een soort fantasievoorstellingen<br />
met monumentale, bekende gebouwen uit het Bredase stadsbeeld. Toch is het<br />
voornamelijk ambachtelijke techniek waar hij zich met dit werk op laat voorstaan. In het licht van<br />
deze prent -en ook de volgende- is zijn keuze voor technisch kunnen begrijpelijk, maar artistiek<br />
en inhoudelijk een beetje jammer.<br />
Inv.nr. G 756<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zeeanemoon met bekerkwallen<br />
Jan Michielsen<br />
Ets<br />
1970<br />
Inv.nr. G 755<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
122 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 123<br />
86
87<br />
Hallucinaties<br />
Janus Nuiten<br />
Olieverf op linnen<br />
1974<br />
Op de lagere school viel het tekentalent van Janus Nuiten (Prinsenbeek 1929) op en zijn onderwijzer<br />
adviseerde zijn ouders om voor hem een vervolgopleiding te zoeken op de ambachtschool<br />
in Breda. Daar kreeg hij tekenles en onderwijs in oude verftechnieken zoals houten en marmeren.<br />
Zijn aanleg leidde tot het advies om zich verder tot kunstenaar te scholen. Nuiten groeide<br />
op in een milieu waarin dat allesbehalve voor de hand lag, maar gezien het feit dat hij met een<br />
gebrekkige arm was geboren, leek voor hem een artistieke loopbaan een verantwoorde keuze.<br />
Kort na de oorlog studeerde hij onder Ferenc Lászlo Hernady aan de academie van Tilburg en<br />
een korte tijd in Breda, waar hij les in grafiek kreeg van Jan Sleper. Daarna ging Nuiten als veel<br />
andere studenten uit Brabant naar de kunstacademie ofwel het Nationaal Hoger Instituut te<br />
Antwerpen. Hoewel hij aan die academie vrijwel uitsluitend tekenonderwijs kreeg ging daar een<br />
wereld voor hem open door de kennismaking met het werk van Vlaamse expressionisten die die<br />
stad te bieden had en de reisjes die hij met medestudenten maakte naar tentoonstellingen van<br />
Manessier in Brussel en Picasso in Keulen. Ook zag hij in Antwerpen werken van Cobra.<br />
Dit alles zou overigens pas later meer invloed op zijn werk krijgen. Terug in Nederland maakte<br />
hij voornamelijk monumentaal werk in opdracht. Pas begin jaren zestig vond hij zich echt in de<br />
schilderkunst, in het bijzonder die van het landschap.<br />
Nuiten maakte deze kleine schilderijen ruim tien jaar later. Naar eigen zeggen verwerkte hij<br />
er een ongelukkige fase in zijn leven in. Het zijn de meest heftige en vrije werken die hij ooit<br />
gemaakt heeft. Janus Nuiten woont en werkt tegenwoordig in Leiden, na een carrière van vele<br />
jaren in Breda.<br />
Inv.nr. G 4023<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, schenking dhr. en mevr. Nuiten-Eikelboom, Leiden<br />
Rotsen<br />
Janus Nuiten<br />
Olieverf op linnen<br />
1963<br />
Begin van de jaren zestig maakte Janus Nuiten zijn eerste reis naar het buitenland, naar het<br />
noorden van Spanje. Hij raakte gefascineerd door een landschap van rotsen in regenachtig weer.<br />
Hij zag de overeenkomst tussen de weergave van structuren en zijn vroegere schilderlessen<br />
van marmeren en houten, m.a.w. de verf mede het werk te laten doen. Ook Nuiten betrekt zo<br />
natuurlijke processen in zijn expressie van de natuur om hem heen. Overigens heeft de schilder<br />
deze werkwijze nooit geheel laten prevaleren in zijn werk. Hij is blijven pendelen tussen een<br />
gecontroleerde, figuratieve weergave van landschappen en de meer abstracte expressie daarvan<br />
in het spel tussen zijn handelingen en de eigen weg die het materiaal onder zijn handen zoekt.<br />
Inv.nr. G 2292<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>, schenking dhr. en mevr. Nuiten-Eikelboom, Leiden<br />
124 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 125<br />
88
89<br />
Inondations<br />
Mado Schoolmeesters<br />
Olieverf op linnen<br />
1966<br />
Mado Schoolmeesters (1930-1993) werd in geboren in Brussel. Ze ontmoette in 1956 de schilder<br />
Janus Nuiten tijdens diens verblijf in Antwerpen en trouwde met hem.<br />
Het werk van Schoolmeesters varieert van zwaar gestileerd figuratief tot bijna lyrisch<br />
abstract. Steeds schildert zij haast kalligrafisch in sterke en brede streken van het penseel.<br />
Haar composities zijn mooi uitgewogen. Aanvankelijk werkte zij in wat zij noemde ‘een Vlaams<br />
palet’ d.w.z. in zwart en wit en gedempte tonen. In Nederland is zij op den duur met meer kleur<br />
gaan werken. Echt abstract is haar werk nooit. Er is altijd een figuratieve aanleiding achter het<br />
werk, in dit geval een moerassig landschap met boomstronken. Schoolmeesters heeft naast<br />
haar landschappen ook veel haven- en stadsgezichten gemaakt.<br />
Inv.nr. G 2121<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Brug in aanbouw<br />
Huub Leyendeckers<br />
Penseeltekening in inkt<br />
1964<br />
Deze tekening van Huub Leyendeckers (Weert 1935) laat zien wat een vaardig tekenaar hij is.<br />
Een bouwproject in Breda in de jaren zestig is hier in snelle pen- en penseelstreken getypeerd<br />
en tot een bijna abstracte kalligrafische compositie gebracht. Vreemd genoeg beschouwt<br />
Leyendeckers dit soort tekeningen –hij heeft er heel veel gemaakt- niet representatief voor zijn<br />
kunstenaarschap. Hij maakte ze vooral om werk in te leveren in het kader van de BKR regeling.<br />
Wat hij als zijn eigenlijke werk beschouwt zijn voorstellingen van fysische processen in het heelal<br />
die hij op basis van zijn eigen verkenning van de wetenschap als ‘realistisch’ ziet. Deze voorstellingen<br />
maakt hij in de meest diverse technieken, als fotografische enscèneringen, tekeningen,<br />
collages, reliëfs, schilderijen en objecten.<br />
Inv.nr. G 840<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
126 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 127<br />
90
91<br />
92<br />
Umbrische vrouw<br />
Akke Sins<br />
Houtsnede<br />
1966<br />
Akke Sins (1928) is grafisch kunstenares.<br />
Ze is van Friese afkomst maar woont al<br />
vele jaren in Breda. Naast vrije grafiek<br />
maakt ze veel gelegenheidsgrafiek,<br />
geboorteaankondigingen, ex-libris,<br />
vignetten en dergelijke.<br />
Ook monumentale opdrachten heeft<br />
ze uitgevoerd, bijvoorbeeld glas in loodramen<br />
voor de Driesprongkerk in Breda.<br />
Deze houtsneden uit de jaren zestig<br />
maakte Sins in een figuratieve stijl die<br />
in de verte is afgeleid van het kubisme.<br />
Vele kunstenaars met haar bezigden<br />
deze stijl die behalve in grafiek ook veel<br />
werd toegepast in monumentale kunst<br />
als wandschilderingen en glas in lood.<br />
Inv.nr. G 750<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Umbrië / Bomen<br />
Akke Sins<br />
Houtsneden<br />
1964<br />
Inv.nrs. G 748 / G 747<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Gerard Konings<br />
Gemengde techniek<br />
2006<br />
Gerard Konings (1944) heeft de opleiding grafische en ruimtelijke vormgeving gevolgd aan<br />
de Bredase Academie St. Joost. In Eindhoven werkte hij een aantal jaren bij het Artteam<br />
Ontwerpbureau van Jan Kothuis. Een drukke dynamische periode met ontwerpwerk voor<br />
grote industrieën en winkelketens. Doelbewust deed hij afstand van deze wereld. Hij zocht<br />
de wortels van zijn tekenlessen aan de kunstacademie en ging verder als ontwerper van<br />
theaterdecors en als beeldend kunstenaar.<br />
Gerard Konings maakt landkaarten van zijn gevoel. Het zijn de sporen van de bewegingen van<br />
zijn hand die we lezen als emoties. Vaak schichtig, haast krassen soms. Een beheersing van<br />
woede. En tegelijkertijd onrust en drang om uit te breken. Uitbreken naar een wereld die hij<br />
zegt eigenlijk niet aan te kunnen. Konings beweegt in het besef dat hij gevangen zit en wíl<br />
zitten. Binnen de randen van het papier. En binnen de marges die het leven nu eenmaal stelt.<br />
Het is een strijd. Een strijd met zichzelf tegen de lethargie die -gegeven het inzicht in de<br />
situatie- het meest voor de hand lijkt te liggen. Dat hij dit mag en kan doen geeft balans in<br />
zijn leven en maakt de strijd tot een levensvervulling. De ‘werken op papier’ zijn de meest<br />
directe documenten van dit leven. Deze behoeven geen figuratie. In andersoortig werk, zoals<br />
zijn sculpturale montages, brengt Gerard Konings wel degelijk de figuratie in stelling.<br />
En dan ook sans gène: zichzelf, vaak letterlijk vergroeid met de natuur.<br />
Inv.nrs. G 2127, G 2128<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
128 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Grenzen van de traditie | SIGNATUUR 129<br />
93
94<br />
Oedipus<br />
Dick Fluitsma<br />
Eikenhout<br />
1998<br />
Oedipus is een personage uit de Griekse mythologie.<br />
Het orakel van Delphi voorspelde dat hij zijn vader Laios, de<br />
koning van Thebe, zou vermoorden en zijn moeder Iocaste<br />
zou trouwen. Zijn ouders probeerden dit lot af te wenden<br />
en gaven hem mee aan de herder Porbas om het kind in de<br />
bergen voor dood achter te laten. Maar Porbas gaf Oedipus<br />
uit medelijden mee aan andere herders die hem grootbrachten.<br />
Jaren later komt Oedipus de voorspelling<br />
te weten en hij vlucht om zijn lot te ontlopen. Onderweg<br />
raakt hij in gevecht met een man en hij doodt hem zonder<br />
te weten dat het zijn vader, de koning van Thebe is. Later<br />
komt Oedipus in Thebe. Door een raadsel op te lossen verlost<br />
hij deze stad van de terreur van een sfinx. Als beloning<br />
mag hij de weduwe van de koning trouwen, zijn moeder.<br />
Oedipus wordt zo koning van Thebe. Door deze schande en<br />
de ongestrafte vadermoord komen er plagen over Thebe.<br />
Een blinde profeet wijst Oedipus als schuldige aan.<br />
De herder Porbas maakt Oedipus zelf duidelijk dat zijn lotsvoorspelling<br />
is uitgekomen. Daarop steekt Oedipus zichzelf<br />
de ogen uit en legt zijn koningschap neer.<br />
De figuur Oedipus is door beeldhouwer Dick Fluitsma<br />
uitgebeeld met dat tragische moment voor ogen. De figuur<br />
heeft een sombere uitstraling door de in zichzelf gekeerde,<br />
schuldbewuste houding en de zwarte en grijze kleuren van<br />
het lichaam. Contrast daarmee vormen het geel van de<br />
kroon en het rood van het bloed dat uit de ogen van<br />
Oedipus stroomt. Het beeld is gehakt uit een halve spoorbiels<br />
en dat gegeven is een bepalend element in de totale<br />
vorm.<br />
Inv.nr. G 2498<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Dit beeld van Dick Fluitsma is door Rassers Advocaten Notarissen te<br />
Breda ter gelegenheid van hun 100-jarig bestaan geschonken aan de<br />
stad Breda en bestemd voor permanente expositie in Breda’s <strong>Museum</strong>.<br />
130 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
na 1965:<br />
de groTe<br />
verScheiden<br />
heid<br />
heT kunSTonderwiJS<br />
Vooral onder invloed van de<br />
kunstacademie St. Joost<br />
ontstaat in Breda na 1965<br />
een meer herkenbaar en<br />
ook steeds bloeiender kunstklimaat.<br />
Er komt dan op deze<br />
academie een zelfbewust<br />
docentencorps dat sterk<br />
aanstuurt op kritische en<br />
individuele vorming.<br />
De traditionele vakken raken<br />
snel uitgebreid met relatief<br />
nieuwe media als fotografie<br />
en audiovisuele vormgeving.<br />
Er is aandacht voor een bewuste<br />
omgang met het verleden van de kunsten. Eerder is verteld hoe de kunstacademie al vanaf de<br />
oprichting vasthield aan het accent op ambachtelijk kunnen in relatie tot de toepasbaarheid van de<br />
kunst. Die toepasbaarheid stond direct toezicht van het bestuur dat daarbij ook nog een oogje hield op<br />
de maatschappelijke inpasbaarheid en katholiek christelijke waarden. Democratisering door inspraak<br />
van docenten en studenten bracht dat fundament aan het wankelen en resulteerde in een wat stuurloze<br />
periode. Pas midden zeventiger jaren kwam de opleiding weer in balans onder een primaat van<br />
een vrije opvatting over het kunstenaarschap dat niet alleen in de puur artistieke maar ook in de<br />
meer toegepaste vakken de leidraad werd.<br />
expoSiTie<br />
De Beyerd ontkwam ook niet aan de trend van de late zestiger en de zeventiger jaren. De programmering<br />
verschoof van een traditioneel en enigszins belegen accent op klassieke moderne kunst naar een<br />
multifunctioneel en sociaal model met plaats voor een filmhuis en tentoonstellingen met maatschappelijke<br />
thema’s, al werden er ook tentoonstellingen gewijd aan het werk van Bredase kunstenaars.<br />
Rond 1980 werd weer gekozen voor een rol als Centrum voor Beeldende Kunst en Vormgeving. In de<br />
programmering van directeur Frank Tiesing werd binnen een breed scala van tentoonstellingen van<br />
vooral hedendaagse kunst en vormgeving ook regelmatig ruimte geboden aan Bredase kunstenaars<br />
en presentaties van jonge talenten in samenwerking met kunstacademie St. Joost. Sinds 2007 is<br />
De Beyerd omgevormd tot het Graphic Design <strong>Museum</strong>, een inhoudelijke formule waarbinnen voor<br />
Bredase kunstenaars, anders dan grafisch vormgevers, niet langer veel plaats verwacht kan worden.<br />
In 1981 werd op initiatief van een aantal Bredase kunstenaars een zaal in het ateliergebouw<br />
aan de Kloosterlaan 138 te Breda geschikt gemaakt voor expositie. Lokaal 01, zoals deze ruimte ging<br />
heten, wilde eigentijdse ontwikkelingen in de kunsten publiek maken. Daarbij werd een sterk accent<br />
gelegd op onderzoek en vernieuwing in het werk van kunstenaars. Dit Bredase kunstenaarsinitiatief<br />
diende duidelijk de versterking van expositiemogelijkheden voor beginnende kunstenaars in de stad<br />
maar evenzeer stond en staat de formule open voor werk van kunstenaars van elders. Daarmee heeft<br />
Lokaal 01 tot op de dag van vandaag een eigenzinnig en vernieuwend podium weten te bieden.<br />
opdrachTen, aankopen en kunSTmarkT<br />
Van overheidswege kwamen er verschillende voorzieningen op basis waarvan kunstenaars een bestaan<br />
konden opbouwen. Behalve de al genoemde mogelijkheden voor monumentale kunst aan gebouwen<br />
en in de openbare ruimte was dat de BKR-regeling waarmee kunstenaars in ruil voor een uitkering<br />
werk verkochten aan de overheid. Een deel van dat werk bleef in Breda en werd aanvankelijk ter<br />
beschikking gesteld van kantoren van, vooral, de gemeente. Later kreeg de aldus ontstane collectie<br />
een plaats in de nieuwe Artotheek Breda. Die instelling ging voor zijn collectie ook aankopen doen<br />
vooral nadat de BKR in 1972 als regeling werd beperkt en in 1987 werd beëindigd. Uiteraard konden<br />
kunstenaars hun werk ook via de artotheek uitlenen, exposeren en verkopen. Enige jaren geleden<br />
heeft de gemeente Breda de kunstuitleen overgedaan aan een nieuwe Bredase vestiging van de<br />
SBK Kunstuitleen.<br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | SIGNATUUR<br />
131
Als compensatie voor de afschaffing van de BKR kwam er van rijkswege geld vrij dat in Breda van<br />
1987 tot 2004 werd ingezet voor aankopen van werken van in Breda gevestigde kunstenaars.<br />
Zo ontstond de Stadscollectie die wederom voornamelijk werd ondergebracht in de gemeentelijke<br />
kantoren. Inmiddels is dit aankoopbeleid ter ziele met als enig aanwijsbare reden dat de geldstroom<br />
van het rijk is gestopt. De gemeentelijke inspanningen voor beeldend kunstenaars zijn zich meer en<br />
meer gaan richten op het bieden van faciliteiten in de vorm van atelierruimtes op allerlei plaatsen<br />
in de stad en de laatste tijd ook in een voormalig bedrijfscomplex in de Belcrumwijk, waar verwacht<br />
wordt dat kunstenaars zich daar in onderlinge samenwerking manifesteren. Dat deden zij overigens<br />
al langer in het verband van de beroepsvereniging BOA, onder andere door het organiseren van open<br />
atelierroutes en deelname aan andere manifestaties.<br />
Een echte kunstmarkt heeft Breda nooit gehad en ook nu niet. In verleden en heden is het aandeel<br />
en de betekenis van de plaatselijke galeries bescheiden. Veel kunstenaars vinden voor verkoop van<br />
hun werk elders mogelijkheden wat overigens vandaag de dag niet echt een belemmering vormt om<br />
toch in Breda en omgeving gevestigd te blijven.<br />
Een recente ontwikkeling is de doelbewuste koppeling tussen kunstenaarschap en economische<br />
ontwikkeling, de zogeheten ‘creative economy’. Feitelijk komt daarmee het ‘nuttige’ weer terug als<br />
predikaat. Kunstenaars zorgen voor een boeiend cultureel klimaat in de stad en dat zou bevorderlijk<br />
zijn voor de vestiging van hoogwaardige bedrijven. En kunstenaars maken ook zelf hun creativiteit<br />
nuttig met het ontwerpen van computerspelen, websites of alles wat tegenwoordig wordt aangeduid<br />
met het begrip ‘design’.<br />
collecTie en muSeum<br />
Sinds 1998 is Breda’s <strong>Museum</strong> op bescheiden schaal begonnen met aankopen van werk van hedendaagse<br />
kunstenaars uit Breda en omgeving. En ook in het tentoonstellingsprogramma is het werk<br />
van Bredase kunstenaars uit verleden en heden steeds meer aan bod gekomen. De laatste jaren<br />
is in de collectie van Breda’s <strong>Museum</strong> een aansluiting gemaakt met het heden. Met overname van<br />
werken van Bredase kunstenaars uit de voormalige artotheekcollectie in 2003 en de Stadscollectie<br />
in 2006 werd in één keer een gat gedicht tussen 1960 en nu. De nadruk ligt daarin overigens op<br />
wat we beschouwen als vrije kunsten.<br />
de groTe verScheidenheid<br />
Te beginnen met de generatie kunstenaars van de jaren zeventig ontstaat er een cultuur, waarin<br />
eigen experiment, specialisatie of juist een heel breed gebruik van middelen vernieuwingen brengen.<br />
Het gebruik van de traditionele materialen raakt allerminst uitgestorven, maar het concept van het<br />
kunstwerk treedt veelal nadrukkelijker op de voorgrond. Er bestaan al gauw geen grenzen meer aan<br />
de vrijheid waarmee concepten in de meest diverse materialen worden uitgewerkt. Als het idee maar<br />
gestalte krijgt in de meest veelzeggende uitdrukkingsvorm. Internationale bewegingen van de jaren<br />
zestig en zeventig van de vorige eeuw vinden ook in Breda snel hun weerslag, zoals conceptuele<br />
kunst, pop art, nouveau réalisme, happenings en performances. Voor slaafse navolging lenen deze<br />
kunstvormen zich niet bepaald. Ze dagen eerder uit tot eigen conceptuele inspanning en dat is<br />
precies wat op de academie St. Joost sterk wordt bevorderd.<br />
Over het algemeen getuigen veel kunstwerken uit de laatste decennia van een duidelijk bewustzijn<br />
waarmee wordt gereflecteerd op middelen, ontstaansproces en effect van een kunstwerk. In groter<br />
verband gebeurt dat al gedurende de gehele 20e eeuw, maar stromingen als kubisme, dada of het<br />
surrealisme worden juist in de zeventiger jaren opnieuw verkend. Al met al is het voor een kunstenaar<br />
een niet geringe inspanning om in dit krachtenveld een eigen en herkenbare ontwik keling door<br />
te maken. Vormen van specialisatie vloeien daaruit vanzelf voort, maar het betere werk is daardoor<br />
zeker niet eenduidig. Het is goed dat te bedenken bij het doorlopen van de thema’s in het nu volgende<br />
deel van de expositie. Die thema’s leggen slechts accenten om in de grote variëteit een weg<br />
te vinden.<br />
een zeker ongemak<br />
Interbellum van de macht<br />
Colin Peters<br />
Salomon Padoekhout<br />
2004<br />
Een monster met een grote erectie. Als verbeelding van de macht zit dit wezen dreigend zijn<br />
kans af te wachten in een tijd tussen twee oorlogen in. Wie maakt er vandaag de dag nog met<br />
zoveel inspanning een beeld van de duivel? En waarom? Door dat gewoon wel te doen bereikt<br />
Colin Peters met dit beeld al veel effect. Bestaat het kwade in deze vorm nog? Wat de kunstenaar<br />
betreft is het antwoord ja. Hij is er ook de persoon naar om dat kwade niet uit de weg te<br />
gaan en zelfs de confrontatie daarmee op te zoeken. In zijn grafische werk is Peters daarin vaak<br />
heel expliciet, door despoten, misdadigers en dictators en de gevolgen van hun daden aan de<br />
kaak te stellen.<br />
Colin Peters (Beek 1966) is voornamelijk graficus. Dit sculptuur is een vrij uniek element in<br />
zijn werk. Een vertrekpunt wellicht voor de overtuiging waarmee hij zijn beladen grafisch werk<br />
produceert en ook publiek probeert te maken op plaatsen waar dat niet zonder risico is, zoals<br />
in Rusland.<br />
Inv.nr. G 2169<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
132 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN ZEKER ONGEMAK | SIGNATUUR 133<br />
95
96<br />
een zeker ongemak een zeker ongemak<br />
Zonder titel<br />
George Meertens<br />
Olieverf op katoen<br />
1995-1997<br />
We zien een ruimte met gedekte tafels. De gasten kunnen elk moment binnenkomen. Misschien<br />
zullen die zorgen voor een wat aangenamer sfeer dan Meertens in dit schilderij benadrukt.<br />
De kleurstelling kan althans niet bedoeld zijn om de feestelijkheid van wat komen gaat alvast<br />
tot uitdrukking te brengen. En als we wat nauwkeuriger kijken ontdekken we de wat armoedige<br />
inrichting die met een troosteloze uniformiteit van wijnglazen met servetjes wordt gecamoufleerd.<br />
Het geheel van stoelen en tafels is bijvoorbeeld duidelijk geïmproviseerd. Van de andere<br />
kant kunnen we er ook iets heel positiefs in zien: de moed om er met bescheiden middelen toch<br />
nog wat van te maken. Een feestmaaltijd voor daklozen misschien. Zoiets. Zo bezien dwingt het<br />
beeld ook respect af.<br />
Dit schilderij lijkt te zijn afgeleid van een foto, juist door die registratie van toevallige elementen<br />
in het beeld. Door de omzetting van het beeld naar een schilderij krijgt alles meer lading en<br />
nadruk. Meertens heeft meer schilderijen gemaakt van zulke restruimten van het menselijk<br />
bedrijf. Het werk van George Meertens (Stein 1957) staat in het teken van leven, liefde, lijden<br />
en dood, het vieren van de wederopstanding en de verlossing. Tegenwoordig maakt hij grote<br />
kleurige schilderijen in een impressionistische of pointillistische techniek. De titels wijzen op<br />
inspiratie uit de Bijbel en in sommige werken zien we figuren van bijvoorbeeld een kruisiging in<br />
de voorstelling opdoemen. Religie en kloosterleven bekleden een niet geringe plaats in zijn leven<br />
en kunst. Na een kunstopleiding aan St. Joost volgde hij in Nijmegen een opleiding tot beeldend<br />
therapeut. Sinds kort is hij ook als zodanig werkzaam bij het Psychiatrisch Centrum Bethanië in<br />
Zoersel in België. Als beeldend kunstenaar woont en werkt hij in Breda.<br />
Inv.nr. G 4189<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Peter van Houten<br />
Gemengde techniek<br />
1989<br />
Peter van Houten (1951) komt uit Veghel en<br />
is opgeleid in Tilburg, Breda en Antwerpen.<br />
Hij maakt voornamelijk films en video’s.<br />
Dit vroege werk toont een tweetal Chinese<br />
ter dood veroordeelden met hun bewakers.<br />
De krantenfoto is op linnen afgedrukt en<br />
eromheen zijn repen krantenpapier gemonteerd.<br />
Een kunstwerk van de trivialiteit van<br />
het nieuws. Een drama op grote afstand,<br />
gevat in een groezelige, beklemmende<br />
sfeer van de krant die morgen weer vergeten<br />
zal zijn.<br />
Inv.nr. G 4123<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
134 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN ZEKER ONGEMAK | SIGNATUUR 135<br />
97<br />
98<br />
What’s new<br />
Jacomijn den Engelsen<br />
Houtsnede in acrylverf op papier<br />
2001<br />
Jacomijn den Engelsen (Breda 1958) is grafisch kunstenaar. Ze drukt op papier of op doek in,<br />
voor de grafische kunst, ongewoon grote formaten. Zwart, wit en verschillende kleuren worden<br />
laag over laag aangebracht, waarbij de wat ruwe nerfpatronen van het hout duidelijk zichtbaar<br />
zijn. De spanning van het licht dat de figuren fascineert in het oorspronkelijke fotografische<br />
beeld, heeft Den Engelsen grafisch extra accent gegeven. De kleurtoetsen verzachten het beeld<br />
weer. Dubbelzinnig en vreemd van sfeer.<br />
Inv.nr. G 4222<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>
99<br />
een zeker ongemak een zeker ongemak<br />
Zonder titel<br />
William Speakman<br />
Houten krukje met applicatie van karton<br />
1991<br />
Met een simpele ingreep heeft William Speakman (Hexham 1968) aan dit houten krukje een<br />
totaal andere dimensie gegeven. Ineens lijkt het een model van een groot bouwwerk waar<br />
auto’s via een lange hellingbaan vanaf kunnen rijden. Een fantasie zoals een kind die kan<br />
hebben. De andere transformatie is natuurlijk die van een heel gewoon voorwerp in een<br />
sculptuur. Speakman is Engelsman van geboorte maar woont en werkt sinds jaar en dag in<br />
Breda. In De Beyerd richtte hij eens een hennepplantage in. Deel van de installatie was ook<br />
de oogst en het consumeren van de planten.<br />
Inv.nr. G 4166<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Together<br />
William Speakman<br />
Was met pigment<br />
1995<br />
‘Samen’ zijn deze twee voorwerpen haast elkaars evenbeeld. Ze liggen als een verliefd stel tegen<br />
elkaar aan. Pas in tweede instantie realiseren we ons dat het ene model een duikboot voorstelt<br />
en het andere een torpedo. De maatverhouding van deze twee modellen is dan ineens heel<br />
vreemd. Immers, torpedo’s worden veelal gelanceerd vanuit duikboten en zijn in het echt dus<br />
beduidend kleiner. Het ene voorwerp baart het andere zou je vergelijkenderwijs kunnen zeggen.<br />
Het is alsof de torpedo even groot is geworden als zijn ‘ouder’. Vreemde associaties worden hier<br />
dus opgeroepen. En er schuilt ook iets dreigends in, een ontwikkeling die moeilijk in de hand te<br />
houden lijkt.<br />
Inv.nr. G 4167<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
136 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN ZEKER ONGEMAK | SIGNATUUR 137<br />
100
101<br />
heT lichaam alS beeldmiddel heT lichaam alS beeldmiddel<br />
Exphoto<br />
Theo Besemer<br />
Olieverf en pastel op papier met collage<br />
1980 / 1990<br />
Theo Besemer (Nederhorst Den Berg 1936) is hoofdzakelijk beeldhouwer en dat is aan zijn<br />
schilderwerk te zien. De titel van dit werk verwijst naar ex-voto’s, devotionele voorwerpen die in<br />
een kerk of bedevaartsoord worden geplaatst als dank aan God of heilige voor een verkregen of<br />
gevraagde gunst. Ze kunnen allerlei vormen hebben en van verschillende materialen gemaakt<br />
zijn. Vaak hebben ex-voto’s de vorm van het lichaamsdeel waarvoor genezing is gevraagd of<br />
gekregen. Op dit werk van Besemer zijn applicaties van papier herkenbaar in de vorm van benen<br />
en zelfs van een groot deel van een menselijk lichaam. Het is typisch werk van een beeldhouwer<br />
die naar een nieuwe compositie zoekt met onderdelen van het menselijk lichaam als materiaal.<br />
Inv.nr. G 539<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
De dichter is een planeet II<br />
Theo Besemer<br />
Olieverf en pastel op papier met collage<br />
1980 / 1990<br />
Ook in dit werk zijn bijna abstracte vormen van een lichaam te zien. Los daarvan zweeft de vorm<br />
van een hoofd, ondersteboven. Het hoofd van de dichter heeft zich losgemaakt van het lichaam<br />
maar blijft daar door zwaartekracht aan verbonden. Een mooi poëtisch beeld en een wensdroom<br />
van een beeldhouwer die in zijn eigenlijke métier natuurlijk veel minder vrij spel heeft met de<br />
zwaartekracht.<br />
Inv.nr. G 540<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
138 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | HET LICHAAM ALS BEELDMIDDEL | SIGNATUUR<br />
139<br />
102
103<br />
heT lichaam alS beeldmiddel heT lichaam alS beeldmiddel<br />
Rood<br />
Martin Peulen<br />
Acrylverf op papier op linnen<br />
1980<br />
Martin Peulen (Tegelen 1955) over zijn werk: ‘Schilderen is voor mij een pure uiting van licht,<br />
vreugde, liefde, vitaliteit en levenskracht. Ik zoek als kunstenaar en als mens grenzen op en<br />
wil deze als het even kan ook verleggen. Ik bedien mij daarbij van een breed scala aan uitingsvormen.<br />
Ik schilder, teken, maak kunstenaarsboeken, geef performances, zing en maak muziek.<br />
In mijn werk is de mens de rode draad, in al zijn verschijningsvormen, uitgewerkt op verschillende<br />
manieren. De ene keer als abstracte vorm of een enkele lijn, dan weer in zich herhalende<br />
ritmische patronen van mensfiguren.’<br />
Dat laatste is hier op het formaat van een schilderij te zien. De werkwijze is nog het beste te<br />
typeren als droedelen, het bijna gedachteloos krabbelen van figuren wat mensen nogal eens<br />
doen tijdens vergaderingen. Peulen doet dat met zijn penseel op glad papier. Daarmee krijgen<br />
zijn penseelstreken het karakter van een handschrift met dikke en dunne partijen.<br />
Al zijn kunst is gebaseerd op lichamelijk vertoon, meestal dat van hem zelf. In dit geval is het<br />
handschrift daarvan de neerslag. Mooi is dat techniek en beeld, een kluwen van lichamen, hier<br />
samenvallen.<br />
Inv.nr. G 531<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Beeldende Aktie<br />
Martin Peulen<br />
Performance (videoverslag)<br />
1984<br />
De notitieboeken van Martin Peulen staan vol ideeën voor performances waarin hij op de meeste<br />
diverse manieren met zijn lichaam de strijd wil aangaan met de materie om zo de kunst als het<br />
ware te onthullen. Een aantal van die performances heeft hij ook uitgevoerd. ‘Beeldende aktie’<br />
is daarvan een voorbeeld dat voor zichzelf spreekt. Zoals hij bijna automatisch en vrij met zijn<br />
hand het penseel over papier laat gaan, zo duwt hij hier door wentelingen van zijn lichaam een<br />
zandrug langzaam uiteen tot een nieuwe vorm van zand op de vloer ontstaat, als een grote<br />
afdruk of, als we willen, een sculptuur van zijn actie.<br />
Inv.nr. (geen)<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
140 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | HET LICHAAM ALS BEELDMIDDEL | SIGNATUUR<br />
141<br />
104
134<br />
heT lichaam alS beeldmiddel heT lichaam alS beeldmiddel<br />
De poging<br />
Sef Peeters<br />
Performance (videoverslag)<br />
1975<br />
Sef Peeters (Venlo 1947) voerde vrij kort na zijn opleiding aan diverse academies in Nederland<br />
en Duitsland in Breda deze performance uit. Het videoverslag is daarvan als kunstwerk gebleven.<br />
Peeters heeft zichzelf in een soort grote kous dicht laten binden en gaat vervolgens een langdurige<br />
worsteling aan die zelfs vanuit dit videoverslag een heel directe, benauwende ervaring<br />
geeft. De duur van de worsteling maakt die ervaring nog wat ondragelijker. Het lijkt soms op een<br />
doodstrijd, maar op het laatst weet de figuur tenminste zijn hoofd te bevrijden. Het doet denken<br />
aan de tweede geboorte van een rups die vlinder is geworden in zijn cocon. Mogen we hier een<br />
toespeling in zien op de onmogelijkheid voor een mens of een kunstenaar om te ontsnappen<br />
aan de beperkingen van zijn aardse, lichamelijke gedaante? Of op zijn minst op de moeite die<br />
het kost om daar zelfs maar een poging toe te ondernemen? Juist in de jaren zeventig kwam<br />
een veelal oppervlakkige herleving van de romantiek in zwang met bijvoorbeeld de vlinder als<br />
een symbool voor de bevrijde en creatieve geest. Sef Peeters dweept met dat soort oppervlakkige<br />
ideeën absoluut niet, gezien ook zijn gereserveerdheid over gemakkelijke communicatie en<br />
analytisch, beschouwende werken uit later tijden.<br />
Inv.nr. (geen)<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Tom Claassen<br />
Brons<br />
1995<br />
De beelden van de beeldhouwer Tom Claassen (Heerlen 1964) zijn ooit getypeerd als ‘psychomorfisch’.<br />
De vorm waarin hij zijn mens- en dierfiguren en ook dingen brengt, roepen meteen<br />
een gevoel of een sensatie op. Hij weet dat effect te bereiken door vormen sterk te vereenvoudigen<br />
en door materiaalgebruik en overdrijving tegelijk ook een karakter of een toestand<br />
uit te beelden.<br />
Dit menselijke figuurtje (ondanks zijn formaat ziet het er namelijk toch klein uit) wekt de indruk<br />
zojuist heel hard op de grond neergestort te zijn. Zo hard dat zijn vorm zich op een heel<br />
kunstmatige wijze aan de gevolgen van die val heeft aangepast. Zulke effecten kennen we van<br />
tekenfilms of strips waarin figuren een harde klap krijgen of van grote hoogte op de grond vallen<br />
en dan helemaal plat worden of de vorm aannemen van datgene waarin ze terechtgekomen zijn.<br />
Even later zijn ze meestal weer helemaal de oude.<br />
Tom Claassen laat met én rondom zijn sculpturen een andere wereld ontstaan, waar we ons<br />
bevinden in een tekenfilm, een strip of een kinderboekillustratie. De fantasieën uit die wereld<br />
worden ineens een tastbare realiteit, vaak op een groter formaat dan we verwachten. Het knappe<br />
is dat Claassen deze sensatie weet op te roepen zonder te leunen op directe ontleningen uit<br />
bekende cartoons. En of het nu voorstellingen zijn van dierlijke en menselijke figuren of van<br />
voorwerpen, al zijn beelden dreigen elk moment te kunnen gaan leven. We hebben de neiging<br />
ze aan te raken, het materiaal van hun huid te voelen. Verleidelijke beelden maar ook een beetje<br />
beangstigend. Een kinderdroom op de grens van het griezelige.<br />
Inv.nr. G 4155<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
142 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | HET LICHAAM ALS BEELDMIDDEL | SIGNATUUR<br />
143<br />
105
106<br />
een nieuwe omgang meT TradiTie een nieuwe omgang meT TradiTie<br />
Zonder titel<br />
George Korsmit<br />
Acrylverf op linnen<br />
1981<br />
George Korsmit (Oudenbosch 1953) behoort tot de generatie schilders die in de jaren tachtig hun<br />
werk begonnen. Met nog wat meer kunstenaars uit Brabant exposeerde hij regelmatig in galerie<br />
The Living Room in Amsterdam, ergens op een etage in Amsterdam-Oost. Ze behoorden tot de<br />
Nieuwe Wilden die zich afzetten tegen de dominantie van de conceptuele kunst van de jaren<br />
zeventig en terugkeerden naar het pure schilderen. Traditionele figuratie en zelfs een vrij en associatief<br />
gebruik van oude symboliek werden opnieuw onderdeel van de schilderkunst. In internationaal<br />
verband werd het werk van Nieuwe Wilden getypeerd als neo-expressionisme. Vooral in<br />
Duitsland en Italië was dit een beweging van belang met bekende namen als Georg Baselitz, Jörg<br />
Immendof, Markus Lüpertz, A.R. Penck, Sandro Chia en Francesco Clemente.<br />
Dit schilderij toont een mansfiguur<br />
die een naakt over zijn<br />
schouders draagt. Aan het<br />
naakt is een stapel schilderijen<br />
vastgebonden. De man begeeft<br />
zich in een ruimte die in ruwe,<br />
schetsmatige penseelstreken<br />
is aangegeven. Gedeeltelijk<br />
lijkt het op een constructie,<br />
deels ook op een wand<br />
van takken. Zien we hier de<br />
kunstschilder die erop uit trekt<br />
met een academisch naakt en<br />
schilderijen op zijn rug? Is dat<br />
zoveel als een statement van<br />
Korsmits visie op het kunstenaarschap?<br />
Het lijkt er wel op,<br />
maar op een titel van dit werk<br />
heeft de schilder zich blijkbaar<br />
niet willen vastleggen. En we<br />
moeten ons bij het bekijken<br />
van dit schilderij zoals zo vaak<br />
niet alleen beperken tot het<br />
interpreteren van de voorstelling.<br />
De compositie en de vrije,<br />
uitdrukkingsvolle manier van<br />
schilderen vertegenwoordigen<br />
ook een waarde van belang.<br />
Het is misschien goed om te<br />
bedenken dat George Kormit<br />
inmiddels al weer een hele tijd<br />
puur formele, grote schilderwerken<br />
maakt waarin vorm<br />
en kleur de dienst uitmaken.<br />
Zonder enige figuratie.<br />
Inv.nr. G 525<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Peter Kantelberg<br />
Olieverf op linnen<br />
1995<br />
Peter Kantelberg (Eindhoven 1947) begon zijn loopbaan als schilder in de zeventiger jaren.<br />
Hij zocht zijn weg in een figuratieve schilderkunst met veel aandacht voor expressieve en<br />
formalistische elementen. Voorbeelden waren het werk van de Engelse schilders David Hockney<br />
en Ronald Kitaj. Met een even grote vrijheid om te citeren uit het schilderkunstige repertoire<br />
van ‘stijlen’ werkte Kantelberg. Hij combineerde daarbij figuratieve, organische en geometrische<br />
vormen in al even contrasterende manieren van schilderen. Vanuit deze beginselen schaarde<br />
Peter Kantelberg zich in de jaren tachtig tijdelijk in de gelederen van de Nieuwe Wilden en, wat<br />
heette, de ‘nieuwe figuratie’. In zijn latere werk, waarvan dit schilderij al een beetje een voorbeeld<br />
is, zien we de expliciete figuratie plaatsmaken voor een steeds grotere aandacht voor<br />
de formalis tische aspecten van het schilderen.<br />
We zien een menselijke figuur, maar de uitbeelding lijkt eerder een wat raadselachtige herinnering<br />
daaraan. Een zwarte zwembroek die afsteekt tegen een wit deel van het lichaam. Het zwart<br />
van de zwembroek zet zich aan weerszijden voort in de achtergrond. Een arm is ook in wit weergegeven.<br />
Ook daar weer een donker voorwerp gebonden aan een armband. Op het hoofd een<br />
niet te duiden vorm. Peter Kantelberg wil duidelijk geen letterlijk leesbare voorstelling bieden.<br />
Hij vraagt onze aandacht voor de vorm en de toon waarin hij schildert. Zachte tinten, een beetje<br />
sensueel en gewoon met gevoel geschilderd.<br />
Inv.nr. G 4158<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
144 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN NIEUWE OMGANG MET TRADITIE | SIGNATUUR 145<br />
107
108<br />
een nieuwe omgang meT TradiTie een nieuwe omgang meT TradiTie<br />
Zonder titel<br />
Cees van der Smissen<br />
Olieverf op linnen<br />
1980<br />
Het is verbazingwekkend dat het werk van de Bredase schilder Cees van der Smissen zo weinig<br />
aandacht heeft weten te trekken. Zoals zo vaak lijkt dat te wijten aan zijn volstrekt onafhankelijke<br />
en misschien ook wispelturige karakter, waardoor hij zich op geen enkele wijze wenste<br />
te binden aan ‘bewegingen’ of ‘stromingen’. Zonder twijfel is hij de meest authentieke kunstschilder<br />
in Breda in de tachtiger jaren. Zonder zich ook maar een moment te bekommeren over<br />
zijn positie in het krachtenveld van de kunst maakte hij zeer persoonlijke, oorspronkelijke en<br />
vooral emotioneel geladen schilderijen. Hij putte vrijelijk uit een mengeling van beeldtalen en<br />
stijlen om zijn expressie kracht bij te zetten.<br />
Cees van der Smissen heeft zelf geen echte loopbaan weten te maken, maar zijn werk<br />
ondervindt de laatste tijd meer en meer waardering. Of hij nu nog werk maakt is niet bekend.<br />
Dit schilderij is een woedende en humoristische verbeelding van de kunstenaar zelf.<br />
Een karikaturale stripfiguur die wanhopig in een vaartuigje het vege lijf tracht te redden.<br />
De reddingboei wordt hem toegeworpen maar zal rond zijn nek komen en hem eerder<br />
verstikken dan helpen. Aan de verfstreken zijn woede en wanhoop heel direct af te lezen.<br />
Inv.nr. G 534<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
146 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN NIEUWE OMGANG MET TRADITIE | SIGNATUUR 147
109<br />
een nieuwe omgang meT TradiTie een nieuwe omgang meT TradiTie<br />
De schilder en zijn model<br />
Jaap de Vries<br />
Waterverf op karton met applicaties<br />
1990<br />
Tot op zekere hoogte maakt een kunstenaar met elk werk een statement. Een hele opgave is dat,<br />
iets wat wij ons als buitenstaander maar nauwelijks kunnen voorstellen. Net als zoëven bij het<br />
schilderij van George Korsmit mogen we tot veronderstellen dat Jaap de Vries (Renkum 1959)<br />
met deze voorstelling van ‘de schilder en zijn model’ ons iets duidelijk maakt over de rol die hij<br />
als schilder wil vervullen.<br />
Dat het een rol is wordt duidelijk uit de zwarte ramskop die de schilder als masker draagt.<br />
Het masker is zelfs letterlijk op het schilderij gemonteerd. Een toonbeeld van rauwe viriliteit en<br />
nogal dreigend van karakter. De zwarte handschoen en de schoen accentueren die uitdrukking<br />
nog meer. Toch heeft de schilder een uiterst ontspannen houding en ook zijn vrouwelijke model<br />
rechts van hem staat er ontspannen bij. Zij draagt het masker van een koe of een schaap en<br />
heeft iets in haar handen wat moeilijk<br />
te duiden valt. Het is duidelijk dat<br />
het werk nog moet beginnen want<br />
het doek op de schildersezel achter<br />
de kunstenaar is nog maagdelijk wit.<br />
En daar ligt de spanning die deze<br />
voorstelling zo sterk oproept.<br />
Wat er tussen schilder en model gaat<br />
gebeuren zal zich afspelen op het<br />
vlak van dat schilderij. Daar kan zich<br />
alles gaan voltrekken wat de schilder<br />
wenst uit te beelden. Een spanningsveld<br />
dat zonder meer erotisch geladen<br />
is en waar emoties de vrijheid<br />
krijgen die in de werkelijkheid op veel<br />
bezwaren zouden stuiten. Jaap de<br />
Vries benut als weinig anderen het<br />
domein van de schilderkunst om zijn<br />
en onze inbeeldingen van diep weggestopte<br />
angsten en verlangens een<br />
gestalte te geven.<br />
Inv.nr. G 4127<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Snijtafel II<br />
Jaap de Vries<br />
Waterverf op aluminium met applicaties<br />
2008<br />
Dit schilderij van Jaap de Vries dateert van 18 jaar later dan zijn schilderkunstige statement<br />
hiervoor. Zijn manier van werken is in die tijd sterk geëvolueerd. Als ondergrond gebruikt hij<br />
aluminium offsetplaten die hij in dit geval in een dynamische schikking heeft vastgeniet op het<br />
raamwerk. Het aluminium zorgt voor een vlijmscherp effect van daglicht, dat overigens ook<br />
letterlijk reflecteert in de voorstelling. Jaap de Vries beschildert zijn aluminium met waterverf<br />
en soms ook acrylverf. Hij moet zijn schilderij op de grond leggen, anders druipt de verf gewoon<br />
naar beneden. Voor een deel gaat de vloeibare verf zijn eigen gang. Er ontstaan vlekken en<br />
kleurmengsels die de schilder interpreteert en al doende inpast in het beeld dat hij gaandeweg<br />
ontdekt en verder naar zijn hand zet. Hij tekent, zet vormen verder aan en bevestigt ook stukken<br />
karton die ook weer beschilderd zijn en op maat in vorm gesneden. Tussendoor moet hij de verf<br />
telkens langzaam laten drogen.<br />
Op het laatst fixeert hij het geheel<br />
met vernis.<br />
‘Snijtafel’ is de titel en het schilderij<br />
is in materiaal bijna het equivalent<br />
van het roestvrije oppervlak van de<br />
tafel waarop een patholoog anatoom<br />
zijn werk doet. Door de diagonale<br />
lasnaden lijkt het alsof we onze gêne<br />
overwinnen en voorover buigen om<br />
goed te kijken.<br />
De voorstelling van het vervormde<br />
en uiteengereten menselijke lichaam<br />
stoot af maar maakt tegelijk ook<br />
nieuwsgierig. We kijken naar een<br />
onontwarbaar geheel van het vrije<br />
spel van het schildersmateriaal en de<br />
suggestie van gruwelijke maar ook<br />
fascinerende details. Het zijn precies<br />
die kwaliteiten die Jaap de Vries wil<br />
vangen in zijn schilderwerk.<br />
Het schilderij is voor hem de vrijplaats<br />
om dit soort beelden te tonen<br />
en om emoties op te roepen binnen<br />
een kader dat hij gedeeltelijk kan<br />
beheersen.<br />
Inv.nr. G 2497<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
148 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | EEN NIEUWE OMGANG MET TRADITIE | SIGNATUUR 149<br />
110
111<br />
invenTariS van de geeST<br />
Zonder titel<br />
Jacomijn den Engelsen<br />
Acrylverf op doek bedrukt met linosnede<br />
1994<br />
De techniek waarin Jacomijn den Engelsen werkt, is al eerder besproken. In dit werk zien we<br />
de zwarte nerfpatronen als onderlaag aangebracht. Deze onderlaag is geschilderd. Vervolgens<br />
is die onderlaag in diffuse kleuren bedrukt. Die kleurdruk heeft doelbewust een schilderachtig<br />
effect door de verschillen waarin die kleuren de zwarte onderlaag afdekken. Dat schilderachtige<br />
wordt weer onderdrukt door de scherpe scheidslijnen van het geometrische patroon waarin de<br />
kleurvlakken op het doek zijn aangebracht. Tenslotte zijn in twee laatste drukgangen de merkwaardige<br />
figuren aangebracht: in zwart en hier en daar wit om de figuren met lichtval volume te<br />
geven. Die figuren worden door de naar rechts oplopende, diagonale scheidslijnen doorsneden;<br />
door de andere diagonale lijnen juist weer niet.<br />
Het lijkt niet veel zin te hebben om die verschillende figuren te benoemen. Helemaal aan de<br />
fantasie zijn ze niet ontsproten. Ze doen denken aan tekenmodellen om volumes en licht- en<br />
schaduwval te oefenen. Maar een surrealistisch effect hebben ze wel degelijk. In haar latere werk<br />
is Jacomijn den Engelsen portretten en voorstellingen van bloemen en handen gaan maken.<br />
In deze werken inspireert zij zich stilistisch duidelijk op voorbeelden uit de kunstgeschiedenis,<br />
met name het symbolisme en de Italiaanse renaissance. Met haar speciale houtsnedetechniek<br />
weet zij die stijlcitaten in een nieuwe, spirituele en etherische sfeer weer te geven.<br />
Inv.nr. G 4154<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Onzekere cartografie van Cambodja<br />
Jasper van der Wel<br />
Ets met gemengde techniek<br />
2007<br />
Jasper van der Wel (De Lier 1947) is een etser pur sang. Als bezetene gaat hij zijn materiaal te<br />
lijf om het met bijtende zuren zijn ets de uitstraling van de tand des tijds te verlenen. En dat is<br />
precies een van de effecten die we hier ontwaren. Van der Wel roept een beeld op van grafitti<br />
van een grottekening uit een ver verleden. Het beeld is een half cartografische optekening van<br />
gebeurtenissen en gedachten die wij niet precies kunnen lezen. Het zijn gebeurtenissen met<br />
anonieme mensen. Een verslag in een geheimschrift, schijnbaar haastig opgetekend om nog iets<br />
van een herinnering aan een drama vast te leggen. Het zijn natuurlijk gebeurtenissen in het land<br />
Cambodja die deze interpretatie sturen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd dat land<br />
door de Rode Khmer teruggedwongen in een haast prehistorisch systeem. Dat ging gepaard met<br />
demonische moordpartijen. Gebeurtenissen die met een normaal verstand niet te vatten zijn.<br />
Van der Wel verwijst in andere, vergelijkbare werken niet speciaal naar dit soort drama’s. En dan<br />
maakt hij ook dit soort mentale landkaarten. Zijn werk is dus eerst en vooral een neerslag van<br />
zijn eigen geestesproces.<br />
Inv.nr. G 4017<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
150 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | INVENTARIS VAN DE GEEST | SIGNATUUR<br />
151<br />
112<br />
invenTariS van de geeST
113<br />
invenTariS van de geeST invenTariS van de geeST<br />
Jacob Campo Weijerman te gast in Engeland<br />
Jan de Bie<br />
Houtsnede in 16 bladen<br />
2002<br />
Dit werk maakte Jan de Bie (‘s-Hertogenbosch 1946) voor de manifestatie ‘Het geheugen van<br />
een stad’, ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Breda. De Bie liet zich inspireren door<br />
het werk en de levenswandel van de schrijver, satiricus en kunstschilder Jacob Campo Weyerman<br />
die in de 18e eeuw in Breda leefde. Wat hij uitbeeldt is een geleerde of schrijver gezeten in een<br />
overladen bibliotheek en kunstkabinet. Het is zeker geen getrouwe uitbeelding van een<br />
18e eeuwse situatie. Als we goed kijken kunnen we tal van dingen uit later tijden ontdekken.<br />
Dat is typisch voor kunstenaar Jan de Bie. Verbeeldingen van zijn ervaringen kunnen vele<br />
gedaanten aannemen. Ieder materiaal dat hij tegenkomt past ook in zijn kunst. Impulsen uit<br />
de natuur en de cultuur kunnen op alle mogelijke manieren worden omgezet in schilderwerken,<br />
assemblages, houtsneden, verzamelingen of wat dan ook.<br />
En al deze vormen beïnvloeden elkaar voortdurend. Hij heeft een paar speciale gebieden waar<br />
hij zich met zijn kunst op richt, zoals de schrijver James Joyce en Dublin, Elvis Presley, duivenhokken<br />
en andere bouwsels die uit kleine schilderijtjes worden samengesteld en, zoals we<br />
verderop nog zien, landschappen. Het toeval van dagelijkse ontmoetingen en ontdekkingen<br />
regeert in zijn werk en wordt uitgewerkt in grote en ook wel chaotische collecties die De Bie<br />
samenvoegt tot een eigen wereldbeeld. Overvolle bibliotheken of boekhandels passen in die<br />
sfeer van een omgeving vol indrukken waar Jan de Bie zich op een unieke wijze in kan verliezen.<br />
Inv.nr. G 4005<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Vitrinekast III<br />
Inge van ‘t Klooster<br />
Diverse materialen<br />
1991<br />
Inge van ‘t Klooster (Wageningen 1964) is keramiste. Ze noemt zichzelf een musealist. Haar<br />
gezamenlijke werken vormen de collectie van een denkbeeldig museum, een soort persoonlijke,<br />
encyclopedische microkosmos. In die verzameling bevinden zich (droom-)landschappen, vitrines<br />
met betekenisvolle voorwerpen, mensbeelden en vooral veel verwijzingen naar water, de meest<br />
elementaire levensvoorwaarde. Deze vitrine met zijn broze en etherische inhoud is als geheel<br />
het kunstwerk. Inge van ’t Klooster neemt met deze vorm als het ware een voorschot op een<br />
museale situatie. Als het ware, want de vorm van de vitrine is duidelijk afwijkend. De globes lijken<br />
gemaakt van ijs: bevroren werelden. In het midden zien we een aantal pakkingen hangen.<br />
Daarin is het gezicht van de zon of de maan gemonteerd.<br />
Inv.nr. G 4134<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
152 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | INVENTARIS VAN DE GEEST | SIGNATUUR<br />
153<br />
114
115<br />
PERSOONLIJK LEVEN<br />
Wit gezicht met blauwe kant<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
2002<br />
De fascinatie van<br />
Cecile Verwaaijen<br />
(Silvolde 1968) voor stoffen<br />
en dessins gaat terug<br />
naar vroeger. Ze groeide<br />
op in een textielzaak en<br />
was als kind omringd<br />
door rollen stof en<br />
kledingstukken. Ze heeft<br />
die voorliefde in de loop<br />
van de tijd om weten te<br />
zetten in een verfijnde<br />
weergave en stofuitdrukking<br />
in haar schilderijen<br />
en pasteltekeningen.<br />
Verwaaijen gebruikt vaak<br />
zichzelf als model, maar<br />
doet dat de laatste jaren<br />
niet met het zelfportret<br />
als doel. Door stilistische<br />
referenties aan bekende<br />
werken uit de kunstgeschiedenis<br />
verleent ze<br />
zichzelf en haar modellen<br />
de tijdloze dimensie<br />
die we ook ervaren als<br />
we naar portretten kijken<br />
uit de Late Middeleeuwen, de Renaissance en de Gouden Eeuw, maar ook bijvoorbeeld de (zelf-)<br />
portretten van Charlie Toorop en vooral van Dick Ket. Verwaaijen kiest modellen uit haar directe<br />
omgeving en legt met die keuze ook de nadruk op veelzijdige herkomst van de mensen die<br />
gezamenlijk onze maatschappij vormen. Zij houdt zo een artistiek pleidooi voor een leven met<br />
geconcentreerde aandacht en respect voor de mensen om ons heen. Haar portretten verheffen<br />
deze personen tot iconen, niet alleen door de uiterste precisie waarmee ze worden getekend<br />
maar ook in houding of gebaar waarin we verwijzingen naar religieuze afbeeldingen kunnen<br />
onderkennen. Veel van de portretten vallen ook op door hun achtergrond: minutieus uitgewerkte<br />
patronen van arabesken, kasjmiermotieven of tegelwanden. Daarmee refereert Verwaaijen aan<br />
de herkomst van haar modellen.<br />
Inv.nr. G 4228<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Vogelnestje op fotokoffer<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
1995<br />
Cecile Verwaaijen werkte tot voor enige jaren uitsluitend<br />
op klein formaat. Bovendien waren al haar schilderijen<br />
zelfportretten, meestal gesitueerd in de eigen huiselijke<br />
situatie en met dagelijkse bezigheden. Hele series maakte<br />
ze, waarvoor uiteraard foto’s de basis vormden. Het zijn<br />
hele intieme portretjes waarin ze veel van zichzelf blootgeeft.<br />
Inv.nr. G 4161<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
154 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | PERSOONLIJK LEVEN | SIGNATUUR 155<br />
116<br />
perSoonliJk leven<br />
Handstand tegen ladder<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
1995<br />
Inv.nr. G 4162<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Haren goed doen bij<br />
de wasbak<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
1996<br />
Inv.nr. G 4164<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Achterovervallend<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
1996<br />
Inv.nr. G 4163<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Omhelzing bij de wasbak<br />
Cecile Verwaaijen<br />
Olieverf op linnen<br />
1996<br />
Inv.nr. G 4165<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>
117<br />
perSoonliJk leven<br />
Vader<br />
Oswald Verhaak<br />
Olieverf op linnen<br />
2005<br />
Oswald Verhaak (Tilburg 1955) heeft begin jaren ‘90 in zijn werk een ommekeer gemaakt naar<br />
figuratieve schilderkunst. Bewust onttrok hij zich lange tijd aan het expositiecircuit om gestaag<br />
en ongestoord te kunnen werken aan een samenhangend oeuvre. Het ziekteproces en vervolgens<br />
het overlijden van zijn ouders was voor Verhaak aanleiding om portretten van hen te gaan<br />
schilderen. Later is hij ook anderen uit zijn omgeving gaan portretteren.<br />
Verhaak schildert zijn portretten meer dan levensgroot. Door dunne lagen donkere verf<br />
zorgvuldig over elkaar heen te plaatsen, door steeds weg te schilderen en soms details weer<br />
terug te halen, evolueert de voorstelling. De sfeer en de ruimte om de figuren heen roepen<br />
spanning op.<br />
Dat alles komt op een indrukwekkende wijze tot uiting in dit portret van zijn zieke vader. De lichtval<br />
op zijn pyama en een deel van zijn gezicht veroorzaakt een uitdrukking alsof zijn vader schuw<br />
vanuit zijn eigen schaduw naar ons kijkt; een angstige en vooral kwetsbare blik vanuit de ogen<br />
die het hele schilderij domineren. Ontroerend ook hoe het polshorloge door lichtval de aandacht<br />
krijgt; een laatste object dat verwijst naar het leven dat er ooit was. Wat rest is een mens die op<br />
zichzelf is terug geworpen. De grote lege ruimte om hem heen versterkt dat gevoel van verlatenheid.<br />
Het is moedig om je eigen vader zo in beeld te brengen. Verhaak deed dat overigens uit zijn<br />
geheugen. Zijn vader heeft hij dus niet in levende lijve zo geportretteerd.<br />
Inv.nr. G 2112<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
156 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | PERSOONLIJK LEVEN | SIGNATUUR<br />
157
118<br />
LANDSCHAPPELIJKE VORMEN landSchappeliJke vormen<br />
Landschap<br />
Jan de Bie<br />
Olieverf op paneel<br />
2003/2007<br />
Deze kleine landschapschilderijtjes (uit de serie Horizonnen) zijn geschilderd op multiplex.<br />
Het is de moeite waard er met veel aandacht naar te kijken. Stuk voor stuk. Er ontvouwt zich<br />
dan een wisselwerking tussen het zicht op de materie van de verf en een beeld van weidse<br />
landschappen. Een minimum aan middelen en een maximum aan illusie. Let op de subtiele<br />
kleuraccenten waarmee de horizon is aangegeven. En hoe met grote en frisse kleurcontrasten<br />
toch een atmosferisch geheel ontstaat. Kleine juweeltjes van landschapskunst. Schijnbaar bij<br />
toeval getroffen maar dan wel zo dat ze de eeuwigheid aan lijken te kunnen.<br />
Inv.nr. G 4003<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Landschap<br />
Jan de Bie<br />
Olieverf op paneel<br />
2003/2007<br />
Inv.nr. G 4004<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Landschap<br />
Jan de Bie<br />
Olieverf op paneel<br />
2003/2007<br />
Inv.nr. G 4005<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
158 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | LANDSCHAPPELIJKE VORMEN | SIGNATUUR<br />
159
119<br />
landSchappeliJke vormen landSchappeliJke vormen<br />
Schijf en schaal<br />
Marc Koreman<br />
Gips en pigment<br />
1990/1991<br />
Marc Koreman (Breda 1950) is een zoon van beeldhouwer Hein Koreman.<br />
In gips maakt hij deze twee wandobjecten die samen ons gezichtsvermogen een beetje op de<br />
proef stellen. Beide objecten stulpen aan de onderzijde naar voren uit maar het visuele effect<br />
daarvan is tegengesteld. Het ellipsvormige bovenvlak van het bovenste object is subtiel zo<br />
beschilderd dat het de vlakke bovenzijde van een schijf lijkt. Het object daaronder heeft precies<br />
dezelfde ellips maar hier bereikt Koreman met zijn beschildering het effect van een holte van<br />
een kom. Natuurlijk zijn de witte vormen onder de ellipsen van invloed op deze effecten. De twee<br />
ellipsen geven het verwarrende effect dat we ook in een landschap kunnen ervaren. Wie rustig<br />
de tijd neemt om er naar te kijken zal dat beamen.<br />
Inv.nr. G 4145<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Versteende beweging<br />
Rini Hurkmans<br />
Keramiek<br />
1981<br />
Rini Hurkmans (Deurne 1954) maakt beelden, installaties, foto’s en videofims. Ze studeerde<br />
aan St. Joost maar woont reeds lang in Amsterdam waar ze doceert aan de Rietveld academie.<br />
Dit keramisch werk is afkomstig uit het stadhuis van de voormalige gemeente Teteringen. Bij het<br />
werk hingen foto’s waarop de losse delen op een strand waren geplaatst en werden overspoeld<br />
door de opkomende vloed. Dat is ook het proces dat dit werk uitbeeldt: de kleine golfbewegingen<br />
van opkomend water op het zand van een strand.<br />
Inv.nr. G 4007<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
160 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | LANDSCHAPPELIJKE VORMEN | SIGNATUUR<br />
161<br />
120
121<br />
abSTracTie en proceS abSTracTie en proceS<br />
Untitled IX 94-3<br />
Paul den Hollander<br />
Foto<br />
1989/1990<br />
Paul den Hollander (Breda 1950) heeft al aan het begin van zijn loopbaan internationaal erkenning<br />
gekregen voor de bijzondere wijze waarop hij zijn fotografie de expressie wist te geven<br />
van het letterlijk stilzetten van de tijd, het bevriezen van een lopende gebeurtenis of beweging.<br />
De titel van zijn eerste publicatie, ‘Moments in Time’ uit 1982, is wat dat betreft veelzeggend.<br />
In zijn werk daarna heeft Den Hollander steeds thema’s gezocht waarin hij de verstilde tijd kon<br />
exploreren. Heel bekend zijn zijn prachtige kleurenfoto’s van details in natuurhistorische musea.<br />
Nadien is hij weer meer in zwart wit gaan werken, zoals in zijn grote serie foto’s van herbaria,<br />
getiteld ‘Voyage Botanique’. Deze serie heeft al een zeker abstractie, d.w.z. de werkelijkheid van<br />
het beeld is voor ons niet altijd meteen te vatten. Dat geldt nog meer voor zijn prachtige fotoserie<br />
‘Les Pyramides du Nord’ uit 1988 - 1990, waarvan deze foto een voorbeeld is. De residuen van<br />
een proces van arbeid en latere stilstand en verstoffing in verlaten fabrieksgebouwen in Wallonië<br />
heeft hij weten te vangen in bijna geometrisch abstracte composities.<br />
Inv.nr. G 4138<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Putting things together and taking them apart<br />
Marc Nagtzaam<br />
Potlood op papier<br />
1997<br />
Als Marc Nagtzaam (Helmond, 1968) tekent, dan tekent hij de af te beelden objecten eigenlijk<br />
juist niet. Hij tekent vooral de achtergrond, die wordt bijna <strong>volledig</strong> zwart gearceerd. De beelden<br />
waarom het gaat lichten op uit het zwart van de tekening. Ze lijken daardoor te zweven zonder<br />
samenhang met elkaar. Zijn werkwijze en techniek zijn uiterst bewerkelijk en daarin ligt op zichzelf<br />
een betekenis besloten. Binnen een tevoren gepland kader creëert hij met een haast meditatieve<br />
precisie en aandacht, zo manifest anders dan veel van ons leven en werk normaal verloopt.<br />
Inv.nr. G 4181<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
162 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ABSTRACTIE EN PROCES | SIGNATUUR<br />
163<br />
122
123<br />
abSTracTie en proceS<br />
Dept. questioning, part eight.<br />
Loek Grootjans<br />
Doos met 100 aquarellen<br />
2001<br />
Loek Grootjans (Arnemuiden 1955) wil ons betrekken in het proces dat hij doormaakt als<br />
beeldend kunstenaar. Voor hem zijn het zicht op kunst, natuur of landschap verbonden aan het<br />
stellen van vragen. De ideale beleving van kunst is een vrijheid die bereikt kan worden door een<br />
filosofisch inzicht. Daarachter steekt een romantische visie op hoe onze verloren eenheid met de<br />
schoonheid van de natuur door daadwerkelijke en filosofische omzwervingen tot herstel van die<br />
verbondenheid moet kunnen leiden. De romantische Bildungsreise van Grootjans is uitgegroeid<br />
tot een complex van vragen en experimenten waarin hij ons direct wil betrekken. Zo bestookt hij<br />
zichzelf en ons haast obsessief met vragen die hij van belang acht.<br />
Deze houten doos bevat honderd vellen aquarelpapier waarop in waterverf vragen staan<br />
geschreven. De witte handschoenen, de hamer en spijkertjes dienen om deze vragen op een<br />
museaal verantwoorde manier aan de wand te bevestigen. De uitgever is Grootjans’ Foundation<br />
for the benefit of the aspiration and the understanding of context. In totaal heeft Grootjans tien<br />
van dit soort dozen gemaakt, van toepassing op tien verschillende plaatsen waar hij met dit werk<br />
heeft geëxposeerd.<br />
Loek Grootjans is tot deze kunst van vragen en uitspraken gekomen vanuit een zoektocht naar<br />
een werkelijk inzicht als opgave die hij zich als kunstenaar stelt. In navolging van de filosoof<br />
Baruch de Spinoza (1632-1677) gaat hij daarbij te werk met intuïtie, het kennis nemen van uitspraken<br />
of het zien van tekens, het opdoen van toevallige ervaringen en door een consequente<br />
vorm van zaken terug te redeneren. Uiteindelijk leidt deze waarheidsvinding op zijn best tot de<br />
verklaring dat iets waar is, zonder dat er van echt bewijs sprake kan zijn. Feitelijk brengt dat een<br />
kunstenaar in een lastige positie, zeker als die, zoals Grootjans, schilderkunst met een autonoom<br />
en absoluut karakter wil maken.<br />
Eerder confronteerde hij zijn<br />
publiek met de resultaten van een<br />
persoonlijk experiment van fysiek<br />
en geestelijk zelfonderzoek. Hij<br />
sloot zich met afgeplakte ogen op<br />
in een <strong>volledig</strong> verduisterde ruimte.<br />
Een maand lang verbleef hij in dit<br />
blinde isolement en registreerde<br />
al na een paar dagen dat hij een<br />
roodbruin waas op zijn netvlies<br />
zag. Bij de geleidelijke terugkeer<br />
naar het daglicht veranderde dat<br />
in een groene kleur. Hij maakte<br />
daarna een tijd lang alleen abstracte,<br />
monochrome schilderijen in die<br />
twee kleuren, als een statement<br />
van een kunstenaar die als gevolg van een zintuiglijk isolement <strong>volledig</strong> aangewezen is geraakt<br />
op zijn allerindividueelste inzicht. Stapsgewijs heeft Grootjans daarna het maken van zulke<br />
schilderijen achter zich gelaten, zonder overigens de waarde ervan te ontkennen. Maar hij was er<br />
wel mee klaar en heeft dus zijn weg vervolgd door letterlijk vragenderwijs, met experimenten en<br />
door obsessief bewaren en verzamelen van de meest diverse zaken zijn wereld te verkennen.<br />
Inv.nr. G 4220<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Arjan Janssen<br />
Houtskooltekening<br />
1996<br />
Arjan Janssen (Eindhoven 1965) kiest bewust voor een beperkt palet. Met gradaties van<br />
zwart kan hij zich het beste uitdrukken want, volgens hemzelf, ligt zijn grootste kwaliteit in<br />
zijn vermogen om voor lange tijd in concentratie te zijn. Zijn kunst is abstract in geometrische<br />
hoofdvormen en daarmee vestigt hij onze aandacht op het proces van het tekenen of schilderen<br />
zelf. Als we ons realiseren dat deze tekening in houtskool is gemaakt, vatten we pas hoeveel<br />
concentratie en zelfbeheersing komen kijken bij het laag over laag aanbrengen van dit lastig<br />
hanteerbare materiaal. Aldoende creëert Janssen in alle nuances van het zwart een beeld van<br />
gelaagdheid en richtingen. Een geometrische vomen gevangen versie van een natuurlijk proces<br />
van mensenhand zouden we kunnen zeggen. Naar iets anders verwijst dit kunstwerk niet.<br />
Inv.nr. G 4171<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
164 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ABSTRACTIE EN PROCES | SIGNATUUR<br />
165<br />
124<br />
abSTracTie en proceS
125<br />
abSTracTie en proceS<br />
Zwart<br />
Gérard Lannoye<br />
Acrylverf op linnen<br />
1979<br />
Gérard Lannoye (Aardenburg 1951) is schilder, glazenier, dichter en voordrachtskunstenaar.<br />
Hij studeerde aan de academies van Tilburg en Antwerpen. In de jaren zeventig woonde hij<br />
in Antwerpen en sinds 1981 in Breda. Zijn schilderijen en tekeningen vinden hun aanleiding in<br />
indringende ervaringen van natuur en landschap. Lannoye verwerkt die vrijwel non-figuratief en<br />
tracht vooral zijn gevoel en herinnering in de wijze van schilderen te leggen. In de jaren zeventig<br />
en tachtig verkent hij vooral het proces van het schilderen zelf. Hij beperkt zich daarbij lange tijd<br />
tot werken in zwarte en witte verf en doet dat in min of meer systematische bewegingen van de<br />
kwast. Wit over zwart of zwart over wit. Als hij eenmaal zijn keuze voor een actie heeft bepaald<br />
werkt Lannoye met explosieve snelheid alsof hij zijn twijfel en onzekerheid een spontaan en<br />
natuurlijk resultaat niet wil laten belemmeren.<br />
Eigenlijk doen we de kunst van Gérard Lannoye tekort door maar één werk van hem te exposeren.<br />
Zijn schilderijen boeien vooral door de subtiele onderlinge verschillen die alleen naar voren<br />
komen in een serie van werken.<br />
Inv.nr. G 526<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Abdol Motavassel,<br />
Negen linosnedes op doek<br />
1998<br />
Abdel Motavassel (Mhabad 1957), afkomstig uit Iran, droomt als hij werkt. Hij tekent, of snijdt<br />
in hout of lino, lijnen, streepjes, letterachtige figuurtjes of tekentjes, die door de herhaling hun<br />
specifieke betekenis kwijtraken. Zonder vooropgezet plan zet hij zijn gedachten om in reeksen<br />
van vormen. Gaandeweg ontstaat een beeld dat niet van te voren gepland is. Herhaling is een<br />
metafoor voor tijd, de abstracte figuur een metafoor voor gedachten en herinneringen.<br />
Inv.nr. G 4193<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
166 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ABSTRACTIE EN PROCES | SIGNATUUR 167<br />
126
127<br />
128<br />
ONDERZOEK EN MANIPULATIE<br />
Zonder titel<br />
Teun Hocks<br />
Foto op bariet, ingekleurd met olieverf<br />
1986<br />
Teun Hocks (Leiden 1947) kreeg zijn opleiding als kunstenaar aan de kunstacademie<br />
St. Joost en woonde en werkte daarna nog lange tijd in Breda.<br />
Inmiddels woont en werkt hij al weer een hele tijd in Breukelen.<br />
Zoals meestal figureert Teun Hocks zelf in dit werk. Als een tragikomisch acteur<br />
in stills van films die niet gemaakt zijn maar die we wel lijken te kennen.<br />
De beelden zijn nieuw maar sluiten wel aan op tradities. De gedachten gaan uit<br />
naar cartoons, met name die in The New Yorker in de vijftiger en zestiger jaren.<br />
In nogal wat gevallen voelen we de sfeer van oude films en strips van voornamelijk<br />
de eerste helft van deze eeuw. In de aankleding van de set en van zijn<br />
eigen persoon werkt Hocks heel veel met spullen uit die tijd. De stoffering van<br />
het universum van de jeugd van de kunstenaar. Zo creëert hij ruimten met een<br />
schijnbaar tijdloze kwaliteit. De situaties van Hocks ontroeren, ontlokken ons<br />
een glimlach en incidenteel een schaterlach. Het zijn grote gedachten, plannen,<br />
soms wanhopige dromen of omstandigheden zoals alleen kinderen die kunnen<br />
bedenken. Hocks in actie. Of in gedachten verzonken. Of hij heeft net een oplossing<br />
gevonden voor iets wat hem obsedeerde. Steeds speelt het ongemak.<br />
We weten of voelen dat het niet werkt. Of dat er iets mis dreigt te gaan.<br />
Maar in de stills van Teun Hocks is desondanks veel mogelijk. Hij begeeft zich<br />
immers letterlijk op het terrein van de illusie.<br />
Inv.nr. G 4100<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Zonder titel<br />
Teun Hocks<br />
Foto op bariet, ingekleurd met olieverf<br />
1999<br />
Een hondenhok. Pas op! We kennen dit beeld uit strips en tekenfilms. Aan het eind van de ketting<br />
gaat een vervaarlijke waakhond schuil. Liefst type bulldog met zo’n halsband met stekelige<br />
punten. Zo’n hond ontsteekt in een tomeloze woede, vooral als je waagt aan zijn kluif of zijn<br />
etensbak te komen.<br />
Deze associatie maken we in tweede instantie bij dit werk van Teun Hocks. Eerst zien we een<br />
aandoenlijk manspersoon, verwoed aan het werk aan een bureau. Pas dan dringt de dubbele<br />
gedaante van het bureau als hondenhok tot ons door. Een uitdrukking van wat de man achter het<br />
bureau denkt uit te stralen? ‘Waag het niet me te storen’. Die gedachte houdt hem misschien wel<br />
meer bezig dan het werk zelf. Juist daardoor is de relativering van het totale beeld zo komisch<br />
en zo menselijk. De woede van de niet zichtbare waakhond reikt zo ver als zijn ketting lang is.<br />
Wat kan zo’n hond getergd worden. Zie het portret van het lieve en o zo onschuldige poesje aan<br />
de wand. En wat voor de hond geldt, geldt ook voor zijn baas.<br />
Inv.nr. G 273<br />
Bruikleen Vereniging Vrienden van Breda’s <strong>Museum</strong><br />
168 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR<br />
169
129<br />
130<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Zonder titel<br />
Teun Hocks<br />
Foto op bariet, ingekleurd met olieverf<br />
1993<br />
Het is zo’n bekend beeld. Iemand verstopt zich achter een gordijn. Hij voelt zich onzichtbaar<br />
en roerloos houdt hij zijn adem in. Maar hij heeft geen echte controle over zijn eigen onzichtbaarheid.<br />
Je kunt je beter zo verstoppen dat je ook nog wat kunt zien. Dan zie je het tenminste<br />
aankomen als iemand je toch in de gaten krijgt. Het is dus een erg naïeve pose en dat wordt<br />
hier benadrukt door de neuzen van de schoenen die per ongeluk onder het gordijn doorsteken.<br />
Weer die komische mislukking. Maar, is het alleen een grap? Wie wil kan er meer in zien.<br />
Een menselijk tekort. Het is bijna onmogelijk iets echt verborgen te houden.<br />
Net als de twee voorgaande werken is dit een zwart wit foto van een door Hocks zelf geënsceneerde<br />
situatie. De grote fotoprint wordt daarna door hem ingekleurd met dunne olieverf.<br />
Inv.nr. G 4221<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Eeuwig zingen de zagen<br />
Teun Hocks<br />
Performance (videoverslag)<br />
1985<br />
Het is de moeite waard om even de tijd<br />
te nemen voor dit variété theater met<br />
Teun Hocks –uiteraard- als enige acteur<br />
in de hoofdrol.<br />
Het geheel van korte sketches is een<br />
vrijwel <strong>volledig</strong>e prelude van zijn<br />
latere oeuvre. Het zit vol met surreële<br />
effecten zoals pratende boeken, een<br />
zelfwerkend Polaroidtoestel en vooral<br />
heel veel spel met visuele effecten.<br />
We kunnen deze voorstelling van Teun<br />
Hocks een beetje beschouwen als een<br />
kijkje in de keuken van zijn kunstenaarschap.<br />
In zijn atelier heeft hij ook een<br />
podium waarop hij de scènes voor zijn<br />
werken opbouwt. Met belichting, voorwerpen<br />
en bouwsels creëert hij een<br />
scenery die op het platte vlak van de foto precies de juiste illusie geeft en waarin hij als figurant<br />
in zijn eigen voorstelling positie kiest. Het mooie van deze serie sketches is dat Hocks er als een<br />
illusionist effecten in toont die anders in zijn foto’s/schilderijen alleen worden gesuggereerd. Nog<br />
mooier is dat veel van de goochelarij in deze performance op een onbeholpen manier wordt gepresenteerd<br />
en ook soms min of meer mislukt. Als gevolg daarvan krijgt performer Hocks steeds<br />
meer haast en voert hij zijn sketches in steeds hoger tempo op. Uiteindelijk leidt dat tot wanhopige,<br />
maar wel geniale pogingen om de voorstelling te redden. Acteur Hocks blijft in de plooi,<br />
met een onwrikbaar optimisme. Deze serie sketches doet denken aan de televisie shows van de<br />
Britse komiek en goochelaar Tommy Cooper en aan de films van Buster Keaton. Ook de auteur<br />
van de Avonturen van Kuifje, Hergé, werkte met zijn humor in deze traditie en ook van hem zijn<br />
veel sporen in het werk van Teun Hocks terug te vinden.<br />
Inv.nr.: (geen)<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
170 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 171
131<br />
Uilen<br />
Martin Riebeek<br />
Gemengde techniek<br />
1995<br />
Twee ransuilen, gevangen in een volière. Zulke vogels horen daar niet. Ieder die wel eens uilen<br />
in een dierentuin heeft zien zitten in zo’n situatie, zal dat beamen. Uilen horen geruisloos door<br />
de duisternis te vliegen. Geheimzinnige vogels met, door de stand van hun ogen, een beetje<br />
menselijk gezicht. Al in de Griekse Oudheid was de uil symbool van de wijsheid. Bedachtzaam,<br />
rustig en alleen in actie als het effectief is. Net als de godin Pallas Athene van wie de uil het<br />
attribuut is. Op de vensterbank voor de uilen draaien drie gesloten potten met hersenen op<br />
sterk water langzaam in het rond. Gevangen denkkracht. Een mooie beeldrijm.<br />
Martin Riebeek (Haarlem 1957) is na zijn opleiding aan de academie St. Joost begonnen als<br />
schilder. Al weer een hele tijd maakt hij in grote diversiteit installaties, die interactie hebben<br />
met bezoekers of omgeving. Een heel bekend voorbeeld is ‘Parking View’ in de parkeergarage<br />
Barones in Breda. Automobilisten die die parkeergarage binnenrijden activeren automatisch<br />
een groot priva-lite glaspaneel. Twee seconden wordt dat paneel doorzichtig en dan staan<br />
daar plotseling vier alerte damherten.<br />
Inv.nr. G 4159<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Vouwfietsje<br />
Pieter van Unen<br />
Vouwfiets en schildersdoek op spieraam<br />
1988<br />
Een onthutsend gebrek aan subtiliteit.<br />
Doelbewust. Dat kunnen we in het algemeen<br />
wel opmerken over het werk van<br />
Pieter van Unen. Hij past begrippen of<br />
zaken uit zijn dagelijkse omgeving vaak<br />
zonder veel omhaal toe in zijn werk. Het<br />
minste wat hij daar mee bereikt is dat hij<br />
zijn onderwerpen nadruk geeft door ze<br />
te presenteren in een context waar we ze<br />
niet verwachten, zoals hier in het museum.<br />
Zo maakte hij een meer dan levensgroot<br />
schilderij van een kaft van een boek van<br />
Pinkeltje. En hij maakte een integrale en<br />
onveranderde herdruk van het telefoonboek<br />
van Heerlen en Kerkrade.<br />
In elk geval maakt hij ons zo bewust van de transformatie die de meest gewone<br />
dingen ondergaan op het moment dat ze in de vorm en context van een kunstwerk worden<br />
ondergebracht. Deze vouwfiets en, in het werk hiernaast, een fietspomp monteerde Van Unen<br />
achter een onbeschilderd doek op spieraam. Waarom zou je een afbeelding op doek maken, als<br />
je direct erachter het echte voorwerp zelf kunt bekijken? Dat statement maakt hij in elk geval<br />
met deze werken. Maar deze twee werken hebben ook een absurde en ook wel elegante kwaliteit:<br />
vreemde composities van de ingrediënten van een kunstwerk.<br />
Inv.nr. G 4116<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
172 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 173<br />
132<br />
133<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Fietspompje<br />
Pieter van Unen<br />
Fietspomp en schildersdoek op spieraam<br />
1995<br />
Inv.nr. G 4156<br />
Breda’s <strong>Museum</strong>
135<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Gestutte wolk<br />
Sef Peeters<br />
Polyester en beschilderd hout<br />
1981 / 1983<br />
Een wolk is niet blauw. En een wolk zweeft uit zichzelf. Met deze eenvoudige beeldtaal zet Sef<br />
Peeters ons even op het verkeerde been. Hij benadrukt het artificële van een kunstwerk. En wat<br />
voor kunstwerk is het eigenlijk? Een beeldhouwwerk? Een schilderij? Het is iets er tussenin. Een<br />
schilderij dat in onderdelen uiteen is gehaald en tot een sculptuur is omgevormd. De vier stutten,<br />
zijn dat de vier latten van het spieraam of de lijst? Het ‘doek’ van het schilderij verwijst alleen<br />
door middel van zijn omtreksvorm naar een wolk, maar bevat verder eigenlijk geen afbeelding.<br />
Vluchtige ingevingen, een gedachte. Sef Peeters probeert die zo direct mogelijk in zijn kunstwerken<br />
vorm te geven. Woorden, begrippen zet hij om in een ruimtelijke gestalte. Dat deed hij al in<br />
de jaren zeventig met performances en installaties. En tegenwoordig vooral met taalkunst, het<br />
ruimtelijk in spanning brengen van woorden zodat ze de beschouwer aanzetten tot zorgvuldig<br />
kijken en lezen. En de waarde ervan goed tot zich kan laten doordringen.<br />
Inv.nr. G 4159<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Have a new life<br />
Roland Maas<br />
Gemengde techniek<br />
1992<br />
Roland Maas (1966) studeerde af aan de kunstacademie St. Joost in 1990. Hij werkt als autonoom<br />
kunstenaar, illustrator en grafisch ontwerper. In dit object van zijn hand regeert het toeval,<br />
al is dat bijna honderd procent geregisseerd. Met een winkeldisplay vol verfblikjes is iets gebeurd<br />
waardoor een ‘spontaan’ kunstwerk is ontstaan. Minder spontaan zijn de plastic hoofdjes van<br />
meisjes die door de afdruipende verf beschilderd zijn geraakt. Maar het geheel heeft door het<br />
bewuste incident een tweede leven gekregen: van een kunstwerk.<br />
Inv.nr. G 4159<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
174 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 175<br />
136<br />
onderzoek en manipulaTie
137<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Het Ultimatum<br />
Will Rockx<br />
Gemengde techniek<br />
1970-2000<br />
‘Het Ultimatum’ van Will Rockx (1946) is een nadere overdenking waard. Wat zien we eigenlijk?<br />
Een ultimatum is een laatste en dwingende eis die men stelt. Wordt die niet ingewilligd dan volgt<br />
er actie. Wat bedoelt Rockx met deze titel? We zien een speelgoed aquareldoosje dat duidelijk<br />
al in gebruik is geweest. Het is gemonteerd op een vel aquarelpapier waarop een nauwkeurige<br />
afbeelding van datzelfde aquareldoosje is gemaakt in, jawel, aquareltechniek. Het doosje heeft<br />
dus zijn gebruik ‘afgedwongen’ met een afbeelding van zichzelf, gemaakt met de middelen die<br />
het zelf bood. Maar het resultaat kan eigenlijk niet. Want het echte aquareldoosje vertoont pas<br />
de sporen van gebruik als er mee is gewerkt. En de afbeelding ervan laat een aquareldoosje<br />
zien dat is gebruikt. Origineel en afbeelding zijn dus min of meer gelijk. Wat is dan de rol die<br />
de kunstenaar speelde binnen het tijdsverschil dat er eigenlijk niet geweest kan zijn?<br />
Het onmogelijke mogelijk maken is een van de onderwerpen die spelen in de kunst van Will<br />
Rockx. Hij is afkomstig uit Breda maar woont en werkt al vele jaren in Rotterdam. Hij heeft zijn<br />
opleiding gehad aan de academies van Tilburg en Rotterdam. Zijn oeuvre bestaat voor een<br />
groot deel uit modellen of maquettes, vaak met een haast maniakale obsessie voor detaillering.<br />
Andere objecten<br />
zijn slimme en komische<br />
varianten op bekende<br />
kunstwerken. En verder is<br />
Rockx een romanticus die<br />
onderwerpen heeft aangepakt<br />
uit, bijvoorbeeld, de<br />
kermiswereld, volkssport<br />
en clichébeelden van de<br />
Amerikaanse maatschappij.<br />
In zijn kleding en<br />
uiterlijk poseert hij ook<br />
een beetje als een cowboy<br />
of een woudloper. Zijn<br />
stoere lijfspreuk luidt: ‘Will<br />
Rockx, hard knocks, dirty<br />
socks’.<br />
Inv.nr. G 4011<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Painting<br />
Pieter Laurens Mol<br />
Performance op video<br />
1974<br />
In zijn atelier treft Pieter Laurens Mol (Breda, 1947) voorbereidingen om te gaan schilderen.<br />
Wij kijken mee en op gegeven moment valt op dat er een camera op ons gericht staat. Als het<br />
die camera is die deze opname maakt, waarom is dat apparaat dan ook zelf in beeld? En waarom<br />
wij als toeschouwer dan niet? Na enige tijd realiseren we ons dat die camera gericht staat op<br />
een spiegel. En wie daar niet zo snel achter komt wordt van zijn raadsel verlost door de actie<br />
van Mol. Hij gaat de camera beschilderen en als laatste deel smeert hij de verf op de lens. Op<br />
dat moment verdwijnt het beeld.Behalve verrassing is er ook diepere betekenis. Het schilderen<br />
van de kunstenaar beneemt ons letterlijk onze directe blik op de wereld. Maar is dat misschien<br />
indirect niet ook het geval? Goede kunstenaars leren ons immers kijken en beïnvloeden onze blik<br />
op de wereld om ons heen.<br />
Inv.nr. (geen)<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
176 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 177<br />
138
139<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Nachtzwaluw<br />
Pieter Laurens Mol<br />
Hout, textiel<br />
1970<br />
Geen twee werken van kunstenaar Pieter Laurens Mol zijn hetzelfde. Dat wil zeggen, de vorm<br />
en techniek die hij kiest zijn steeds de meest effectieve om zijn invallen, associaties, gedachten<br />
en experimenten tot uitdrukking te brengen. Hij heeft zijn fascinaties voor techniek, vliegen,<br />
raketten en planeten. Hij stelt ikonen en ideeën uit de kunstgeschiedenis op een nieuwe manier<br />
aan de orde. En soms inspireert hij zich gewoonweg op literaire bronnen of herinneringen uit zijn<br />
jeugd. Uit alles wat hij maakt spreekt niet alleen een onbevangen maar ook doordachte kijk op<br />
zaken. En hij werkt dit uit met eenvoudige doch zeer effectieve beeldmiddelen die hij met veel<br />
zorg voor detail uitwerkt. De wereld van Pieter Mol is er een van relativering, poëzie, avontuur<br />
en melancholie. Hij heeft enige jaren op de kunstacademie St. Joost de opleiding gevolgd, maar<br />
brak deze af. Wel heeft hij een diploma als timmerman. Hij was de eerste levende Nederlandse<br />
kunstenaar die een eigen tentoonstelling kreeg in het <strong>Museum</strong> of Modern Art in New York.<br />
Het werk ‘Nachtzwaluw’ dateert nog<br />
van de tijd dat hij in Breda werkzaam<br />
was. De zwart geteerde planken doen<br />
denken aan schuurdeuren van een<br />
boerderij. De wigvormige verbindingsstukken<br />
tussen de planken worden<br />
zwaluwstaarten genoemd.<br />
Op een zo’n verbindingsplek heeft<br />
Mol een vlinderdas van een smoking<br />
geplaatst. Een element van menselijke<br />
beschaving verstopt zich in een bijna<br />
perfecte schutkleur in de ongepolijste<br />
omgeving van de schuurdeur. Alleen<br />
de glans van de stof verraadt zijn aanwezigheid.<br />
En, voor wie het misschien<br />
niet weet, de nachtzwaluw is een echt<br />
bestaande vogel.<br />
Geen echte zwaluw maar hij vliegt<br />
’s nachts om insecten te vangen en<br />
dat lange tijd achtereen. Overdag<br />
rusten nachtzwaluwen op de grond of<br />
in een boom en vertrouwen ze op hun<br />
schutkleur.<br />
Inv.nr. G 31<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Wilsbeschikking<br />
Pieter Laurens Mol<br />
Potlood op papier<br />
1969<br />
Hoe ver reikt de macht van de kunstenaar? Het werk ‘Wilsbeschikking’ confronteert ons met<br />
die vraag. Gaandeweg in de tentoonstelling Signatuur hebben we tal van illusies ondergaan:<br />
landschappen, fruitstillevens, kaarslicht en ga zo maar door. Toch hebben we steeds naar verf<br />
gekeken. Of naar andere materialen die ons voorstellingsvermogen in gang hebben gezet.<br />
Pieter Mol geeft hier een ironisch commentaar op de illusionistische kwaliteiten van kunstenaars.<br />
Het handgeschreven statement spreekt voor zichzelf.<br />
Inv.nr. G 32<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
178 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 179<br />
140<br />
onderzoek en manipulaTie
141<br />
onderzoek en manipulaTie<br />
Region of Recalcitrance<br />
Pieter Laurens Mol<br />
Cortenstaal met hark, gedroogde distel en staalwol<br />
1989<br />
‘Gebied van weerspannigheid’ , zo vertalen we de titel van dit anekdotische kunstwerk. Het verwijst<br />
naar een oud verhaal uit Schotland. Vanouds groeit daar een taaie en stekelige distelsoort.<br />
Toen de Vikingen Schotland wilden binnendringen, verraadden zij zichzelf met kreten van pijn<br />
toen ze met hun blote voeten (Vikingen liepen altijd op blote voeten, zo wil de overlevering) in<br />
deze distels trapten. Zo werden de Schotten tijdig gewaarschuwd en konden ze zich met succes<br />
verzetten. De distel is sindsdien een motief in de Schotse cultuur en in het bijzonder in de heraldiek.<br />
Pieter Laurens Mol heeft zich door deze oude anekdote laten inspireren. Zijn uitbeelding is<br />
vervat in zeer concrete materialen als roestig staal, staalwol, een hark en een gedroogde distel.<br />
Kunst wordt het in dit geval ook door de zorgvuldige compositie van deze ingrediënten.<br />
Dear Diego Velásquez<br />
Pieter Laurens Mol<br />
Tekening in potlood en een sleutel<br />
Ca. 1989<br />
Pieter Laurens Mol richt zich tot de 17e eeuwse Spaanse kunstenaar<br />
Diego Velásquez met een verzoenende boodschap:<br />
‘The surrender of Breda<br />
Dear Diego Velásquez ,<br />
Let’s make it up<br />
No more fuss.<br />
At last I found the bloody key<br />
Of my bloody home town.’<br />
Pedro de Breda’<br />
Dit laatste kunstwerk van Signatuur brengt ons bij de magie die kunstenaars en een museum<br />
delen. Beide partijen zijn bij machte u iets te laten geloven. Pieter Mol heeft deze sleutel<br />
misschien gewoon ergens gevonden of gekocht. In deze opdracht aan zijn 17e eeuwse Spaanse<br />
collega Velásquez verklaart hij dat het de sleutel van de stad Breda uit 1625 is.<br />
In het museum treft u tal van voorwerpen aan waarvan wij uit volle overtuiging beweren<br />
van wie ze geweest zijn, wie er op zijn afgebeeld of wat voor rol ze gespeeld hebben in geschiedenis.<br />
Pieter Mol gelooft in de betovering die daarin gelegen is. En misschien is het allemaal nog<br />
waar ook. Zo is het spel.<br />
180 SIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Na 1965: de grote verscheidenheid | ONDERZOEK EN MANIPULATIE | SIGNATUUR 181<br />
142<br />
onderzoek en manipulaTie
colofon<br />
UITGAVE<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
TEksT<br />
Jeroen Grosfeld<br />
ONTWERP<br />
Smidswater, www.smidswater.com<br />
FOTOGRAFIE<br />
Lourens Smak<br />
Peter Cox<br />
Emile Waagenaar<br />
Maarten Brinkgreve<br />
Marius Klabbers<br />
Loek Grootjans<br />
Jeroen Grosfeld<br />
dRUk<br />
NPN drukkers, Breda<br />
Breda’s <strong>Museum</strong><br />
Parade 12-14<br />
4811 DZ Breda<br />
Postbus 1173<br />
4801 BD Breda<br />
T 076 529 93 00<br />
info@breda-museum.nl<br />
www.breda-museum.nl<br />
27 augustus 2009<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden<br />
verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,<br />
fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van Breda’s <strong>Museum</strong>.<br />
2 sIGNATUUR | Breda’s <strong>Museum</strong>
Breda’s <strong>Museum</strong> verzamelt werk van kunstenaars<br />
met een relatie tot Breda en omgeving. Ze zijn hier<br />
geboren en getogen of verbleven hier voor hun<br />
opleiding of een opdracht. Anderen hebben in hun<br />
werk Bredase personen, gebeurtenissen of gezichten<br />
in stad en omgeving afgebeeld.<br />
Pas vanaf het jaar 1800 komt er enige continuïteit in de<br />
beeldende kunst in en rond Breda. Er komen opleidingen<br />
en kunstenaars blijven hier om hun beroep uit te oefenen.<br />
Signatuur biedt een overzicht van deze kunsttraditie en<br />
onderscheidt daarin enkele ken merkende aspecten.<br />
Die traditie leeft tot op de dag van vandaag. Met zijn<br />
collectie, aanwinsten en tentoonstellingen volgt Breda’s<br />
<strong>Museum</strong> daarvan de ontwikkelingen. Met die verbinding<br />
tussen verleden en heden wil Breda’s <strong>Museum</strong> een podium<br />
bieden voor de beeldende kunst in Breda.<br />
www.breda-museum.nl