Deputatenrapport 2008 - Gereformeerde Kerken vrijgemaakt

financiën en beheer 17
bedragen indien en voor zover van toepassing niet te heffen, doch jaarlijks direct te verrekenen met
het landelijke quotum. Hierdoor is verrekening of terugbetaling achteraf niet meer nodig.
Deputaten stellen daarom voor:
Besluit:
de tekst van de Huishoudelijke regeling voor generale synoden, bijlage 3, par. 3.1 als volgt vast
te stellen:
het innen van alle kerken van het door de synode, op voorstel van deputaten F&B vastgestelde,
totaal quotum per ziel. Hierbij zal, na overleg met de deputaatschappen met piramidale opbouw
van quota, vooraf bij het opleggen van de quota verrekening van plaatselijk te hoog geheven
quotabedragen plaatsvinden, om te voorkomen dat er te hoge quota geheven worden die
achteraf weer terugbetaald of verrekend moeten worden.
6.3.2 EGALISATIE QUOTA (bijlage 3 par. 3.2)
Artikel 187 besluit 1, lid 2.a.2 draagt deputaten F&B op om schommelingen in de jaarlijkse
quotumhoogte zoveel mogelijk te beperken door tijdelijk een hoger of juist lager quotum te heffen dan
op dat moment nodig is voor de bekostiging van de deputaatschappen. Eventueel is F&B gemachtigd
om een kortstondige egalisatiereserve aan te houden. Daarna is de zinsnede toegevoegd dat
deputaten de volgende synode moeten dienen met een voorstel op dit punt.
In de praktijk gebruikt F&B het al dan niet tijdelijk inzetten van de reserve bij de quaestor als
egalisatiemiddel. Verdere machtiging voor ons handelen in deze is voor F&B niet nodig of gewenst, de
huidige machtiging volstaat om het effect van egalisatie te bereiken. In het verfijnde beleid inzake
reserves als verwoord in 4.3 en 5.3 is dit punt al geregeld.
Deputaten stellen daarom voor:
Besluit:
in bijlage 3, par. 3.2 van de HR voor generale synoden de zinsnede: “Deputaten dienen de
komende synode met voorstellen te dienen op dit punt” laten vervallen.
6.3.3 CRITERIA VOOR HET VOEREN VAN EEN EIGEN ADMINISTRATIE (bijlage 3 par. 3.5.a)
In de Acta van de GS Amersfoort-C 2005, Hoofdstuk 15, artikel 187, besluit 1, wordt in lid 2.a.5.a. aan
deputaten F&B de opdracht gegeven om de criteria voor het voeren van een eigen administratie
verder uit te werken, vast te leggen en per deputaatschap vast te stellen of hieraan wordt voldaan.
Deze bepaling vindt zijn oorsprong in het besluit van de GS Leusden 1999, toen er belangrijke
wijzigingen in gang gezet zijn op het gebied van met name de financiën van de deputaatschappen van
onze kerken.
Het vastleggen van criteria voor de beantwoording van de vraag welke deputaatschappen een eigen
administratie mogen voeren is in een aantal opzichten vrij arbitrair. Welke normen moeten hiervoor
worden aangelegd? We kunnen denken aan deputaatschappen die personeel in dienst hebben. Ook
zou de omvang van het budget een rol kunnen spelen.
Tot dusver hebben wij nog geen uitvoering gegeven aan deze opdracht. Naast het feit dat het niet zo
eenvoudig is om algemeen geldende objectieve criteria te formuleren, kan worden geconstateerd dat
zich in de praktijk al een splitsing heeft voorgedaan. Dat is dus langs natuurlijke weg tot stand
gekomen.
De volgende deputaatschappen voeren momenteel een eigen administratie:
zending, hulpverlening en training
studiefinanciering naar artikel 19 KO
diaconaal steunpunt
pastorale zorg doven en slechthorenden
aanvullende steunverlening evangelisatie
toerusting evangeliserende gemeente
theologische universiteit
steunpunt gemeenteopbouw
archief en documentatie