27.09.2013 Views

Bijlage - Gemeente Den Helder

Bijlage - Gemeente Den Helder

Bijlage - Gemeente Den Helder

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

NOLLENLANDSCHAP VAN DEN HELDER<br />

DE NATUUR ALS KUNSTWERK<br />

een vernieuwend natuur-, landschaps- en kunstproject in een stedelijke omgeving<br />

2006


Inhoudsopgave<br />

1. Inleiding 2<br />

2. De landschappelijke context 3<br />

2.1 De Stelling van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> 3<br />

2.2 De Nollen 4<br />

2.3 Het Nollenlandschap 4<br />

3. Visie 5<br />

3.1 Algemeen 5<br />

3.2 Kunst en natuurlijke landschapsvormen 5<br />

3.3 Cultuur en ecologie 5<br />

3.4 Ruimtegebruik en ligging in de stad 6<br />

4. Onderbouwing kunst 8<br />

4.1 Samenwerking 8<br />

4.2 Nature & Landscape Art 8<br />

4.3 Kleur en vorm in het landschap 8<br />

4.4 Tijd 15<br />

5. Ecologische onderbouwing 16<br />

5.1 Uitgangspunten 16<br />

5.2 Natuurtypen 17<br />

6. Inrichtingsplan 20<br />

6.1 Inrichtingsprincipes 20<br />

6.2 Het inrichtingsplan 20<br />

7. Aanleg en beheer 22<br />

7.1 Abiotische factoren bij de aanleg 22<br />

7.2 Ecologische ontwikkeling 23<br />

7.3 Inrichting en Beheer 24<br />

<strong>Bijlage</strong> 1<br />

Samenstelling projectgroep<br />

Fotografie<br />

Layout<br />

<strong>Bijlage</strong> 2<br />

Hoogteligging bestaande situatie<br />

<strong>Bijlage</strong> 3<br />

Ondiepe boorprofielen<br />

<strong>Bijlage</strong> 4<br />

Diepe boorprofielen<br />

<strong>Bijlage</strong> 5<br />

Plantensociologische kenschetsen van de duintypen


NOLLENLANDSCHAP VAN DEN HELDER<br />

DE NATUUR ALS KUNSTWERK<br />

een vernieuwend natuur-, landschaps- en kunstproject in een stedelijke omgeving<br />

de Nollen<br />

1


1. Inleiding<br />

Ten zuiden van het huidige gebied van Stichting<br />

De Nollen in <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> wordt een nieuw gebied<br />

van 19 hectare landschappelijk en ecologisch<br />

ingericht.<br />

Het grootste deel hiervan is eigendom van<br />

Stichting Landschap Noord-Holland die samen<br />

met Stichting De Nollen een inrichtingsplan<br />

heeft gemaakt: “het Nollenlandschap”. Dat plan<br />

beschrijven we in dit rapport.<br />

Het bijzondere aan dit plan is dat het gaat om een<br />

verweving van natuur, ecologie en kunst, met een<br />

verbinding naar de cultuurhistorie van de Stelling<br />

<strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>. Zo kan er een relatie ontstaan tussen<br />

de gebieden “De Nollen”, “Het Nollenlandschap”<br />

en de Stelling van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>.<br />

Dit plan is gemaakt in opdracht van dr. J. Kuiper,<br />

directeur van Landschap Noord-Holland. Dat de<br />

twee stichtingen het plan gezamenlijk hebben<br />

gemaakt, komt niet alleen voort uit de eigen wens<br />

daartoe van die stichtingen. Ook de gemeente <strong>Den</strong><br />

<strong>Helder</strong> en de provincie Noord-Holland hebben dit<br />

gestimuleerd. Dit rapport dient daarom mede als<br />

verantwoording naar deze twee overheden. Het<br />

maken van dit plan is financieel ondersteund door<br />

de Provincie Noord-Holland uit het beleidsveld<br />

Culturele Planologie.<br />

Het inrichtingsplan is opgesteld door een<br />

Projectgroep die vorm heeft gegeven aan de<br />

ideeën van Ron van ‘t Veer (ecoloog Landschap<br />

Noord-Holland) en R.W. (Rudi) van de Wint<br />

(beeldend kunstenaar). Het plan is afgerond juist<br />

voor het onverwacht overlijden van R.W. van de<br />

Wint in mei 2006.<br />

2<br />

Luchtfoto Nolen situatie 2005


2. De landschappelijke context<br />

2.1 De Stelling van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong><br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> heeft een structuurvisie voor<br />

de Stelling van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> getiteld “De Stelling op<br />

Herhaling”. Deze visie laat zien op welke manier de<br />

cultuurhistorische en landschappelijke waarden<br />

van de Stelling behouden en hersteld kunnen<br />

worden. In de structuurvisie is vastgelegd dat de<br />

samenhang tussen stelling en stad vergroot moet<br />

worden. De gemeente wil de defensiewerken een<br />

duidelijker plaats geven in de stedenbouwkundige<br />

structuur, waarbij de stelling tevens de basis is<br />

voor verdere ontwikkelingen van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>. Op<br />

deze manier kunnen zowel cultuurhistorische<br />

waarden als landschappelijke waarden worden<br />

ingezet ter versterking van de stedelijke<br />

ontwikkelingen. De Liniedijk krijgt hierbij zowel<br />

de functie van doorgaande verbindingslijn tussen<br />

twee forten, als van scheidslijn tussen de oude<br />

binnenstad en de nieuwere woonwijken (ook een<br />

voorbeeld van culturele planologie).<br />

Langs de linie zullen verbindingen worden<br />

aangelegd: een doorgaande fiets- en wandelroute<br />

tussen de twee forten, een vaarroute en een<br />

ecologische verbinding van de duinen naar het<br />

Noordhollands Kanaal en de Waddenzee. De<br />

scheiding tussen binnenstad en buitengebied<br />

wordt aan de binnen- en buitenzijde van de<br />

Liniedijk zoveel mogelijk versterkt via de<br />

inrichting en het grondgebruik. Voorstel is om<br />

aan de buitenzijde van de Linie een groene zone<br />

rond de stad te handhaven en waar nodig aan<br />

te leggen. De Nollen en het Nollenlandschap zijn<br />

hierbij als groene onderdelen buiten de stelling<br />

op te vatten.<br />

Kaart van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> omstreeks 1860 (Atlas Kuyper)<br />

Kaart van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> omstreeks 1860 (Atlas Kuyper)<br />

3


2.2 De Nollen<br />

De Nollen is het initiatief van de internationaal<br />

bekende kunstenaar R.W. van de Wint. In 1980<br />

verliet hij de museumzaal als context voor het<br />

tonen van zijn werk en trok hij zich terug in het<br />

duingebied de Nollen. Dit gebied bevat (restanten<br />

van) oude nollen en bunkers en is onderdeel van<br />

de Stelling. In dit kunstproject experimenteerde<br />

hij met ruimte, schaal en maat, om eigenhandig de<br />

juiste samenhang tussen kunstwerk en ruimte te<br />

creëren. “De ruimte als drager voor de schildering”<br />

is hierbij ooit het uitgangspunt geweest, waarbij<br />

de ruimte- of de architectuur - ondergeschikt werd<br />

gemaakt aan de schildering. Het project in het<br />

duingebied de Nollen werd door Van de Wint als<br />

een totaalkunstwerk beschouwd. Half verscholen<br />

in het duinlandschap bevinden zich geoxideerde<br />

bouwsels van staal die Van de Wint speciaal heeft<br />

gemaakt om (aan de binnenzijde) te beschilderen.<br />

Alle disciplines waarmee hij experimenteerde,<br />

komen hier samen. De eenheid staat hierbij<br />

voorop, maar het is een eenheid die een schijnbare<br />

tegenstelling insluit. Zo vinden we in zijn werk<br />

naast het grote formele het kleine informele, het<br />

statische naast het dynamische en het tragische<br />

naast het komische. Vanuit deze experimenten<br />

heeft hij schilderingen en sculpturen gemaakt<br />

voor andere locaties, zoals de plafondschildering<br />

in Paleis Noordeinde, het tiendelige schilderij in<br />

de vergaderzaal van de Tweede Kamer en enkele<br />

monumentale sculpturen.<br />

2.3 Het Nollenlandschap<br />

Ons plangebied was bestemd om woningbouw<br />

te realiseren. Om de samenhang met het<br />

oorspronkelijke nollengebied en de ontgonnen<br />

wadvlakte niet verloren te laten gaan, heeft<br />

Stichting De Nollen gepleit voor het open houden<br />

4<br />

van het landschap. Dit initiatief is door de<br />

gemeenteraad uiteindelijk gehonoreerd, mede<br />

omdat het aansluit bij de door de raad vastgestelde<br />

structuurvisie Stelling <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>. Met deze<br />

veiligstelling ontstaat er een aaneengesloten<br />

groengebied ter grootte van circa 3,2 km², een<br />

belangrijke ruimtelijke drager en groene long in de<br />

stedelijke omgeving. Het gebied heeft de status als<br />

natuurgebied gekregen, en is inmiddels eigendom<br />

van Landschap Noord-Holland. Deze organisatie<br />

is ook verantwoordelijk voor de inrichting en het<br />

beheer van het terrein.


3. Visie<br />

3.1 Algemeen<br />

De natuurwaarden van het oude strandvlakte-<br />

en kopjesduinengebied in de Kop van Noord-<br />

Holland en het Waddengebied gebruiken we als<br />

uitgangspunt om een nieuw ‘Nollenlandschap’<br />

ten zuiden van De Nollen te creëren. “De Nollen”<br />

en “Het Nollenlandschap” worden daarbij als één<br />

strandvlakte- en nollenlandschap beschouwd.<br />

Het noordelijk deel heeft vooral een kunstzinnige<br />

uitstraling, waarbij landschap, natuur en kunst<br />

(bouwsels en sculpturen) als één landschappelijke<br />

eenheid wordt beschouwd. Het zuidelijke deel<br />

wordt vanuit ecologische principes ingericht<br />

en beheerd als natuurgebied. Het terrein zal<br />

- gezien de situering in de stedelijke omgeving,<br />

de relatie met De Nollen en de Stelling van <strong>Den</strong><br />

<strong>Helder</strong> - als waardevol cultuurlandschap worden<br />

ingericht en vormgegeven. Kunst en natuurlijke<br />

landschapsvormen, cultuur en ecologie zullen<br />

hierbij samengaan. Het terrein wordt vrij<br />

opengesteld voor publiek.<br />

Bij de inrichting wordt uitgegaan van de<br />

ecologische architectuur van het duinlandschap<br />

en de daarmee samenhangende vegetatie<br />

en soortenrijkdom. Kleur en vorm, reliëf en<br />

soortenrijkdom worden van tevoren bepaald, op<br />

basis van zowel ecologische als kunstzinnige<br />

uitgangspunten.<br />

3.2 Kunst en natuurlijke landschapsvormen<br />

Bron van de kunstzinnige inspiratie is het<br />

landschap van het Waddengebied, waartoe<br />

feitelijk ook Callantsoog, Grafelijkheidsduinen,<br />

Het Zwanenwater en De Nollen behoren. De<br />

landschapsvormen (geomorfologie op meso- en<br />

Nollenlandschap bij Abbestede als mogelijke voorbeelden voor de inrichting: Reliëf met helmduin (links) en<br />

grazige nollen met struweel (rechts).<br />

microschaal) worden als architectonische èn<br />

culturele kunstvorm gezien. Architectonisch in de<br />

zin van door de natuur gemaakt via een samenspel<br />

van klimaat, erosie en organogene genese (vorm<br />

door de natuur - bijvoorbeeld de plantengroei van<br />

het helmduin - gemaakt). Cultureel in de zin dat<br />

vrijwel alle nollen en kustduinen sterk door het<br />

gebruik van de mens in vorm en soortenrijkdom<br />

zijn bepaald. In wezen is elke opvatting van natuur<br />

een weerspiegeling van een bepaalde visie op de<br />

natuur die altijd bloot staat aan allerlei culturele<br />

invloeden. Niet ‘de natuur’ zelf, maar ons idee<br />

over wat natuur is bepaalt ons natuurbeeld.<br />

De paradox is dat dit beeld vooraf gaat aan de<br />

concrete natuurervaring. Ook ‘het landschap’<br />

zijn we ons bewust door de gedachte dat een<br />

landschap iets uitdrukt. In dit project maken we<br />

niet alleen de natuur tot kunstwerk, we proberen<br />

ook mensen bewust te maken van het feit dat<br />

natuurontwikkeling/inrichting ook altijd een<br />

culturele component heeft.<br />

De kunstzinnige inrichting betreft daarom juist de<br />

geomorfologische en organogene vormenrijkdom<br />

van het landschap zelf. De ‘sculptuur’ van het<br />

landschap zal bestaan uit de vormen die in de<br />

Waddennatuur zelf voorkomen.<br />

3.3 Cultuur en ecologie<br />

Weilanden, hooiland, bleekvelden en akkers, ze<br />

kwamen vroeger allemaal in het duin voor. Er<br />

liepen schapen en geiten op de duinhei, er werden<br />

heiplaggen gestoken, er werd helm gestoken en<br />

weer geplant.<br />

5


Zichtlijnen stedelijke horizon in relatie tot besloten landschapsidee: rode lijnen = storende elementen stedelijke<br />

horizon en infrastructuur, groene elementen = natuurbeleving goed, gestippelde lijnen = natuurbeleving<br />

Zichtlijnen stedelijke horizon in relatie tot besloten landschapsidee: rode lijnen = storende elementen<br />

afgezwakt door stedelijke horizon. ‘s Nachts worden deze effecten door verlichting overigens enorm versterkt.<br />

stedelijke horizon en infrastructuur, groene elementen = natuurbeleving goed, gestippelde lijnen =<br />

natuurbeleving afgezwakt door stedelijke horizon. 's Nachts worden deze effecten door verlichting<br />

6<br />

overigens enorm versterkt.<br />

Verstuiving werd door het cultureel gebruik<br />

veroorzaakt, waardoor er een bijzonder zeldzame<br />

plantengroei ontstond: de grijze duinen, met<br />

kenmerkende lage duingrassen en een grijze<br />

begroeiing van buntgras en korstmossen.<br />

Verstuiving werd weer tegengegaan door het<br />

planten van helm, de aanleg van bossen en<br />

stuifdijken. En later weer veroorzaakt door militair<br />

en recreatief gebruik van het duin. Al deze culturele<br />

gebruiksvormen hebben door hun dynamiek<br />

vorm, reliëf en soortenrijkdom bepaald.<br />

Hierbij is het van belang om te bedenken dat de<br />

huidige duinen en nollen eigenlijk vrij recent zijn<br />

ontstaan, zo ongeveer rond de 10e-11e eeuw.<br />

Dit was een periode waar de mens al heel actief<br />

was in het Nederlandse landschap. Van een<br />

echt natuurlijk duinlandschap is daarom in het<br />

<strong>Helder</strong>se nooit sprake geweest. In die zin is het<br />

gerechtvaardigd om te spreken van een natuurrijk<br />

cultuurlandschap. Een vooral cultuurgestuurde<br />

inrichting van het Nollenlandschap hoeft dan<br />

ook zeker niet als natuurvervreemding worden<br />

opgevat: het past juist heel goed in het herstel en<br />

de regeneratie van de oorspronkelijke wadbodem<br />

rondom <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> (zie ook de oude kaart uit<br />

1860).<br />

3.4 Ruimtegebruik en ligging in de stad<br />

Het weg-uit-de-stad-gevoel wordt bevorderd<br />

door de vrije toegankelijkheid en de ruimtelijke<br />

vormgeving van het natuurgebied. Belangrijk is<br />

dat mensen een zekere geborgenheid ervaren en<br />

niet overal de stad zich opdringt.<br />

Het natuurgebied vormt samen met het<br />

kunstproject De Nollen één landschappelijke<br />

eenheid, maar is ook onderdeel van de groene<br />

long en Stelling van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>. Net als bij<br />

Amsterdam bestaat er de mogelijkheid om<br />

groene ‘natuurscheggen’ naar de stad <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>


te creëren, in de vorm van een komeet. Drie<br />

belangrijke natuurscheggen zijn nu al in <strong>Den</strong><br />

<strong>Helder</strong> te herkennen: de duinen van de Noordkop<br />

& Mariendal, De Nollen en het Nollenlandschap<br />

(samen met Refugium en Tuintjes), en het<br />

Balgzand en Balgzanddijk. De zwakste scheg is<br />

hierbij het Nollenland. Hiervoor zou een ruimtelijk<br />

plan ontwikkeld kunnen worden, met mogelijkheid<br />

voor verdere uitbreiding van de natuur rond de<br />

Nollen. Mocht te zijner tijd de Ritmeesterweg<br />

verplaatst kunnen worden, dan kunnen de twee<br />

gebieden samen een groot aaneengesloten<br />

natuur- en kunstgebied vormen.<br />

De “Groene scheggen” in de directe omgeving van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>.<br />

7


4. Onderbouwing kunst<br />

4.1 Samenwerking<br />

Voor het ontwerp en de vormgeving van dit<br />

bijzondere project werkt Landschap Noord-<br />

Holland nauw samen met het kunstproject “De<br />

Nollen” (“Stichting De Nollen”), het initiatief van<br />

kunstenaar R.W. van de Wint. Zijn werk en het<br />

aangrenzende kunstproject ‘De Nollen” geniet,<br />

vanwege het interdisciplinair karakter ervan,<br />

belangstelling van zowel kunstliefhebbers als<br />

architecten, landschapsarchitecten, ecologen,<br />

natuurliefhebbers en studenten van uiteenlopende<br />

opleidingen. Als cultuurobject vormt het aangrenzende<br />

project van Van de Wint dan ook een<br />

uniek project.<br />

4.2 Nature & Landscape Art<br />

Speciaal voor het project ‘Nollenlandschap van<br />

<strong>Den</strong> <strong>Helder</strong>’, en in nauwe samenwerking met<br />

Landschap Noord-Holland, heeft Van de Wint<br />

een nieuwe kunstvorm ontwikkeld die het best<br />

omschreven kan worden als Nature & Landscape<br />

Art (NLA). De bedoeling van deze kunstvorm<br />

is, dat de bezoeker van het landschap (dat<br />

feitelijk zelf het kunstwerk vormt) de rijkdom<br />

aan natuur (soortenrijkdom), kleur en vorm van<br />

het doorlopend zichzelf ontwikkelend landschap<br />

steeds weer opnieuw kan ontdekken en ervaren.<br />

In tegenstelling tot de kunstvorm LandArt,<br />

worden bij dit project geen abstracte of tijdelijke<br />

landschapspatronen nagestreefd, maar meer<br />

permanente en natuurlijke patronen die in de<br />

natuur voorkomen. Natuurvormen (geomorfologie)<br />

en een landschapsecologische plaatsing van deze<br />

vormen in de ruimte, vormen de uitgangspunten.<br />

Nature & Landscape Art (NLA) is daarom een<br />

8<br />

kunstvorm waarbij natuur en landschap zelf de<br />

kunst vormen en waarbij landschapsecologie en<br />

natuurbeheer een onmisbaar onderdeel vormen.<br />

Via NLA kunnen natuurlijke landschapsvormen<br />

worden gecreëerd, in het bijzonder ook in een<br />

stedelijke omgeving. Schoon en helder water<br />

en schoon zand leveren straks, binnen een<br />

gekozen reliëf van nat naar droog, een geheel<br />

eigen kleurschakering van bloemen, grassen<br />

en mossen op waardoor het gebied een steeds<br />

wisselend uiterlijk krijgt.<br />

4.3 Kleur en vorm in het landschap<br />

4.3.1 algemeen<br />

Uitgangspunt van het ontwerp is dat het begrip<br />

‘natuur’ meer is dan een hoge biodiversiteit en het<br />

beheren van bedreigde dier- en/of plantensoorten.<br />

Een meerwaarde kan worden bereikt als er bij de<br />

inrichting van een natuurgebied ook aandacht<br />

wordt besteed aan de verscheidenheid in<br />

landschapsvorm, kleur en ruimte. De wisseling van<br />

de seizoenen, af te meten aan veranderende kleur-<br />

en lichtpatronen en het verschijnen en verdwijnen<br />

van verschillende dier- en plantensoorten, is een<br />

belangrijk inrichtingsprincipe van het project<br />

geweest. Dit is gerealiseerd door de positionering<br />

van lage duintjes ten opzichte van de zon en het<br />

creëren van ecologische gradiënten waarlangs<br />

bepaalde vegetatietypen zich zullen ontwikkelen.<br />

Met name in een duingebied ontstaan langs een<br />

nat-droog en hoog-laag gradiënt karakteristieke<br />

kleurbanden welke de diverse vegetatietypen<br />

weerspiegelen.<br />

Zo ontstaan in vochtige laagten - in mei en<br />

juni - kleurrijke roze en gele begroeiingen van<br />

boterbloemen, koekoeksbloemen en orchideeën.<br />

Op de drogere duinhellingen overheersen juist<br />

de zachte gele en grijze tinten van helm, stuivend<br />

zand en lage duingrassen als schapengras en<br />

buntgras.<br />

Op begraasde droge vlakten kunnen in juni en<br />

augustus roestrode tot oranje kleursluiers van<br />

schapenzuring ontstaan, terwijl eind augustus<br />

vooral gele composieten als leeuwentand,<br />

schermhavikskruid en kruiskruid het kleuraspect<br />

bepalen. Vorm en kleur kunnen extra worden<br />

versterkt met hemelsblauw door de lage duintjes<br />

en de bloeiende vegetatie te laten weerspiegelen<br />

in kleine duinmeertjes. De variatie in terreinhoogte<br />

is zo gekozen, dat als resultaat de ecologische<br />

gradiënten verschillende vegetatiepatronen<br />

creëren. Tijdens de bloei ontstaan dan, gezoneerd<br />

in de ruimte, diverse kleursluiers in het landschap<br />

die ons bewust maken van de beleving van een<br />

sfeer. Dat brengt ons ook bij de traditie van<br />

de landschapschilderkunst en schilders als<br />

Claude Monet en William Turner die nu juist ‘de<br />

schilderachtigheid’ van het landschap ontdekten.<br />

Licht en ruimte, mist en nevel, kleursluiers in de<br />

vegetatie, een spiegeling op een wateroppervlak<br />

die een kleine ruimte verdiept en vergroot: het zijn<br />

de immateriële aspecten van de natuurbeleving<br />

die een verbinding leggen tussen natuur en<br />

cultuur.


4.3.2 kleur<br />

We ontwikkelen ecologische landschappen waarbij<br />

de dominante plantensoorten de kleurzones in het<br />

landschap zullen bepalen. Deze kleurzones zijn<br />

letterlijk of figuurlijk in het landschap aanwezig<br />

en als zodanig te beleven. Letterlijk in de zin<br />

dat de kleuren voor bepaalde plantensoorten of<br />

kleuren in het landschap staan. Figuurlijk omdat<br />

de kleuren in bepaalde gevallen ook heel duidelijk<br />

de ecologische gradiënt karakteriseren, zoals<br />

geel voor droog en zandig en blauw voor nat en<br />

waterrijk.<br />

Elke kleur is daarbij te vertalen in een karakteristiek<br />

landschapstype van het duin:<br />

• ‘gele duinen’: duinen waarbij open zand<br />

de dominante factor is, en waarbij de gele<br />

halmen van helm en duinriet de kleur<br />

bepalen. Geel staat ook voor droog en<br />

reliëfrijk: de hellingen van de aan te leggen<br />

nollen.<br />

• ‘grijze duinen’: droge vlakten bestaande<br />

uit een lage begroeiing van grijsgroen<br />

gekleurde duingrassen en korstmossen.<br />

Dit natuurtype is internationaal bekend als<br />

‘grey dunes’ en vertegenwoordigt een hoge<br />

natuurwaarde.<br />

• ‘groene duinen’: vochtige, grazige<br />

duinvalleien waar frisgroene grassen in de<br />

zomer de kleur bepalen. De belangrijkste<br />

gradiënt is water, waardoor eind mei<br />

en juni er een bont kleurenpalet van<br />

koekoeksbloem, rietorchis, watermunt,<br />

boterbloemen, composieten en allerlei<br />

klaversoorten ontstaat.<br />

• ‘blauwe duinen’: duinen waarbij het water<br />

een dominante rol speelt. Hier worden<br />

de duinmeren bedoeld waarbij de blauwe<br />

lucht in wordt weerspiegelt, maar ook<br />

karakteristieke natte duinvalleien met<br />

14<br />

4.3.3 vorm<br />

moeraswespenorchis, parnassia en roze<br />

orchideeënsoorten. Via ondiepe plagstroken<br />

wordt een natuurlijk golvend element in de<br />

duinvalleien aangebracht, welke na een<br />

regenbui het aanzicht van het gebied steeds<br />

doen veranderen. Water zal daarbij niet<br />

alleen de belangrijkste ecologische gradiënt<br />

zijn, maar ook tijdelijk of permanent zeer<br />

nadrukkelijk aanwezig zijn.<br />

Basisvormen van nollen en meeroevers (zoals<br />

aanwezig in de kustduinen van Terschelling) dienen<br />

als inspiratie voor de te creëren landschappelijke<br />

‘sculpturen’ (culturele geomorfologie).<br />

De entree kiezen we zo dat je het terrein niet direct<br />

ziet als open object, maar dat je via een nollenrij<br />

door een natuurlijke poort - een opening tussen<br />

twee nollen - het terrein binnenkomt. Dit geeft<br />

je het gevoel van de overgang van de drukke<br />

stad - met vooral harde en vierkante vormen -<br />

naar de stille natuur, met haar ronde vormen en<br />

kleurpatronen. Een letterlijke ‘rite de passage’<br />

dus, waarbij natuurvormen de kunstvorm zijn.<br />

Visuele afscherming of inpassing van stedelijke<br />

bouwsels, rekening houdend met het uitzicht van<br />

de direct omwonenden, is hierbij belangrijk. In<br />

Terschelling is gebleken dat dit kan als de nollen<br />

minimaal 2,5-3 meter hoog worden. Een hoogte<br />

van ca 5 meter of iets meer (afhankelijk van de<br />

stedelijke horizon) heeft de voorkeur langs de<br />

oostzijde (spoorlijn).<br />

Door de beslotenheid in het ontwerp en het gekozen<br />

reliëf, en vooral ook door de weerspiegeling in het<br />

water ontstaat er gevoel van ruimte. Het nog te<br />

bouwen atelier van van de Wint zou hierbij mogelijk<br />

als ‘modern landgoed’ ervaren kunnen worden. De<br />

inrichting van het Nollenlandschap heeft hierdoor<br />

enige gelijkenis met de aanleg van de Engelse<br />

tuinen en landgoederen langs de binnenduinrand<br />

(zoals ooit vormgegeven door de beroemde<br />

landschaparchitect Zocher). De natuurbeleving en<br />

verwondering wordt hier niet verkregen door bos<br />

en kronkelende paadjes, maar door de afwisseling<br />

in vegetatietypen, duinmeertjes en de morfologie<br />

en ruimtelijke plaatsing van de nollen. Het reliëf<br />

kan vanaf de randen (hoog) aflopen naar het<br />

duinmeer (laag), waarbij het terrein overgaat<br />

naar het kunstproject van De Nollen. Deze vorm<br />

van landschapskunst zou in de toekomst wel<br />

eens grote betekenis kunnen krijgen, gelijk aan<br />

de landgoedbossen van Zocher (bv. Landgoed<br />

Leyduin, Linnaeushof en Bennebroek).


Bij het begin van de seizoenen gaat de zon op of onder tussen karakteristieke duintopjes<br />

van de nollen. Hierdoor fungeert het landschap ook als zonnewijzer.<br />

4.4 Tijd<br />

Een geheel nieuw kunstzinnig element is de<br />

introductie van de vierde dimensie in het natuurontwikkelingsproject:<br />

tijd. Door de vorm van<br />

de duinmeertjes parallel te laten lopen met het<br />

invallende licht van de middagzon, de exacte<br />

scheiding van de ochtend en de middag, kan het<br />

landschap en de natuur ook worden beleefd als<br />

een ecologische klok. De ligging van de meertjes<br />

is daarbij zo gekozen dat de zon op het hoogste<br />

punt van de dag exact boven de lengteas van<br />

enkele duinmeertjes staat. Ook zal een aantal<br />

nollen zo worden aangelegd, dat bij het opkomen<br />

en ondergaan van de zon tussen bepaalde<br />

duintoppen exact kan worden bepaald welk<br />

seizoen het is. In die zin zal het gehele landschap<br />

ook fungeren als een ecologische zonnewijzer.<br />

Vanaf het moment dat de zon in het begin van<br />

het jaar tussen bepaalde duintoppen opkomt, zal<br />

de duinvallei gaan bloeien. Ook is het mogelijk<br />

om het begin en het einde van de seizoenen<br />

via de zonnestand en de locatie van bepaalde<br />

duinvormen vrij precies te bepalen. Op deze wijze<br />

kan het begin en het einde van een bloeiseizoen<br />

heel duidelijk in het landschap worden beleefd.<br />

We kunnen ook de seizoenen ervaren door de<br />

vegetatiepatronen. Bijvoorbeeld: het ontwikkelen<br />

van een dotterbloemschraalland (daar hoeft<br />

dotterbloem overigens niet in te zitten), met<br />

ratelaar, rietorchis en koekoeksbloem geeft<br />

een belangrijk geel en roze kleuraspect in de<br />

zomer. Door natuurbeheer - zoals maaien en<br />

beweiden - worden de ecologische gradienten en<br />

karakteristieke plantengemeenschappen in stand<br />

gehouden, waarbij de natuur overigens vooral zelf<br />

de kleur bepaalt. Juist de verandering door de tijd<br />

in de natuur zelf en het uitvoeren van een beheer<br />

gericht op bepaalde plantengemeenschappen,<br />

bepaalt in dit project de kleur van het landschap.<br />

15


5. Ecologische onderbouwing<br />

5.1 Uitgangspunten<br />

5.1.1 natuur<br />

De ecologie (door bodem, waterhuishouding en<br />

reliëf bepaald) zal de belangrijkste drager zijn van<br />

de te beheren diversiteit en vegetatiepatronen.<br />

Samen met het aan te brengen reliëf, de<br />

bodemeigenschappen en de waterkwaliteit<br />

resulteert dit in een hoge belevingswaarde van<br />

het natuurgebied. Belangrijk onderdeel hiervan is<br />

niet alleen de soortenrijkdom, maar ook de visuele<br />

beleving van kleur en vorm in het landschap, dit<br />

als resultante van de inrichting en vervolgens het<br />

beheer van de vegetatie.<br />

Bij een gericht vegetatieontwikkeling kan het<br />

Nollenlandschap uiteindelijk gaan fungeren als<br />

verspreidingsbron voor zaden (diasporen) van<br />

bijzondere duinplanten. Door het gebruik van een<br />

kudde (runderen, paarden en/of schapen) die af<br />

en toe ook in de andere natuurgebieden van <strong>Den</strong><br />

<strong>Helder</strong> grazen, vindt uitwisseling van zaden plaats.<br />

Het doel is hierbij subspontane verrijking van<br />

natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden.<br />

Deze grondgedachte is in een wat afwijkende vorm<br />

uitgewerkt door Prof. Victor Westhoff in 1994 in de<br />

vorm van ‘zaadbrontuinen’. Het Nollenlandschap<br />

zal hierbij niet als tuin worden beheerd, maar bij<br />

de inrichting en vormgeving wordt wel rekening<br />

gehouden met de in te brengen diasporen<br />

van de diverse plantengemeenschappen.<br />

Belangrijke zaadbronnen liggen heel dichtbij,<br />

namelijk in het terrein van Stichting De Nollen.<br />

Uit recent onderzoek (2005) blijkt dat op diverse<br />

plaatsen vegetatietypen voorkomen die te<br />

karakteriseren zijn als duinvalleibegroeiingen.<br />

Dit zijn soortenrijke, vaak door orchideeën en<br />

16<br />

andere zeldzame plantensoorten gekenmerkte<br />

vegetatietypen, welke ook worden nagestreefd in<br />

het te ontwikkelen gebied.<br />

5.1.2 ecologie<br />

Om het Nollenlandschap als een duurzame<br />

bron van biodiversiteit te laten fungeren, is de<br />

ecologie erg belangrijk. Een ontwikkeling van<br />

vegetatietypen om matig voedselrijke tot matig<br />

voedselarme bodem kan alleen worden verwacht<br />

als de toplaag niet voedselrijk is. Dat is hier niet<br />

het geval, waardoor afplaggen of een vrij strak<br />

verschralingsbeheer (maaien en afvoeren) nodig<br />

is.<br />

Wat betreft het water: er dient zoveel mogelijk<br />

een eigen watersysteem te worden nagestreefd.<br />

Het inlaten van voedselrijk stedelijk water moeten<br />

we vermijden, omdat er anders geen gunstige<br />

ontwikkeling kan plaatsvinden in het duinmeer<br />

en de natte duinvallei. Bij eutrofiering ontstaat<br />

immers verruiging en uiteindelijk verstruweling.<br />

Een hoge biodiversiteit en kleur en structuur in de<br />

GRADIENT Natuurtype Trofie Reliëf<br />

DROOG Nollen (Helmduinen) - Gele duinen *) Matig voedselrijk Helling > 45º<br />

Droge duinvallei - Grijze duinen *) Matig voedselarm Helling 0 - 30º<br />

VOCHTIG Dotterbloemschraalland - "Groene duinen" Matig voedselrijk Vlak<br />

Zilverschoongrasland - "Groene duinen" (matig) voedselrijk Vlak<br />

NAT Natte duinvallei - "Blauwe duinen" Matig voedselrijk/arm Vlak<br />

Duinmeer - "Blauwe duinen" Matig voedselarm Vlak<br />

*) officiële terminologie<br />

vegetatie kan worden bereikt door het creëren van<br />

twee ecologische gradiënten: een natte- en droge<br />

gradiënt (droog duingrasland vs. natte duinvallei)<br />

en een lage- (duinmeer) en hoge gradiënt (nollen<br />

van 2-5 m hoog). In het droge en hoge gebied<br />

wordt gestreefd naar de aanleg en ontwikkeling<br />

van droog duingrasland (‘grijze duinen’) en nollen<br />

die begroeid zijn met duingrassen en laag struweel<br />

(‘gele duinen’). De droog-nat gradiënt wordt<br />

gekenmerkt door vochtige, bloemrijke ratelaarschraallanden<br />

(‘groene duinen’), natte duinvallei<br />

overgaand in blauwe duinmeren. Inspiratie voor<br />

deze inrichting is opgedaan in de natuur van de<br />

Grafelijkheidsduinen, het Botgat, de Noordduinen<br />

en de duinen van West-Terschelling en Midsland.<br />

Voor de uiteindelijke natuurtypen die we nastreven,<br />

gaan we uit van een ecologische gradiënt die veel<br />

in de duinen van het Waddengebied voorkomt,<br />

namelijk een nat-droog gradiënt van helmduinen,<br />

via droge duinvallei en natte duinvallei naar een<br />

duinmeer. Passend bij de culturele benadering<br />

van de inrichting, kunnen we deze gradiënt als<br />

volgt beschrijven: (zie onderstaande tabel).


5.2 Natuurtypen<br />

5.2.1 gele duinen<br />

Jonge duinen met een warmteminnende vegetatie,<br />

vooral bestaande uit droogte-indicerende grassen<br />

als helm, zandhaver en duinzwenkgras. Aan de<br />

voet van deze droge duinen kunnen overgangen<br />

naar struweel voorkomen, vooral duinstruweel van<br />

kruipwilg, duindoorn of duinroos. In voedselrijke<br />

stadia wordt helm vervangen door duinriet of<br />

zandzegge, en het duinstruweel door struweel van<br />

braam, rimpelroos of vlier.<br />

De fauna van het helmduin is relatief soortenarm,<br />

en omvat o.a. duinhagedis, hooibeestje en<br />

heidevlinder. Verder komt een groot aantal<br />

insectensoorten voor, waaronder zandloopkever,<br />

graafbijen en graafwespen.<br />

De uitgangspositie van het zand is erg belangrijk:<br />

is het voedselrijk of voedselarm? Bij een te hoge<br />

belasting is duinruigte en struweelvorming te<br />

verwachten, vooral zwarte braam kan dan gaan<br />

toenemen en de duinhellingen gaan domineren.<br />

Impressie Gele duinen<br />

5.2.2 grijze duinen<br />

Gefixeerde duinen en droge valleien van<br />

duingraslanden en mosduinen. De vegetatie<br />

bestaat uit lage droogteminnende grassen als<br />

buntgras, vroege haver en schapengras, waarin<br />

mossen, korstmossen en kruipwilg opvallend<br />

zijn. In vrij voedselarme en kalkarme stadia<br />

overheersen rendiermossen, bekermossen,<br />

duinviooltje, gaffeltandmos, zandhaarmos en<br />

schapengras. Plaatselijk kan duinroos domineren<br />

of groeit een enkele duindoorn of meidoorn.<br />

In voedselrijkere stadia overheersen bramen,<br />

duinriet en kruipwilg. Op sterk begraasde plekken<br />

kan schapenzuring het aspect gaan bepalen. Als<br />

de bodem te voedselrijk is, dan kan er eveneens<br />

een droogteminnende vegetatie ontstaan, maar<br />

deze zal vooral uit bijvoet, ganzenvoeten, meldes<br />

en honingklavers bestaan.<br />

Alhoewel dit niet direct een streefbeeld is voor<br />

droge duinvalleien zou deze vegetatie toch passen<br />

als vervangingsvegetatie van het grijze duin. Door<br />

verschraling, veroorzaakt door begrazing en<br />

een zekere mate van maaien en afvoeren kan de<br />

ontwikkeling van de grijze duinvegetatie worden<br />

bespoedigd. Ook hier is het erg belangrijk om de<br />

uitgangssituatie van de bodem te kennen, net als<br />

bij de gele duinen.<br />

De fauna van het grijze duin komt deels overeen<br />

met die van het gele duin. De duinhagedis voelt<br />

zich vooral thuis op plaatsen waar geel en grijs<br />

duin elkaar afwisselen. Het aantal dagvlinders is<br />

groter met o.a. hooibeestje, kleine vuurvlinder,<br />

zwartsprietdikkopje, bruin zandoogje, heivlinder<br />

en kleine parelmoervlinder. Naast de eerder<br />

genoemde gravende wespen en bijen komen<br />

diverse sprinkhaan- en spinnensoorten voor,<br />

waaronder karakteristieke soorten van droge<br />

duinen.<br />

Impressie Grijze duinen<br />

5.2.3 groene duinen<br />

Dit type vinden we in de vochtige zones langs<br />

de waterpartijen en op de voedselrijkere delen<br />

in de vochtige valleien. De bodem is vlak tot<br />

zwak glooiend. De vegetatie bestaat uit een<br />

gesloten begroeiing van vochtminnende soorten<br />

van matig voedselrijke bodem. In mei en juni<br />

overheersen gele en rode kleuren van Grote<br />

ratelaar, Moerasrolklaver, Rietorchis en Echte<br />

koekoeksbloem. Bij een beheer van maaien en<br />

afvoeren zal dit kleureffect sterker zijn dan bij<br />

begrazingsbeheer. Als grasachtigen vinden we o.a.<br />

Reukgras, Fioringras, Zwarte zegge en Zeegroene<br />

zegge. Als de bodem voedselrijker is kunnen<br />

in eerste instantie soorten als Knolboterbloem,<br />

Scherpe boterbloem, Rode klaver, Witte klaver,<br />

Kleine klaver, Vertakte leeuwentand, Gestreepte<br />

witbol en Madeliefje op de voorgrond treden.<br />

17


Door verdere verschraling d.m.v. een maai- of<br />

begrazingsbeheer zullen de soorten geleidelijk<br />

plaats maken voor de soorten van schralere<br />

bodem. In sterk voedselrijke omstandigheden<br />

kunnen storingsoorten als Pitrus gaan optreden.<br />

In grote eenheden kan dit type het broedgebied<br />

zijn van weidevogels als grutto, kievit en<br />

veldleeuwerik.<br />

Door de kleine schaal van het Nollenlandschap,<br />

de aanwezigheid van duintjes en het recreatieve<br />

gebruik zullen deze soorten waarschijnlijk<br />

ontbreken. Tureluur kan mogelijk wel tot broeden<br />

komen langs de randen van het gebied. In<br />

combinatie met water is het groene duin een<br />

belangrijk leefgebied voor de rugstreeppad en<br />

de waterspitsmuis. De rijkdom aan insecten is<br />

afhankelijk van het beheer. Bij een maaibeheer<br />

ligt het aspect vooral op de floristische rijkdom en<br />

bloembezoekende insecten, bij begrazing kunnen<br />

er diverse soorten dagvlinders voorkomen. Te<br />

verwachten soorten zijn kleine vuurvlinder, bruin<br />

Nat orchideeënrijk schraalgrasland Ratelaargrasland<br />

18<br />

zandoogje, zwartsprietdikkopje, icarusblauwtje,<br />

hooibeestje, sint jansvlinder (nachtvlinder),<br />

vroege glazenmaker, kleine roodoogjuffer en<br />

glassnijder. De libellensoorten zijn pas op de<br />

lange termijn te verwachten omdat de omgeving<br />

van <strong>Den</strong> <strong>Helder</strong> vrij arm is aan soorten.<br />

5.2.4 blauwe duinen<br />

De blauwe duinen worden zo genoemd vanwege<br />

de invloed van het water, dat hier permanent<br />

of gedurende het natte seizoen aanwezig is.<br />

Er kunnen twee typen worden onderscheiden:<br />

duinvalleien en duinmeren.<br />

Duinvalleien<br />

In de lage terreindelen tussen de duintjes en langs<br />

de oevers van de waterpartijen kan plaatselijk<br />

een gevarieerde vochtige duinvalleivegetatie<br />

tot ontwikkeling komen. De locaties lijken in<br />

veel opzichten op die van het ‘groene duin’, ze<br />

zijn echter humus- en voedselarmer en in het<br />

natte seizoen staan delen plas-dras. In principe<br />

is de ontwikkeling van een breed scala aan<br />

vegetatietypen mogelijk. Kenmerkende soorten<br />

van het natte duin zijn Kruipwilg, Egelboterbloem,<br />

Watermunt, Riet, Kattenstaart, Rietorchis,<br />

Heelblaadjes en Waternavel. Op plaatsen waar<br />

de bodem nog enigszins kalkhoudend is kunnen<br />

zich echte vochtige duinvalleiplanten vestigen als<br />

Parnassia, Moeraswespenorchis, Vleeskleurige<br />

orchis en Stijve ogentroost. Volgens de Flora<br />

van <strong>Helder</strong> uit 1905 kwamen dit soort planten<br />

in die tijd nog regelmatig voor in de polder het<br />

Koegras. Momenteel is de bodem echter op de<br />

meeste plaatsen ontkalkt. Daar is ruimte voor<br />

de ontwikkeling van Kruipwilgheide met soorten<br />

als Kraaiheide, Dopheide, Rond wintergroen,<br />

Drienervige zegge en Veelbloemige veldbies.<br />

Op deze plaatsen komen we in pioniersituaties,<br />

zoals langs veepaadjes, planten als Borstelbies,<br />

Dwergvlas en Waterpostelein tegen. Als deze<br />

pionierlocaties kalkhoudend zijn behoort de<br />

vestiging van Strandduizendguldenkruid en<br />

Sierlijk vetmuur tot de mogelijkheden.<br />

In iets voedselrijker omstandigheden, met<br />

name langs oevers, kunnen zich vegetaties<br />

ontwikkelen met soorten als Zilverschoon,<br />

Witte klaver, Greppelrus, Zilte rus, Slanke<br />

waterbies, Zompvergeet-mij-nietje en Fraai<br />

duizendguldenkruid. Deze vegetaties vormen een<br />

overgang naar het ‘groene duin’.<br />

Op rustige plaatsen kan mogelijk de tureluur en<br />

scholekster tot broeden komen. In pioniersituaties<br />

behoort ook het broeden van kleine plevier<br />

tot de mogelijkheden. De ontwikkeling van de<br />

broedvogelstand hangt af van het recreatieve<br />

medegebruik en wordt op dit moment niet hoog<br />

ingeschat. In combinatie met water is ook dit type<br />

een geschikt leefgebied voor de rugstreeppad en<br />

waterspitsmuis en diverse libellensoorten.


Duinmeren<br />

Het water van het duinmeer is helder en op de<br />

meeste plaatsen minder dan een meter diep.<br />

De lichte zandbodem is goed te zien. Als de<br />

kwaliteit en het doorzicht van het water goed is,<br />

is de bodem bedekt met kranswieren. Niet alleen<br />

het algemene Breekbaar- en Gewoon kransblad<br />

komen voor, maar er zijn dan ook kansen voor<br />

het zeldzame Stekelharige kransblad. Deze laatste<br />

soort groeit vooral in geïsoleerde kleine poelen<br />

die in de vochtige duinvallei liggen. In de grote<br />

waterpartijen zijn het vooral fontein-kruiden die de<br />

vegetatie bepalen, waaronder Tenger fonteinkruid,<br />

schedefonteinkruid en haar-fonteinkruid.<br />

Plaatselijk zien we de drijfbladeren van het drijvend<br />

fonteinkruid en kikkerbeet. Ook aarvederkruid,<br />

gekroesd fonteinkruid en stijve waterranonkel<br />

maken deel van de vegetatie uit. Als het water te<br />

voedselrijk is zullen soorten als aarvederkruid,<br />

grof hoornblad en puntkroos gaan overheersen.<br />

In eerste instantie zal het water in het gebied<br />

nog vrij brak zijn, waarbij schedefonteinkruid<br />

en zittende zannichellia kunnen domineren. Bij<br />

een meer voedselarme ontwikkeling kan zich op<br />

termijn Duizendknoopfonteinkruid vestigen.<br />

De fauna is redelijk gevarieerd, met enkele<br />

vissoorten en een rijke macrofauna. In het<br />

ondiepe, goedbegroeide en heldere water leven<br />

o.a. ruisvoorn, blankvoorn, baars, driedoornige<br />

stekelbaars en mogelijk zelfs kleine modderkruiper.<br />

Het water is rijk aan watermijten, waterkevers,<br />

vlokreeftjes, waterwantsen en larven van libellen<br />

en schietmotten (kokerjuffers). Van de amfibieën<br />

komen groene kikker(complex), rugstreeppad en<br />

kleine watersalamander voor. Langs de oevers en<br />

in het water leeft de waterspitsmuis.<br />

Door de afwisseling van water en vochtige en natte<br />

schraalllandvegetaties is het gebied een geschikt<br />

fourageergebied voor de ruige dwergvleermuis en<br />

de laatvlieger.<br />

Moeraswespenorchis<br />

Parnassia<br />

Kikkerbeet<br />

Groene kikker<br />

19


6. Inrichtingsplan<br />

6.1 Inrichtingsprincipes<br />

De inrichting van het Nollenlandschap wordt<br />

zodanig vorm gegeven dat de beleving van het<br />

landschap gericht zal zijn op zowel:<br />

• Natuur: biodiversiteit in relatie tot de<br />

ecologie en de door de mens aangebrachte<br />

en beheerde patronen in de vegetatie<br />

(patroonbeheer).<br />

• Ecologie: waterbeheer en bodemkwaliteit,<br />

in relatie tot reliëf, ecologische gradiënten<br />

en het beheer<br />

• Kunst (vorm en kleur, ruimte en entree):<br />

geomorfologie als landschapssculptuur,<br />

vegetatiesamenstelling als kleurpatroon,<br />

gevoel van zowel ruimte als beslotenheid<br />

voor publiek: afzwakken stedelijke horizon,<br />

entree via een ‘rite de passage’ (je treedt<br />

het natuurgebied binnen via een natuurlijke<br />

poort tussen nollen)<br />

• Tijd: seizoenen en kleurveranderingen in<br />

landschap en plantengroei<br />

• Rust en toegankelijkheid: weg uit de stad,<br />

vrij toegankelijk natuurgebied<br />

• Ruimtegebruik en ligging in de stad:<br />

culturele planologie, waarbij natuur<br />

als zowel ruimtelijke als soortenrijke<br />

belevingsvorm wordt ervaren.<br />

6.2 Het inrichtingsplan<br />

Op basis van de eerder gegeven principes<br />

en werkwijze heeft een Projectgroep (voor de<br />

samenstelling: zie bijlage 1) de ideeën van Ron<br />

van ‘t Veer en R.W. van de Wint vorm gegeven.<br />

Inspiratie is opgedaan uit impressionistische<br />

landschapsschilderijen en in de duinterreinen<br />

20<br />

van Terschelling. Daaraan zijn kleuren, vormen en<br />

maten ontleend. De beleving van het gebied door<br />

de mens staat voorop en is door de kunstenaar<br />

vertaald met vormmiddelen uit de natuur.<br />

Het is dus niet de bedoeling dat er in het gebied<br />

aparte kunstwerken worden geplaatst: de natuur<br />

is de kunst.<br />

Het terrein wordt ingericht met nollen en<br />

duintjes van verschillende hoogten en met<br />

verschillende hellingen, met open water en met<br />

vlakkere terreinen. De ondergrond zal schraal<br />

zijn, waardoor we op het land steeds kunnen<br />

spreken over duinvegetaties. Die kunnen we<br />

(van droog naar nat) onderverdelen in gele,<br />

grijze/groene en blauwe duinen. Vertaald in<br />

plantengemeenschappen en natuurtypen, is<br />

dit een gradiënt van open duin met helm en<br />

schapengras-associatie, via groene graslanden<br />

van het dotterbloemverbond (de Ratelaar-Harlekijn<br />

associatie) naar de natte duinvallei (Wintergroen-<br />

Kruipwilg associatie) en het duinmeer<br />

(Fonteinkruiden en Kranswierenklasse).<br />

In het geheel heeft de beleving van de seizoenen<br />

een belangrijke plaats. Niet alleen wordt de tijd<br />

beleefbaar doordat in de loop van het jaar de<br />

kleuren in het terrein veranderen, maar ook kan<br />

aan de hand van de zonnestand worden afgelezen<br />

wat voor seizoen het is. Het terrein laat op de juiste<br />

plekken laagten in de hogere duinen zien. De zon<br />

komt dan rond de start van het seizoen precies op<br />

tussen twee laagtes in het nollenreliëf. Het creëren<br />

van een centraal nolletje als uitkijkpunt is hierbij<br />

van belang als zichtlijn. In het verlengde hiervan<br />

(azimuth 180º), wordt een langwerpig duinmeertje<br />

gegraven. In de zomer zal daar de zon rond 13:<br />

45 uur in reflecteren, het tijdstip waarop de ware<br />

middag aanbreekt. (Door de introductie van de<br />

zomertijd en de verschuiving van de tijdzone in<br />

het verleden, vindt de middag namelijk niet meer<br />

om 12:00 uur plaats. ‘s Winters is dit om ca 12:45<br />

uur, ‘s zomers om ca 13:45 uur).<br />

De oevers zullen zeer geleidelijk verlopen<br />

zodat we lange overgangszones krijgen.<br />

Voor het beheerverkeer zijn ontsluitingen<br />

op de Doggersvaart noodzakelijk en op de<br />

Ritmeesterweg. Er worden geen echte wandelpaden<br />

aangelegd. De hoofdontsluiting voor de bezoekers<br />

van het gebied ligt aan de noordoostzijde van het<br />

project aan de Ritmeesterweg. De bezoeker wordt<br />

eerst langs het project geleid en ziet de duintjes<br />

en de rest van het gebied dus eerst van een<br />

afstand voordat hij er naar binnen kan. De plek<br />

van binnenkomst is één van de bijzondere punten<br />

in het nollenreliëf.


LEGENDA<br />

-1.5<br />

5<br />

blauwe duinen<br />

grijze duinen<br />

nader in te vullen<br />

duinmeer / plas<br />

duinvallei<br />

schapengras- en buntgrasduin<br />

gele duinen<br />

gesloten helmduinen<br />

groene duinen<br />

zichtlijnen<br />

aanbrengen waterscheiding<br />

ontsluiting beheerverkeer<br />

270°<br />

toegangspad<br />

aanleghoogte tov waterpeil<br />

kruidenrijk grasland<br />

0°<br />

226°<br />

180°<br />

53°<br />

90°<br />

132°<br />

-1<br />

-1.5<br />

0 100m<br />

4<br />

4<br />

3<br />

3<br />

2<br />

3<br />

3<br />

4<br />

-1<br />

-0.5<br />

3<br />

-1.5<br />

2<br />

1<br />

4 5<br />

4 5<br />

-1<br />

1 2<br />

-1.5<br />

3<br />

2<br />

2<br />

-1.5<br />

4<br />

-0.5<br />

2<br />

2<br />

1<br />

-1.5<br />

1<br />

-1.5<br />

1<br />

2<br />

2<br />

-1.5<br />

-0.5<br />

3<br />

2<br />

4<br />

-1.5<br />

3<br />

2<br />

2<br />

1<br />

1<br />

-1 -1<br />

1<br />

3<br />

-0.5<br />

3.5<br />

-1.5<br />

-1.5<br />

2<br />

2<br />

-0.5<br />

2<br />

5<br />

4<br />

5<br />

-1<br />

3<br />

3<br />

1 3<br />

-1<br />

3<br />

3<br />

3<br />

4<br />

1<br />

3<br />

3<br />

4<br />

5-6<br />

1<br />

4<br />

3<br />

-1<br />

3<br />

De Nollen Zuid<br />

schetsontwerp<br />

november 2007


7. Aanleg en beheer<br />

7.1 Abiotische factoren bij de aanleg<br />

7.1.1 bodem<br />

Om een goed beeld te krijgen van de hoogteligging<br />

van het terrein is een hoogtemeting uitgevoerd<br />

(bijlage 2). Het terrein is bijzonder vlak en heeft<br />

een gemiddelde hoogte van +0.20 NAP.<br />

Op 11 locaties zijn boringen verricht tot een diepte<br />

van 1.20 m. (zie figuur 1, nummers 1 t/m 11 en<br />

bijlage 3), op vier locaties tot een diepte van 2.00 m.<br />

(zie figuur 1, A t/m D en bijlage 4). In alle profielen<br />

vinden we tot een diepte van 50 a 60 cm een laag<br />

humushoudend (zwak humeus) zand. Daaronder<br />

wordt tot een diepte van 1.40 tot 1.50 humusloos,<br />

matig grof zand aangetroffen met daaronder een<br />

laag van matig zandige klei. Tot welke diepte deze<br />

laag zich voortzet is niet bekend.<br />

Van twee monsters (2 en 4) is de humushoudende<br />

en humusloze zandlaag geanalyseerd (Giesen en<br />

Geurts, 2006).<br />

De conclusie van de analyses luidt dat er een te<br />

hoge calcium en fosfaatverzadiging is en een te lage<br />

basenverzadiging is voor de beoogde vegetaties.<br />

De uitgangssituatie is ongunstig en verschraling<br />

biedt weinig perspectief op korte termijn. Bij<br />

een te hoge belasting is struweelvorming op de<br />

hogere delen te verwachten, vooral zwarte braam<br />

kan dan gaan toenemen en de duinhellingen gaan<br />

domineren. De ontwikkeling vanuit de voormalige<br />

bollengrond zal in de eerste jaren vrijwel zeker<br />

naar een onkruidachtige situatie gaan omdat de<br />

fosfaatbelasting te hoog is.<br />

Kort gezegd betekent dit dat de geformuleerde<br />

streefbeelden niet (op een redelijke termijn)<br />

kunnen worden gerealiseerd als wordt uitgegaan<br />

van de aanwezige humushoudende toplaag. Voor<br />

22<br />

de daaronder liggende humusloze zandlaag zijn<br />

de perspectieven wat beter, hoewel we niet te<br />

hoge verwachtingen moeten hebben ten aanzien<br />

van de meer kritische gemeenschappen als de<br />

Knopbies-associatie of het Buntgrasduin.<br />

Als we het streefbeeld willen ontwikkelen moet<br />

in ieder geval geen gebruik worden gemaakt<br />

van de humushoudende toplaag. De beste optie<br />

zou zijn deze laag af te graven en af te voeren en<br />

vervolgens het tekort aan zand aan te vullen met<br />

duinzand.<br />

7.1.2 water<br />

Momenteel is het plangebied een onderbemaling<br />

(zie figuur 2). Door middel van een pompput (a)<br />

langs de zuidzijde van het terrein kan zowel water<br />

6 7 8 9<br />

A<br />

5 4 3 2 1<br />

B<br />

diep boorprofiel (zie bijlage 4)<br />

ondiep boorprofiel (zie bijlage 3)<br />

D<br />

C<br />

11 10<br />

worden uitgemalen, als worden opgezet. Het peil<br />

van het polderwater is -0.50 NAP. De bebouwde<br />

gebieden langs de zuid- en zuidwestzijde staan via<br />

duikers (b en c) in verbinding met de Doggersvaart<br />

en hebben dus polderpeil. Ook de sloot langs de<br />

westzijde staat op polderpeil. Deze sloot staat<br />

verder via een duiker (d) in verbinding met het<br />

noordelijk Nollengebied. De waterhuishouding<br />

van dit laatste gebied was aanvankelijk<br />

geïsoleerd. Momenteel ligt er echter een duiker(e)<br />

met keerschot tussen de Nollen en het westelijk<br />

hiervan gelegen polderwater. Het keerschot lekt<br />

echter, waardoor het Nollenwater nu beïnvloed<br />

wordt door polderwater. Dit heeft waarschijnlijk<br />

geleid tot een belangrijke voedselverrijking van<br />

het water rond de Nollen.<br />

d<br />

e<br />

c b a<br />

in open verbinding met polderpeil -50 NAP<br />

(half)geisolleerd, zomerpeil -50 NAP,<br />

winterpeil tot -25 NAP<br />

figuur 1. Monsterpunten bodemprofielen figuur 2. Waterstaatkundige situatie


Aanvankelijk kwam hier een gevarieerde<br />

watervegetatie voor met o.a. veel Drijvend<br />

fonteinkruid, maar nu overheersen soorten van<br />

voedselrijkere omstandigheden.<br />

Er zijn in het kader van dit onderzoek geen metingen<br />

verricht naar de waterkwaliteit. Er ligt echter<br />

een monsterpunt van het Hoogheemraadschap<br />

net buiten het gebied in de Doggersvaart. De<br />

gemeten fosfaatwaarden bij dit monsterpunt<br />

overschrijden vele malen de SEND-norm voor<br />

‘algemeen polderwater’. Om de waterkwaliteit te<br />

verbeteren zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt<br />

moeten worden van ‘gebiedseigen water’. Dit kan<br />

door het gebied te isoleren van het omliggende<br />

polderwater. Door ook de noordelijke Nollen<br />

daarbij te betrekken krijgt het systeem meer body<br />

en kan ook geprofiteerd worden van de (overigens<br />

geringe) kwel uit de Nollen zelf. Als gemiddeld<br />

peil zal bij voorkeur het polderpeil van -0.50 NAP<br />

worden aangehouden. Als een hoger peil wordt<br />

aangehouden gaat infiltratie overheersen en wordt<br />

de invloed van regenwater groter. De kans dat zich<br />

dan ongewenste vegetaties gaan ontwikkelen,<br />

waarin soorten als Pitrus overheersen, is dan<br />

groot. Daarbij is een hoger peil waarschijnlijk<br />

alleen kunstmatig te realiseren.<br />

Bij het bodemonderzoek is ook gekeken naar de<br />

grondwaterdiepten. De ondiepe boringen werden<br />

verricht op 10 maart 2006. Het grondwater bevond<br />

zich toen op 25 tot 45 cm. onder maaiveld. De<br />

permanent gereduceerde zone lag tussen 70<br />

en 90 cm. - maaiveld. De diepere boringen zijn<br />

uitgevoerd op 19 juli 2006. Het grondwater werd<br />

toen aangetroffen op 50 tot 80 cm. diepte. Dit geeft<br />

tevens een beeld van de grondwaterfluctuaties in<br />

het gebied. Als we de gegevens relateren aan de<br />

maaiveldhoogte en het polderpeil, dan blijkt dat<br />

het grondwaterpeil in het winterhalfjaar tot 45 cm.<br />

kan uitstijgen boven het polderpeil. In de zomer<br />

kan het tot 20 cm. uitzakken onder het polderpeil.<br />

7.2 Ecologische ontwikkeling<br />

We gaan uit van het verwijderen van de humusrijke<br />

toplaag, zodat de ecologische ontwikkeling vanaf<br />

het begin kansrijk is en met relatief geringe<br />

beheerinspanningen gestuurd kan worden. Om<br />

het reliëf in het terrein goed te vormen, is de<br />

aanvoer van extra (humusarm) zand noodzakelijk<br />

(zie de opmerkingen bij 7.3).<br />

7.2.1 gele duinen<br />

Doordat geschikte grond wordt gebruikt, is de kans<br />

op overmatige struweelvorming en braamopslag<br />

gering. Om verstuiving te voorkomen is inplant<br />

van droge grassen zeer aan te bevelen.<br />

7.2.2 grijze duinen<br />

De vegetatiesamenstelling kan worden bevorderd<br />

door uit delen van de Noordduinen maaisel in te<br />

brengen. Ook is het aan te bevelen om plaggen<br />

- inclusief heideplaggen - waarin elementen<br />

zitten van de grijze duinen (geen bramen en geen<br />

duinrietdominantie) aan te brengen.<br />

7.2.3 groene duinen<br />

In principe kan dit type goed ontwikkeld worden<br />

op de humushoudende, matig voedselrijke<br />

bodem die ligt onder de humusrijke toplaag. Het<br />

(grond)waterpeil ligt bij dit type op maximaal 30<br />

cm. onder maaiveld. In de winter kan het tot boven<br />

het maaiveld uittreden. De ontwikkeling van het<br />

type kan versneld worden door het aanbrengen<br />

van maaisel uit vergelijkbare vegetaties uit<br />

het Refugium, Kooibosch Luttickduin of het<br />

Zwanenwater.<br />

Beheer kan plaatsvinden door zowel begrazings-<br />

als maaibeheer. Bij dat laatste zal een sterker<br />

bloemrijk effect optreden. Als in de beginfase<br />

(plaatselijk) verruiging optreedt moet aanvullend<br />

maaibeheer worden toegepast.<br />

7.2.4 duinvalleien (blauwe duinen)<br />

Alleen vanuit een humusloze en voedselarme<br />

situatie is er kans op de ontwikkeling van<br />

gevarieerde vochtige valleivegetatie. Het<br />

(grond)waterpeil ligt bij dit type op maximaal 20<br />

cm. onder maaiveld. In de winter treedt het tot<br />

boven het maaiveld uit. Het bodemoppervlak is<br />

op grote schaal vlak, maar daarbinnen is veel<br />

microreliëf, met hellingen die variëren tussen<br />

1 : 20 tot 1 : 100.<br />

De ontwikkeling van het type wordt gestimuleerd<br />

door het aanbrengen van hooi uit vergelijkbare<br />

vegetaties, zoals bijvoorbeeld de valleien<br />

‘Theehuis’, ‘Grote flors’ en ‘Vlakte’ in het<br />

Zwanenwater alsook vanuit het aangrenzende<br />

Nollengebied.<br />

Het type kan zowel met maai- als begrazingsbeheer<br />

ontwikkeld worden. De echte valleivegetaties<br />

zullen zich optimaler ontwikkelen bij een<br />

maaibeheer, terwijl de pioniervegetaties juist meer<br />

gebaat zijn bij begrazing.<br />

7.2.5 duinmeren (blauwe duinen)<br />

Om het gewenste natuurdoeltype te ontwikkelen<br />

zijn verschillende maatregelen nodig om de<br />

waterhuishouding te optimaliseren.<br />

Momenteel wordt het oppervlakte water sterk<br />

beïnvloed door de Doggersvaart, waar het water<br />

voedselrijk is en een hoog chloridegehalte heeft.<br />

Het gebied moet hydrologisch geïsoleerd worden,<br />

waarbij het mogelijk één geheel kan gaan vormen<br />

met de noordelijke Nollen. Momenteel wordt<br />

regelmatig Doggersvaartwater ingelaten om het<br />

gebied op peil te houden. Na isolatie zal zich een<br />

23


nieuw lager peil instellen, waarop de inrichting<br />

van het terrein moet worden aangepast. Vanuit de<br />

noordelijke Nollen is enige mate van locale zoete<br />

kwel te verwachten. Ook na isolatie van het gebied<br />

en het afvoeren van toplagen zal de invloed van<br />

het brakke en voedselrijke (grond)water zich<br />

waarschijnlijk nog geruime tijd doen gelden.<br />

7.3 Inrichting en Beheer<br />

7.3.1 inrichting<br />

Om de natuurdoeltypen binnen een redelijke tijd<br />

te kunnen realiseren is een sterke verschraling<br />

nodig van de bovenlaag. Dat kan door jarenlang<br />

intensief maaien en afvoeren van de vegetatie<br />

of door het eenmalig afgraven en verwijderen<br />

van de voedselrijke bovenlaag. Beide methoden<br />

zijn kostenintensief, echter met dit verschil dat<br />

afgraven de reguliere beheerkosten sterk zal<br />

drukken. Als er namelijk wordt afgegraven tot<br />

op de voedselarme bodem dan zal de vegetatie<br />

minder productief zijn. Er hoeft dan minder of<br />

nauwelijks gemaaid te worden, het beheer kan dan<br />

vooral door begrazing gestuurd worden. We gaan<br />

daarom uit van het afgraven en verwijderen van<br />

de humusrijke bovenlaag van gemiddeld 55cm.<br />

De eerste jaren moet maaien overigens wel als<br />

beheeroptie in acht genomen worden: geroerde<br />

grond kan snel tot verruiging leiden. Ook zal de<br />

natte vegetatie in het begin af en toe gemaaid<br />

moeten worden.<br />

Van het plangebied van 18ha is ongeveer 1 ha<br />

bebouwd/erf. We rekenen daarom met 17ha te<br />

ontgraven en af te voeren. Dat is in totaal 93.500<br />

m³. Voor het ophogen van de groene en grijze<br />

duinen is circa 76.000 m³ nodig, waarvan 52.000<br />

m³ geleverd kan worden uit het terrein zelf, door<br />

het graven van de waterpartijen (duinmeren,<br />

blauwe duinen). Er is dus een aanvoer nodig van<br />

24<br />

24.000 m³ voedsel- en kalkarm zand.<br />

We streven naar het aanbrengen van de gewenste<br />

vegetatietypen zo snel mogelijk na de inrichting.<br />

Dat kan door het opbrengen van hooi uit ecologisch<br />

verwante droge en natte duinsystemen. Alhoewel<br />

zo’n sterk geplande activiteit in Nederland niet<br />

onbesproken is, sommige spreken zelfs van<br />

floravervalsing, past deze patroongerichte<br />

inrichting uitstekend bij een cultureel een te richten<br />

gebied als het Nollenlandschap. Patroon en reliëf,<br />

kleur en ruimtebeleving kunnen op deze wijze een<br />

extra belevingswaarde krijgen. In een tijd waar<br />

natuurbeheerders vooral geconfronteerd worden<br />

met een steeds verdergaande achteruitgang<br />

in diversiteit, zou dit juist een belangrijk<br />

uitgangspunt moeten zijn voor de creatie van het<br />

Nollenlandschap. Het nastreven van een heemtuin<br />

ligt echter niet in de bedoeling. De ingebrachte<br />

diasporen zal op plantensociologische basis<br />

gebeuren. Dat wil zeggen: er wordt op basis van<br />

bodem, reliëf en waterhuishouding een ecologisch<br />

profiel ingeschat waar een bepaald vegetatietype<br />

(plantengroei) thuis hoort.<br />

Technisch gezien zal de maatvoering van de<br />

diverse onderdelen zo zijn dat materieel voor het<br />

beheer efficiënt kan worden ingezet. Dammen met<br />

duikers, schouwpaden en dergelijke krijgen een<br />

ruime dimensionering. Voor het beheer blijven<br />

minimaal twee van de bestaande ontsluitingen<br />

op de Doggersvaart in gebruik, naast enkele<br />

toegangen aan de Ritmeesterweg.<br />

7.3.2 beheer<br />

LNH wil het beheer in geheel eigen regie<br />

uitvoeren, uiteraard met inschakeling van<br />

derden (loonwerkers, bijvoorbeeld). Een groot<br />

deel van het reguliere beheer zal bestaan uit<br />

begrazingsbeheer. Diersoort, veedichtheid en<br />

begrazingsperioden worden in het nog op te<br />

stellen Beheerplan uitgewerkt.<br />

In veel natuurterreinen is de verspreiding van zaden<br />

vrij statisch, omdat er weinig uitwisseling met<br />

andere gebieden plaatsvindt. Een meer natuurlijke<br />

verspreiding vanuit het Nollenlandschap zou veel<br />

beter passen in het herstel van de biodiversiteit in<br />

de <strong>Helder</strong>s natuurgebieden. Dat kan bijvoorbeeld<br />

door het uitwisselen van kuddes met andere<br />

terreinen.<br />

De grenzen van het gebied zijn voorzien van<br />

waterlopen die vallen onder de Keur van het<br />

Hoogheemraadschap en die daarom regelmatig<br />

geschouwd moeten worden. Voor de interne<br />

waterpartijen kan ontheffing hiervan worden<br />

aangevraagd.<br />

Qua toegankelijkheid zal nog wel gekeken moeten<br />

worden wat soort publiek wordt verwacht, inclusief<br />

niet toestaan van honden. Er wordt uitgegaan van<br />

wandelaars. Ook dit aspect vindt een verdere<br />

uitwerking in het Beheerplan.<br />

We moeten er van uitgaan dat het beheer vele<br />

malen duurder zal zijn dan de vergoedingen uit<br />

Programma Beheer.


<strong>Bijlage</strong> 1<br />

Samenstelling projectgroep<br />

De projectgroep wordt geleid door Piet van Kranenburg van Agens raadgevend buro<br />

en omvat de volgende personen:<br />

- R.W. van de Wint, beeldend kunstenaar (Stichting De Nollen)<br />

- Jacqueline van Koningsbruggen, kunsthistorica (Stichting de Nollen)<br />

- Ron van ’t Veer, ecoloog (Landschap Noord-Holland)<br />

- Do van Dijck, terreinbeheerder (Landschap Noord-Holland)<br />

- Cor ten Haaf, (duin)ecoloog (Bureau Ten Haaf en Bakker)<br />

- Piet van Kranenburg, projectleider.<br />

Fotografie<br />

- Cor ten Haaf<br />

- Jos Teeuwisse<br />

- Ron van ‘t Veer<br />

- Do van Dijck<br />

- Vera van Dantzig<br />

- Hendriktje Ruiter<br />

Layout<br />

henk volkers ontwerp en visualisatie


<strong>Bijlage</strong> 2 Hoogteligging bestaande situatie<br />

0.17<br />

0.17<br />

0.21<br />

0.22<br />

0.16<br />

0.16 0.15<br />

0.14<br />

0.21 0.21<br />

0.21<br />

0.22 0.23<br />

0.17<br />

0.17<br />

0.17<br />

0.19<br />

0.23<br />

0.14<br />

0.21<br />

0.21<br />

0.15<br />

0.26<br />

0.16<br />

0.40 0.15<br />

0.16<br />

0.22 0.17<br />

0.16<br />

0.26 0.17<br />

0.15<br />

0.23 0.17<br />

0.15<br />

0.18<br />

0.20<br />

0.21<br />

0.20<br />

0.21<br />

0.22<br />

0.22<br />

0.22<br />

0.21<br />

0.22<br />

0.17<br />

0.20<br />

0.19<br />

0.19<br />

0.14<br />

0.15<br />

0.14<br />

0.13<br />

0.11<br />

0.15<br />

De Nollen Zuid<br />

hoogtegegevens<br />

beperkte selectie meetgegevens


<strong>Bijlage</strong> 3<br />

Ondiepe boorprofielen<br />

dm.<br />

onder<br />

maaiveld 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

dm.<br />

onder<br />

0<br />

1<br />

humushoudend zand<br />

humusloos zand<br />

maaiveld 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11<br />

2<br />

3<br />

dm.<br />

onder<br />

maaiveld 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

dm.<br />

onder<br />

0<br />

1<br />

humushoudend zand<br />

humusloos zand<br />

maaiveld 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

grondwater 10-3-2006<br />

permanent gereduceerde zone<br />

figuur 1. boorprofielen


<strong>Bijlage</strong> 4<br />

Diepe boorprofielen


<strong>Bijlage</strong> 5<br />

Plantensociologische kenschetsen van de duintypen<br />

Gele duinen


Plantensociologische kenschets<br />

Grijze duinen<br />

DROGE DUINVALLEI<br />

Duin-Buntgras- Duin-Struisgras RG Zandzegge<br />

(GRIJZE DUINEN)<br />

associatie<br />

associatie<br />

Ambitieniveau hoog middel laag<br />

Voedselrijkdom laag verhoogd hoog<br />

Buntgras <br />

Zandblauwtje <br />

Hondsviooltje <br />

Duinviooltje <br />

Schermhavikskruid <br />

Elandgeweimos <br />

Gevorkt heidestaartje <br />

Kleine leeuwentand <br />

Zandhoornbloem <br />

Helm <br />

Gewoon gaffeltandmos <br />

Gewoon struisgras <br />

Schapenzuring <br />

Fijn schapengras <br />

Geel walstro <br />

Zandzegge <br />

Duinriet <br />

Gewoon biggenkruid <br />

Gewone veldbies <br />

plantengemeenschap 14Aa2 14Bb2 14RG1<br />

RG = rompgemeenschap Carex arenaria (Koelerio-Corynephoretea)


Plantensociologische kenschets<br />

VOCHTIGE<br />

GRADIENT<br />

(GROENE DUINEN)<br />

Assoc. van<br />

Ratelaar en<br />

Harlekijn<br />

Dotterbloemverbond<br />

RG Witbol-<br />

Engels raaigras<br />

RG Witbol-<br />

Echte koekoeks-bl<br />

Groene duinen<br />

RG<br />

Tweerijige<br />

zegge<br />

Ambitieniveau hoog middel laag laag laag<br />

Voedselrijkdom matig matig hoog hoog hoog<br />

Kleine ratelaar <br />

Harlekijn <br />

Addertong <br />

Stijve ogentroost <br />

Zeegroene zegge <br />

Brede orchis <br />

Rietorchis <br />

Zwarte zegge <br />

Grote ratelaar <br />

Moerasrolklaver <br />

Tweerijige zegge <br />

Echte koekoeksbloem <br />

Knolboterbloem <br />

Pinksterbloem <br />

Kale jonker <br />

Kleine klaver <br />

Rode klaver <br />

Paddenrus <br />

Gestreepte witbol <br />

Kruipende boterbloem <br />

Ruw beemdgras <br />

Engels raaigras <br />

Pitrus <br />

Lidrus <br />

Plantengemeenschap<br />

16Ab2 16Ab 16RG1 16RG2 16RG6<br />

RG = rompgemeenschap 16 = Molinio-Arrhenatheretea 16Ab2 = Rhinantho-orchietum morionis, 16AB = Calthion<br />

palustris, 16RG1 = Holcus lanatus-Lolium perenne-( Molinio-Arrhenatheretea), 16RG2 = Holcus lanatus-<br />

Lychnis flos-cuculi-( Molinietalia), 16RG6 = Carex disticha-( Calthion palustris )


Blauwe duinen<br />

Plantensociologische kenschets<br />

DUINMEER<br />

KranswierFonteinkrui- RG Breek- RG Aarveder<br />

(BLAUWE DUINEN)<br />

klasseden-klassebaar kransbl. kruid<br />

Ambitieniveau hoog middel laag laag<br />

Voedselrijkdom laag verhoogd verhoogd verhoogd<br />

Gewoon kransblad <br />

Stekelharig kransblad <br />

Breekbaar kransblad <br />

Ruw kransblad <br />

Drijvend fonteinkruid <br />

Tenger fonteinkruid <br />

Schedefonteinkruid <br />

Stijve waterranonkel <br />

Fijne waterranonkel <br />

Brede waterpest <br />

Aarvederkruid <br />

Kikkerbeet <br />

Haarfonteinkruid <br />

Puntkroos <br />

Grof hoornblad <br />

plantengemeenschap 4/4Ba 5/5Bc 4RG1 5RG1<br />

RG = rompgemeenschap 4 = Charetea fragilis, 4Ba = Charion fragilis, 5 = Potametea, 5Bc Parvotamion, 4RG1<br />

Chara globularis (Charetea fragilis), 5RG1 Myriophyllum spicatum (Potametea)


Plantensociologische kenschets<br />

NATTE DUINVALLEI<br />

(LICHTBLAUWE DUINEN)<br />

Knopbies<br />

associatie<br />

Associatie<br />

van Wintergroen<br />

en<br />

Kruipwilg<br />

Draadgentiaan<br />

associatie<br />

Lichtblauwe duinen<br />

Assoc.<br />

strandduizendg.<br />

kruid en<br />

Krielparn<br />

Zilverschoonverbond<br />

Ambitieniveau hoog middel middel middel laag<br />

Voedselrijkdom laag laag laag laag verhoogd<br />

Parnassia <br />

Moeraswespenorchis <br />

Vleeskleurige orchis <br />

Geelhartje <br />

Dwergzegge <br />

Duinrus <br />

Korte ogentroost <br />

Zeegroene zegge <br />

Rond wintergroen <br />

Klein wintergroen <br />

Kruipwilg <br />

Kraaiheide <br />

Drienervige zegge <br />

Veelbloemige veldbies <br />

Mannetjes-ereprijs <br />

Dwergbies <br />

Dwergvlas <br />

Greppelrus <br />

Knolrus <br />

Egelboterbloem <br />

Waterpostelein <br />

Strandduizendguldenkruid <br />

Fraai duizendguldenkruid <br />

Sierlijk vetmuur <br />

Zilverschoon <br />

Straatgras <br />

Witte klaver <br />

Zompvergeet-mij-nietje <br />

Geknikte vossenstaart <br />

plantengemeenschap 9Ba4 20Ab4 28Aa1 27Aa2 12Ba<br />

9Ba4 = Junco baltici-Schoenetum nigricantis, 20Ab4 = Pyrolo/Salicetum, 28Aa1 = Cicendietum filiformis, 27Aa2<br />

Centaurio-Saginetum, 12 Ba Lolio-Potentillion anserinae

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!