les jeunes historiens ont la parole - Centre for Historical Research ...
les jeunes historiens ont la parole - Centre for Historical Research ...
les jeunes historiens ont la parole - Centre for Historical Research ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Jef GHYSENS<br />
(VUB)<br />
Studiedag voor jonge historici – Eerste Wereldoorlog – Tweede Wereldoorlog<br />
Journée d’étude “<strong>jeunes</strong> <strong>historiens</strong>” – Première Guerre mondiale – Seconde Guerre mondiale<br />
Desertie en insubordinatie in het Belgisch leger.<br />
De werking van de krijgsraad in de 1 ste Legerdivisie. Verschuivingen en<br />
c<strong>ont</strong>rasten, 1914-1918<br />
Het onderwerp van dit thesisonderzoek bestaat uit de militaire misdrijven van desertie en<br />
insubordinatie, en de verschillende wijzen waarop deze in de Belgische 1 ste Legerdivisie bestraft<br />
werden doorheen de Eerste Wereldoorlog. Er zijn een aantal redenen die ervoor gezorgd hebben<br />
dat het uitgerekend deze specifieke misdrijven en deze welbepaalde legergroep zijn waarop een<br />
blik wordt geworpen. De onderzochte misdrijven in kwestie vertegenwoordigen namelijk het<br />
overgrote merendeel van alle dossiers in het archief van de krijgsraad en vormen veruit de meest<br />
interessante onderzoeksmaterie (in tegenstelling tot ‘minder be<strong>la</strong>ngrijke’ misdrijven zoals diefstal<br />
en dergelijke). Voor de 1 ste Legerdivisie werd voornamelijk geopteerd omdat deze divisie aan het<br />
– in vergelijking met andere plekken aan het Westelijk fr<strong>ont</strong> – eerder rustige IJzerfr<strong>ont</strong> toch<br />
regelmatig in de meer gevaarlijke sectoren werd ingezet, hetgeen uiteraard een be<strong>la</strong>ngrijke rol kon<br />
spelen met betrekking tot desertie of het weigeren van bevelen.<br />
De centrale vraag die in dit onderzoek wordt gesteld is deze of men in de Belgische krijgsraad<br />
voor de bestraffing van beide misdrijven de voorschriften volgde die opgesteld waren in het<br />
militaire strafwetboek – de code pénal militaire – of niet. Dit boek dateerde immers uit 1870 en de<br />
regels die het bevatte waren nog nooit blootgesteld aan een daadwerkelijke oorlogssituatie zoals<br />
die zich in 1914 zou voordoen. Naast deze hoofdvraag worden er nog een aantal verwante<br />
aspecten onder de loep genomen. Zo werd er in de code pénal bijvoorbeeld steeds een<br />
onderscheid gemaakt tussen misdrijven gepleegd ‘in oorlogstijd’ (achter de linies, tijdens<br />
rustperiodes,…) of ‘in tegenwoordigheid van de vijand’ (aan het fr<strong>ont</strong> zelf, tijdens de<br />
krijgsverrichtingen,…). Dit onderscheid had een be<strong>la</strong>ngrijke invloed op de voorgestelde strafmaat.<br />
De officiële straffen voor insubordinatie en desertie ‘in tegenwoordigheid van de vijand’ waren<br />
respectievelijk de doodstraf en een opsluitingsstraf van 10 tot 15 jaar.<br />
Wanneer men deze strafmaten in beschouwing neemt, dient er rekening gehouden te worden met<br />
één van de voornaamste specifieke kenmerken van het Belgische fr<strong>ont</strong> in de oorlog: de<br />
onderwaterzetting van de IJzerv<strong>la</strong>kte. Deze inundatietactiek, die enerzijds een halt toeriep aan de<br />
Duitse opmars en zorgde voor een re<strong>la</strong>tief rustige fr<strong>ont</strong>linie, bracht aan de andere kant ook het<br />
gevolg met zich mee dat het Belgische leger, in tegenstelling tot alle andere strijdende partijen,<br />
volledig afgesloten was geraakt van het grootste deel van het nationale grondgebied, en slechts<br />
zeer moeilijk nieuwe soldaten kon rekruteren uit de bevolking.<br />
Eén van de grootste problemen waar het Belgische opperbevel dan ook mee te kampen kreeg, was<br />
het op peil houden van de troepensterkte. Het spreekt voor zich dat deze, indien men met grote<br />
aantallen deserteurs en dienstweigeraars te maken kreeg en die ook volgens de regels zou<br />
bestraffen, aan hoge snelheid drastisch zou verminderen, hetgeen de situatie van het Belgisch<br />
leger onhoudbaar zou maken. Een erg be<strong>la</strong>ngrijk punt dat doorheen het hele onderzoek naar voren<br />
komt is het dilemma dat men op dit gebied had, en de methoden die men toepaste om dit enigszins<br />
te omzeilen. Enkele aspecten die in dit verband in het onderzoek aan bod komen zijn de aantallen<br />
van de gepleegde misdrijven (waarbij steeds een chronologische aanpak gehanteerd wordt), de<br />
verschillen die zich voordeden naarge<strong>la</strong>ng de rang van de betichte, de effectieve uitvoering van de<br />
14