Jan Steenstraat 2 - Gemeente Woerden

Archeologische onderzoek Jan Steenstraat, Woerden. ArcheoPro Rapport, 13011, Pagina 23
3 Veldonderzoek
3.1 Verrichte werkzaamheden
- Positie boringen: regelmatige verdeling over het plangebied, zie figuur 17.
- Gebruikt boormateriaal: Guts met een diameter van 3 cm en edelmanboor met een
diameter van 12 cm.
- Totaal aantal boringen: 11
- Boorgrid: 17 x 20 m
- Boordichtheid: Ongeveer dertig boringen per hectare
- Geboorde diepte: Max. 3 m –Mv
- Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas
- Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.2)
- Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: Ten tijde van het
veldonderzoek vormde het plangebied een braakliggend terrein zonder plantengroei.
Dit maakte het mogelijk om het maaiveld af te speuren naar de aanwezigheid van
archeologische indicatoren. Dit heeft echter slechts moderne (sloop)resten opgeleverd.
3.2 Resultaten booronderzoek
Binnen het plangebied zijn elf boringen gezet in twee west-oost gerichte boorraaien. De
ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het
booronderzoek zijn opgesomd in Bijlage 1.
Tijdens het veldonderzoek bleek dat de locatie van de voormalige school ruim een halve
meter lag dan de overige delen van het plangebied. Binnen dit verlaagde deel zijn de boringen
2, 3, 4, 5, 7 en 8 gezet. In de overige boringen bestaat de bovenste meter uit een sterk
vergraven kleipakket dat oorspronkelijk een pakket zware klei lijkt te hebben gevormd. Dat
deze klei vergraven is blijkt uit het tot onderin hiervan voorkomen van twintigste eeuwse
sloopresten. Deze klei is matig stevig en zwak tot sterk humeus. Behalve moderne
sloopresten zijn hierin geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op de boorpunten 2, 3,
4, 5, 7 en 8 bestond ongeveer de bovenste halve meter uit gestort zand. Hieronder is een
pakket matig stevige, zwak tot matig zandige klei aangetroffen. Deze klei wordt naar beneden
toe in toenemende mate onderbroken door zandlaagjes. Op ruim een meter beneden het
(verlaagde) maaiveld gaat de klei over in matig grof zand dat wordt onderbroken door
kleilaagjes. Zowel de hoeveelheid als de dikte van de kleilaagjes nemen naar beneden toe, af.
Dit gelaagde zandpakket gaat tussen anderhalf en twee meter beneden het maaiveld over in
een pakket zand. Dit zand is matig grof. Doordat dit zand ten tijde van het veldonderzoek
volledig waterverzadigd was, stroomde het tussen twee en drie meter beneden het maaiveld
uit de boor (zie figuur 15).
Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied uit oeverafzettingen
bestaat die naar boven toe steeds fijner worden. Waarschijnlijk bestonden de
bovenste afzettingen binnen het plangebied uit komklei. Deze komklei is echter tijdens de
bouw en sloop van de school binnen het plangebied, vergraven of verloren gegaan. De
oorspronkelijk onder de komklei aangetroffen afzettingen zijn gevormd in een dynamisch
milieu dat niet werd onderbroken door perioden waarin bodemvorming kon optreden.
Vegetatie-horizonten of overige sporen van bodemvorming, ontbreken dan ook. Ondanks het
boren met een boor met een diameter van twaalf centimeter tot in het beddingzand en het
zorgvuldig doorzoeken van het hiermee opgeboorde materiaal, zijn binnen het plangebied
geen archeologische indicatoren aangetroffen. In verband met het volledig ontbreken van
archeologische indicatoren binnen het plangebied, is het KNA-onderdeel Waardestelling, in
dit rapport niet nader uitgewerkt.
Versie: 13-02-2013 www.ArcheoPro.nl