download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

tijdschriftholland.nl
from tijdschriftholland.nl More from this publisher
27.09.2013 Views

144 boekbesprekingen Ook stelt Dingemanse nog een nadere eis: het woord ‘praatje’ dient op de titelpagina voor te komen. Onduidelijk blijft hoeveel pamfletten wel voldoen aan haar vormcriterium maar het woord ‘praatje’ ontberen. Door deze criteria wordt haar onderzoekscorpus erg klein: 75 stuks. Daarvan gebruikt ze er uiteindelijk 56. Deze pamfletten onderzoekt ze op de vraag welke dialoogtechnieken worden toegepast. Een ondergeschikte vraag is, of de dialogen passen in de these van Frijhoff en Spies uit 1650. Bevochten eendracht (Den Haag 2000). Zij menen in deze periode een groeiende waardering voor overeenstemming en harmonie te herkennen. Dingemanse onderscheidt drie dialoogtechnieken: de genuanceerde mobilisatie, de gesloten informatie en de gesloten kritiek. De eerste krijgt meestal de vorm van een gesprek met enkele deelnemers, die aanvankelijk een min of meer gelijkwaardig standpunt mogen verwoorden, waarna verschillende pro’s en contra’s de revue passeren en men harmonieus tot een slotsom komt. Dit is vaak de mening van de deelnemer die in de loop van het gesprek de hoofdrol voor zich heeft opgeëist. De gesloten informatie is meer een propagandaoefening, waarbij de achterliggende idee is dat meer informatie leidt tot een ander inzicht. Deze beide vormen blijken vooral bij politieke zaken te worden ingezet. Een veelal op personen gerichte vorm is de gesloten kritiek, waarbij de handel en wandel van over het algemeen hooggeplaatste functionarissen tegen het licht wordt gehouden: de ‘diffamatoire libellen’, waarover regenten in de 17de en 18de eeuw flink konden klagen. Dingemanse richt zich met haar steekproef op drie ijkpunten: 1650, 1672 en 1747-48. Dit zijn, zoals ze beweert, de piekjaren van de pamfletproductie. Dat gaat alleen op voor de pamfletten die binnen haar criteria passen. De totale pamfletproductie kent nog een aantal pieken; Dingemanse verklaart niet waarom in die periode niet gekozen is voor praatjespamfletten. Vóór de behandeling van de eerste piek beschrijft Dingemanse eerst de productie van praatjespamfletten vóór 1650. In die periode blijkt de gesloten kritiek de meest gebruikte vorm. Rond 1650 verschuift dat naar de genuanceerde mobilisatie, met als belangrijkste onderwerp het optreden van stadhouder Willem ii in Amsterdam. In 1672 blijkt die categorie nog sterker vertegenwoordigd. Onderwerp is dan meestal de Franse inval en het optreden van Willem iii. De wetsverzettingen van Willem iv en het aansluitende pachtersoproer veroorzaakten een flinke hausse aan vooral gesloten kritische pamfletten. Daarbij moet worden aangetekend dat niet alle pamfletten tot een zuiver type behoren. Na dit descriptieve deel komt de verklaring. Dingemanse blijft daarin een beetje vaag. Impliciet lijkt ze aan te geven dat bij meer ingewikkelde kwesties, waar duidelijk verschillende standpunten mogelijk zijn en groepen in de samenleving op een aanvaardbare manier overtuigd moeten worden, de genuanceerde aanpak het meest wordt toegepast. Pure informatievoorziening gaat misschien te weinig in op tegenwerpingen en kritiek jaagt mensen in de gordijnen. Niet alleen het doel van de pamfletten speelt mee in de vormkeuze. De literaire mode speelt ook een rol: zo blijken de pamfletten vanaf 1672 meer humor te bevatten, omdat onder meer de productie behoorlijk toeneemt en het publiek op andere manieren getrokken moet worden. Vermaak verjaagt lering van de eerste plaats. De these van Frijhoff en Spies met de nadruk op harmonie en eensgezindheid, waarbij alle meningen een kans krijgen en de zaak van verschillende zijden wordt belicht, blijkt niet op te gaan. Weliswaar is de vrijheid van meningsuiting ruim genoeg om de groei van het aantal pamfletten te stimuleren (waarbij niet gezegd is dat er niet regelmatig paskwillen werden verboden), maar de nuance is vaak schijn. Bijna altijd overheerst één mening. Dingemanse verbindt de groei van de discussiecultuur met de grotere vrijheid tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk, een vrijheid die minder zou worden onder Willem iii, toen er hiërarchischer gedacht werd. Later speelde gematigdheid een belangrijke rol, zodat voorlichting en kennisoverdracht voorrang kregen. Die verklaring rammelt ietwat. Tenslotte was het aantal genuanceerde discussiepamfletten onder Willem iii het hoogste en werd in de latere periode meer gescholden dan daarvoor. Er blijven vragen open die misschien meer licht op de zaak kunnen werpen. Zo geeft Dingemanse niet aan of er verschil in aanpak is tussen staats- en prinsgezinden. De pamfletten verschenen over het algemeen anoniem en Dingemanse doet slechts een

zeer summiere poging te achterhalen wie de auteurs waren. Dat zou kunnen leiden tot onderzoek of ze in hun andere werk vergelijkbare technieken toepasten. Het prettig leesbare boek toont aan dat de pamfletten een rijke bron zijn voor onderzoek, zowel naar de gangbare meningen onder bepaalde bevolkingsgroepen (al worden ze door clichématige personen verwoord) als naar de methoden die werden gebruikt om twijfelaars en tegenstanders te overtuigen. Interessant zou zijn, ook de andere categorieën van pamfletten te onderzoeken. Daarmee komt deze studie in een breder kader te staan en draagt ze bij aan de lastige discipline van de mentaliteitsgeschiedenis. Fred Vogelzang Hanno Brand en Egge Knol (red.), Koggen, Kooplieden en Kantoren: De Hanze, een praktisch netwerk (Hilversum / Groningen: Verloren / Groninger Museum, 2009, 227 blz., ill., isbn 978-90-8704- 113-7, prijs: ¤20,–). Zoals de eindredacteuren van deze goed verzorgde en fraai geïllustreerde bundel terecht opmerken in hun woord vooraf, is er lang bijzonder weinig in het Nederlands over de Hanze gepubliceerd. Zeker de ‘moderne inzichten’ ter zake zijn hier onder het grote publiek vrijwel onbekend. Vandaar dit Groningse initiatief, dat aansluit bij de manifestatie ‘Van kogge tot coaster’ in het Noordelijk Scheepvaartmuseum en ‘Delfsail 2009’. De Duitse historicus Volker Henn, tot voor kort verbonden aan de Universiteit Trier, laat zijn licht schijnen over het ontstaan van de Hanze. Hij legt er de nadruk op dat dit een geleidelijk proces is geweest, dat zich over een lang tijdperk heeft uitgestrekt. Hanno Brand, tot 2008 leider van het Groningse Hanze Studie Centrum en thans hoofd van de Vakgroep Geschiedenis aan de Fryske Akademy, analyseert de bestuurlijke slagkracht van de ‘Stedenhanze’. Hij definieert daarbij deze Hanze als een samenwerkingsverband van steden, dat soms de allure van een ‘staatsmacht’ vertoonde. Daarnaast bleef de Hanze van kooplieden bestaan. Die lag aan de basis van het internationale handelsnet en had de bevoorrechte posities in het buitenland zeker gesteld. In deze bijdrage wordt ook aandacht besteed aan de zwakheden van de Stedenhanze zoals het gebrek aan eenheid in de besluitvorming en boekbesprekingen 145 ‘onbetrouwbare ratificatieprocedures’ (iedere stad kon een verdrag na sluiting ratificeren of afwijzen). Carsten Jahnke, ‘associate professor’ te Kopenhagen, schrijft over de Hanze en de Europese economie in de middeleeuwen. Hierbij krijgen de Kantoren (‘buitenlandse’ vestigingen, zoals in Nowgorod, het Noorse Bergen, Brugge, Londen, Lynn en Bristol) uiteraard aandacht. Jahnke beschouwt de brede kennis van de Hanzekooplieden als hun grote kracht. ‘Omdat ze vanuit hun kantoor in hun woonplaats een reusachtige markt konden overzien en er via hun handelsrelaties aan deel konden nemen, wisten ze precies waar de meeste winst te behalen viel of waar een heel specifiek product te krijgen was’ (61). De bijdrage van Dick de Boer, hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis te Groningen, betreft koopliedennetwerken en de Hanze. Centraal in zijn betoog staat het begrip vriendschap, dat in de middeleeuwen een veel bredere betekenis had: geen ‘genegenheidsrelatie’ maar ‘gelegenheidsrelatie’. Door dergelijke relaties kwamen de onontbeerlijke (handels-)netwerken tot stand. Stuart Jenks, hoogleraar in het Duitse Erlangen, behandelt het thema concurrentie. Hij wijst erop dat behalve de Hollanders ook Zuid-Duitse concurrenten - met name uit Neurenberg – ‘een gevaar voor de Hanze’ vormden. De mededinging van de Butenhansen trachtte men vooral te beperken door reglementering van de handel, wat Jenks echter een verkeerd middel acht. Het is dan ook niet consequent toegepast: er was ook samenwerking met de concurrenten van buitenaf, getuige de lange lijst van te Lübeck gevestigde commissionairs en factorijen van Neurenbergse en Augsburgse handelshuizen. Bij mij drong zich de vraag op of niet juist deze wisselende omstandigheden de oorzaak geweest zijn dat de Hanze ‘bijna 500 jaar overeind’ is gebleven (87). Justyna Wubs-Mrozewicz, werkzaam aan de Leidse Universiteit, belicht de rol van de Hanzekantoren te Bergen, Brugge, Londen en Nowgorod binnen het systeem van de Hanze. Het valt op dat deze strakker georganiseerd waren dan de Hanze als geheel: zo bezaten ze rechtspersoonlijkheid en konden ze de binnen hun muren residerende kooplieden dwingen militaire steun te verlenen. Er bestonden ook opvallende verschillen wat betreft de inbedding in de plaatsen waar zij gevestigd waren. In Brugge beschikten zij bijvoorbeeld aanvankelijk niet over een eigen gebouw, in Bryggen (de ‘Hanzewijk’ van Bergen) woonden de kooplieden

144 boekbesprekingen<br />

Ook stelt Dingemanse nog een na<strong>de</strong>re eis: het<br />

woord ‘praatje’ dient op <strong>de</strong> titelpagina voor te komen.<br />

Ondui<strong>de</strong>lijk blijft hoeveel pamfletten wel voldoen<br />

aan haar vormcriterium maar het woord<br />

‘praatje’ ontberen. Door <strong>de</strong>ze criteria wordt haar<br />

on<strong>de</strong>rzoekscorpus erg klein: 75 stuks. Daarvan gebruikt<br />

ze er uitein<strong>de</strong>lijk 56. Deze pamfletten on<strong>de</strong>rzoekt<br />

ze op <strong>de</strong> vraag welke dialoogtechnieken<br />

wor<strong>de</strong>n toegepast. Een on<strong>de</strong>rgeschikte vraag is, of<br />

<strong>de</strong> dialogen passen in <strong>de</strong> these van Frijhoff en Spies<br />

uit 1650. Bevochten eendracht (Den Haag 2000). Zij<br />

menen in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> een groeien<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring<br />

voor overeenstemming en harmonie te herkennen.<br />

Dingemanse on<strong>de</strong>rscheidt drie dialoogtechnieken:<br />

<strong>de</strong> genuanceer<strong>de</strong> mobilisatie, <strong>de</strong> gesloten informatie<br />

en <strong>de</strong> gesloten kritiek. De eerste krijgt meestal<br />

<strong>de</strong> vorm van een gesprek met enkele <strong>de</strong>elnemers,<br />

die aanvankelijk een min of meer gelijkwaardig<br />

standpunt mogen verwoor<strong>de</strong>n, waarna verschillen<strong>de</strong><br />

pro’s en contra’s <strong>de</strong> revue passeren en men<br />

harmonieus tot een slotsom<br />

komt. Dit is vaak <strong>de</strong><br />

mening van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemer<br />

die in <strong>de</strong> loop van het gesprek<br />

<strong>de</strong> hoofdrol voor<br />

zich heeft opgeëist. De<br />

gesloten informatie is<br />

meer een propagandaoefening,<br />

waarbij <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>e is dat<br />

meer informatie leidt tot<br />

een an<strong>de</strong>r inzicht. Deze<br />

bei<strong>de</strong> vormen blijken<br />

vooral bij politieke zaken te wor<strong>de</strong>n ingezet. Een<br />

veelal op personen gerichte vorm is <strong>de</strong> gesloten kritiek,<br />

waarbij <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l en wan<strong>de</strong>l van over het algemeen<br />

hooggeplaatste functionarissen tegen het<br />

licht wordt gehou<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> ‘diffamatoire libellen’,<br />

waarover regenten in <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> en 18<strong>de</strong> eeuw flink<br />

kon<strong>de</strong>n klagen.<br />

Dingemanse richt zich met haar steekproef op<br />

drie ijkpunten: 1650, 1672 en 1747-48. Dit zijn,<br />

zoals ze beweert, <strong>de</strong> piekjaren van <strong>de</strong> pamfletproductie.<br />

Dat gaat alleen op voor <strong>de</strong> pamfletten die<br />

binnen haar criteria passen. De totale pamfletproductie<br />

kent nog een aantal pieken; Dingemanse<br />

verklaart niet waarom in die perio<strong>de</strong> niet gekozen<br />

is voor praatjespamfletten.<br />

Vóór <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> eerste piek beschrijft<br />

Dingemanse eerst <strong>de</strong> productie van praatjespamfletten<br />

vóór 1650. In die perio<strong>de</strong> blijkt <strong>de</strong> gesloten<br />

kritiek <strong>de</strong> meest gebruikte vorm. Rond 1650<br />

verschuift dat naar <strong>de</strong> genuanceer<strong>de</strong> mobilisatie,<br />

met als belangrijkste on<strong>de</strong>rwerp het optre<strong>de</strong>n van<br />

stadhou<strong>de</strong>r Willem ii in Amsterdam. In 1672 blijkt<br />

die categorie nog sterker vertegenwoordigd. On<strong>de</strong>rwerp<br />

is dan meestal <strong>de</strong> Franse inval en het optre<strong>de</strong>n<br />

van Willem iii. De wetsverzettingen van<br />

Willem iv en het aansluiten<strong>de</strong> pachtersoproer veroorzaakten<br />

een flinke hausse aan vooral gesloten<br />

kritische pamfletten. Daarbij moet wor<strong>de</strong>n aangetekend<br />

dat niet alle pamfletten tot een zuiver type<br />

behoren.<br />

Na dit <strong>de</strong>scriptieve <strong>de</strong>el komt <strong>de</strong> verklaring. Dingemanse<br />

blijft daarin een beetje vaag. Impliciet lijkt<br />

ze aan te geven dat bij meer ingewikkel<strong>de</strong> kwesties,<br />

waar dui<strong>de</strong>lijk verschillen<strong>de</strong> standpunten mogelijk<br />

zijn en groepen in <strong>de</strong> samenleving op een aanvaardbare<br />

manier overtuigd moeten wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> genuanceer<strong>de</strong><br />

aanpak het meest wordt toegepast.<br />

Pure informatievoorziening gaat misschien te weinig<br />

in op tegenwerpingen en kritiek jaagt mensen<br />

in <strong>de</strong> gordijnen. Niet alleen het doel van <strong>de</strong> pamfletten<br />

speelt mee in <strong>de</strong> vormkeuze. De literaire<br />

mo<strong>de</strong> speelt ook een rol: zo blijken <strong>de</strong> pamfletten<br />

vanaf 1672 meer humor te bevatten, omdat on<strong>de</strong>r<br />

meer <strong>de</strong> productie behoorlijk toeneemt en het publiek<br />

op an<strong>de</strong>re manieren getrokken moet wor<strong>de</strong>n.<br />

Vermaak verjaagt lering van <strong>de</strong> eerste plaats.<br />

De these van Frijhoff en Spies met <strong>de</strong> nadruk op<br />

harmonie en eensgezindheid, waarbij alle meningen<br />

een kans krijgen en <strong>de</strong> zaak van verschillen<strong>de</strong><br />

zij<strong>de</strong>n wordt belicht, blijkt niet op te gaan. Weliswaar<br />

is <strong>de</strong> vrijheid van meningsuiting ruim genoeg<br />

om <strong>de</strong> groei van het aantal pamfletten te stimuleren<br />

(waarbij niet gezegd is dat er niet regelmatig<br />

paskwillen wer<strong>de</strong>n verbo<strong>de</strong>n), maar <strong>de</strong> nuance is<br />

vaak schijn. Bijna altijd overheerst één mening.<br />

Dingemanse verbindt <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> discussiecultuur<br />

met <strong>de</strong> grotere vrijheid tij<strong>de</strong>ns het eerste stadhou<strong>de</strong>rloze<br />

tijdperk, een vrijheid die min<strong>de</strong>r zou<br />

wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r Willem iii, toen er hiërarchischer<br />

gedacht werd. Later speel<strong>de</strong> gematigdheid een belangrijke<br />

rol, zodat voorlichting en kennisoverdracht<br />

voorrang kregen.<br />

Die verklaring rammelt ietwat. Tenslotte was<br />

het aantal genuanceer<strong>de</strong> discussiepamfletten on<strong>de</strong>r<br />

Willem iii het hoogste en werd in <strong>de</strong> latere perio<strong>de</strong><br />

meer geschol<strong>de</strong>n dan daarvoor. Er blijven<br />

vragen open die misschien meer licht op <strong>de</strong> zaak<br />

kunnen werpen. Zo geeft Dingemanse niet aan of<br />

er verschil in aanpak is tussen staats- en prinsgezin<strong>de</strong>n.<br />

De pamfletten verschenen over het algemeen<br />

anoniem en Dingemanse doet slechts een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!