27.09.2013 Views

Toelichting - Gemeente Hof van Twente

Toelichting - Gemeente Hof van Twente

Toelichting - Gemeente Hof van Twente

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

estemmingsplan<br />

Buitengebied<br />

Ambt Delden,<br />

herziening<br />

Spenkelinksweg 4<br />

gemeente <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Twente</strong><br />

29 augustus 2007<br />

projectnummer 62104


INHOUD<br />

TOELICHTING<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 AANLEIDING 1<br />

1.2 LIGGING VAN HET PLANGEBIED 1<br />

1.3 VIGEREND BESTEMMINGSPLAN 2<br />

1.4 LEESWIJZER 2<br />

2 HET PLAN 3<br />

3 HAALBAARHEID VAN HET PLAN 4<br />

3.1 INLEIDING 4<br />

3.2 BELEID 4<br />

3.3 MILIEUASPECTEN 7<br />

3.4 WATER 8<br />

3.5 FLORA EN FAUNA 9<br />

3.6 ARCHEOLOGIE 10<br />

3.7 VERKEER EN PARKEREN 12<br />

3.8 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 12<br />

3.9 HANDHAVING 12<br />

4 WIJZE VAN BESTEMMEN 13<br />

4.1 ALGEMEEN 13<br />

4.2 DIT BESTEMMINGSPLAN 14<br />

5 PROCEDURE 15<br />

BIJLAGEN<br />

− bijlage 1: verkennend bodemonderzoek d.d. 22 november 2006<br />

− bijlage 2: luchtkwaliteitsonderzoek d.d. 10 januari 2007<br />

− bijlage 3: MER-beoordelingsnotitie d.d. 20 december 2006<br />

− bijlage 4: quick scan flora en fauna d.d. 24 januari 2007<br />

− bijlage 5: archeologisch onderzoek d.d. 27 augustus 2007<br />

I<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


II<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


1 INLEIDING<br />

1.1 AANLEIDING<br />

Eigenaren <strong>van</strong> de intensieve veehouderij, gelegen aan de Spenkelinksweg 4 te Ambt<br />

Delden, zijn voornemens het bedrijf uit te breiden. De uitbreiding betreft een vergroting<br />

<strong>van</strong> het agrarisch bouwperceel met een oppervlakte <strong>van</strong> 1,1 ha. Voorliggend bestemmingsplan<br />

maakt deze uitbreiding planologisch-juridisch mogelijk.<br />

1.2 LIGGING VAN HET PLANGEBIED<br />

Het plangebied is gelegen aan de Spenkelinksweg 4 te Ambt Delden en is kadastraal<br />

bekend gemeente Ambt Delden, sectie G, nummer 2961. Het plangebied ligt ten noordoosten<br />

<strong>van</strong> de kern Goor.<br />

Goor<br />

ligging plangebied in de omgeving<br />

Momenteel is binnen het plangebied een intensieve veehouderij aanwezig met een<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 350 fokzeugen en 1.800 vleesvarkens. In de directe omgeving zijn agrarische<br />

bedrijven aanwezig. Ook een enkele burgerwoning is in de omgeving aanwezig.<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


2<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

1.3 VIGEREND BESTEMMINGSPLAN<br />

Het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Ambt<br />

Delden. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad <strong>van</strong> de voormalige gemeente<br />

Ambt Delden op 27 juli 2000 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten<br />

<strong>van</strong> de provincie Overijssel bij besluit <strong>van</strong> 13 maart 2001. Het plangebied heeft de<br />

bestemming “Agrarische gebieden” in de bestemmingscategorie “agrarisch gebied met<br />

landschapswaarden”. Deze gronden zijn bedoeld voor de uitoefening <strong>van</strong> een agrarisch<br />

bedrijf met bijbehorende bebouwing en voor de bescherming en ontwikkeling <strong>van</strong> landschapswaarden.<br />

De oppervlakte <strong>van</strong> het huidig agrarische bouwperceel is 1,4 ha. Op de<br />

volgende pagina is een uitsnede <strong>van</strong> de vigerende plankaart uit het bestemmingsplan<br />

Buitengebied Ambt Delden opgenomen.<br />

1.4 LEESWIJZER<br />

In hoofdstuk 2 wordt het plan uiteengezet. Hierin wordt aangegeven wat de toekomstige<br />

situatie binnen het plangebied zal zijn. Hoofdstuk 3 verwoordt vervolgens de haalbaarheid<br />

<strong>van</strong> het plan. Hierin wordt het plan getoetst aan beleid <strong>van</strong> de overheden en aan<br />

allerlei andere ruimtelijk rele<strong>van</strong>te onderwerpen. Hoofdstuk 4 gaat in op de wijze <strong>van</strong><br />

bestemmen. Daarin worden de <strong>van</strong> toepassing zijnde voorschriften nader uitgelegd.<br />

Ten slotte geeft hoofdstuk 5 inzicht in de gevolgde procedure.


2 HET PLAN<br />

Binnen het huidige agrarische bouwperceel kan de eigenaar <strong>van</strong> de intensieve veehouderij<br />

alleen nog uitbreiden om te kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteld ten<br />

aanzien <strong>van</strong> dierwelzijn. Hierdoor wordt de leefruimte per dier groter, maar kan het<br />

aantal dieren niet toenemen.<br />

Om een doorgroei <strong>van</strong> het intensieve bedrijf naar 500 zeugen en 4.180 vleesvarkens te<br />

realiseren, is een uitbreiding <strong>van</strong> het huidige agrarisch bouwperceel noodzakelijk. De<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het nieuwe agrarisch bouwperceel zal 2,5 ha groot zijn.<br />

De uitbreiding <strong>van</strong> de intensieve veehouderij wordt gerealiseerd aan de oost- en zuidzijde<br />

<strong>van</strong> het huidige agrarische bouwperceel. De landschappelijke inpassing <strong>van</strong> de uitbreiding<br />

wordt middels een passende streekeigen erfbeplanting uitgevoerd.<br />

uitsnede vigerende plankaart bestemmingsplan<br />

Buitengebied Ambt Delden<br />

toekomstige situatie agrarisch bouwperceel<br />

3<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


4<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

3 HAALBAARHEID VAN HET PLAN<br />

3.1 INLEIDING<br />

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan beleid <strong>van</strong> de overheden en aan allerlei<br />

andere ruimtelijk rele<strong>van</strong>te onderwerpen zoals milieuaspecten, water en archeologie.<br />

3.2 BELEID<br />

Streekplan Overijssel 2000+<br />

Het bieden <strong>van</strong> ontwikkelingsruimte voor economische groei en het behouden en versterken<br />

<strong>van</strong> de kroonjuwelen <strong>van</strong> de provincie staat centraal in het Streekplan. Het ruimtelijk<br />

beleid voor de groene ruimte, waar het plangebied onder valt, is gericht op het bieden<br />

<strong>van</strong> ontwikkelingsruimte voor economische functies, zoals landbouw en recreatie, naast<br />

het koesteren en ontwikkelen <strong>van</strong> de natuur en het cultuurlandschap. Op basis <strong>van</strong> aanwezige<br />

kwaliteiten en belangen heeft de provincie een zonering <strong>van</strong> de groene ruimte<br />

aangegeven. Het plangebied valt binnen zone II: Landbouw, cultuurlandschap. Het<br />

betreft een landbouwgebied met waarden <strong>van</strong> landschap en cultureel erfgoed, waarbij<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> landbouw met behoud en ontwikkeling <strong>van</strong> landschap, cultureel erfgoed<br />

en recreatie centraal staat.<br />

Reconstructieplan Salland-<strong>Twente</strong><br />

Verwevenheid en verbondenheid zijn de belangrijkste kenmerken <strong>van</strong> <strong>Twente</strong>. Landschap,<br />

landbouw en natuur kunnen niet zonder elkaar. <strong>Twente</strong> is een gevarieerd gebied<br />

dat qua landschap, cultuurhistorie en rust veel te bieden heeft. Een rijke historie <strong>van</strong><br />

landbouw, textielindustrie en landgoederen gecombineerd met een grote variatie aan<br />

landschappen, rivieren, weteringen en beken, veenontginningen, stuwwallen en eeuwenoude<br />

coulissenlandschappen kenmerkt dit gevarieerde gebied.<br />

<strong>Twente</strong> heeft, net als andere zandgebieden in Nederland, te maken met een hoge veedichtheid.<br />

In deze zogenaamde concentratiegebieden is de intensieve veehouderij sterk<br />

vertegenwoordigd en doen zich verschillende problemen voor die nauw met elkaar<br />

samenhangen. Kern <strong>van</strong> de problematiek is dat landbouw, wonen, werken, mobiliteit,<br />

recreatie, natuur en landschap elkaar te vaak in de weg zitten. Gevolg is dat de economische<br />

functies in het landelijk gebied beperkt worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden,<br />

met alle nadelige gevolgen <strong>van</strong> dien voor de sociaal-economische vitaliteit en leefbaarheid<br />

<strong>van</strong> het gebied. Veel veehouderijen kunnen zich op hun huidige plek niet meer<br />

ontwikkelen <strong>van</strong>wege de geur- en ammoniakregels. De laatste jaren is gebleken dat de<br />

grote veedichtheid en de ruimtelijke structuur <strong>van</strong> de (intensieve) veehouderij kan leiden<br />

tot grote veterinaire problemen voor de sector. Bovendien zijn de financiële en maatschappelijke<br />

gevolgen <strong>van</strong> een veterinaire crisis groot.


De belangrijkste maatregelen en voorzieningen die in het Reconstructieplan worden<br />

aangegeven, zijn:<br />

− verplaatsen, beëindigen of omschakelen <strong>van</strong> bedrijven en/of woningen, om ruimtelijke<br />

en milieutechnische problemen op te lossen;<br />

− sloop <strong>van</strong> ontsierende stallen (middels Rood voor rood-regeling; zie hoofdstuk 4);<br />

− realisering <strong>van</strong> de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS);<br />

− uitvoeren <strong>van</strong> watermaatregelen;<br />

− extensiveren <strong>van</strong> melkveebedrijven in kwetsbare gebieden door herverkaveling en<br />

kavelruil;<br />

− inspelen op en stimuleren <strong>van</strong> initiatieven voor nieuwe economische dragers in het<br />

landelijk gebied (middels VAB-beleid; zie hoofdstuk 3);<br />

− stimuleren <strong>van</strong> initiatieven ter versterking <strong>van</strong> sociale leefbaarheid;<br />

− actualiseren <strong>van</strong> verleende vergunningen en vigerende ruimtelijke plannen ten aanzien<br />

<strong>van</strong> de intensieve veehouderij, met prioriteit voor het extensiveringsgebied.<br />

Hoofdlijn <strong>van</strong> het beleid is dat de intensieve veehouderij langzaam uit het extensiveringsgebied<br />

zal verdwijnen en zich (verder) zal concentreren in het landbouwontwikkelingsgebied<br />

en op aan te wijzen sterlocaties in het verwevingsgebied.<br />

In het Reconstructieplan wordt onder intensieve veehouderij het volgende verstaan: een<br />

agrarisch bedrijf of een deel daar<strong>van</strong> met ten minste 250 m 2 bedrijfsvloeroppervlak dat<br />

wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee,<br />

schapen, paarden, of dieren ‘biologisch’ en waar geen dieren worden gehouden<br />

uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve <strong>van</strong> natuurbeheer.<br />

Op grond <strong>van</strong> de Reconstructiewet concentratiegebieden valt het plangebied binnen de<br />

zone landbouwontwikkelingsgebied. Op onderstaande afbeelding is de globale ligging <strong>van</strong><br />

het plangebied binnen de reconstructiezonering aangegeven.<br />

reconstructiezonering in de gemeente <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Twente</strong> waarbij de globale ligging <strong>van</strong> het<br />

plangebied is aangegeven.<br />

geel = landbouwontwikkelingsgebied<br />

bruin = verwevingsgebied<br />

groen = extensiveringsgebied<br />

5<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


6<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

Voor het landbouwontwikkelingsgebied geldt het volgende beleid:<br />

− de intensieve veehouderij een duurzaam perspectief op bedrijfsontwikkeling geven<br />

binnen de geldende wettelijke randvoorwaarden;<br />

− uitbreiding <strong>van</strong> andere functies, zoals (verspreide) woningen en recreatie en toerisme<br />

wordt zoveel mogelijk tegengegaan;<br />

− ruimte bieden voor de uitbreiding <strong>van</strong> bestaande intensieve veehouderijbedrijven en<br />

nieuwvestiging <strong>van</strong> intensieve veehouderij, waar mogelijk toestaan;<br />

− de ontwikkeling <strong>van</strong> andere landbouwfuncties ruimte bieden en waar mogelijk stimuleren.<br />

Het landbouwontwikkelingsgebied heeft het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk<br />

voorziet in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging <strong>van</strong> intensieve<br />

veehouderij. De ontwikkeling <strong>van</strong> een duurzame intensieve veehouderij staat in deze<br />

zone voorop. Bouwblokken voor een intensieve veehouderij in het landbouwontwikkelingsgebied<br />

kunnen een maximale grootte tot 3 ha krijgen.<br />

landschapsontwikkelingsplan gemeente <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Twente</strong><br />

Het landschapsontwikkelingsplan bevat een samenhangende visie op landschapskwaliteit<br />

en geeft bouwstenen en inrichtingsprincipes aan voor landschapsontwikkeling. Met betrekking<br />

tot het plangebied is de zorg voor het agrarisch werklandschap rele<strong>van</strong>t, waarbij<br />

het landschap te karakteriseren is als kampenlandschap. De ontwikkeling <strong>van</strong> het landschapspatroon<br />

wordt hierbinnen gestimuleerd door het aanbrengen <strong>van</strong> gebiedseigen<br />

beplanting (hagen, fruitbomen en grote solitaire bomen).<br />

Om een goede landschappelijke inpassing te krijgen wordt een passende erfbeplanting<br />

aangebracht. De aanvrager stelt hiervoor een erfbeplantingsplan op. Dit plan moet worden<br />

voorgelegd aan de gemeente. Vervolgens wordt een privaatrechtelijke overeenkomst<br />

opgesteld om de daadwerkelijke uitvoering te verzekeren. Voldaan wordt hiermee aan<br />

het beleid zoals hierboven beschreven.<br />

conclusie<br />

Het plangebied is gelegen binnen een landbouwgebied met waarden <strong>van</strong> onder andere<br />

landschap. De ontwikkeling <strong>van</strong> landbouw met behoud en ontwikkeling <strong>van</strong> onder andere<br />

landschap staat centraal. De uitbreiding <strong>van</strong> het agrarisch bouwperceel en de landschappelijke<br />

inpassing <strong>van</strong> de uitbreiding passen binnen de beleidsuitgangspunt uit het Streekplan<br />

Overijssel 2000+ en in het Landschapsontwikkelingsplan.<br />

In het Reconstructieplan staat aangegeven dat in het landbouwontwikkelingsgebied<br />

ruimte wordt geboden aan de ontwikkeling <strong>van</strong> intensieve veehouderijen. Bouwblokken<br />

voor een intensieve veehouderij in het landbouwontwikkelingsgebied kunnen een maximale<br />

grootte tot 3 ha krijgen. De uitbreiding <strong>van</strong> het agrarisch bouwperceel tot 2,5 ha<br />

past binnen het beleid uit het Reconstructieplan.<br />

Op grond <strong>van</strong> het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de uitbreiding <strong>van</strong> het agrarisch<br />

bouwperceel ten behoeve <strong>van</strong> de intensieve veehouderij in overeenstemming is<br />

met het hierboven beschreven beleid.


3.3 MILIEUASPECTEN<br />

bodem<br />

Voordat een ruimtelijke ingreep kan worden gerealiseerd, dient te zijn aangetoond dat de<br />

bodem en het grondwater vrij zijn <strong>van</strong> verontreinigingen. Hiertoe is door Terra Bodem<br />

en Milieutechniek in november 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit<br />

onderzoek is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.<br />

Op basis <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd<br />

dat in de bovengrond één enkele lichte verhoging koper aanwezig is. In het grondwater<br />

zijn enkele zware metalen in licht verhoogde mate aangetroffen. De verhogingen zijn<br />

dusdanig laag dat er geen gevaar voor de volksgezondheid aanwezig is.<br />

De voorgenomen ontwikkeling is <strong>van</strong>uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar.<br />

lucht<br />

Het Besluit luchtkwaliteit 2005 bevat waarden en normen voor stoffen als stikstofdioxide<br />

(NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO). De<br />

grenswaarden <strong>van</strong> deze stoffen moeten in acht worden genomen. Grenswaarden geven<br />

het niveau <strong>van</strong> de buitenluchtkwaliteit aan dat, in het belang <strong>van</strong> de bescherming <strong>van</strong> de<br />

gezondheid <strong>van</strong> de mens en <strong>van</strong> het milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn<br />

bereikt moet worden.<br />

Het Besluit luchtkwaliteit schrijft voor dat nieuwe ontwikkelingen moeten worden getoetst<br />

aan de normen zoals genoemd in het besluit. In januari 2007 is door SAB Arnhem een<br />

onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. In bijlage 2 <strong>van</strong> deze toelichting is het onderzoek<br />

luchtkwaliteit opgenomen.<br />

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat, hoewel de invloed <strong>van</strong> de agrarische bedrijfsactiviteiten<br />

niet nader is onderzocht, de concentratie fijn stof dermate laag is dat met<br />

zekerheid wordt gesteld dat de grenswaarde voor fijn stof nu en in de toekomst niet<br />

overschreden wordt. De luchtkwaliteit voldoet aan de gestelde grenswaarden en vormt<br />

geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het voorgenomen initiatief voldoet<br />

hiermee aan de eisen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit.<br />

geluid<br />

Wanneer met een project nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen<br />

en ziekenhuizen, wordt gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch<br />

onderzoek uit te voeren naar de geluidbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten<br />

gevolge <strong>van</strong> omliggende wegen.<br />

Voorliggend project voorziet niet in de realisatie <strong>van</strong> geluidsgevoelige bebouwing. Het<br />

aantal vervoersbewegingen zal door de groei <strong>van</strong> het bedrijf gering toenemen. Gelet op<br />

de huidige verkeersintensiteit <strong>van</strong> de wegen in de directe omgeving <strong>van</strong> het plangebied<br />

wordt niet verwacht dat deze geringe toename tot een te hoge geluidsbelasting zal leiden<br />

op woningen in de omgeving. Het uitvoeren <strong>van</strong> akoestisch onderzoek niet noodzakelijk<br />

is.<br />

geur<br />

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) <strong>van</strong> kracht geworden. De<br />

Wgv is <strong>van</strong> toepassing indien sprake is <strong>van</strong> een aanvraag op grond <strong>van</strong> artikel 8.1 of 8.4<br />

<strong>van</strong> de Wet milieubeheer (Wm) die is ingediend op of na 1 januari 2007 en waarbij spra-<br />

7<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


8<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

ke is <strong>van</strong> een veehouderij en het houden <strong>van</strong> landbouwhuisdieren. De Wgv is uitsluitend<br />

<strong>van</strong> toepassing op geurhinder <strong>van</strong>wege dierenverblijven. Aangezien de aanvraag voor<br />

1 januari 2007 is ingediend is in de MER beoordelingsnotitie (zie bijlage 3) rekening<br />

gehouden met de Regeling Stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en<br />

verwevingsgebieden.<br />

De geuremissie <strong>van</strong> het bedrij neemt door de uitbreiding toe <strong>van</strong> 2.173,3 mestvarkenseenheden<br />

(mve) naar 3.976,2 mve. De afstand <strong>van</strong> de emissiepunten tot de dichtsbijzijnde<br />

geurgevoelige woning (categorie V) moet tenminste 50 meter bedragen. De afstand<br />

tot een categorie IV-woning moet tenminste 170 meter bedragen. Aan beide afstanden<br />

wordt voldaan. Gelet op het voorstaande vormt het aspect geur geen belemmering voor<br />

de uitbreiding <strong>van</strong> het agrarisch bouwperceel.<br />

bedrijvigheid<br />

De uitbreiding wordt gerealiseerd aan de oost- en zuidzijde <strong>van</strong> het huidige agrarische<br />

bouwperceel. De in die richting gelegen andere agrarische bedrijven liggen op een<br />

afstand <strong>van</strong> meer dan 100 m.<br />

externe veiligheid<br />

Bij het toekennen <strong>van</strong> nieuwe bestemmingen en ander gebruik <strong>van</strong> gronden waarvoor<br />

een vrijstelling noodzakelijk is, moet worden getoetst aan de normen voor plaatsgebonden<br />

risico en groepsrisico. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) met de bijbehorende<br />

regelingen geeft deze normen aan.<br />

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke<br />

stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de<br />

stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een LPG-tankstation, en de mobiele<br />

bronnen, zoals een tankwagen.<br />

In de nabijheid <strong>van</strong> het plangebied is geen stationaire bron aanwezig. Ook bevindt zich<br />

nabij het plangebied geen route voor mobiele bronnen. Aan de normen voor externe<br />

veiligheid wordt in dit project voldaan. Verdere toetsing aan het BEVI blijft derhalve<br />

buiten beschouwing.<br />

conclusie<br />

Op grond <strong>van</strong> bovenstaande informatie kan gesteld worden dat de voorgenomen uitbreiding<br />

<strong>van</strong> het agrarisch bouwperceel ten behoeve <strong>van</strong> de intensieve veehouderij milieutechnisch<br />

mogelijk is.<br />

3.4 WATER<br />

provinciaal beleid<br />

Het meest recente beleid <strong>van</strong> de provincie Overijssel met betrekking tot waterhuishouding<br />

is opgenomen in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2000+. Erkend wordt dat<br />

water een meer sturende rol moet vervullen: waterkwaliteits- en waterkwantiteitsaspecten<br />

moeten zwaarder worden meegewogen bij de keuze voor nieuwe en de verbetering<br />

<strong>van</strong> bestaande woon-, werk- en recreatiegebieden, de inrichting <strong>van</strong> de groene ruimte en<br />

in het milieubeleid. Vergroting <strong>van</strong> de wateroppervlakte en het langer vasthouden <strong>van</strong><br />

water zijn rele<strong>van</strong>t. Daarnaast is het <strong>van</strong> belang de belasting <strong>van</strong> het watersysteem met<br />

schadelijke stoffen terug te dringen.


Stedenbouwkundige uitbreiding impliceert een verandering in het natuurlijk watersysteem.<br />

Bij de inrichting <strong>van</strong> nieuw stedelijk gebied acht de provincie de volgende uitgangspunten<br />

<strong>van</strong> belang:<br />

− regenwater niet meer afvoeren via de riolering en zuiveren, maar bijvoorbeeld<br />

infiltreren in de bodem of via bodempassage afvoeren naar bergingsvijvers;<br />

− het vertragen <strong>van</strong> de afvoer;<br />

− het zo min mogelijke beïnvloeden <strong>van</strong> de grondwaterstand;<br />

− uitspoeling <strong>van</strong> schadelijke stoffen naar het water voorkomen, bijvoorbeeld door<br />

toepassing <strong>van</strong> milieuvriendelijke bouwmaterialen;<br />

− het kiezen <strong>van</strong> een ‘watervriendelijke’ locatie, waardoor het functioneren <strong>van</strong> watersystemen<br />

niet in het gedrang komt.<br />

beleid Waterschap Regge en Dinkel<br />

Het creëren <strong>van</strong> ruimte voor water staat centraal in het beleid <strong>van</strong> Waterschap Regge<br />

en Dinkel. Daarnaast streeft het waterschap naar een betere water(bodem)kwaliteit en<br />

een optimale afstemming binnen de waterketen. Men tracht verschillende vormen <strong>van</strong><br />

retentie (waterberging) zoveel mogelijk in combinatie met de functies natuur, landbouw,<br />

wonen en recreëren te ontwikkelen. Ten aanzien <strong>van</strong> rioolstelsels wordt afkoppeling <strong>van</strong><br />

regenwater gestimuleerd. Het waterschap is voorstander <strong>van</strong> het zoveel mogelijk gescheiden<br />

houden <strong>van</strong> relatief schoon regenwater en afvalwater c.q. vervuild regenwater.<br />

Leidraad is dat het schone water direct weer ten goede komt aan het watersysteem en<br />

een verbeterde werking <strong>van</strong> de rioolwaterzuiveringen wordt bereikt.<br />

waterplan gemeente <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Twente</strong><br />

Dit plan bevat een omschrijving <strong>van</strong> de wijze waarop de gemeente <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Twente</strong> om<br />

wil gaan met water. Men streeft naar voldoende ruimte om water vast te houden en<br />

tijdelijk te bergen, zodat wateroverlast wordt voorkomen. Verdroging tracht men te voorkomen<br />

door water langer vast te houden. Het afvalwater wordt centraal verzameld. Dit<br />

betekent dat huishoudens in het buitengebied zijn aangesloten op riolering of zijn voorzien<br />

<strong>van</strong> een IBA (Individuele Behandeling Afvalwater). Om riooloverstorten te voorkomen,<br />

is het verharde oppervlak (daken en wegen) zoveel mogelijk afgekoppeld <strong>van</strong> de<br />

riolering. Daarmee wordt tevens voorkomen dat relatief schoon water vermengd wordt<br />

met vuil water, waardoor waterzuivering efficiënter kan werken. Het water <strong>van</strong> verhard<br />

oppervlak wordt waar mogelijk geïnfiltreerd in de bodem, bij voorkeur met behulp <strong>van</strong><br />

bovengrondse voorzieningen. Tevens wil de gemeente enkele retentievijvers aanleggen<br />

voor piekafvlakking in bestaand stedelijk gebied.<br />

situatie plangebied<br />

Voorliggend plan voorziet in een uitbreiding <strong>van</strong> de bedrijfsbebouwing op het perceel<br />

Spenkelinksweg 4 te Ambt Delden. Het geproduceerde vuilwater wordt via de gemeentelijke<br />

riolering afgevoerd. Schoon (hemel)water, afkomstig <strong>van</strong> dakvlakken, wordt afgekoppeld.<br />

Hiermee wordt aan het gemeentelijke streven <strong>van</strong> centrale verzameling <strong>van</strong><br />

afvalwater voldaan en wordt voorkomen dat vuil afvalwater en relatief schoon regenwater<br />

worden vermengd.<br />

3.5 FLORA EN FAUNA<br />

Voor de bescherming <strong>van</strong> waardevolle gebieden en flora en fauna bieden de Natuurbeschermingswet<br />

en de Flora- en faunawet het wettelijk kader. Bij ruimtelijke ingrepen<br />

moet getoetst worden of er sprake is <strong>van</strong> negatieve effecten op eventueel aanwezige<br />

9<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


10<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

waardevolle gebieden en beschermde soorten. In januari 2007 is door SAB Arnhem een<br />

quick scan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4 <strong>van</strong> dit<br />

bestemmingsplan.<br />

Voor de ruimtelijke ingreep mag plaatsvinden moet er eerst een onderzoek plaatsvinden<br />

in het kader <strong>van</strong> de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Er zal bij deze<br />

activiteit rekening gehouden moeten worden met de aanwezige natuurwaarden in en om<br />

het plangebied. Het uitgevoerde onderzoek is een quick scan waarin op basis <strong>van</strong> een<br />

gebiedsanalyse (ruimtelijk ecologisch), beschikbare soortgegevens en een eenmalige<br />

veldverkenning uitspraken zijn gedaan over de mogelijke aanwezigheid <strong>van</strong> beschermde<br />

planten en dieren in het plangebied.<br />

Het plangebied is beoordeeld op geschiktheid voor beschermde planten en diersoorten en<br />

de verwachte effecten op deze soorten. Dit resulteert in conclusies en aanbevelingen.<br />

Het plangebied ligt niet in een door de Natuurbeschermingswet aangewezen beschermd<br />

natuurgebied en/of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de afstand tot deze<br />

gebieden zijn er ook geen negatieve effecten te verwachten.<br />

De mogelijk in het plangebied voorkomende soorten zoals egel, bruine kikker, gewone<br />

pad, haas en mol zijn beschermd volgens het lichte beschermingsregime <strong>van</strong> de Flora- en<br />

faunawet. Voor deze soorten geldt dat aantasting <strong>van</strong> vaste rust- en verblijfplaatsen op<br />

basis <strong>van</strong> een vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is <strong>van</strong> procedurele consequenties.<br />

Op basis <strong>van</strong> de biotoopeisen <strong>van</strong> de meer strikt beschermde soorten en de binnen<br />

het plangebied voorkomende habitattypen worden er geen meer strikt beschermde planten-<br />

en/of diersoorten verwacht. Binnen het plangebied zijn wel sporen gevonden die<br />

duiden op de aanwezigheid <strong>van</strong> een steenuil. Waarschijnlijk wordt het plangebied regelmatig<br />

bezocht om er te foerageren op dieren die op gemorst varkensvoer afkomen<br />

(muizen). Vaste rust- en verblijfsplaatsen <strong>van</strong> de steenuil zijn binnen het plangebied<br />

waarschijnlijk niet aanwezig. Bij de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied<br />

worden geen negatieve effecten verwacht op het leefgebied <strong>van</strong> de steenuil.<br />

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling op de locatie Spenkelinksweg 4<br />

geen negatieve gevolgen heeft met betrekking tot flora en fauna.<br />

3.6 ARCHEOLOGIE<br />

Ingevolge de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden <strong>van</strong> de Rijksdienst voor Oudheidkundig<br />

Bodemonderzoek (zie de afbeelding IKAW-kaart hieronder) is het plangebied<br />

gelegen op de grens tussen een lage archeologische verwachtingswaarde en een hoge<br />

archeologische verwachtingswaarde. Een lage archeologische verwachtingswaarde houdt<br />

in dat de kans op het aantreffen <strong>van</strong> archeologische waarden minimaal wordt geacht.<br />

Een hoge archeologische verwachtingswaarde houdt in dat de kans op het aantreffen<br />

<strong>van</strong> archeologische waarden hoog is. De grens tussen deze beide archeologische verwachtingswaarden<br />

is indicatief.


IKAW-kaart<br />

lichtgeel = lage archeologische verwachtingswaarde<br />

donkeroranje = hoge archeologische verwachtingswaarde<br />

Door SOB research is ten behoeve <strong>van</strong> dit bestemmingsplan een Bureauonderzoek en<br />

een Inventariserend Veldonderzoek door middel <strong>van</strong> grondboringen (IVO) (verkennende<br />

fase uitgevoerd (zie bijlage 5), met het doel de geologische opbouw, de aardkundige<br />

waarden en de archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatse <strong>van</strong> het onderzoeksgebied<br />

vast te stellen. Als gevolg <strong>van</strong> de te voorziene bodemingrepen (graafwerkzaamheden)<br />

zullen mogelijk archeologisch rele<strong>van</strong>te horizonten worden verstoord. Op<br />

basis <strong>van</strong> het vigerende beleid zal daarom een verantwoorde inschatting en afweging<br />

moeten worden gemaakt <strong>van</strong> de in het geding zijnde archeologische belangen. De afbakening<br />

<strong>van</strong> het onderzoeksgebied is gelijk aan de afbakening <strong>van</strong> het plangebied, zoals<br />

deze is aangegeven door de opdrachtgever, omdat het archeologisch onderzoek gericht<br />

is op het in kaart brengen <strong>van</strong> de mogelijke aanwezigheid <strong>van</strong> archeologische waarden<br />

binnen het plangebied.<br />

Op basis <strong>van</strong> het opgestelde Archeologisch Verwachtingsmodel kan worden ingeschat dat<br />

het onderzoeksgebied deel uitmaakt <strong>van</strong> een zone met dekzandafzettingen, waarbij het<br />

dekzand werd afgedekt door een esdek. Op basis <strong>van</strong> de onderzoeksresultaten kan worden<br />

gesteld dat het onderzoeksgebied inderdaad deel uitmaakt <strong>van</strong> een zone met een<br />

esdek op dekzand. Het noordwestelijke deel <strong>van</strong> het onderzoeksgebied bleek reeds in het<br />

recente verleden verstoord te zijn.<br />

Er werden geen aanwijzingen voor de aanwezigheid <strong>van</strong> archeologische vindplaatsen ter<br />

plaatse <strong>van</strong> het onderzoeksgebied aangetroffen.<br />

Op basis <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> het Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek<br />

door middel <strong>van</strong> grondboringen wordt in het kader <strong>van</strong> de planuitvoering de uitvoering<br />

<strong>van</strong> nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het Oversticht heeft na<br />

bestudering <strong>van</strong> het rapport ingestemd met de conclusie en het gegeven advies (zie<br />

bijlage 6).<br />

11<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


12<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

3.7 VERKEER EN PARKEREN<br />

Voorliggend plan maakt de uitbreiding <strong>van</strong> een intensief agrarisch bedrijf mogelijk. Het<br />

plan draagt niet bij aan een aanzienlijke toename <strong>van</strong> het aantal verkeersbewegingen of<br />

een grotere parkeerbehoefte. De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering<br />

voor de uitvoering <strong>van</strong> het project.<br />

3.8 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID<br />

Voornoemd project is een particulier initiatief. De kosten <strong>van</strong> de procedure zijn voor<br />

rekening <strong>van</strong> de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan de uitvoering <strong>van</strong> het<br />

project geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee<br />

geacht voldoende te zijn aangetoond.<br />

3.9 HANDHAVING<br />

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid<br />

voor controle en handhaving <strong>van</strong> de regels in het bestemmingsplan ligt<br />

bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht<br />

is de naleving <strong>van</strong> regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel<br />

<strong>van</strong> handhaving is om de bescherming <strong>van</strong> mens en omgeving te waarborgen tegen<br />

ongewenste activiteiten en overlast. In het kader <strong>van</strong> het bestemmingsplan heeft regelgeving<br />

met name betrekking op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet. Bij<br />

overtreding <strong>van</strong> deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen<br />

in afwijking <strong>van</strong> een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking <strong>van</strong><br />

een noodzakelijke aanlegvergunning en het gebruik <strong>van</strong> gronden en opstallen in strijd<br />

met de gebruiksvoorschriften <strong>van</strong> het bestemmingsplan of een vrijstelling.<br />

Uitvoering <strong>van</strong> bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd,<br />

omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren <strong>van</strong> het leefmilieu kan<br />

worden aangestuurd. Een recent bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare voorschriften<br />

maakt handhaving eenvoudiger. Wat hierbij wel noodzakelijk is zijn eenduidige<br />

en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen die goed werkbaar zijn. De doeleindenomschrijving<br />

is daarbij belangrijk. Een duidelijke uitleg in de toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />

<strong>van</strong> de voorkomende bestemmingen kan verwarring en interpretatieverschillen<br />

voorkomen.


4 WIJZE VAN BESTEMMEN<br />

4.1 ALGEMEEN<br />

4.1.1 wat is een bestemmingsplan?<br />

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden<br />

toegekend. Het gaat dus om het toekennen <strong>van</strong> gebruiksmogelijkheden. Vanuit de<br />

Wet op de Ruimtelijke Ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie.<br />

Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie<br />

die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:<br />

1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen<br />

bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en<br />

2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven<br />

bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede <strong>van</strong> belang).<br />

Een afgeleide <strong>van</strong> de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing<br />

(bouwvergunning) en regels voor het verrichten <strong>van</strong> ‘werken’ (aanlegvergunning).<br />

Een bestemmingsplan regelt derhalve:<br />

1. het toegestane gebruik <strong>van</strong> gronden (en de bouwwerken en gebouwen);<br />

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:<br />

2. het bebouwen <strong>van</strong> de gronden;<br />

3. het verrichten <strong>van</strong> werken (aanleggen).<br />

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren <strong>van</strong> ruimtelijk beleid,<br />

maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals<br />

bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemeen Plaatselijke Verordening,<br />

de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen<br />

<strong>van</strong> ruimtelijke beleid.<br />

4.1.2 over bestemmen en aanduiden<br />

Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via<br />

een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden<br />

de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende voorschriften worden gegeven. Die<br />

toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen nader zijn ingevuld via een aanduiding. Een<br />

aanduiding is een teken op de plankaart. Via een aanduiding wordt in de voorschriften<br />

‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen<br />

voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen <strong>van</strong> werken. Aanduidingen<br />

kunnen voorkomen in een bestemmingsvoorschrift en kunnen ook een eigen<br />

voorschrift hebben.<br />

13<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


14<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |<br />

4.1.3 hoofdstukopbouw <strong>van</strong> de voorschriften<br />

De voorschriften zijn verdeeld over 3 hoofdstukken:<br />

1. Inleidende bepalingen. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de voorschriften<br />

worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing<br />

<strong>van</strong> de voorschriften te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten<br />

moet worden bij het toepassen <strong>van</strong> de voorschriften (artikel 2).<br />

2. Voorschriften in verband met de bestemmingen. In dit tweede hoofdstuk zijn de<br />

bepalingen <strong>van</strong> de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane<br />

gebruik geregeld en zijn bouwvoorschriften opgenomen. Eventueel, is ook een aanlegvergunningstelsel<br />

opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het<br />

toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn<br />

bouwvoorschriften opgenomen. Ten slotte is eventueel een aanlegvergunningstelsel<br />

opgenomen.<br />

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere<br />

artikelen rele<strong>van</strong>te informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten<br />

worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld <strong>van</strong> hetgeen is geregeld.<br />

3. Algemene voorschriften. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen<br />

karakter. Deze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens de algemene<br />

gebruiksbepalingen, algemene vrijstellingen, een strafbepaling, overgangsbepalingen<br />

en een titelbepaling.<br />

4.2 DIT BESTEMMINGSPLAN<br />

Dit bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, voorschriften en een toelichting. De<br />

plankaart en de voorschriften vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden<br />

bezien en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze<br />

bestemmingen zijn bouwvoorschriften en voorschriften betreffende het gebruik gekoppeld.<br />

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel<br />

<strong>van</strong> het plan. De toelichting <strong>van</strong> dit bestemmingsplan geeft een weergave <strong>van</strong> de beweegredenen,<br />

de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan<br />

ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting <strong>van</strong> wezenlijk belang<br />

voor een juiste interpretatie en toepassing <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

4.2.1 bijzonderheden in dit bestemmingsplan<br />

De voorschriften in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand <strong>van</strong> hetgeen hierboven<br />

is beschreven.<br />

Het plangebied kent één bestemming, te weten “agrarische gebieden” met een bestemmingscategorie<br />

“agrarisch gebied met landschapswaarden”. Voor de inhoud <strong>van</strong> deze<br />

bestemmingen wordt een verwijzing gegeven naar het bestemmingsplan Buitengebied<br />

Ambt Delden. Door deze voorschriften als basis te nemen blijft een uniforme regeling<br />

behouden ten aanzien <strong>van</strong> de agrarische bouwpercelen.<br />

Ook voor een inhoudelijke beschrijving <strong>van</strong> deze bestemming wordt verwezen naar de<br />

toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan Buitengebied Ambt Delden.


5 PROCEDURE<br />

Het voorontwerp heeft voor inspraak terinzage gelegen en is in het kader <strong>van</strong> het vooroverleg<br />

ex artikel 10 Bro voorgelegd aan de provincie, waterschap en VROM-inspectie.<br />

Hieronder zijn de ingekomen vooroverlegreacties samengevat en beantwoord.<br />

provincie Overijssel<br />

De provincie verzoekt om alsnog in te gaan op de verkeersaantrekkende werking <strong>van</strong> het<br />

plan en de eventuele gevolgen daar<strong>van</strong> voor de geluidsbelasting in en rond het plangebied.<br />

antwoord: In hoofdstuk 3.3 is de onderbouwing ten aanzien <strong>van</strong> het aspect geluid aangevuld.<br />

De conclusie dat geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is wordt gelet op de<br />

geringe toename <strong>van</strong> het aantal verkeersbewegingen gehandhaafd.<br />

De provincie gaat er<strong>van</strong> uit dat voor de vaststelling <strong>van</strong> het ontwerpbestemmingsplan<br />

overleg met het waterschap heeft plaatsgevonden en de resultaten in de toelichting<br />

worden opgenomen.<br />

antwoord: Het voorontwerp is voorgelegd aan het waterschap Regge en Dinkel. De reactie<br />

<strong>van</strong> het waterschap is in dit hoofdstuk opgenomen.<br />

De provincie verzoekt alsnog archeologisch onderzoek uit te voeren aangezien een groot<br />

deel <strong>van</strong> de uitbreiding ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.<br />

antwoord: Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hier<strong>van</strong> zijn openomen<br />

in hoofdstuk 3.6 <strong>van</strong> deze toelichting.<br />

De provincie vraagt er op toe te zien dat bij de uitvoering <strong>van</strong> het plan daadwerkelijk<br />

erfbeplanting wordt aangebracht.<br />

antwoord: Door de aanvrager is een erfbeplantingsplan opgesteld. Er wordt op toegezien<br />

dat dit plan wordt uitgevoerd. De realisatie wordt namelijk vastgelegd in een privaatrechtelijke<br />

overeenkomst.<br />

De provincie verzoekt om nader in te gaan op de mogelijke geurhinder in de omgeving<br />

als gevolg <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> het bedrijf.<br />

antwoord: In hoofdstuk 3.3 is een paragraaf opgenomen inzake geur. Uit de opgestelde<br />

MER-beoordeling blijkt dat aan de voorgeschreven afstanden voor geur wordt voldaan.<br />

VROM-inspectie<br />

De VROM-inspecteur meldt dat geen <strong>van</strong> de rijksdiensten, zoals vertegenwoordigd in de<br />

Provinciale Commissie Fysieke Leefomgeving, hem verzocht heeft opmerkingen te plaatsen<br />

bij dit plan.<br />

waterschap Regge en Dinkel<br />

Het waterschap verwacht geen negatieve gevolgen <strong>van</strong> de in dit plan beschreven ontwikkeling<br />

voor de waterhuishouding. Het waterschap heeft dan ook geen bezwaren tegen de<br />

uitbreiding <strong>van</strong> het bouwperceel.<br />

15<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


BIJLAGE 1: VERKENNEND BODEMONDERZOEK D.D. 22 NOVEMBER 2006<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


BIJLAGE 2: LUCHTKWALITEITSONDERZOEK D.D. 10 JANUARI 2007<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


BIJLAGE 3: MER-BEOORDELINGSNOTITIE D.D. 20 DECEMBER 2006<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


BIJLAGE 4: QUICK SCAN FLORA EN FAUNA D.D. 24 JANUARI 2007<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |


BIJLAGE 5: ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK D.D. 27 AUGUSTUS 2007<br />

1<br />

SAB• ARNHEM | BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED AMBT DELDEN, HERZIENING SPENKELINKSWEG 4 |

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!