rugstreeppad (Bufo calamita) - Lacerta
rugstreeppad (Bufo calamita) - Lacerta
rugstreeppad (Bufo calamita) - Lacerta
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Ron Peek &<br />
Hans Westphal<br />
Kath. Univ.<br />
Nijmegen<br />
Zoologisch<br />
Laboratorium<br />
Afd. Dieroecologie<br />
Toernooiveld<br />
Nijmegen<br />
Illustraties<br />
van de auteurs<br />
LACERTA 47(4) 117<br />
Telemetrisch onderzoek aan de<br />
<strong>rugstreeppad</strong> (<strong>Bufo</strong> <strong>calamita</strong>)<br />
INLEIDING<br />
De <strong>rugstreeppad</strong> (<strong>Bufo</strong> <strong>calamita</strong>) en de<br />
gewone pad (<strong>Bufo</strong> bufo) zijn in ons<br />
land de enige twee vertegenwoordigers<br />
van het soortenrijke geslacht <strong>Bufo</strong>. De<br />
<strong>rugstreeppad</strong> is de kleinere van de twee<br />
met een maximale lengte van rond de<br />
7 centimeter. De rug heeft een grijsbruine,<br />
soms olijfgroene kleur met<br />
groenachtige vlekken en is bedekt met<br />
roodgetopte wratten. De buikzijde is<br />
vuilwit met grijze vlekken. Het opvallendste<br />
kenmerk is ongetwijfeld de<br />
Iichte geelwitte streep die van kop tot<br />
urostyl (vergroeide staartwervels) over<br />
de rug loopt. De <strong>rugstreeppad</strong> is een bewooer<br />
van instabiele milieus zoals duinen<br />
en rivieroevers, en tegenwoordig<br />
ook pas opgespoten zandvlakten en<br />
bouwputten (GROSSENBACHER, 1974;<br />
VAN DE BERGH & STUMPEL, 1975; STRIJ<br />
BOSCH, 1980). Oecologisch onderzoek<br />
naar de <strong>rugstreeppad</strong> beperkt zich<br />
voornamelijk tot populatiestudies<br />
(BEEBEE, 1979; BEEBEE et al., 1982;<br />
HEMMER & KADEL, 1970a; HEUSSER &<br />
MEISTERHANS, 1969). Het bestuderen<br />
van individuele padden in de natuur<br />
wordt immers sterk bemoeilijkt door<br />
de grotendeels verborgen (nachtelijke)<br />
levenswijze en de geringe afmetingen.<br />
Door de ontwikkeling van miniatuurzendertjes<br />
die door middel van een<br />
kleine operatieve ingreep in de buikholte<br />
kunnen worden ingebracht, werd<br />
het mogelijk padden individueel te volgen.<br />
Deze temperatuurgevoelige zenders<br />
( ± 3 g en -3 em) zijn reeds eerder<br />
met succes gebruikt bij de bestudering<br />
van de gewone pad (BOSCH & STAR<br />
MANS, 1984) en de gladde slang (Coronella<br />
austriaca) (DE BONT et al., 1984).<br />
METHOD EN<br />
In de maanden mei tot en met juli zijn<br />
in totaal zeven padden (drie mannetjes<br />
en vier vrouwtjes) met behulp van telemetrie<br />
gevolgd. Hiertoe werd een op<br />
het landgoed 'de Hamert' (Limburg)<br />
gelegen terrein van 500x600 meter<br />
door het plaatsen van gemerkte paaltjes<br />
voorzien van een coOrdinatenstelsel.<br />
Zo werd het mogelijk de positie van<br />
de dieren tot op ongeveer 50x50 em 2<br />
nauwkeurig aan te geven. De van een<br />
zender voorziene padden werden in de<br />
meeste gevallen tussen 21.00 en 6.00<br />
uur eenmaal per uur opgezocht. Bovendien<br />
werd hun positie enkele malen<br />
overdag bepaald. Bij iedere localisatie<br />
van een dier werden gegevens als activiteit,<br />
vegetatie, lichaamstemperatuur<br />
en omgevingstemperatuur genoteerd.<br />
Neerslag, luchttemperatuur en relatieve<br />
luchtvochtigheid werden continu geregistreerd.<br />
Aan het einde van de onderzoeksperiode<br />
werd een vrouwelijke<br />
pad enkele malen buiten haar leefgebied<br />
gezet om te bekij ken of het dier<br />
hierin terugkeerde.<br />
RESULT A TEN<br />
Het maximale aantal actieve padden<br />
werd door ons rood 4.00 uur 's nachts<br />
gevonden, maar de <strong>rugstreeppad</strong> kent<br />
ook overdag een actieve periode; tussen<br />
12.00 en 18.00 uur werd een beperkt<br />
aantal actieve dieren aangetroffen<br />
(figuur 1). Het percentage actieve<br />
(niet ingegraven) padden is in deze figuur<br />
telkens gecorrigeerd voor het aantal<br />
waarnemingen.<br />
Behalve de tijd bleek ook de temperatuur<br />
van de bodem invloed te hebben<br />
op de activiteit van de <strong>rugstreeppad</strong>.
--=Omtrek home range.<br />
----a Gevolgde routo.<br />
J. =Punt van blnnongaan/<br />
1 verlaton home rango.<br />
10<br />
Figuur 3. Home range van een van de gevolgde padden.<br />
LACERTA 47(4) 119<br />
DISCUSS IE<br />
Hoewel de operatiewond en de aanwezigheid<br />
van de zender in de buikholte<br />
van de padden bet natuurlijke gedrag<br />
mogelijk beinvloed hebben, werderi<br />
tijdens bet onderzoek ook veel nietbezenderde<br />
<strong>rugstreeppad</strong>den gezien,<br />
voornamelijk op de tijdstippen dat de<br />
bezenderde dieren ook actief waren.<br />
Het blijkt dat SOJo van de per etmaal<br />
optredende activiteit overdag plaatsvindt.<br />
Dit is een opvallend verschil<br />
met de gewone pad; van deze soort<br />
worden overdag zelden of nooit actieve<br />
dieren aangetroffen (BEEBEE, 1979;<br />
HEMMER & KADEL, 1970b). Opvallend<br />
is dat deze dagactiviteit beperkt blijft<br />
tot de middag (12.00 tot 18.00 uur).<br />
Mogelijk zet de hogere temperatuur<br />
in de middag de dieren aan tot activiteit.<br />
Deze activiteit gaat niet of nauwelijks<br />
gepaard met verplaatsing. Een<br />
mogelijke verklaring voor dit laatste<br />
punt zou kunnen zijn dat de predatiekans<br />
die overdag toch al groot is, door<br />
bewegen nog verder vergroot zou worden<br />
(TINBERGEN, 1971). Waarnemingen<br />
van andere auteurs (TAPPE, 1974;<br />
HEMMER & KADEL, 1971) betreffende<br />
zich overdag verplaatsende <strong>rugstreeppad</strong>den<br />
zouden op verstoorde dieren<br />
kunnen berusten.<br />
Het voortplantingsseizoen van de <strong>rugstreeppad</strong><br />
strekt zich in Nederland uit<br />
van half april tot in juli (SPARREBOOM,<br />
1981). Binnen deze periode kunnen de<br />
dieren meermalen aan de reproductie<br />
deelnemen (BERGMANS & ZUIDERWIJK,<br />
1980). Ook wij vonden dat een dier<br />
tweemaal aan de voorplanting deelnam,<br />
gescheiden door een actieve periode<br />
op bet land.<br />
De <strong>rugstreeppad</strong> is plaatsgetrouw en<br />
kan zich goed orienteren, dat blijkt ondermeer<br />
uit bet feit dat sommige holen<br />
meermalen per dag gebruikt worden,<br />
zelfs na 'uitstapjes' van meer dan 80<br />
meter. Verder was de onvrijwillig uit<br />
haar hoi gehaalde en verplaatste <strong>rugstreeppad</strong><br />
tot twee keer toe in staat over<br />
een afstand van 50 meter de exacte locatie<br />
van haar oorspronkelijke onderkomen<br />
terug te vinden. De reden voor<br />
dit gedrag zou kunnen zijn dat de dieren<br />
op deze wijze altijd verzekerd zijn<br />
van een geschikte plaats om de inactieve<br />
periode door te brengen.<br />
TELEMETRIC INVESTIGATIONS ON<br />
BUFO CALAMITA<br />
In order to investigate the activities of the natterjack<br />
toad a miniature, temperature sensitive<br />
transmitter was in planted in the abdominal cavity<br />
of seven animals. A piece of land on the estate De<br />
Hamert was provided with a co-ordinate system.<br />
1n this way it was possible to monitor the activity<br />
of the animals. The mean speed of the toads was<br />
17 meters/hour and the maximum speed 194<br />
meters/hour. The home range varied from 250<br />
tot 1800 mz and the toads able to refind their holes<br />
after being placed 50 meters away from them.<br />
One male participated twice in reproductive activity,<br />
with an interspace of one month.
LACERTA 47(4) 120<br />
\, i --. '3-;:-------""'<br />
............... \<br />
----route1<br />
·-··-• route 2<br />
ld\aal 1' 500<br />
---rouleJ 0 5 10m<br />
·-·-•Omtrclc home! range<br />
Figuur 4. Routes gevolgd door een <strong>rugstreeppad</strong> tijdens de verplaatsingsexperimenten.<br />
Voor uitleg zie tekst.<br />
LITERATUUR<br />
BEEBEE, T.J.C., 1979. A review of scientific<br />
information pertaining to the Natterjack toad<br />
<strong>Bufo</strong> ca/amita throughout its geological range.<br />
Biological Conservation 16 (2): 107-134.<br />
BEEBEE, T., S. BOLWELL, J. BUCKLEY, K.<br />
CORBETT, J. GRIFFIN, M. PRESTON & J.<br />
WEBSTER, 1982. Observation and conservation<br />
of a relict population of the Natterjack toad <strong>Bufo</strong><br />
<strong>calamita</strong> in southern England UK over the period<br />
1972-1981. Amphibia Reptilia 3 (1): 33-52.<br />
BERGH, L.M.J. van de & A.H.B. STUM<br />
PEL, 1975. Gegevens over verspreiding en oecologie<br />
van de <strong>rugstreeppad</strong> <strong>Bufo</strong> ca/amita in bet<br />
Q!£MI<br />
verspreidingsgebied van de grote rivieren. DeLevende<br />
Natuur 81 : 173-178.<br />
BERGMANS, W. & A. ZUIDERWIJK, 1980.<br />
Amfibieen en reptielen in Nederland. Wetenschappelijke<br />
mededelingen K.N.N.V. Nr. 139.<br />
BONT, R.J., J.J. de GELDER & J.H.J. van<br />
OLDERS, 1984. Gewichtsverloop en lichaamstemperatuur<br />
van de gladde slang Coronella austriaca)<br />
in bet voorjaar. <strong>Lacerta</strong> 42 (7): 124-129.<br />
BOSCH H., & J. STARMANS, 1983. Thermotelemetrisch<br />
onderzoek naar <strong>Bufo</strong> bufo. Doctoraal<br />
verslag nr. 230. Zoologisch Laboratorium,<br />
Afd. Dieroecologie, Kath. Univ. Nijmegen.