JULIEN WEVERBERGH WEVERBERGH '30-'70
JULIEN WEVERBERGH WEVERBERGH '30-'70
JULIEN WEVERBERGH WEVERBERGH '30-'70
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>JULIEN</strong> <strong>WEVERBERGH</strong><br />
<strong>WEVERBERGH</strong><br />
’30-’70<br />
HERINNERINGEN VAN<br />
EEN LETTERKUNDIG OMNIVOOR<br />
UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS · AMSTERDAM · ANTWERPEN<br />
Deze uitgave kwam mede tot stand dankzij steun van het Vlaams Fonds voor de<br />
Letteren.<br />
Met dank voor de hulp aan Walter van den Broeck,<br />
Hedwig Speliers, Paul de Wispelaere en Kevin Absillis.<br />
Copyright © 2005 Julien Weverbergh<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door<br />
middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van BV Uitgeverij De Arbeiderspers,<br />
Herengracht 370-372, 1016 CH Amsterdam. No part of this book may be reproduced in<br />
any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written<br />
permission from BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 CH<br />
Amsterdam.<br />
Omslagontwerp: Nico Richter<br />
Omslagfoto: Herman Selleslags<br />
ISBN 90 295 6327 3 / NUR 321<br />
www.arbeiderspers.nl<br />
1
Dit boek is opgedragen aan Petrina Stoianovici<br />
en is geschreven op heldhaftig aandringen van Jeroen Brouwers.<br />
Het eerste wat je in een bibliotheek nodig hebt is een plank. Af en toe kan die worden<br />
versierd met literatuur. Maar de plank is het belangrijkste.<br />
Finley Peter Dunne<br />
LECTORI SALUTEM<br />
Wie ooit in letterland mijn pad heeft gekruist en zijn naam in het register niet vindt, of<br />
de mening is toegedaan dat ik een bepaald onderwerp over het hoofd heb gezien, kan<br />
zijn geluk beproeven in het register van het eerste deel van mijn memoires, De<br />
voorwerpen, of ongeduldig wachten tot het derde deel van mijn avonturen in de<br />
krabbenmand der vaderlandse letteren geschreven wordt. Als Hein mij daar de<br />
gelegenheid nog toe geeft. Het complete verhaal van mijn tocht doorheen het<br />
machtsgebied der schone letteren en de woeste velden van de grijze literatuur komt in<br />
dit volume zeker niet aan bod, en alle curieuze personages en verbazingwekkende<br />
toneeltjes die ik daar heb ontmoet, beleefd of waargenomen worden niet beschreven.<br />
Dit boek kan beschouwd worden als een rondvaart aan boord van een garnaalbootje, en<br />
niet als een cruise.<br />
Is alles waar? Ja en neen. Ja, alles is waar zoals ik het in mijn memorie heb opgeslagen.<br />
Zo herinner ik het me. Neen, omdat het zeker geen objectief verslag is van evenementen<br />
uit mijn leven. Ik voer subjectiviteit nu eenmaal hoog in het vaandel. Het kan best dat<br />
data niet kloppen, dat ontmoetingen op andere plaatsen en bij andere gelegenheden<br />
hebben plaatsgevonden. Maar opzettelijke verfraaiing van mijn handel of wandel is niet<br />
gebeurd.<br />
LOUIS PAUL BOON: HET EERSTE BAKEN<br />
KOMMER EN KWEL<br />
Ik ben geboren, opgegroeid en heb mijn leven gesleten met de geur van drukinkt in mijn<br />
neus, aan alle kanten omgeven door boeken. Mijn moeder, een assistent-boekbindster,<br />
jatte wanneer zij brede rokken droeg alle pulpedities op haar werk – een destijds<br />
bekende Antwerpse drukkerij en boekbinderij. Zij verkoos dit soort lectuur in de wacht<br />
te slepen boven het betere schrijfwerk, dat haar baas ook en masse produceerde. Ze<br />
stapelde haar buit op in ons tweekamerappartementje dat zo klein was dat er gekookt<br />
werd in het trapportaal. De door mijn vader zelfgetimmerde kastjes kraakten onder het<br />
2
gewicht van zijn stukgelezen kranten en haar stationsromannetjes. Op mijn<br />
mansardekamertje voerde ikzelf zover mijn herinnering reikt een hopeloze strijd om<br />
mijn eigen boekenschat opgeborgen te krijgen, want ik struinde al zeer jong de<br />
rommelmarkten af, neusde bij uitdragers en vunzige antiquariaatjes en scharrelde rond<br />
tussen de stapels onafgewerkt of niet-geleverd drukwerk op de enorme zolders van mijn<br />
moeders bedrijf. Ik was als verzamelaar geboren.<br />
Toen ik wat ouder werd en in ruimere huizen woonde, ontdekte ik de betere<br />
boekenvlooienmarkten in Brussel en Den Haag – waar ik vaak bij mijn tante logeerde –<br />
en werd een trouwe klant van De Slegte, mijn voorkeursboekhandel: eeuwig op jacht<br />
naar bedrukt en gebonden papier, eeuwig vechtend tegen het gebrek aan boekenplanken.<br />
In de loop van mijn leven verbeterde de verzamelwoede er inderdaad niet op; de<br />
boekenplanken bleven knerpen. Ik werd criticus voor meerdere tijdschriften, week- en<br />
dagbladen en ontfutselde de uitgevers meer recensie-exemplaren dan ik ooit kon of kan<br />
lezen. Ik werd redacteur, toen uitgever bij een van de belangrijkste literaire uitgeverijen<br />
van Vlaanderen en stichtte na mijn ontslag een nieuwe uitgeverij, een bedrijfje dat door<br />
mijn schoonzoon nog steeds wordt voortgezet. Dat droeg weinig bij om wat boekenvrije<br />
ruimte in mijn huis te scheppen. Als klap op de vuurpijl schrijven of schreven enkelen<br />
van mijn goeie vrienden en vijanden en mijn drie schoonzonen boeken, terwijl ikzelf<br />
zowat dertig titels op mijn eigen naam heb staan. Boeken en boekenziekte blijken<br />
zowaar een familiezaak. Je geneest er zo hondsmoeilijk van als van drankzucht. En toch<br />
liggen mijn roots in een groep mensen van gelijke afstamming die een zelfstandige<br />
samenleving van min of meer primitieve aard vormden, waar het woord ‘boek’ alleen in<br />
zijn samenstelling met ‘school’ werd uitgesproken – een voor de jongeren van déze<br />
maatschappelijke klasse overigens verfoeide combinatie.<br />
Ik kom uit de lagere arbeidersklasse, waar bij het sterfbed van de vader geen<br />
schuifken wordt opengetrokken om een zilveren uurwerk en de zware ketting erbij aan<br />
de oudste zoon ter hand te stellen. Intellectueel erfgoed werd net zomin geërfd; ook dat<br />
was compleet afwezig. Mijn moeder had in haar jeugd nauwelijks een schooldrempel<br />
overschreden. Hoewel zij een verwoed lezer werd, had zij levenslang moeilijkheden met<br />
het neerschrijven, laat staan spellen van woorden. De weinige brieven die ik ooit van<br />
haar ontving, krioelen van de fouten. Mijn vader, opgevoed in een tehuis voor<br />
wezenkinderen, had wel lagere school ‘genoten’ (zoals men dat destijds stelde), maar<br />
slechts tot de zevende klas. Toen hij vijftien was, oordeelden de vroede vaderen die het<br />
Antwerpse stadsweeshuis beheerden dat hij best voor zichzelf en ‘zijn familie’ de kost<br />
bij elkaar kon scharrelen, en hij werd samen met zijn twee jaar jongere broertje aan de<br />
deur van dit kindonvriendelijke en volstrekt cultuurloze tehuis getrapt. De twee<br />
verloren, doodarme kinderen die mijn ouders zouden worden, ontmoetten elkaar dan<br />
ook niet op een campus, maar in een danstent. Mijn moeder was nauwelijks achttien en<br />
mijn vader bijna negentien toen zij na enkele maanden vrijerij op 11 mei 1929<br />
onbesuisd trouwden en mij verwekten op een zolderkamer in de Schijfstraat op het Kiel<br />
bij Antwerpen, waar ze behuizing hadden gevonden. Ik werd er een jaar later geboren.<br />
Ik zou hun enige kind blijven. 1<br />
Mijn ouders, armoezaaiers, op de rand van het analfabetisme, gingen na mijn geboorte<br />
wonen in de vroeger grauwe aftakelende volksbuurt van wat nu Antwerpen Oud-Zuid<br />
heet, en waar ik opgroeide. En waar ik thans, en ook mijn zoon, op loopafstand van de<br />
Schelde en in de schaduw van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, opnieuw<br />
een nestje heb gebouwd. De buurt is opgekalfaterd, oogt groen, en werd eind van de<br />
3
jaren negentig van de vorige eeuw een place to be. De sfeer van de negentiende eeuw<br />
druipt er van de gevels.<br />
Ondanks de kommer en kwel, waaruit de twee werkmensen pas na de oorlog met<br />
succes opkrabbelden, werd mij vanaf mijn geboorte ontzag voor het boek bijgebracht.<br />
Mijn moeder was een fanatieke lezer van de door haar ingenaaide pulp. Haar leesniveau<br />
hield helaas op bij liefdesromannetjes genre Abraham Hans, haar muziek beperkte zich<br />
tot smartlappen zoals het in de oorlogsjaren razend populaire ‘Jantje was een kleine<br />
kleuter’, dat op onze koffergrammofoon werd afgedraaid tot de 78-toerenplaat hees en<br />
krassend de geest gaf. Haar interesse voor de plastische kunsten ging niet verder dan de<br />
reproducties op de koekjesblikken, maar zij kende wel een gedicht van Virginie<br />
Loveling uit het hoofd. Waar had ze dat opgepikt? Dat zou ik nu graag weten. Op haar<br />
sterfdag puilde haar boekenkast, die een ereplaats in haar appartementje bekleedde, uit<br />
van het volledige oeuvre van Konsalik, haar platencollectie bestond uit Vlaamse zangers<br />
waarvan ik geen enkele opname heb bewaard, haar onmiskenbare aanleg tot tekenen<br />
had zij uitgeleefd in het onhandig naschilderen van clowns. Een halve eeuw cultuur,<br />
zelfs rijke échte volkscultuur, was aan haar voorbijgegaan. De boeken stonden wel<br />
netjes op een rij, werden regelmatig afgestoft en behandeld of het kleinodiën waren. Op<br />
een ereplaats prijkten twee romans van Gerard Walschap, die Anna Rooms nooit<br />
gelezen heeft, maar die wél met een persoonlijke opdracht van de schrijver waren<br />
versierd. Die had ze gekregen van haar dokter, een zoon van Gerard. Dat waren<br />
pronkstukken bij uitstek. Toen ik zelf al uitgever van Walschap was geworden, mocht ik<br />
de exemplaren van mijn moeder pas inkijken nadat ik mijn handen had gewassen.<br />
Mijn vader is, tot hij op zijn veertigste versleten was en als werkonbekwaam werd<br />
afgeschreven, vrachtrijder gebleven, alhoewel hij bijzonder verstandig was, een klare<br />
kijk op het wereldgebeuren had, veel wist en een merkwaardig savoir-vivre had<br />
ontwikkeld. Zijn enige zuster, tijdens de Eerste Wereldoorlog opgevangen en chic<br />
opgevoed door een zeer burgerlijke familie in Wassenaar, die later was gehuwd in<br />
Nederland, en het sociaal ver had geschopt, heeft mij herhaaldelijk overtuigd, dat ‘Jos’,<br />
mijn vader, de slimste van allemaal was geweest, en dat het jammer was dat hij niet<br />
verder had kunnen studeren. Dat is ook zo. Als mijn vader in een ander milieu was<br />
geboren, of veertig jaar later, zou hij met zijn hersens en persoonlijkheid makkelijk<br />
magistraat, dokter, begaafd acteur of hoogleraar geschiedenis zijn geworden. Hij schreef<br />
wél foutloos en goed, maar las toch veel minder dan mijn moeder. Begrijpelijk. Tot zijn<br />
veertigste stond hij op om halfzes, spoorde van Antwerpen naar Brussel, waar hij voor<br />
een karig loon zonder mechanische hulpjes zelf zijn vrachtwagens met bakken groene<br />
zeep had te laden en te lossen, om de vracht over de toen nog hobbelige kasseiwegen<br />
overal in het land af te leveren. Hij was pas omstreeks halfacht ’s avonds weer thuis,<br />
doodvermoeid. De man heeft geen kans gekregen om zijn gaven te ontwikkelen. Hij las<br />
minder dan mijn moeder, maar stukken beter en het Boek werd door hem met eerbied<br />
behandeld en gekoesterd. Instinctief ontgon hij ruimere horizonten; hij wist en zei dat de<br />
liefdesromannetjes en de nog natte en slecht gedrukte pulp die mijn moeder verslond als<br />
zij al niet ijverig aan het boenen en poetsen was, niet de échte boeken waren. Hij wilde<br />
hoger grijpen, maar wist de ladder niet te staan, noch de plaats waar die échte boeken<br />
dan wel opgeborgen waren. Ook had hij méér dan mijn moeder voor zijn enige zoon een<br />
levensdoel voor ogen: die zou naar de hogere sociale en intellectuele sferen van de<br />
maatschappij opstijgen. Hij, de zoon, zou ‘goed leren’ en scheepsofficier worden (een<br />
plan dat door de oorlog en de nasleep ervan helaas werd verijdeld), of onderwijzer. De<br />
4
wijsheid, preekte hij, zat in de Boeken, die ik dus (statarisch) moest lezen. Ondanks zijn<br />
vermoeidheid las hij ons maandenlang bij het slapengaan een paar pagina’s voor uit<br />
Alleen op de wereld van Hector Malot, een roman die de picareske maar ook diepdroeve<br />
zwerftochten evoceerde van een ongelukkig jongetje dat te vondeling was gelegd. 2 De<br />
met veel details beschreven erbarmelijke sociale achtergrond van het straatmuzikantje<br />
Remi benaderde die uit de jeugd van mijn ouders. Genesteld in de schoot van mijn<br />
vader luisterde ik samen met mijn moeder ademloos naar zijn dramatische voordracht,<br />
en wij weenden niet zelden bij aangrijpende passages. Er ontplooide zich een wereld<br />
waar avonturen beschreven werden die veel opwindender waren dan de realiteit, en ik<br />
bezocht landschappen waarnaar ik decennia later nog op zoek was. Tóen is mijn<br />
hartstocht voor de literatuur geboren, en mijn nooit te verzadigen leeshonger. Helaas,<br />
Jos Weverbergh kon zijn zoon de ware weg naar het ware boek niet tonen omdat hij in<br />
cultuurwoestijnen was grootgebracht en daar woonde, en omdat hij de noodzakelijke<br />
relaties niet had om de weg naar de betere lectuur voor zijn zoon uit te stippelen.<br />
Mijn erfdeel was wel een niet weg te branden politieke overtuiging. Mijn ouders,<br />
vooral mijn vader, waren verwoede vrijdenkers en overtuigde socialisten, papenvreters,<br />
en in de jaren dertig en na de oorlog trouwe meelopers in de nog niet<br />
geïnstitutionaliseerde 1-meioptochten. Later (ook nu nog) sprongen (springen) mij<br />
telkens de tranen in de ogen als ik de ‘Boontjes’ over 1 mei las (lees). Wél dus zoals de<br />
Weverberghen sinds familiegeheugenis in hart en nieren socialist, én lid van de<br />
socialistische vakorganisaties, maar geen lid van de Belgische Socialistische Partij. De<br />
wereld van deze eenvoudige mensen was zo gesloten dat lid worden van de partij die<br />
toch hun wereld vertegenwoordigde, niet bij hen opkwam. Lid worden van een politieke<br />
partij, de eigen stem direct laten horen, was weggelegd voor geleerde mensen, voor de<br />
elite.<br />
Ondanks de aculturele omgeving was ik dus zeer vertrouwd met boeken-op-dezelfgetimmerde-plank.<br />
Ik was de enige jongen in onze smoezelige achterbuurt die<br />
boeken in zijn bezit had én ook nog met ernstige stem oreerde over het bedrukte en nota<br />
bene door mijn eigen moeder ingebonden leesvoer. Ik verslond vanaf mijn zevende al<br />
het met letters zwart gemaakte papier dat onder mijn ogen kwam, en had in 1942 zelfs<br />
een uitleenbibliotheekje opgericht, met de immens populaire ‘Hanskes’, ‘Ivanovkes’, 3<br />
de enige lectuur van mijn lotgenootjes, naast derderangs kinderboeken. Het<br />
uitleenbibliotheekje kende dezelfde lotgevallen als de bijna gelijktijdig in Aalst door<br />
Louis Paul Boon opgezette poging om het volk te leren lezen. Helaas, tot mijn zestiende<br />
heb ik nooit iemand op mijn weg gevonden die mij een wenk kon geven wat betere<br />
lectuur was dan Abraham Hans, Ernest Claes of de eindeloos herlezen Jan zonder Vrees<br />
van Konstant de Kinder, Pietje Bell, Dik Trom of aanverwanten.<br />
Op mijn zestiende belandde ik als een halve autodidact op de kweekschool, twee jaar<br />
in de studie achterop gesukkeld als gevolg van oorlogsomstandigheden én door een<br />
hardnekkige longziekte omstreeks mijn elfde jaar. Op mijn dertiende moest mijn vader<br />
in Zaventem bij werkmakkers onderduiken voor de Duitsers en nadat mijn moeder met<br />
een andere partner had aangepapt, wat na de oorlog tot een echtscheiding zou leiden,<br />
koos ik ervoor mij tijdens het laatste oorlogsjaar bij hem op zijn onderduikadres te<br />
voegen. Van naar school gaan was meer dan een jaar lang uiteraard geen sprake. Wel<br />
van kriskras lezen, voornamelijk stapels geïllustreerde Franse weekbladen van het genre<br />
Je Sais Tout, die de onderduikfamilie al eeuwen bewaard scheen te hebben. Literaire<br />
boeken waren daar niet te ontdekken.<br />
5
Na de bevrijding en de echtscheiding bleven wij in Zaventem wonen en belandde ik in<br />
het eerste jaar van de plaatselijke rijksmiddelbare school, waar ik de grootste slungel in<br />
de klas was. Ik kon er niets leren of horen wat ik al niet wist, en bovendien werden mijn<br />
zelfrespect en trots zo erg aangevreten dat ik na zelfstudie de sprong waagde naar de<br />
klas waar ik volgens mijn leeftijd thuishoorde. Na een toegangsexamen voor<br />
onderwijsopleiding werd ik op de kweekschool van Lier een geletterde en veelbelezen<br />
eerstejaarsstudent die nog nooit een fatsoenlijk boek onder ogen had gekregen. Het<br />
nieuwe milieu was gelukkig bevolkt met leraren die stuk voor stuk boekenliefhebbers<br />
bleken te zijn, met aan het hoofd de legendarische dictatoriale directeur Renaat Merecy,<br />
die het accent minder op school- dan op zelfkennis legde en een voorkeur had voor<br />
studenten met afwijkende persoonlijkheid en opinies – als ze maar links gekleurd waren.<br />
Van die overtuiging en je eigen inzichten moest je wel voortdurend bewijs leveren in<br />
debatten en via de keuze van je lectuur. Meer dan driekwart van mijn aanvankelijke<br />
medestudenten heeft de eindstreep dan ook niet gehaald.<br />
De school beschikte over een niet onaardige schoolbibliotheek, en ik leerde al in de<br />
eerste weken, geholpen door geïnteresseerde leraren, dat er boeken bestonden waarop<br />
men het etiket ‘literatuur’ plakte. Zou daar, zoals mijn vader voorspeld had, het Ware,<br />
het Goede, het Mooie en vooral de Wijsheid in verborgen liggen? Er bleek zelfs zoiets<br />
als Vlaamse letteren te bestaan, waar ik mij als een uitgehongerde op wierp. Ik las<br />
Sleeckx en Conscience, Tony Bergman, Timmermans, Loveling, Van Hoogenbemt,<br />
Teirlinck, Roelants, Marnix Gijsen, Van Hemeldonck, Jozef Simons, Elsschot, Valère<br />
de Pauw, Mariken van Nieumeghen, Buysse, stukken Streuvels en Walschap... Kortom,<br />
ik vrat de schoolbibliotheek leeg als een uitgehongerde boekenworm. Wél dacht ik dat<br />
het summum van de letteren de toenmalige jongeren waren: Piet van Aken, Johan<br />
Daisne, en vooral Hubert Lampo. Want die schreef ook nog over Boeken en schrijvers<br />
in mijn geprefereerde krant De Volksgazet. Voor de informatie die hij (niet) bezorgde,<br />
ben ik later wel erg boos op hem geworden.<br />
6