Download deel 2 - Textualscholarship.nl
Download deel 2 - Textualscholarship.nl
Download deel 2 - Textualscholarship.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
18<br />
1.4. Kader en basiselementen van de analysepraktijk<br />
1.4.1. Lezen. Waarnemen<br />
De basis waarop de activiteiten van de `literatuurkundige zijn gefundeerd,<br />
is het lezen. Over het leesproces is weinig bekend. De opvattingen<br />
hieromtrent die ik hier weergeef, berusten voor het grootste <strong>deel</strong> op onbewezen<br />
gedachten. Niettemin zijn zij naar ik meen bruikbaar om als algemeen<br />
kader te dienen voor de analysepraktijk.<br />
In het leesproces kunnen twee momenten worden onderscheiden, de<br />
analyse en de interpretatie, beide echter o<strong>nl</strong>osmakelijk met elkaar verbonden.<br />
Bij analyse constateert men de aanwezigheid van bepaalde verschijnselen<br />
doorgaans, maar niet noodzakelijkerwijs, aan de hand van een<br />
analysemode1. 48 Bij interpretatie kent men betekenis toe aan een tekst,<br />
met name aan de tijdens de analyse opgemerkte relevante fenomenen.<br />
Uiteraard gaan analyse en interpretatie hand in hand. Op grond van een<br />
globale interpretatie selecteert men wat geanalyseerd moet worden en op<br />
basis van deze intuïtieve analyse interpreteert men verder, stelt men de<br />
eerdere interpretatie bij etc. Bij de analyse en interpretatie van de `literatuutkundige'<br />
voltrekt het proces zich in wezen niet anders dan bij het<br />
`dagelijks' lezen. Het enige verschil bestaat erin dat men in het eerste geval<br />
een maximum aan reflectie en expliciteit nastreeft en (mogelijk) dat<br />
men de relevante momenten vaststelt op basis van specifiekere vooronderstellingen<br />
- men leest gerichter. (Tevens zal veelal de `vakman' zijn<br />
leeservaringen zo gedetailleerd mogelijk presenteren.)<br />
48,<br />
V g1. Mosheuvel: Een roosvenster, Pp. 13 3 en Van de Watering: g de ogen ^ dicht, Pp.<br />
13<br />
en noot 3. Een deductief analysemodel, Y dat u niverseel toepasbaar p asbaa is, i , dat bevat wat in<br />
principes kin voorkomen (formulering g, naar Mosheuvel: ve . o. c. p.<br />
13 wordt door Mosheuvel<br />
als ideaalesteld. g Het is volgens g hem "een waarborg g voor de systematiek" Y " (p. p 13) 3en<br />
de<br />
volledigheid g (aanvulling g van mij). l Naar mijn idee is het beter met specifiekere, p , niet uni-<br />
versele modellen te werken, modellen die ontworpen ^ zijn voor bepaalde p pperiodes<br />
en/of<br />
poetica's. oetica's. Alle poëtische p verschijnselen verschijnseleninventariseren<br />
in een ee tekst is een vrij zi<strong>nl</strong>oze zaak,<br />
daar driekwart hiervan doorgaans g niet relevant t is voor voo de interpretatie. ^ Een specifieker pec<br />
eken<br />
model biedt eenrotere g kans de analyse y te leiden naar de verschijnselen ^ die wel interes- t essant<br />
zijn ^ voor de interpretatie. rp Daarbij ^ is het natuurlijk natuurlijk z o dat een geschooldepoëzielezer<br />
g<br />
intuïtief over een dergelijk g l model beschikt. oeft Hij Hij hoeft niet eerst st aan aa de hand van een<br />
'checklist' zogenaamd onbevooroor<strong>deel</strong>d l door deve verschijnselen schi nselen die d e een rol spelen, P de<br />
lin linguïstische g en po poëtische verschijnselen verschijnselen aan w wijzen zen ^ om daaruit later een selectie se ect e te<br />
maken van de fenomenen die relevant zijn voor de betekenis. Al lezend d eeft heefthij<br />
lde<br />
tekst<br />
(voorlopig) pg ggeïnterpreteerd ^ en is hem doorgaans g wel duidelijk du dele l geworden g d welke e ke teksteigen- gen<br />
schappen pp extra aandacht vragen g en verdienen. Mosheuvel os euvel stelt dan ook terecht datvolledie<br />
g presentatie p van alle [in de analyse] Y geconstateerde<br />
g o stateerde feiteneen g zin heeft]. . De beteke-<br />
nis van eengedicht g wordt niet bepaald Pfeiten, door alle aantoonbare feiten maar alleen door doo die<br />
feitelijkheden feitelijkheden die op p zinvolle o e w wijze e l met elkaar in verband kunnen worden ode nebracht<br />
ggebracht"<br />
(p. 13-14).