Downloaden - Inagro
Downloaden - Inagro
Downloaden - Inagro
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Koolteelt<br />
Plaats in de vruchtwisseling<br />
Coördinators : L. Delanote (PCBT),<br />
I. Vuylsteke (PCBT), F. Temmerman (PCBT)<br />
Co-auteurs : C. Dereycke (CARAH)<br />
M. Legrand (FREDON).<br />
Kolen (kruisbloemigen) worden in de vruchtafwisseling bij voorkeur maximaal 1 keer om de 5 à 6 jaar geteeld. Let er<br />
ook op om geen kruisbloemige groenbemesters te telen. Om een voldoende stikstofvoorziening te waarborgen, is een<br />
vlinderbloemige voorteelt of groenbemester aanbevolen. Een voorbeeld van een 1 op 5 rotatie voor een akkerbouwgroentebedrijf<br />
is: zomertarwe + onderzaai van witte klaver - bloemkool (2 teelten) - prei - stamslabonen (+ facelia) -<br />
knolselder.<br />
Een specifiek aandachtspunt bij de teelt van bloemkool of broccoli is de inpassing in de arbeidsfilm op het bedrijf.<br />
Vooral bij de zomerteelten (oogst juni/juli) valt de oogst van deze teelten samen met de onkruidbestrijding en het<br />
planten van andere teelten als prei. Geen van deze werkzaamheden laat uitstel toe. Voldoende arbeidsbeschikbaarheid<br />
of extensivering van het teeltplan is daarom noodzakelijk.<br />
Kolen worden geteeld op een goed ontwaterde en<br />
vochthoudende bodem. Er wordt op dezelfde<br />
tijdstippen geplant als dit bij de gangbare teelt het<br />
geval is. Men moet wel wachten tot de<br />
bodemomstandigheden goed zijn om de<br />
bodemstructuur geen schade toe te brengen. Gezien<br />
de veelal beperkte stikstofvoorziening is het met<br />
name van groot belang dat deze maximaal<br />
toegankelijk is voor de teelt en is een volledige<br />
benutting van de bouwvoor een absolute noodzaak.<br />
Elke fout inzake bodemstructuur wordt in de<br />
biologische teelt van kool onverbiddelijk afgestraft<br />
gezien niet kan worden gecorrigeerd met minerale<br />
stikstofmeststoffen.<br />
Afhankelijk van de koolsoort en het voorziene<br />
oogsttijdstip is het planttijdstip en de plantafstand<br />
verschillend. In essentie zijn deze gelijk als gangbaar.<br />
De tussenrijafstand moet vooral worden afgestemd op<br />
de mechanische onkruidbestrijding.<br />
Via een standaardanalyse kan worden nagegaan wat de<br />
minerale samenstelling van de bodem is en wat moet<br />
worden aangevoerd voor een geslaagde teelt.<br />
Door de lagere opbrengsten in de biologische teelt kan<br />
80 % van het advies volstaan. De pH kan op peil worden<br />
gehouden via bekalking middels schuimaarde of<br />
natuurlijke bronnen van calciumcarbonaat (o.a. mergel,<br />
krijt, zeewierkalk,…). Voor de kalivoorziening wordt beroep<br />
gedaan op Haspargit ® of Patentkali ®.<br />
Het is evenwel belangrijk om ook de kalibemesting die via<br />
de dierlijke mest wordt aangevoerd in mindering te<br />
brengen.<br />
Voor de N-bemesting gaat men uit van een<br />
behoefte van 60 % van het gangbare<br />
advies. Volgende richtcijfers worden<br />
voorgesteld inzake de totale<br />
stikstofbehoefte voor de teelt:<br />
Bloemkool : 180 kg N /ha<br />
Broccoli : 180 kg N /ha<br />
Rode kool : 180 kg N /ha<br />
Witte kool: 210 kg N /ha<br />
Plantbedbereiding & planten<br />
Bemesting<br />
Bij de planning van de bemesting is het van groot belang<br />
rekening te houden met de teeltperiode en de groeiduur<br />
van het gewas.<br />
Bloemkool en broccoli hebben een korte groeiduur en<br />
moeten van in het begin van de teelt voldoende stikstof<br />
beschikbaar hebben.<br />
Bij sluitkool is een gelijkmatige stikstofvoorziening over<br />
het gehele seizoen van belang.<br />
Een goed ontwikkelde vlinderbloemige groenbemester (vb.<br />
witte klaver onder dekvrucht gezaaid in graan)<br />
voorafgaand aan een koolteelt is een absolute must.<br />
Een goed ontwikkelde klaver die in het voorjaar<br />
wordt ingewerkt stelt gemakkelijk meer dan 50 kg<br />
stikstof beschikbaar voor de volgteelt in de<br />
periode mei-juni.<br />
De basisbemesting wordt verder vaak ingevuld<br />
met 20 à 30 ton stalmest of compost.<br />
Voor vroege teelten of voor dubbele teelten<br />
(bloemkool/broccoli) kan een bijbemesting met<br />
drijfmest of met snelwerkende handelsmeststoffen<br />
aanbevolen zijn.
Bloemkool<br />
Rassen met een beperkte stikstofbehoefte,<br />
voldoende blad en een goede zelfdekbaarheid<br />
verdienen de voorkeur.<br />
Gezien de ruime vruchtwisseling, zijn knolvoetresistente<br />
rassen geen noodzaak.<br />
Het gamma biologische rassen is zeer beperkt en<br />
vaak weinig relevant.<br />
Sluitkolen<br />
Er moet evenwel meer aandacht worden besteed<br />
aan resistentie of tolerantie voor ziekten en plagen.<br />
De kolen moeten ook goed overweg kunnen met<br />
stressfactoren (droogte, schommelende Nvoorziening,…).<br />
Voor kolen die enige tijd oogstrijp te velde staan, is<br />
een beperkte sleetgevoeligheid belangrijk. Soms<br />
kan het zinvol zijn om de kolen iets jonger te<br />
oogsten dan gangbaar gebruikelijk is.<br />
Dit kan door ofwel latere rassen te kiezen, ofwel<br />
door later te planten.<br />
Geschikte rode koolrassen zijn Subaro, Pesaro en<br />
Rodina. Bij witte kool is dit Impala en Ancoma.<br />
Rassenkeuze<br />
De rassenkeuze van biologische bloemkool, broccoli en sluitkool is analoog aan deze in de gangbare teelt.<br />
Schoffelen<br />
Onkruidbestrijding<br />
Broccoli<br />
Fiesta en Belstar zijn<br />
twee rassen die biologisch<br />
beschikbaar zijn<br />
en doorgaans aanleiding<br />
geven tot goede<br />
oogstresultaten.<br />
Andere koolsoorten<br />
Andere koolsoorten<br />
(spruitkool, chinese kool,<br />
spitskool,…) worden op<br />
dit moment beperkt<br />
geteeld in de biologische<br />
landbouw.<br />
Ook voor deze teelten<br />
wordt voornamelijk uitgegaan<br />
van het gangbare<br />
rassenassortiment.<br />
De onkruidbestrijding in koolgewassen is eenvoudig.<br />
Door hun snelle jeugdgroei en goede bodembedekking<br />
volstaat het om twee à drie keer te schoffelen.<br />
Een eerste schoffelbewerking gebeurt twee à 3 weken na<br />
planten op klein onkruid.<br />
Vingerwieders kunnen op dit moment een meerwaarde<br />
betekenen.<br />
De laatste schoffelbeurt wordt gecombineerd met het<br />
aanaarden en gebeurt net voor het sluiten van het gewas.<br />
In sluitkool en spruitkool kan in jong stadium<br />
ook met een wiedeg worden gewerkt.<br />
Doorgaans kan het manueel wiedwerk in de<br />
biologische koolteelt beperkt worden tot 10 à<br />
20 u per ha.<br />
Wiedeggen
Gewasbescherming<br />
Maden van koolvlieg en rupsen van diverse vlinders zijn ongetwijfeld de belangrijkste schadeverwekkers in de biologische<br />
koolteelt. Vraatschade door deze insecten kan aanleiding geven tot belangrijke economische verliezen. Vermijden of beperken van<br />
schade door koolvlieg en rupsen vraagt dan ook de nodige aandacht tijdens de teelt. De belangrijkste schadelijke soorten en<br />
beheersmaatregelen worden hieronder opgesomd.<br />
Luizen<br />
Luizenschade<br />
Koolmoteitjes<br />
Koolmotrups<br />
Daarnaast zijn ook duiven een beruchte plaag in koolgewassen.<br />
Het voorkomen van schade door het aanwenden van diverse<br />
afweersystemen ("scary man", imitatieroofvogel,…), vogelnetten<br />
of gaas is hiertoe een belangrijke maatregel.<br />
Melige koolluis veroorzaakt meestal geen economische<br />
schade behalve in warme en droge (na)zomers. In het bijzonder<br />
is spruitkool gevoelig voor luis.<br />
Ook schimmelziekten zorgen zelden voor problemen gedurende<br />
de teelt.<br />
Enkel kiemschimmels zoals Rhizoctonia solani (zwartpoten)<br />
kunnen door uitval op het zaai- of plantbed leiden tot<br />
opbrengstverlies. Vooral jonge bloemkoolplanten zijn zeer<br />
gevoelig voor zwartpoten in de periode van eind april tot half juli.<br />
Een slechte bodemstructuur, natte omstandigheden en hoge<br />
temperaturen bevorderen infectie en verspreiding van de<br />
schimmel.<br />
Gebruik van voldoende afgehard plantmateriaal en een goede<br />
bodemstructuur zijn de belangrijkste preventieve maatregelen.<br />
Klein koolwitje (Pieris rapae)<br />
Koolwitjes fladderen overal waar kolen staan van mei tot oktober.<br />
Er zijn geen duidelijke generaties te onderscheiden.<br />
Het klein koolwitje legt meestal maar één eitje per plant, maar één wijfje kan<br />
tot 350 eitjes afzetten.<br />
De rupsen kunnen behoorlijke schade aanrichten door hun verspreiding in<br />
het gewas en doordat ze steeds naar het hart van de plant migreren of zich in<br />
de kool boren.<br />
Koolmot (Plutella xylostella)<br />
In onze koelere noordelijke streken treden 2 à 3 generaties op.<br />
De eerste generatie verschijnt in mei-juni. De rupsen zijn in 2 tot 4 weken<br />
volgroeid en worden niet groter dan 1 cm.<br />
Enkel de tweede generatie in juli kan belangrijke schade aanrichten aan<br />
jonge planten.<br />
De rupsen kunnen bij warm en droog weer in grote aantallen voorkomen.<br />
In natte zomers blijft het aantal laag.<br />
De derde generatie komt slechts in geringe mate voor en wordt<br />
onderdrukt door parasitaire sluipwespen.<br />
Volwassen koolmot<br />
Duivenschade<br />
"Scary man"<br />
Zwartpoot bij bloemkool Heliumballon<br />
Feromonenval voor koolmotten
Eitjes Rupsen<br />
Kooluil (Mamestra brassicae)<br />
De rupsen van deze soort zijn de grootste schadeverwekker in (herfst)bloemkool en<br />
sluitkolen. Er treden twee generaties op waarvan de tweede in augustus het<br />
belangrijkst is. De rupsen worden tot 4 cm groot en zijn tot laat in de herfst te<br />
vinden. Rupsen van kooluil zijn veel minder gevoelig voor Bt dan de andere<br />
genoemde rupsensoorten waardoor ze biologisch moeilijk te bestrijden zijn.<br />
Koolvlieg (Delia radicum)<br />
Doorgaans is de eerste generatie (2de helft april - mei) het meest schadelijk tijdens de<br />
opkweek en bij jonge uitgeplante kolen in april en mei. De schade verschijnt eind mei tot half<br />
juni en is het meest ernstig in droge perioden en op lichte gronden. Planten in de periode<br />
tweede helft mei tot juni is meestal veilig voor teelten met bovengrondse kolen.<br />
Controlemaatregelen:<br />
- afdekken met insectengaas (maaswijdte 1,35 mm) of vliesdoek, direct na planten aan te<br />
brengen (op grond waar vorig jaar geen kolen stonden!) tot gewas is aangeslagen (3 à 4 weken<br />
na planten)<br />
- zorgen voor een goede bodemstructuur en voldoende water<br />
- onkruidbewerkingen met wiedeg, vingerwieder of torsiewieder tijdens perioden van eiafleg<br />
- bij schadesymptomen fors aanaarden en zo nodig beregenen om wortelgroei te bevorderen<br />
- kies bij spruitkool voor minder gevoelige rassen met harde, gladde en erg gesloten spruiten<br />
- het plaatsen van een verticaal fijnmazig gaas van 1,80 m hoog (met een aflopende oversteek)<br />
vormt een effectieve barrière tegen koolvlieg voor percelen met beperkte oppervlakte<br />
Economische resultaten<br />
*af te schrijven over meerdere teeltjaren<br />
Maatregelen ter beheersing van rupsen:<br />
- regelmatige inspectie van planten om eitjes of jonge rupsen tijdig op te sporen<br />
- tijdige en herhaalde inzet van bacteriepreparaten op basis van Bacillus<br />
thuringiensis onder de juiste omstandigheden<br />
- afdekken met insectengaas<br />
- nectarbronnen voorzien voor predatoren en parasitaire sluipwespen door<br />
bloemenranden of -stroken in te zaaien naast of in het perceel<br />
- broedgelegenheid scheppen voor insectenetende vogels<br />
Hoeveelheid/ha Eenheidsprijs (€) Totaal /ha (€)<br />
Bloemkool - verse<br />
markt zomer<br />
16.000 st 1,0 16.000<br />
Broccoli - verse markt 7.000 kg 1,5 10.500<br />
Rode kool – industrie 60.000 kg 0,12 7.200<br />
Rode kool - bewaring 27.000 st 0,6 16.200<br />
Witte kool – industrie 80.000 kg 0,09 7.200<br />
Witte kool - bewaring 30.000 st 0,5 15.000<br />
Teeltkosten (bio) Hoeveelheid/ha Eenheidsprijs (€) Totale kostprijs/ha (€)<br />
Planten bloemkool 28.000 0,057 1.596<br />
Planten broccoli 35.500 0,057 2.024<br />
Planten sluitkolen<br />
Bemesting<br />
32.000 0,05 1.600<br />
Bio runderstalmest 30 ton 8 240<br />
Bio runderdrijfmest 25 ton<br />
Haspargit® 1 ton 92 92<br />
Bekalking<br />
Gewasbescherming<br />
2 ton 53 106<br />
Bacillus thuringiensis<br />
Vliesdoek (4000 m²) -<br />
2-4 kg 63 126-252<br />
vroege teelt bloemkool<br />
en broccoli<br />
Wildnet (2000 m²) -<br />
2,5 540 1.260*<br />
teelt bloemkool en<br />
broccoli<br />
5 713 3.563*<br />
Onkruidbestrijding Uren/ha<br />
Manueel 10 – 20<br />
mechanisch 8<br />
Oogst<br />
Koolvlieglarven<br />
Netten ter<br />
bescherming van<br />
de teelt<br />
De oogst van biologische kool verloopt<br />
gelijk als deze in de gangbare teelt.<br />
Doordat meer op maat van de klant<br />
geleverd wordt, is er geen algemene<br />
standaard beschikbaar.<br />
Voor de verse markt wordt vaak een<br />
kleinere sortering gevraagd dan in<br />
gangbare teelt. Voor de industrie zijn<br />
de eisen gelijk aan gangbaar.<br />
De opbrengst en oogst-percentages<br />
kunnen sterk verschillen naar gelang<br />
de teelt en de teeltperiode:<br />
- Bloemkool verse markt 1e vrucht:<br />
oogstpercentage van 50 à 70 %<br />
- Bloemkool verse markt 2e vrucht:<br />
oogstpercentage van 70 à 75 %<br />
- Broccoli: 70 % gangbaar<br />
- Sluitkool: sterk afhankelijk van<br />
afzetmarkt, teeltperiode, bewaarduur,…<br />
Bibliografie:<br />
- Bokhorst, J. en ter Berg, C., 2001. Mest &<br />
compost, behandelen beoordelen en toepassen,<br />
Lous Bolk Instituut - Nederland, 292 pp.<br />
- Dekkers, W., 2003. kwantitatieve informatie,<br />
akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt 2002,<br />
PPO-WUR, 320 pp.<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Wortelen<br />
Wortelen behoren tot de familie van de schermbloemigen. Er bestaan meerdere soorten. Het Nantaise type<br />
wordt het meest geteeld. Andere courante types zijn het Amsterdam type (b.v. voor wortelen-erwten<br />
mengeling), Flakkees (verwerking in blokjes voor macedoine) en Parijse wortel (gehele wortel voor<br />
conserven).<br />
De wortel bestaat bovendien in meerdere kleuren (oranje, wit, geel, dieprood, paars) en kan verhandeld<br />
worden met of zonder loof. Primeurwortelen worden veelal gebusseld.<br />
Wortelen zijn qua klimaat niet veeleisend, maar verdragen geen strenge vorst.<br />
Plaats in de vruchtwisseling<br />
Een vruchtwisseling van minstens 1 op 6 is vereist om te vermijden dat de wortelkwaliteit afneemt (glad uitzicht van het oppervlak) en<br />
om te voorkomen dat ziekten of plagen toenemen (aaltjes, wortelvlieg, wortelziekten).<br />
Percelen met stenen zijn te vermijden omdat de wortels niet recht naar beneden groeien, dit een onregelmatige standdichtheid<br />
veroorzaakt en oogstproblemen geeft. Zware kleigronden zijn eveneens te vermijden omwille van het risico op rotte wortelen bij<br />
overvloedige regenval en de kans op slechte rooiomstandigheden in het najaar. Goed afgewaterde (zand)leemgronden geven de beste<br />
opbrengst, kwaliteit en bewaarbaarheid. Zandgronden zijn ideaal voor vroege teelten, maar af te raden voor het telen van<br />
bewaarwortelen.<br />
Zaaibedbereiding<br />
De zaaibedbereiding moet zeer zorgvuldig gebeuren en<br />
verschilt naargelang de teeltmethode. In Frankrijk, evenals<br />
op kleinere bedrijven, wordt vaak op bedden geteeld. In<br />
Vlaanderen is ruggenteelt gangbaar.<br />
Ploegen verbetert de bodemstructuur en zorgt algemeen<br />
voor voldoende losse grond. Diepwoelen kan gunstig zijn<br />
als er een gecompacteerde zone is die de wortelvorming<br />
verhindert. Het zaaibed moet voldoende diep, homogeen<br />
en fijn worden gelegd om een ongestoorde wortelgroei te<br />
verzekeren. Het zaaibed moet tegelijk goed aangedrukt zijn<br />
om groene koppen te vermijden.<br />
In het voorjaar moeten de ruggen getrokken of de bedden<br />
gereden worden vanaf het moment dat de<br />
omstandigheden gunstig zijn en bij voorkeur één maand<br />
voor de zaai. Deze periode garandeert dat de capillariteit<br />
zich terug kan herstellen in de rug en laat toe om een vals<br />
zaaibed aan te leggen. De afstand tussen de ruggen<br />
varieert van 50 tot 75 cm en hangt af van het materiaal<br />
dat beschikbaar is op het landbouwbedrijf of bij de<br />
loonwerker. In geval van beddenteelt is de spoorbreedte<br />
van de tractor bepalend.<br />
Zaai<br />
Gezien de diverse afzetkanalen kan men het hele jaar<br />
door wortelen telen (onder beschutting in de winter). Het<br />
merendeel van het biologisch areaal wordt evenwel in het<br />
late voorjaar gezaaid. Dit is iets later dan de gangbare<br />
teelt om de wortelvlieg te vermijden en om een vals<br />
zaaibed te kunnen aanleggen.<br />
De zaaidiepte bedraagt zo'n 0,7 à 1 cm in slempgevoelige<br />
grond, 1 à 1,3 cm in lichte grond of niet slempgevoelige<br />
grond voor niet omhulde zaden en 1,2 à 1,5 cm voor<br />
omhulde zaden. Men moet vooral niet dieper zaaien<br />
omdat dan het gevaar bestaat dat de opkomst slecht is of<br />
het kiemplantje in het begin zwakker groeit. Voor een<br />
goede kieming is het belangrijk dat het zaaibed los en<br />
voldoende vochtig is. Droge kiemomstandigheden<br />
resulteren in tweewassigheid en een heterogene sortering.<br />
De optimale zaaidichtheid voor primeurwortelen ligt<br />
tussen de 1 en 1,2 miljoen zaden/ha, voor<br />
bewaarwortelen tussen de 1,2 (vroege oogst) en 1,8 (late<br />
oogst) miljoen zaden/ha gerekend met een<br />
opkomstpercentage van 65 à 80 %. Dichtere zaai kan<br />
aanleiding geven tot een hogere ziektedruk.<br />
Auteurs : M. Legrand (FREDON), G. Roy<br />
(FREDON), L. Delanote (PCBT), A. Delebecq<br />
(GABNOR), C. Dereycke (CARAH), I.<br />
Vuylsteke (PCBT), F. Temmerman (PCBT)<br />
Om een goede, rechte wortelvorming te bekomen, moet men<br />
voorvruchten vermijden die negatief zijn voor de bodemstructuur.<br />
Daarenboven lijken bepaalde teelten bijkomende parasitaire problemen<br />
te geven:<br />
- granen, meerbepaald tarwe: cavity spot<br />
- kruisbloemigen, meerbepaald koolzaad, en bonen: sclerotinia<br />
- grasland: overmaat aan stikstof, bodeminsecten<br />
Ook andere schermbloemigen (selder, venkel, …) als voorteelt worden<br />
afgeraden.<br />
Bemesting<br />
Een te hoog organisch stofgehalte en in het bijzonder onverteerd<br />
organisch materiaal leidt tot fytosanitaire problemen. Het wordt daarom<br />
sterk afgeraden enige organische bemesting toe te dienen kort voor de<br />
teelt.<br />
Wortelen hebben een heel lage stikstofbehoefte en vragen daarom ook<br />
geen organische bemesting. Enkel de vroege voorjaarszaai kan<br />
behoefte hebben aan snel mineraliserende stikstof zoals van guano of<br />
bloedmeel om de teelt goed te laten starten. De behoefte aan andere<br />
mineralen is als volgt:<br />
- P2O5: 80 à 150 eenheden/ha (meeste Vlaamse bodems hebben<br />
voldoende voorraad)<br />
- K2O: 200 à 350 eenheden /ha Haspargit® of Patentkali®<br />
- MgO: 10 à 20 eenheden /ha<br />
Het is aangeraden te bemesten<br />
na analyse van de bodemvoorraad.<br />
Onkruidbestrijding<br />
De onkruidbestrijding bij wortelen is een heel belangrijk aandachtspunt<br />
omwille van de trage jeugdgroei. Daarom moet men er in de eerste<br />
plaats voor zorgen dat de wortelen in de vruchtwisseling komen na een<br />
gewas dat een propere bodem nalaat.<br />
Een of meerdere keren een vals zaaibed aanleggen (in functie van de<br />
zaaidatum) is een tweede vereiste. Het vals zaaibed wordt bewerkt met<br />
een brander, een wiedeg of een verkruimelrol als de<br />
weersomstandigheden dit toelaten. Deze laatste techniek zorgt<br />
bovendien voor een beter kiembed.<br />
Voor de opkomst van de wortelen kan nog worden gebrand. Na de<br />
opkomst is het van belang om zeer nauwkeurig te schoffelen op de<br />
ruggen of langs de gewasrijen van zodra de rijen zichtbaar zijn.<br />
Meerdere bewerkingen zijn nodig. Eén of meerdere manuele passages<br />
(van 150 tot 300 uren per hectare) blijven noodzakelijk. Het wieden<br />
moet bij voorkeur buiten de vluchtperioden van de wortelvlieg worden<br />
uitgevoerd (deze vinden vooral 's avonds plaats 6 à 1 uur voor de<br />
zonsondergang). Het maaien van de top van het gewas (de bovenste 10<br />
cm) laat in geval van nood toe om de ontwikkeling van de<br />
onkruidpopulatie stil te leggen in de laatste fase van de wortelgroei.
Gewasbescherming<br />
Meerdere plagen (wortelvlieg, aaltjes, luizen…), lucht- (alternaria, meeldauw…) of bodemgebonden ziekten<br />
(Pythium, rhizoctonia, rot, …) kunnen de wortelen aantasten. In de meeste gevallen beperken preventieve<br />
beschermingsmaatregelen (ruime vruchtwisseling, doordachte bemesting, ruime zaaidichtheid, …) aanzienlijk<br />
het risico op het voorkomen van deze ziekten of plagen. De regelmatige observatie van de percelen is een<br />
andere onontbeerlijke maatregel ter preventie van dit risico. De gewasbeschermingsmiddelen die toegelaten zijn<br />
in de biologische landbouw (koper, zwavel, rotenon - niet toegelaten in België, pyrethrum…) zijn slechts weinig<br />
effectief om eventuele problemen tijdens de teelt op te lossen.<br />
De wortelvlieg is met voorsprong het belangrijkste fytosanitair probleem bij de wortelteelt. De proeven en de<br />
waarnemingen uitgevoerd door het FREDON (Nord Pas-de-Calais) en het POVLT (West-Vlaanderen) laten toe om<br />
enkele grote bestrijdingsprincipes af te leiden.<br />
Op grote percelen blijft de aantasting veelal beperkt en wordt eventuele schade het meest vastgesteld aan de<br />
rand van het perceel. Laat zaaien en tijdig rooien zijn twee efficiënte maatregelen om de aantasting in de hand<br />
te houden. In het bijzonder als in het najaar middels gele plakvallen een grote tweede of derde generatie wordt<br />
vastgesteld, is het van groot belang om de teelt tijdig van het veld te hebben om een aantasting te vermijden.<br />
Op kleinere percelen kan de teelt bij hoge druk beschermd worden met behulp van vliesdoek dat vaak ook<br />
gebruikt wordt om de opkomst van de vroege zaaiingen te bevorderen. Beter nog is insectengaas dat specifiek<br />
bedoeld is tegen insecten. Deze moeten er opgelegd worden voor de eerste vluchten (vanaf maart-april<br />
afhankelijk van de weersomstandigheden) of voor de opkomst van de wortelen. De netten blijven op de wortelen<br />
gedurende de volledige eerste generatie van de wortelvlieg: dit is gewoonlijk tot eind juni of de eerste tien dagen<br />
van juli.<br />
De opvolging van de wortelvlieg met gele plakvallen is onontbeerlijk om zich er van te vergewissen dat de eerste<br />
vlucht niet meer aanwezig is. Het doel hiervan is de ontwikkelingscyclus van deze schadeverwekker te<br />
doorbreken en aldus de tweede generatie te verlaten en maximaal te beperken. Het gehele perceel moet<br />
afgeschermd worden alsook alle andere schermbloemigen in de nabijheid (selder en vooral peterselie).<br />
In geval van grote regionale wortelvliegdruk (veel schade vastgesteld in het voorgaande jaar) kan het<br />
noodzakelijk zijn om alle percelen die geoogst worden na 15 september opnieuw te beschermen met netten<br />
tegen de tweede generatie (vanaf 10 of 15 augustus) of de 3e generatie. Ook vroeger oogsten vermijdt het<br />
ontstaan van schade.<br />
Oogst<br />
De oogstdatum hangt af van de gewasontwikkeling, het uitzicht van de<br />
wortel en de vraag van de handel. Busselwortelen kunnen 2,5 à 3,5<br />
maand na zaai worden geoogst. Waswortelen worden, afhankelijk van de<br />
afzet, vanaf eind juli tot november gerooid na een groeiduur van 3 à 4<br />
maand.<br />
Wortelen bestemd voor de bewaring, worden bij voorkeur in oktober<br />
gerooid. Voor de bewaring worden de wortelen in kuubkisten geoogst en<br />
vervolgens snel gestockeerd in een frigo van 0-1 °C. De bewaarduur<br />
wordt bepaald door de kwaliteit van de loten bij de oogst.<br />
Economische resultaten<br />
Horizontale bescherming (met netten) kan vervangen<br />
worden door een verticaal net te plaatsen rondom het<br />
perceel. Deze techniek heeft goede resultaten<br />
gegeven in Nord Pas-de-Calais, in Nederland en<br />
Zwitserland.<br />
Het net moet minimum 130 cm hoog zijn met een<br />
aflopende oversteek van minstens 30 cm.<br />
Het gebruik van tolerante rassen laat ook toe om de<br />
schade te beperken in de moeilijkste gevallen maar<br />
zijn geen garantie voor een volledige bescherming.<br />
Opbrengst (ton/ha) eenheidsprijs (€/ton) Totaal (€)<br />
Wortelen - industrie 50 140 7.000<br />
Wortelen - verse markt 40 200 8.000<br />
Hoeveelheid (/ha) eenheidsprijs (€) Totale kostprijs (€)<br />
Zaad 2.000.000 275/500.000 1.100<br />
Bemesting (Haspargit®) 1 T 150 150<br />
Materiaal<br />
(zeil van 100 m 2 )<br />
100 4,4 440<br />
Mechanische en<br />
thermische<br />
onkruidbestrijding<br />
Hoeveelheid (uren/ha) eenheidsprijs (€) Totale kostprijs (€)<br />
20<br />
Manuele<br />
150-300 14 2.100-4.200<br />
onkruidbestrijding<br />
Bibliografie :<br />
- DEKKERS, W., 2002. Kwantitatieve informatie, akkerbouw en volleveldsgroententeelt, 319 pp.<br />
- LEGRAND M, ROY G, GREBERT D, PERUS M : Essai de lutte contre la mouche de la carotte à l'aide d'une tolérance variétale 2005 FREDON Nord Pas-de-<br />
Calais.<br />
- LEGRAND M, ROY G, GREBERT D, PERUS M : Essai de mise au point de méthodes de lutte contre la mouche de la carotte 2006 - 3ème Conférence<br />
Internationale sur les Moyens Alternatifs de Protection des Cultures Lille - 13,14 et 15 mars 2006.<br />
- PERUS M, HELLE D, GREBERT D : Carotte- Agriculture biologique - Désherbage - Modalités et stratégies 2003 Rapport d'expérimentations PLRN.<br />
- ROY G, LEGRAND M : Essai de lutte contre la mouche de la carotte à l'aide d'une protection périphérique 2006 FREDON Nord Pas-de-Calais.<br />
- SUKKEL, W., 2004. Zeven teelten in de praktijk. Teelthandleiding voor biologisch geteelde gewassen. PPO-WUR, BIOM-project-, 95 pp.<br />
- VILLENEUVE F : La carotte, tome 1 Guide pratique , 1992 CTIFL<br />
- VILLENEUVE F : La carotte, tome 2 Etat des connaissances, 1992 CTIFL.<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Selderij<br />
Selderij is een tweejarige plant die behoort tot de familie van de<br />
schermbloemigen. Landbouwkundig zijn er twee types van belang: bladselder en<br />
knolselder. Bij bladselder wordt bleekselder het meest geteeld. Groene selder is<br />
iets bitterder van smaak.<br />
Plaats in de vruchtwisseling<br />
Algemeen mogen schermbloemigen slechts om de 4 à 6 jaar op hetzelfde perceel worden geteeld ten einde problemen met ziekten<br />
en plagen te voorkomen. Hou er rekening mee dat ook onder andere wortelen en knolvenkel tot dezelfde familie als selder behoren.<br />
Anders zijn er geen specifieke eisen inzake voorteelt en vruchtwisseling. Bij voorkeur is de voorteelt evenwel een gewas dat een goede<br />
bodemstructuur nalaat.<br />
Voorbeeld van een in de praktijk toegepaste rotatie bij industriële groenteteelt is:<br />
selder - rode biet - tuinboon/spinazie tweede vrucht - tarwe - spruiten - aardappelen<br />
Rassen<br />
Volgende bleekselderrassen<br />
zijn geschikt (gangbare<br />
rassen-proeven van het<br />
POVLT): Crystal, Celebrity,<br />
Daybreak Galaxy, Golden<br />
Spartan en Loretta. Voor<br />
groene selder zijn dit Claret,<br />
Granada, Icarus, Imperial,<br />
Kylian, Lino, Tango en<br />
Victoria.<br />
Enkele rassen zijn biologisch<br />
beschikbaar.<br />
Voor de biologische knolselderteelt<br />
komen dezelfde<br />
rassen als bij de gangbare<br />
teelt naar voor als geschikt:<br />
Diamant, Mars, Rowena,<br />
Ilona, Président.<br />
Enkele rassen zijn biologisch<br />
beschikbaar.<br />
Bemesting<br />
Voor knolselder: Een goede pH is heel belangrijk. Het<br />
streeftraject situeert zich tussen de 6,4 à 6,8. De<br />
stikstofbehoefte van biologische knolselder wordt<br />
geschat op 130 kg N / ha. Een voldoende en<br />
gelijkmatige stikstofbeschikbaarheid tot laat in het<br />
seizoen is hierbij noodzakelijk voor een voldoende<br />
opbrengst.<br />
Een te hoge stikstofbemesting verslechtert de smaak<br />
en veroorzaakt roestplekken op de knollen.<br />
Afhankelijk van de voorteelt is een basisbemesting<br />
met 20 à 30 dertig ton gecomposteerde stalmest<br />
voor het planten voldoende. Op lichtere gronden kan<br />
een bijbemesting in augustus aangewezen zijn.<br />
Knolselderij is ook kalibehoeftig.<br />
Voor bladselder moet de pH tussen de 5,7 à 6,7<br />
liggen. Een organische bemesting is aanbevolen. De<br />
stikstofbehoefte wordt ingeschat op 145 kg N / ha.<br />
Deze moet evenwichtig en voldoende beschikbaar<br />
zijn tijdens de korte teeltduur van de selder. Boor is<br />
heel belangrijk en kan ernstige gebreken<br />
veroorzaken. Men kan deze toedienen voor het<br />
planten en bij de knolvorming bij knolselder.<br />
Zaai / Planten<br />
Coördinator : C. De Reycke (CARAH)<br />
Co-auteurs : C. Ducattillon (CARAH)<br />
M. Legrand (FREDON)<br />
I. Vuylsteke, L. Delanote (PCBT)<br />
V. Léonard (CEB)<br />
Alle seldertypes worden vermeerderd door zaaizaad. In het veld wordt vooral gebruik gemaakt van<br />
plantgoed. Hiertoe wordt het zaaizaad ofwel vanaf februari in een kwekerij onder beschutting ofwel<br />
in volle grond vanaf midden april uitgezaaid. Het gebruik van persblokplantjes opgekweekt onder<br />
glas door een professionele biologische plantenkweker is evenwel het meest courant. Een<br />
geschikte opkweektemperatuur is van groot belang om schieters in het veld te voorkomen:<br />
- Substraattemperatuur bij het begin van de opkomst: 25°C<br />
- Omgevingstemperatuur na opkomst: 20-25°C<br />
- Opkweektemperatuur : 18-20°C<br />
Indien gebruik wordt gemaakt van gepilleerd zaad, kan rechtstreeks in het persblokje worden<br />
gezaaid. Bij naakt zaad wordt het zaad vaak eerst voorgekiemd, waarna het breedwerpig wordt<br />
uitgezaaid in een plantbak met losse potgrond. De jonge kiemplantjes worden vervolgens<br />
verspeend in de persblokjes. Het uitplanten geschiedt eens het plantje 3 echte blaadjes heeft of<br />
beter nog als de plantjes voldoende stevig zijn. Het planten van jong plantgoed geniet steeds de<br />
voorkeur, des te meer daar het plantgoed zeer gevoelig is voor Phytium.<br />
Bladselder kan onder beschutting worden geteeld op een plantafstand vanaf 15 x 20 cm. Vaak<br />
worden dan 5 rijen per bed geteeld. In volleveldsteelt varieert de plantdichtheid voor groene selder<br />
van 15 x 20 cm à 40 x 50 cm (veiling) en van 40 x 30 cm à 60 x 25 cm voor bleekselder (veiling).<br />
Hoe nauwer de plantdichtheid, hoe groter de opbrengst maar hoe kleiner de selderdiameter. Vaak<br />
moet daarom ruimer worden geplant om voldoende gewicht per stuk te bekomen. Het voordeel van<br />
dicht planten is dat de bodem sneller wordt bedekt wat de ontwikkeling van het onkruid beperkt.<br />
Knolselder wordt geplant op een afstand van 45 x 45 cm, 60 x 30 cm en 50 x 40 cm (industrie) à<br />
60 x 35 cm (veiling).<br />
Om onkruid in de rij te<br />
bestrijden kan men werken<br />
met vinger-wieders op de<br />
schoffel of met een rotor<br />
(zie foto van Octopus).<br />
Later in het seizoen kan<br />
worden aangeaard.<br />
Onkruidbestrijding<br />
Omdat er laat wordt geplant, kan in principe een vals zaaibed<br />
worden aangelegd en meerdere keren bewerkt. Men moet niettemin<br />
oppassen omdat selder gevoelig is voor een slechte<br />
bodemstructuur. Door de plantvoor wordt het effect van het vals<br />
zaaibed overigens ten dele teniet gedaan.<br />
Mechanische onkruidbestrijding is gemakkelijk omdat selder wordt geplant<br />
en dus al een voorsprong heeft op het onkruid. Nadeel is echter dat<br />
knolselder pas laat dichtgroeit en tot laat in het seizoen moet geschoffeld<br />
worden. Vanaf het planten tot het gewas dichtgroeit moet om de 7 à 10<br />
dagen geschoffeld worden op het ogenblik dat er nieuw onkruid kiemt en<br />
opkomt.
Gewasbescherming<br />
Bladvlekkenziekte (Septoria apiicola) is een bladziekte die vervolgens ook de<br />
bladstengels aantast. De ziekte uit zich via bruine vlekken op de bladeren met daarin zwarte<br />
puntjes: dit is de vruchtvorming van de pathogene schimmel.<br />
Deze ziekte wordt bevorderd bij een vochtige atmosfeer en de sporen worden verspreid door<br />
de regen. De ziekte verschijnt dikwijls in de maand augustus wanneer de nachten koud zijn<br />
en zorgen voor veel dauw.<br />
De schimmel overleeft op zaaizaad en plantenresten. Ze ontwikkelt snel en zorgt ervoor dat<br />
de groente onverkoopbaar wordt in het geval van bladselder of een veel lagere opbrengst met<br />
kleinere knollen geeft bij knolselder. De bleke selder is gevoeliger dan de groene selder.<br />
De mate van aantasting hangt af van de infectiebronnen bij het begin van de teelt (v.b.<br />
oudere teelten of ziektedragende planten in de nabijheid) en het aantal vermeerderingscycli<br />
van de ziekte. Rassenkeuze en een voldoende rijafstand kunnen de aantasting beperken.<br />
Het zaaizaad kan ontsmet worden via een warmwaterbehandeling (50° gedurende 25 min of<br />
30° gedurende 24 uren). Het zaad in bewaring houden gedurende 3 jaar laat toe om de<br />
aanwezige schimmel af te doden.<br />
De totale opruiming van het perceel en van oogstresten is van groot belang evenals een vruchtwisseling van minstens 1 op 3.<br />
Beregenen gebeurt bij voorkeur 's morgens eerder dan 's avonds, de waterfilm op het gewas tijdens de nacht bevordert immers het<br />
kiemen van de sporen.<br />
Een voorspellingsmodel voor de bladvlekkenziekte dat zich baseert op de bladnatperiode wordt al gedurende meerdere jaren<br />
toegepast bij de landbouwkundige waarschuwingen in Frankrijk. In België is het model in de validatiefase.<br />
Het boorgebrek veroorzaakt een stop in de plantengroei en<br />
een fysiologische verstoring. De bladeren zijn broos, de nerven<br />
barsten. Bij knolselder zijn de symptomen dezelfde met als extra<br />
kleine en bruine knollen. Dit gebrek kan geïnduceerd worden bij<br />
een te hoge pH, ten gevolge van een droogteperiode, bij overmaat<br />
aan calcium en meestal in de herfst. Het is aangewezen om<br />
kalkbodems te vermijden, geen overmatige kaliumbemesting toe<br />
te passen, om niet te bekalken voor de teelt van selder en boor<br />
aan te brengen bij de teelt.<br />
Deze symptomen mogen niet worden verward met de schade<br />
door wantsen. Wantsen komen vanaf juni in het gewas. De<br />
zwaarste aantasting doet zich voor in augustus. De hartblaadjes<br />
kleuren zwart en kunnen later in het seizoen bacteriehartrot<br />
veroorzaken.<br />
Bij goede groeiomstandigheden (voldoende vocht, goede<br />
bodemvruchtbaarheid,…) kan knolselder door deze plaag heen<br />
groeien. Bestrijding met pyrethrum is mogelijk, maar levert in de<br />
praktijk steeds teleurstellende resultaten op.<br />
Economische resultaten<br />
Sclerotinia begint op het veld. Lichte, vochtige gronden en<br />
fluctuerende temperaturen bevorderen de sporevorming. Deze<br />
sporen kunnen zich verspreiden met de wind. Veel teelten<br />
kunnen als waard dienen (behalve granen en uien). Om de<br />
schimmel te bestrijden kan men Contans WG ® voor de voorteelt<br />
en opnieuw voor de teelt van de selder toepassen.<br />
De met Sclerotinia besmette planten moeten worden verwijderd.<br />
Een curatieve behandeling is niet mogelijk. Men moet<br />
geïnfecteerde planten verwijderen voor de bewaring.<br />
De seldermineervlieg kan aanzienlijke schade<br />
berokkenen in bladselderij. De aantasting begint vanaf april tot<br />
juni en de tweede generatie die talrijker is, woedt van juli tot<br />
september. De ontwikkeling van kleine witte maden veroorzaakt<br />
krullende en groene plekken op de bladeren die opdrogen en<br />
vervolgens bruin worden. De eerste generatie larven is het<br />
meest vernietigend, zelfs al is ze minder talrijk.<br />
Opbrengst (stuks/ha) Eenheidsprijs (€) Totaal (€)<br />
Bleekselder - versmarkt 45.000 0,61 27.450<br />
Groene selder - versmarkt 60.000 0,61 36.600<br />
Knolselder - versmarkt 35.000 0,72 25.200<br />
Knolselder - industrie 25 à 35 ton/ha 225 €/ton 5.625 à 7.875<br />
Teeltkosten Hoeveelheid (/ha) Eenheidsprijs (€) Totale kost (€)<br />
Planten 50.000 à 100.000 0,05 2.500 à 5.000<br />
Bemesting (stalmest) 30 à 37 ton 9 270 à 333<br />
Materiaal (zeil 100 m²) 100 4,4 440<br />
Totaal 3.210 à 5.773<br />
Teelttechniek Hoeveelheid (uren/ha) Eenheidsprijs (€) Totale kost (€)<br />
Mechanische<br />
20 20 400<br />
onkruidbestrijding<br />
Manuele onkruidbestrijding 50-60 14 700 à 840<br />
Bibliografie :<br />
Totaal 1100 à 1.240<br />
- De Jong, M., 2004. De biologische teelt van industriegroenten, pp.64<br />
- Dekkers, W., 2002. Kwantitatieve informatie, akkerbouw en vollegrondsgroententeelt, 319 pp.<br />
- Delanote L., 2003-2004. Resultaten van het rassenonderzoek knolselder biologische teelt, PCBT-Beitem<br />
- Delanote, L., 2005. teelttips biologische knolselderteelt, themanamiddag biologische industriegroenten, 24-10-2005 in Schoondijke<br />
- Vanparijs L., 2000-2006. Resultaten van het rassenonderzoek bladselder gangbare teelt, POVLT-Beitem<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Onkruidbestrijding in de praktijk<br />
Auteur : A. Lecat,<br />
Chambre d'Agriculture du Nord<br />
Co-auteur : I. Vuylsteke (PCBT)<br />
Een van de grootste struikelblokken voor een verdere ontwikkeling van de biologische<br />
landbouw is zonder twijfel een goede beheersing van de onkruidbestrijding. Om<br />
potentiële omschakelaars verder te helpen, is het noodzakelijk om hen pertinente<br />
informatie te kunnen verschaffen die gestoeld is op een langdurige praktijkondervinding.<br />
Deze fiche stelt de resultaten i.v.m. onkruidbestrijding uit het VETAB-project voor. Deze<br />
werden bekomen in de periode 2003-2006 en zijn gebaseerd op de opvolging van 10<br />
percelen op 5 akkerbouwbedrijven.<br />
Vijf akkerbouwbedrijven werden bij deze studie,<br />
die liep van 2003 t.e.m. 2006, opgevolgd.<br />
Het ging telkens om twee percelen per bedrijf.<br />
Elk bedrijf had een verschillende vruchtwisseling en andere teelten en machines<br />
voor de mechanische onkruidbestrijding.<br />
In elk perceel werden 10 proefperceeltjes van 0,5 m² opgevolgd qua voorkomen van aantal<br />
en soort onkruiden voor en na de onkruidbestrijding.<br />
Een onkruid wordt als schadelijk ervaren op het moment dat het concurrentie vormt voor de<br />
aanwezige teelt. Dit is omdat het water en nutriënten opneemt, maar ook omdat het<br />
eventueel zaad kan vormen. Ook al is dit laatste dan niet direct nadelig op korte termijn.<br />
In onderstaande tabel worden de resultaten van de vergelijkende proef op één bedrijf<br />
weergegeven. Ze zijn de resultante van het onkruidbestrijdingstraject dat door de<br />
bedrijfsleider werd toegepast. De wiedeg en de schoffelmachine werden daarbij ingezet.<br />
Schoffelen<br />
op ruggen<br />
Wiedeg
Sleutelfactoren voor een geslaagde onkruidbestrijding<br />
De hoeveelheid onkruid is sterk afhankelijk van het jaar en van de plaats in de rotatie.<br />
Deze variabiliteitsfactor heeft meerdere oorzaken. De landbouwer heeft hier zelf ten dele de hand in, maar ook<br />
niet stuurbare factoren zoals de jaarafhankelijke bodem- en weersomstandigheden bepalen in grote mate het<br />
slagen van de onkruidbestrijding.<br />
Men treft in de eerst plaats onkruiden aan die gelinkt zijn aan het bodemtype en het perceel. Alle opgevolgde bedrijven<br />
hadden een leembodem.<br />
Het aantal soorten onkruid evolueert weinig. Het is een min of meer vast gegeven in de tijd en in de rotatie.<br />
Op percelen die in het verleden een veronkruiding kenden (> 15 jaar) verhoogt evenwel het aantal onkruidsoorten<br />
gevoelig (> 18 soorten).<br />
Bepaalde teelten laten een propere bodem na. Dit is bijvoorbeeld<br />
het geval bij tijdelijke (2-jarig) maaiweides (luzerne/kropaar of rode<br />
klaver) waarin heel weinig onkruid werd waargenomen (0,2 planten<br />
vogelmuur/m²).<br />
Behalve maaien van grasland, die zorgt voor een directe uitputting<br />
van het aanwezige onkruid, speelt ook de afname van de<br />
onkruidzaadvoorraad in de bodem een belangrijke rol. Het is<br />
dankzij deze jaarlijkse afname dat men verzekerd is van een<br />
properdere volgteelt.<br />
Zaaibedbereiding<br />
Oppervlakkige<br />
mechanische<br />
onkruidbestrijding<br />
Een heel vlak veld bevordert de efficiënte werking van de machines<br />
voor mechanische onkruidbestrijding.<br />
De landbouwer moet zijn werktuigen daarenboven op voorhand<br />
nauwkeurig (dicht tegen de rij, diepte, …) afstellen. Indien een<br />
machine niet goed is afgesteld, gaat een groot deel van de<br />
effectiviteit verloren.<br />
In het geval het veld overwoekerd is met onkruid (> 150 planten/m²)<br />
of er doorlevend onkruid groeit dat moeilijk te beheersen is (distel,<br />
kweek), dan heeft de landbouwer er alle baat bij om methodes te<br />
gaan schoffelen. Zo is hij minder afhankelijk van weers- en<br />
bodemomstandigheden (kan ook nog bij groter onkruid) en wordt de<br />
effectiviteit van de onkruidbestrijding verhoogd.<br />
De beste resultaten bij onkruidbestrijding werden behaald bij manuele<br />
wiedbeurten in voorjaarsteelten voor de industrie (suikerbieten, witloof).<br />
In deze teelten werd 98 % van het onkruid verwijderd. Een weinig klein<br />
onkruid die onder de planten groeide, werd niet opgemerkt en dus niet<br />
verwijderd door de wieders. Voornoemde voorjaarsteelten zijn in een<br />
jong groeistadium heel gevoelig voor mechanische onkruidbestrijding in<br />
de rij.<br />
Een manuele onkruidbestrijding in de rij is dus noodzakelijk en kan<br />
oplopen tot 60 u/ha bij bieten. De meerkost voor handenarbeid vraagt<br />
dus om een meerwaarde voor deze teelten bij verkoop. Anders gaan<br />
deze uit het teeltplan en worden ze vervangen door andere, minder<br />
onkruidintensieve gewassen.<br />
Kieming en<br />
opkomst van<br />
onkruid<br />
Voorraad onkruidzaden<br />
Principe van het vals zaaibed<br />
De afwisseling van ploegen en niet ploegen zorgt<br />
op zich niet voor een daling van het onkruid.<br />
Deze bodembewerking moet gecombineerd worden<br />
met maatregelen zoals een verhoging van het<br />
aantal vals zaaibedden en een latere zaai.<br />
De verlate zaai resulteert in onkruid die later gaat<br />
ontwikkelen zodat dit klein onkruid gevoeliger is<br />
voor mechanische onkruidbestrijding.<br />
De zaaibedbereiding speelt ook een belangrijke rol,<br />
want hoe fijner de bodem klaarligt hoe groter het<br />
contact is tussen het zaad en de bodemdeeltjes.<br />
Dit bevordert de kieming van het onkruid. In het<br />
voorgestelde geval maakte de landbouwer daarom<br />
geen gebruik meer van een rotoreg voor de<br />
zaaibedbereiding van de najaarsteelten, maar wel<br />
van een niet-aangedreven tandcultivator.
Akkerbouwbedrijf met hakvruchten in de rotatie<br />
2003 2004 2005 2006<br />
Teelt aardappelen wintertarwe suikerbieten wintertarwe<br />
Bodembewerking winterploegen niet ploegen winterploegen niet ploegen<br />
Rassen 12 13 9 12<br />
3 meest aanwezige kamille, akkerwinde<br />
3 minst aanwezige<br />
Methode<br />
onkruidbestrijding<br />
Voor<br />
onkruidbestrijding<br />
(planten/m²)<br />
Na<br />
onkruidbestrijding<br />
(planten/m²)<br />
Effectiviteit van de onkruidbestrijding<br />
Op de opgevolgde bedrijven varieerde de efficiëntie van de onkruidbestrijding van 98 % in de beste gevallen tot 41 % in<br />
het slechtste geval. De tabel hieronder geeft de verschillende vastgestelde factoren weer voor het slagen of falen van de<br />
mechanische onkruidbestrijding.<br />
Rotatie<br />
Onkruidflora<br />
Bodem<br />
en<br />
klimaat<br />
Bodembewerking<br />
kleefkruid,<br />
klimopereprijs<br />
1 x vals zaaibed,<br />
1 x wiedeggen,<br />
2 x schoffelen<br />
Parameters Gunstig Ongunstig<br />
Tijdelijke<br />
maaiweide (2 j)<br />
Afname van de zaadvoorraad<br />
Uitputting van doorlevende<br />
onkruiden<br />
Teeltkeuze<br />
Onkruiduitputtende teelt (triticale),<br />
hakvruchten (aardappelen),<br />
afwisseling najaars- en<br />
voorjaarsteelten<br />
Vervuilende teelt: veldbonen, b.v.<br />
Zaaidatum Verlating van de zaaidatum Risico op verslemping<br />
Jaarlijkse afname Sterk: duist, straatgras, kleefkruid Beperkt: ereprijs, herik en muur<br />
Diepte van kieming Beperkt: kamille, duist<br />
Tijdstip van<br />
kieming<br />
Vochtigheid<br />
kamille,<br />
herderstasje, herik<br />
kruiskruid, duist,<br />
straatgras<br />
1 x wiedeggen<br />
Een droge bodem beperkt het<br />
onkruid<br />
Sterk: ereprijs, herik en kleefkruid<br />
Het gehele jaar: straatgras, kamille, herik,<br />
ereprijs<br />
Gespreid in het voorjaar: akkerwinde late<br />
veronkruiding is mogelijk<br />
Een natte bodem verlaat de mechanische<br />
onkruidbestrijding en bevordert de<br />
onkruidkieming en -ontwikkeling<br />
Temperatuur<br />
Vorst laat een betere werking van<br />
de wiedeg toe<br />
Slempgevoeligheid Beperkte indringing van de wiedeg<br />
Zaaibedbereiding Vals zaaibed<br />
herik, kamille,<br />
akkerwinde<br />
kleefkruid, akkerdistel<br />
3 x schoffelen,<br />
2 manuele<br />
wiedbeurten<br />
herik, akkerwinde,<br />
vogelmuur<br />
herderstasje,<br />
duivenkervel<br />
2 x wiedeggen<br />
33,0 72,6 43,0 40,2<br />
3,0 7,8 0,8 10,8<br />
% vernietigd 90 89 98 73<br />
Opmerkingen<br />
droog jaar:<br />
(-) beperkt aantal vals<br />
zaaibedden<br />
(+) geen gespreide<br />
onkruidkieming<br />
door de vorst kon<br />
de wiedeg beter in<br />
de bodem<br />
waardoor de<br />
effectiviteit<br />
verbeterde<br />
36 u/ha manuele<br />
onkruidbestrijding (2<br />
beurten)<br />
1 ste wiedegbeurt<br />
werd te laat<br />
uitgevoerd door<br />
slechte weer: teveel<br />
herik en muur<br />
Vals zaaibed in vochtige periode = oppervlakkig<br />
zaaidbed bewerken<br />
Te fijn= opkomst onkruid<br />
Oneffen bodem= onregelmatige<br />
onkruidbestrijding
Effectiviteit van de wiedeg bij de bestrijding<br />
van onkruidsoorten<br />
De wiedeg werd op alle vijf de bedrijven ingezet.<br />
In hakvruchten zoals witloofwortelen of suikerbieten werd één tot drie maal<br />
geëgd. Daarnaast werd ook nog de nodige manuele onkruidbestrijding<br />
uitgevoerd. De wiedeg is dus een werktuig dat algemeen gebruikt wordt op<br />
biologische akkerbouwbedrijven.<br />
Bedrijfsopvolging maakt duidelijk dat er verschillende niveaus zijn van<br />
effectiviteit bij de bestrijding van de belangrijkste onkruidsoorten onder de<br />
gegeven bodem- en klimaatomstandigheden in de regio Nord-Pas de Calais.<br />
Maximale effectiviteit Gemiddelde effectiviteit Beperkte effectiviteit<br />
Onkruid Stadium % vernietigd Waarnemingen<br />
Herderstasje<br />
DICOTYLEN<br />
Kiemblad tot 2 blaadjes > 90<br />
4 tot 6 blaadjes 0<br />
Melganzenvoet Kiemblad tot 2 blaadjes > 95<br />
Kleefkruid<br />
Duivenkervel<br />
Kamille<br />
Kiemblad tot 2<br />
vertakkingen<br />
> 3 vertakkingen < 50<br />
Kiemblad tot 4 blaadjes > 95<br />
> 6 blaadjes < 50<br />
Kiemblad tot 2 blaadjes > 80<br />
4 tot 8 blaadjes < 80<br />
Bingelkruid Kiemblad tot 2 blaadjes > 70<br />
Zwarte<br />
nachtschade<br />
Vogelmuur<br />
Kiemblad tot 2 blaadjes > 80<br />
Kiemblad tot 1 takje > 75<br />
2 à 3 takjes > 35<br />
Akkerwinde Kiemblad tot 2 blaadjes >80<br />
Varkensgras Kiemblad tot 2 blaadjes > 90<br />
Kiemblad tot 2 blaadjes > 85<br />
Herik<br />
> 4 blaadjes < 50<br />
Makkelijk te vernietigen tot 6<br />
bladstadium<br />
> 73 Kieming tot 12 cm diep<br />
Opgelet: komt voor bij eigen<br />
zaadwinning<br />
Verslemping bevordert de<br />
kieming<br />
Gespreide kieming in<br />
voorjaarsteelten = zorgt voor<br />
laattijdige veronkruiding<br />
Gespreide kieming in<br />
voorjaarsteelten = zorgt voor<br />
laattijdige veronkruiding<br />
Kiemt het hele jaar door<br />
Gespreide kieming in<br />
voorjaarsteelten = zorgt voor<br />
laattijdige veronkruiding<br />
Wortel gaat snel diep in de<br />
bodem<br />
Klimopereprijs 2 tot 4 blaadjes < 60 Kieming > 5 cm diep<br />
GRASACHTIGEN<br />
Grote windhalm<br />
3 blaadjes tot 1 e<br />
uitstoeling<br />
< 50<br />
Straatgras 3 blaadjes > 90<br />
3 blaadjes tot 1 e<br />
Duist<br />
uitstoeling<br />
> 90<br />
2 e tot 3 e uitstoeling < 75<br />
Verslemping bevordert de<br />
kieming<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Plaagresistentie aardappelrassen<br />
Plaagresistentie van sterke rassen biedt interessante troeven<br />
voor de biologische teelt (synthese 2002-2006)<br />
Een aardappelperceel waarvan het loof zwaar aangetast is door de aardappelplaag, kent een forse<br />
reductie van de opbrengst, vooral wanneer de plaag vroeg opduikt (tot 50 % opbrengstverlies, zelfs meer).<br />
De voornaamste maatregel om de aardappelplaag onder controle te houden, is een geschikte<br />
rassenkeuze gecombineerd met een adequate bescherming van het loof.<br />
Daartoe werden door de partners van het VETAB-project sinds 2002 rassenproeven aangelegd die een<br />
uitgebreid gamma van aardappelrassen testten op hun gevoeligheid voor de aardappelplaag.<br />
Het grensoverschrijdend proefprogramma had tot doel om<br />
commerciële rassen te beproeven op hun niveau van<br />
plaagresistentie in het loof en om de bestendigheid van deze<br />
resistentie in de loop van de jaren na te gaan.<br />
Van 2002 tot 2006 werden ieder jaar aardappelrassenproeven<br />
aangeplant te midden van biologische praktijkpercelen in België en<br />
Frankrijk. De ontwikkeling van de aardappelplaag werd wekelijks per<br />
ras gequoteerd om zo het aandeel van met plaag aangetast loof te<br />
evalueren. Eenmaal deze gegevens per seizoen statisch waren<br />
verwerkt, kon een klassement opgesteld worden van de rassen<br />
volgens hun resistentie tegen de aardappelplaag.<br />
De tabel die u op de rugzijde terugvindt, geeft de synthese weer van<br />
de resultaten over de 5 proefjaren.<br />
Ter herinnering…hoe kan men de symptomen van de aardappelplaag op het loof herkennen ?<br />
De plaag uit zich in het loof via het<br />
verschijnen van bruinachtige<br />
kringvormige vlekken met een<br />
heldergroene boord op de bovenzijde van<br />
het blad (foto links).<br />
Op de onderzijde van de bladeren kan op<br />
de omtrek van de vlek een blauw<br />
grijsachtige viltlaag verschijnen bij vochtig<br />
weer (foto rechts).<br />
De rassenresistentie van aardappelen is een<br />
belangrijke peiler in de strijd tegen de<br />
aardappelplaag in de biologische teelt.<br />
Een meer resistent ras beperkt de plaagontwikkeling<br />
op het loof. Niettemin is het<br />
resistentieniveau bij de rassen geen vast gegeven<br />
in de loop van de jaren, maar is deze onderhevig<br />
aan een evolutie als gevolg van de plaagschimmel<br />
die muteert en zo de bestaande resistentie van<br />
een ras doorbreekt.<br />
Het is dus noodzakelijk om op een regelmatige<br />
basis dit rassenklassement op te stellen. Ook bij<br />
een resistent ras dient men preventieve maatregelen<br />
te nemen om de pathogene schimmel te<br />
bestrijden: aardappelopslag en uitsorteerhopen<br />
vernietigen, perceelskeuze, … zie daarvoor ook het<br />
deel i.v.m. aardappelteelt in de VETAB-gids<br />
'biologische akkerbouw' uit 2005.<br />
De plaagresistentie is op zich slechts één schakel<br />
die leidt tot het succes van een ras. Beloftevolle<br />
rassen dienen immers een sterke plaagresistentie<br />
te combineren met een hoog opbrengstvermogen<br />
en een goede technologische en smaakvolle<br />
kwaliteit.<br />
Coördinator : Julien Bruyère<br />
(FREDON)<br />
Co-auteurs : C. Dereycke (CARAH),<br />
B. Dupuis (CRA) ,<br />
I. Vuylsteke (PCBT).
Ras<br />
Plaagresistentie<br />
Plaagresistentie<br />
Rastype Ras<br />
in loof<br />
in<br />
loof<br />
Het uitplanten van plaagresistente rassen is een maatregel om in de biologische teelt de uitbreiding van de plaag in het<br />
loof te beperken.<br />
Niettemin dient bij de keuze voor een dergelijk ras, de teelt toch verder goed opgevolgd te worden: regelmatig het perceel<br />
inspecteren op plaag alsook de waarschuwingsberichten i.v.m. de aardappelplaag opvolgen, zijn ten zeerste aangeraden.<br />
Hierbij vermelden we nog eens dat de gegevens die op deze fiche zijn weergegeven i.v.m. de plaagresistenties van de<br />
verschillende rassen, geldig zijn bij de publicatie (2007).<br />
De plaagschimmel evolueert echter in de loop van de jaren en daardoor wordt de resistentie bij de sterkere rassen<br />
geleidelijk doorbroken. Het regelmatig bijwerken van deze resistentiegegevens blijft dus verder noodzakelijk.<br />
Naast het feit dat de plaagresistentie een belangrijke maatstaf is voor de keuze voor een specifiek ras - vooral omdat de<br />
biologische telers over weinig middelen beschikken om de plaag te bestrijden - spelen natuurlijk ook andere criteria mee in<br />
de keuze voor een welbepaald ras (vroegheid, afzet, geschiktheid voor bewaring in de biologische teelt: zie daarvoor de<br />
fiche "aardappelbewaring in de biologische teelt" in bijlage).<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
Rastype<br />
Agata Zwak Versmarkt Junior Gemiddeld tot sterk Versmarkt<br />
Agnès Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel Kuroda Gemiddeld Dubbeldoel<br />
Agria Zwak Dubbeldoel Laura Gemiddeld Dubbeldoel<br />
Alowa Sterk Versmarkt Marfona Zwak tot gemiddeld Versmarkt<br />
Alpha Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel Markies Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel<br />
Appell Gemiddeld tot sterk Versmarkt Naturella Gemiddeld tot sterk Versmarkt<br />
Astérix Zwak Dubbeldoel Nicola Gemiddeld Versmarkt<br />
Bambino Gemiddeld Versmarkt Novella Zwak Dubbeldoel<br />
Belana Zwak tot gemiddeld Versmarkt Orla Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel<br />
Bintje Zwak Dubbeldoel Presto Zwak Versmarkt<br />
Biogold Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel Raja Gemiddeld Dubbeldoel<br />
Bondeville Gemiddeld tot sterk Versmarkt Ramos Zwak Dubbeldoel<br />
Charlotte Zwak Versmarkt Recolta Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel<br />
Cilena Zwak Versmarkt Remarka Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel<br />
Claret Zwak tot gemiddeld Versmarkt Roberta Gemiddeld Industrie<br />
Derby Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel Rubiastra Zwak tot gemiddeld Versmarkt<br />
Désirée Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel Santana Zwak tot gemiddeld Industrie<br />
Ditta Zwak tot gemiddeld Versmarkt Santé Gemiddeld Dubbeldoel<br />
Donna Zeer zwak tot zwak Dubbeldoel Sarpo Mira Sterk tot heel sterk Dubbeldoel<br />
Dorée Zwak Versmarkt Spirit Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel<br />
Eden Sterk Versmarkt Steffi Zwak tot gemiddeld Versmarkt<br />
Exempla Zwak tot gemiddeld Versmarkt Terra Gold Gemiddeld Dubbeldoel<br />
Fresco Zwak Dubbeldoel Toluca Sterk tot heel sterk Versmarkt<br />
Gasore Sterk Dubbeldoel Tomensa Zwak Dubbeldoel<br />
Gloria Gemiddeld Dubbeldoel Triplo Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel<br />
Gourmandine Gemiddeld tot sterk Versmarkt Valor Sterk Versmarkt<br />
Innovator Zwak Dubbeldoel Verity Zwak tot gemiddeld Dubbeldoel<br />
Juliette Gemiddeld tot sterk Versmarkt Voyager Gemiddeld tot sterk Dubbeldoel<br />
EFRO
Bewaring biologische<br />
aardappelen<br />
Welke biologisch geteelde aardappelrassen zijn geschikt voor langdurige bewaring ?<br />
(Synthese 2005-2006)<br />
Op vraag van de biologische aardappeltelers werd door de VETAB-partners een bewaarproef met biologische<br />
aardappelrassen (uitgangsmateriaal afkomstig van de rassenproeven) aangelegd vanaf de oogst van 2005.<br />
Bij de bewaring van biologische aardappelen is geen enkel synthetisch product toegelaten. Ventilatie en koudebewaring<br />
zijn dan de enige twee opties om de knolkwaliteit op peil te houden gedurende een bepaalde bewaarperiode.<br />
Dit proefprogramma had als doel om de evolutie van de kwaliteit van de bio-aardappelrassen onder biologische<br />
bewaaromstandigheden (in een geventileerde schuur of bij koudebewaring) te vergelijken. Dit proefonderdeel werd<br />
uitgevoerd in Wallonië, Vlaanderen en Nord Pas-de-Calais door de verschillende partners van het VETAB-project die<br />
betrokken waren bij de aardappelproeven.<br />
Om de evolutie van de knolkwaliteit bij bewaring op te volgen,<br />
werden verschillende metingen uitgevoerd bij de oogst<br />
(september) en bij 7 maanden bewaring (april).<br />
Er werd ook een tussentijdse waarneming uitgevoerd in de loop<br />
van januari.<br />
Dit document stelt de resultaten voor van 24 aardappelrassen<br />
(gekozen uit de vijftigtal rassen die door de verschillende partners<br />
in de rassenproef werden aangelegd).<br />
Enkel de rassen met voldoende referenties werden opgenomen<br />
(rassen getest gedurende meerdere jaren en/of door meerdere<br />
partners).<br />
Kiemlengte<br />
In de loop van januari en april - ongeveer 4 en 7 maanden na de oogst - werd de kiemlengte van de knollen geëvalueerd bij<br />
alle rassen in proef.<br />
Een gemeenschappelijke notatieschaal werd daartoe aangepast voor gebruik door de verschillende partners :<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Geen kieming Algemeen<br />
witte punten<br />
Derby<br />
Raja<br />
Novella<br />
Santé<br />
Laura<br />
Innovator<br />
Biogold<br />
Roberta<br />
Nicola<br />
Triplo<br />
Valor<br />
Junior<br />
Ditta<br />
Agnès<br />
Tomensa<br />
Juliette<br />
Timate<br />
Belana<br />
Terragold<br />
Allians<br />
Remarka<br />
Agria<br />
Orla<br />
Eden<br />
Alle kiemen<br />
> 2 mm<br />
Alle Kiemen<br />
> 20 mm<br />
Coördinator : Julien Bruyère (FREDON)<br />
Co-auteurs : C. Dereycke (CARAH),<br />
B. Dupuis (CRA) ,<br />
I. Vuylsteke (PCBT)<br />
Gevorderde kieming<br />
+<br />
Vorming van wortels<br />
Lengte van de kiemen na bewaring<br />
(score in januari en april, d.i. na 4 en 7 maanden bewaring)<br />
1,00 2,00 3,00 4,00 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00<br />
Zoals men in de grafiek kan zien, zijn er grote verschillen bij de bewaring van de<br />
verschillende rassen.<br />
In de loop van april vertoonden rassen als Derby, Raja, Novella of Santé allen gemiddeld<br />
kiemen groter dan 20 mm.<br />
Eden, Orla en Agria vertoonden met moeite algemeen witte punten.<br />
April<br />
Januari
Gewichtsverlies<br />
Bij de oogst werden de rasstalen gewogen om<br />
zo het gewichtsverlies (in %) te kunnen bepalen<br />
na de bewaarperiode.<br />
Ook bij deze parameter werden er aanzienlijke<br />
verschillen vastgesteld tussen de rassen.<br />
Nicola en Derby bleven onder de 10 %<br />
gewichtsverlies na 7 maanden bewaren<br />
terwijl Ditta, Agria, Santé of Novella een<br />
gewichtsverlies kenden van rond de 20 %.<br />
Bruinbakindex<br />
Ras Orla BI=4<br />
Nicola<br />
Timate<br />
Allians<br />
Eden<br />
Juliette<br />
Terragold<br />
Laura<br />
Raja<br />
Ditta<br />
Junior<br />
Valor<br />
Remarka<br />
Innovator<br />
Derby<br />
Biogold<br />
Orla<br />
Triplo<br />
Belana<br />
Novella<br />
Agria<br />
Santé<br />
Tomensa<br />
Roberta<br />
Agnès<br />
25,00<br />
20,00<br />
15,00<br />
10,00<br />
De bruinbakindex (BI) geeft een indicatie van het niveau van<br />
reducerende suikers in de aardappelknol. Bij afbakken<br />
reageren deze suikers immers met aminozuren en zorgen zo<br />
eventueel voor de te bruinkleuring en het bitter worden van de<br />
frieten.<br />
Deze bruinbakindex is de resultante van de frietkleur bij<br />
bakken van een aardappelstaal volgens het toegepaste<br />
standaardprotocol.<br />
5,00<br />
0,00<br />
Gemiddelde gewichtsverliezen (in %) na 7 maand bewaring<br />
Nicola<br />
Derby<br />
Innovator<br />
Raja<br />
Tomensa<br />
Valor<br />
Remarka<br />
Allians<br />
Junior<br />
Roberta<br />
Belana<br />
Eden<br />
Orla<br />
Terragold<br />
Triplo<br />
Agria<br />
Laura<br />
Biogold<br />
Juliette<br />
Timate<br />
Novella<br />
Santé<br />
Agnès<br />
Ditta<br />
Evolutie van de bruinbakindex in de loop van de bewaring<br />
Bruinbakindex<br />
April<br />
courant Januari courant janvier<br />
Bij de oogst<br />
0,00 1,00 2,00 3,00 4,00 5,00 6,00<br />
Wit Donkerbruin<br />
Ook bij dit criterium werden er serieuze verschillen tussen de<br />
rassen vastgesteld. Voor rassen zoals Nicola, Timate en Allians<br />
is een lange bewaring uitgesloten terwijl bij rassen als Agnès,<br />
Roberta en Tomensa het niveau van reducerende<br />
suikervorming beperkt blijft na een lange bewaring onder<br />
biologische omstandigheden.<br />
De bewaargeschiktheid van een ras is slechts één van de criteria die meespelen in de rassenkeuze (afzetkanaal,<br />
plaagresistentie in het loof, beschikbaarheid van het plantgoed, …). Het geeft de potentie weer om een ras al dan<br />
niet lang te bewaren: d.i. de rassendormantie gecombineerd met het uitstel van de fysiologische veroudering van<br />
de knollen. Hieronder verstaan we concreet het uitstel van de vorming van reducerende suikers die de smaak en<br />
het uitzicht van de knol negatief beïnvloeden.<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Alternatieve middelen ter<br />
vervanging van koper voor de<br />
bestrijding van de<br />
aardappelplaag<br />
Labotesten (2002-2006)<br />
Testen van de effectiviteit op praktijkschaal (2004-2006)<br />
Auteurs : B. Dupuis (CRA-W),<br />
D Michelante (CRA-W), C. Dereycke<br />
(CARAH), C. Ducatillon (CARAH),<br />
J. Bruyère (FREDON), L. Dubois (SRPV),<br />
S. Duvauchelle (SRPV), I. Vuylsteke<br />
(PCBT), L. Delanote (PCBT)<br />
Dit grensoverschrijdend proefprogramma had tot doel om alternatieve middelen te vinden ter vervanging van koper<br />
in de biologische aardappelteelt.<br />
Een reeks niet-synthetische ('natuurlijke') middelen werd uitgebreid getest op hun doeltreffendheid voor de<br />
bescherming van het loof tegen de aardappelplaag. Na een eerste evaluatie op laboniveau werden de middelen die<br />
voldoende geschikt bleken, getest via praktijkproeven in volle veld.<br />
Labomethode<br />
De producten werden in het labo uitgetest op planten<br />
van het ras Bintje die afkomstig waren van het in vitro<br />
labo.<br />
Elk testproduct werd toegepast op 3 à 4 planten door<br />
middel van het verstuiven van 10 ml pap per plant<br />
met behulp van een luchtpistool.<br />
Bij bepaalde producten werd ook een afregentest<br />
uitgevoerd die de gevoeligheid voor afspoeling moest<br />
nagaan door het simuleren van een regenbui van 25 mm.<br />
Vier dagen na de toepassing van het product werden<br />
afzonderlijke bladeren geïnoculeerd met een geconcentreerde<br />
plaagsuspensie.<br />
De bladeren werden vervolgens geïncubeerd en de<br />
plaagontwikkeling in het loof werd geobserveerd.<br />
Deze proeven werden uitgevoerd door het CRA (Waals<br />
Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek).<br />
D-4<br />
2<br />
1<br />
Toepassing van<br />
de middelen Afregentest<br />
2<br />
Alternatieve testsubstanties<br />
In totaal werden 37 producten bestudeerd in de literatuur en bekomen<br />
via contacten met de toeleverende industrie en de landbouwers.<br />
Bepaalde producten worden in het buitenland al verkocht (Duitsland,<br />
Verenigde Staten, Frankrijk, etc.). Deze worden voor het overgrote deel<br />
als plantenversterkende middelen verkocht. Hierbij is meestal zelfs<br />
expliciet vermeld dat het product het natuurlijk plantbeschermingsmechanisme<br />
stimuleert en zo dus de plantgevoeligheid voor ziekten<br />
verlaagt.<br />
In Europa is het merendeel echter niet erkend als middel voor de<br />
bescherming van aardappelen tegen de plaag.<br />
Behalve hun eventuele werking tegen de plaag, werden de producten<br />
ook uitgekozen op basis van de criteria opgelegd door artikel 5 van de<br />
Europese Richtlijn 91/414 (15 juli 1991). Deze omschrijft het in de<br />
handel brengen van fytofarmaceutische producten. De middelen<br />
voldoen ook aan artikel 7 van de verordening EEG nr. 2092/91 m.b.t.<br />
de biologische landbouw, namelijk:<br />
- geen schadelijke effecten op menselijke en diergezondheid;<br />
- geen wezenlijk negatieve invloed op het milieu.<br />
D<br />
Inoculatie<br />
D+3<br />
+4<br />
+6
In de onderstaande tabel wordt de<br />
effectiviteit weergegeven van de bescherming<br />
(in vergelijking met Bordeauxse Pap) die<br />
de in het labo geteste middelen bieden tegen<br />
de plaag.<br />
De afregentesten toonden aan dat<br />
Bordeauxse Pap een excellente persistentie<br />
heeft en dat Mycosin, Ulmasud en Penta<br />
Cu55 quasi onmiddellijk volledig afspoelen.<br />
De stimulatie van eventuele inductiemechanismen<br />
ter verhoging van de<br />
intrinsieke plantenweerstand tegen ziekte,<br />
bleken bij deze laatste middelen dus<br />
onbestaande te zijn onder de<br />
proefomstandigheden.<br />
De effectiviteit die werd vastgesteld zonder<br />
afregentest, berust dus op een kiemdodende<br />
contactwerking op het loof.<br />
Glutex behoudt een gemiddelde effectiviteit<br />
na de afregentest: deze kan echter evenzeer<br />
berusten op de werking van het resterend<br />
koper als op de stimulatie van de natuurlijke<br />
plantenweerstand ofwel nog op een<br />
combinatie van deze twee.<br />
PK2, Zonix en Solucuivre lijken niet<br />
onderhevig aan afspoeling.<br />
In de veldproeven werden enkel die middelen getest die een<br />
significatieve of een gemiddelde effectiviteit bleken te vertonen in het<br />
labo alsook additieven voor Bordeauxse Pap (3 kg/ha/behandeling).<br />
Het proefschema werd samengesteld uit 4 blokken (4 herhalingen<br />
per product). De producten werden willekeurig verdeeld per blok.<br />
Bij deze proeven werd gebruikt gemaakt van matig<br />
plaaggevoelige aardappelrassen.<br />
In functie van het jaar en van de proefplaats werd al dan niet<br />
een onbehandeld referentie-object aangeplant.<br />
Laboresultaten<br />
Legende<br />
+ werking product vergelijkbaar met Bordeauxse pap (3 kg/ha/behandeling)<br />
+ / - product met een matige werking<br />
- product zonder zichtbare werking<br />
? product getest als additief, geen verbetering van de effectiviteit van het basisproduct<br />
Naam - Merk Effectiviteit Naam - Merk Effectiviteit<br />
Allicin - Optiplant -<br />
Bicarbonaat van K - Oxos 300 m -<br />
Bicarbonaat van Na - Oxos 600 m + / -<br />
Biofa algenextract - Penta Cu 55 +<br />
Referentie-<br />
Bordeauxse pap<br />
+ PHYTOVIT WG -<br />
Ecoclearprox - Pom-PK -<br />
ELOT VIS - Proval PK2 +<br />
Glutex Cu 90 + Brandnetelaftreksel -<br />
Ilsamin - SANOCHIC -<br />
IRF 84 - Siliforce ?<br />
Kendal ? Solucuivre +<br />
Kubig + / -<br />
Sporen van weinig virulente<br />
plaag<br />
-<br />
Aftreksel van diverse<br />
plantaardige composten<br />
- Splinter -<br />
MESSENGER - Ulmasud B +<br />
Microsulfo - VI-CARE (C2000, CITREX) + / -<br />
Milsana + / - Vitalin Trichoderma T50 -<br />
MYCO-SIN + Virkon S -<br />
Nutrisol – paardenstaart<br />
aftreksel<br />
- Zonix + / -<br />
Proeven uitgevoerd op veldniveau<br />
Naam - Merk Effectiviteit Naam - Merk Effectiviteit<br />
Referentie-<br />
Bordeauxse pap (BP)<br />
Ecoclearprox + BP ?<br />
+ Proval PK2 +<br />
Proval PK2 +<br />
Solucuivre<br />
+(+)<br />
Glutex CU 90 + Solucuivre + / -<br />
MycoSin - Splinter + BP ?<br />
Penta Cu 55 - Ulmasud -<br />
POM-PK + BP ? Zonix +<br />
De proefblokken werden onderling gescheiden door<br />
infectierijen, bestaande uit planten van een heel<br />
plaaggevoelige variëteit. Zodoende bevonden alle proefveldjes<br />
zich op eenzelfde afstand van de plaaginfectiebron. De<br />
percelen werden niet geïnoculeerd, de plaag ontstond op<br />
natuurlijke wijze.<br />
Verschillende behandelingsschema's werden uitgetest, op<br />
verschillende rassen die al dan niet werden voorgekiemd.<br />
Deze proeven werden uitgevoerd door alle partners van het<br />
VETAB-project die betrokken waren bij het proefprogramma<br />
aardappelen. Voor meer resultaten kan u één van deze<br />
partners contacteren (zie contactgevens op de kaft).<br />
Legende<br />
++ product met een effectiviteit die significant beter is dan van<br />
Bordeauxse pap (3 kg/ha/behandeling)<br />
+ werking product vergelijkbaar met Bordeauxse pap (3<br />
kg/ha/behandeling)<br />
+ / - product met een matige werking<br />
- product zonder zichtbare werking<br />
? product getest als additief, geen verbetering van de effectiviteit van<br />
het basisproduct
Legende<br />
- FUNG: fungicide<br />
- ANTA: product met antagonistische werking<br />
- SNW: product dat natuurlijke weerstand stimuleert<br />
Belangrijkste eigenschappen<br />
van de geteste middelen<br />
De tabel hieronder geeft de voornaamste eigenschappen van de geteste middelen weer. Bij alle proeven<br />
werden twee referentieobjecten opgenomen: een onbehandeld object (gedestilleerd water) en een object<br />
met Bordeauxse Pap à ¼ dosis (3 kg/ha/behandeling).<br />
Naam - Merk Type Aard Samenstelling<br />
- MEST: meststof<br />
- ADD (bij X): additief (bij product)<br />
Concentratie/<br />
behandeling/<br />
ha<br />
Aftreksel van diverse<br />
plantaardige composten<br />
SNW, ANTA compostthee kippemest, paardemest, groenafval, cacao 100 % 0<br />
Aftreksel van diverse<br />
plantaardige composten<br />
SNW, ANTA compostthee groenafval, kruiden, wol 100 % 0<br />
Allicin FUNG plantenextract lookextract 150 ml/ha 0<br />
Bicarbonaat van K SNW minerale verbinding bicarbonaat van K 0,5 % 0<br />
Bicarbonaat van Na SNW minerale verbinding bicarbonaat van Na 0,5 % 0<br />
Biofa algenextract SNW<br />
algenproduct<br />
(Ascophyllum nodosum)<br />
spoorelementen (boor, jood, molybdeen, kobalt,<br />
mangaan, sulfide, zink, koper, ijzer, selenium,<br />
chroom) + vitamines, aminozuren, organische<br />
zuren, plantaardige hormonen<br />
Dosis<br />
Cu-<br />
metaal<br />
0,5/1 % 0<br />
Brandnetel aftreksel SNW Brandnetel aftreksel brandnetel aftreksel 5 % 0<br />
Ecoclearprox FUNG organische verbinding<br />
gestabiliseerd zuurstofwater met organische<br />
molecule<br />
3 l/ha 0<br />
ELOT VIS SNW alcoholisch plantextract niet gedefinieerd 5 % 0<br />
Referentie-Bordeauxse Pap FUNG minerale verbinding kopersulfaat 1 % (3 kg/ha) 600 gr/ha<br />
Glutex Cu 90 FUNG minerale verbinding koperhydroxyde 350/400 ml/hl 27 gr/ha<br />
Ilsamin SNW aminozurenextract aminozuurketens van verschillende lengte 4 l/ha 0<br />
IRF 84 SNW algenextract niet gedefinieerd 1,2 % (3 %) 0<br />
Kendal ADD bij PK2 minerale verbinding mengsel van N en K2O 3 l/ha 0<br />
Kubig<br />
MEST,<br />
FUNG<br />
organo-minerale<br />
verbinding<br />
koperchelaat 10 % (gewicht)<br />
0,5 %<br />
(0,33 - 1 %)<br />
150 gr/ha<br />
MESSENGER SNW Erwinia amylovora activatie eiwit ‚harpin’ 5 à 25 gr/ha 0<br />
Microsulfo FUNG minerale verbinding product op basis van zwavel 1,5 kg/ha 0<br />
Milsana SNW plantenextract niet gedefinieerd 1,5 l/ha 0<br />
MYCO-SIN SNW<br />
poeder van rots, klei en<br />
plantaardige extracten<br />
65 % klei met zwavel; 0,2 % extract van<br />
paardenstaart<br />
2,7 % (1,5 %) 0<br />
Nutrisol –<br />
paardenstaart aftreksel<br />
SNW paardenstaart aftreksel<br />
oligo-elementen en<br />
N (700 ppm), Cu (1,34 ppm),<br />
Fe (8 ppm), Zn (1,35 ppm) + silicium<br />
20 % 0<br />
Optiplant SNW inactieve plaag in<br />
homeopathische dosis<br />
S, Cu, Mg, Co, Fe, Zn, Mn, B, Mo 1,5 l/ha 1 %<br />
Oxos 300 m FUNG minerale verbinding gestabiliseerd zuurstofwater met Ag 1 % 0<br />
Oxos 600 m FUNG minerale verbinding gestabiliseerd zuurstofwater met Ag 1 % 0<br />
Penta Cu 55 FUNG minerale verbinding kopersulfaat pentagehydrateerd 150 ml/hl<br />
1 g/l laten<br />
7 gr/ha<br />
PHYTOVIT WG ANTA Bacillus subtilis 1,25 x 1010 endosporen/gr + organisch substraat inweken bij<br />
wortels<br />
0<br />
Pom-PK SNW<br />
organische en minerale<br />
verbinding<br />
aminozuren, oligosachariden, flavonoïden 350/400 ml/hl 0<br />
Proval PK2 SNW minerale verbinding kaliumfosfonaat 0,3 % 0<br />
SANOCHIC FUNG minerale verbinding<br />
79,8 gr/l waterstofperoxide;2 gr/l azijnzuur;<br />
0,68 mg/l zilverionen<br />
1 à 1,5 % 0<br />
Siliforce ADD bij PK2 minerale verbinding op basis van silicium 0,3 l/ha 0<br />
Solucuivre FUNG<br />
ADD bij<br />
minerale verbinding kopertallaat 2 l/ha 5 %<br />
Splinter<br />
Bordeauxse cocktail van aminozuren<br />
Pap<br />
korte keten aminozuren 0,65 l/ha 0<br />
Ulmasud B SNW<br />
rotsen- en kleipoeder +<br />
Al (8,7 %), S (11,8 %), Si02 (13,7 %), Ti (0,047 %)<br />
natuurlijk emulgator<br />
2 % (0,5 %) 0<br />
VI-CARE (C2000, CITREX) FUNG minerale verbinding<br />
ascorbinezuur +<br />
verder niet gedefinieerd<br />
0,125 % 0<br />
Virkon S FUNG<br />
organo-minerale<br />
verbinding<br />
niet gedefinieerd 1 %<br />
1 à 3 kg/ha<br />
0<br />
Vitalin Trichoderma T50 ANTA, SNW Trichoderma harzianum 108 conidia van Trichoderma harzianum/g (bodem) -<br />
200 gr/ton plant<br />
0<br />
Weinig virulente sporen van<br />
aardappelplaag<br />
SNW Phytophthora infestans<br />
weinig virulente sporen van Phytophthora<br />
infestans<br />
10 5 sp/ml 0<br />
Zonix FUNG<br />
extract van microorganismen<br />
rhamnolipiden: biologisch surfactant 0,5 l/ha 0
Erkenning middelen<br />
In de onderstaande tabel staat de informatie m.b.t. de eventuele erkenning weergegeven van de<br />
producten die een effectieve werking tegen de aardappelplaag vertoonden op veldniveau.<br />
Ook de hoeveelheid kopermetaal die wordt toegediend per behandelingsbeurt wordt weergegeven per<br />
middel.<br />
Producten effectief<br />
op veldniveau<br />
Dosering/<br />
behandeling/ha<br />
Gram Cu-metaal/<br />
behandeling/ha<br />
Bordeauxse Pap 3 kg/ha 600<br />
Glutex Cu90 4 L/ha 400<br />
Proval PK2 +<br />
Solucuivre<br />
Erkenning<br />
erkend in Frankrijk en België<br />
als biologisch fungicide<br />
erkend als biocide in België<br />
en bruikbaar in de bioteelt<br />
2 L/ha + 2 L/ha 100 zie hieronder<br />
Proval PK2 2 L/ha 0<br />
Solucuivre 2 L/ha 100<br />
erkend in Europa als meststof, nog niet erkend in<br />
de bioteelt (aanvraag wordt ingediend)<br />
erkend in Frankrijk als hechtmiddel voor fungicide<br />
en als bacteriedodend middel bij kolen, nog geen<br />
erkenning voor de bioteelt<br />
Zonix 0,5 L/ha 0 niet erkend, maar volledig natuurlijk product<br />
Algemene bespreking en conclusie<br />
Op 37 beproefde middelen werden er slechts 3 gevonden die eenzelfde effectiviteit vertoonden als<br />
Bordeauxse Pap (3 kg/behandeling/ha) voor de bestrijding van de aardappelplaag in de biologische teelt.<br />
In bepaalde proeven vertoonde de combinatie van Proval PK2 en Solucuivre zelfs een betere bescherming<br />
dan Bordeauxse Pap. We merken hierbij ook op dat er bij de effectieve middelen twee zijn die geen koper<br />
bevatten (Proval PK2 en Zonix).<br />
Tenslotte dient ook worden vermeld dat de proeven met het product Zonix slechts gedurende één jaar en op<br />
één enkele proefplaats werden uitgevoerd. Glutex CU 90 en Proval PK2 hebben hun effectiviteit bewezen<br />
gedurende meerdere jaren en op meerdere proefplaatsen.<br />
Deze proeven werden uitgevoerd door alle partners van het VETAB-project die betrokken waren bij het<br />
proefprogramma aardappelen, zowel in Wallonië als Vlaanderen en Frankrijk. Bij de zoektocht naar<br />
proefmiddelen, het voorbereiden en de aanleg van de proeven zorgde het VETAB-project voor de bevordering<br />
van de grensoverschrijdende uitwisselingen.<br />
Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw<br />
EFRO
Verantwoordelijke uitgever :<br />
Mathieu Lancry<br />
Ontwerp :<br />
GABNOR<br />
Het project "Valorisatie grensoverschrijdende ervaringskennis in de biologische landbouw"<br />
(VETAB) is een project dat werd ontwikkeld door acht Franse, Vlaamse en Waalse partners in<br />
het kader van het Interreg III programma van de Europese Unie.<br />
Het project heeft de ontwikkeling van de biologische landbouw in de drie betrokken regio's<br />
tot doel. Hierbij wordt gesteund op een grensoverschrijdende, elkaar versterkende<br />
samenwerking tussen de betrokken partners die gedurende het project werd ontwikkeld.<br />
Meer specifiek richt het project zich op de ontwikkeling van de biologische akkerbouw en<br />
industriegroenteteelt. Deze landbouwbedrijven worden bij hun omschakeling naar de<br />
biologische teeltmethode geconfronteerd met specifieke knelpunten die niet gelden voor<br />
andere bedrijfstypes (v.b. melkveehouderij). Akkerbouw maakt bovendien een belangrijk<br />
deel uit van de landbouwactiviteit in het grensgebied.<br />
De specifieke dynamiek van het project bestaat erin om te steunen op de bestaande<br />
complementariteit tussen de drie betrokken regio's en meer bepaald op de competentie van<br />
de verschillende partners en op hun uiteenlopende en ruime ervaring in de biologische<br />
landbouw.<br />
Het project gaat in wezen om de valorisatie van de grensoverschrijdende ervaring beginnend<br />
met die van de landbouwers. In dit kader stimuleert het project ook de bezoeken en de<br />
uitwisselingen tussen de landbouwers van het grensgebied om ze zodoende te laten<br />
samenwerken eerder dan concurrenten woor elkaar te zijn.<br />
Het Interreg-gebied beslaat de provincies West- en Oost-Vlaanderen, Namen en<br />
Henegouwen en de departementen Nord en Pas de Calais.<br />
Redactie :<br />
Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (PCBT)<br />
Groupement des Agriculteurs Biologiques du Nord-Pas de Calais (GABNOR)<br />
Centre pilote bio (CEB)<br />
Fédération Régionale de Défense contre les Organismes Nuisibles Nord - Pas de Calais (FREDON)<br />
Chambre régionale d'agriculture du Nord - Pas de Calais<br />
Service Régional de la Protection des Végétaux ( SRPV)<br />
Centre pour l'agronomie et l'agroindustrie de la pronvince du Hainaut (CARAH)<br />
Centre Wallon de Recherches Agronomiques - Section Systèmes Agricoles (CRA-W)<br />
Foto's :<br />
GABNOR, PCBT, CARAH, FREDON, CRA-W, West-Vlaamse Proeftuin voor de Industriegroenten vzw – POVLT, Interprovinciaal<br />
Proefcentrum voor de Aardappelteelt vzw (PCA), Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw (PCG), Popolon<br />
September 2007<br />
Het VETAB-project