Voormalige polders Polderdistrict Brummen-Voorst 1825-1959 - Coda
Voormalige polders Polderdistrict Brummen-Voorst 1825-1959 - Coda
Voormalige polders Polderdistrict Brummen-Voorst 1825-1959 - Coda
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
INLEIDING<br />
De <strong>Voorst</strong>erbeek stond oudtijds met verscheidene leigraven onder de schouw van de mark <strong>Voorst</strong> en<br />
Noord–Empe.<br />
Deze mark grensde ten noorden aan de Appensche mark, ten westen aan Beekbergen en Loenen,<br />
ten zuiden aan de mark Empe en ten oosten aan de <strong>Voorst</strong>erklei.<br />
Nog voor in 1855 de mark definitief verdeeld werd, achtten de Staten der provincie Gelderland het<br />
nodig door een door hen daartoe benoemde commissie in 1838 een reglement te laten ontwerpen op<br />
de ruiming, het onderhoud en de schouw van de <strong>Voorst</strong>erbeek, zulks op grond van het Provinciaal<br />
Reglement op de Waterleidingen, als vallende de <strong>Voorst</strong>erbeek onder de waterleidingen der tweede<br />
klasse.<br />
Het <strong>Voorst</strong>erbeekreglement werd in de jaren 1839/1840 door de gemeentebesturen van Apeldoorn<br />
en <strong>Voorst</strong> en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd.<br />
In 1856 moest het op grond van de gemeentewet vervallen. Daarna stelde de gemeenteraad van<br />
<strong>Voorst</strong> in 1859 een verordening vast omtrent het toezicht op, en de schouw over de <strong>Voorst</strong>erbeek en<br />
verdere waterleidingen.<br />
Bij de toepassing der verordening stuitte men echter op het gemis van enige bewijsbare verplichting<br />
tot onderhoud van de <strong>Voorst</strong>erbeek, en toen bij een proces bleek dat nalatige werden vrijgesproken,<br />
besloot men tenslotte in 1867 de verordening maar in te trekken.<br />
Nadien kwamen echter steeds meer klachten over de gebrekkige toestand waarin de beek en de<br />
waterleidingen verkeerden bij Provinciale Staten binnen.<br />
Als gevolg hiervan werd in 1868 uit het College van Gedeputeerde Staten een commissie benoemd<br />
met de opdracht om te dezer zake een onderzoek ter plaatse in te stellen.<br />
Nadat de commissie met de belanghebbenden in contact was getreden en een voorstel om de<br />
onderhoudsplicht af te kopen door de gemeente <strong>Voorst</strong> was verworpen, bleef geen andere<br />
mogelijkheid over dan een polder “daar te stellen”. Een officieel adres van deze strekking werd in 1870<br />
door de geïnteresseerden aan de Provinciale Staten gezonden.<br />
De burgemeester van <strong>Voorst</strong> werd gelast om de adressanten uit te nodigen een commissie te kiezen<br />
van drie personen die geacht konden worden het meest bekend te zijn met de landstreek die op de<br />
<strong>Voorst</strong>erbeek afwaterde.<br />
De aldus gevormde commissie trad in overleg met de desbetreffende commissie uit Gedeputeerde<br />
Staten, met als finaal resultaat dat in de Statenvergadering van 11 juli 1871 het reglement voor de<br />
<strong>Voorst</strong>erbeekpolder kon worden goedgekeurd.<br />
Het bestuur trad nog hetzelfde jaar in functie.<br />
De secretaris–ontvanger bekleedde bij zijn benoeming reeds een dergelijke functie bij de Buitenpolder<br />
“De <strong>Voorst</strong>erklei” ; de beide <strong>polders</strong> hebben sindsdien steeds dezelfde secretaris– ontvanger gehad.<br />
Het aantal poldermeesters kwam in 1882 van twee op drie.<br />
In 1884 werd de polder met 450 Ha. Tot ca. 1650 Ha. Uit gebreid, hoofdzakelijk met gronden onder<br />
Beekbergen gelegen. Dit was echter niet de enige uitbreiding: bij gemeenschappelijk besluit van de<br />
Staten van Gelderland en Overijssel van 21 en 22 december 1939 werden ondermeer gronden van de<br />
voormalige Loenermark en een gedeelte van het polderdistrict “Veluwe” toegevoegd aan de polder,<br />
waarvan de oppervlakte daarna 3321 Ha. bedroeg.<br />
In 1930 kon van de molenaar van de kopermolen het stuwrecht van de <strong>Voorst</strong>erbeek worden<br />
aangekocht, hetgeen van belang was, omdat men eerst van toen af aan het stuwpeil aan de behoefte<br />
der ingelanden kon aanpassen.<br />
Het aantal hoofdingelanden in de polderraad, die op grond van het Rivierpolderreglement sinds 1935<br />
de Geërfdendagen verving, bedroeg acht.<br />
Aangezien de secretaris–ontvanger zijn functie ook als zodanig uitoefende bij de <strong>Voorst</strong>erklei– polder,<br />
was het onvermijdelijk dat de archieven van beide <strong>polders</strong> enigszins met elkaar vermengd werden.<br />
Het bleek echter mogelijk de beide archieven volkomen van elkander te scheiden.<br />
31