Jan Olde Rikkert - Protestantse Gemeente Zevenaar - Protestantse ...
Jan Olde Rikkert - Protestantse Gemeente Zevenaar - Protestantse ...
Jan Olde Rikkert - Protestantse Gemeente Zevenaar - Protestantse ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1<br />
LEEN DEN BESTEN<br />
<strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong> (1929-2009)<br />
Homo oecumenicus: een vlinder die niet terug kan in zijn cocon<br />
Inleiding<br />
Schrijven over iemand op wie je gesteld was, is een riskante onderneming. Je wilt hem recht doen,<br />
maar kun je dat wel? Schrijven is in zekere zin (re)construeren. Schrijven over een persoon die niet<br />
meer leeft en weinig schriftelijk materiaal achter heeft gelaten, levert een (re)geconstrueerde<br />
herinnering op. Heeft deze herinnering wel iets met het werkelijke leven te maken? Terwijl dat wat<br />
wij denken een product van onze eigen geest is, is dat waaraan wij<br />
denken en wat we in onze herinnering gedenken geen eigen product.<br />
Het heeft zijn gewicht buiten onze geest. Het denken aan en herdenken<br />
wordt door dat gewicht opgeroepen. We herdenken niet wat<br />
we al eerder hebben gedacht. 1 We herdenken iets, omdat we het niet<br />
willen vergeten. In het vergeten wordt de band met wat buiten ons<br />
ligt, verbroken en krijgt ons bestaan in zijn vanzelfsprekendheid een<br />
schijn van autonomie. 2 Het herdenken, gedenken en in herinnering<br />
roepen tegen het voortschrijdende vergeten en verwaarlozen in<br />
repareert ons geheugen en bezweert de onvermijdelijke verdringing.<br />
Wanneer ik <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong> herdenk, probeer ik flitsen van het<br />
oorspronkelijke gebeuren en de rol van <strong>Jan</strong> daarin of daar tegenover<br />
te reconstrueren en recht te doen aan wat die flitsen onthullen. Ik<br />
hoop dat het beeld dat ik schets niet al te zeer vertekend is door<br />
projectie, vooroordeel, bijziendheid en nostalgie.<br />
Herdenken, terugdenken aan wat geweest is, heeft altijd iets<br />
in zich van het opmaken van een balans. Omdat het bij het herdenken van <strong>Jan</strong> en het in herinnering<br />
roepen van zijn woorden en daden niet om een juridisch oordeel gaat, maar om een subjectief<br />
wegen, wordt de richting waarin de balans uitslaat in grote mate door mij, de opmaker van de<br />
balans, bepaald. Zou er een andere opmaker zijn, dan zou de balans wellicht iets anders uitslaan.<br />
Zoekend naar een tijd die verloren ging, probeer ik vooral mijn herinneringen in leven te<br />
roepen over de positie van <strong>Jan</strong> ten opzichte van de veranderende plek en rol van de kerk in de<br />
samenleving en over zijn plaats in oecumenische contacten. De herinneringen zijn gekleurd door het<br />
met <strong>Jan</strong> mogen samenwerken en door de gesprekken met hem. ‘Over het waarheidsgehalte van<br />
oudste herinneringen bestaat natuurlijk geen enkele zekerheid. Er is hooguit de schijnzekerheid van<br />
het verhaal dat ingang heeft gevonden. (...) Eenzelfde onzekerheid geldt in iets maar niet heel veel<br />
mindere mate voor de herinnering als zodanig. Het geheugen, met al zijn onbewuste trucs, is als de<br />
kok die een maaltijd opdient: gewoon gemaakt van wat zoal voorhanden is. Maar het is nooit<br />
dezelfde maaltijd. De herinnering zelf is de kunstenaar.’ 3<br />
Niets is blijvend<br />
Tijdens het leven van <strong>Jan</strong> is de kerk waartoe hij met hart en ziel behoorde, ingrijpend veranderd.<br />
De context waarin de kerk stond, is nog ingrijpender veranderd. Als we kijken naar de wereld<br />
waarin <strong>Jan</strong> geboren werd, dan zien we direct dat deze enorm verschilt van die van nu. Allerlei<br />
onderling samenhangende maatschappelijke processen hebben de verandering van de wereld – en<br />
daarmee van het instituut kerk en de visie op onszelf en anderen - bewerkstelligd. Ik denk hierbij<br />
aan rationalisering: het streven naar een manier van denken en handelen die meer door verstand en<br />
kennis dan door emoties en tradities wordt geregeerd; individualisering: het ontstaan van het<br />
zelfstandig individu; horizontalisering: de afname van hiërarchie; ont-traditionalisering: een afname<br />
van populariteit van traditionele opvattingen; ont-institutionalisering: het verval van traditionele<br />
1 F.J.J. Buytendijk, Aandenken. Bezinning over de levensloop, Baarn: Ambo 1980, 100: ‘Om iets te herdenken, moet het<br />
reeds eens gedacht zijn en als een aandenken zijn bewaard. Dan kan het hervonden en hernomen worden, zoals een ding dat<br />
ons werd gegeven om het te bewaren. Het kan vergeten ergens liggen in een kast, lade of doos en pas als de hand het hervat<br />
en de blik het streelt, wordt het herdacht en is het omgeven met de stralende vreugde van de schenkende die er weer is, van<br />
zijn woord en zijn gelaat, van zijn warmte en leven.’<br />
2 Cornelis Verhoeven, Het geheugen herdacht. Variaties op het thema ‘herinnering’, Baarn: Ambo 1995, 70.<br />
3 Nicolaas Matsier, Gesloten huis. Zelfportret met ouders, Amsterdam: De Bezige Bij 1995, 30.
2<br />
instituties; mobilisering: het zich steeds sneller kunnen verplaatsen; differentiatie: een toenemende<br />
verscheidenheid en specialisatie; heterogenisering: een steeds diverser worden van de bevolking;<br />
democratisering: een meer gelijke verdeling van macht; fragmentering: een afname van samenhang<br />
tussen opvattingen; informatisering: de opkomst van de informatie-- en communicatietechnologie;<br />
internationalisering: het verval van nationale grenzen; en globalisering: het ontstaan van een<br />
kapitalistisch georganiseerde wereldmaatschappij met vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid<br />
en kapitaal.<br />
<strong>Jan</strong> groeide op in een beschermde kerkelijke groepscultuur die gekenmerkt werd door<br />
beslotenheid en een defensieve houding naar buiten. De pauselijke richtlijnen op pastoraal en<br />
sociaal gebied werden in de plaatselijke parochie zo goed mogelijk gevolgd. Van een oecumenisch<br />
gesprek met niet-katholieken was geen sprake. De encycliek 4 Mortalium Animos 5 (1928) had zo’n<br />
gesprek en elk gemeenschappelijk gebed dat de indruk van onverschilligheid kon wekken, verboden.<br />
De rooms-katholieke zuil stond stevig. ‘Katholieke politici hadden bijna alle geloofsgenoten in de<br />
grootste politieke partij van het land verenigd; met geestelijk elan en een sterke frontmentaliteit<br />
vormden de katholieke sociale organisaties een gesloten formatie rond de bisschoppen tegen<br />
“ketterse” en vrijzinnige invloeden van hun omgeving. Traditionele en klerikale gezagstrouw, het<br />
door de staat betaalde onderwijssysteem, de sociale zorg voor grote gezinnen, de katholieke pers<br />
en radio waren belangrijke middelen om een stabiele geloofsgemeenschap te garanderen.’ 6<br />
In de jaren dertig en veertig leefden niet alleen rooms-katholieken in hun burcht. Ook<br />
protestanten en socialisten verschansten zich achter verdedigingswallen. In de Tweede<br />
Wereldoorlog veranderde dit. Ter verdediging van de nationale vrijheid tegen de nazi’s gingen<br />
levensbeschouwelijk gescheiden groepen meer en meer samenwerken. Niet-katholieken kregen<br />
meer vertrouwen in roomse landgenoten en omgekeerd. Na de oorlog kwamen doorbraak en dialoog<br />
op gang. De burchten brokkelden langzaam maar zeker af. Institutionele zelfgenoegzaamheid<br />
maakte geleidelijk aan plaats voor onbevangen zelfreflectie.<br />
In 1950 stond het Heilig Officie 7 bijeenkomsten van rooms-katholieken en protestanten toe.<br />
Paus Johannes XXIII (1881-1963) ging in 1960 nog een stap verder. Hij wilde de kerk betrekken in<br />
een wereldwijde oecumenische beweging en richtte daartoe het Secretariaat voor de Eenheid der<br />
Christenen 8 op. De eigen kerk riep hij op om te komen tot zelfkennis, zelfkritiek, zelfvernieuwing<br />
en het onder ogen zien van de realiteit van andere christelijke kerken en van niet-christelijke<br />
ideologieën. Ook kondigde een algemene kerkvergadering - een oecumenisch concilie – aan om de<br />
kerk ‘bij de tijd’ 9 te brengen. De paus sloot aan bij gevoelens van ongenoegen over het kerkelijk<br />
reilen en zeilen en bij allerlei wensen en dromen die veel parochianen en theologen hadden<br />
gekregen.<br />
Op 11 oktober 1962 opende de paus het concilie. Het werd bijgewoond door 2540 roomskatholieke<br />
bisschoppen uit alle delen van de wereld 10 . Tijdens dit concilie - dat bekend werd onder<br />
de Latijnse naam Vaticanum II ofwel Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) - kwam de vraag naar<br />
de verhouding van de kerk tot de wereld nadrukkelijk aan de orde. In diverse conciliedocumenten<br />
werd benadrukt, dat de kerk zich niet langer los en zelfs in contrast met de wereld wilde profileren,<br />
maar zich verbonden wist met de vreugde, de hoop, het verdriet en de angst van de mensen.<br />
4<br />
Een encycliek is een belangrijke pauselijke brief, waarin de paus zijn leergezag inzake geloof en zeden uitoefent.<br />
5<br />
De encycliek heeft de ondertitel Over de Christelijke Eenheid. In de encycliek verzette paus Pius XI (1857-1939) zich tegen<br />
elke vorm van relativisme. Hij stelde dat de meeste oecumenische bewegingen voorbijgaan aan de waarheid en de eenheid<br />
van het geloof. Volgens hem kennen de leerstellingen van de kerk geen hiërarchie van waarden, maar zijn ze als dogma's<br />
onvervreemdbaar onderdeel van de waarheid. De paus betoogde dat de kerkvaders de Katholieke Kerk al zagen als de<br />
enige en ware kerk. En dat is naar zijn mening nog steeds het geval. De eenheid van de christenen kan dan ook alleen bereikt<br />
worden als die door de apostel Petrus - en diens plaatsbekleder - wordt geleid. Pius XI erkende dat er onder de christenen<br />
een groot verlangen is naar eenheid, maar verzette zich tegen moderne pogingen - hij wees hier op de in die tijd vrij<br />
populaire oecumenische congressen - om die eenheid, zonder enige leiding te bereiken. Hij waarschuwde de roomskatholieken<br />
voor zogenaamde panchristelijke bewegingen, want er is maar één christelijk geloof: dat van de ene, ware -<br />
door Christus zelf gestichte - kerk, de hoedster van de geopenbaarde waarheid.<br />
6<br />
Walter Goddijn, Roomsen, dat waren wij. Sociologische reflecties over de identiteitsvervaging van het katholieke volksdeel<br />
in Nederland en over het groeiproces van een nieuwe identiteit, Hilversum: Gooi en Sticht 1978, 57.<br />
7<br />
De Heilige Congregatie van de Inquisitie van de Kerk, sinds 1966 de Congregatie voor de Geloofsleer.<br />
8<br />
De officiële naam werd: De Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen (Latijn: Pontificium<br />
Consilium ad Unitatem Christianorum Fovendam).<br />
9<br />
De paus sprak over aggiornamento. Het Italiaanse woord aggiornamento betekent in de eerste plaats modernisering (giorno<br />
= dag; en ag = bij; vandaar: bij de dag brengen). De kerk dient volgens de paus de onveranderlijke geloofswaarheden<br />
zodanig weer te geven, dat deze in de actuele tijd begrepen kunnen worden. Modernisering van de kerk en openheid van de<br />
kerk naar de wereld zijn daarom onontkoombaar. De ramen van de kerk moeten open staan voor de frisse lucht van buiten.<br />
Om aan te geven dat de aggiornamento van de kerk serieus bedoeld was, werden ook protestanten, orthodoxen en<br />
vertegenwoordigers van andere religies en politieke ideologieën als waarnemers bij het concilie uitgenodigd.<br />
10<br />
Vandaar dat het een oecumenisch concilie genoemd werd: ‘oecumenisch’ duidt hier op de oikoumenè, dat letterlijk ‘de<br />
bewoonde wereld’ betekent en meer in het bijzonder de katholieke kerk verspreid over heel de aarde aanduidt.
3<br />
Op 21 november 1964 kondigde het concilie een decreet 11 af: Unitatis Redintegratio. Dit<br />
decreet over de oecumene begint met nadrukkelijk te zeggen dat bevordering van het herstel van<br />
de eenheid onder alle christenen een van de voornaamste doelstellingen van Vaticanum II is. ‘De<br />
Kerk immers is door Christus, de Heer, gesticht als één en als de enige; en toch presenteren veel<br />
christelijke Gemeenschappen zich aan de mensen als het echte erfgoed van Jezus Christus. Alle<br />
noemen zij zich leerlingen van de Heer, maar zij hebben verschillende opvattingen en volgen<br />
verschillende wegen, alsof Christus zelf verdeeld was. Deze verdeeldheid is niet alleen apert in<br />
strijd met de wil van Christus, maar ze is ook een ergernis voor de wereld en ze doet afbreuk aan de<br />
heilige zaak van de verkondiging van het Evangelie aan alle mensen.’ 12 In het decreet wordt de<br />
orthodoxe kerk een zusterkerk met geldige sacramenten genoemd. Leden van de reformatorische<br />
kerken worden erkend als ‘broeders en zusters in de Heer’. Hun grote aandacht voor de Bijbel wordt<br />
geprezen. Opgemerkt wordt dat ze een andere kijk hebben op de verhouding van de Bijbel tot de<br />
kerk en op morele vragen, op ambt en leergezag. Het decreet stelt dat de ‘eenheid in het<br />
wezenlijke’ op geen enkele manier een legitieme verscheidenheid uitsluit in de liturgie of in de<br />
theologische uitwerking van de geopenbaarde waarheid. Het roept op tot verandering van het hart,<br />
waarbij men afziet van rivaliteit en probeert te luisteren en de andere partijen in de dialoog nooit<br />
te kwetsen of in een verkeerd daglicht te stellen.<br />
Op 18 november 1965 volgde een nieuw grensverleggend decreet: Apostolicam<br />
actuositatem. Dit decreet, dat gaat over het lekenapostolaat 13 , rekende af met het traditionele<br />
standpunt dat leken in de kerk alleen kunnen functioneren als een verlengstuk van de kerkelijke<br />
hiërarchie. Het gaf hen een zelfstandige plaats in het kerkelijk leven.<br />
Op 7 december 1965, de laatste zittingsdag van het concilie, werd de pastorale constitutie 14<br />
Gaudium et Spes (vreugde en hoop) uitgegeven. Dit tijdens het concilie vervaardigde document,<br />
gewijd aan de kerk in de wereld van de eigen tijd, ademde openheid naar de moderne samenleving<br />
en optimisme over haar toekomst. De openingszin was veelbetekenend: ‘De vreugde en de hoop,<br />
het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook<br />
de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus’ leerlingen; en er is niets echt menselijks,<br />
of het vindt weerklank in hun hart. Want de gemeenschap van Christus’ leerlingen bestaat uit<br />
mensen, die, in Christus verenigd, door de Heilige Geest worden geleid op hun pelgrimstocht naar<br />
het Koninkrijk van de Vader en die de opdracht hebben om de heilsboodschap aan allen door te<br />
geven. Zodoende voelt zij zich werkelijk en nauw verbonden met de mensheid en haar<br />
geschiedenis.’ 15<br />
Vol spanning volgde <strong>Jan</strong> de ontwikkelingen in de kerk. Vooral de openheid die het Tweede<br />
Vaticaans Concilie bepleit had, deed zijn hart sneller kloppen. Met volle instemming werkte hij mee<br />
aan verscheidene vernieuwingen in de kerk. Deze vernieuwingen hadden ingrijpende gevolgen. Het<br />
Latijn maakte grotendeels plaats voor het Nederlands in de liturgie en de liturgie zelf werd<br />
soberder. Veel heiligenbeelden en wierookvaten verdwenen uit de kerken. Processies werden steeds<br />
minder en op den duur vrijwel niet meer gehouden. Bedevaarten telden steeds minder deelnemers.<br />
Parafernalia van traditionele devoties als Mariaverering en Heilig Hartverering verdwenen uit kerken<br />
en gezinnen. Het maatschappelijk engagement van veel rooms-katholieken verschoof sterk in<br />
progressieve richting. In de theologie en in de religieuze beleving stond niet langer de gerichtheid<br />
op heil en hemel centraal, maar was er een oriëntatie op het hier en nu, op de beleving van het<br />
geloof in onderlinge menselijke relaties en in maatschappelijk engagement. Een radicale ontzuiling<br />
vond plaats: veel rooms-katholieke instellingen fuseerden met een protestantse, socialistische of<br />
openbare zusterinstelling of werden opgeheven.<br />
In de tijd van snelle veranderingen konden parochianen die niet meer gelaten wachtten op<br />
nieuwe hiërarchische initiatieven of die moeite hadden met de langzame molens van de kerkelijke<br />
bureaucratie, rekenen op de sympathie en steun van <strong>Jan</strong>. Blij was hij met de Nieuwe Katechismus<br />
die in oktober 1966 door de Nederlandse bisschoppen aan de gelovigen werd aangeboden als ‘een<br />
veilige gids’. In dit geloofsboek was de door het Tweede Vaticaans Concilie gemoderniseerde<br />
kerkleer voor gewone gelovigen uitgewerkt en werd een einde gemaakt aan de breuk tussen de<br />
nieuwe theologie en Bijbelstudie en het populaire godsdienstonderwijs.<br />
Enthousiast was <strong>Jan</strong> over het Pastoraal Concilie in de Nederlandse kerkprovincie (1968-<br />
1970). Ter voorbereiding op dit Concilie werden in 1966 vijftien studiecommissies ingesteld. Deze<br />
11 Een decreet is een kerkelijke verordening.<br />
12 Unitatis redintegratio. Over de oecumene, uitg. Ecclesia Docens 0715, Hilversum: Gooi & Sticht 1965.<br />
13 Het werk dat leken(zij die niet tot de geestelijke stand behoren) individueel of georganiseerd doen in de kerk.<br />
14 Een constitutie is een pauselijke verordening die voor de hele kerk als wet geldt.<br />
15 Gaudium et spes. Over de Kerk in de wereld van deze tijd, uitg. Ecclesia Docens 0724, Hilversum: Gooi & Sticht 1968
4<br />
moesten ieder, geassisteerd door deskundigen en waarnemers van andere kerken en het<br />
Humanistisch Verbond, een ontwerprapport opstellen over respectievelijk de kerkelijke<br />
gezagsuitoefening, missie, ontwikkelingssamenwerking, de ethische levenshouding van de christen,<br />
huwelijk en gezin, ruimte voor de jeugd, secularisatie, de hedendaagse geloofsbeleving, de<br />
vernieuwing van de geloofspraktijk, de religieuzen, het functioneren van het kerkelijk ambt, de<br />
eenheid van de christenen, de verhouding tussen Joden en christenen, vragen rond de verkondiging<br />
en de verantwoordelijkheid van de christen voor de vrede. In de periode 1968-1970 kwamen de<br />
bisschoppen in Noordwijkerhout zes keer bijeen met daartoe gekozen priesters en stemgerechtigde<br />
leken. Gezamenlijk hielden ze zich bezig met de vraag of de ontwerprapporten het gelovig denken<br />
van de kerkgemeenschap weergaven en of het wenselijk was hieraan praktische pastorale<br />
voorstellen te verbinden. Door dit alles steeg het morele gezag van de bisschoppen, vooral bij<br />
progressieve rooms-katholieken.<br />
Behoudende rooms-katholieken betreurden de ontwikkelingen in de kerk van na de Tweede<br />
Wereldoorlog en nog meer die van na Vaticanum II. In het Pastoraal Concilie zagen ze geen heil. Ze<br />
meenden een protestantisering waar te nemen en wezen daarbij op de grotere aandacht voor de<br />
Bijbel, het gebruik van de volkstaal in de liturgie, de communie op de hand, het minder klerikaal<br />
opgezette pastoraat, de nieuwe theologie over het Petrus-ambt, het streven naar synodale<br />
gezagsstructuren met inspraak van priesters en gelovigen, de veel mindere deelname aan het<br />
sacrament van de biecht, het toenemende aantal gemengde huwelijken en de pogingen om de<br />
gehuwde ambtsdrager en de vrouw in het ambt aanvaard te krijgen. <strong>Jan</strong> vreesde geen<br />
protestantisering. Hij achtte het waardevol dat kerkelijke tradities open staan voor elkaar, van<br />
elkaar leren en delen in elkaars rijkdom.<br />
Vanaf het einde van de jaren zestig in de twintigste eeuw kregen kerken en kerkelijke<br />
instituten in West-Europa te maken met verschijnselen waar ze niet goed raad mee wisten. Ondanks<br />
vernieuwingen in de kerk ontsprong ook de Rooms Katholieke Kerk de dans niet. De structuur<br />
(posities en gedragingen van de leden) en de cultuur (opvattingen van de leden) van de kerken<br />
brokkelden af; het aantal leden, kerkgangers en mensen die de overgeleverde orthodoxe<br />
geloofsinhouden onderschreven, daalde; het aantal leefregels dat de kerken voor haar leden<br />
vaststelde, verminderde en de gehoorzaamheid van kerkleden aan de overgebleven regels van het<br />
kerkelijk gezag nam af. Religieuze symbolen en handelingen werden minder in aantal en geringer<br />
van betekenis. De frequentie en betekenis van het gebed nam af. Religieuze dogma’s en regels<br />
verloren voor velen hun relevantie voor het dagelijks leven. Religieuze instituties die mensen eens<br />
voegden in een hiërarchische ordening, raakten steeds verder uitgehold. Van oorsprong religieuze<br />
waarden en instellingen verloren hun religieuze identiteit en gingen op in een gemene deler van de<br />
cultuur en de maatschappelijke ethiek. Ervaringen van alledag werden steeds minder in verband<br />
gebracht met de naam van God en de naam van God werd steeds minder afgeroepen over wieg en<br />
graf, huis en haard, akker en oogst.<br />
In de jaren tachtig was kerkkritiek salonfähig en vierde kerkelijke satire hoogtij. ‘De paus<br />
was kop van jut en werd in Nederland in 1985 verwelkomd door Henk Spaan en Harry Vermegen als<br />
Popie Jopie. Heel Nederland zong kritiekloos mee. Geen kerkleider of geestelijke haalde het in zijn<br />
of haar hoofd om hierop te reageren met het huidige heilige riedeltje: “ik voel me gekwetst”. Ze<br />
keken wel uit. Kerkelijk protest zou immers het humorloze en halsstarrige imago van de kerk in<br />
Nederland bevestigen.’ 16<br />
In de jaren negentig voelde de Rooms Katholieke Kerk zich meer dan andere kerken steeds<br />
meer in het defensief gedrongen. Ze verdedigde zich tegen de ontkerstening en tegen de<br />
secularisering die het heilige, de christelijke geloofsinhouden, het geloof in het goddelijke of in God<br />
voor onbenullig houden en die, door het enorme geloof in het technologische en wetenschappelijke<br />
kennen, het mystieke als irrelevant afdoen. Verloren gegane waarden, rituelen en geloofsinhouden<br />
probeerde ze weer nieuw leven in te blazen. <strong>Jan</strong> betreurde het, dat de kerkelijke hiërarchie in<br />
Rome en later ook de bisschoppen in Nederland meer en meer het accent gingen leggen op<br />
restauratie van oude kerkelijke praktijken en op een meer door autoriteit gedragen<br />
gezagsverhouding. Ook betreurde hij het, dat ze gehoorzaamheid als van een kind verlangden en<br />
openheid voor andere kerken van geen belang achtten. Dat het bisschopsambt in de praktijk van<br />
lieverlee devalueerde tot een lokethouderschap van Rome, dat nieuwe bisschoppen niet zozeer<br />
werden aangesteld met het oog op de mensen voor wie ze moesten gaan werken, maar ingezet<br />
werden als pionnen van de Romeinse curie 17 , en dat de kromstaf 18 in plaats van een herdersstaf een<br />
16 Tom Mikkers, in: Joke van der Velden, Kiezen voor openheid, 11 interviews, uitgave van de Vereniging van Vrijzinnig<br />
Protestanten 2009, deel 11, 29-30.<br />
17 De curie is een pauselijk bestuursorgaan.
5<br />
kerkpolitiek wapen werd, vond hij onaanvaardbaar. Hij zag niets in een romaniseringsproces waarbij<br />
de kerkleiders in Rome de dienst uitmaken. Hij kon begrijpen dat veel parochianen moeite hadden<br />
met een groot aantal uitspraken van de officiële kerk en afhaakten. Ook voor hem was Rome in<br />
toenemende mate een begrip dat verzet opriep, vooral waar hij het gevoel had dat het kerkelijk<br />
gezag niet luisterde en inspireerde, maar dwong met gezagsargumenten en een serieus gesprek uit<br />
de weg ging met name waar het een herziening betrof van in veler ogen overleefde kerkelijke<br />
instituties en structuren zoals de verplichte binding van celibaat aan kerkelijk ambt, de negatieve<br />
benadering van de menselijke seksualiteit, de volkomen greep van het kerkinstituut op het<br />
persoonlijk leven van de ambtsdragers, de onmogelijkheid van een verantwoord tweede huwelijk<br />
binnen de kerk, en de vrijblijvendheid van de liturgie ten aanzien van diaconie en christelijk<br />
engagement.<br />
<strong>Jan</strong> was niet gelukkig met de marginalisering van de kerk en het christelijk geloof en al<br />
helemaal niet met hoe daarop door diverse kerkleiders werd gereageerd, maar hij liet zich er niet<br />
door ontmoedigen. Hij probeerde er te zijn voor parochianen voor wie brokstukken van het ‘grote<br />
verhaal’ (het rooms-katholieke geloof) waren overgebleven, die hen troost en bemoediging,<br />
inspiratie en hoop boden en behoedden voor verdwalen en voor overvallen worden door<br />
destructieve krachten. Hij benadrukte de waarde van religie: ze verwijst naar het onbenoembare<br />
karakter van het menselijk bestaan en kan zo de samenleving als geheel en de mensen die daarin<br />
leven zin geven. Ook benadrukte hij dat religie bijdraagt (of in ieder geval behoort bij te dragen)<br />
aan de geestelijke gezondheid, gemeenschapsvorming, het verlenen van maatschappelijke hulp, het<br />
uitoefenen van maatschappijkritiek, het bevorderen van een actieve betrokkenheid bij de<br />
samenleving en het verankeren van morele waarden door ze met een religieuze beleving te<br />
verbinden.<br />
Oecumene ondernemen<br />
Ervan overtuigd dat de samenleving ermee gediend is te zien dat kerken in alle verscheidenheid<br />
willen samenwerken, hechtte <strong>Jan</strong> grote waarde aan oecumenische contacten en samenwerking van<br />
kerken waar dit maar mogelijk was. Op kerkelijk vlak samenwerken moet beginnen met samen<br />
vieren en niet met eindeloze gesprekken, laat staan met onderhandelingen. <strong>Jan</strong> stimuleerde en<br />
werkte dan ook van harte mee aan gezamenlijke vieringen van de parochie en de <strong>Protestantse</strong><br />
<strong>Gemeente</strong>: twee doopvieringen per jaar, een viering waarin de eenheid van kerken en christenen<br />
centraal staat, een viering waarin vragen rond vrede en gerechtigheid aan de orde komen, een<br />
oecumenische viering op de witte donderdag, op goede vrijdag, in de paasnacht en op de<br />
pinkstermorgen. Een oecumenisch liturgische werkgroep bereidde samen met de dienstdoende<br />
pastores van beide kerken de vieringen voor. De voorbereidingsgesprekken omvatten steevast<br />
onderlinge herkenning en inspiratie, beluistering van wederzijdse vragen en ervaringen, en een<br />
gezamenlijk belijden van een herkend of verhoopt perspectief in het evangelie. Voor <strong>Jan</strong> was het<br />
vanzelfsprekend dat in de oecumenische viering op witte donderdag en in de paasnacht de<br />
gelovigen van beide kerken werden uitgenodigd brood en wijn met elkaar te delen, ook waar deze<br />
vorm van intercommunie niet de goedkeuring van de rooms-katholieke kerkelijke hiërarchie had. 19<br />
18 Kromstaf (ook: herdersstaf of krootse) is de benaming van de staf van een bisschop. De bisschopsstaf dient als uiterlijke<br />
teken van de waardigheid van bisschop en verwijst ernaar dat deze in herderlijke zorg omziet naar de gelovigen.<br />
19 Volgens de kerkelijke regels mochten protestanten niet deelnemen aan de eucharistie en rooms-katholieken niet aan het<br />
avondmaal. De achterliggende gedachte was, dat de kerk een gemeenschap is en dat alleen wie tot die gemeenschap<br />
behoren en geloven wat deze gemeenschap gelooft, mogen deelnemen aan wat die gemeenschap uitdrukt: de eucharistie,<br />
het avondmaal. In de katholieke theologie werd betoogd, dat de Rooms Katholieke Kerk Christus op aarde vertegenwoordigt<br />
en de bron is van genade en heil voor deze wereld. 'Wie in contact wil komen met Christus moet dit doen via de kerk.<br />
Daarbuiten is alleen heil voor zover andere kerken en godsdiensten of levensovertuigingen met haar in verband te brengen<br />
zijn' (André Lascaris o.p., 'Intercommunie? Ja, graag', in: Op de Stadsdam 12 (1998) 4, 11-12).<br />
In 1970 kreeg een commissie bestaande uit afgevaardigden van de Rooms Katholieke Kerk, de Nederlandse<br />
Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Oud-Katholieke Kerk, de Evangelisch-Lutherse Kerk, de<br />
Evangelische Broedergemeente en de Raad van Kerken in Nederland de opdracht 'een theologische verklaring te ontwerpen,<br />
op grond waarvan de kerkelijke beleidsorganen tot een ruimer toelatingsbeleid bij de eucharistie/avondmaalsviering zouden<br />
komen. In het conceptrapport (1975) kwam het volgende naar voren: Maaltijd duidt op een gemeenschap waar met lofzang<br />
en dankbetuiging het feest gevierd wordt van de grote daden van God in de bevrijdende en verlossende heilswerkzaamheid<br />
van de Christus. De 'Maaltijd van de Heer' is teken van een in Christus aanwezige eenheid van de kerk en van een groeiende<br />
eenheid, van het kerkzijn en van de kerkwording. Het initiatief tot de maaltijd ligt bij de gemeente rond Christus en de<br />
Heilige Geest, niet bij de voorganger. Het accent bij de maaltijd dient te liggen op vieren. De betiteling avondmaal is niet<br />
juist, omdat we niet de maaltijd van vóór het lijden hernemen, maar de maaltijd van de vroegchristelijke gemeente. Juist<br />
als herdenking van de overwonnen dood in de verrijzenis is de eucharistieviering een onderpand van het komende koninkrijk<br />
van God. De Heilige Geest is dé Paasgave, waardoor Christus onder ons werkzaam is. Waar Christus aanwezig is in de kracht<br />
van de Heilige Geest, is Hij als geofferde aanwezig en neemt Hij ons als zodanig in zich op. Door het nemen van het brood en<br />
van de beker viert de kerk het levensoffer van de Heer en neemt zij er deel aan. De viering beoogt een vernieuwde relatie
6<br />
Volgens de hiërarchie is het gezamenlijk vieren van de eucharistie dan wel het avondmaal niet<br />
middel, maar doel en eindpunt van de oecumene. Het verbod op intercommunie beschouwde <strong>Jan</strong> als<br />
een rem op het oecumenische elan. Eenheid was voor hem meer een uitgangspunt dan een<br />
doelstelling: zodra je streeft naar eenheid, lijken de verschillen niet meer te mogen bestaan; maar<br />
geloof je dat mensen ten diepste één zijn en dus op elkaar aangewezen, dan moet je de verschillen<br />
benoemen en elkaar aansporen om de tegenstellingen te verkleinen. Je moet er niet naar streven<br />
dat alles een beetje hetzelfde wordt. De geschiedenis heeft geleerd dat daar oorlog van komt. Je<br />
moet de verschillen vruchtbaar maken.<br />
De pastores van de parochies Sint Andreas en Maria Koningin kwamen enkele malen per jaar<br />
bijeen met de pastores van de Hervormde <strong>Gemeente</strong> en Gereformeerde Kerk (de latere<br />
<strong>Protestantse</strong> <strong>Gemeente</strong>) in een ‘convent’. Vanuit een grondhouding van gespreksbereidheid in<br />
standvastigheid benoemden ze de verschillen in visie op ondermeer kerk, ambt en sacramenten, en<br />
zochten vervolgens samen in alle openheid naar mogelijkheden om de tegenstellingen te<br />
overbruggen, zonder alle standpunten te neutraliseren. <strong>Jan</strong> was vooral degene die kritische vragen<br />
stelde. Je moet wel alert en kritisch zijn, zo zei hij, want anders maak je jezelf tot toeschouwer en<br />
in wezen dus overbodig. Je moet met een open vizier de ander tegemoet treden. Een in zichzelf<br />
gekeerde kerk die zich blind staart op de eigen geloofsovertuigingen, wordt zelfgenoegzaam en wat<br />
nog erger is: ze verzaakt haar pastorale taak. Tijdens de bijeenkomsten van het convent was de<br />
intercommunie een telkens terugkerend thema. De door <strong>Jan</strong> verdedigde visie was, dat door de<br />
gezamenlijke viering van de maaltijd kerken en christenen op elkaar worden gericht en worden<br />
geïnspireerd om zich gezamenlijk daadwerkelijk in te zetten voor vrede, gerechtigheid en een<br />
duurzame ecologie.<br />
Geseculariseerd polytheïsme<br />
Toen de voorbereidingen werden getroffen voor het afscheid van <strong>Jan</strong> als pastoor van de <strong>Zevenaar</strong>se<br />
parochies, werd hem gevraagd wat hij als cadeau wilde. Het antwoord was snel gegeven: een<br />
minisymposium, waarop de vraag naar de rol en de plaats van de kerk in de samenleving centraal<br />
staat. Het symposium vond plaats op 8 januari 1999. Naar aanleiding van mijn bijdrage –<br />
‘Mondigheid als uitdaging’ – spraken we, als we elkaar ontmoetten, meerdere malen over nieuwe<br />
ontwikkelingen in kerk en maatschappij. Van de flarden die ik me ervan herinner, aangevuld door<br />
mijn eigen waarneming, ontstond het volgende beeld dat ik hier kort aanduid.<br />
We worden in West-Europa geconfronteerd met een geseculariseerd polytheïsme: er bestaan<br />
geen duidelijke en algemeen aanvaarde visies meer over de aard van de werkelijkheid en over onze<br />
opdracht in de wereld. Weliswaar is het religieuze bewustzijn bij veel mensen nog springlevend en<br />
zoeken velen nog naar immateriële bronnen van zingeving (omdat ze niet kunnen of willen leven<br />
met de idee dat hun bestaan volstrekt toevallig en zinloos is) en naar verhalen die een gevoel van<br />
een alles te boven gaande verantwoordelijkheid, oorspronkelijke wijsheid en diep vertrouwen<br />
aanreiken, toch beleven we in zekere zin het einde van de grote verhalen: onze samenleving is<br />
grotendeels de beelden en begrippen kwijt die haar de toekomst in een zinvol verband deden zien;<br />
ze laat zich eerst en vooral door een per definitie onvoorspelbare technologische ontwikkeling<br />
beheersen en verliest daardoor meer en meer het zicht op haar toekomstige structuur. Op het<br />
persoonlijk vlak wordt het einde van de grote verhalen hierin zichtbaar, dat de mens in een<br />
radicalere zin dan ooit te voren zich in de wereld aantreft – radicaler omdat in-de-wereld-zijn nu<br />
ook helemaal van-de-wereld-zijn moet betekenen. Zijn problemen formuleert hij niet meer in<br />
termen van de traditionele religies, maar in die van de psychologie; en waar hij niet zo radicaal<br />
durft te zijn, zoekt hij zijn heil in allerlei alternatieven, waarin psychologie en religie nauw<br />
verweven zijn. In het laatste geval genieten meermalen mystiek-spirituele auteurs uit de<br />
traditionele religies zijn belangstelling, vooral als hij lijdt onder de leegte van de samenleving: het<br />
platte vermaak, het ongeremd toenemende consumentisme, de onzekerheid over en gebrek aan een<br />
toekomstperspectief - een leegte die gelijk oploopt met een doorgeslagen individualisme (ieder<br />
voor zich en God – welke eigenlijk? – voor ons allen).<br />
met God en onder de mensen en van daaruit dienstbetoon binnen en vanuit de kerk ten bate van de samenleving<br />
(Intercommunie en ambt. Bijbelse achtergronden en kerkelijke perspectieven. Uitgave van de commissie Intercommunie en<br />
Ambt van de Raad van Kerken in Nederland, ’s-Gravenhage: Boekencentrum 1976).<br />
De bisschoppen wezen het conceptrapport af, omdat het niet - zo zeiden ze - volledig in overeenstemming was met<br />
'de traditie en de leer van de kerk'. Onder kerk verstonden ze blijkbaar de Rooms Katholieke Kerk, gezien het feit dat ze op<br />
de volgende tekorten van het document wezen: 'de werkelijke tegenwoordigheid van het lichaam en bloed van Christus; het<br />
eigen offerkarakter van de eucharistische viering; de noodzaak van sacramenteel priesterschap' (Geciteerd door W.L.<br />
Boelens, 'Verantwoorde open viering van Schrift en Tafel', in: H. van der Linde, H.J. van Hout, red., Oecumenisch pastoraat.<br />
opbouw van oecumenische gemeenschap tussen plaatselijke kerken, Kampen: Kok 1980, 64).
7<br />
Buiten West-Europa is de culturele en maatschappelijke rol van de institutionele religies nog<br />
lang niet uitgespeeld. In de Verenigde Staten van Amerika - die deel uitmaken van de moderne<br />
westerse cultuur en zelfs fakkeldrager zijn van bepaalde ideologische aspecten ervan – neemt het<br />
religieuze denken en beleven nog een grote plaats in en wordt het voorlopig zeker nog niet op grote<br />
schaal ingeruild voor het van God en religie vervreemde denken en beleven dat onze publieke orde<br />
domineert. En ook in landen waar een hoge mate van bestaansonzekerheid bestaat - Arabische,<br />
Afrikaanse landen, Zuid-Amerikaanse landen - speelt religie een grote rol. Juist in laatstgenoemde<br />
landen is het gemiddeld kindertal hoog en uit die landen emigreren veel mensen – als ze daar de<br />
kans voor krijgen - naar West-Europa. Tussen het seculiere Westen en (immigranten uit) religieuze<br />
samenlevingen bestaat een culturele en morele kloof. Deze is de laatste decennia groter geworden<br />
door de liberalisering in het Westen van opvattingen over gezin, verhouding van man en vrouw,<br />
homoseksualiteit, abortus en euthanasie. De groeiende kloof draagt bij tot een spanningsverhouding<br />
tussen seculiere en religieuze beschavingen. Religieuze tradities speelden in het verleden vaak een<br />
sleutelrol bij spanningen, conflicten, oorlogen en internationale betrekkingen. Ook nu doen ze dat<br />
nog. Vooral de verpolitiseerde vorm van de islam zoals we die zien bij fundamentalistische groepen,<br />
is een factor van betekenis. Een nieuw kader voor mondiale veiligheid kan niet langer los van<br />
religieuze tradities worden geformuleerd.<br />
In West-Europa lijkt zich een kentering af te tekenen in de vermindering van<br />
godsdienstigheid en de beperking van de reikwijdte van religie. Mede als gevolg van de komst van<br />
moslims, boeddhisten, hindoes en migrantenkerken neemt de maatschappelijke en<br />
wetenschappelijke belangstelling voor religie toe. Conservatieve opinieleiders noemen zich<br />
‘liefhebber’ van het christendom als morele traditie. Instituties als kerken proberen religieuze<br />
thema’s die in de privésfeer zijn ontstaan, op te pakken en ze in een bepaalde verpakking weer<br />
naar potentiële consumenten over te brengen. Soloreligieuzen zoeken een religie die bij hen past,<br />
antwoord geeft op hun persoonlijke levensvragen en hun vragen en twijfels serieus neemt; los van<br />
oude en nieuwe instituties en de bijeenkomsten en dogma’s daarvan geven ze hun religieuze<br />
fascinatie invulling en vorm met allerlei soms tegengestelde elementen. Instantreligieuzen laten<br />
zich als het zo uitkomt even meeslepen door iets waarvan ze geloven dat het een hogere<br />
werkelijkheid is. Fundamentalistische gelovigen aanvaarden niet dat religie slechts één van de<br />
maatschappelijke sectoren is geworden; ze willen dat hun religie (weer) meer invloed heeft op<br />
maatschappelijk en politiek terrein. En dan zijn er nog de velen die niet in een groep zijn onder te<br />
brengen, maar die op zoek zijn naar ‘meer dan het gewone’ en die verlangen naar heelheid,<br />
geestelijke inspiratie en spiritualiteit, kwaliteit van leven, herwaardering van de natuur, een meer<br />
persoonlijke identiteit en ervaring van gemeenschap.<br />
De toenemende belangstelling voor religie roept vooralsnog geen halt toe aan de<br />
ontkerkelijking in West-Europa. De verplichtende, georganiseerde religie moet steeds meer plaats<br />
afstaan aan door de markt bemiddelde, vrijblijvende, niet-institutionele en dikwijls vluchtige<br />
vormen van religiositeit. Goeroes van allerlei snit presenteren religie als fastfood, populair<br />
afgeprijsd, gemakkelijk verteerbaar. De godsdienstige ongeletterdheid neemt toe: nieuwe<br />
generaties weten weinig of vrijwel niets meer van de religieuze tradities die hun cultuur<br />
stempelden en dreigen zo los te raken van een belangrijk deel van het historische en culturele<br />
erfgoed.<br />
Dat de belangstelling voor niet-geïnstitutionaliseerde vormen van religie momenteel eerder<br />
toe- dan afneemt, heeft allereerst te maken met de schaal en het tempo van veranderingen in de<br />
wereld: door bijvoorbeeld de globalisering wordt alles nog onoverzichtelijker dan het al was en<br />
groeit de behoefte aan houvast. Het heeft vervolgens te maken met de groeiende erkenning dat de<br />
werkelijkheid te gecompliceerd is om vanuit één perspectief, het rationeel-wetenschappelijke, te<br />
begrijpen. Het heeft in de derde plaats te maken met een onbehagen over de dominante rationele<br />
en functionele benadering van het leven en samenleven. En tenslotte heeft het te maken met het<br />
feit dat de objectieve orde waarmee de wetenschap de mens in aanraking brengt, niet stichtend is,<br />
geen richtlijnen bevat voor een goed leven en geen rechtvaardiging biedt voor enige waardeschaal.<br />
Bij velen bestaat het vermoeden, dat religie een antwoord kan geven op het tekort van functionele<br />
rationaliteit in het begrijpen en beleven van het bestaan en dat ze kan functioneren als reisgids die<br />
de individuele mens op zijn levensweg begeleidt en het hem mogelijk maakt zijn roeping als mens<br />
te verwezenlijken. Waar toenemende individualisering leidt tot een (te) grote breekbaarheid van<br />
het ‘zelf’ en waar levenskunst in levensangst omslaat, hoopt men dat religie het zelfgevoel kan<br />
versterken en een diep rustpunt kan geven.<br />
Oude - in het bijzonder orthodoxe en fundamentalistische - vormen van religie doen nog van<br />
zich spreken. Maar hun reikwijdte is zeer beperkt, ondermeer vanwege de diversiteit van deze<br />
vormen. Ze omvatten niet meer een gemeenschappelijke levens- en wereldbeschouwing en zijn dan
8<br />
ook niet meer medeconstitutief, medevormend voor de cultuur en de moraal van onze samenleving.<br />
Ook nieuwe vormen van religie laten van zich horen: van extreem individualisme (meditatie,<br />
managementstijlen, diëten) tot massareligiositeit (of beter: pseudoreligiositeit) die zich openbaart<br />
bij herdenkingen en voetbalwedstrijden. De nieuwe vormen zijn minder traditioneel, minder<br />
institutioneel, meer veranderlijk en meer individueel dan de oude en worden dikwijls gekenmerkt<br />
door commercialisering, vluchtigheid en vrijblijvendheid. Ze hebben niet de pretentie voor de<br />
inrichting van de samenleving wat te betekenen.<br />
Het religieuze veld van vandaag is gepluraliseerd en geglobaliseerd, hoogst onoverzichtelijk<br />
en permanent in beweging. Het heeft het karakter van een markt: honderden religieuze aanbieders<br />
presenteren zich op internet en in de massamedia en wedijveren om aandacht en aanhang. Mensen<br />
zijn minder dan ooit aangewezen op georganiseerde religiositeit om hun religieuze behoeften te<br />
bevredigen. Door het grote aanbod kunnen ze proeven van diverse religieuze smaken. Ze weten zich<br />
niet meer voor hun leven gebonden aan de religie van hun ouders. Authenticiteit en zelf gekozen en<br />
bij hen passende vormen van spiritualiteit zijn voor hen belangrijk. Religies krijgen daardoor het<br />
karakter van kwetsbare, passeerbare, dienstverlenende instituties. Ze moeten hun cliënten lokken<br />
door een passend aanbod en dienen te beseffen dat hun succes altijd maar tijdelijk is: de<br />
wispelturige cliënt kan gemakkelijk overstappen naar de concurrent. De vier grote wereldreligies –<br />
christendom, islam, hindoeïsme en boeddhisme – zijn groter dan ooit. Het aantal religieuze en<br />
semireligieuze bewegingen en groeperingen ook. Zowel de oude religies als de nieuwe religieuze<br />
bewegingen en groeperingen staan voor de uitdaging van het vinden en vasthouden van een<br />
afstandelijk, wispelturig en eigenzinnig geworden publiek. Elk jaar komen er allerhande nieuwe<br />
religieuze bewegingen en groeperingen bij. Ze verspreiden zich snel over de wereld, maar slagen er<br />
niet in dezelfde dominante positie in te nemen als de oude wereldreligies. Het religieuze veld<br />
fragmenteert steeds meer. De grote bewegingen en groeperingen worden kleiner, de kleine worden<br />
niet meer groot.<br />
Hoe dan ook, God en religie zijn nog altijd van belang in het leven van substantiële groepen<br />
burgers: God en religie worden verbonden met de persoonlijke identiteit van enkelingen of (kleine)<br />
groepen en kunnen daarom in onze seculiere wereld nog steeds een constituerend deel zijn van<br />
politieke identiteiten.<br />
God leeft in ieder mens<br />
<strong>Jan</strong> was niet somber over mens en samenleving. Hij vond het een groot voorrecht om in een<br />
veelkleurige samenleving te leven, ook al zag hij de schaduwkanten. Hij wilde midden in de wereld<br />
staan met alle spanningen, onzekerheden, verwarring, angst en pijn die dit met zich meebrengt,<br />
maar ook met geloof, hoop en liefde. Veranderingen zag hij als een uitdaging voor eigentijds<br />
geloven: een christelijke traditie leeft bij de gratie van de verandering; is er geen ruimte voor<br />
verandering, dan gaat ze vroeg of laat in het verleden leven en sterft ze uit. Kiezen voor toekomst<br />
betekent met een open vizier durven leven. En dat kan alleen als je durft te vertrouwen op God.<br />
<strong>Jan</strong> was ervan overtuigd dat God in ieder mens, in de stilte, in de leegte aanwezig is. In een<br />
interview stelde hij: ‘God, het goede, zit in jezelf. Dat weet ik zeker. Voor iedereen is hij<br />
bereikbaar. Eigenlijk hoef je alleen maar stil te worden. De leegte tussen gedachten opzoeken.<br />
Daar is God. Daar is hij te ervaren (…) Als vanzelf zit God dan ook in ieder ander mens. (…) Doordat<br />
God zich op zoveel manieren en in zoveel vormen manifesteert, hoef je maar te kijken, te luisteren<br />
en te voelen om hem te ervaren. God is altijd dichtbij.’ 20 Geloof is een ervaring, niet het<br />
aanvaarden van een aantal uitspraken. Het is een vorm van vertrouwen. Vertrouwen heeft geen<br />
intellectuele fundering.<br />
<strong>Jan</strong> wist zich ondermeer geïnspireerd door Edward (Cornelis Florent Alfons) Schillebeeckx<br />
(1914-2009), die van 1958 tot 1983 hoogleraar dogmatische en historische theologie was te<br />
Nijmegen. Diens openheid naar de cultuur en de concrete situatie van mensen, vrijmoedigheid in de<br />
omgang met de katholieke overlevering en vertrouwen dat de geloofstraditie van belang is en blijft,<br />
spraken hem bijzonder aan. Schillebeeckx probeerde duidelijk te maken dat het in het christelijk<br />
geloof niet om een in woorden te vangen waarheid, inzicht of overtuiging gaat, maar om het<br />
mysterie van Gods genadige aanwezigheid, ofwel ‘de boodschap van Gods radicale neen tegen de<br />
menselijke lijdensgeschiedenis’ 21 . De kerk is de gemeenschap die de herinnering bewaart aan wat<br />
mensen op zoek naar de levende God hebben gevonden en die actief vooruitgrijpend wacht op de<br />
situatie waarin deze God definitief aan het licht komt.<br />
20 <strong>Jan</strong> Wienholts, Hoe God leeft in een Twents jongetje, in: De Gelderlander 6 januari 1999.<br />
21 Erik Borgman, ‘Vrijmoedige vernieuwer van de theologie. In memoriam Edward Schillebeeckx (1914-2009)’, in: Volzin.<br />
Tijdschrift voor zinvol leven, 9 (8 januari 2010) 1, 29.
9<br />
<strong>Jan</strong> hechtte aan openheid: de kerk moet zich niet afzetten tegen de tijd, maar oog hebben<br />
voor wat zich afspeelt in de moderne cultuur, wetenschap en samenleving. Ze moet geen belerende<br />
of betuttelende organisatie zijn, maar een levende, open gemeenschap die ruimte laat voor een<br />
vorm van kerklidmaatschap waarin kritische distantie en medeverantwoordelijkheid samen kunnen<br />
gaan. Waar die ruimte er is, behoeft niemand een christelijke interpretatie van laatste levensvragen<br />
op te geven vanwege de institutionele tekorten van de kerk.<br />
Kerkzijn kreeg voor <strong>Jan</strong> vooral gestalte in de parochie. De parochie is volgens hem als lokale<br />
geloofsgemeenschap ‘de primaire gestalte van kerkzijn.’ 22 Ze heeft ‘een eigen gezicht en is het<br />
meest nabij.’ 23 <strong>Jan</strong> vond het fijn in de parochie te werken. Hij hechtte aan ontmoetingen. In elke<br />
ontmoeting probeerde hij er zodanig te zijn, dat de gesprekspartner zich veilig en gezien voelde en<br />
zich durfde uit te spreken. De parochie is ‘medewerkster aan mijn vreugde’ 24 placht hij te zeggen.<br />
Zijn motto was een oud Chinees gezegde: ‘Wie één lucifer aansteekt, doet meer dan wie een leven<br />
lang afgeeft op de duisternis.’ <strong>Jan</strong> wilde er zijn en was er voor mensen met hun zorgen, vragen en<br />
behoefte aan liefdevolle aanraking. Goedlachs. Mild. Betrouwbaar. Met belangstelling en<br />
opmerkzame aandacht. Er was bij hem geen plaats voor dwang, dogmatisme of waarheidswaan. Er<br />
was ruimte voor een lach en een traan, voor verrast willen worden, voor verwonderd willen staan .<br />
Door zijn er-zijn wist hij, aldus deken Henk van Merm, de beste krachten in mensen aan te spreken<br />
en velen de weg naar geluk te wijzen.<br />
In het parochiewerk stond voor <strong>Jan</strong> de liturgie centraal ‘De liturgie heeft het in zich om<br />
mensen bij elkaar te brengen: en dat kan niet zonder het gevoel dat je staat bij dezelfde Bron, of<br />
dat je daar een plek vindt waar de ziel zijn stilte en diepte vindt: een plaats voor velen, een dienst<br />
aan mensen in onze cultuur, op zoek naar spiritualiteit.’ 25 De liturgie biedt een referentiekader om<br />
vage spiritualiteit een bedding te geven. Tegelijk kan dat referentiekader tot een belemmering<br />
worden. Enige bescheidenheid en ingetogenheid is dus op zijn plaats. Een kerkgebouw, waarin de<br />
liturgie gestalte krijgt, moet zowel letterlijk als figuurlijk een vrije ruimte zijn waar mensen altijd<br />
welkom zijn, en waar ze met hun vragen, vreugde en verdriet terecht kunnen. Liturgie mag nooit<br />
vrijblijvend zijn. Uit waarachtige liturgie vloeit aandacht voor maatschappelijke vraagstukken zoals<br />
armoede, duurzaamheid, oorlog en vrede onvermijdelijk voort.<br />
Geen recht om de moed te verliezen<br />
<strong>Jan</strong> hechtte grote waarde aan oecumenisch engagement. Pas als een kerk haar positie inneemt<br />
midden in de cultuur, is ze relevant en kan ze een zekere aantrekkingskracht hebben. De kerk die<br />
<strong>Jan</strong> voor ogen stond was een kerk die samen met andere kerken, geloofsgemeenschappen, politieke<br />
partijen en maatschappelijke instellingen begaanbare wegen zoekt die leiden naar een<br />
rechtvaardige, op deelname gerichte, duurzame samenleving. Het gaat hierbij minimaal om<br />
* een weg naar een maatschappij waarin mensen gelijke rechten hebben en in solidariteit met<br />
elkaar leven,<br />
* een weg naar een verzoende veelheid van culturen, tradities en volken,<br />
* een weg naar een vernieuwde gemeenschap van mannen en vrouwen in kerk en maatschappij,<br />
waarin vrouwen op alle niveaus een even grote verantwoordelijkheid dragen als mannen en waarin<br />
zij hun begaafdheden, inzichten, waarden en ervaringen vrij kunnen inbrengen,<br />
* een weg naar een maatschappij waarin het stichten van vrede en de vreedzame oplossing van<br />
conflicten gesteund worden,<br />
* een weg naar een gemeenschap van mensen met alle schepselen, waarin ook gelet wordt op hun<br />
rechten en integriteit,<br />
* en een weg naar een gemeenschap die zich ervan bewust is dat ze voortdurend vergeving en<br />
vernieuwing nodig heeft. 26<br />
Wil het samen zoeken van begaanbare wegen vruchtbaar kunnen zijn, dan moeten de<br />
partners in het zoeken ieder de innerlijke kracht en sterkte bezitten om de weg van de dialoog te<br />
gaan en vol te houden. Ook moeten ze wederzijdsheid hoog in het vaandel hebben. Wederzijdsheid<br />
eist openheid, een bereidheid om te willen ontvangen wat de ander zeggen wil, en een bereidheid<br />
om te willen geven van juist dat bericht dat dienstbaar is aan de wederzijdsheid. Optimale trouw<br />
aan het eigen geloof en maximale openheid jegens anderen zijn daarbij van belang. Dromen over<br />
22 <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong>, ‘Woord van de pastor’, in: Parochieblad 1990 nr. 7.<br />
23 <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong>, ‘Woord van de pastor’, in: Parochieblad Kerstmis 1987.<br />
24 <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong>, ‘Woord van de pastor’, in: Parochieblad 1994, nr. 7.<br />
25 <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong>, ‘Woord van de pastor’, in: Parochieblad 1990 nr. 7.<br />
26 Hans Küng, Mondiale verantwoordelijkheid. Aanzetten voor een verbindende ethiek, Kampen: Kok, Averbode: Altiora<br />
1990, 86-88.
10<br />
een religieuze of culturele gelijkschakeling, waar alle mensen precies hetzelfde geloven, denken en<br />
voelen, is niet vruchtbaar. Werken aan een wereld waar een geest van tolerantie heerst, helpt wel<br />
verder. Tolerantie doet conflicten niet verdwijnen, maar maakt het mogelijk deze zonder geweld te<br />
behandelen.<br />
De oproep van de assemblee (het bestuurslichaam) van de Wereldraad van Kerken in<br />
Vancouver (1983) was voor <strong>Jan</strong> aanleiding samen met parochianen, protestanten en niet-kerkelijken<br />
op te komen voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping en op deze wijze zijn bijdrage<br />
te leveren aan wat het ‘conciliair proces’ 27 werd genoemd. Hij schreef daarover: ‘Daar waar met<br />
standvastigheid aan dit proces gewerkt wordt, is “sjaloom” de groet van het koninkrijk van God.<br />
Niet angst, maar hoop is daarbij de inspiratie. Hoop en bewogenheid, gewekt in het Paasbericht van<br />
het Evangelie.’ 28<br />
Volgens <strong>Jan</strong> behoren pastores bij het zoeken van begaanbare wegen naar vrede,<br />
gerechtigheid en heelheid van de schepping geen remblokken te zijn. Van hen mag verwacht<br />
worden dat ze, op grond van wat ze belijden, voorlopers zijn op de weg naar de toekomst. <strong>Jan</strong> was<br />
voor velen een voorloper en daarmee een inspirerend voorbeeld. Om een voorloper en een<br />
inspirerend voorbeeld te zijn, hoeft iemand niet perfect te zijn. Integendeel, hoe menselijker de<br />
persoon, hoe meer hij een voorbeeld kan worden van wat ieder van ons in principe zou kunnen<br />
doen.<br />
© Leen den Besten,<br />
<strong>Zevenaar</strong>, 5 december 2010.<br />
27 In ‘gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping’ werd samengevat waarvoor christenen in de wereld dienen op te<br />
komen. Dat zou moeten leiden tot een concilie van alle kerken; vandaar ‘conciliair proces’.<br />
28 <strong>Jan</strong> <strong>Olde</strong> <strong>Rikkert</strong>, Woord van de pastor, in: Parochieblad 1996 nr. 2.