fysiotherapeut - KNGF

fysiotherapeut - KNGF fysiotherapeut - KNGF

26.09.2013 Views

KNGF-het beroepsprofi el van de fysiotherapeut 2005 methodisch handelen kan de zorgverlening van de fysiotherapeut zowel intern als extern worden getoetst. Ook terugkoppeling naar de verwijzer is hierbij van belang. 3.2.2 Klinisch redeneren Klinisch redeneren omvat de mentale processen van verzamelen, interpreteren en structureren van de informatie waardoor de fysiotherapeut in staat is op grond van zijn biomedische, gedragswetenschappelijke en fysiotherapeutische kennis een probleem te verhelderen en op te lossen. Bij het nemen van beslissingen zal de fysiotherapeut naast vele vakinhoudelijkeoverwegingen ook maatschappelijke en fi nancieel-economische aspecten in samenhang moeten wegen. In de gevolgde lijn van redeneren worden er twee fasen onderscheiden (Hagenaars et al. 2003): • een fase van oriëntatie en analyse die leidt tot het ontrafelen van het gezondheidsprobleem van de patiënt • een fase van synthese en ontwerp die in samenspraak met de patiënt leidt tot het formuleren van een behandelplan om het gezondheidsprobleem op te lossen Richtinggevende vragen in de oriëntatie op en analyse van het probleem zijn onder meer: • Wat zijn de aard en mogelijk de gevolgen van de ziekte, de aandoening of het syndroom voor het bewegen van de patiënt? • Welke factoren waren bepalend voor het ontstaan ervan en de mogelijke gevolgen voor het bewegen van de patiënt? • Welke factoren zijn bepalend voor het gezondheidsprobleem van de patiënt? • Is het beloop van (de gevolgen van) de ziekte, de aandoening ziekte of het syndroom normaal of afwijkend? • Waaruit bestaat een eventuele afwijking in het beloop en welke factoren zijn hierop van invloed geweest? Richtinggevende vragen in de fase van synthese en ontwerp zijn onder andere: • Is de verwijzing voor/vraag naar fysiotherapie terecht? • Welke fysiotherapeutische doelstellingen gelden voor de patiënt? • Door middel van welke strategie zijn deze doelen te bereiken? • Welke fysiotherapeutische verrichtingen worden toegepast? • Wie wordt de behandelende fysiotherapeut? Fysiotherapeutische hulpverlening is probleemoplossend. Daarbij baseert de fysiotherapeut zich op de kennisfundamenten van de fysiotherapie en transformeert hij deze inzichten tot klinisch toepasbare kennis. Brouwer en collega’s (1995) beschouwen die transformatie als de basis van het klinisch redeneren (‘clinical reasoning’). Ze defi niëren het als volgt: ‘Klinisch redeneren kan worden omschreven als het toepassen van relevante kennis (feiten, procedures, concepten en principes of regels) en vaardigheden om een (beroepsspecifi ek) oordeel te geven over het probleem van de patiënt, dit te diagnosticeren en te behandelen.’ 3.3 Verrichtingen In het onderzoek en in de behandeling past de fysiotherapeut diverse verrichtingen toe. De keuze die hij maakt, baseert hij op 14 wetenschappelijke inzichten, ervaringskennis en in de beroepsgroep ingevoerde richtlijnen en protocollen. Het geheel van diagnostische en therapeutische verrichtingen is beschreven in de Classifi catie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB). Voor de fysiotherapie gaat het vooral om: • bevragen (anamnese) • testen, meten en analyseren • begeleiden en informeren • sturen en oefenen • fysische therapie i.e.z. • manuele verrichtingen Karakteristiek voor de fysiotherapie zijn vooral verrichtingen: begeleiden en informeren, sturen en oefenen, fysische therapie i.e.z. en manuele verrichtingen. De verrichtingen kunnen in combinatie worden toegepast. Het onderzoek en de behandeling van de fysiotherapie kenmerken zich juist door deze combinatie van verrichtingen bij patiënten met gezondheidsproblemen van het bewegen. De begeleiding maakt daarbij altijd onderdeel uit van de activiteiten van de fysiotherapeut. De fysiotherapeut combineert in een behandelreeks de begeleiding met een of meer verrichtingen uit de andere drie groepen. 3.3.1 Bevragen (anamnese) De fysiotherapeut legt een basis voor zijn fysiotherapeutische diagnose en het behandelplan door de patiënt te vragen naar het ontstaan en beloop van zijn ziekte/aandoening en de gevolgen/ betekenis voor zijn functioneren. 3.3.2 Testen, meten en analyseren Bij het bepalen van zijn fysiotherapeutische diagnose en het behandelplan en bij het evalueren van de behandeldoelen maakt de fysiotherapeut zo veel mogelijk gebruik van ontwikkelde en gevalideerde meetinstrumenten. Deze meetinstrumenten passen bij de gevonden ziekte/aandoening en zijn geschikt om de gevolgen van het fysiotherapeutisch handelen te evalueren. 3.3.3 Begeleiden en informeren Wanneer de fysiotherapeut de patiënt begeleidt, dan informeert en adviseert hij en biedt hij ondersteuning. Informeren en adviseren defi niëren we als het overdragen van feitelijke en relevante gegevens aan de patiënt of aan personen die voor de patiënt relevant zijn. Dit min of meer bindende, persoonlijke advies is gericht op het optimaliseren van de gezondheidstoestand van de patiënt en zijn omgeving. Het advies wordt gegeven aan de hand van feitelijke en relevante gegevens. Het bieden van ondersteuning kunnen we omschrijven als het procesmatig bijstaan van de patiënt en relevante personen tijdens het aanleren, verwerven en toepassen van activiteiten, het gebruikmaken van de mogelijkheden van de gezondheidszorg en het accepteren en verwerken van het gezondheidsprobleem. Deze ondersteuning omvat ook het controleren en stimuleren van de patiënt in zijn leer- en acceptatieproces. 3.3.4 Sturen en oefenen Wanneer we spreken van het sturen/oefenen als verrichting van de fysiotherapeut, dan bedoelen we het direct of indirect beïnvloeden van een functie of vaardigheid die de patiënt uitvoert als middel tot het verbeteren van die functie of vaardigheid.

3.3.5 Fysische therapie i.e.z. Tot de fysische therapie in engere zin behoort het toedienen van natuurkundige prikkels via apparatuur die gebruikt wordt in de fysiotherapeutische praktijk. De toegediende energievormen zijn van elektrische, elektromagnetische, thermische en mechanische aard en combinaties van deze prikkelvormen. 3.3.6 Manuele verrichtingen De CVPB maakt binnen de manuele verrichtingen een verschil tussen het teweegbrengen van een articulaire beweging en masseren. Een articulaire beweging is het manueel veranderen van de positie van het lichaam of van lichaamsdelen van de patiënt. Dit is niet hetzelfde als massage. Massage is volgens de CVPB het toedienen van mechanische prikkels aan het lichaam van de patiënt door middel van de handen van de therapeut, eventueel ondersteund door een hulpmiddel dat de aard van de prikkel niet verandert. 3.4 Van praktijk naar theorie Het adequaat oplossen van gezondheidsproblemen vraagt om een fl exibele grondhouding van de fysiotherapeut in zijn denken. Hij moet laveren tussen verschillende heterogene kennisdomeinen en kennisbronnen. Enerzijds moet de fysiotherapeut aandoeningen, ziekten en syndromen analyseren, anderzijds moet hij in staat zijn psychologische en sociale factoren te herkennen. Al deze factoren moeten gewogen worden bij het opstellen van een behandelplan. Om het afwegen te vereenvoudigen zijn fysiotherapeutische richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnen beschrijven de best beschikbare aanpak bij een bepaald gezondheidsprobleem. In de opbouw van de richtlijnen zijn de heterogene kennisbronnen vertegenwoordigd. Het stroomlijnen van de verschillende bronnen is de essentie van EBP en beoogt het succes van de behandeling te optimaliseren. De fysiotherapeut heeft in de praktijk een oordeelsvermogen ontwikkeld waarmee hij in staat is aspecten van de individuele patiënt te toetsen aan aspecten van de richtlijn. Dit oordeelsvermogen is een normatieve, niet-wetenschappelijke competentie die onder meer omvat: het kunnen vaststellen welke informatie in een specifi eke situatie nuttig, waardevol, relevant, geschikt, aangepast, betrouwbaar en adequaat is. Praktisch fysiotherapeutisch handelen vereist van de fysiotherapeut een waardeoordeel over de geschiktheid, relevantie, adequaatheid en bruikbaarheid van het wetenschappelijke kennisaanbod; in dat geval is er sprake van wetenschapstoepassing. 3.4.1 Theorievorming Voor de klinische praktijk is het lange tijd richtinggevend geweest om therapeutische keuzes op uitsluitend biomedische KNGF-het beroepsprofi el van de fysiotherapeut 2005 (pathofysiologische en anatomische) inzichten te baseren. De fysiotherapie heeft zich ontwikkeld in de slipstream van de bestaande geneeskundige praktijk en biomedische inzichten. Inzicht in pathofysiologische mechanismen resulteerde in therapeutische verwachtingen over effecten op zogenaamde fysiologische en anatomische eindpunten. In de fysiotherapeutische theorievorming is dan ook lange tijd nadruk gelegd op de beïnvloedbaarheid van pathofysiologische mechanismen. Fysiologische en anatomische parameters fungeerden als indicator voor ziekte en herstel. Stoornissen zouden zich snel en adequaat laten vaststellen en therapeutisch te beïnvloeden zijn. Therapie zou leiden tot normalisatie van de verstoorde fysiologische/anatomische stoornis en tot vermindering van de activiteit van het ziekteproces. Inmiddels kan de effectiviteit van veel gebruikte diagnostische tests en toegepaste interventies worden geduid. Daarbij is helder geworden dat herstel van een fysiologische/anatomische ontregeling niet simpelweg het omgekeerde is van het veroorzaken ervan. De patiënt hoeft daar ook niet automatisch beter van te worden. Er zijn immers ook andere klinisch relevante parameters op het vlak van het menselijk functioneren, participatie en kwaliteit van leven. 3.4.2 Fysiotherapiewetenschap De medische wetenschap richt zich primair op het wetenschappelijk onderzoek van ziekten, aandoeningen en syndromen. Fysiotherapiewetenschap richt zich op: • het onderzoek van behandelbare gevolgen van aandoeningen, ziekten en syndromen voor het bewegen in het dagelijkse leven van de patiënt en zijn rolvervulling binnen zijn omgeving • de effectiviteit van fysiotherapeutische interventies • het onderzoek naar de legitimering en innovatie van fysiotherapeutische hulpverlening, vanuit het perspectief van behoud van het bewegen en de autonomie van de patiënt • de (wetenschappelijke audit van) implementatie van fysiotherapeutische zorginnovaties De ‘body of knowledge’ van de fysiotherapie wordt gevoed door kennis en inzichten uit: • de bèta- en gammawetenschappen (ook wel: Life Sciences, Movement Sciences en HealthSciences) uit met name de medisch-biologische, gedragswetenschappelijke, kennistheoretische en epidemiologische domeinen (Commissie Spreeuwenberg 2001) • de zich ontwikkelende ‘body of knowledge’ van de fysiotherapie als authentieke, zelfstandige professie binnen de gezondheidszorg (RGO 2003) • de innovatiewetenschappen 15

3.3.5 Fysische therapie i.e.z.<br />

Tot de fysische therapie in engere zin behoort het toedienen van<br />

natuurkundige prikkels via apparatuur die gebruikt wordt in de<br />

<strong>fysiotherapeut</strong>ische praktijk. De toegediende energievormen zijn<br />

van elektrische, elektromagnetische, thermische en mechanische<br />

aard en combinaties van deze prikkelvormen.<br />

3.3.6 Manuele verrichtingen<br />

De CVPB maakt binnen de manuele verrichtingen een verschil<br />

tussen het teweegbrengen van een articulaire beweging en masseren.<br />

Een articulaire beweging is het manueel veranderen van<br />

de positie van het lichaam of van lichaamsdelen van de patiënt.<br />

Dit is niet hetzelfde als massage. Massage is volgens de CVPB<br />

het toedienen van mechanische prikkels aan het lichaam van de<br />

patiënt door middel van de handen van de therapeut, eventueel<br />

ondersteund door een hulpmiddel dat de aard van de prikkel<br />

niet verandert.<br />

3.4 Van praktijk naar theorie<br />

Het adequaat oplossen van gezondheidsproblemen vraagt om<br />

een fl exibele grondhouding van de <strong>fysiotherapeut</strong> in zijn denken.<br />

Hij moet laveren tussen verschillende heterogene kennisdomeinen<br />

en kennisbronnen. Enerzijds moet de <strong>fysiotherapeut</strong><br />

aandoeningen, ziekten en syndromen analyseren, anderzijds<br />

moet hij in staat zijn psychologische en sociale factoren te<br />

herkennen. Al deze factoren moeten gewogen worden bij het<br />

opstellen van een behandelplan.<br />

Om het afwegen te vereenvoudigen zijn <strong>fysiotherapeut</strong>ische<br />

richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnen beschrijven de best<br />

beschikbare aanpak bij een bepaald gezondheidsprobleem. In de<br />

opbouw van de richtlijnen zijn de heterogene kennisbronnen<br />

vertegenwoordigd. Het stroomlijnen van de verschillende bronnen<br />

is de essentie van EBP en beoogt het succes van de behandeling<br />

te optimaliseren.<br />

De <strong>fysiotherapeut</strong> heeft in de praktijk een oordeelsvermogen<br />

ontwikkeld waarmee hij in staat is aspecten van de individuele<br />

patiënt te toetsen aan aspecten van de richtlijn. Dit oordeelsvermogen<br />

is een normatieve, niet-wetenschappelijke competentie<br />

die onder meer omvat: het kunnen vaststellen welke informatie<br />

in een specifi eke situatie nuttig, waardevol, relevant, geschikt,<br />

aangepast, betrouwbaar en adequaat is. Praktisch <strong>fysiotherapeut</strong>isch<br />

handelen vereist van de <strong>fysiotherapeut</strong> een waardeoordeel<br />

over de geschiktheid, relevantie, adequaatheid en bruikbaarheid<br />

van het wetenschappelijke kennisaanbod; in dat geval is er<br />

sprake van wetenschapstoepassing.<br />

3.4.1 Theorievorming<br />

Voor de klinische praktijk is het lange tijd richtinggevend<br />

geweest om therapeutische keuzes op uitsluitend biomedische<br />

<strong>KNGF</strong>-het beroepsprofi el van de <strong>fysiotherapeut</strong> 2005<br />

(pathofysiologische en anatomische) inzichten te baseren. De<br />

fysiotherapie heeft zich ontwikkeld in de slipstream van de<br />

bestaande geneeskundige praktijk en biomedische inzichten.<br />

Inzicht in pathofysiologische mechanismen resulteerde in therapeutische<br />

verwachtingen over effecten op zogenaamde fysiologische<br />

en anatomische eindpunten.<br />

In de <strong>fysiotherapeut</strong>ische theorievorming is dan ook lange tijd<br />

nadruk gelegd op de beïnvloedbaarheid van pathofysiologische<br />

mechanismen. Fysiologische en anatomische parameters<br />

fungeerden als indicator voor ziekte en herstel. Stoornissen<br />

zouden zich snel en adequaat laten vaststellen en therapeutisch<br />

te beïnvloeden zijn. Therapie zou leiden tot normalisatie van de<br />

verstoorde fysiologische/anatomische stoornis en tot vermindering<br />

van de activiteit van het ziekteproces.<br />

Inmiddels kan de effectiviteit van veel gebruikte diagnostische<br />

tests en toegepaste interventies worden geduid. Daarbij is helder<br />

geworden dat herstel van een fysiologische/anatomische ontregeling<br />

niet simpelweg het omgekeerde is van het veroorzaken<br />

ervan. De patiënt hoeft daar ook niet automatisch beter van te<br />

worden. Er zijn immers ook andere klinisch relevante parameters<br />

op het vlak van het menselijk functioneren, participatie en<br />

kwaliteit van leven.<br />

3.4.2 Fysiotherapiewetenschap<br />

De medische wetenschap richt zich primair op het wetenschappelijk<br />

onderzoek van ziekten, aandoeningen en syndromen.<br />

Fysiotherapiewetenschap richt zich op:<br />

• het onderzoek van behandelbare gevolgen van aandoeningen,<br />

ziekten en syndromen voor het bewegen in het<br />

dagelijkse leven van de patiënt en zijn rolvervulling binnen<br />

zijn omgeving<br />

• de effectiviteit van <strong>fysiotherapeut</strong>ische interventies<br />

• het onderzoek naar de legitimering en innovatie van <strong>fysiotherapeut</strong>ische<br />

hulpverlening, vanuit het perspectief van<br />

behoud van het bewegen en de autonomie van de patiënt<br />

• de (wetenschappelijke audit van) implementatie van <strong>fysiotherapeut</strong>ische<br />

zorginnovaties<br />

De ‘body of knowledge’ van de fysiotherapie wordt gevoed door<br />

kennis en inzichten uit:<br />

• de bèta- en gammawetenschappen (ook wel: Life Sciences,<br />

Movement Sciences en HealthSciences) uit met name de<br />

medisch-biologische, gedragswetenschappelijke, kennistheoretische<br />

en epidemiologische domeinen (Commissie<br />

Spreeuwenberg 2001)<br />

• de zich ontwikkelende ‘body of knowledge’ van de fysiotherapie<br />

als authentieke, zelfstandige professie binnen de<br />

gezondheidszorg (RGO 2003)<br />

• de innovatiewetenschappen<br />

15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!