26.09.2013 Views

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

44<br />

De vraag of het bezit van zo'n tweede huis te rechtvaardigen valt stelt Huygens in zijn<br />

gedicht uitgebreid aan de orde. Op drie plaatsen laat Huygens stem en tegenstem<br />

hierover horen (r. 1013-48; r. 1717-30; r. 2210-2456), waarbij hij opvallend veel plaats<br />

voor negatieve geluiden inruimt.<br />

Een van de aantijgingen luidt dat voor de aa<strong>nl</strong>eg van het buitengoed vruchtbare<br />

weidegrond is opgeofferd: `Wat is Baer gronds bedorven,/ En klare kleij gespilt om<br />

overdaed van lust!' (r. 1722-23). Drie critici, een zuinige boer, een passerende wandelaar<br />

en een passagier van een voorbijvarende veerschuit komen met dit bezwaar. De<br />

refutatio, weerlegging, van de verteller luidt dat niet alleen het lichaam, maar ook de<br />

geest gevoed moet worden. Het hart dat gekwetst is door het wereldse bedrijf, kan<br />

door dit onschuldige genoegen genezen. Een wandelaar voegt hier nog een esthetisch<br />

argument aan toe. De altijd groene takken van de dennen zijn mooier dan de<br />

oorspronkelijke moerassige weidegrond. De planter vond terecht `matelick verquisten'<br />

(r. 1728) een deugd.<br />

Dieper gaat de kritiek van de binnenschipper. De verteller staat aan de Vliet en<br />

maakt een praatje met de schipper. Als de schuit voorbij is, stelt hij zich voor wat<br />

schipper en knecht over hem zullen zeggen: Wat heeft die man een tijd voor praatjes,<br />

het zal wel een Hagenaar zijn. Dan volgt een uitval tegen het snelle, oneerlijke geldverdienen<br />

in de stad. Dat geld moet dan weer rollen, ze bouwen er kastelen zo hoog<br />

als torens van. Ik zou ook wel rijk willen zijn, zegt de schipper, maar ik heb nooit de<br />

kans gekregen om naar school te gaan:<br />

Een handje voll Latijn, hebb ickme late segge,<br />

Daer komt het miest op an, en days goed op te legge,<br />

We Nebbe me verstanght, we bennen al ien slagti, (r. 2269-71)<br />

In deze passage zijn niet de buitenhuizen het voornaamste onderwerp van kritiek; deze<br />

zijn alleen maar een gevolg van rijkdom. De eige<strong>nl</strong>ijke vraag is: zijn alle mensen gelijk,<br />

waarom is er dan zo'n ongelijke verdeling van kennis en bezit in de maatschappij?<br />

De verteller antwoordt dat er wel waarheid in deze kritiek zit, maar meer schijn van<br />

waarheid. Hij wijst op de morele last die hij als een eerlijk man heeft te dragen aan het<br />

hof, dat vol laster en nijd is. Op Hofwijck ziet hij er tegen op om weer naar de verderfelijke<br />

stad terug te moeten gaan. Als de schipper wist `hoe dat hert, in't midden van<br />

sijn' Roosen/ Sijn' kommeren veeltijds niet weet waer langs te loosen' (r. 2285-86), dan<br />

zou hij zijn eigen bestaan verkiezen. Huygens heeft hier het vraagstuk van het bezit<br />

van een buitengoed in een breder kader gesteld. Het impliciet gehouden argument dat<br />

een plek van rust noodzakelijk is voor een oprecht mens aan het hof, wordt expliciet<br />

gemaakt in de ondersteunende citaten bij r. 2285.<br />

Zo kent de lezer die inmiddels aan de laatste vijfhonderd regels van Hofwijck is<br />

toegekomen, al aardig wat argumenten voor en tegen buitenplaatsen, wanneer hij aan<br />

het belangrijkste stuk over dit onderwerp begint. Twee passagiers – die in verschillende<br />

trekschuiten voorbijvaren –houden een pleidooi voor en tegen. De dichter stuurt het<br />

oor<strong>deel</strong> van de lezer wel. Bij de introductie van de personen maakt hij meteen duide-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!