26.09.2013 Views

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

3 .4<br />

Daarnaast heeft de verteller al aan het begin van de wandeling gezegd dat de tijd een<br />

sprong vooruit maakt. Hij wil het buitengoed beschrijven zoals het er over honderd<br />

jaar zal uitzien (r. 127-32), wanneer zijn bomen volgroeid zullen zijn . 44 Hij heeft deze<br />

toekomstfictie alleen serieus genomen in de beschrijving van de bomen, met verwijzingen<br />

als Denckt aen mijn' hondert jaer' (r. 896) en `Hofwijcks dooden stichter' (r.<br />

1349). Afgezien daarvan speelt het gedicht in zijn eigen tijd, zoals bijvoorbeeld blijkt in<br />

zijn toespeling op de dood van koning Karel I in 1649 (r. 1235-38 en r. 215o e.v.) en op<br />

zijn verwijzing naar de nieuwe tuinarchitectuur, wanneer hij naar aa<strong>nl</strong>eiding van zijn<br />

paden zegt: `of quellen u de Bochten/ Die deze wereld laeckt en d'oude tijden sochten?'<br />

(r. ii6i-62).<br />

Zo speelt het gedicht zich af op een zomerdag in het heden van de dichter, waarbij<br />

hij ter wille van de glorie van volgroeide bomen af en toe suggereert dat het een eeuw<br />

later is. Het is in onze ogen een wat naïeve constructie, maar de dichter Westerbaen<br />

borduurt er in zijn buitenplaatsgedicht Ockenburgh (1654) met graagte op door. Huygens,<br />

aldus Westerbaen, heeft zijn bomen die net geplant waren, beschreven alsof ze<br />

al een eeuw oud waren, maar ik ga bomen beschrijven die nog niet eens geplant zijn:<br />

`Hier moet ghy boonren zien, die naulijx zyn versonnen' (Westerbaen 1654, p. 43).<br />

3.4.1 Exordium.<br />

26<br />

Nadere analyse van hergedicht<br />

In de i<strong>nl</strong>eiding op het gedicht motiveert Huygens waarom hij zijn buitengoed wil<br />

bezingen. Hij wekt de aandacht van de lezer met de intrigerende openingszin (zie het<br />

commentaar bij r. z in deze editie):<br />

De groote webb is af; en 't Hof genoegh beschreven:<br />

Eens moet het Hofwijck zijn.<br />

De regels zetten de toon voor een gedicht over het buite<strong>nl</strong>even dat meestal geschreven<br />

wordt in het perspectief van de verwerping van stad en hof.<br />

Welwillendheid roept hij op door op zijn grijze haren te wijzen. Wie weet hoe<br />

weinig tijd ik nog heb, zegt hij, om over mijn eigen buiten te schrijven en daarmee het<br />

volgende grafschrift te voorkomen:<br />

Hier light een Mann begraven,<br />

„Die meende te volstaen met planten en met graven,<br />

„De slechte boeren-konst, en moght de moeijte niet<br />

„Sijn eighen maeckseltjen te deren met een lied. (r. 17-2O)<br />

Dit fictieve grafschrift veronderstelt dat dichters min of meer verplicht zijn om de<br />

moeite te nemen om over hun eigen tuin te dichten. Maar aan welke voorbeelden<br />

Bij de linden is hij de tijdsprong even vergeten: `si' selver zijn niet lang' (r. 1091).<br />

44 l hij 1 P g g J zijn g

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!