Reader - Kindercentra ZO
Reader - Kindercentra ZO
Reader - Kindercentra ZO
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Klein, Klein, klein klein kleutertje<br />
kleutertje<br />
wat wat doe doe je je in in mijn mijn ......<br />
<strong>Reader</strong><br />
<strong>Reader</strong><br />
Expertmeeting Expertmeeting Kinderstad<br />
12 12 oktober oktober 2006<br />
2006<br />
Klein, klein kleutertje<br />
Wat doe je in mijn hof<br />
Je plukt er alle bloempjes af<br />
Je maakt het veel te grof<br />
O mijn lieve mamaatje<br />
Zeg het niet tegen papaatje<br />
Ik zal zoet naar school toe gaan<br />
En de bloemetjes laten staan
Klein, Klein, Klein, klein klein kleutertje<br />
kleutertje<br />
wat wat wat doe doe je je in in mijn mijn ......<br />
<strong>Reader</strong><br />
<strong>Reader</strong><br />
Expertmeeting<br />
Expertmeeting Expertmeeting Kinderstad Kinderstad<br />
12 12 oktober oktober 2006 2006<br />
2006<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
1<br />
Voorwoord<br />
Wanneer stopt het spelen en wanneer begint het leren?<br />
De vraag suggereert eigenlijk twee dingen. Op de eerste plaats<br />
wijst de vraag op inhoudelijke verschillen; spelen en leren<br />
sluiten elkaar uit. Op de tweede plaats lijkt de vraag te<br />
verwijzen naar een overgangsmoment.<br />
De pedagoog weet het; spelen is leren. Spelen is misschien<br />
zelfs wel de meest effectieve manier van leren. Het lerende<br />
aspect van spelen beperkt zich ook niet tot jonge kinderen. In<br />
1938 verkondigde de beroemde cultuurhistoricus Leonard<br />
Huizinga in zijn “Homo Ludens” oftewel de “Spelende Mens” dat<br />
de culturen van samenlevingen spelenderwijs tot stand<br />
kwamen. Politiek, economie, taal, rechtspraak, voor Huizinga<br />
was het spelkarakter van cultuurvorming helder. Toch zal niet<br />
elke politicus, econoom, taalkundige of rechter zich een speler<br />
voelen. Sterker nog, de naam “spelletje” heeft een negatieve<br />
betekenis gekregen.<br />
Het spelen is bij jonge kinderen zeker leren. Kinderen leren<br />
spelenderwijs zichzelf, de ander en de omgeving kennen. In<br />
hun ontwikkeling zien we bij kinderen vergelijkbare processen.<br />
Door deze processen af te bakenen ontstaan er<br />
ontwikkelingsfasen en kunnen jonge kinderen in groepen<br />
worden onderverdeeld; baby, dreumes, peuter, kleuter en kind.<br />
Een dreumes kan wel lopen, maar geen zinnen uitspreken, een<br />
peuter kan dit wel maar andere dingen nog niet. Zijn het harde<br />
grenzen? We moeten ons realiseren dat het om analytische<br />
grenzen gaat. Door het analyseren van de<br />
ontwikkelingsprocessen van veel kinderen, kunnen we<br />
indelingen maken in groepen. Maar, elk kind is uniek en heeft<br />
een eigen, individuele ontwikkelingslijn.<br />
In de vorige alinea zijn de grenzen tussen spelen en leren en de<br />
grenzen tussen verschillende leeftijdsgroepen genuanceerd.<br />
Door te werken met grenzen en groepen kunnen we kinderen,<br />
individueel en in groepsverband, adequate ondersteuning<br />
bieden bij hun ontwikkeling. Die ondersteuning moet worden<br />
geboden door mensen die zich hebben geschoold in een aanbod<br />
aan die specifieke groep.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
2
Een leidster op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf heeft<br />
een ander profiel dan de docent op de basisschool.<br />
Ondersteuning moet geboden worden in een omgeving en met<br />
speelgoed en leermiddelen die passen bij de ontwikkeling van<br />
de groep kinderen. Een groepsruimte voor baby’s ziet er heel<br />
anders uit dan een knutselruimte voor kleuters.<br />
Ergens ligt er dus een grens tussen spelen en leren. Kinderstad<br />
heeft hierover een duidelijke visie. Zij stelt:<br />
dat jonge kinderen moeten kunnen spelen<br />
dat de begeleiding van jonge kinderen een specifieke<br />
deskundigheid vereist, waarbij er aandacht is voor alle<br />
ontwikkelingsfasen die het kind doormaakt<br />
dat er nu kansen liggen om kindercentra voor 0 tot 6-jarigen te<br />
gaan inrichten, waarbij samenwerking tussen alle partijen<br />
(onderwijs, gemeente, kinderopvang en peuterspeelzalen)<br />
onontbeerlijk is<br />
dat de integratie van de huidige voorzieningen<br />
(kinderdagopvang, peuterspeelzalen, onderbouw<br />
basisonderwijs) ten goede komt aan alle kinderen en verdere<br />
segregatie in de samenleving tegengaat<br />
dat zij vanuit haar professionele ervaring met jonge kinderen<br />
hierin duidelijke ideeën heeft en die met andere wil delen en<br />
ambities wil waarmaken, niet vanuit de instituten maar in het<br />
belang van het kind.<br />
De visie van Kinderstad wordt in den lande onderschreven door<br />
pedagogen en andere deskundigen. Deze reader verzamelt een<br />
aantal bronnen die verwijzen naar de grenzen tussen spelen en<br />
leren en de diverse indelingen van groepen jonge kinderen.<br />
Op 12 oktober vindt er een expertmeeting plaats in Tilburg,<br />
waarin Kinderstad de betrokkenen wil overtuigen van haar<br />
visie. In deze reader is een aantal bijdragen van de sprekers en<br />
hun initiatieven opgenomen. En u vindt meer informatie over<br />
achtergronden, projecten in het buitenland en het project:<br />
‘<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling: gemend werken doe<br />
je zo’. Natuurlijk, er zijn ook andere keuzes mogelijk, maar wat<br />
is het beste voor het kind?<br />
Tilburg, 12 oktober 2006<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
3<br />
Inhoudsopgave<br />
1 Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer ............................... 5<br />
1.1 De Kleuterschool Moet Terug! ................................. 5<br />
1.2 Peuters zijn nog niet toe aan de basisschool ............. 9<br />
1.3 Peuters en kleuters zijn nog geen leerlingen, maar<br />
persoonlijkheden in wording. ..........................................11<br />
2 Prof. dr. Louis Tavecchio..............................................26<br />
2.1 Uit Oratie bij aanvaarding van het ambt van bijzonder<br />
hoogleraar ....................................................................26<br />
2.2 ‘Een doordachte visie op kinderopvang ontbreekt’ ....29<br />
2.3 GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING De emancipatie van<br />
een uniek opvoedingsmilieu ............................................33<br />
3 Voorbeelden uit het buitenland Ver van ons bed?............37<br />
3.1 UK: Sure Start .....................................................39<br />
4 Project <strong>Kindercentra</strong> Zorg en Ontwikkeling: gemengd<br />
werken doe je zo: Het pedagogisch kookboek ......................43<br />
4.1 Uitgangspunten....................................................45<br />
4.2 Doelstelling van het project ...................................49<br />
4.3 Methodiek en werkwijze ........................................50<br />
4.4 Projectorganisatie.................................................53<br />
4.5 Financiering .........................................................54<br />
5 Initiatiefwetsvoorstel Mariette Hamer ............................55<br />
6 Achtergronden............................................................62<br />
6.1 Leeftijdsgroepen...................................................62<br />
6.2 Taaltoets .............................................................64<br />
6.3 Begeleiding bij het spel baat ..................................69<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
4
1 Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer<br />
1.1 De Kleuterschool Moet Terug!<br />
Onze peuters en kleuters worden meegesleurd in de vaart der<br />
volkeren.<br />
We denken in producten die, mits we maar op tijd controleren<br />
en verdelen, steeds maar beter worden. Ook onze peuters en<br />
kleuters zijn producten geworden, waarvan we steeds meer<br />
verwachten van onze kleuters en als ze niet aan ons ideale<br />
plaatje voldoen, moet er dringend wat gebeuren.<br />
Er is echter geen enkel bewijs dat compensatieprogramma’s<br />
voor jonge kinderen nuttig zijn. Er is vaak wel onmiddellijk<br />
effect, maar de voorsprong van kinderen met extra<br />
ondersteuning is na twee jaar op de gewone kleuterschool<br />
volledig weg.<br />
De kleuterschool is kennelijk zo gek nog niet!<br />
Exact 20 jaar na invoering van de basisschool zijn er genoeg<br />
signalen die om een kritische heroverweging vragen.<br />
De wens tot voorkomen en bestrijden van achterstanden leidt<br />
er ook toe dat scholen de opdracht krijgen om rendement te<br />
leveren. Door de overheid gestelde doelen dienen bereikt te<br />
worden en scholen worden op hun output beoordeeld. Om vast<br />
te stellen of een kind een mogelijke ontwikkelingsachterstand<br />
heeft en om vast te stellen of een school wel voldoende<br />
leeropbrengst biedt moet getoetst worden. Het toetsen van<br />
jonge kinderen heeft hiermee een tweeledig doel. Enerzijds<br />
wordt getoetst om te weten of een kind extra aandacht nodig<br />
heeft, anderzijds wordt getoetst of de school wel een “goede”<br />
school is. Dit lijkt een spagaat waaraan de kinderen onderdoor<br />
kunnen gaan. Dit mede omdat de leerkrachten gespannen<br />
raken over de doelen die ze moeten bereiken, met als gevolg<br />
een negatief effect op de spontane interactie met het kind.<br />
De medische wereld (o.a. kinderartsen, kinderneurologen en<br />
kinderpsychiaters) en de psychologische- pedagogische<br />
hulpverlening (logopedisten, pedagogen, adviesbureaus) zien<br />
zich de laatste jaren steeds vaker geconfronteerd met kinderen<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
5<br />
waarmee absoluut niets aan de hand is, maar waar- van<br />
leerkrachten en ouders vinden dat het kind ‘ achter’ loopt.<br />
Daarom wordt in dit congres de stelling verkend ‘De<br />
kleuterschool moet terug’ . De kleuterschool immers was een<br />
plek waarbij er juist veel aandacht was voor individuele<br />
kinderen en hun ontwikkeling en waarbij kinderen worden<br />
beoordeeld naar de ontwikkelingsfase waarin ze zitten. De<br />
toenmalige kleuteropleiding en de kleuterjuffen waren hier ook<br />
goed op toegerust, iets wat in de huidige basisschool wordt<br />
gemist. Nederland neemt een eenzame positie in: In geen<br />
enkel ander europees land is de kleuterschool afgeschaft.<br />
Verschillende hoogleraren maar ook mensen uit de<br />
onderwijspraktijk luiden in feite de noodklok. Dit<br />
spraakmakende congres omvat voor- en tegenstanders van de<br />
terugkeer van de kleuterschool en de organisatoren hopen dat<br />
dit congres zal uitgroeien tot een groot landelijk debat. Het<br />
congres is met name bedoeld voor directies en onderwijzers uit<br />
de basisschool, pedagogen, jeugdartsen, logopedisten en<br />
andere professionals, maar sluit de deuren niet voor een ieder<br />
die het kleuteronderwijs een warm hart toedraagt.<br />
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,<br />
mevrouw M.J.A. van der Hoeven<br />
Postbus 16375<br />
2500 BJ Den Haag<br />
Amsterdam, 5 december 2005<br />
Geachte mevrouw Van der Hoeven,<br />
In 2005, twintig jaar na de invoering van de basisschool en de<br />
opheffing van de kleuterschool, zijn/twee congressen<br />
georganiseerd waarin aandacht werd gevraagd voor de positie<br />
en identiteit van peuters en kleuters in het onderwijs.<br />
In Groningen vond op 4 maart 2005 het congres "Dolgedraaid?<br />
Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren?" plaats<br />
en in Zwolle 25 november 2005 het congres "De kleuterschool<br />
moet terug!" (De laatste titel was uitdrukkelijk bedoeld als<br />
metafoor)<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
6
Deze congressen hebben meer dan duidelijk gemaakt dat<br />
peuters, kleuters en leerkrachten op dit moment onder een te<br />
grote druk staan. De indruk bestaat dat vanaf eind jaren vijftig<br />
gaandeweg al het Nederlandse onderwijsbeleid in het teken van<br />
het achterstandsbeleid is komen te staan met te grote belasting<br />
van het vroege leren als gevolg. Een groot deel van de<br />
moderne ouders, die natuurlijk niet willen dat hun kind<br />
achterop raakt, sluit daarbij aan. Dit alles leidt ertoe dat aan<br />
kinderen op steeds jongere leeftijd, steeds hogere eisen worden<br />
gesteld. Kinderen worden getoetst om dreigende<br />
onderwijsachterstanden zo snel mogelijk op te sporen en te<br />
remediëren, maar ook en vooral worden kinderen getoetst om<br />
scholen op hun rendement te beoordelen. Dit betekent dat de<br />
nadruk ligt op wat kinderen nog niet kunnen in plaats van wat<br />
kinderen al wel kunnen. Toetsen van kleuters is hoe dan ook<br />
een precaire aangelegenheid omdat - zoals een van onze<br />
experts het uitdrukt<br />
- veel kleuters nog meer van zichzelf verschillen dan zij van<br />
anderen verschillen. Voor de leerkrachten heeft dit toetsen een<br />
negatief effect op de spontane interactie met het kind. Aan de<br />
andere kant is ook de trend van het zogenoemde Nieuwe Leren<br />
zichtbaar, dat ertoe neigt het onderwijsprobleem tot het<br />
motivatieprobleem te reduceren en geen enkele druk op het<br />
kind wil leggen. Onder professionals en onder ouders is die<br />
groep groeiende.<br />
Zowel het opjagen van jonge kinderen als het kinderen alles<br />
zelf maar laten kiezen maakt brokken. Nodig is een gefundeerd<br />
en genuanceerd inzicht in de kinderlijke ontwikkeling waardoor<br />
het mogelijk wordt jonge kinderen voortdurend uit te dagen.<br />
Het huidige onderwijs voor kleuters schiet wat dit betreft op<br />
veel scholen tekort.<br />
Op basis van de meningsvorming tijdens beide congressen<br />
vragen wij u met klem het volgende te overwegen:<br />
- Binnen de PABO's de specialisatie Het Jonge Kind te<br />
versterken, zodat leerkrachten met gedegen kennis van de<br />
vroegkinderlijke ontwikkeling leiding kunnen geven aan de<br />
kleutergroepen.<br />
- Verkleining van de kleuterklassen tot maximaal 20 leerlingen,<br />
omdat kleuters het waard zijn om meer individuele aandacht te<br />
krijgen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
7<br />
- Het door de SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren)<br />
opgestelde leercompetenties- en bekwaamhedenprofiel<br />
(competentieprofiel) leraar Basisonderwijs meer expliciet te<br />
vertalen naar de "leraar jonge kind"<br />
- Ruimte te geven voor scholing van professionals in de<br />
onderbouw om studenten (stagiaires) en beginnende<br />
leerkrachten vanuit een geëigend competentie profiel te<br />
ondersteunen.<br />
- De inspectie te scholen in vernieuwende onderwijsconcepten,<br />
zoals het Ontwikkelingsgericht Onderwijs, waardoor zij deze op<br />
hun merites kunnen beoordelen en zo de eenzijdig nadruk op<br />
toetsen en scoren wegnemen.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Namens de initiatiefgroep 'De kleuterschool moet terug!'<br />
(www.kleuterschoolterug.nl)<br />
Prof.dr. S. Goorhuis-Brouwer<br />
Orthopedagoog, UMCG, Rijks Universiteit Groningen<br />
Dr. B. Levering<br />
Pedagoog, Hoofdredacteur Pedagogiek in Praktijk Magazine<br />
Lector Algemene Pedagogiek Fontys Hogescholen, Universiteit<br />
Utrecht<br />
... en ondertekenaars petitie (in bijlage)<br />
In afschrift aan de Leden van de vaste commissie voor<br />
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de<br />
Tweede Kamer<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
8
1.2 Peuters zijn nog niet toe aan de<br />
basisschool<br />
door S. Goorhuis-Brouwer<br />
Peuters zitten in een andere fase dan kleuters. Driejarigen leren<br />
uit zichzelf, ze hebben daarbij leerkracht noch school nodig.<br />
Er staat een juichend bericht in de krant van woensdag 26 juli.<br />
Driejarige peuters mogen van het ministerie van onderwijs vier<br />
ochtenden in de week op proef naar de kleuterschool, zodat zij<br />
meer uitgedaagd kunnen worden. Vanuit heel Nederland is er<br />
veel belangstelling voor dit project dat in Deventer gaat<br />
starten.<br />
Wat is er toch aan de hand met het onderwijs in Nederland?<br />
Peuters en kleuters moeten van alles leren, uitgedaagd door<br />
een leerkracht. Pubers hebben geen leerkracht meer nodig, zij<br />
mogen in het studiehuis geen kennis overgedragen krijgen,<br />
maar moeten zelf op onderzoek uitgaan. De wereld op zijn kop!<br />
Waarom springen zoveel mensen in de sloot waar de<br />
onderwijskundige adviseurs ook al in zijn gesprongen?<br />
Ik vraag me af waar de kennis is gebleven over de<br />
ontwikkelingsfasen in het kinderleven. Woorden als ’peuteren’,<br />
’kleuteren’ en ’puberen’ zijn er niet voor niets. Ze geven precies<br />
aan in welke levens- en ontwikkelingsfase een kind zich<br />
bevindt. Peuters leren het onderscheid tussen ’ik’ en ’anderen’.<br />
Kleuters bevinden zich in een fase van een denkexplosie en<br />
pubers zijn op zoek naar hun eigen identiteit en kennis van de<br />
wereld. Iedere fase eist een specifieke pedagogische dan wel<br />
didactische aanpak. Peuters en kleuters zijn slechts in<br />
bescheiden mate gebaat bij een leerkracht, pubers zijn dat juist<br />
in hoge mate.<br />
Peuters groeien in in de sociale wereld. Weliswaar staan zijzelf<br />
centraal in die wereld, maar de oriëntatie op anderen neemt<br />
toe. Ze gaan verschillen tussen mensen ontdekken: hun oma<br />
doet anders dan hun mama en in de peuterklas gelden andere<br />
regels dan thuis. Ook krijgen ze oog voor de eigen aard van<br />
voorwerpen: grootte, vorm, kleur. Alle waarnemingen worden<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
9<br />
met de volwassenen gecommuniceerd: ’Ben jij zo groot?’, ’Ikke<br />
ook groot’, ’Is die rood?’, etcetera.<br />
Vanuit de sensomotoriek (bewegen, zien, luisteren, voelen en<br />
proeven) doen peuters ervaringen op die ze verbaal uitwisselen<br />
met hun ouders of verzorgers. De peuter zit in zijn eigen<br />
studiehuis en de volwassene is Google die hem op alle vragen<br />
antwoord geeft. Het is een individueel leerproces, dat vanzelf<br />
gebeurt. Peuters dagen zichzelf uit. Ze hebben geen leerkracht<br />
nodig, alleen een volgende volwassene. Taal, sociaalemotioneel<br />
welbevinden, bewegen en denken ontwikkelen zich<br />
in een maximale parallellie.<br />
Het tempo van de ontwikkeling wordt bepaald door de peuter<br />
zelf, op basis van rijping van het zenuwstelsel. Wat de peuter in<br />
zijn ontwikkeling aan kennis opdoet wordt bepaald door de<br />
informatie die ouders/verzorgers in het gesprek met de peuter<br />
overdragen.<br />
Kleuters zijn al een stap verder in hun ontwikkeling. Die zijn er<br />
aan toe om ook dingen te doen die los staan van hun eigen<br />
sensomotorische ervaringen. De leerkracht kan hen daartoe<br />
uitdagen, al moet dat ook in een zekere balans zijn met het<br />
vrije spel dat het kind zelf speelt. De kleuter staat met één<br />
been in de kinderwereld en met het andere in de wereld van<br />
het schoolkind. Pedagogische gezien betekent dit dat er voor<br />
beide werelden ruimte moet zijn. De kinderen mogen (en<br />
moeten) spelen, maar leren zich ook te concentreren op<br />
werkjes. De kleuter verkeert niet meer in de egocentrische<br />
wereld van de peuter, maar groeit via een fase van magisch<br />
denken naar een logisch en concreet niveau van denken.<br />
Bij kleuters gaat het om competentiegericht leren. Een<br />
competentie is een interne bekwaamheid om extern gedrag te<br />
vertonen dat voldoet aan een externe norm. De<br />
kleutervermogens ten aanzien van sociaal-emotioneel<br />
welbevinden, taal, denken en motoriek moeten maximaal<br />
gestimuleerd worden, spelenderwijs, in interactie met de<br />
leerkracht. Hierdoor kan het kind de lichamelijke en psychische<br />
geschiktheid ontwikkelen om te voldoen aan de leereisen en de<br />
sociale eisen die vanaf groep 3 gesteld worden.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
10
Peuters bij kleuters in de klas zetten, is kinderen te vroeg bloot<br />
stellen aan een leeromgeving waar ze, gezien hun biologische<br />
ontwikkeling, nog niet aan toe zijn. Kleuters al als leerlingen<br />
behandelen is ook geen goed idee. Er moet balans zijn tussen<br />
spontaan en geleid spel. We moeten de wereld niet op zijn kop<br />
willen zetten. Gun peuters en kleuters hun eigen individuele<br />
studiehuis. Dan ontwikkelen ze competenties die ze nodig<br />
hebben om later, zonder studiehuis, de kennis op te doen die<br />
de school en de maatschappij van hen vraagt.<br />
Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer is<br />
orthopedagoog/spraakpatholoog in het Universitair Medisch<br />
Centrum Groningen.<br />
Bron: Trouw: de Verdieping: 31-juli-2006<br />
1.3 Peuters en kleuters zijn nog geen<br />
leerlingen, maar persoonlijkheden in wording.<br />
Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer UMCG<br />
1.3.1 INLEIDING<br />
Er is iets aan de hand met het onderwijs in Nederland. Peuters<br />
en kleuters moeten van alles leren uitgedaagd door een<br />
leerkracht. Pubers hebben geen leerkracht meer nodig, zij<br />
mogen in het studiehuis geen kennis overgedragen krijgen,<br />
maar moeten zelf op onderzoek uitgaan. De wereld op zijn kop!<br />
Waarom springen zoveel mensen in de sloot, waar de<br />
onderwijskundige adviseurs ook al in zijn gesprongen? Waarom<br />
willen we peuters en kleuters onderwijzen en pubers niet meer?<br />
Waar is de kennis gebleven over de ontwikkelingsfasen in het<br />
kinderleven? Woorden als “peuteren”, “kleuteren”en “puberen”<br />
zijn er niet voor niets. Ze geven precies aan in welke levens- en<br />
ontwikkelingsfase een kind zich bevindt. Peuters leren het<br />
onderscheid tussen “ik” en “anderen”. Kleuters bevinden zich in<br />
een fase van een denkexplosie en pubers zijn op zoek naar hun<br />
eigen identiteit en kennis van de wereld. Iedere fase eist een<br />
specifieke pedagogische dan wel didactische aanpak. Peuters en<br />
kleuters zijn slechts in bescheiden mate gebaat bij een<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
11<br />
leerkracht, pubers zijn dat in hoge mate! Peuters en kleuters<br />
zijn nog geen leerlingen, maar persoonlijkheden in wording.<br />
NATURE EN NURTURE<br />
De vroegkinderlijke ontwikkeling is de resultante van de<br />
interactieve processen tussen nature (rijping van het<br />
zenuwstelsel) en nurture (stimulans van buitenaf)<br />
Nature (rijping van het zenuwstelsel)<br />
Het zenuwstelsel van kinderen is bij de geboorte nog niet af.<br />
Het neemt zeker 6 jaar in beslag voordat de centrale structuren<br />
uitgerijpt zijn. Bij de rijping van het zenuwstelsel speelt het<br />
proces van de myelinisatie, de vorming van mergbekleding om<br />
de zenuwen, waarschijnlijk een belangrijke rol. Vlak na de<br />
geboorte zijn de zenuwbanen nog hoofdzakelijk<br />
ongemyeliniseerd. Langzaamaan vindt het myelinisatieproces<br />
plaats vanaf het hoofd naar beneden.<br />
Toenemende myelinisatie houdt in dat het kind tot meer in<br />
staat is, bijvoorbeeld het hoofd rechtop houden, zitten of<br />
kruipen (Blows, 2003). Op basis van de mogelijkheden die het<br />
kind heeft door een toenemende myelinisatie zal het ook<br />
nieuwe ervaringen op doen. Bijvoorbeeld:<br />
Tussen de 2 en de 4 maanden wordt de motoriek van de<br />
arm en de hand steviger en krijgt het kind er ook controle<br />
over. Daardoor kan het dingen gaan pakken. Wanneer<br />
kinderen dingen pakken, kijken ze ernaar en komt de ooghand<br />
coördinatie op gang.<br />
Een goede oog-hand coördinatie geeft kinderen vervolgens kijk-<br />
en bewegingservaringen, waardoor ze gaan nadenken over het<br />
effect van hun handelingen. Dit leidt ertoe dat kinderen tussen<br />
7 en 8 maanden al kunnen handelen vanuit een oorzaakgevolg<br />
strategie, bijvoorbeeld aan een touwtje trekken<br />
waardoor een mobile in beweging komt.<br />
Toenemende myelinisatie verklaart de fasegewijze ontwikkeling<br />
bij jonge kinderen .<br />
De vaardigheden die een kind ontwikkelt zijn in ieder stadium<br />
anders, afhankelijk van de mogelijkheden met betrekking tot<br />
zien, horen, bewegen, voelen en proeven (de sensomotoriek),<br />
zie tabel 1.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
12
Tabel 1. Overzicht van stadia in het ontwikkelingspatroon.<br />
Jaar Sociale<br />
ontwikkeling<br />
0-2 Hechting<br />
Communicatie<br />
zoeken<br />
2-4 Grenzen zoeken<br />
Kennis van sociale<br />
regels<br />
4-7 Aan verwachtingen<br />
proberen te<br />
voldoen<br />
Wisselend<br />
ego/sociocentrisch<br />
Wisselende<br />
aandachtspan<br />
7-<br />
11<br />
11-<br />
18<br />
Spelregels<br />
accepteren<br />
Sociocentrisch<br />
Aandacht vast<br />
kunnen houden<br />
Groepsvorming<br />
Ontwikkeling eigen<br />
identiteit<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
Motoriek Denkstrategieën Taalontwikkeling<br />
Zitten, kruipen,<br />
lopen<br />
Rennen, fietsen<br />
op een driewieler,<br />
op de tenen lopen<br />
Huppelen,<br />
hinkelen, fietsen<br />
Vloeiende grove<br />
en fijne motoriek<br />
Vloeiende grove<br />
en fijne motoriek<br />
13<br />
Sensomotorisch Brabbelen<br />
1- woorduitingen<br />
Preconceptueel Van 2woorduitingen<br />
naar<br />
5 woorduitingen.<br />
50-75%<br />
verstaanbaar<br />
Intuïtief<br />
Magisch<br />
> 5 woorduitingen<br />
enkelvoudige<br />
zinnen<br />
samengestelde<br />
zinnen<br />
>75%<br />
verstaanbaar<br />
Concreet Zich adequaat<br />
uitdrukken in goed<br />
opgebouwde<br />
zinnen<br />
Concreet en<br />
abstract<br />
Adequate<br />
uitdrukkingsvaardi<br />
gheid<br />
Genetische factoren kunnen ervoor zorgen dat bepaalde<br />
vaardigheden eerder of later worden bereikt. Zodoende wordt<br />
kinderlijke ontwikkeling ook gekenmerkt door variatie. Niet alle<br />
kinderen doen alles precies op dezelfde tijd. Bijvoorbeeld,<br />
omrollen kan geplaatst worden tussen 3 en 7 maanden, lopen<br />
tussen 10 en 20 maanden en het uitspreken van de eerste<br />
woordjes tussen 9 en 18 maanden.<br />
Stimulans van buitenaf: nurture<br />
Naast myelinisatie speelt bij de ontwikkeling de<br />
hersenprikkeling door stimulans van buitenaf ook een<br />
belangrijke rol. Hierdoor gaan hersencellen (neuronen)<br />
verbindingen met elkaar aan. Die verbindingen worden<br />
synapsen genoemd. De synapsen worden gerangschikt in<br />
neurale netwerken en uiteindelijk ontstaat een mentale atlas.<br />
Er worden netwerken opgebouwd voor verschillende<br />
vaardigheden, bijvoorbeeld voor het begrijpen en produceren<br />
van taal (zie figuur 1).<br />
Het bijzondere van de opbouw van de mentale taalatlas is dat<br />
de atlas taalspecifiek is. Iedere wereldburger maakt wel<br />
dezelfde hersenstructuren actief voor taal, maar de kennis die<br />
daar opgeborgen wordt is afhankelijk van de talige opvoeding<br />
die men krijgt.<br />
Figuur 1 Mentale atlas voor taal, opgebouwd tussen 0 en 7<br />
jaar<br />
De gebieden 1,2 en 3 vormen gezamenlijk het vermogen tot<br />
het begrijpen van de taal (klankherkenning, woordherkenning<br />
en zinsbegrip). De gebieden 4,5 en 6 vormen gezamenlijk het<br />
vermogen tot het produceren van taal (klankvorming,<br />
woordvorming en zinsvorming)<br />
In het eerste levensjaar start de ontwikkeling van de<br />
klankherkenning (1) en klankproductie (4).<br />
De ontwikkeling van de auditieve waarneming, waardoor ook de<br />
klankherkenning mogelijk wordt, start direct bij de geboorte en<br />
al vanaf zes maanden zijn kinderen in staat taalspecifieke<br />
klankpatronen en intonatiekarakteristieken te herkennen. Deze<br />
worden vervolgens opgeslagen in het auditieve geheugen.<br />
De klankproductie volgt deze auditieve ontwikkeling. Vanaf<br />
ongeveer zes maanden verandert het universele brabbelen (dat<br />
door de motorische ontwikkeling wordt bepaald) richting<br />
taalspecifiek brabbelen. Rond de leeftijd van zes jaar kan een<br />
kind alle klanken van de moedertaal goed uitspreken. Er is dan<br />
een articulatiebasis ontstaan die verankerd ligt op de<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
14
hersenschors. Met recht kan men dan van een tongval spreken:<br />
de tongbewegingen hebben de auditieve ontwikkeling gevolgd.<br />
In het tweede levensjaar start de ontwikkeling van een<br />
woordgeheugen(2) en de woordproductie (5)<br />
Door naar taal te luisteren ontdekken kinderen rond de eerste<br />
verjaardag dat bepaalde klankcombinaties betekenis dragen.<br />
Vanaf dat moment gaat het kind een woordenboek opbouwen,<br />
tenminste wanneer de ouders voorwerpen en situaties voor hun<br />
kind benoemen. Dit woordenboek is voor ieder kind anders<br />
gevuld, afhankelijk van het taalaanbod. Niet ieder kind zal<br />
“tractor” of “amen” in het woordenboek opslaan, en ook niet<br />
ieder kind “tapas” en “sherry”.<br />
Wanneer de woordenschat zich op gaat bouwen, gaan kinderen<br />
ook zelf woorden vormen (gemiddeld tussen 13 en 18<br />
maanden). Omdat de klankontwikkeling doorgaat tot zes jaar,<br />
zullen de eerste woorden per definitie krom worden<br />
uitgesproken: taat voor paard en ham voor boterham.<br />
In het derde levensjaar start de ontwikkeling van het<br />
zinsbegrip(3) en de zinsproductie (6).<br />
De herkenning van de zinsstructuren neemt meestal rond de<br />
tweede verjaardag een aanvang, waarna het zelf formuleren<br />
van zinnen gemiddeld tussen twee en twee- en- een- half jaar<br />
begint. Eerst komen de tweewoord-zinnen ( papa auto, mij<br />
boek). Rond de derde verjaardag komen de drie- tot vijfwoordzinnen<br />
, waarna in groep 1 en 2 het taalgebruik langzaam<br />
groeit naar volledige en grammaticaal goed opgebouwde<br />
zinnen.<br />
Het hele taalsysteem ontwikkelt zich tussen 0 en 7 jaar.<br />
Wanneer de kinderen goed kunnen horen en kunnen onthouden<br />
(een normaal leervermogen hebben), zullen ze hun taalkennis<br />
opbouwen aan de hand van de input die ze van de ouders<br />
krijgen. De motorische ontwikkeling bepaalt daarnaast de<br />
snelheid van de uitspraakontwikkeling. Het taalsysteem dat zich<br />
in de eerste zeven jaar op de beschreven manier opbouwt in<br />
het neurale systeem wordt de moedertaal genoemd. Voor<br />
kinderen is het ook heel goed mogelijk om twee moedertalen te<br />
leren. De hersenen van jonge kinderen, kinderen in de leeftijd<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
15<br />
van nul tot zeven jaar, zijn zo open voor het opslaan van<br />
informatie, dat het niet uitmaakt of er één of twee taalsystemen<br />
worden opgebouwd.<br />
Kinderen die voor hun zevende jaar tweetalig zijn<br />
opgevoed vertonen overlappende corticale activiteit voor<br />
beide talen, terwijl dit niet opgaat voor kinderen die later<br />
tweetalig zijn opgevoed (Neville & Bavelier, 1998)<br />
Voor een tweetalige opvoeding geldt hetzelfde als voor een<br />
eentalige opvoeding. Het ontwikkelt zich door samen te kijken,<br />
luisteren, praten, rijmen, zingen, voor te lezen en uitleggen.<br />
1.3.2 ONTWIKKELING EN BEGELEIDING<br />
Het is de kunst om voor jonge kinderen een goede balans aan<br />
te brengen tussen stimuleren en laten geworden. Zoals er<br />
netwerken voor taal worden opgebouwd, worden er ook<br />
netwerken opgebouwd voor de visuele waarneming, voor de<br />
motoriek, de emotionele sensaties etc., zie figuur 2<br />
(overgenomen uit: A.R. Luria. The Working Brain, 1973).<br />
Figuur 2. Opbouw van de mentale atlas.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
16
De inhoud van de neurologische netwerken is afhankelijk van<br />
de soort stimulans vanuit de omgeving.<br />
Wanneer de omgeving stimulans biedt die bij de<br />
ontwikkelingsfase past ontvouwt zich de persoonlijkheid van<br />
het kind, De rijping van het centrale zenuwstelsel bepaalt of<br />
hersencellen te prikkelen zijn voor een bepaalde activiteit of<br />
vaardigheid. Stimulans van buitenaf bepaalt of die vaardigheid<br />
ook wordt geleerd. Pas wanneer een kind op basis van rijping<br />
toe is aan lopen, spreken, zindelijk worden, motorisch spel,<br />
fantasiespel etc. zal het profiteren van een omgeving die deze<br />
processen stimuleert. Bijvoorbeeld:<br />
Lucie is 17 maanden oud. Het is een zeer aanwezig<br />
dametje dat zelf wel bepaalt wat ze wel en niet wil. Haar<br />
ouders zetten haar regelmatig op haar voetjes en trachten<br />
haar aan het lopen te krijgen. Geen kans: steeds gaat ze<br />
onmiddellijk op haar knieën en “loop”t op die manier<br />
verder. Als ze 20 maanden oud is staat ze opeens: “kijk”<br />
roept ze triomfantelijk en loopt ervan door.<br />
Er kunnen in de eerste zes jaar heel veel synapsen worden<br />
aangemaakt, maar ook weer verloren gaan. Alleen de synapsen<br />
in de neurale netwerken die steeds opnieuw gebruikt worden<br />
zullen overleven.<br />
Wat echter vooral belangrijk is, is - dat van het kind uit - de<br />
mentale atlas spelenderwijs en spontaan tot stand komt, zie<br />
tabel 2.<br />
Tabel 2 Fasegewijze ontwikkeling en voorwaarden daartoe.<br />
Jaar Bevorderen van<br />
Sociale ontwikkeling<br />
0-2 Ritme en regelmaat in<br />
de omgang van<br />
vertroetelen en<br />
verzorgen<br />
2-4 Consequente aanpak:<br />
duidelijke verboden<br />
Verschillen afspraken<br />
thuis/niet thuis<br />
Imitatiespel<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
Bevorderen van<br />
de Motoriek<br />
Bewegingsspelletj<br />
es<br />
17<br />
Bevorderen van<br />
Denkstrategiën<br />
Bewegings-, kijk- en<br />
luisterspelletjes<br />
Bewegingsspel Bewegingsspel<br />
Imitatiespel<br />
Gesprekken met<br />
ouders waarin uitleg<br />
over waarnemingen<br />
Bevorderen<br />
van de Taal<br />
Kijk- en<br />
luisterspelletj<br />
es<br />
Voorlezen,<br />
rijmen en<br />
zingen.<br />
Uitleggen<br />
4-7 Consequente aanpak<br />
Overdracht waarden en<br />
normen<br />
Ingroeien in<br />
groepsgebeuren (groep<br />
1 en 2).<br />
7-11 Zich houden aan<br />
spelregels<br />
Wereldoriëntatie<br />
11-18 Eigen maken van<br />
waarden en normen<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
Bewegingsspel. Bewegingsspel<br />
Lichamelijke<br />
oefeningen<br />
18<br />
Imitatiespel<br />
Fantasiespel<br />
Gesprekken met<br />
opvoeders over<br />
waarnemingen<br />
Waarnemingsoefening<br />
en Rekenen<br />
Redeneren<br />
Voorlezen,<br />
rijmen,<br />
zingen.<br />
Uitleggen<br />
Leren lezen<br />
en schrijven<br />
Sport Kennisoverdracht Vreemde<br />
talenonderwij<br />
s<br />
Literatuur<br />
PEUTERS<br />
Peuters groeien in in de sociale wereld en worden<br />
geconfronteerd met waarden en normen.. Weliswaar staan<br />
zijzelf centraal in die wereld ( ze zijn nog egocentrisch), maar<br />
de oriëntatie op anderen groeit. Ze gaan verschillen tussen<br />
mensen ontdekken: oma doet anders dan mama en op de<br />
peuterklas gelden andere regels dan thuis .Ook krijgen ze oog<br />
voor de eigen aard van voorwerpen: grootte, vorm, kleur. Alle<br />
waarnemingen worden met de volwassenen gecommuniceerd.:<br />
“Ben jij zo groot?”, “Ikke ook groot”, “Is die rood?” etc.<br />
Vanuit de sensomotoriek (bewegen, zien, luisteren, voelen en<br />
proeven) doen peuters ervaringen op die ze verbaal uitwisselen<br />
met hun ouders of verzorgers. De peuter zit in zijn eigen<br />
studiehuis en de volwassene is Google die hem op alle vragen<br />
antwoord geeft. Het is een individueel leerproces, dat vanzelf<br />
gebeurt. Peuters dagen zichzelf uit! Ze hebben geen leerkracht<br />
nodig, alleen een volgende volwassene. Taal, sociaalemotioneel<br />
welbevinden, bewegen en denken ontwikkelen zich<br />
in een maximale parallellie. Het tempo van de ontwikkeling<br />
wordt bepaald door de peuter zelf, op basis van rijping van het<br />
zenuwstelsel. Wat de peuter in zijn ontwikkeling aan kennis<br />
opdoet wordt bepaald door de informatie die ouders/verzorgers<br />
in het gesprek met de peuter overdragen. Dit geldt ook voor<br />
waarden en normen
Waarden en normen worden vaak in één adem genoemd, maar<br />
toch zijn er essentiële verschillen. Een waarde geeft een<br />
uitgangspunt aan van waaruit men leeft, bijvoorbeeld respect<br />
hebben voor anderen, eerlijk delen, medeleven, trouw. Normen<br />
bepalen de dagelijkse omgangsvorm, bijvoorbeeld beleefd zijn,<br />
niet jokken, meehelpen<br />
De regels van het gezin worden door de ouders in woord en<br />
daad bijgebracht, waardoor het geweten van het kind ontwaakt<br />
en dat uiteindelijk (in de puberteit) leidt tot een innerlijk<br />
normenstelsel. Bij jonge kinderen is het geweten nog sterk<br />
afhankelijk van de mening van hun ouders. De betekenis die<br />
jonge kinderen hechten aan de goedkeuring of afkeuring van<br />
hun ouders bepaalt of ze wel of niet iets uitvoeren. Wanneer en<br />
peuter een ondeugend spelletje begint kan het voorkomen dat<br />
hij de ouderlijke terechtwijzing zelf al onder woorden brengt:<br />
“Mag je niet aankomen hoor!”. Ook kan de peuter via zijn spel<br />
laten merken dat hij bepaalde opvattingen van zijn ouders<br />
heeft meegekregen: “Stoute beer, je mag niet bijten”.Peuters<br />
vragen veelal nog niet naar de achterliggende gedachte van<br />
iets wat niet mag. Als papa of mama boos wordt is dat de reden<br />
om iets niet te doen.<br />
KLEUTERS<br />
Kleuters zijn al een stap verder in hun ontwikkeling. Die zijn er<br />
aan toe om ook al dingen te doen die los staan van hun eigen<br />
sensomotorische ervaringen. Het kind gaat onderscheid maken<br />
tussen wat bij de eigen persoon hoort en wat bij anderen hoort.<br />
Hierdoor kan het kind nadenken over zichzelf en over de<br />
situatie waarin het verkeert. Ze creëren daarmee hun eigen<br />
denk- en belevingswereld en vanuit die wereld vindt, mede<br />
door de reactie van de ouders hierop, de<br />
persoonlijkheidsontwikkeling plaats.<br />
Het denken blijft in eerste instantie nog wel prelogisch: de<br />
werkelijkheid wordt opgenomen in de eigen activiteiten van het<br />
kind en wordt geconstrueerd naar eigen model. Bijvoorbeeld:<br />
als de zon in het water zakt krijgen de vissen het warm of als je<br />
groeit, wie duwt je dan?.<br />
Daarnaast willen ze ook begrijpen wat ze zien en wat ze denken<br />
en worden de waarom en waartoe vragen belangrijk Het stellen<br />
van vragen, en daar ook antwoord op krijgen, draagt bij aan de<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
19<br />
kennis van de wereld, maar ook aan de denkontwikkeling.<br />
Soms is het voor volwassenen wel een beetje moeilijk om het<br />
juiste antwoord te geven, bijvoorbeeld: Wat zijn hersens?<br />
(antwoord: die zitten in je hoofd); Wat moet je daar mee doen?<br />
(antwoord: denken); Waarom zit het onder je haar? (antwoord:<br />
dat is lekker warm); Kunnen mensen die kaal zijn niet denken?<br />
(tja, wat moet er nu nog gezegd worden?)<br />
Alle vragen naar betekenissen, oorzaken, gevolgen en redenen<br />
van bestaan leveren het kind informatie op. Deze informatie<br />
moet verwerkt worden. Niet alles wordt meteen begrepen en<br />
vaak worden ook conclusies getrokken die voor de volwassenen<br />
niet logisch zijn: Een engel woont in Engeland; Ik kan niet<br />
verdrinken, want ik houd mijn mond dicht.<br />
De oriëntatie op de omgeving betekent nog niet dat de dingen<br />
die kinderen zien op dezelfde manier worden geïnterpreteerd<br />
als door volwassenen Het denken is daartoe nog onvoldoende<br />
ontwikkeld. Kinderen denken van uit zichzelf. De wereld wordt<br />
nog subjectief beschouwd, er is nog geen objectieve logica: Een<br />
bed dat in een andere kamer wordt gezet, is een ander bed;<br />
een werkje dat het eerste af is, is het gemakkelijkst; een auto<br />
die het eerste aankomt is het snelst, ongeacht de afgelegde<br />
afstand.<br />
In het denken van kinderen kunnen dieren ook praten en<br />
denken en kunnen dingen in de omgeving bezield zijn. Paul van<br />
Ostaijen heeft dit prachtig uitgedrukt in het gedicht:<br />
Marc groet ’s morgens de dingen:<br />
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem, ploem<br />
ploem,<br />
dag stoel naast de tafel,<br />
dag brood op de tafel,<br />
dag visserke vis met de pijp…<br />
en dag visserke vis met de pet…<br />
pet en pijp…<br />
van het visserke vis… , goeiendag,<br />
daa-ag vis,<br />
dag lieve vis,<br />
dag klein visselijn mijn.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
20
Wat betreft de waarden en normen gaan kleuters naar de<br />
achterliggende gedachte vragen: “Waarom mag dat niet?”,<br />
waarop de ouder dan kan antwoorden: “omdat dat gevaarlijk<br />
is”. Bij een volgende gelegenheid kan het kind dan zeggen :<br />
“Mag niet hè?, gevaarlijk!”<br />
Hoewel kinderen leren dat bepaalde dingen niet mogen of juist<br />
moeten, zullen ze zich er toch niet altijd aanhouden. Het is<br />
sterker dan zijzelf. Wanneer een vriendje iets van je afpakt, sla<br />
je toch terug.; wanneer je een stukje koek ziet liggen eet je het<br />
toch op.<br />
Wanneer kinderen op hun verkeerde gedrag worden<br />
aangesproken, kunnen ze in eerste instantie erg afwijzend<br />
reageren: ”ja, maar juf, hij begon!”; “die heb ik niet opgegeten<br />
dat heeft de hond gedaan”.<br />
Deze reactie is te verklaren vanuit het morele besef dat het<br />
kind weet dat het niet goed is wat er gebeurd is en dat hij dus<br />
eigenlijk een standje verdient. Annie M.G. Schmidt heeft in het<br />
gedicht : Ik ben lekker stout” op onnavolgbare wijze uitgedrukt<br />
hoe bij kleuters het besef van hoe hoort het eigenlijk? zich<br />
ontwikkelt en tegelijkertijd ook een spanning kan oproepen (“ik<br />
wil niet meer, ik wil niet meer, ik wil geen handjes geven, ik wil<br />
niet zeggen elke keer, jawel mevrouw, ja wel meneer…”).<br />
Het onderscheid leren tussen goed en kwaad of lief en stout<br />
kan ook bevorderd worden door het voorlezen van sprookjes of<br />
door het voorlezen van verhalen uit de kinderbijbel. Ze geven<br />
aanleiding om na te denken over allerlei levensvragen.<br />
VERSCHILLEN TUSSEN PEUTERS, KLEUTERS EN<br />
SCHOOLKINDEREN<br />
Bij peuters en kleuters gaat het om competentie gericht leren.<br />
Een competentie is een interne bekwaamheid om extern gedrag<br />
te vertonen dat voldoet aan een externe norm. De peuter- en<br />
kleutervermogens ten aanzien van sociaal-emotioneel<br />
welbevinden, taal, denken en motoriek moeten maximaal<br />
gestimuleerd worden, spelenderwijs, in interactie met de<br />
ouders, verzorgers en leerkracht. Hierdoor kan het kind de<br />
lichamelijke en psychische geschiktheid ontwikkelen om aan de<br />
leereisen en de sociale eisen die vanaf groep 3 gesteld worden<br />
te voldoen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
21<br />
De peuter- en kleutertijd brengen het drijfvermogen aan<br />
waarop het kind de schoolse vaardigheden moet gaan leren.<br />
Motoriek ontwikkelt zich door te bewegen. Taal en denken<br />
ontwikkelen zich door te converseren en vanuit het spel van het<br />
kind waarop de volwassene reflecteert. In de vroegkinderlijke<br />
ontwikkeling zijn er bij dezelfde stimulans van buitenaf grote<br />
tempoverschillen tussen kinderen, bepaald door rijping van het<br />
zenuwstelsel en genetische factoren.<br />
De spreiding voor de taalontwikkeling valt bijvoorbeeld af te<br />
lezen uit figuur 3 waarin is weergegeven wanneer 10%, 50%<br />
en 90% van de kinderen een bepaalde mijlpaal in de<br />
taalontwikkeling beheerst. Mijlpalen geven stadia aan in het<br />
normale taalverwervingsproces. De eerste woordjes komen<br />
tussen 9 en 18 maanden en een duidelijke uitspraak wordt<br />
bereikt tussen 5 en 7 jaar.<br />
Figuur 1. Mijlpalen in de taalontwikkeling gerelateerd aan de<br />
leeftijd.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
22
1.begrijpt opdrachtjes met twee woorden,<br />
2. kan één of meer lichaamsdelen aanwijzen;<br />
3. zegt ongeveer 10 woordjes;<br />
4. begrijpt zinnetjes met drie woorden;<br />
5. kan twee woordjes combineren;<br />
6. maakt zinnetjes met drie worden;<br />
7 maakt zinnetjes met vier worden;<br />
8. ongeveer de helft verstaanbaar;<br />
9. enkelvoudige zinnetjes . 4 woorden;.<br />
10. vertelt spontaan een verhaaltje;<br />
11. kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes;<br />
12. ongeveer drie kwart verstaanbaar;<br />
13. lange , ook samengestelde zinnen;<br />
(14. bijna alles te verstaan – niet in deze figuur).<br />
Extra activiteiten om het kind in een versnelling te brengen<br />
helpen vaak niet. De effecten van VVE zijn tot op heden ook<br />
nog onvoldoende aangetoond.<br />
Driessen & Doesborgh (2003): Wanneer er rekening wordt<br />
gehouden met sociaal-etnische achtergrondenkenmerken van<br />
leerlingen van groep 2 zijn er nauwelijks of geen verschillen<br />
tussen kinderen die wel en niet aan VVE activiteiten hebben<br />
deelgenomen. Eerder was dit ook al geconstateerd door<br />
Eldering (2002). Eleveld (2005) toonde aan dat de training van<br />
fonologische vaardigheden bij kleuters in groep 1 niet<br />
effectiever is ( of even ineffectief) dan bij kleuters in groep 2:<br />
bij beide groepen kinderen leidde het niet tot verbetering van<br />
leesgerelateerde vaardigheden in groep 3.<br />
Kortom, kleuters hebben geen specifieke training nodig, maar<br />
zijn gebaat bij een omgeving waar ze uitgedaagd worden om<br />
zichzelf te oefenen. Ingaan op vragen is ook van het<br />
allergrootste belang. Door vragen te stellen en daar antwoord<br />
op te krijgen, worden kinderen uitgeleid van hun eigen<br />
subjectieve en ook magische denkwereld naar een wereld met<br />
een meer objectieve logica. Daarom moeten we er serieus mee<br />
omgaan. Dit is niet in programma’s te vatten.<br />
Naast de taal die kinderen leren spreken is de sociale<br />
ontwikkeling, met daaraan gekoppeld de kennismaking met<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
23<br />
waarden en normen, eigenlijk het enige dat volledig van<br />
buitenaf kan worden aangebracht. Laten we de sociale vorming<br />
in deze periode dan ook belangrijker vinden dan de cognitieve.<br />
De sociaal-emotionele ontwikkeling start vanuit de<br />
mogelijkheid tot hechting.<br />
Het is belangrijk dat kinderen zich met één of meerdere<br />
volwassenen verbonden kunnen voelen. Door de liefde die zij<br />
ervaren, de zorg die ze krijgen en de manier waarop ze<br />
toegesproken worden (toon en luidheid) raken ze vertrouwd<br />
met een bepaalde manier van omgang en met bepaalde<br />
personen. Vooral de kwaliteit van de relatie tussen kind en<br />
volwassene is van groot belang. De kwaliteit wordt bepaald<br />
door de geborgenheid, de warmte en de één-op-één interacties<br />
met een vaste vertrouwde betrokken verzorgers. Ook zijn<br />
duidelijke regels van belang: wat mag wel en niet? Op basis<br />
van een goede hechting voelen kinderen zich geborgen en<br />
durven ze de wereld te gaan ontdekken. Ze doen dit dan vanuit<br />
vertrouwen. Naast de ouders spelen de crèche-, peuter- en<br />
kleuterleidsters een belangrijke rol in het hechtingsproces.<br />
Bovendien leert het kind verschil tussen thuis en niet-thuis en<br />
worden verschillende sociale ervaringen opgedaan.<br />
Vroege emotionele en sociale ervaringen blijken een neurale<br />
neerslag te hebben in het lymbische systeem dat centraal, diep<br />
in de hersenen ligt. Daarom zijn deze vroege ervaringen ook in<br />
hoge mate bepalend voor de uiteindelijke persoonsvorming. Dit<br />
geldt zowel voor positieve als voor negatieve ervaringen.<br />
Bijvoorbeeld bij affectieve verwaarlozing of misbruik op jonge<br />
leeftijd wordt de totale persoonlijkheid geschaad.<br />
We moeten ons op basis hiervan ook realiseren dat kinderen,<br />
die al vroeg te horen krijgen dat ze een achterstand hebben, uit<br />
een verkeerd milieu komen, niet goed genoeg zijn, extra<br />
aandacht nodig hebben, wel eens hele onzekere en faalangstige<br />
mensen zouden kunnen worden. In de cognitieve beoordeling<br />
wordt door jonge kinderen ook een moreel oordeel gevoeld.<br />
De sociaal-emotionele ontwikkeling kan niet geleerd worden,<br />
maar wordt afgeleid, door het kind zelf, vanuit de pedagogische<br />
omgang. Het geven van houvast in de omgang en de<br />
bevestiging van het bestaan van het kind zijn hierbij bepalend.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
24
Een kind dat na het opknappen van een klein karweitje stralend<br />
tegen de juf kan zeggen: “Jij bent zeker wel blij dat ik er ben”<br />
is een eind op de goede weg.<br />
1.3.3 CONCLUSIE<br />
Peuters en kleuters leren spontaan. Bij een zelfde stimulans<br />
van buiten zijn er grote tempoverschillen in de ontwikkeling die<br />
worden bepaald door de rijping van het zenuwstelsel.<br />
Extra stimulans brengt kinderen meestal niet in een versnelling.<br />
De invloed die ouders en leerkrachten hebben betreffen alleen<br />
de taal die wordt gesproken en de overdracht van waarden en<br />
normen.<br />
Vanaf groep 3 kan worden geleerd. Tot en met de puberteit is<br />
de overdracht van kennis van groot belang. Leerkrachten<br />
spelen daarbij een cruciale rol.<br />
LITERATUUR<br />
Blows, W.T. (2003). Child brain development. Nursing Times 99<br />
(17), 28-31.<br />
Goorhuis-Brouwer, S.M. (2005). Een stevig fundament. Over de<br />
vroegkinderlijke ontwikkeling en opvoeding, met een extra<br />
accent op de taalontwikkeling. Utrecht, De Tijdstroom.<br />
Goorhuis-Brouwer, Sieneke & Bas Levering (red.) (2006).<br />
Dolgedraaid. Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog<br />
kleuteren? Amsterdam, SWP.<br />
Luria, A.R. (973). The working Brain., London, Penquin.<br />
Neville, H.L. & Bavelier, D. (1998). Neural organization and<br />
plasticity of language. Current opinion in Neurobiology 8, 254-<br />
258.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
25<br />
2 Prof. dr. Louis Tavecchio<br />
2.1 Uit Oratie bij aanvaarding van het ambt<br />
van bijzonder hoogleraar<br />
Trends en nieuwe ontwikkelingen<br />
Veel landen in Europa worstelen nog steeds met het creëren<br />
van een coherent systeem voor kinderopvang, waarin de<br />
verschillende voorzieningen voor kinderen op elkaar en op het<br />
onderwijs afgestemd zijn. In Nederland ontwikkelt zich een<br />
trend naar verdergaande samenwerking tussen kinderopvang-<br />
en onderwijsvoorzieningen. Daarbij lijken (educatieve) doelen<br />
uit het onderwijs vaak het uitgangspunt voor samenwerking te<br />
vormen en voor een belangrijk deel de agenda te bepalen.<br />
Peuterspeelzalen krijgen via de Voor- en Vroegschoolse<br />
Educatie (VVE) steeds meer banden met het Onderwijs. Alle<br />
kinderen moeten optimale ontwikkelingsmogelijkheden krijgen<br />
en goed voorbereid naar school gaan. Vooral kinderen met een<br />
(onderwijs)achterstand kunnen zo ‘bijgespijkerd’ worden;<br />
kindercentra zouden met hun aanbod kunnen anticiperen op<br />
het (cognitieve) ontwikkelingsniveau van 4-jarigen in groep 1<br />
van de basisschool. Onderwijsinstellingen, pedagogische centra<br />
en onderwijsbegeleidingsdiensten spelen hierop in en<br />
ontwikkelen programma’s voor de voorschoolse periode.<br />
Kortom, de kinderopvang (mede) als context van<br />
achterstandsbestrijding en voorschoolse stimulering, waar het<br />
kind spelenderwijs ‘schoolrijp’ wordt gemaakt. Ook buiten- en<br />
naschoolse opvangcentra verkennen samen met basisscholen<br />
de mogelijkheden tot onderlinge afstemming en samenwerking<br />
in het kader van een geïntegreerd aanbod van onderwijs-,<br />
culturele- en vrijetijdsvoorzieningen. Hier is een populaire<br />
variant bekend geworden onder de naam ‘Brede School’.<br />
Binnen de kinderopvang bestaat de nodige scepsis ten aanzien<br />
van deze ontwikkelingen. Door een groot accent op cognitieve<br />
ontwikkeling zou de kinderopvang te veel het aureool van early<br />
childhood education krijgen en zou het spelend leren dat<br />
kenmerkend is voor kindercentra – en vooral de daar<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
26
aanwezige gerichtheid op sociale en emotionele aspecten van<br />
de ontwikkeling – in de verdrukking kunnen komen.<br />
Leseman (2002, p. 25) merkt op dat effecten van voor- en<br />
vroegschoolse centrumprogramma’s als Kaleidoscoop en<br />
Piramide op uitkomsten in het cognitieve en taaldomein, onder<br />
bepaalde uitvoeringscondities, medium tot sterk kunnen zijn.<br />
Tegelijkertijd blijkt uit recent Nederlands onderzoek dat de<br />
effecten op de sociaal-emotionele ontwikkeling zwak tot<br />
verwaarloosbaar zijn. Als mogelijke oorzaak noemt hij een<br />
gebrek aan eenduidigheid van het begrip ‘sociaal-emotionele<br />
ontwikkeling’ en daaraan verwante begrippen als empathie,<br />
sociale competentie,werkhouding, zelfregulatie, zelfvertrouwen<br />
e.d., die lastig te operationaliseren zijn. Een andere mogelijke<br />
oorzaak, aldus Leseman, is de aard van voor- en vroegschoolse<br />
programma’s zelf, met hun dominante oriëntatie op cognitieve<br />
doelen (cursivering van mij, L.T.). Ik ben, dat spreekt voor<br />
zich, geen tegenstander van voorschoolse<br />
stimuleringsprogramma’s gericht op het voorkomen of opheffen<br />
van ontwikkelingsachterstanden. Dat geldt voor ‘Instapje’,<br />
‘Opstapje’, ‘Opstapje opnieuw’ (overigens ook hier zijn de<br />
vaders, alweer,de grote afwezigen!). En dat geldt evenzeer<br />
voor Kaleidoscoop of Piramide. Maar het zijn inderdaad op de<br />
eerste plaats programma’s voor cognitieve en taalontwikkeling,<br />
uit te voeren op de peuterspeelzaal als ‘overgangsmilieu’ tussen<br />
consultatiebureau en basisschool. Ik zou het echter als een<br />
reuzenstap voorwaarts beschouwen wanneer de sociaalemotionele<br />
ontwikkeling en de sociale competentie nu eens als<br />
belangrijke, wie weet belangrijkste doelstellingen zouden<br />
worden geformuleerd, vanuit de erkenning en het inzicht dat<br />
het om meer zou kunnen gaan dan alleen<br />
onderwijsachterstand, wellicht om een veel bredere<br />
ontwikkelingsachterstand.<br />
We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan achterstand in sociaalemotioneel<br />
gedrag, waarbij het gaat om elementaire zaken als:<br />
hoe gedraag je je in een groepscontext, kun je even op je<br />
stoeltje blijven zitten en luisteren naar de juf, kun je<br />
samenwerken met andere kinderen (vgl. van Tuijl, 2001). Ik<br />
pleit er dan ook voor het accent binnen de bestaande methoden<br />
te verleggen naar brede ontwikkelingsdoelen, ofwel sociale en<br />
sociaal-emotionele, naast cognitieve, in een nevengeschikte en<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
27<br />
niet in een ondergeschikte positie (in de trant van: ‘ja hoor,<br />
daar doen we ook wat aan’).<br />
En, ten slotte, waar gedurende al die jaren de pedagogische<br />
aspecten van de voorschoolse kinderopvang alle aandacht<br />
hebben opgeëist, is het nu de beurt aan de buitenschoolse en<br />
de naschoolse opvang. Kinderen worden nu eenmaal ook ouder<br />
dan 4 jaar en de pedagogische reflectie op hetgeen we ze dan<br />
na schooltijd te bieden hebben, heeft te lang op zich laten<br />
wachten. Misschien moeten we daarvoor te rade gaan bij de<br />
‘fritidspedagogen’ van de buitenschoolse opvang – veelal<br />
aangeduid als ‘Fritids Klubb’ – in Zweden, en natuurlijk moeten<br />
we de deskundigen in eigen land ook niet vergeten (Meijvogel,<br />
1996; Schreuder & Meijvogel, 1998).Ook elders zijn aanzetten<br />
te bespeuren tot serieus, fundamenteel onderzoek (Pettit e.a.,<br />
1997; Belle, 1999).<br />
Of het nu voorschoolse of buitenschoolse opvang betreft, het<br />
formuleren en realiseren van kindgerichte doelen, zoals het<br />
bieden van een veilige en warme omgeving, het bevorderen<br />
van de persoonlijke en sociale competentie en het aanbieden<br />
van stimulerende ervaringen (vgl. Riksen-Walraven, 2000)<br />
dient centraal te (blijven) staan. Het uitwerken van de daaraan<br />
inherente opvoedkundige inhoud is een geweldige klus die nog<br />
grotendeels geklaard moet worden. Met andere woorden: hier<br />
ligt bij uitstek een sleutelrol voor de pedagogiek, als<br />
fundamentele discipline én als toegepaste<br />
(handelings)wetenschap.<br />
Als publicatie is de oratie niet meer verkrijgbaar, maar is wel te<br />
downloaden via<br />
http://www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=905629<br />
2498<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
28
2.2 ‘Een doordachte visie op kinderopvang<br />
ontbreekt’<br />
‘Kinderopvang in Nederland is vlees noch vis in<br />
pedagogische zin,’ vindt Louis Tavecchio, hoogleraar<br />
kinderopvang. De opleiding van leidsters moet verbeterd<br />
worden. Daarnaast moeten vrouwen het voortouw nemen<br />
om de opvoedingscultuur te veranderen. ‘Als zij zich daar<br />
niet voor inzetten, zal niemand anders dat doen.’<br />
door Carolien Stam<br />
‘We weten in Nederland niet wat we met kinderopvang aan<br />
moeten,’ meent hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio. ‘We<br />
vinden eigenlijk dat kinderen bij moeder thuis het beste zijn<br />
ondergebracht. Het politieke beleid is halfslachtig; wel vrouwen<br />
naar de arbeidsmarkt lokken, maar we gaan het niet hebben<br />
over de pedagogische kwaliteit van kinderopvang. Die<br />
halfslachtige invulling is mede oorzaak van de achtergebleven<br />
kwaliteitsbeoordeling in de kinderopvang.’<br />
Volgens Tavecchio is er in de opleiding voor leidsters te weinig<br />
aandacht voor pedagogische kwaliteiten, ‘terwijl deze wel zo<br />
belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het kind.’<br />
Gerommel<br />
Volgens een recent onderzoek van het Nederlands Consortium<br />
Kinderopvang Onderzoek, waar Tavecchio één van de<br />
onderzoekers is, scoren de onderzochte kindercentra<br />
onvoldoende op gebieden als gezondheid, hygiëne, fysieke<br />
veiligheid en aanwezigheid en toegankelijkheid van<br />
ontwikkelingsmateriaal. Over de oorzaken zou Tavecchio<br />
moeten speculeren: ‘We hebben er geen onderzoek naar<br />
gedaan.’<br />
Ideeën heeft hij er wel over: de explosieve groei van de<br />
kinderopvang, het gebrek aan een doordachte visie op<br />
kinderopvang en achterhaalde opleidingseisen.<br />
Ook stemt hem de terugloop van aanmeldingen van kinderen -<br />
vorig jaar tijdelijk met tien procent - niet optimistisch: ‘Men<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
29<br />
experimenteert op dit moment met de inzet van leidsters op<br />
verticale groepen in het kader van ‘open deurenbeleid’, waarbij<br />
kinderen zelf tussen groepen kunnen switchen. En wat gebeurt<br />
er als groepen samengevoegd moeten worden omdat ze niet<br />
vol komen? Ik hoor mensen uit de sector al fluisteren dat de<br />
visie, waarbij het belang van het kind vooropgesteld wordt,<br />
losgelaten moet worden, “omdat het niet anders kan”. Mijn<br />
angst is dat onder het mom van “pedagogische” overwegingen<br />
met de kwaliteit van de begeleiding wordt gerommeld.’<br />
Er zijn wel regels - ‘gelukkig wel’ - over kwaliteitseisen,<br />
vastgelegd in een convenant tussen de MO-groep, de<br />
brancheorganisatie Kinderopvang en de belangenvereniging van<br />
ouders. In weerwil van de politieke stemming bij de<br />
behandeling van de Wet kinderopvang, die oorspronkelijk Wet<br />
Basisvoorziening Kinderopvang zou heten. ‘Die B van<br />
basisvoorziening is er niet voor niets tussenuit gevallen,’<br />
schampert de hoogleraar. ‘De regels voor de groepsgrootte en<br />
leidster-kind-ratio staan in de cao. In de cao nota bene, die elk<br />
jaar veranderd kan worden. Dat soort regels moet toch gewoon<br />
structureel zijn en van overheidswege vastgelegd worden? Het<br />
gaat wel over de opvoeding van kinderen. Maar daar wil de<br />
politiek nog steeds geen verantwoordelijkheid voor nemen.’<br />
Waar zeker méér nadruk op gelegd moet worden, volgens<br />
Tavecchio -ik weet dat de sector niet op dit soort geluiden zit te<br />
wachten- is de kwaliteit van de opleiding voor groepsleidster<br />
kinderopvang. Nu bestaat die opleiding uit een specialisatie van<br />
ongeveer een jaar in de driejarige algemene zorgopleiding tot<br />
sociaal pedagogisch werker. ‘Gemiddeld 25 procent gaat<br />
specifiek over kinderopvang en binnen dat percentage wordt<br />
vaak maar een klein deel gewijd aan de ontwikkeling van<br />
kinderen. Met die bagage moet zo’n jonge vrouw van negentien<br />
jaar op volwassen wijze andermans kinderen kunnen<br />
opvoeden.’<br />
Tavecchio vindt dat de opleiding tot leidster kwalitatieve<br />
opwaardering behoeft. Hij vergelijkt de situatie in Nederland<br />
met het kinderopvangsysteem in Scandinavië. Daar zijn de<br />
leidsters - en overigens ook mannelijke groepsleiders - hboopgeleid.<br />
Heel goed te verdedigen, de focus van kinderopvang<br />
dient gericht te zijn op de ontwikkeling van kinderen, betoogt<br />
de hoogleraar. ‘De vraag hoe je kinderen in toom kunt houden<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
30
als ze aan tafel zitten, is een heel andere dan kinderen<br />
betrekken bij hun spel en hun cognitieve en sociaal-emotionele<br />
mogelijkheden stimuleren. “Dat doen ouders thuis ook niet”,<br />
krijg ik dan vaak te horen. Misschien niet, maar je bent<br />
professional, dus is die pedagogische aanpak ook jouw taak.’<br />
Baby’s en peuters zijn voor hun ontwikkeling beter af bij hun<br />
moeder. Dat is de uitkomst van een recent onderzoek naar<br />
kinderopvang in Engeland, onder leiding van de<br />
gerenommeerde onderzoekster Penelope Leach. Vanaf 1998<br />
heeft ze 1200 kinderen vanaf drie maanden en hun familieleden<br />
gevolgd. De onderzoekers van het NCKO, onder wie Louis<br />
Tavecchio, gaan een dergelijk onderzoek, zij het in<br />
aanmerkelijk bescheidener vorm, doen de komende jaren.<br />
Komen zij tot dezelfde conclusie?<br />
‘Ik heb het onderzoek opgevraagd en ben er erg nieuwsgierig<br />
naar. De vraag is ook onder welke gezinnen gemeten is. In de<br />
kwaliteit van gezinsopvoeding bestaan ook grote verschillen.<br />
Als de gezinsopvoeding goed is, zou ik zeggen: “Denk er goed<br />
over na of je je kind wel vóór het eerste levensjaar naar de<br />
kinderopvang wilt brengen”. Zelfs in Scandinavië, met<br />
uitstekende faciliteiten, is het beleid om baby’s zoveel mogelijk<br />
thuis te houden. Moeders én vaders krijgen de mogelijkheid en<br />
worden gestimuleerd uitgebreid verlof op te nemen. Dat moet<br />
je eens in Nederland proberen.’<br />
Emanciperen<br />
Sinds enkele maanden doet zich in Nederland een nieuw -<br />
buiten de bestaande brede schoolprojecten - fenomeen voor:<br />
kinderopvang door de school. De buitenschoolse opvang kon<br />
zich - ook pedagogisch - tot nu toe op zeer weinig aandacht<br />
verheugen. Tavecchio is juist om die reden ook erg blij met die<br />
politieke ommezwaai. Dat moet niet betekenen dat ‘De<br />
schooltafels aan de kant worden geschoven en posters aan de<br />
muur worden geplakt en klaar is Kees’ Er zijn multifunctionele<br />
gebouwen nodig, creatieve vorming, sportmogelijkheden,<br />
benadrukt Tavecchio. ‘Als ik zie hoe scholen het overblijven nu<br />
regelen, word ik niet blij. Het is vaak volledig ondoordacht en<br />
een zootje.’<br />
Belangrijk voor goede opvang op school is volgens Tavecchio de<br />
gelijkwaardige samenwerking tussen onderwijs en opvang,<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
31<br />
tussen leraren en kinderopvangleidsters. ‘Het moet niet een<br />
scenario worden van de leraren, bij wie de bso-leidsters mogen<br />
aanschuiven om te luisteren hoe het moet.’<br />
Scholen zullen meteen roepen dat ze niet de financiële<br />
mogelijkheden hebben. Volgens Louis Tavecchio is dat niet de<br />
grootste hobbel. Er komen per 1 januari 2007 een paar leuke<br />
pilots waarvan men kan leren. Het gaat volgens hem allemaal<br />
tenminste tien jaar duren en kost tenminste vele honderden<br />
miljoenen euro’s.<br />
Maar wat veel moeilijker zal worden, zo vreest Tavecchio, is de<br />
culturele omslag: ‘We moeten echt af van het idee dat goede<br />
opvoeding alleen in het gezin plaatsvindt. Daar zullen de<br />
vrouwen zelf als eersten het voortouw in moeten nemen. Zij<br />
moeten verder emanciperen, de zorg voor kinderen ook uit<br />
handen willen geven en meer zorgtaken aan mannen<br />
overdragen. Als je naar het hoge percentage parttime<br />
werkende vrouwen kijkt, krijg ik wel eens de indruk dat veel<br />
vrouwen drie dagen werken en vier dagen zorgen de meest<br />
ideale verdeling vinden. Maar die vrouwen moeten op de stoep<br />
gaan staan en eisen dat de school verantwoorde, professionele<br />
kinderopvang organiseert of laat organiseren. Als zij zich daar<br />
niet voor inzetten, zal niemand anders dat doen.’<br />
Bron: www.zorgwelzijn.nl gepubliceerd op 4 januari 2006<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
32
2.3 GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING<br />
De emancipatie van een uniek opvoedingsmilieu<br />
Prof. dr. Louis Tavecchio Universiteit van Amsterdam<br />
Uit de presentatie 12 oktober 2006 Tilburg<br />
KERNVRAAG VOOR PEDAGOGISCHE KWALITEIT<br />
Staan Kindgerichte Doelen Centraal?<br />
DE VIER PEDAGOGISCHE BASISDOELEN:<br />
1. Veilige en warme omgeving<br />
2. Persoonlijke competentie<br />
3. Sociale competentie<br />
4. Socialisatie: aanbieden van regels, normen en waarden,<br />
‘cultuur’<br />
NCKO-Kwaliteitsmodel:<br />
STRUCTURELE KENMERKEN<br />
• Pedagogisch beleid<br />
• Ruimte, inrichting, materialen<br />
• Programma<br />
• Opleiding/training leidsters<br />
• Pedagogische ondersteuning<br />
• Voorzieningen voor leidsters<br />
• Leidster stabiliteit<br />
• Leidster-kind ratio<br />
• Groepsgrootte<br />
• Groepsstabiliteit<br />
Het Kwaliteitsmodel van het NCKO (Nederlands Consortium<br />
Kinderopvang Onderzoek)<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
KINDERDAGVERBLIJF<br />
33<br />
PROCESKWALITEIT<br />
Materiële omgeving<br />
LEIDSTER<br />
Andere<br />
OUDERS<br />
Leidstervaardigheden<br />
KIND<br />
Welbevinden<br />
Betrokkenheid<br />
Leidstervaardigheden:<br />
1. Sensitieve responsiviteit<br />
2. Respect voor de autonomie<br />
3. Structureren en grenzen stellen<br />
4. Praten en uitleggen<br />
5. Ontwikkelingsstimulering<br />
6. Begeleiden van interacties tussen kinderen<br />
Kindvariabelen:<br />
Betrokkenheid: Mate waarin kinderen gericht zijn op activiteit,<br />
concentratie, inzet van energie, persistentie en complexiteit<br />
Welbevinden: Mate waarin kinderen zich veilig voelen, op hun<br />
gemak, en plezier beleven aan activiteiten en interacties<br />
PEDAGOGISCHE KWALITEIT<br />
Is de optelsom van Structurele Kwaliteit en ProcesKwaliteit<br />
Pedagogische Kwaliteit bevordert welbevinden en ontwikkeling<br />
kind<br />
Opvoeding buiten het gezin:<br />
Een ontwikkelingsgerichte visie<br />
Voorbeeld: De peuterleeftijd<br />
Perspectief vanuit microniveau<br />
Dat betekent dat vooral wordt gekeken naar de ervaringen<br />
van het kind<br />
Hoe het zich voelt (‘welbevinden’)<br />
Hoe de (pedagogische) relatie en interactie met de leidster is<br />
Wat er nu precies gebeurt in het ‘primaire proces’ (de<br />
opvoeding in engere zin)<br />
N.B.: Beslissingen worden over het algemeen genomen op<br />
meso- of macroniveau!<br />
Ontwikkelingsopgaven in de peuterperiode (2.5-4 jaar) *<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
34
Kern: Sociale competentie<br />
* Uit: D. van den Boom (1999): Ouders op de voorgrond: Een educatieve lijn<br />
voor 0-18 jarigen. Utrecht: Sardes.<br />
Sociale domein<br />
aandacht van volwassenen trekken en vasthouden<br />
volwassenen als hulpbronnen gebruiken<br />
affectie uitdrukken en milde vijandigheid<br />
rollenspel<br />
Gedrag<br />
effectief begrijpen en communiceren<br />
complexe problemen oplossen, inclusief het zoeken van<br />
materiaal om iets te maken<br />
zelfcontrole bij afwezigheid van externe beperkingen<br />
vermogen activiteit te plannen en voor te bereiden<br />
vermogen om nieuwe objecten en situaties systematisch te<br />
exploreren.<br />
Centrale ontwikkelingsopgaven<br />
Constructief omgaan met leeftijdgenoten<br />
Representationele vaardigheden<br />
(d.w.z. zich een voorstelling van iets kunnen maken)<br />
Internaliseren van maatschappelijke eisen (belangrijk begin)<br />
Sekserol identificatie, ontwikkeling sekse-identiteit<br />
Centrale opvoedingsopgaven<br />
Positief en bevestigend omgaan met kind<br />
Sensitief zijn voor cognitieve niveau kind<br />
Soepel omgaan met ambiguïteit kind<br />
Disciplinering (liefst inductief!)<br />
Seksespecifieke benadering<br />
Algemeen: Denk aan de trits ‘interesse-motivatiebetrokkenheid’!<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
35<br />
Rol professionele opvoeder<br />
Transfer (overdracht) van het responsiviteitsmodel van de<br />
leidster naar leeftijdsgenoten<br />
Responsiviteit: gekenmerkt door inmenging in interacties<br />
met leeftijdgenoten, wanneer daar expliciet om gevraagd<br />
wordt zonder onnodige interferentie<br />
Regulering van gedrag d.m.v. inductie bevordert sociale<br />
cognitie en leidt tot internalisatie van morele normen<br />
Mogelijkheid: bevorderen van multicultural awareness bij<br />
deze leergierige en onbevooroordeelde kinderen<br />
Nieuwe <strong>Kindercentra</strong> (0 – 6)<br />
Zowel hele dagopvang als enkele dagdelen per week spelen<br />
Bieden goede ontwikkelingsbasis door ruimte te geven om<br />
gezamenlijk te spelen en op te groeien in eigen wijk<br />
Maar ook ontwikkelingsstimulering en (vroegtijdige)<br />
signalering van ontwikkelings- en opvoedingsproblemen<br />
Komen in de plaats van de huidige kinderdagverblijven en<br />
peuterspeelzalen en verenigen de functie van<br />
peuterspeelzaal en kinderdagverblijf<br />
Combinatie van (sterke) punten uit beide werksoorten<br />
Stimulering van sociaal-emotionele ontwikkeling (KO) en<br />
cognitieve ontwikkeling (PSZ)<br />
Opleiding/professionalisering (KO) en<br />
motivatie/betrokkenheid (PSZ)<br />
Planmatig handelen (PSZ/VVE) en ‘kindvolgende’ benadering<br />
(KO)<br />
Centraal: Perspectief van het kind<br />
Kind verdient het om optimale ontwikkelingskansen te<br />
krijgen<br />
In welke (opvoedings)context dan ook<br />
Voor kind volstrekt irrelevant of dat peuterspeelzaal,<br />
kinderopvang, crèche, zorgcentrum, dagarrangement of<br />
gezin heet<br />
GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING<br />
De emancipatie van een uniek opvoedingsmilieu<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
36
3 Voorbeelden uit het buitenland<br />
Ver van ons bed?<br />
Serv Vinders<br />
Het gras is niet altijd groener<br />
Nederland is niet meer het lelijk eendje van Europa<br />
Er valt veel te zien, te halen en te leren in Nederland<br />
Niet alles – ook al is het aansprekend – kan zo maar worden<br />
“overgeplant”<br />
Nederland is bijzonder omdat:<br />
Kinderopvang primair arbeidsmarktinstrument is<br />
Deeltijd opvang met deeltijd groepsleid(st)ers<br />
Verschil peuterspeelzaal - kinderopvang<br />
Kinderopvang altijd second best<br />
Babies al jong naar Kinderopvang<br />
Andere leeftijd start basisschool<br />
Ontwikkelingen in Nederland<br />
Initiatiefwet Hamer<br />
Motie Algemene Beschouwingen<br />
Verkiezingsprogramma’s<br />
Motie van Aartsen / Bos<br />
Subsidie voor ontwikkelen curriculum<br />
Ontwikkelingen buitenland<br />
Kinderopvang in veel landen groeisector<br />
Toenemende aandacht voor integratie en rol in voorkomen<br />
van achterstanden<br />
Integratie met andere voorzieningen (integrated services)<br />
Integratie school en BSO in school/ schoolorganisatie<br />
Pedagogische discussie langs lijnen curricula en afstemming<br />
beroep leraar/ leidster kinderopvang<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
37<br />
Voorbeelden uit het buitenland:<br />
Wrap around school in het Verenigd Koninkrijk Engeland<br />
Sure Start programma/ Head Start<br />
Taaltest in Duitsland<br />
Ganztagschulen in Duitsland<br />
Uitbreidingsprogramma’s in Engeland en Duitsland<br />
Bildungsprogram/ Laereplan<br />
Ervaringen uit buitenland<br />
Langdurig proces<br />
Start met visie<br />
Overheid/ politiek primaat bij keuze<br />
Kost (investeringen) gaat voor de baat (exploitatiekosten) uit<br />
Kwaliteit opvang sleutel tot erkenning van ouders<br />
Persoonlijke Conclusies<br />
Ontwikkelingen in Europa zijn vergelijkbaar<br />
We groeien naar elkaar toe<br />
Maar geen eenheidsworst<br />
Persoonlijke wensen:<br />
Langer ouderschapsverlof/ geen baby’s in dagopvang.<br />
Bredere functie dan arbeidsmarktinstrument.<br />
Voorkomen zwart-wit: daarom samenwerking<br />
kinderopvang-peuterspeelzaal. Er zijn veel meer<br />
overeenkomsten dan verschillen.<br />
Eerder later dan eerder schools. Dit betekent niet dat<br />
educatie pas bij 6 jaar start.<br />
Landen met beste resultaten in basisonderwijs in Europa<br />
starten pas met 6 jaar.<br />
Betere opleidingen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
38
3.1 UK: Sure Start<br />
What Sure Start is here to do<br />
Sure Start is a Government programme which aims to achieve<br />
better outcomes for children, parents and communities by:<br />
increasing the availability of childcare for all children<br />
improving health and emotional development for young<br />
children<br />
supporting parents as parents and in their aspirations towards<br />
employment.<br />
How will we achieve our aims?<br />
We will achieve our aims by:<br />
helping services development in disadvantaged areas<br />
alongside financial help for parents to afford childcare<br />
rolling out the principles driving the Sure Start approach to all<br />
services for children and parents.<br />
What we do<br />
Sure Start is the Government’s programme to deliver the best<br />
start in life for every child by bringing together early education,<br />
childcare, health and family support.<br />
Responsibility for delivering Sure Start rests in the Sure Start,<br />
Extended Schools and Childcare Group within the Department<br />
for Education and Skills<br />
Sure Start covers a wide range of programmes both universal<br />
and those targeted on particular local areas or disadvantaged<br />
groups within England.<br />
Integrated Early Years Services<br />
For some time we have been encouraging the delivery of<br />
childcare alongside early education and other health and family<br />
services.<br />
Sure Start Children’s Centres<br />
Sure Start Children’s Centres will build on existing successful<br />
initiatives like Sure Start Local Programmes, Neighbourhood<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
39<br />
Nurseries and Early Excellence Centres, and bring high quality<br />
integrated early years services to the heart of communities.<br />
There will be a network of up to 2,500 children’s centres by<br />
2008, and all the young children and their families in the most<br />
disadvantaged areas will have access to one.<br />
Then by 2010 there will be 3,500 - so every family has easy<br />
access to high quality integrated services in their community<br />
and the benefits of Sure Start can be felt nationwide. For more<br />
information see our Children’s Centres section.<br />
Sure Start Local Programmes<br />
Sure Start Local Programmes offer a range of early learning,<br />
health and family services to some 400,000 children living in<br />
disadvantaged areas - including 30% of under 4s living in<br />
poverty. For more information see Sure Start local<br />
programmes.<br />
Early Education<br />
All 3 and 4 year olds are now guaranteed a free, part time<br />
(12½ hours per week), early education place. There are over<br />
37,000 settings delivering free, Government funded, early<br />
education in the maintained, private, voluntary and<br />
independent sectors. Early Education Places<br />
For more on raising the quality of learning and development<br />
opportunities for children from birth to five years, and giving<br />
children the best possible start to their learning journey see<br />
Birth to Three Matters Framework and Foundation Stage<br />
Childcare<br />
At December 2005, the stock of registered childcare stood at<br />
more than 1.23 million places (over 90% more than the 1997<br />
level). See Looking for Childcare for more information on<br />
childcare options.<br />
There will be a childcare place for all children aged between 3<br />
and 14, between the hours of 8am to 6pm each weekday by<br />
2010, when there will be over 2 million sustainable childcare<br />
places for children up to 14. For more information see Extended<br />
Schools<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
40
Our principles<br />
The Sure Start, Extended Schools and Families Group supports<br />
families from pregnancy right through until children are 14,<br />
including those with special educational needs for those with<br />
disabilities up to age 16. The guiding principles, drawing on<br />
best practice in early education, childcare and Sure Start local<br />
programmes, are:<br />
1. Working with parents and children<br />
Every family should get access to a range of services that will<br />
deliver better outcomes for both children and parents, meeting<br />
their needs and stretching their aspirations.<br />
2. Services for everyone<br />
But not the same service for everyone. Families have distinctly<br />
different needs, both between different families, in different<br />
locations and across time in the same family. Services should<br />
recognise and respond to these varying needs.<br />
3. Flexible at point of delivery<br />
All services should be designed to encourage access. For<br />
example, opening hours, location, transport issues and care for<br />
other children in the family need to be considered. Where<br />
possible we must enable families to get the health and family<br />
support services they need through a single point of contact.<br />
4. Starting very early<br />
Services for young children and parents should start at the first<br />
antenatal visit. This means not only advice on health in<br />
pregnancy, but preparation for parenthood, decisions about<br />
returning to work (or indeed, starting to work) after the birth,<br />
advice on childcare options and on support services available.<br />
5. Respectful and transparent<br />
Services should be customer driven, whether or not the service<br />
is free.<br />
6. Community driven and professionally coordinated<br />
All professionals with an interest in children and families should<br />
be sharing expertise and listening to local people on service<br />
priorities. This should be done through consultation and by day<br />
to day listening to parents.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
41<br />
7. Outcome driven<br />
All services for children and parents need to have as their core<br />
purpose better outcomes for children. The Government needs<br />
to acknowledge this by reducing bureaucracy and simplifying<br />
funding to ensure a joined up approach with partners.<br />
Sure Start & the Govt<br />
Sure Start, Extended Schools and Childcare Group is part of the<br />
Children, Young People and Families Directorate of the<br />
Department for Education and Skills.<br />
Beverley Hughes is Minister for Children, Young People and<br />
Families with responsibility for Sure Start, on which she reports<br />
jointly to Alan Johnson, Secretary of State for Education and<br />
Skills, and John Hutton, the Secretary of State for Work and<br />
Pensions.<br />
Sheila Scales is the Director of Sure Start, Extended Schools<br />
and Childcare Group. It has a headquarters based in London<br />
and a regional structure with teams based in each of the nine<br />
Government Offices for the Regions.<br />
Who we work with<br />
Sure Start, Extended Schools and Childcare Group works with<br />
local authorities, Primary Care Trusts, Jobcentre Plus, local<br />
communities, public agencies and voluntary and private sector<br />
organisations. It aims to ensure delivery of free early education<br />
for all three- and four-year-olds; affordable, quality childcare<br />
and after-school activities in every area; and children’s centres<br />
and health and family support, particularly in disadvantaged<br />
areas where they are most needed. It works with parents to<br />
build aspirations for employment and for their children’s<br />
education.<br />
The policies and programmes of Sure Start apply in England<br />
only. Responsibility for early education and childcare in<br />
Scotland, Wales and Northern Ireland rests with the devolved<br />
administrations.<br />
Bron: www.surestart.co.uk<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
42
4 Project <strong>Kindercentra</strong> Zorg en<br />
Ontwikkeling: gemengd werken doe<br />
je zo:<br />
Het pedagogisch kookboek<br />
Inleiding<br />
Kinderstad streeft naar integratie van peuterspeelzalen en<br />
kinderdagverblijven en zet zich in voor de oprichting van<br />
<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling, waar kinderopvang en<br />
peuterspeelzaalwerk zoveel mogelijk ook fysiek worden<br />
samengebracht. Deze centra voorkomen een verdere<br />
segregatie in de samenleving en de specifieke deskundigheid<br />
vanuit de beide werksoorten wordt breed ingezet zodat alle<br />
kinderen van 0 tot 4 jaar, die onze kindercentra bezoeken,<br />
voldoende ontwikkelingskansen, uitdaging en verrijking wordt<br />
geboden.<br />
Om integratie te ondersteunen heeft Kinderstad een subsidie<br />
aangevraagd bij het agentschap SZW voor het project<br />
“<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling: gemengd werken doe<br />
je zo”. In augustus 2006 hebben we een partiele toekenning<br />
ontvangen.<br />
Het project pedagogisch kookboek, zoals nu voor u ligt, is de<br />
inhoudelijke uitwerking van de subsidieaanvraag.<br />
Kinderstad wil via het project pedagogisch kookboek de<br />
kwaliteit van de kinderopvang verder verhogen. Naast een<br />
emotioneel veilige omgeving voor kinderen willen we hen een<br />
verrijkende en uitdagende omgeving aanbieden. Dit omdat:<br />
• Kinderopvang de plek is waar ontwikkelingsgericht gewerkt<br />
kan worden wat de ontplooiingsmogelijkheden voor alle<br />
kinderen vergroot;<br />
• Kinderopvang is de plek om vroegtijdig achterstanden te<br />
signaleren en kinderen te stimuleren in hun<br />
(taal)ontwikkeling;<br />
• Het biedt kindercentra de mogelijkheid om een<br />
centrumgerichte aanpak te ontwikkelen in KC voor Zorg en<br />
Ontwikkeling (integratie KO/PSZ/CKO)<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
43<br />
• Kinderopvang de plek is waar steeds meer kinderen met<br />
gedrags- of ontwikkelingsproblemen komen;<br />
• Er binnen Kinderstad al ontwikkelingsgericht gewerkt<br />
wordt via Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) op<br />
peuterspeelzalen en de cursistenkinderopvang (CKO). De<br />
ervaringen van deze projecten bieden de kans om het<br />
ontwikkelingsgericht werken te verbreden naar andere<br />
kindercentra en vormen de basis voor het pedagogisch<br />
kookboek;<br />
• Gestructureerde werkmethoden zijn resultaatgericht en<br />
planmatig van opzet. Er worden vooraf doelen gesteld en<br />
activiteiten voorbereid. De resultaten zijn zichtbaar. Uit<br />
ervaringen van VVE-peuterspeelzalen en CKO’s blijkt dat<br />
planmatig werken het werkplezier van groepsleiding<br />
vergroot.<br />
• Er een doorgaande lijn ontwikkelingsgericht werken<br />
ontstaat tussen kinderdagverblijf, peuterspeelzaal,<br />
basisschool en buitenschoolse opvang. Dit houdt in dat de<br />
samenwerking tussen de werksoorten wordt versterkt;<br />
• Integratie van voorzieningen van peuterspeelzaalwerk en<br />
kinderdagverblijf voorkomt een vroegtijdige segregatie van<br />
kinderen;<br />
• Uit onderzoek blijkt dat de kinderopvang nog teveel gericht<br />
is op de opvang en verzorging van kinderen. Hierdoor<br />
blijven er kansen liggen om juist de ontwikkeling te<br />
stimuleren. Uit onderzoeken blijkt dat de inzet van VVEprogramma’s<br />
succesvol zijn en een positieve invloed<br />
hebben op de ontwikkeling van kinderen;<br />
• Ook voor kinderen in de BSO is een versterking van de<br />
kwaliteit van belang. Kinderen hebben minder speelruimte<br />
en speelmogelijkheden dan vroeger. Ouders hebben niet<br />
altijd de tijd en het organisatievermogen om<br />
buitenschoolse activiteiten voor kinderen te regelen die in<br />
het belang van hun ontwikkeling zijn.<br />
Kinderopvang in Nederland wordt nog teveel gezien als een<br />
arbeidsmarktinstrument. Hierdoor blijven kansen liggen om de<br />
kwaliteit van de kinderopvang te versterken in het belang van<br />
het kind. Kinderopvang kan een positieve bijdrage leveren aan<br />
de ontwikkeling van kinderen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
44
Kinderstad gaat de uitdaging aan om met het pedagogisch<br />
kookboek als instrument de ontwikkeling van alle kinderen van<br />
0 tot 6 jaar die onze kindercentra bezoeken te stimuleren en<br />
om groepsleiding te ondersteunen in het methodisch werken.<br />
In dit projectplan vindt u een uitwerking van de<br />
uitgangspunten, de doelstelling, de projectfasen en de kosten<br />
van het project pedagogisch kookboek.<br />
4.1 Uitgangspunten<br />
In dit project hanteren we een aantal uitgangspunten zoals<br />
deze zijn opgenomen in het algemeen en het pedagogisch<br />
beleid van Kinderstad. Daarnaast gaan we uit van de wettelijke<br />
kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang.<br />
4.1.1 Kinderstad algemeen<br />
Kinderstad is een grote en professionele kinderopvangorganisatie<br />
in Tilburg en Waalre met:<br />
• 19 kinderdagverblijven voor dagopvang van kinderen<br />
tussen de 0 en 4 jaar<br />
• 22 centra voor buitenschoolse opvang, voor schoolgaande<br />
kinderen van 4 tot 13 jaar<br />
• gastouderbemiddeling voor opvang bij gastoudergezinnen<br />
voor kinderen tussen 0 en 13 jaar<br />
• 3 centra waar cursisten van het ROC hun kind(eren)<br />
kunnen laten opvangen tussen 0 en 4 jaar<br />
• 34 peuterspeelzalen voor kinderen tussen 2 en 4 jaar<br />
'Thuis in Kinderstad', dat is het motto dat Kinderstad<br />
hanteert. Wij vinden het belangrijk dat alle kinderen zich bij<br />
ons thuis voelen en letten er dan ook op dat ieder kind goed tot<br />
z'n recht komt, zowel individueel als in de groep.<br />
4.1.2 Pedagogische visie van Kinderstad<br />
Wij beschouwen het opvangen, verzorgen, opvoeden en<br />
begeleiden van kinderen die door hun ouders/verzorgers aan<br />
ons worden toevertrouwd als onze kerntaak. De<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
45<br />
verantwoordelijkheid voor deze taak vraagt om het werken<br />
vanuit een heldere pedagogische visie. Deze visie is als volgt<br />
verwoord:<br />
• Voor de allerjongste kinderen is de geborgenheid en<br />
veiligheid als aanvulling op de gezinssituatie erg<br />
belangrijk. De sfeer in de groep, de gezelligheid en het<br />
vrije spel wat wij aanbieden sluit goed aan bij deze<br />
behoeften van jonge kinderen.<br />
• De dreumesen en peuters kunnen al meer vrijheid aan. Zij<br />
hebben meer behoefte aan spanning en uitdaging en willen<br />
hun leefwereld groter maken. De leid(st)ers stemmen de<br />
activiteiten voor deze kinderen af op deze behoeften.<br />
• Voor de VVE- peuterspeelzalen, gericht op de voor- en<br />
vroegschoolse educatie is door de gemeente gekozen voor<br />
ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen,<br />
signaleren en ondersteunen. Voor de reguliere<br />
peuterspeelzalen geldt ambitieniveau 1: spelen,<br />
ontmoeten, ontwikkelen en signaleren. Het ontwikkelen<br />
van VVE voor kinderdagopvang is opgenomen in het<br />
gemeentelijk VVE-beleid.<br />
• Op de buitenschoolse opvanggroepen bieden wij de<br />
kinderen een zinvol ontdekkingsklimaat, waarbij optimaal<br />
spelplezier centraal staat en waarin kinderen hun<br />
persoonlijke en sociale vaardigheden kunnen verbreden en<br />
verdiepen. Hierbij maken we een onderscheid in leeftijd.<br />
Tot de leeftijd van 9 jaar werken we met het concept huis<br />
met de kamers, waarin keuzevrijheid voor kinderen voorop<br />
staat.<br />
• Vanaf 9 jaar wil Kinderstad kinderen activiteiten aanbieden<br />
passend binnen de interesse en leefwereld van deze<br />
oudere kinderen. In dit kader starten we met de pilot van<br />
“buitenschoolse opvang (BSO) naar buitenschoolse<br />
activiteiten (BSA).<br />
4.1.3 Basisdoelen voor kinderen van alle<br />
leeftijdsgroepen<br />
In de wet kinderopvang staat opgenomen dat het pedagogisch<br />
beleid ten minste een beschrijving moet geven van de volgende<br />
pedagogische uitgangspunten:<br />
• het bieden van emotionele veiligheid;<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
46
• gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke<br />
competentie;<br />
• gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie;<br />
• de kans om zich waarden en normen eigen te maken.<br />
Deze doelen heeft Kinderstad in het algemeen pedagogisch<br />
beleid in onze eigen woorden omschreven.<br />
Met dit pedagogische kookboek willen we op een praktische<br />
wijze behulpzaam zijn bij de uitwerking van de pedagogische<br />
uitgangspunten met betrekking tot het bieden van uitdaging en<br />
verrijking.<br />
4.1.4 Aandacht voor de ontwikkelingsgebieden<br />
Het kookboek is zo opgebouwd dat kinderen van alle leeftijden<br />
en interesses voldoende variatie voorgeschoteld krijgen in<br />
ontwikkelings- spel- en activiteitenaanbod.<br />
De “schijf van 4” die de basis vormt voor gezonde<br />
pedagogische voeding bestaat uit:<br />
• welbevinden<br />
• motorische ontwikkeling<br />
• taalontwikkeling<br />
• sociaal-emotionele ontwikkeling<br />
4.1.5 Aansluiting bij VVE<br />
We sluiten aan bij de reeds ontwikkelde methodieken bij VVEpeuterspeelzalen<br />
en de CKO’s. Er wordt gewerkt met Piramide,<br />
Puk en Ko, T3, boekenpret en een eigen ontwikkelde methode<br />
voor kinderopvang 0 tot 4 jarigen. De training ouders de moeite<br />
waard, een training voor groepsleiding, gericht op het<br />
vergroten van de ouderbetrokkenheid maakt hier ook onderdeel<br />
van uit.<br />
4.1.6 Ouderbeleid<br />
De plaats en betrokkenheid van ouders is een belangrijk<br />
onderdeel in ons beleid. We zijn ervan overtuigd dat wanneer<br />
ouders de kans krijgen op een positieve manier betrokken te<br />
zijn bij de opvang dit een positieve uitwerking heeft op het<br />
welbevinden en op de ontwikkelingskansen van kinderen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
47<br />
4.1.7 Meetinstrumenten<br />
Als meetinstrument gebruiken we het instrument welbevinden.<br />
In de loop van het project wordt dit instrument aangepast op<br />
het pedagogisch kookboek. Hierbij gebruiken we als basis het<br />
observatie-instrument welbevinden wat vanaf 2006 op alle<br />
kinderstad - kinderopvanglocaties gebruikt wordt.<br />
Dr. B. Levering Lector van Fontys Hogescholen afdeling<br />
pedagogiek heeft toegezegd een rol te spelen bij de nulmeting<br />
en verdere monitoring van het project.<br />
4.1.8 Monitoring<br />
De monitoring van de resultaten van de pilots vindt op<br />
verschillende manier plaats:<br />
nulmeting en resultaatmeting via observaties en videoopnames<br />
documentatie via verslagen; fotoreportages en video<br />
4.1.9 Kaders en vrijheid voor teams<br />
Uitgangspunt is dat binnen ontwikkelde kaders er gekozen<br />
wordt voor een bottum-up benadering, zodat het gebruik van<br />
het pedagogisch kookboek aansluit bij de kwaliteiten en<br />
ervaringen van de teamleden als ook de doelstellingen,<br />
leeftijdsgroepen en accommodatiemogelijkheden van het<br />
kindercentrum. Actieve inzet van mensen leidt tot meer<br />
werkplezier, enthousiasme en verbondenheid met het werk wat<br />
de kwaliteit zal vergroten. De kans op weerstand (doen we het<br />
niet goed genoeg) vermindert en de veranderingsbereidheid<br />
/nieuwsgierigheid naar mogelijkheden neemt toe.<br />
4.1.10 Communicatie en verbreding<br />
Het pedagogisch kookboek is een integraal project waar<br />
iedereen – unitmanager - groepsleiding - kinderen –ouders -<br />
mee te maken krijgt. Het heeft invloed op het werken met de<br />
kinderen, de onderlinge samenwerking en ook de omgang met<br />
ouders. Daarnaast willen we ervaringen verbreden naar andere<br />
locaties. Dit betekent dat er in het project veel aandacht zal<br />
zijn voor allerlei vormen van interne en externe communicatie.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
48
4.1.11 Aansluiting bij kwaliteitsbeleid<br />
Het pedagogisch kookboek dient na de projectfase een plek te<br />
krijgen in het kwaliteitsbeleid. Tijdens de looptijd van het<br />
project worden evaluatiemomenten gepland om de voortgang<br />
en implementatie te bespreken in de bestemde overleggen.<br />
Mochten er uit de evaluaties bijstellingen komen, dan wordt het<br />
projectplan hierop aangepast.<br />
Evaluaties zijn gepland in november 2006, juli en november<br />
2007 en maart 2008.<br />
4.2 Doelstelling van het project<br />
4.2.1 Doelstelling<br />
Het ontwikkelen van een methodiek in de vorm van een<br />
pedagogisch kookboek. Dit kookboek bevat een methodische<br />
werkwijze die groepsleiding op locatie dagelijks hanteert om<br />
kinderen een verrijkende en uitdagende omgeving aan te<br />
bieden. Op de peuterspeelzalen en CKO’s is ook ervaring<br />
opgedaan boekenpret, laten spelen is een vak en ouders de<br />
moeite waard.<br />
4.2.2 Doelgroep<br />
De doelgroep bestaat uit groepsleiding en unitmanagers van<br />
peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en buitenschoolse<br />
opvang tot 6 jaar. In de toekomst wordt onderzocht of de<br />
methode bruikbaar is binnen het gastouderproject.<br />
4.2.3 Resultaten<br />
Een methodische werkwijze in de vorm van pedagogisch<br />
kookboek. Er wordt gezocht naar een passende vormgeving.<br />
Het is de bedoeling dat het kookboek dynamisch van opzet is.<br />
(Pedagogische) inzichten veranderen, organisaties ontwikkelen<br />
zich, maatschappelijke vraagstukken veranderen, evenals<br />
behoeften van kinderen, leiding en ouders.<br />
Het pedagogische kookboek moet dus flexibel<br />
aangepast/aangevuld kunnen worden zonder dat het format<br />
wijzigt. Onderzocht wordt of het kookboek een fysieke en/of<br />
digitale uitvoering krijgt<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
49<br />
Als we de methode succesvol kunnen uitwerken dient<br />
onderzocht te worden of e.e.a. in samenwerking met een<br />
professionele partij kan worden “vermarkt”.<br />
4.3 Methodiek en werkwijze<br />
Het project kent een gefaseerde opbouw. Inmiddels is er al een<br />
voorzichtige start gemaakt met de invoering van boekenpret op<br />
de kinderdagverblijven. Het is een thematische aanpak voor<br />
peuters, ontwikkeld door de bibliotheek Tilburg .<br />
4.3.1 Voorbereidingsfase:<br />
3 maanden: september/oktober/november<br />
• ontwikkelen van een basismodel waarin de<br />
ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen van kinderen<br />
uitgewerkt worden;<br />
• selecteren van pilot-locaties. Er nemen 5 pilot-locaties<br />
deel: SamSam, ’t Keetje, Vlinderberg, WipWap en ’t<br />
Hummeltje. Dit betekent deelname van 4<br />
kinderdagverblijven, 3 voorzieningen van buitenschoolse<br />
opvang en 2 peuterspeelzalen.<br />
• ontwikkelen van een nulmeting ontwikkelingsgericht<br />
werken in Kinderstad-kindercentra<br />
• voorbereiding workshop en trainingsaanbod in de<br />
uitvoeringsfase.<br />
4.3.2 Uitvoeringsfase: 6 maanden december 2006 tot<br />
en met juli 2007<br />
Workshop en training voor pilot-locaties<br />
In de pilot hanteren we de cirkel van theorie en praktijk. Dit<br />
houdt in dat het pedagogisch kookboek gaandeweg het traject<br />
met behulp van de pilot-locaties ontwikkeld wordt.<br />
De uitvoering van het project krijgt gestalte via workshops en<br />
training. In totaal worden er 5 bijeenkomsten van 4 uur<br />
georganiseerd. Hierbij worden bepaalde thema’s besproken en<br />
externe deskundigen ingezet. De bedoeling is dat iedere<br />
deelnemer hetzelfde referentiekader en kennisniveau<br />
ontwikkeld. Aan deze bijeenkomsten wordt per locatie<br />
deelgenomen door een unitmanager en de<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
50
kookboekpromotoren. En aantal groepsleidsters (per<br />
leeftijdsgroep wordt per locatie een kookboekpromotor<br />
aangesteld) krijgen de rol van kookboekpromotor en Kinderstad<br />
faciliteert deze in de taakurenregeling. De unitmanager en<br />
kookboekpromotoren krijgen de taak om datgene wat<br />
opgedaan is in de training te verankeren in hun team. Zij<br />
formuleren de algemene doelstellingen per deelnemende<br />
locatie, afhankelijk van soort kindercentrum, leeftijdsgroepen,<br />
medewerkers etc. Er kan b.v. een keuze worden gemaakt in<br />
centrumgerichte aanpak of juist groepsgericht. Voor ieder<br />
teamlid van de pilotlocaties is 1½ uur per maand gedurende 5<br />
maanden extra scholingstijd.<br />
Na iedere bijeenkomst formuleren de pilots actiepunten om in<br />
de navolgende periode aan te werken. Het versterken van de<br />
betrokkenheid van ouders bij het pedagogisch kookboek staat<br />
steeds op de agenda van de pilots.<br />
Onderwerpen voor de workshops zijn:<br />
Uitvoering nulmeting:<br />
• Wat bieden we nu aan als verrijking en uitdaging<br />
• Wat vinden groepsleiding van deze werkwijze<br />
• Wat vinden ouders belangrijk<br />
• Waar willen we naartoe<br />
Theoretische kennis en verdieping en vertalen naar eigen pilot<br />
• Kennis over ontwikkelingsgebieden en fasen van kinderen<br />
• Basiskennis beroepshouding: laten spelen is een vak,<br />
kijken naar kinderen, inrichting van de ruimte en<br />
pedagogische- en ontwikkelingstheorie<br />
• Kennis over VVE- en pedagogische methodieken<br />
(interactief voorlezen, projectmatig werken, Piklertheorie,<br />
ontwikkelen van routines, T3 Noord, Boekenpret en Reggio<br />
Emilia);<br />
• Observatie-instrument welbevinden<br />
• Ouderbetrokkenheid en het pedagogisch kookboek<br />
Uitwisselingsbezoeken naar kindercentra en peuterspeelzalen<br />
• VVE-peuterspeelzalen<br />
• Keetje: kindercentrumgericht werken<br />
• WipWap: Reggio Emilia in de praktijk<br />
• VVE-CKO<br />
• Brede school<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
51<br />
Observatie van kinderen en leidster-kind interactie.<br />
• Aangepaste versie van welbevinden<br />
• Werken met video<br />
coaching on the job<br />
• inhoudelijke voortgangsbegeleiding voor de unitmanager<br />
bij de uitvoering op het kindercentrum<br />
• omgaan met weerstanden binnen teams<br />
• per pilotlocatie is gemiddeld 25 uur beschikbaar voor<br />
extra pedagogische begeleiding<br />
cyclische proces als onderdeel van kwaliteitsbeleid en<br />
scholingsbeleid<br />
• Het project is onderdeel van het kwaliteitssysteem. Er is<br />
continue aandacht voor het cyclische proces van<br />
vaststellen-implementeren-evalueren en bijstellen.<br />
• Aandacht voor het pedagogisch kookboek bij de introductie<br />
van nieuwe medewerkers.<br />
4.3.3 Ontwikkelwerk pedagogisch kookboek: 2<br />
maanden juni en juli 2007<br />
Het pedagogisch kookboek, wat gaandeweg ontwikkeld is in de<br />
workshops/trainingen wordt nader uitgewerkt voorzien van<br />
praktische handleidingen, instrumenten en formulieren. Het<br />
pedagogisch kookboek wordt dynamisch vormgegeven doordat<br />
pedagogische en ontwikkelingspsychologische inzichten<br />
veranderen.<br />
4.3.4 Verbreding andere locaties: 7 maanden start<br />
implementatietraject pedagogisch kookboek naar andere<br />
locaties: augustus tot en met februari 2008<br />
Om vanaf het begin een breder draagvlak te ontwikkelen voor<br />
het pedagogisch kookboek worden verschillende middelen<br />
ingezet:<br />
• Studiedag, oktober 2006, staat in het teken van het<br />
kookboek;<br />
• agendapunt bij unitmanagersoverleg en halfjaarlijkse<br />
bijeenkomsten;<br />
• vaste rubriek in de Kinderstadkrant en Kinderstadjournaal;<br />
• publicatie in tijdschriften voor kinderopvang en K2journaal;<br />
• via website van Kinderstad<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
52
• scholing via trainingen en studiedag<br />
• opnemen in scholingsbeleid<br />
• onderdeel van immateriële doelen 2006-2007<br />
• inbreng en afstemming in brede schooloverleg<br />
• studiedag 2008 voor kinderopvangorganisaties en<br />
onderwijsinstellingen<br />
4.4 Projectorganisatie<br />
Om dit veranderingstraject in goede banen te leiden hebben is<br />
de onderstaande projectorganisatie opgezet:<br />
4.4.1 Projectraad<br />
Het project wordt bijgestaan door een projectraad bestaande<br />
uit interne en externe deskundigen op het gebied van<br />
onderwijs, VVE en pedagogiek. Deze groep komt gedurende de<br />
periode 3 keer bijeen. Zij zorgen voor inhoudelijke inspiratie en<br />
brainstorming. De reeds benaderde deelnemers zijn: Age<br />
Visser (Fontys), Rien Nouse (SOM) , Agnes van Hoessel<br />
(Kindermaatwerk), Marie-Helene v.d. Kam en Maria<br />
Timmermans (ROC Midden Brabant), Josette Hoex (NIZW),<br />
Anneke Elenbaars (KPC) , Maria Timmermans (ROC-<br />
Middenbrabant), Betty Vervoort (K2) en R. Kamer (uitgeverij<br />
NijghVersluys).<br />
Vanuit Kinderstad nemen hieraan deel Jeanne Buitenhuis ,<br />
directie, Jacqueline Ogier, projectmedewerker<br />
ontwikkelingsgericht werken en Marlies van Ginneken,<br />
coördinator Innovatie en Ontwikkeling als projectcoördinator.<br />
4.4.2 Projectteam<br />
Dit projectteam bestaat uit de unitmanagers en<br />
kookboekpromotoren van de deelnemende pilots en de<br />
projectmedewerker ontwikkelingsgericht werken. De<br />
unitmanagers zijn de projectleiders op locatie. Zij bespreken<br />
gedurende de pilotperiode de voortgang en implementatie van<br />
het project.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
53<br />
4.4.3 Projectcoördinatie<br />
De projectcoördinatie is in handen van de projectcoördinator,<br />
die zorgt voor de algehele coördinatie, de inhoudelijke input,<br />
procesbewaking en ondersteuning van teams, evaluatie en<br />
productie van het kookboek.<br />
De projectcoördinator wordt ondersteund door een stagiaire<br />
van de Fontys-HBO-pedagogiek en de projectmedewerker<br />
ontwikkelingsgericht werken.<br />
4.4.4 Ondernemingsraad<br />
Relevante aspecten die het personeel betreffen, zoals scholing,<br />
worden besproken met de ondernemingsraad.<br />
4.4.5 Oudercommissies<br />
Eenmalige centrale bijeenkomst met leden van de ouderraad en<br />
de pilots zullen hun ouder/activiteitencommissies op<br />
centrumniveau bij het pedagogisch kookboek betrekken.<br />
4.5 Financiering<br />
Kinderstad heeft een subsidieaanvraag Subsidieregeling<br />
Kinderopvang bij het agentschap SZW. sociale zaken ingediend.<br />
In augustus 2006 hebben we een partiële toekenning<br />
ontvangen. Het conceptvoorstel pedagogisch kookboek is de<br />
uitwerking van de subsidieaanvraag voor het project<br />
“<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling”<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
54
5 Initiatiefwetsvoorstel Mariette Hamer<br />
In deze reader zijn enkele passages van het wetsvoorstel van<br />
Mariette Hamer opgenomen.<br />
1.4 De rol van kinderopvang bij de stimulering van de<br />
ontwikkeling van kinderen<br />
Kinderopvang heeft niet alleen een economische waarde, al is<br />
ze daar ook van groot belang voor. Kinderopvang heeft ook<br />
belangrijke waarde voor de ontwikkelingsstimulering van<br />
kinderen.<br />
Uit bijvoorbeeld onderzoek in Scandinavische landen blijkt dat<br />
kinderopvang goed is voor de ontwikkeling van de sociale<br />
vaardigheden van de kinderen, voor de wijze waarop ze<br />
zelfstandig in het leven leren staan én voor hun<br />
taalontwikkeling. Zeker voor kinderen die dit laatste minder<br />
vanuit huis meekrijgen, zoals allochtone ouders, is dit<br />
belangrijk. In Nederland is dit juist een groep die weinig tot<br />
geen gebruik maakt van de kinderopvang.<br />
Uit het hierboven genoemde onderzoek van het SCP valt op dat<br />
naast de kosten van de kinderopvang voor ouders, de kwaliteit<br />
van de kinderopvang een heel belangrijk argument is om wel of<br />
geen gebruik te maken van kinderopvang. Het is dus nodig dat<br />
ouders weten dat kinderopvang juist een bijdrage kan leveren<br />
aan de ontwikkeling van het kind en dat het dus niet «zielig» is<br />
voor het kind. Daarvoor moet de kwaliteit van de kinderopvang<br />
wel op orde zijn. Op grond van Nederlands onderzoek blijkt dat<br />
de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland verder verbeterd<br />
moet worden, met name als het gaat om de pedagogische<br />
aandacht voor het kind. Dit is een belangrijke randvoorwaarde<br />
die de komende jaren gerealiseerd zal moeten worden.<br />
Opvallend is dat peuterspeelzalen een goed imago hebben en<br />
door ouders zeer positief beoordeeld worden. De<br />
peuterspeelzalen moeten echter onder moeilijke<br />
omstandigheden hun werk doen. Zij hebben te maken met<br />
beperkte en teruglopende subsidies en de ouders krijgen geen<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
55<br />
tegemoetkoming in de bijdrage die zij moeten geven aan de<br />
peuterspeelzalen.<br />
In de kinderopvang valt een onderscheid te maken in de<br />
opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar (de voorschoolse<br />
periode) en de opvang van kinderen van 4 tot 12 jaar voor en<br />
na de schooldag, dit is de buitenschoolse opvang. Voor wat<br />
betreft de aandacht voor de ontwikkeling van kinderen uit deze<br />
leeftijdgroepen is er een aparte aanpak nodig. Fysiek zijn deze<br />
vormen van opvang daarom vaak in verschillende ruimten<br />
ondergebracht, bestuurlijk gezien vallen zij vaak onder dezelfde<br />
instelling.<br />
De voorschoolse periode van 0 tot 4 jaar<br />
In de samenleving komt er steeds meer erkenning voor het<br />
belang van de voorschoolse voorzieningen in de periode van 0<br />
tot 4 jaar, voor het stimuleren van de ontwikkeling van<br />
kinderen en het bestrijden en voorkomen van onderwijsachterstanden.<br />
De erkenning blijkt uit de breed gedeelde opvatting<br />
dat de overheid moet investeren in programma’s voor kinderen<br />
vanaf ongeveer 2 jaar. Daarvoor is thans een belangrijke rol<br />
weggelegd voor het peuterspeelzaalwerk. De doelstelling van<br />
het peuterspeelzaalwerk is het creëren van optimale<br />
ontwikkelkansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4<br />
jaar door het aanbieden van passende speelmogelijkheden, het<br />
stimuleren van de algemene ontwikkeling, het bieden van<br />
laagdrempelige opvang en het vroegtijdig signaleren van<br />
achterstanden.<br />
Ongeveer een kwart van de organisaties voor peuterspeelzaalwerk<br />
biedt daarbij voorschoolse programma’s aan zoals<br />
Opstapje, Piramide en Kaleidoscoop1, en werkt daarbij samen<br />
met de scholen in de buurt.<br />
Het peuterspeelzaalwerk levert dus een belangrijke bijdrage<br />
aan de ontwikkeling van kinderen. Het peuterspeelzaalwerk valt<br />
echter niet onder de huidige Wet kinderopvang, maar kent een<br />
gemeentelijk regime. In de praktijk levert dit een onnodige<br />
verkokering op. Het peuterspeelzaalwerk staat ook onder grote<br />
druk. In verband met de financiële situatie zien gemeenten de<br />
noodzaak om te bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk.<br />
Mede uit financiële overwegingen besluiten gemeenten de<br />
voorschoolse programma’s onder te brengen bij scholen, die<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
56
hiervoor een groep «nul» moeten beginnen of een eigen<br />
peuterspeelzaal beheren. Dit heeft als groot nadeel dat er een<br />
concentratie ontstaat van kinderen met een potentiële<br />
taalachterstand, terwijl juist de omgang met kinderen met een<br />
qua leeftijd passend taalgebruik de taalontwikkeling van deze<br />
kinderen sterk kan bevorderen. Een ander nadeel is dat deze<br />
«voorscholen» vaak worden gekoppeld aan scholen die al veel<br />
kinderen met onderwijsachterstanden en/of allochtone kinderen<br />
hebben. Hierdoor vervroegt de schoolsegregatie zich naar de<br />
leeftijd van 2 jaar. Met andere woorden, in de grotere steden<br />
dreigt het ontstaan van «zwarte» peuterspeelzalen of<br />
voorscholen naast «witte» kinderdagverblijven. De VVEregeling<br />
heeft als landelijke regeling, bedoeld als<br />
ontwikkelingsstimulering voor alle kinderen die het risico lopen<br />
op een onderwijsachterstand, de verschillen tussen peuterspeelzaalwerk<br />
en kinderdagopvang derhalve geproblematiseerd<br />
en urgent gemaakt.<br />
De indiener wil deze segregerende ontwikkeling tegengaan. Het<br />
wetsvoorstel beoogt het ontstaan van kindercentra waarin de<br />
huidige kinderdagverblijven en peuterspeelzalen zodanig<br />
integreren dat er voor alle kinderen zo vroeg mogelijk aandacht<br />
is voor het stimuleren van de ontwikkeling. In deze<br />
kindercentra kunnen dan daarbij ook de extra voorschoolse<br />
programma’s worden aangeboden aan de kinderen die dat<br />
nodig hebben, bijvoorbeeld om hen te helpen het Nederlands<br />
beter te beheersen.<br />
Hiermee krijgt zowel de pedagogische kwaliteit van de<br />
kinderopvang een impuls en wordt het peuterspeelzaalwerk<br />
structureel ingebed. In de kinderopvang komt wat betreft de<br />
indiener de aandacht voor de ontwikkeling van kinderen<br />
centraal te staan. Dit is thans al zichtbaar binnen de<br />
instellingen die kinderopvang en peuterspeelzaalwerk<br />
combineren. Ook in de groepen met de kinderen uit de<br />
dagopvang wordt daar veel meer aandacht besteed aan<br />
bijvoorbeeld het themagerichte spelend leren zoals dit ook op<br />
de peuterspeelzalen plaatsvindt.<br />
Juist vanwege het grote belang dat ouders hechten aan de<br />
kwaliteit van kinderopvang bij de keuze om hier wel of geen<br />
gebruik van te maken, is de specifieke aandacht voor het<br />
centraal stellen van het kind in de opvang de komende jaren<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
57<br />
noodzakelijk. In de kwaliteitseisen zal daar expliciet rekening<br />
mee moeten worden gehouden. Ook in de gastouderopvang zal<br />
vervolgens meer aandacht voor de ontwikkelingsstimulering<br />
van kinderen moeten zijn om een volwaardig alternatief voor de<br />
kindercentra te blijven.<br />
3.2 Voor alle kinderen komt er meer accent op het<br />
stimuleren van de ontwikkeling<br />
De verschillende voorzieningen voor opvang van kinderen van 0<br />
tot 4 jaar hebben verschillende doelen. Peuterspeelzalen dienen<br />
met name een pedagogisch doel, de voorschoolse programma’s<br />
zijn er voor ontwikkelingsstimulering van achterstandsgroepen<br />
en de kinderdagverblijven en gastouderopvang zijn er vooral op<br />
gericht dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren. Dit<br />
wetsvoorstel wil deze doelen met elkaar verbinden.<br />
De integratie van de voorzieningen zoals in dit wetsvoorstel<br />
wordt voorgesteld leidt tot een nieuwe voorziening waarbinnen<br />
naast de huidige kinderopvang ook het peuterspeelzaalwerk en<br />
voorschoolse programma’s worden aangeboden. Het gaat dan<br />
naast het bieden van speelgelegenheid ook om het opvoeden<br />
en verzorgen van kinderen en het verbeteren van<br />
ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. Nederland kent op<br />
dit moment een groeiend aantal gecombineerde kinderopvang-<br />
en peuterspeelzaalinstellingen. Deze hebben positieve<br />
ervaringen met de uitwisseling en integratie van de<br />
werkvormen.<br />
Dit wetsvoorstel biedt het wettelijke kader voor het integreren<br />
van de voorzieningen voor kinderen van 0 tot 4 jaar, mogelijk<br />
gekoppeld aan activiteiten voor buitenschoolse opvang voor<br />
kinderen van 4 tot ongeveer 12 jaar.<br />
De integratie van deze voorzieningen wordt door middel van<br />
een geleidelijke invoering gerealiseerd. De voorgestelde<br />
maatregelen van dit wetsvoorstel zullen daarom door een<br />
meerjarig invoeringstraject bereikt worden. Door een langere<br />
aanloop te nemen kan er beter aangehaakt worden bij de<br />
ontwikkelingen die al gaande zijn op het gebied van onder meer<br />
de brede scholen voor 4 tot 12 jaar.<br />
Bovenstaande maatregelen zullen ertoe leiden dat kindercentra<br />
meer zullen inspelen op de behoeften van het kind. Dit kan<br />
naast opvang en verzorging variëren van de meer algemene<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
58
stimulering van de ontwikkeling van kinderen tot het signaleren<br />
en het bestrijden van achterstanden. Hieruit ontstaat een<br />
meerwaarde voor de kwaliteit van de opvang aan de kinderen.<br />
Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen komt via<br />
allerlei vormen van spelen en leren voor alle kinderen<br />
beschikbaar. Daarnaast kan er meer rust aan kinderen worden<br />
geboden, omdat zij langer dan bijvoorbeeld op de peuterspeelzaal<br />
kunnen worden opgevangen. Zo kan spelen, leren en<br />
rusten ook in een goede balans plaats vinden. Hierdoor ontstaat<br />
een veilige en vertrouwde omgeving waarbinnen het kind wordt<br />
uitgedaagd zich verder te ontwikkelen. Het kindercentrum is<br />
afgestemd op de leeftijdsfase en de ontwikkelniveaus waarin<br />
het kind zich bevindt voor de basisschoolleeftijd. Ook de<br />
verbinding met de basisschool als volgende stap in de<br />
ontwikkeling wordt in dit wetsvoorstel goed geregeld. De<br />
Onderwijsraad spreekt in dit kader van doorlopende<br />
ontwikkelingslijnen voor kinderen. De samenwerking van het<br />
geïntegreerde kindercentrum en de basisschool krijgt vorm<br />
door middel van overleg over de ontwikkeling van het kind bij<br />
de overdracht van het kindercentrum naar de basisschool,<br />
evenals bij het waarborgen van doorlopende leerlijn van de<br />
voor- en vroegschoolse programma’s. Hiermee worden de<br />
voorschoolse programma’s voor iedereen bereikbaar.<br />
Momenteel krijgen in bijvoorbeeld dunbevolkte gebieden niet<br />
alle kinderen de voorschoolse programma’s die zij nodig<br />
hebben. Door een koppeling met de wijkgebonden<br />
voorzieningen zal er altijd een kindercentrum in de buurt<br />
kunnen zijn. Praktische voordelen zijn ook dat er meer<br />
efficiency gehaald kan worden uit het gezamenlijke gebruik van<br />
inrichting en materialen, bezetting en begeleiding, gebruik van<br />
ruimtes, overhead etcetera. Hierdoor krijgt de samenleving een<br />
krachtige en duidelijke voorschoolse sector voor 0 tot 4 jaar en<br />
wordt de thans groeiende ongewilde segregatie in deze periode<br />
tegen gegaan.<br />
In de Beleidsbrief peuterspeelzaalwerk werden al een aantal<br />
toekomstmodellen voor het peuterspeelzaalwerk nader<br />
omschreven. Een van deze modellen was om een regeling voor<br />
peuterspeelzaalwerk te treffen naar analogie van de Wet<br />
kinderopvang. Jammer genoeg heeft deze beleidsbrief tot op<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
59<br />
heden geen vervolg gekregen. Het wetsvoorstel pakt de draad<br />
uit deze beleidsbrief weer op.<br />
3.3. Een aanbod van voorschoolse programma’s in de<br />
kindercentra<br />
Op dit moment is de VVE geregeld via de Wet op het primair<br />
onderwijs (WPO) in artikel 167. Binnen de Wet basisvoorziening<br />
kinderopvang en ontwikkelingsstimulering krijgen kinderen die<br />
behoren tot de doelgroep van de VVE vanaf 2 jaar recht op<br />
voorschoolse educatieve programma’s in een kindercentrum dat<br />
hiertoe is gekwalificeerd. Deze kindercentra worden<br />
geregistreerd conform het melding- en registratiesysteem zoals<br />
dit in het wetsvoorstel is opgenomen (zie toelichting<br />
artikelsgewijs). De kwaliteitscriteria voor voorschoolse<br />
programma’s worden bij lagere regelgeving geregeld. De<br />
toekenning van de financiering van de programma’s verloopt<br />
via de gemeenten, conform de huidige regeling van het<br />
onderwijsachterstandenbeleid. De gemeenten kunnen naast<br />
eigen middelen hiertoe een beroep doen op de middelen uit het<br />
onderwijsachterstandenbeleid. Er zal een groter deel van de<br />
doelgroep kunnen worden bereikt omdat de kosten voor het<br />
basisaanbod door de instellingen betaald kunnen worden uit de<br />
ouderbijdragen. Hiervoor ontvangen de ouders een<br />
inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag tot 16 uur als zij<br />
arbeid en zorg niet combineren. Als zij dit wel beiden<br />
combineren kunnen zij ook voor meer uren een toeslag<br />
ontvangen. Over het algemeen worden de voorschoolse<br />
programma’s echter niet voor meer uren aangeboden. De<br />
voorschoolse programma’s leveren zowel een bijdrage aan de<br />
signalering van ontwikkelingsachterstanden als aan de<br />
daadwerkelijke begeleiding om deze achterstanden te<br />
bestrijden. Hierbij moet gedacht worden aan het ondersteunen<br />
en stimuleren van de sociaal-emotionele- en de taal- en<br />
cognitieve ontwikkeling van kinderen. Daarbij vindt er actieve<br />
begeleiding plaats. Bij allochtone kinderen speelt het tijdig<br />
leren van de Nederlandse taal een belangrijke rol. Dit speelt<br />
overigens ook bij autochtone kinderen van ouders met een laag<br />
opleidingsniveau. In principe wordt voor de uitvoering van de<br />
programma’s conform de huidige regeling uitgegaan van twee<br />
beroepskrachten op een groep. Hier kan in de nieuwe<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
60
kindercentra meer maatwerk bij worden geboden, omdat kan<br />
worden aangesloten bij de bestaande peutergroepen.<br />
Daarnaast heeft het kindercentrum een rol bij de begeleiding<br />
van ouders. Zij dienen adequate antwoorden te krijgen op<br />
opvoedingsvragen, bijvoorbeeld hoe zij zelf ook peuters met<br />
een (dreigende) ontwikkelingsachterstand extra en effectieve<br />
aandacht kunnen geven en kunnen helpen bij het leren van de<br />
taal. Ook kan het kindercentrum samenwerken met projecten<br />
waarin ook de ouders de Nederlandse taal beter wordt<br />
bijgebracht. Dit kan verlopen via inburgeringsprogramma’s,<br />
maar ook via projecten zoals Opstap, Piramide en Kaleidoscoop,<br />
waarin ook aandacht is voor opvoedingsondersteuning.<br />
Met de basisscholen in de omgeving zullen er afspraken<br />
gemaakt worden over welke programma’s worden gebruikt,<br />
zodat er een doorlopende leerlijn kan zijn als de kinderen naar<br />
de basisschool gaan.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
61<br />
6 Achtergronden<br />
6.1 Leeftijdsgroepen<br />
Het item “Kind” in Wikipedia; de on-line encyclopedie die door<br />
internetgebruikers zelf wordt opgezet, is helder en duidelijk; er<br />
zijn baby’s, dreumesen, peuters en kleuters en pas daarna<br />
schoolkinderen.<br />
Uit Wikipedia (http://nl.wikipedia.org/wiki/Kind):<br />
Baby<br />
Een baby is een kind tot ongeveer 1 jaar.<br />
Een baby wordt geboren met enkele reflexen maar ontwikkelt<br />
zich na verloop van tijd lichamelijk en geestelijk. Een baby leert<br />
onder andere zitten, staan en lopen, dit zijn grove motorische<br />
ontwikkelingen. Doordat de baby veel in aanraking komt met<br />
zijn ouders leert hij reageren op andere mensen; dit is een<br />
sociale ontwikkeling. Een baby ondergaat ook veel 'fijne<br />
motorische ontwikkelingen' hij leert met zijn voetjes spelen en<br />
blokjes oppakken. Een baby wordt zo'n drie maal zwaarder dan<br />
bij zijn geboorte en ongeveer anderhalf maal zo lang.<br />
Dreumes<br />
Een dreumes is een kind van ongeveer 1 tot 2 jaar.<br />
Een dreumes leert onder andere spelen, torentjes bouwen met<br />
blokjes, traplopen en tegen een bal schoppen. Vooral de<br />
taalverwerving gaat nu met reuzenschreden vooruit.<br />
Peuter<br />
Een kind tussen de 2 en de 4 jaar noemt men een peuter. De<br />
taalverwerving neemt explosief toe en ook cognitieve<br />
vaardigheden ontwikkelen zich snel. De groeisnelheid van het<br />
kind neemt sterk af. Een peuter leert zijn wereld kennen en<br />
komt belemmeringen tegen, zoals dingen die niet mogen van<br />
zijn ouders. Ook leert de peuter dat hij een individu is en leert<br />
zichzelf los te zien van zijn ouders. Dit kan leiden tot driftbuien,<br />
ook wel aangeduid met de "peuterpuberteit".<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
62
Kleuter<br />
Een kleuter is een kind van 4 tot 6 jaar.<br />
Naarmate het kind ouder wordt is er meer invloed van buitenaf<br />
nodig om nieuwe functies te ontwikkelen. Een kleuter gaat voor<br />
het eerst naar de basisschool (Nederland) of naar de<br />
kleuterschool (Vlaanderen) waar hij veel kan leren. Kleuters<br />
leren onder andere kleuren, tekenen en de beginselen van het<br />
lezen, schrijven, knutselen, klimmen, fietsen, veters strikken en<br />
met andere kinderen spelen. Een kleuter groeit gemiddeld 8<br />
centimeter per jaar.<br />
Schoolkind<br />
Een schoolkind is een kind van 6 tot 12 jaar.<br />
Een schoolkind zit in groep drie tot en met acht van de<br />
basisschool, en leert daar onder andere schrijven, lezen en<br />
rekenen. Leren speelt hierbij een belangrijke rol. Motorische<br />
vaardigheden kunnen nu worden aangeleerd. Schoolkinderen<br />
gaan naar clubs en verenigingen, waar onder andere zwem- en<br />
muziekles gegeven wordt, of stappen naar het deeltijds<br />
kunstonderwijs. Over het algemeen is er een steeds grotere<br />
variatie in prestaties tussen individuele kinderen. Meisjes<br />
worden vlotter, bijdehanter en rijper dan jongens. In deze<br />
leeftijd zullen de kinderen langzamerhand leren met geld om te<br />
gaan en krijgen ze zakgeld van hun ouders.<br />
Het denken wordt nog steeds sterk beheerst door wat het kind<br />
waarneemt. Het kind ziet nog geen samenhangen, nog geen<br />
oorzaak-gevolg-verbanden. Dat betekent dat het nog niet<br />
denkt: als ik eerst dit doe, dan gebeurt er dan en vervolgens<br />
dat.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
63<br />
6.2 Taaltoets<br />
6.2.1 Premier twijfelt over verplichte taaltoets peuters<br />
Donderdag 28 september 2006 - DEN HAAG (ANP) -<br />
Premier Jan Peter Balkenende ziet wel iets in het VVDplan<br />
om met een taalmeting al vroeg taalachterstanden<br />
bij peuters op te sporen. Maar hij vroeg zich donderdag<br />
wel hardop af of die meting verplicht moet worden<br />
gesteld.<br />
Dat bleek donderdag tijdens de algemene beschouwingen in de<br />
Tweede Kamer. Het kabinet start volgens Balkenende<br />
experimenten met het vroeg toetsen van peuters en hij wil de<br />
resultaten daarvan afwachten. Het volgende kabinet kan dan<br />
een besluit nemen.<br />
VVD-leider Mark Rutte noemde de toezegging van de premier<br />
tijdens het debat ,,magertjes''. Hij wil meer actie van het<br />
kabinet. Volgens hem kan met een verplichte taalmeting voor<br />
de derde verjaardag voorkomen worden dat leerlingen later in<br />
de problemen komen en vroegtijdig van school gaan. Als blijkt<br />
dat de jonge kinderen met hun taal achterlopen, dienen ze<br />
volgens de VVD verplicht voorschoolse educatie of bijles te<br />
krijgen.<br />
Het verplichtende karakter deed Balkenende twijfelen. Hij riep<br />
Rutte op nog eens goed te bekijken wat de consequenties ervan<br />
zijn.<br />
Bron: Brabants Dagblad<br />
6.2.2 Kamer wil taaltoets peuters<br />
van onze parlementaire redactie<br />
Vrijdag 29 september 2006 - Den Haag - De Tweede<br />
Kamer wil dat alle peuters worden getoetst op een<br />
taalachterstand, zoals tijdens de algemene<br />
beschouwingen voorgesteld door VVD-leider Mark Rutte.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
64
Hij wil een verplichte taalmeting voor de derde<br />
verjaardag om problemen later te voorkomen.<br />
Het kabinet wilde niet verder gaan dan experimenten in enkele<br />
consultatiebureaus. Een ruime meerderheid van CDA, VVD,<br />
PvdA en LPF vindt dat onvoldoende, zo bleek gistermiddag<br />
tijdens de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer.<br />
Volgens Rutte is zo’n peutertoets belangrijk om<br />
taalachterstanden zo vroeg mogelijk te herkennen. Peuters die<br />
de toets niet halen, moeten eerder naar school, zodat hun<br />
taalniveau kan worden opgekrikt.<br />
Premier Jan Peter Balkenende noemde het een ’belangrijk<br />
initiatief’ en stelde voor vier miljoen euro uit te trekken om<br />
volgend jaar vier consultatiebureaus bij wijze van experiment<br />
peutertoetsen te laten afnemen.<br />
Rutte noemde dat ’onvoldoende’. Gesteund door een<br />
Kamermeerderheid wil hij meer actie van het kabinet. Volgens<br />
hem kan met een verplichte taalmeting vóór de derde<br />
verjaardag worden voorkomen dat leerlingen later in de<br />
problemen komen en vroegtijdig van school gaan. Als blijkt dat<br />
de jonge kinderen met hun taal achterlopen, dienen ze volgens<br />
de VVD verplicht voorschoolse educatie of bijles te krijgen.<br />
Het verplichtende karakter deed Balkenende twijfelen. Hij riep<br />
Rutte op nog eens goed te bekijken wat de consequenties zijn.<br />
Stoornissen<br />
Ook minister Maria van der Hoeven (Onderwijs) liet eerder de<br />
Tweede Kamer al weten wel wat te voelen voor een toets om<br />
stoornissen in taalontwikkeling bij peuters vast te stellen.<br />
Staatssecretaris Clémence Ross (Volksgezondheid) kondigde op<br />
haar beurt dit voorjaar aan te laten onderzoeken welke test<br />
daarvoor het meest geschikt zou zijn.<br />
De bewindslieden reageerden destijds op een onderzoek van<br />
het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, waaruit bleek dat<br />
de 5 miljoen euro die de toetsen kosten, een besparing van 10<br />
miljoen zou opleveren in het speciaal onderwijs. Bij een<br />
vroegtijdige ontdekking van taalachterstanden zouden jaarlijks<br />
2500 kinderen minder hierin terechtkomen.<br />
Bron: Brabants Dagblad<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
65<br />
6.2.3 Het is goed om peuters van twee een taaltoets af<br />
te nemen<br />
Zaterdag 30 september 2006 - Het enthousiasme voor<br />
het afnemen van een taaltoets bij peuters van twee jaar<br />
is niet bijster groot. Een meerderheid van de Tweede<br />
Kamer mag er dan donderdagavond mee hebben<br />
ingestemd, de meeste lezers vinden het niks om zulke<br />
jonge kinderen te onderwerpen aan een serieuze test.<br />
VVD-leider Mark Rutte, die het initiatief nam, hoopt dat zo’n<br />
verplichte taaltoets er toe leidt dat peuters met taalproblemen<br />
eerder extra begeleiding krijgen. Nu komt het volgens Rutte<br />
nog te vaak voor dat basisscholen geconfronteerd worden met<br />
kinderen van vier die amper of heel slecht Nederlands spreken.<br />
Het in de steigers zetten van zo’n taaltoets is ’weggegooid<br />
geld’, oordeelt Maria van de Wielen. Zij werkt al 32 jaar in de<br />
onderbouw van het basisonderwijs en volgt nu in Den Bosch<br />
een opleiding die zich met name richt op ’jonge risicokinderen’.<br />
Volgens Van de Wielen had Femke Halsema, de jonge moeder<br />
die GroenLinks leidt en donderdag tegen de toets stemde, het<br />
wél goed begrepen. „Een taalmeting verricht door vreemden<br />
voor peuters is onbetrouwbaar. Besteed dit geld aan goede<br />
peuteropvang en laat zo’n toets - als het dan toch moet - doen<br />
door de peuterleidsters. Zij zijn deskundig en de peuters zijn in<br />
een vertrouwde omgeving. Dit is een voorwaarde om initiatief<br />
te tonen tot spraak. De opmerking van Rutte dat peuters die de<br />
toets niet halen eerder naar school moeten, slaat als een tang<br />
op een mager varken. Hij kent de praktijk dus echt niet.<br />
Een groep van 25-30 kleuters met één juf/meneer. En dan nog<br />
peuters erbij met een taalachterstand! En dan verwachten dat<br />
juf/meneer in staat is om die weg te werken. Ik nodig Mark<br />
Rutte uit om eens een dag mee te draaien in mijn groep.“<br />
Volgens Pamela hebben onderzoeken voldoende aangetoond<br />
dat het geen zin heeft om kinderen zo jong te testen. „Peuter-<br />
en kleuteronderwijs is niet gebaat bij een op leren gerichte<br />
benadering.“<br />
De Kwestie van gisteren leverde 389 reacties op:<br />
Het is goed om peuters van twee een taaltoets af te<br />
nemen<br />
33% eens<br />
67% oneens<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
66
6.2.4 ‘Peutertoets volstrekt zinloos’<br />
Door Caroline Sander<br />
Zaterdag 30 september 2006 - DEN HAAG – De wens van de Tweede Kamer om peuters<br />
voor hun derde verjaardag te toetsen op taalachterstand is volstrekt zinloos. De<br />
taalontwikkeling van een kind verloopt zo grillig dat de uitkomst van zo’n test helemaal<br />
niets zegt.<br />
Dit stellen pedagoog Bas Levering en hoogleraar spraak- en<br />
taalstoornissen bij kinderen, Sieneke Goorhuis-Brouwer. Een<br />
meerderheid in de Kamer wil, op voorstel van de VVD, dat alle<br />
kinderen kort voor hun derde jaar een taaltest afleggen op het<br />
consultatiebureau. Peuters die een taalachterstand blijken te<br />
hebben moeten meedoen aan voorschoolse educatie.<br />
„Hebben politici dan helemaal niets geleerd?“, vraagt Bas<br />
Levering zich af. Volgens de pedagoog hebben wetenschappers<br />
al lang aangetoond dat het onmogelijk is om een kind rond zijn<br />
derde jaar te testen. In 1996 kwam de Onderwijsraad daarom<br />
met een advies om af te zien van de zogenaamde kleutertoets,<br />
stelt hij.<br />
„En niet zomaar, want wat kinderen van die leeftijd vandaag<br />
weten, zijn ze morgen weer vergeten. Je kunt met zo’n test de<br />
ontwikkeling wel vastleggen, maar het zegt niets. De uitslag is<br />
slechts kort geldig en er zijn enorme verschillen.“<br />
Sommige kinderen brabbelen volgens hem al op jonge leeftijd,<br />
maar anderen zeggen lange tijd weinig. „Maar als deze laatste<br />
groep begint met praten, komen er vaak meteen volzinnen uit.<br />
Dan zijn de verschillen weer verdwenen.“<br />
Bovendien wordt zo’n peutertoets inhoudelijk erg mager, meent<br />
prof. Sieneke Goorhuis-Brouwer. „Tweejarige kinderen hoeven<br />
nog niet zo veel te weten. Ze moeten een ‘zinnetje’ van twee<br />
woorden kunnen maken, tien woordjes kennen, lichaamsdelen<br />
kunnen aanwijzen en makkelijke opdrachten begrijpen. Meer<br />
kun je niet testen.“<br />
Goorhuis-Brouwer ziet niets in de verplichte voorschoolse<br />
educatie als kinderen niet slagen voor de peutertoets. Eerst<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
67<br />
moet je alle medische aspecten uitsluiten, vindt ze. „Vaak blijkt<br />
dat kinderen niet meekomen omdat ze bijvoorbeeld slecht<br />
horen. Dat heeft niets te maken met niet kunnen leren.“<br />
De beide deskundigen vinden het vreemd dat een meerderheid<br />
het plan steunt, terwijl de voltallige Tweede Kamer de<br />
kleutertoets in 2003 nog onaanvaardbaar vond. „Ik kan niets<br />
anders bedenken dan dat hier sprake is van een geheime<br />
agenda,“ aldus Goorhuis-Brouwer. „Volgens mij willen ze<br />
allochtone leerlingen eerder in contact brengen met andere<br />
kinderen om zo eventuele achterstanden snel weg te werken.<br />
Zeg dat dan gewoon eerlijk.“<br />
Bron: BN/De Stem<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
68
6.3 Begeleiding bij het spel baat<br />
6.3.1 Hulp bij doen alsof<br />
Spelen kinderen met ontwikkelingsproblematiek op een andere<br />
manier winkeltje dan leeftijdgenootjes zonder die problemen?<br />
Promovendus Pim van der Pol ging na hoe verbeelding<br />
functioneert in kinderspel en zocht daarbij hulp uit de<br />
semiotiek.<br />
‘Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen; en waarom zou mij<br />
dan het leren vervelen?’ dichtte Hiëronymus van Alphen (1746-<br />
1803). Hoewel dit didactische motto meer weg heeft van een<br />
wensdroom, schreef Van Alphen hiermee onbewust een aardige<br />
maxime die past bij een trendverschuiving in de pedagogiek.<br />
Waar de pedagogen vroeger vooral aandacht hadden voor de<br />
sociaal-emotionele ontwikkeling van het spel, wordt nu vooral<br />
gekeken naar de rol van cognitieve vaardigheden bij spelende<br />
kinderen.<br />
Enige tijd geleden werd een proefschrift verdedigd dat de<br />
speciale functie van zogenaamd ‘verbeeldend spel’ in de<br />
opvoedingssituatie benadrukt. Verbeeldend spel, zoals<br />
bijvoorbeeld winkeltje spelen, leert de kinderen omgaan met<br />
positieve en negatieve belevingen zonder dat dit concrete<br />
gevolgen heeft in de realiteit.<br />
Promovendus Pim van der Pol, een van de bewerkers van de<br />
klassieker ‘Baby- en Kinderverzorging & opvoeding’ van de<br />
befaamde dr. Spock, geeft in het eerste deel van zijn<br />
proefschrift een verhandeling over spel en verbeelden door de<br />
eeuwen heen. Zo komen we te weten dat Plato spel belangrijk<br />
achtte om kinderen alvast te trainen voor hun latere rol in de<br />
maatschappij. Rousseau vond het dan weer wijzer om het kind<br />
vooral kind te laten zijn. Als was het maar ‘[om]dat veel<br />
kinderen jong sterven en zich dan hun hele leven voorbereiden<br />
op een volwassenheid die zij nooit bereiken’.<br />
Om meer grip te krijgen op het fenomeen ‘spel’ introduceert<br />
Van der Pol de semiotiekopvatting van de Amerikaanse filosoof<br />
en logicus Charles Sanders Pierce (1839-1914). Pierce<br />
introduceerde een drieslagstelsel van hoe betekenis zich kan<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
69<br />
verhouden tot hetgeen wat die betekenis weergeeft. Dat kan op<br />
basis van gelijkenis zoals bij een foto, op basis van nabijheid<br />
zoals rook naar vuur verwijst en op basis van afspraak zoals<br />
een roos symbool staat voor de liefde.<br />
De orthopedagoog neemt deze semiotische omweg omdat die<br />
volgens hem een fijnmaziger manier van onderzoeken met zich<br />
mee brengt. Met behulp van die invalshoek kan verduidelijkt<br />
worden hoe betekenisverlening zich in het spel van kinderen<br />
ontwikkelt of op welk niveau het kind zit.<br />
Vervolgens gaat Van der Pol, die dertig jaar als orthopedagoog<br />
aan een medisch kleuterdagverblijf werkte, aan de slag met<br />
twee groepen van 45 kinderen. Gekeken wordt naar hoe er met<br />
verbeelding wordt omgegaan in een spelcontext. De ene<br />
onderzoeksgroep waren kinderen van drie tot vijf jaar met<br />
ontwikkelingsproblematiek. De andere groep was van dezelfde<br />
leeftijdscategorie maar zonder ontwikkelingsproblemen. Naast<br />
het verschil tussen deze groepen neemt hij ook sekse en<br />
etnische afkomst in beschouwing.<br />
In zijn onderzoek hanteert hij een observatiemethode die hij<br />
zelf heeft ontworpen en als orthopedagoog inzette als<br />
diagnostisch middel. Deze methode bestaat onder meer uit<br />
verschillende soorten rollenspellen en een spel met materiaal<br />
zoals blokjes of pionnen waar het kind zijn eigen betekenis aan<br />
kan geven.<br />
Uit de resultaten blijkt dat kinderen met<br />
ontwikkelingsproblemen alleen hetzelfde spelniveau als de<br />
‘gewone’ kinderen halen als ze hulp krijgen. Er moet hen vaker<br />
een voorbeeld gegeven worden van hoe het spel gespeeld moet<br />
worden. Al spelend vertonen kinderen met problemen ook meer<br />
problematisch gedrag. En in tegenstelling tot de populaire<br />
opvatting praten niet-problematische jongens meer in<br />
verbeeldend spel dan de meisjes uit diezelfde groep. De<br />
allochtone kinderen uit beide groepen vertonen achterstanden<br />
in spel- en taalontwikkeling.<br />
Kinderen met problemen kunnen dus tot een zelfde niveau<br />
kunnen komen als de ‘gewone’ kinderen, als ze maar hulp<br />
krijgen. Dat wordt door de onderzoeker als bemoedigend<br />
gezien want een hoger niveau van verbeeldend spel gaat<br />
samen met minder gedragsproblemen.<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
70
Pim J. van der Pol: Kracht en macht van spel en<br />
verbeelding. Een studie over spel en verbeelding bij kinderen<br />
met en zonder ontwikkelingsproblemen<br />
Promotie was 22 februari 2005<br />
Bron: Thomas Blondeau, Mare; Universiteitsblad Leiden 2005<br />
6.3.2 Spelen enzo....<br />
Kledder, boink! Dicht gaat het deurtje, kleine Jeroen schrikt ervan.<br />
Dan begint hij te lachen. Voorzichtig gaat hij weer naar het<br />
keukenkastje, met wat moeite krijgt hij het deurtje open en laat het<br />
dan weer los. Kledder, boink! Dicht gaat het deurtje. Jeroen schrikt<br />
en dan lacht hij weer, hij heeft plezier. Enne... dan ben jij de vader<br />
en ben ik... Eh, de moeder en deze is Sofie dat is ons kind. Enne...<br />
dan ben jij wezen werken en kom je thuis en dan gaan we eten en...<br />
dan doen we dat dit de tafel is en dan eten we pannenkoeken... Ja,<br />
maar vader komt wel heel laat thuis dan hebben jullie al gegeten...<br />
Zomaar twee voorbeelden waarin kinderen aan het spelen zijn.<br />
Ziet u ze al voor u? Kleine Jeroen met zijn keukenkastje, en de<br />
twee meisjes die vader en moedertje spelen. Kinderen en<br />
spelen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Kinderen over<br />
de hele wereld spelen. Spelende kinderen maken geen<br />
onderscheid in ras, cultuur of moedertaal. Zij verstaan elkaar<br />
door het spel! Kinderen spelen omdat ze het leuk vinden,<br />
omdat ze er zin in hebben. Spel wordt ook wel de 'taal' van<br />
kinderen genoemd.<br />
Spelen<br />
Spelen is een manier van bezig zijn die op alle leeftijden<br />
voorkomt. Zelfs volwassenen spelen. Zij spelen op hun eigen<br />
niveau en geven dit andere namen zoals: 'bewust leven' of<br />
'ontspanning'.<br />
Door te spelen leren kinderen hoe ze met dingen om kunnen<br />
gaan, ze verwerken er gebeurtenissen mee. Spel blijft het hele<br />
leven belangrijk. Een kind groeit op van baby naar peuter. Van<br />
kleuter naar schoolkind. Zo doorloopt het kind de ontwikkeling<br />
tot de volwassenheid in allerlei fasen. Dat zie je ook bij het<br />
spelen van het kind. Het spel van een kind blijft dan ook niet<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
71<br />
hetzelfde, maar maakt een ontwikkeling door.<br />
Er zijn verschillende theorieën over spelontwikkeling, die alle<br />
spelvormen en ontwikkelingsfasen onderscheiden. Hier wordt<br />
een van de theorieën wat uitgebreider toegelicht. Spelen is een<br />
bezigheid op zich. Door te spelen treedt, een kind in relatie met<br />
de wereld om hem of haar heen. Want ook als een kind speelt,<br />
kan het niet om de wereld waarin het leeft heen. Het kind heeft<br />
de wereld van alle dag nodig om te kunnen spelen. Het is een<br />
steun en achtergrond voor situaties die in de speelwereld<br />
gecreëerd worden. Dat wordt duidelijk in het bovenstaande<br />
voorbeeld van de meisjes die vader en moedertje spelen. Ze<br />
spelen na wat ze hun ouders zien doen! Als een kind denkt dat<br />
de pop echt verdriet heeft en hierin geen onderscheid kan<br />
maken met een echte baby, dan heeft het kind de werkelijkheid<br />
uit het oog verloren. Spelen staat daarom ook niet op zichzelf,<br />
maar is ingebed in de werkelijkheid van het kinderlijk bestaan.<br />
Spelvormen<br />
Binnen spel kunnen zes vormen onderscheiden worden die heel<br />
duidelijk de 'speelwerelden' van het kind weergeven. Iedere<br />
'speelwereld' begint bij een bepaalde ontwikkelingsfase. Wordt<br />
het kind ouder dan wordt deze 'speelwereld' uitgebreid en<br />
verdiept. Een jonge peuter begint een auto te laten rijden en<br />
rijdt tegen de tafelpoot en zegt: !Boem!. Later als het kind wat<br />
ouder is, laat het de auto naar de garage rijden om deze te<br />
laten repareren. Het spel breidt zich uit!<br />
Het spelend bewegen<br />
Een baby (0 - 2 jaar) maakt allerlei bewegingen met de handjes<br />
en voetjes, het gaat kruipen, stoeien, bellenblazen, en<br />
dergelijke. In deze fase ervaart het kind veel plezier in<br />
eenvoudige contact spelletjes (kiekeboespelletjes) en het<br />
spelen met actie - reactie materiaal. Een meisje kruipt<br />
doelgericht naar de duikelaar die vlak bij haar staat. Met haar<br />
hand slaat ze tegen de duikelaar, die dan beweegt en geluid<br />
maakt. Deze beweging kan het meisje geregeld herhalen. En<br />
denkt u nog eens aan bovenstaand voorbeeld van de kleine<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
72
Jeroen met zijn keukenkastje? Deze bewegingen gaan gepaard<br />
met plezier en met ontdekkingen en worden veel herhaald.<br />
Sensopatisch spelen<br />
Parallel met deze vorm zie je het Sensopatisch spelen.<br />
Sensopatisch spelen is spel wat gericht is op de zintuigen en<br />
dan voornamelijk op het voelen. Het materiaal is voornamelijk<br />
water, zand, klei en verf. Het kind doet ervaringen op door het<br />
spetteren in bad, zand door de handjes laten glijden, weer glad<br />
strijken, etc.. Langzaam zie je dat kinderen van het vormeloos<br />
bezig zijn, overgaan tot iets 'maken'. Vanaf ± 2 jaar gaan<br />
kinderen ontdekken wat er met bepaald speelgoed kan worden<br />
gedaan. Het kind leert de eigenschappen van het speelgoed<br />
kennen. Een bal kan rollen, een kopje hoort op het schoteltje,<br />
een kannetje is om te schenken, etc. Kinderen in deze fase<br />
doen veel speelse handelingen, zoals in- en uitpakken van<br />
blokjes uit een doos, popjes uit de bus halen en er weer<br />
inzetten, de bekende toren bouwen en weer omgooien. Het<br />
kind heeft er veel plezier in en herhaalt zijn spel daarom<br />
regelmatig.<br />
Spelend construeren en imitatiespel<br />
Als een kind ± 3 jaar is, gaat het deze vorm uitbreiden met het<br />
spelend construeren. Het kind gaat al spelend met het<br />
spelmateriaal iets construeren, iets bouwen, iets maken. Van<br />
verschillende dingen wordt er een geheel gemaakt. Wat<br />
kinderen spelen en waarmee ze spelen, gaat nu voor hen een<br />
betekenis krijgen. Het is niet zomaar met de blokken spelen.<br />
Nee, het wordt nu de toren die ze pas gezien hebben of een<br />
trein waar ze in gezeten hebben. Met tekenen zie je dat<br />
kinderen huizen of mensen meer<br />
herkenbare vormen kunnen geven. In deze fase komt ook het<br />
imitatiespel op gang. Een pop in bad doen, koffiedrinken uit het<br />
servieskopje.<br />
Fantasie en rollenspel fase<br />
Deze vorm wordt in de volgende fase verder uitgebreid en<br />
wordt dan ook de fantasie en rollenspel fase genoemd. Bij<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
73<br />
kinderen vanaf ± 4 jaar komt dit spel helemaal tot ontplooiing.<br />
In het fantasiespel toont het kind zijn belevingswereld. Dit spel<br />
laat aan de volwassene zien wat er bij het kind leeft, hoe het de<br />
dingen verwerkt en wat het kind dwars zit. Het voorbeeld van<br />
vader en moedertje spelen aan het begin van dit artikel<br />
illustreert dit goed. Een kind kan in dit spel de wereld<br />
veranderen zoals hij dat wil, want de speelwereld is immers<br />
niet de echte wereld! De speelwereld is niet echt maar net echt.<br />
Een pluche hondje wordt een gevaarlijke pitbull. Het kind weet<br />
dat het pluche hondje niet echt gevaarlijk kan zijn. Soms kan<br />
de realiteit een inbreuk maken op het spel wanneer<br />
bijvoorbeeld het voetenbankje als paard wordt gebruikt en<br />
moeder dit beeld verstoort door te zeggen dat het<br />
voetenbankje daar niet voor is. In de werkelijkheid zijn de<br />
mogelijkheden niet altijd reëel, maar in het spel kan het wel.<br />
Succes en gezelschapsspelen<br />
Deze spellen gaan kinderen spelen vanaf 5 à 6 jaar. Bij een<br />
kleuter zie je dat er steeds meer een groeiend begrijpen<br />
ontstaat voor spelletjes die aan regels gebonden zijn. Het kind<br />
komt meer tot samenspelen. In deze vorm leert het kind op de<br />
beurt wachten en het omgaan met winnen en verliezen. In het<br />
begin zullen kinderen nog afwijken van de bestaande regels en<br />
hun eigen regels maken. Naar mate kinderen ouder worden,<br />
gaan ze de bestaande regels gebruiken.<br />
In de kinderontwikkeling neemt spel een centrale en belangrijk<br />
plaats in. Bovenal betekent spelen plezier hebben in het bezig<br />
zijn. Voorwaarde is wel dat de ouders geduld hebben en kunnen<br />
meegaan in het spel van het kind. Kunnen genieten van en<br />
plezier hebben in het kind, oog hebben voor wat er in het kind<br />
omgaat en waar het interesse in heeft. Plezier hebben in en<br />
met je kind is onder andere een belangrijke voorwaarde om<br />
goed te kunnen opvoeden.<br />
Auteur: Tea Vogel (speltherapeute)<br />
Bron: www.chris.nl/index.php?pagina_id=2380<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
74
Deze expertmeeting werd, in opdracht van Kinderstad,<br />
georganiseerd door STRIP Nederland.<br />
STRIP Nederland is partner in advies, coaching, management<br />
en onderzoek.<br />
STRIP Nederland is actief op het gebied van kinderopvang,<br />
peuterspeelzaalwerk, dagarrangementen en Brede Scholen<br />
STRIP Nederland heeft, voor een aantal diensten en producten<br />
een tweetal langdurige samenwerkingsverbanden namelijk:<br />
• Stichting Brede School Nederland, voor alle activiteiten met<br />
betrekking tot de ontwikkeling, realisatie en het gebruik van<br />
Brede Scholen.<br />
• RADAR Kinderopvang, voor tevredenheidsonderzoeken onder<br />
klanten en medewerkers<br />
STRIP Nederland vof<br />
Emmastraat 8,5975 CL Sevenum<br />
Telefoon 077 - 467 35 59<br />
Fax 077 - 467 10 94<br />
E-mail info@strip-nederland.nl<br />
Website www.strip.nl<br />
Klein, Klein Kleutertje ........<br />
75