26.09.2013 Views

Reader - Kindercentra ZO

Reader - Kindercentra ZO

Reader - Kindercentra ZO

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Klein, Klein, klein klein kleutertje<br />

kleutertje<br />

wat wat doe doe je je in in mijn mijn ......<br />

<strong>Reader</strong><br />

<strong>Reader</strong><br />

Expertmeeting Expertmeeting Kinderstad<br />

12 12 oktober oktober 2006<br />

2006<br />

Klein, klein kleutertje<br />

Wat doe je in mijn hof<br />

Je plukt er alle bloempjes af<br />

Je maakt het veel te grof<br />

O mijn lieve mamaatje<br />

Zeg het niet tegen papaatje<br />

Ik zal zoet naar school toe gaan<br />

En de bloemetjes laten staan


Klein, Klein, Klein, klein klein kleutertje<br />

kleutertje<br />

wat wat wat doe doe je je in in mijn mijn ......<br />

<strong>Reader</strong><br />

<strong>Reader</strong><br />

Expertmeeting<br />

Expertmeeting Expertmeeting Kinderstad Kinderstad<br />

12 12 oktober oktober 2006 2006<br />

2006<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

1<br />

Voorwoord<br />

Wanneer stopt het spelen en wanneer begint het leren?<br />

De vraag suggereert eigenlijk twee dingen. Op de eerste plaats<br />

wijst de vraag op inhoudelijke verschillen; spelen en leren<br />

sluiten elkaar uit. Op de tweede plaats lijkt de vraag te<br />

verwijzen naar een overgangsmoment.<br />

De pedagoog weet het; spelen is leren. Spelen is misschien<br />

zelfs wel de meest effectieve manier van leren. Het lerende<br />

aspect van spelen beperkt zich ook niet tot jonge kinderen. In<br />

1938 verkondigde de beroemde cultuurhistoricus Leonard<br />

Huizinga in zijn “Homo Ludens” oftewel de “Spelende Mens” dat<br />

de culturen van samenlevingen spelenderwijs tot stand<br />

kwamen. Politiek, economie, taal, rechtspraak, voor Huizinga<br />

was het spelkarakter van cultuurvorming helder. Toch zal niet<br />

elke politicus, econoom, taalkundige of rechter zich een speler<br />

voelen. Sterker nog, de naam “spelletje” heeft een negatieve<br />

betekenis gekregen.<br />

Het spelen is bij jonge kinderen zeker leren. Kinderen leren<br />

spelenderwijs zichzelf, de ander en de omgeving kennen. In<br />

hun ontwikkeling zien we bij kinderen vergelijkbare processen.<br />

Door deze processen af te bakenen ontstaan er<br />

ontwikkelingsfasen en kunnen jonge kinderen in groepen<br />

worden onderverdeeld; baby, dreumes, peuter, kleuter en kind.<br />

Een dreumes kan wel lopen, maar geen zinnen uitspreken, een<br />

peuter kan dit wel maar andere dingen nog niet. Zijn het harde<br />

grenzen? We moeten ons realiseren dat het om analytische<br />

grenzen gaat. Door het analyseren van de<br />

ontwikkelingsprocessen van veel kinderen, kunnen we<br />

indelingen maken in groepen. Maar, elk kind is uniek en heeft<br />

een eigen, individuele ontwikkelingslijn.<br />

In de vorige alinea zijn de grenzen tussen spelen en leren en de<br />

grenzen tussen verschillende leeftijdsgroepen genuanceerd.<br />

Door te werken met grenzen en groepen kunnen we kinderen,<br />

individueel en in groepsverband, adequate ondersteuning<br />

bieden bij hun ontwikkeling. Die ondersteuning moet worden<br />

geboden door mensen die zich hebben geschoold in een aanbod<br />

aan die specifieke groep.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

2


Een leidster op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf heeft<br />

een ander profiel dan de docent op de basisschool.<br />

Ondersteuning moet geboden worden in een omgeving en met<br />

speelgoed en leermiddelen die passen bij de ontwikkeling van<br />

de groep kinderen. Een groepsruimte voor baby’s ziet er heel<br />

anders uit dan een knutselruimte voor kleuters.<br />

Ergens ligt er dus een grens tussen spelen en leren. Kinderstad<br />

heeft hierover een duidelijke visie. Zij stelt:<br />

dat jonge kinderen moeten kunnen spelen<br />

dat de begeleiding van jonge kinderen een specifieke<br />

deskundigheid vereist, waarbij er aandacht is voor alle<br />

ontwikkelingsfasen die het kind doormaakt<br />

dat er nu kansen liggen om kindercentra voor 0 tot 6-jarigen te<br />

gaan inrichten, waarbij samenwerking tussen alle partijen<br />

(onderwijs, gemeente, kinderopvang en peuterspeelzalen)<br />

onontbeerlijk is<br />

dat de integratie van de huidige voorzieningen<br />

(kinderdagopvang, peuterspeelzalen, onderbouw<br />

basisonderwijs) ten goede komt aan alle kinderen en verdere<br />

segregatie in de samenleving tegengaat<br />

dat zij vanuit haar professionele ervaring met jonge kinderen<br />

hierin duidelijke ideeën heeft en die met andere wil delen en<br />

ambities wil waarmaken, niet vanuit de instituten maar in het<br />

belang van het kind.<br />

De visie van Kinderstad wordt in den lande onderschreven door<br />

pedagogen en andere deskundigen. Deze reader verzamelt een<br />

aantal bronnen die verwijzen naar de grenzen tussen spelen en<br />

leren en de diverse indelingen van groepen jonge kinderen.<br />

Op 12 oktober vindt er een expertmeeting plaats in Tilburg,<br />

waarin Kinderstad de betrokkenen wil overtuigen van haar<br />

visie. In deze reader is een aantal bijdragen van de sprekers en<br />

hun initiatieven opgenomen. En u vindt meer informatie over<br />

achtergronden, projecten in het buitenland en het project:<br />

‘<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling: gemend werken doe<br />

je zo’. Natuurlijk, er zijn ook andere keuzes mogelijk, maar wat<br />

is het beste voor het kind?<br />

Tilburg, 12 oktober 2006<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

3<br />

Inhoudsopgave<br />

1 Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer ............................... 5<br />

1.1 De Kleuterschool Moet Terug! ................................. 5<br />

1.2 Peuters zijn nog niet toe aan de basisschool ............. 9<br />

1.3 Peuters en kleuters zijn nog geen leerlingen, maar<br />

persoonlijkheden in wording. ..........................................11<br />

2 Prof. dr. Louis Tavecchio..............................................26<br />

2.1 Uit Oratie bij aanvaarding van het ambt van bijzonder<br />

hoogleraar ....................................................................26<br />

2.2 ‘Een doordachte visie op kinderopvang ontbreekt’ ....29<br />

2.3 GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING De emancipatie van<br />

een uniek opvoedingsmilieu ............................................33<br />

3 Voorbeelden uit het buitenland Ver van ons bed?............37<br />

3.1 UK: Sure Start .....................................................39<br />

4 Project <strong>Kindercentra</strong> Zorg en Ontwikkeling: gemengd<br />

werken doe je zo: Het pedagogisch kookboek ......................43<br />

4.1 Uitgangspunten....................................................45<br />

4.2 Doelstelling van het project ...................................49<br />

4.3 Methodiek en werkwijze ........................................50<br />

4.4 Projectorganisatie.................................................53<br />

4.5 Financiering .........................................................54<br />

5 Initiatiefwetsvoorstel Mariette Hamer ............................55<br />

6 Achtergronden............................................................62<br />

6.1 Leeftijdsgroepen...................................................62<br />

6.2 Taaltoets .............................................................64<br />

6.3 Begeleiding bij het spel baat ..................................69<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

4


1 Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer<br />

1.1 De Kleuterschool Moet Terug!<br />

Onze peuters en kleuters worden meegesleurd in de vaart der<br />

volkeren.<br />

We denken in producten die, mits we maar op tijd controleren<br />

en verdelen, steeds maar beter worden. Ook onze peuters en<br />

kleuters zijn producten geworden, waarvan we steeds meer<br />

verwachten van onze kleuters en als ze niet aan ons ideale<br />

plaatje voldoen, moet er dringend wat gebeuren.<br />

Er is echter geen enkel bewijs dat compensatieprogramma’s<br />

voor jonge kinderen nuttig zijn. Er is vaak wel onmiddellijk<br />

effect, maar de voorsprong van kinderen met extra<br />

ondersteuning is na twee jaar op de gewone kleuterschool<br />

volledig weg.<br />

De kleuterschool is kennelijk zo gek nog niet!<br />

Exact 20 jaar na invoering van de basisschool zijn er genoeg<br />

signalen die om een kritische heroverweging vragen.<br />

De wens tot voorkomen en bestrijden van achterstanden leidt<br />

er ook toe dat scholen de opdracht krijgen om rendement te<br />

leveren. Door de overheid gestelde doelen dienen bereikt te<br />

worden en scholen worden op hun output beoordeeld. Om vast<br />

te stellen of een kind een mogelijke ontwikkelingsachterstand<br />

heeft en om vast te stellen of een school wel voldoende<br />

leeropbrengst biedt moet getoetst worden. Het toetsen van<br />

jonge kinderen heeft hiermee een tweeledig doel. Enerzijds<br />

wordt getoetst om te weten of een kind extra aandacht nodig<br />

heeft, anderzijds wordt getoetst of de school wel een “goede”<br />

school is. Dit lijkt een spagaat waaraan de kinderen onderdoor<br />

kunnen gaan. Dit mede omdat de leerkrachten gespannen<br />

raken over de doelen die ze moeten bereiken, met als gevolg<br />

een negatief effect op de spontane interactie met het kind.<br />

De medische wereld (o.a. kinderartsen, kinderneurologen en<br />

kinderpsychiaters) en de psychologische- pedagogische<br />

hulpverlening (logopedisten, pedagogen, adviesbureaus) zien<br />

zich de laatste jaren steeds vaker geconfronteerd met kinderen<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

5<br />

waarmee absoluut niets aan de hand is, maar waar- van<br />

leerkrachten en ouders vinden dat het kind ‘ achter’ loopt.<br />

Daarom wordt in dit congres de stelling verkend ‘De<br />

kleuterschool moet terug’ . De kleuterschool immers was een<br />

plek waarbij er juist veel aandacht was voor individuele<br />

kinderen en hun ontwikkeling en waarbij kinderen worden<br />

beoordeeld naar de ontwikkelingsfase waarin ze zitten. De<br />

toenmalige kleuteropleiding en de kleuterjuffen waren hier ook<br />

goed op toegerust, iets wat in de huidige basisschool wordt<br />

gemist. Nederland neemt een eenzame positie in: In geen<br />

enkel ander europees land is de kleuterschool afgeschaft.<br />

Verschillende hoogleraren maar ook mensen uit de<br />

onderwijspraktijk luiden in feite de noodklok. Dit<br />

spraakmakende congres omvat voor- en tegenstanders van de<br />

terugkeer van de kleuterschool en de organisatoren hopen dat<br />

dit congres zal uitgroeien tot een groot landelijk debat. Het<br />

congres is met name bedoeld voor directies en onderwijzers uit<br />

de basisschool, pedagogen, jeugdartsen, logopedisten en<br />

andere professionals, maar sluit de deuren niet voor een ieder<br />

die het kleuteronderwijs een warm hart toedraagt.<br />

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,<br />

mevrouw M.J.A. van der Hoeven<br />

Postbus 16375<br />

2500 BJ Den Haag<br />

Amsterdam, 5 december 2005<br />

Geachte mevrouw Van der Hoeven,<br />

In 2005, twintig jaar na de invoering van de basisschool en de<br />

opheffing van de kleuterschool, zijn/twee congressen<br />

georganiseerd waarin aandacht werd gevraagd voor de positie<br />

en identiteit van peuters en kleuters in het onderwijs.<br />

In Groningen vond op 4 maart 2005 het congres "Dolgedraaid?<br />

Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren?" plaats<br />

en in Zwolle 25 november 2005 het congres "De kleuterschool<br />

moet terug!" (De laatste titel was uitdrukkelijk bedoeld als<br />

metafoor)<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

6


Deze congressen hebben meer dan duidelijk gemaakt dat<br />

peuters, kleuters en leerkrachten op dit moment onder een te<br />

grote druk staan. De indruk bestaat dat vanaf eind jaren vijftig<br />

gaandeweg al het Nederlandse onderwijsbeleid in het teken van<br />

het achterstandsbeleid is komen te staan met te grote belasting<br />

van het vroege leren als gevolg. Een groot deel van de<br />

moderne ouders, die natuurlijk niet willen dat hun kind<br />

achterop raakt, sluit daarbij aan. Dit alles leidt ertoe dat aan<br />

kinderen op steeds jongere leeftijd, steeds hogere eisen worden<br />

gesteld. Kinderen worden getoetst om dreigende<br />

onderwijsachterstanden zo snel mogelijk op te sporen en te<br />

remediëren, maar ook en vooral worden kinderen getoetst om<br />

scholen op hun rendement te beoordelen. Dit betekent dat de<br />

nadruk ligt op wat kinderen nog niet kunnen in plaats van wat<br />

kinderen al wel kunnen. Toetsen van kleuters is hoe dan ook<br />

een precaire aangelegenheid omdat - zoals een van onze<br />

experts het uitdrukt<br />

- veel kleuters nog meer van zichzelf verschillen dan zij van<br />

anderen verschillen. Voor de leerkrachten heeft dit toetsen een<br />

negatief effect op de spontane interactie met het kind. Aan de<br />

andere kant is ook de trend van het zogenoemde Nieuwe Leren<br />

zichtbaar, dat ertoe neigt het onderwijsprobleem tot het<br />

motivatieprobleem te reduceren en geen enkele druk op het<br />

kind wil leggen. Onder professionals en onder ouders is die<br />

groep groeiende.<br />

Zowel het opjagen van jonge kinderen als het kinderen alles<br />

zelf maar laten kiezen maakt brokken. Nodig is een gefundeerd<br />

en genuanceerd inzicht in de kinderlijke ontwikkeling waardoor<br />

het mogelijk wordt jonge kinderen voortdurend uit te dagen.<br />

Het huidige onderwijs voor kleuters schiet wat dit betreft op<br />

veel scholen tekort.<br />

Op basis van de meningsvorming tijdens beide congressen<br />

vragen wij u met klem het volgende te overwegen:<br />

- Binnen de PABO's de specialisatie Het Jonge Kind te<br />

versterken, zodat leerkrachten met gedegen kennis van de<br />

vroegkinderlijke ontwikkeling leiding kunnen geven aan de<br />

kleutergroepen.<br />

- Verkleining van de kleuterklassen tot maximaal 20 leerlingen,<br />

omdat kleuters het waard zijn om meer individuele aandacht te<br />

krijgen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

7<br />

- Het door de SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren)<br />

opgestelde leercompetenties- en bekwaamhedenprofiel<br />

(competentieprofiel) leraar Basisonderwijs meer expliciet te<br />

vertalen naar de "leraar jonge kind"<br />

- Ruimte te geven voor scholing van professionals in de<br />

onderbouw om studenten (stagiaires) en beginnende<br />

leerkrachten vanuit een geëigend competentie profiel te<br />

ondersteunen.<br />

- De inspectie te scholen in vernieuwende onderwijsconcepten,<br />

zoals het Ontwikkelingsgericht Onderwijs, waardoor zij deze op<br />

hun merites kunnen beoordelen en zo de eenzijdig nadruk op<br />

toetsen en scoren wegnemen.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Namens de initiatiefgroep 'De kleuterschool moet terug!'<br />

(www.kleuterschoolterug.nl)<br />

Prof.dr. S. Goorhuis-Brouwer<br />

Orthopedagoog, UMCG, Rijks Universiteit Groningen<br />

Dr. B. Levering<br />

Pedagoog, Hoofdredacteur Pedagogiek in Praktijk Magazine<br />

Lector Algemene Pedagogiek Fontys Hogescholen, Universiteit<br />

Utrecht<br />

... en ondertekenaars petitie (in bijlage)<br />

In afschrift aan de Leden van de vaste commissie voor<br />

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de<br />

Tweede Kamer<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

8


1.2 Peuters zijn nog niet toe aan de<br />

basisschool<br />

door S. Goorhuis-Brouwer<br />

Peuters zitten in een andere fase dan kleuters. Driejarigen leren<br />

uit zichzelf, ze hebben daarbij leerkracht noch school nodig.<br />

Er staat een juichend bericht in de krant van woensdag 26 juli.<br />

Driejarige peuters mogen van het ministerie van onderwijs vier<br />

ochtenden in de week op proef naar de kleuterschool, zodat zij<br />

meer uitgedaagd kunnen worden. Vanuit heel Nederland is er<br />

veel belangstelling voor dit project dat in Deventer gaat<br />

starten.<br />

Wat is er toch aan de hand met het onderwijs in Nederland?<br />

Peuters en kleuters moeten van alles leren, uitgedaagd door<br />

een leerkracht. Pubers hebben geen leerkracht meer nodig, zij<br />

mogen in het studiehuis geen kennis overgedragen krijgen,<br />

maar moeten zelf op onderzoek uitgaan. De wereld op zijn kop!<br />

Waarom springen zoveel mensen in de sloot waar de<br />

onderwijskundige adviseurs ook al in zijn gesprongen?<br />

Ik vraag me af waar de kennis is gebleven over de<br />

ontwikkelingsfasen in het kinderleven. Woorden als ’peuteren’,<br />

’kleuteren’ en ’puberen’ zijn er niet voor niets. Ze geven precies<br />

aan in welke levens- en ontwikkelingsfase een kind zich<br />

bevindt. Peuters leren het onderscheid tussen ’ik’ en ’anderen’.<br />

Kleuters bevinden zich in een fase van een denkexplosie en<br />

pubers zijn op zoek naar hun eigen identiteit en kennis van de<br />

wereld. Iedere fase eist een specifieke pedagogische dan wel<br />

didactische aanpak. Peuters en kleuters zijn slechts in<br />

bescheiden mate gebaat bij een leerkracht, pubers zijn dat juist<br />

in hoge mate.<br />

Peuters groeien in in de sociale wereld. Weliswaar staan zijzelf<br />

centraal in die wereld, maar de oriëntatie op anderen neemt<br />

toe. Ze gaan verschillen tussen mensen ontdekken: hun oma<br />

doet anders dan hun mama en in de peuterklas gelden andere<br />

regels dan thuis. Ook krijgen ze oog voor de eigen aard van<br />

voorwerpen: grootte, vorm, kleur. Alle waarnemingen worden<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

9<br />

met de volwassenen gecommuniceerd: ’Ben jij zo groot?’, ’Ikke<br />

ook groot’, ’Is die rood?’, etcetera.<br />

Vanuit de sensomotoriek (bewegen, zien, luisteren, voelen en<br />

proeven) doen peuters ervaringen op die ze verbaal uitwisselen<br />

met hun ouders of verzorgers. De peuter zit in zijn eigen<br />

studiehuis en de volwassene is Google die hem op alle vragen<br />

antwoord geeft. Het is een individueel leerproces, dat vanzelf<br />

gebeurt. Peuters dagen zichzelf uit. Ze hebben geen leerkracht<br />

nodig, alleen een volgende volwassene. Taal, sociaalemotioneel<br />

welbevinden, bewegen en denken ontwikkelen zich<br />

in een maximale parallellie.<br />

Het tempo van de ontwikkeling wordt bepaald door de peuter<br />

zelf, op basis van rijping van het zenuwstelsel. Wat de peuter in<br />

zijn ontwikkeling aan kennis opdoet wordt bepaald door de<br />

informatie die ouders/verzorgers in het gesprek met de peuter<br />

overdragen.<br />

Kleuters zijn al een stap verder in hun ontwikkeling. Die zijn er<br />

aan toe om ook dingen te doen die los staan van hun eigen<br />

sensomotorische ervaringen. De leerkracht kan hen daartoe<br />

uitdagen, al moet dat ook in een zekere balans zijn met het<br />

vrije spel dat het kind zelf speelt. De kleuter staat met één<br />

been in de kinderwereld en met het andere in de wereld van<br />

het schoolkind. Pedagogische gezien betekent dit dat er voor<br />

beide werelden ruimte moet zijn. De kinderen mogen (en<br />

moeten) spelen, maar leren zich ook te concentreren op<br />

werkjes. De kleuter verkeert niet meer in de egocentrische<br />

wereld van de peuter, maar groeit via een fase van magisch<br />

denken naar een logisch en concreet niveau van denken.<br />

Bij kleuters gaat het om competentiegericht leren. Een<br />

competentie is een interne bekwaamheid om extern gedrag te<br />

vertonen dat voldoet aan een externe norm. De<br />

kleutervermogens ten aanzien van sociaal-emotioneel<br />

welbevinden, taal, denken en motoriek moeten maximaal<br />

gestimuleerd worden, spelenderwijs, in interactie met de<br />

leerkracht. Hierdoor kan het kind de lichamelijke en psychische<br />

geschiktheid ontwikkelen om te voldoen aan de leereisen en de<br />

sociale eisen die vanaf groep 3 gesteld worden.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

10


Peuters bij kleuters in de klas zetten, is kinderen te vroeg bloot<br />

stellen aan een leeromgeving waar ze, gezien hun biologische<br />

ontwikkeling, nog niet aan toe zijn. Kleuters al als leerlingen<br />

behandelen is ook geen goed idee. Er moet balans zijn tussen<br />

spontaan en geleid spel. We moeten de wereld niet op zijn kop<br />

willen zetten. Gun peuters en kleuters hun eigen individuele<br />

studiehuis. Dan ontwikkelen ze competenties die ze nodig<br />

hebben om later, zonder studiehuis, de kennis op te doen die<br />

de school en de maatschappij van hen vraagt.<br />

Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer is<br />

orthopedagoog/spraakpatholoog in het Universitair Medisch<br />

Centrum Groningen.<br />

Bron: Trouw: de Verdieping: 31-juli-2006<br />

1.3 Peuters en kleuters zijn nog geen<br />

leerlingen, maar persoonlijkheden in wording.<br />

Prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer UMCG<br />

1.3.1 INLEIDING<br />

Er is iets aan de hand met het onderwijs in Nederland. Peuters<br />

en kleuters moeten van alles leren uitgedaagd door een<br />

leerkracht. Pubers hebben geen leerkracht meer nodig, zij<br />

mogen in het studiehuis geen kennis overgedragen krijgen,<br />

maar moeten zelf op onderzoek uitgaan. De wereld op zijn kop!<br />

Waarom springen zoveel mensen in de sloot, waar de<br />

onderwijskundige adviseurs ook al in zijn gesprongen? Waarom<br />

willen we peuters en kleuters onderwijzen en pubers niet meer?<br />

Waar is de kennis gebleven over de ontwikkelingsfasen in het<br />

kinderleven? Woorden als “peuteren”, “kleuteren”en “puberen”<br />

zijn er niet voor niets. Ze geven precies aan in welke levens- en<br />

ontwikkelingsfase een kind zich bevindt. Peuters leren het<br />

onderscheid tussen “ik” en “anderen”. Kleuters bevinden zich in<br />

een fase van een denkexplosie en pubers zijn op zoek naar hun<br />

eigen identiteit en kennis van de wereld. Iedere fase eist een<br />

specifieke pedagogische dan wel didactische aanpak. Peuters en<br />

kleuters zijn slechts in bescheiden mate gebaat bij een<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

11<br />

leerkracht, pubers zijn dat in hoge mate! Peuters en kleuters<br />

zijn nog geen leerlingen, maar persoonlijkheden in wording.<br />

NATURE EN NURTURE<br />

De vroegkinderlijke ontwikkeling is de resultante van de<br />

interactieve processen tussen nature (rijping van het<br />

zenuwstelsel) en nurture (stimulans van buitenaf)<br />

Nature (rijping van het zenuwstelsel)<br />

Het zenuwstelsel van kinderen is bij de geboorte nog niet af.<br />

Het neemt zeker 6 jaar in beslag voordat de centrale structuren<br />

uitgerijpt zijn. Bij de rijping van het zenuwstelsel speelt het<br />

proces van de myelinisatie, de vorming van mergbekleding om<br />

de zenuwen, waarschijnlijk een belangrijke rol. Vlak na de<br />

geboorte zijn de zenuwbanen nog hoofdzakelijk<br />

ongemyeliniseerd. Langzaamaan vindt het myelinisatieproces<br />

plaats vanaf het hoofd naar beneden.<br />

Toenemende myelinisatie houdt in dat het kind tot meer in<br />

staat is, bijvoorbeeld het hoofd rechtop houden, zitten of<br />

kruipen (Blows, 2003). Op basis van de mogelijkheden die het<br />

kind heeft door een toenemende myelinisatie zal het ook<br />

nieuwe ervaringen op doen. Bijvoorbeeld:<br />

Tussen de 2 en de 4 maanden wordt de motoriek van de<br />

arm en de hand steviger en krijgt het kind er ook controle<br />

over. Daardoor kan het dingen gaan pakken. Wanneer<br />

kinderen dingen pakken, kijken ze ernaar en komt de ooghand<br />

coördinatie op gang.<br />

Een goede oog-hand coördinatie geeft kinderen vervolgens kijk-<br />

en bewegingservaringen, waardoor ze gaan nadenken over het<br />

effect van hun handelingen. Dit leidt ertoe dat kinderen tussen<br />

7 en 8 maanden al kunnen handelen vanuit een oorzaakgevolg<br />

strategie, bijvoorbeeld aan een touwtje trekken<br />

waardoor een mobile in beweging komt.<br />

Toenemende myelinisatie verklaart de fasegewijze ontwikkeling<br />

bij jonge kinderen .<br />

De vaardigheden die een kind ontwikkelt zijn in ieder stadium<br />

anders, afhankelijk van de mogelijkheden met betrekking tot<br />

zien, horen, bewegen, voelen en proeven (de sensomotoriek),<br />

zie tabel 1.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

12


Tabel 1. Overzicht van stadia in het ontwikkelingspatroon.<br />

Jaar Sociale<br />

ontwikkeling<br />

0-2 Hechting<br />

Communicatie<br />

zoeken<br />

2-4 Grenzen zoeken<br />

Kennis van sociale<br />

regels<br />

4-7 Aan verwachtingen<br />

proberen te<br />

voldoen<br />

Wisselend<br />

ego/sociocentrisch<br />

Wisselende<br />

aandachtspan<br />

7-<br />

11<br />

11-<br />

18<br />

Spelregels<br />

accepteren<br />

Sociocentrisch<br />

Aandacht vast<br />

kunnen houden<br />

Groepsvorming<br />

Ontwikkeling eigen<br />

identiteit<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

Motoriek Denkstrategieën Taalontwikkeling<br />

Zitten, kruipen,<br />

lopen<br />

Rennen, fietsen<br />

op een driewieler,<br />

op de tenen lopen<br />

Huppelen,<br />

hinkelen, fietsen<br />

Vloeiende grove<br />

en fijne motoriek<br />

Vloeiende grove<br />

en fijne motoriek<br />

13<br />

Sensomotorisch Brabbelen<br />

1- woorduitingen<br />

Preconceptueel Van 2woorduitingen<br />

naar<br />

5 woorduitingen.<br />

50-75%<br />

verstaanbaar<br />

Intuïtief<br />

Magisch<br />

> 5 woorduitingen<br />

enkelvoudige<br />

zinnen<br />

samengestelde<br />

zinnen<br />

>75%<br />

verstaanbaar<br />

Concreet Zich adequaat<br />

uitdrukken in goed<br />

opgebouwde<br />

zinnen<br />

Concreet en<br />

abstract<br />

Adequate<br />

uitdrukkingsvaardi<br />

gheid<br />

Genetische factoren kunnen ervoor zorgen dat bepaalde<br />

vaardigheden eerder of later worden bereikt. Zodoende wordt<br />

kinderlijke ontwikkeling ook gekenmerkt door variatie. Niet alle<br />

kinderen doen alles precies op dezelfde tijd. Bijvoorbeeld,<br />

omrollen kan geplaatst worden tussen 3 en 7 maanden, lopen<br />

tussen 10 en 20 maanden en het uitspreken van de eerste<br />

woordjes tussen 9 en 18 maanden.<br />

Stimulans van buitenaf: nurture<br />

Naast myelinisatie speelt bij de ontwikkeling de<br />

hersenprikkeling door stimulans van buitenaf ook een<br />

belangrijke rol. Hierdoor gaan hersencellen (neuronen)<br />

verbindingen met elkaar aan. Die verbindingen worden<br />

synapsen genoemd. De synapsen worden gerangschikt in<br />

neurale netwerken en uiteindelijk ontstaat een mentale atlas.<br />

Er worden netwerken opgebouwd voor verschillende<br />

vaardigheden, bijvoorbeeld voor het begrijpen en produceren<br />

van taal (zie figuur 1).<br />

Het bijzondere van de opbouw van de mentale taalatlas is dat<br />

de atlas taalspecifiek is. Iedere wereldburger maakt wel<br />

dezelfde hersenstructuren actief voor taal, maar de kennis die<br />

daar opgeborgen wordt is afhankelijk van de talige opvoeding<br />

die men krijgt.<br />

Figuur 1 Mentale atlas voor taal, opgebouwd tussen 0 en 7<br />

jaar<br />

De gebieden 1,2 en 3 vormen gezamenlijk het vermogen tot<br />

het begrijpen van de taal (klankherkenning, woordherkenning<br />

en zinsbegrip). De gebieden 4,5 en 6 vormen gezamenlijk het<br />

vermogen tot het produceren van taal (klankvorming,<br />

woordvorming en zinsvorming)<br />

In het eerste levensjaar start de ontwikkeling van de<br />

klankherkenning (1) en klankproductie (4).<br />

De ontwikkeling van de auditieve waarneming, waardoor ook de<br />

klankherkenning mogelijk wordt, start direct bij de geboorte en<br />

al vanaf zes maanden zijn kinderen in staat taalspecifieke<br />

klankpatronen en intonatiekarakteristieken te herkennen. Deze<br />

worden vervolgens opgeslagen in het auditieve geheugen.<br />

De klankproductie volgt deze auditieve ontwikkeling. Vanaf<br />

ongeveer zes maanden verandert het universele brabbelen (dat<br />

door de motorische ontwikkeling wordt bepaald) richting<br />

taalspecifiek brabbelen. Rond de leeftijd van zes jaar kan een<br />

kind alle klanken van de moedertaal goed uitspreken. Er is dan<br />

een articulatiebasis ontstaan die verankerd ligt op de<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

14


hersenschors. Met recht kan men dan van een tongval spreken:<br />

de tongbewegingen hebben de auditieve ontwikkeling gevolgd.<br />

In het tweede levensjaar start de ontwikkeling van een<br />

woordgeheugen(2) en de woordproductie (5)<br />

Door naar taal te luisteren ontdekken kinderen rond de eerste<br />

verjaardag dat bepaalde klankcombinaties betekenis dragen.<br />

Vanaf dat moment gaat het kind een woordenboek opbouwen,<br />

tenminste wanneer de ouders voorwerpen en situaties voor hun<br />

kind benoemen. Dit woordenboek is voor ieder kind anders<br />

gevuld, afhankelijk van het taalaanbod. Niet ieder kind zal<br />

“tractor” of “amen” in het woordenboek opslaan, en ook niet<br />

ieder kind “tapas” en “sherry”.<br />

Wanneer de woordenschat zich op gaat bouwen, gaan kinderen<br />

ook zelf woorden vormen (gemiddeld tussen 13 en 18<br />

maanden). Omdat de klankontwikkeling doorgaat tot zes jaar,<br />

zullen de eerste woorden per definitie krom worden<br />

uitgesproken: taat voor paard en ham voor boterham.<br />

In het derde levensjaar start de ontwikkeling van het<br />

zinsbegrip(3) en de zinsproductie (6).<br />

De herkenning van de zinsstructuren neemt meestal rond de<br />

tweede verjaardag een aanvang, waarna het zelf formuleren<br />

van zinnen gemiddeld tussen twee en twee- en- een- half jaar<br />

begint. Eerst komen de tweewoord-zinnen ( papa auto, mij<br />

boek). Rond de derde verjaardag komen de drie- tot vijfwoordzinnen<br />

, waarna in groep 1 en 2 het taalgebruik langzaam<br />

groeit naar volledige en grammaticaal goed opgebouwde<br />

zinnen.<br />

Het hele taalsysteem ontwikkelt zich tussen 0 en 7 jaar.<br />

Wanneer de kinderen goed kunnen horen en kunnen onthouden<br />

(een normaal leervermogen hebben), zullen ze hun taalkennis<br />

opbouwen aan de hand van de input die ze van de ouders<br />

krijgen. De motorische ontwikkeling bepaalt daarnaast de<br />

snelheid van de uitspraakontwikkeling. Het taalsysteem dat zich<br />

in de eerste zeven jaar op de beschreven manier opbouwt in<br />

het neurale systeem wordt de moedertaal genoemd. Voor<br />

kinderen is het ook heel goed mogelijk om twee moedertalen te<br />

leren. De hersenen van jonge kinderen, kinderen in de leeftijd<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

15<br />

van nul tot zeven jaar, zijn zo open voor het opslaan van<br />

informatie, dat het niet uitmaakt of er één of twee taalsystemen<br />

worden opgebouwd.<br />

Kinderen die voor hun zevende jaar tweetalig zijn<br />

opgevoed vertonen overlappende corticale activiteit voor<br />

beide talen, terwijl dit niet opgaat voor kinderen die later<br />

tweetalig zijn opgevoed (Neville & Bavelier, 1998)<br />

Voor een tweetalige opvoeding geldt hetzelfde als voor een<br />

eentalige opvoeding. Het ontwikkelt zich door samen te kijken,<br />

luisteren, praten, rijmen, zingen, voor te lezen en uitleggen.<br />

1.3.2 ONTWIKKELING EN BEGELEIDING<br />

Het is de kunst om voor jonge kinderen een goede balans aan<br />

te brengen tussen stimuleren en laten geworden. Zoals er<br />

netwerken voor taal worden opgebouwd, worden er ook<br />

netwerken opgebouwd voor de visuele waarneming, voor de<br />

motoriek, de emotionele sensaties etc., zie figuur 2<br />

(overgenomen uit: A.R. Luria. The Working Brain, 1973).<br />

Figuur 2. Opbouw van de mentale atlas.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

16


De inhoud van de neurologische netwerken is afhankelijk van<br />

de soort stimulans vanuit de omgeving.<br />

Wanneer de omgeving stimulans biedt die bij de<br />

ontwikkelingsfase past ontvouwt zich de persoonlijkheid van<br />

het kind, De rijping van het centrale zenuwstelsel bepaalt of<br />

hersencellen te prikkelen zijn voor een bepaalde activiteit of<br />

vaardigheid. Stimulans van buitenaf bepaalt of die vaardigheid<br />

ook wordt geleerd. Pas wanneer een kind op basis van rijping<br />

toe is aan lopen, spreken, zindelijk worden, motorisch spel,<br />

fantasiespel etc. zal het profiteren van een omgeving die deze<br />

processen stimuleert. Bijvoorbeeld:<br />

Lucie is 17 maanden oud. Het is een zeer aanwezig<br />

dametje dat zelf wel bepaalt wat ze wel en niet wil. Haar<br />

ouders zetten haar regelmatig op haar voetjes en trachten<br />

haar aan het lopen te krijgen. Geen kans: steeds gaat ze<br />

onmiddellijk op haar knieën en “loop”t op die manier<br />

verder. Als ze 20 maanden oud is staat ze opeens: “kijk”<br />

roept ze triomfantelijk en loopt ervan door.<br />

Er kunnen in de eerste zes jaar heel veel synapsen worden<br />

aangemaakt, maar ook weer verloren gaan. Alleen de synapsen<br />

in de neurale netwerken die steeds opnieuw gebruikt worden<br />

zullen overleven.<br />

Wat echter vooral belangrijk is, is - dat van het kind uit - de<br />

mentale atlas spelenderwijs en spontaan tot stand komt, zie<br />

tabel 2.<br />

Tabel 2 Fasegewijze ontwikkeling en voorwaarden daartoe.<br />

Jaar Bevorderen van<br />

Sociale ontwikkeling<br />

0-2 Ritme en regelmaat in<br />

de omgang van<br />

vertroetelen en<br />

verzorgen<br />

2-4 Consequente aanpak:<br />

duidelijke verboden<br />

Verschillen afspraken<br />

thuis/niet thuis<br />

Imitatiespel<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

Bevorderen van<br />

de Motoriek<br />

Bewegingsspelletj<br />

es<br />

17<br />

Bevorderen van<br />

Denkstrategiën<br />

Bewegings-, kijk- en<br />

luisterspelletjes<br />

Bewegingsspel Bewegingsspel<br />

Imitatiespel<br />

Gesprekken met<br />

ouders waarin uitleg<br />

over waarnemingen<br />

Bevorderen<br />

van de Taal<br />

Kijk- en<br />

luisterspelletj<br />

es<br />

Voorlezen,<br />

rijmen en<br />

zingen.<br />

Uitleggen<br />

4-7 Consequente aanpak<br />

Overdracht waarden en<br />

normen<br />

Ingroeien in<br />

groepsgebeuren (groep<br />

1 en 2).<br />

7-11 Zich houden aan<br />

spelregels<br />

Wereldoriëntatie<br />

11-18 Eigen maken van<br />

waarden en normen<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

Bewegingsspel. Bewegingsspel<br />

Lichamelijke<br />

oefeningen<br />

18<br />

Imitatiespel<br />

Fantasiespel<br />

Gesprekken met<br />

opvoeders over<br />

waarnemingen<br />

Waarnemingsoefening<br />

en Rekenen<br />

Redeneren<br />

Voorlezen,<br />

rijmen,<br />

zingen.<br />

Uitleggen<br />

Leren lezen<br />

en schrijven<br />

Sport Kennisoverdracht Vreemde<br />

talenonderwij<br />

s<br />

Literatuur<br />

PEUTERS<br />

Peuters groeien in in de sociale wereld en worden<br />

geconfronteerd met waarden en normen.. Weliswaar staan<br />

zijzelf centraal in die wereld ( ze zijn nog egocentrisch), maar<br />

de oriëntatie op anderen groeit. Ze gaan verschillen tussen<br />

mensen ontdekken: oma doet anders dan mama en op de<br />

peuterklas gelden andere regels dan thuis .Ook krijgen ze oog<br />

voor de eigen aard van voorwerpen: grootte, vorm, kleur. Alle<br />

waarnemingen worden met de volwassenen gecommuniceerd.:<br />

“Ben jij zo groot?”, “Ikke ook groot”, “Is die rood?” etc.<br />

Vanuit de sensomotoriek (bewegen, zien, luisteren, voelen en<br />

proeven) doen peuters ervaringen op die ze verbaal uitwisselen<br />

met hun ouders of verzorgers. De peuter zit in zijn eigen<br />

studiehuis en de volwassene is Google die hem op alle vragen<br />

antwoord geeft. Het is een individueel leerproces, dat vanzelf<br />

gebeurt. Peuters dagen zichzelf uit! Ze hebben geen leerkracht<br />

nodig, alleen een volgende volwassene. Taal, sociaalemotioneel<br />

welbevinden, bewegen en denken ontwikkelen zich<br />

in een maximale parallellie. Het tempo van de ontwikkeling<br />

wordt bepaald door de peuter zelf, op basis van rijping van het<br />

zenuwstelsel. Wat de peuter in zijn ontwikkeling aan kennis<br />

opdoet wordt bepaald door de informatie die ouders/verzorgers<br />

in het gesprek met de peuter overdragen. Dit geldt ook voor<br />

waarden en normen


Waarden en normen worden vaak in één adem genoemd, maar<br />

toch zijn er essentiële verschillen. Een waarde geeft een<br />

uitgangspunt aan van waaruit men leeft, bijvoorbeeld respect<br />

hebben voor anderen, eerlijk delen, medeleven, trouw. Normen<br />

bepalen de dagelijkse omgangsvorm, bijvoorbeeld beleefd zijn,<br />

niet jokken, meehelpen<br />

De regels van het gezin worden door de ouders in woord en<br />

daad bijgebracht, waardoor het geweten van het kind ontwaakt<br />

en dat uiteindelijk (in de puberteit) leidt tot een innerlijk<br />

normenstelsel. Bij jonge kinderen is het geweten nog sterk<br />

afhankelijk van de mening van hun ouders. De betekenis die<br />

jonge kinderen hechten aan de goedkeuring of afkeuring van<br />

hun ouders bepaalt of ze wel of niet iets uitvoeren. Wanneer en<br />

peuter een ondeugend spelletje begint kan het voorkomen dat<br />

hij de ouderlijke terechtwijzing zelf al onder woorden brengt:<br />

“Mag je niet aankomen hoor!”. Ook kan de peuter via zijn spel<br />

laten merken dat hij bepaalde opvattingen van zijn ouders<br />

heeft meegekregen: “Stoute beer, je mag niet bijten”.Peuters<br />

vragen veelal nog niet naar de achterliggende gedachte van<br />

iets wat niet mag. Als papa of mama boos wordt is dat de reden<br />

om iets niet te doen.<br />

KLEUTERS<br />

Kleuters zijn al een stap verder in hun ontwikkeling. Die zijn er<br />

aan toe om ook al dingen te doen die los staan van hun eigen<br />

sensomotorische ervaringen. Het kind gaat onderscheid maken<br />

tussen wat bij de eigen persoon hoort en wat bij anderen hoort.<br />

Hierdoor kan het kind nadenken over zichzelf en over de<br />

situatie waarin het verkeert. Ze creëren daarmee hun eigen<br />

denk- en belevingswereld en vanuit die wereld vindt, mede<br />

door de reactie van de ouders hierop, de<br />

persoonlijkheidsontwikkeling plaats.<br />

Het denken blijft in eerste instantie nog wel prelogisch: de<br />

werkelijkheid wordt opgenomen in de eigen activiteiten van het<br />

kind en wordt geconstrueerd naar eigen model. Bijvoorbeeld:<br />

als de zon in het water zakt krijgen de vissen het warm of als je<br />

groeit, wie duwt je dan?.<br />

Daarnaast willen ze ook begrijpen wat ze zien en wat ze denken<br />

en worden de waarom en waartoe vragen belangrijk Het stellen<br />

van vragen, en daar ook antwoord op krijgen, draagt bij aan de<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

19<br />

kennis van de wereld, maar ook aan de denkontwikkeling.<br />

Soms is het voor volwassenen wel een beetje moeilijk om het<br />

juiste antwoord te geven, bijvoorbeeld: Wat zijn hersens?<br />

(antwoord: die zitten in je hoofd); Wat moet je daar mee doen?<br />

(antwoord: denken); Waarom zit het onder je haar? (antwoord:<br />

dat is lekker warm); Kunnen mensen die kaal zijn niet denken?<br />

(tja, wat moet er nu nog gezegd worden?)<br />

Alle vragen naar betekenissen, oorzaken, gevolgen en redenen<br />

van bestaan leveren het kind informatie op. Deze informatie<br />

moet verwerkt worden. Niet alles wordt meteen begrepen en<br />

vaak worden ook conclusies getrokken die voor de volwassenen<br />

niet logisch zijn: Een engel woont in Engeland; Ik kan niet<br />

verdrinken, want ik houd mijn mond dicht.<br />

De oriëntatie op de omgeving betekent nog niet dat de dingen<br />

die kinderen zien op dezelfde manier worden geïnterpreteerd<br />

als door volwassenen Het denken is daartoe nog onvoldoende<br />

ontwikkeld. Kinderen denken van uit zichzelf. De wereld wordt<br />

nog subjectief beschouwd, er is nog geen objectieve logica: Een<br />

bed dat in een andere kamer wordt gezet, is een ander bed;<br />

een werkje dat het eerste af is, is het gemakkelijkst; een auto<br />

die het eerste aankomt is het snelst, ongeacht de afgelegde<br />

afstand.<br />

In het denken van kinderen kunnen dieren ook praten en<br />

denken en kunnen dingen in de omgeving bezield zijn. Paul van<br />

Ostaijen heeft dit prachtig uitgedrukt in het gedicht:<br />

Marc groet ’s morgens de dingen:<br />

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem, ploem<br />

ploem,<br />

dag stoel naast de tafel,<br />

dag brood op de tafel,<br />

dag visserke vis met de pijp…<br />

en dag visserke vis met de pet…<br />

pet en pijp…<br />

van het visserke vis… , goeiendag,<br />

daa-ag vis,<br />

dag lieve vis,<br />

dag klein visselijn mijn.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

20


Wat betreft de waarden en normen gaan kleuters naar de<br />

achterliggende gedachte vragen: “Waarom mag dat niet?”,<br />

waarop de ouder dan kan antwoorden: “omdat dat gevaarlijk<br />

is”. Bij een volgende gelegenheid kan het kind dan zeggen :<br />

“Mag niet hè?, gevaarlijk!”<br />

Hoewel kinderen leren dat bepaalde dingen niet mogen of juist<br />

moeten, zullen ze zich er toch niet altijd aanhouden. Het is<br />

sterker dan zijzelf. Wanneer een vriendje iets van je afpakt, sla<br />

je toch terug.; wanneer je een stukje koek ziet liggen eet je het<br />

toch op.<br />

Wanneer kinderen op hun verkeerde gedrag worden<br />

aangesproken, kunnen ze in eerste instantie erg afwijzend<br />

reageren: ”ja, maar juf, hij begon!”; “die heb ik niet opgegeten<br />

dat heeft de hond gedaan”.<br />

Deze reactie is te verklaren vanuit het morele besef dat het<br />

kind weet dat het niet goed is wat er gebeurd is en dat hij dus<br />

eigenlijk een standje verdient. Annie M.G. Schmidt heeft in het<br />

gedicht : Ik ben lekker stout” op onnavolgbare wijze uitgedrukt<br />

hoe bij kleuters het besef van hoe hoort het eigenlijk? zich<br />

ontwikkelt en tegelijkertijd ook een spanning kan oproepen (“ik<br />

wil niet meer, ik wil niet meer, ik wil geen handjes geven, ik wil<br />

niet zeggen elke keer, jawel mevrouw, ja wel meneer…”).<br />

Het onderscheid leren tussen goed en kwaad of lief en stout<br />

kan ook bevorderd worden door het voorlezen van sprookjes of<br />

door het voorlezen van verhalen uit de kinderbijbel. Ze geven<br />

aanleiding om na te denken over allerlei levensvragen.<br />

VERSCHILLEN TUSSEN PEUTERS, KLEUTERS EN<br />

SCHOOLKINDEREN<br />

Bij peuters en kleuters gaat het om competentie gericht leren.<br />

Een competentie is een interne bekwaamheid om extern gedrag<br />

te vertonen dat voldoet aan een externe norm. De peuter- en<br />

kleutervermogens ten aanzien van sociaal-emotioneel<br />

welbevinden, taal, denken en motoriek moeten maximaal<br />

gestimuleerd worden, spelenderwijs, in interactie met de<br />

ouders, verzorgers en leerkracht. Hierdoor kan het kind de<br />

lichamelijke en psychische geschiktheid ontwikkelen om aan de<br />

leereisen en de sociale eisen die vanaf groep 3 gesteld worden<br />

te voldoen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

21<br />

De peuter- en kleutertijd brengen het drijfvermogen aan<br />

waarop het kind de schoolse vaardigheden moet gaan leren.<br />

Motoriek ontwikkelt zich door te bewegen. Taal en denken<br />

ontwikkelen zich door te converseren en vanuit het spel van het<br />

kind waarop de volwassene reflecteert. In de vroegkinderlijke<br />

ontwikkeling zijn er bij dezelfde stimulans van buitenaf grote<br />

tempoverschillen tussen kinderen, bepaald door rijping van het<br />

zenuwstelsel en genetische factoren.<br />

De spreiding voor de taalontwikkeling valt bijvoorbeeld af te<br />

lezen uit figuur 3 waarin is weergegeven wanneer 10%, 50%<br />

en 90% van de kinderen een bepaalde mijlpaal in de<br />

taalontwikkeling beheerst. Mijlpalen geven stadia aan in het<br />

normale taalverwervingsproces. De eerste woordjes komen<br />

tussen 9 en 18 maanden en een duidelijke uitspraak wordt<br />

bereikt tussen 5 en 7 jaar.<br />

Figuur 1. Mijlpalen in de taalontwikkeling gerelateerd aan de<br />

leeftijd.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

22


1.begrijpt opdrachtjes met twee woorden,<br />

2. kan één of meer lichaamsdelen aanwijzen;<br />

3. zegt ongeveer 10 woordjes;<br />

4. begrijpt zinnetjes met drie woorden;<br />

5. kan twee woordjes combineren;<br />

6. maakt zinnetjes met drie worden;<br />

7 maakt zinnetjes met vier worden;<br />

8. ongeveer de helft verstaanbaar;<br />

9. enkelvoudige zinnetjes . 4 woorden;.<br />

10. vertelt spontaan een verhaaltje;<br />

11. kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes;<br />

12. ongeveer drie kwart verstaanbaar;<br />

13. lange , ook samengestelde zinnen;<br />

(14. bijna alles te verstaan – niet in deze figuur).<br />

Extra activiteiten om het kind in een versnelling te brengen<br />

helpen vaak niet. De effecten van VVE zijn tot op heden ook<br />

nog onvoldoende aangetoond.<br />

Driessen & Doesborgh (2003): Wanneer er rekening wordt<br />

gehouden met sociaal-etnische achtergrondenkenmerken van<br />

leerlingen van groep 2 zijn er nauwelijks of geen verschillen<br />

tussen kinderen die wel en niet aan VVE activiteiten hebben<br />

deelgenomen. Eerder was dit ook al geconstateerd door<br />

Eldering (2002). Eleveld (2005) toonde aan dat de training van<br />

fonologische vaardigheden bij kleuters in groep 1 niet<br />

effectiever is ( of even ineffectief) dan bij kleuters in groep 2:<br />

bij beide groepen kinderen leidde het niet tot verbetering van<br />

leesgerelateerde vaardigheden in groep 3.<br />

Kortom, kleuters hebben geen specifieke training nodig, maar<br />

zijn gebaat bij een omgeving waar ze uitgedaagd worden om<br />

zichzelf te oefenen. Ingaan op vragen is ook van het<br />

allergrootste belang. Door vragen te stellen en daar antwoord<br />

op te krijgen, worden kinderen uitgeleid van hun eigen<br />

subjectieve en ook magische denkwereld naar een wereld met<br />

een meer objectieve logica. Daarom moeten we er serieus mee<br />

omgaan. Dit is niet in programma’s te vatten.<br />

Naast de taal die kinderen leren spreken is de sociale<br />

ontwikkeling, met daaraan gekoppeld de kennismaking met<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

23<br />

waarden en normen, eigenlijk het enige dat volledig van<br />

buitenaf kan worden aangebracht. Laten we de sociale vorming<br />

in deze periode dan ook belangrijker vinden dan de cognitieve.<br />

De sociaal-emotionele ontwikkeling start vanuit de<br />

mogelijkheid tot hechting.<br />

Het is belangrijk dat kinderen zich met één of meerdere<br />

volwassenen verbonden kunnen voelen. Door de liefde die zij<br />

ervaren, de zorg die ze krijgen en de manier waarop ze<br />

toegesproken worden (toon en luidheid) raken ze vertrouwd<br />

met een bepaalde manier van omgang en met bepaalde<br />

personen. Vooral de kwaliteit van de relatie tussen kind en<br />

volwassene is van groot belang. De kwaliteit wordt bepaald<br />

door de geborgenheid, de warmte en de één-op-één interacties<br />

met een vaste vertrouwde betrokken verzorgers. Ook zijn<br />

duidelijke regels van belang: wat mag wel en niet? Op basis<br />

van een goede hechting voelen kinderen zich geborgen en<br />

durven ze de wereld te gaan ontdekken. Ze doen dit dan vanuit<br />

vertrouwen. Naast de ouders spelen de crèche-, peuter- en<br />

kleuterleidsters een belangrijke rol in het hechtingsproces.<br />

Bovendien leert het kind verschil tussen thuis en niet-thuis en<br />

worden verschillende sociale ervaringen opgedaan.<br />

Vroege emotionele en sociale ervaringen blijken een neurale<br />

neerslag te hebben in het lymbische systeem dat centraal, diep<br />

in de hersenen ligt. Daarom zijn deze vroege ervaringen ook in<br />

hoge mate bepalend voor de uiteindelijke persoonsvorming. Dit<br />

geldt zowel voor positieve als voor negatieve ervaringen.<br />

Bijvoorbeeld bij affectieve verwaarlozing of misbruik op jonge<br />

leeftijd wordt de totale persoonlijkheid geschaad.<br />

We moeten ons op basis hiervan ook realiseren dat kinderen,<br />

die al vroeg te horen krijgen dat ze een achterstand hebben, uit<br />

een verkeerd milieu komen, niet goed genoeg zijn, extra<br />

aandacht nodig hebben, wel eens hele onzekere en faalangstige<br />

mensen zouden kunnen worden. In de cognitieve beoordeling<br />

wordt door jonge kinderen ook een moreel oordeel gevoeld.<br />

De sociaal-emotionele ontwikkeling kan niet geleerd worden,<br />

maar wordt afgeleid, door het kind zelf, vanuit de pedagogische<br />

omgang. Het geven van houvast in de omgang en de<br />

bevestiging van het bestaan van het kind zijn hierbij bepalend.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

24


Een kind dat na het opknappen van een klein karweitje stralend<br />

tegen de juf kan zeggen: “Jij bent zeker wel blij dat ik er ben”<br />

is een eind op de goede weg.<br />

1.3.3 CONCLUSIE<br />

Peuters en kleuters leren spontaan. Bij een zelfde stimulans<br />

van buiten zijn er grote tempoverschillen in de ontwikkeling die<br />

worden bepaald door de rijping van het zenuwstelsel.<br />

Extra stimulans brengt kinderen meestal niet in een versnelling.<br />

De invloed die ouders en leerkrachten hebben betreffen alleen<br />

de taal die wordt gesproken en de overdracht van waarden en<br />

normen.<br />

Vanaf groep 3 kan worden geleerd. Tot en met de puberteit is<br />

de overdracht van kennis van groot belang. Leerkrachten<br />

spelen daarbij een cruciale rol.<br />

LITERATUUR<br />

Blows, W.T. (2003). Child brain development. Nursing Times 99<br />

(17), 28-31.<br />

Goorhuis-Brouwer, S.M. (2005). Een stevig fundament. Over de<br />

vroegkinderlijke ontwikkeling en opvoeding, met een extra<br />

accent op de taalontwikkeling. Utrecht, De Tijdstroom.<br />

Goorhuis-Brouwer, Sieneke & Bas Levering (red.) (2006).<br />

Dolgedraaid. Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog<br />

kleuteren? Amsterdam, SWP.<br />

Luria, A.R. (973). The working Brain., London, Penquin.<br />

Neville, H.L. & Bavelier, D. (1998). Neural organization and<br />

plasticity of language. Current opinion in Neurobiology 8, 254-<br />

258.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

25<br />

2 Prof. dr. Louis Tavecchio<br />

2.1 Uit Oratie bij aanvaarding van het ambt<br />

van bijzonder hoogleraar<br />

Trends en nieuwe ontwikkelingen<br />

Veel landen in Europa worstelen nog steeds met het creëren<br />

van een coherent systeem voor kinderopvang, waarin de<br />

verschillende voorzieningen voor kinderen op elkaar en op het<br />

onderwijs afgestemd zijn. In Nederland ontwikkelt zich een<br />

trend naar verdergaande samenwerking tussen kinderopvang-<br />

en onderwijsvoorzieningen. Daarbij lijken (educatieve) doelen<br />

uit het onderwijs vaak het uitgangspunt voor samenwerking te<br />

vormen en voor een belangrijk deel de agenda te bepalen.<br />

Peuterspeelzalen krijgen via de Voor- en Vroegschoolse<br />

Educatie (VVE) steeds meer banden met het Onderwijs. Alle<br />

kinderen moeten optimale ontwikkelingsmogelijkheden krijgen<br />

en goed voorbereid naar school gaan. Vooral kinderen met een<br />

(onderwijs)achterstand kunnen zo ‘bijgespijkerd’ worden;<br />

kindercentra zouden met hun aanbod kunnen anticiperen op<br />

het (cognitieve) ontwikkelingsniveau van 4-jarigen in groep 1<br />

van de basisschool. Onderwijsinstellingen, pedagogische centra<br />

en onderwijsbegeleidingsdiensten spelen hierop in en<br />

ontwikkelen programma’s voor de voorschoolse periode.<br />

Kortom, de kinderopvang (mede) als context van<br />

achterstandsbestrijding en voorschoolse stimulering, waar het<br />

kind spelenderwijs ‘schoolrijp’ wordt gemaakt. Ook buiten- en<br />

naschoolse opvangcentra verkennen samen met basisscholen<br />

de mogelijkheden tot onderlinge afstemming en samenwerking<br />

in het kader van een geïntegreerd aanbod van onderwijs-,<br />

culturele- en vrijetijdsvoorzieningen. Hier is een populaire<br />

variant bekend geworden onder de naam ‘Brede School’.<br />

Binnen de kinderopvang bestaat de nodige scepsis ten aanzien<br />

van deze ontwikkelingen. Door een groot accent op cognitieve<br />

ontwikkeling zou de kinderopvang te veel het aureool van early<br />

childhood education krijgen en zou het spelend leren dat<br />

kenmerkend is voor kindercentra – en vooral de daar<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

26


aanwezige gerichtheid op sociale en emotionele aspecten van<br />

de ontwikkeling – in de verdrukking kunnen komen.<br />

Leseman (2002, p. 25) merkt op dat effecten van voor- en<br />

vroegschoolse centrumprogramma’s als Kaleidoscoop en<br />

Piramide op uitkomsten in het cognitieve en taaldomein, onder<br />

bepaalde uitvoeringscondities, medium tot sterk kunnen zijn.<br />

Tegelijkertijd blijkt uit recent Nederlands onderzoek dat de<br />

effecten op de sociaal-emotionele ontwikkeling zwak tot<br />

verwaarloosbaar zijn. Als mogelijke oorzaak noemt hij een<br />

gebrek aan eenduidigheid van het begrip ‘sociaal-emotionele<br />

ontwikkeling’ en daaraan verwante begrippen als empathie,<br />

sociale competentie,werkhouding, zelfregulatie, zelfvertrouwen<br />

e.d., die lastig te operationaliseren zijn. Een andere mogelijke<br />

oorzaak, aldus Leseman, is de aard van voor- en vroegschoolse<br />

programma’s zelf, met hun dominante oriëntatie op cognitieve<br />

doelen (cursivering van mij, L.T.). Ik ben, dat spreekt voor<br />

zich, geen tegenstander van voorschoolse<br />

stimuleringsprogramma’s gericht op het voorkomen of opheffen<br />

van ontwikkelingsachterstanden. Dat geldt voor ‘Instapje’,<br />

‘Opstapje’, ‘Opstapje opnieuw’ (overigens ook hier zijn de<br />

vaders, alweer,de grote afwezigen!). En dat geldt evenzeer<br />

voor Kaleidoscoop of Piramide. Maar het zijn inderdaad op de<br />

eerste plaats programma’s voor cognitieve en taalontwikkeling,<br />

uit te voeren op de peuterspeelzaal als ‘overgangsmilieu’ tussen<br />

consultatiebureau en basisschool. Ik zou het echter als een<br />

reuzenstap voorwaarts beschouwen wanneer de sociaalemotionele<br />

ontwikkeling en de sociale competentie nu eens als<br />

belangrijke, wie weet belangrijkste doelstellingen zouden<br />

worden geformuleerd, vanuit de erkenning en het inzicht dat<br />

het om meer zou kunnen gaan dan alleen<br />

onderwijsachterstand, wellicht om een veel bredere<br />

ontwikkelingsachterstand.<br />

We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan achterstand in sociaalemotioneel<br />

gedrag, waarbij het gaat om elementaire zaken als:<br />

hoe gedraag je je in een groepscontext, kun je even op je<br />

stoeltje blijven zitten en luisteren naar de juf, kun je<br />

samenwerken met andere kinderen (vgl. van Tuijl, 2001). Ik<br />

pleit er dan ook voor het accent binnen de bestaande methoden<br />

te verleggen naar brede ontwikkelingsdoelen, ofwel sociale en<br />

sociaal-emotionele, naast cognitieve, in een nevengeschikte en<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

27<br />

niet in een ondergeschikte positie (in de trant van: ‘ja hoor,<br />

daar doen we ook wat aan’).<br />

En, ten slotte, waar gedurende al die jaren de pedagogische<br />

aspecten van de voorschoolse kinderopvang alle aandacht<br />

hebben opgeëist, is het nu de beurt aan de buitenschoolse en<br />

de naschoolse opvang. Kinderen worden nu eenmaal ook ouder<br />

dan 4 jaar en de pedagogische reflectie op hetgeen we ze dan<br />

na schooltijd te bieden hebben, heeft te lang op zich laten<br />

wachten. Misschien moeten we daarvoor te rade gaan bij de<br />

‘fritidspedagogen’ van de buitenschoolse opvang – veelal<br />

aangeduid als ‘Fritids Klubb’ – in Zweden, en natuurlijk moeten<br />

we de deskundigen in eigen land ook niet vergeten (Meijvogel,<br />

1996; Schreuder & Meijvogel, 1998).Ook elders zijn aanzetten<br />

te bespeuren tot serieus, fundamenteel onderzoek (Pettit e.a.,<br />

1997; Belle, 1999).<br />

Of het nu voorschoolse of buitenschoolse opvang betreft, het<br />

formuleren en realiseren van kindgerichte doelen, zoals het<br />

bieden van een veilige en warme omgeving, het bevorderen<br />

van de persoonlijke en sociale competentie en het aanbieden<br />

van stimulerende ervaringen (vgl. Riksen-Walraven, 2000)<br />

dient centraal te (blijven) staan. Het uitwerken van de daaraan<br />

inherente opvoedkundige inhoud is een geweldige klus die nog<br />

grotendeels geklaard moet worden. Met andere woorden: hier<br />

ligt bij uitstek een sleutelrol voor de pedagogiek, als<br />

fundamentele discipline én als toegepaste<br />

(handelings)wetenschap.<br />

Als publicatie is de oratie niet meer verkrijgbaar, maar is wel te<br />

downloaden via<br />

http://www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=905629<br />

2498<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

28


2.2 ‘Een doordachte visie op kinderopvang<br />

ontbreekt’<br />

‘Kinderopvang in Nederland is vlees noch vis in<br />

pedagogische zin,’ vindt Louis Tavecchio, hoogleraar<br />

kinderopvang. De opleiding van leidsters moet verbeterd<br />

worden. Daarnaast moeten vrouwen het voortouw nemen<br />

om de opvoedingscultuur te veranderen. ‘Als zij zich daar<br />

niet voor inzetten, zal niemand anders dat doen.’<br />

door Carolien Stam<br />

‘We weten in Nederland niet wat we met kinderopvang aan<br />

moeten,’ meent hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio. ‘We<br />

vinden eigenlijk dat kinderen bij moeder thuis het beste zijn<br />

ondergebracht. Het politieke beleid is halfslachtig; wel vrouwen<br />

naar de arbeidsmarkt lokken, maar we gaan het niet hebben<br />

over de pedagogische kwaliteit van kinderopvang. Die<br />

halfslachtige invulling is mede oorzaak van de achtergebleven<br />

kwaliteitsbeoordeling in de kinderopvang.’<br />

Volgens Tavecchio is er in de opleiding voor leidsters te weinig<br />

aandacht voor pedagogische kwaliteiten, ‘terwijl deze wel zo<br />

belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het kind.’<br />

Gerommel<br />

Volgens een recent onderzoek van het Nederlands Consortium<br />

Kinderopvang Onderzoek, waar Tavecchio één van de<br />

onderzoekers is, scoren de onderzochte kindercentra<br />

onvoldoende op gebieden als gezondheid, hygiëne, fysieke<br />

veiligheid en aanwezigheid en toegankelijkheid van<br />

ontwikkelingsmateriaal. Over de oorzaken zou Tavecchio<br />

moeten speculeren: ‘We hebben er geen onderzoek naar<br />

gedaan.’<br />

Ideeën heeft hij er wel over: de explosieve groei van de<br />

kinderopvang, het gebrek aan een doordachte visie op<br />

kinderopvang en achterhaalde opleidingseisen.<br />

Ook stemt hem de terugloop van aanmeldingen van kinderen -<br />

vorig jaar tijdelijk met tien procent - niet optimistisch: ‘Men<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

29<br />

experimenteert op dit moment met de inzet van leidsters op<br />

verticale groepen in het kader van ‘open deurenbeleid’, waarbij<br />

kinderen zelf tussen groepen kunnen switchen. En wat gebeurt<br />

er als groepen samengevoegd moeten worden omdat ze niet<br />

vol komen? Ik hoor mensen uit de sector al fluisteren dat de<br />

visie, waarbij het belang van het kind vooropgesteld wordt,<br />

losgelaten moet worden, “omdat het niet anders kan”. Mijn<br />

angst is dat onder het mom van “pedagogische” overwegingen<br />

met de kwaliteit van de begeleiding wordt gerommeld.’<br />

Er zijn wel regels - ‘gelukkig wel’ - over kwaliteitseisen,<br />

vastgelegd in een convenant tussen de MO-groep, de<br />

brancheorganisatie Kinderopvang en de belangenvereniging van<br />

ouders. In weerwil van de politieke stemming bij de<br />

behandeling van de Wet kinderopvang, die oorspronkelijk Wet<br />

Basisvoorziening Kinderopvang zou heten. ‘Die B van<br />

basisvoorziening is er niet voor niets tussenuit gevallen,’<br />

schampert de hoogleraar. ‘De regels voor de groepsgrootte en<br />

leidster-kind-ratio staan in de cao. In de cao nota bene, die elk<br />

jaar veranderd kan worden. Dat soort regels moet toch gewoon<br />

structureel zijn en van overheidswege vastgelegd worden? Het<br />

gaat wel over de opvoeding van kinderen. Maar daar wil de<br />

politiek nog steeds geen verantwoordelijkheid voor nemen.’<br />

Waar zeker méér nadruk op gelegd moet worden, volgens<br />

Tavecchio -ik weet dat de sector niet op dit soort geluiden zit te<br />

wachten- is de kwaliteit van de opleiding voor groepsleidster<br />

kinderopvang. Nu bestaat die opleiding uit een specialisatie van<br />

ongeveer een jaar in de driejarige algemene zorgopleiding tot<br />

sociaal pedagogisch werker. ‘Gemiddeld 25 procent gaat<br />

specifiek over kinderopvang en binnen dat percentage wordt<br />

vaak maar een klein deel gewijd aan de ontwikkeling van<br />

kinderen. Met die bagage moet zo’n jonge vrouw van negentien<br />

jaar op volwassen wijze andermans kinderen kunnen<br />

opvoeden.’<br />

Tavecchio vindt dat de opleiding tot leidster kwalitatieve<br />

opwaardering behoeft. Hij vergelijkt de situatie in Nederland<br />

met het kinderopvangsysteem in Scandinavië. Daar zijn de<br />

leidsters - en overigens ook mannelijke groepsleiders - hboopgeleid.<br />

Heel goed te verdedigen, de focus van kinderopvang<br />

dient gericht te zijn op de ontwikkeling van kinderen, betoogt<br />

de hoogleraar. ‘De vraag hoe je kinderen in toom kunt houden<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

30


als ze aan tafel zitten, is een heel andere dan kinderen<br />

betrekken bij hun spel en hun cognitieve en sociaal-emotionele<br />

mogelijkheden stimuleren. “Dat doen ouders thuis ook niet”,<br />

krijg ik dan vaak te horen. Misschien niet, maar je bent<br />

professional, dus is die pedagogische aanpak ook jouw taak.’<br />

Baby’s en peuters zijn voor hun ontwikkeling beter af bij hun<br />

moeder. Dat is de uitkomst van een recent onderzoek naar<br />

kinderopvang in Engeland, onder leiding van de<br />

gerenommeerde onderzoekster Penelope Leach. Vanaf 1998<br />

heeft ze 1200 kinderen vanaf drie maanden en hun familieleden<br />

gevolgd. De onderzoekers van het NCKO, onder wie Louis<br />

Tavecchio, gaan een dergelijk onderzoek, zij het in<br />

aanmerkelijk bescheidener vorm, doen de komende jaren.<br />

Komen zij tot dezelfde conclusie?<br />

‘Ik heb het onderzoek opgevraagd en ben er erg nieuwsgierig<br />

naar. De vraag is ook onder welke gezinnen gemeten is. In de<br />

kwaliteit van gezinsopvoeding bestaan ook grote verschillen.<br />

Als de gezinsopvoeding goed is, zou ik zeggen: “Denk er goed<br />

over na of je je kind wel vóór het eerste levensjaar naar de<br />

kinderopvang wilt brengen”. Zelfs in Scandinavië, met<br />

uitstekende faciliteiten, is het beleid om baby’s zoveel mogelijk<br />

thuis te houden. Moeders én vaders krijgen de mogelijkheid en<br />

worden gestimuleerd uitgebreid verlof op te nemen. Dat moet<br />

je eens in Nederland proberen.’<br />

Emanciperen<br />

Sinds enkele maanden doet zich in Nederland een nieuw -<br />

buiten de bestaande brede schoolprojecten - fenomeen voor:<br />

kinderopvang door de school. De buitenschoolse opvang kon<br />

zich - ook pedagogisch - tot nu toe op zeer weinig aandacht<br />

verheugen. Tavecchio is juist om die reden ook erg blij met die<br />

politieke ommezwaai. Dat moet niet betekenen dat ‘De<br />

schooltafels aan de kant worden geschoven en posters aan de<br />

muur worden geplakt en klaar is Kees’ Er zijn multifunctionele<br />

gebouwen nodig, creatieve vorming, sportmogelijkheden,<br />

benadrukt Tavecchio. ‘Als ik zie hoe scholen het overblijven nu<br />

regelen, word ik niet blij. Het is vaak volledig ondoordacht en<br />

een zootje.’<br />

Belangrijk voor goede opvang op school is volgens Tavecchio de<br />

gelijkwaardige samenwerking tussen onderwijs en opvang,<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

31<br />

tussen leraren en kinderopvangleidsters. ‘Het moet niet een<br />

scenario worden van de leraren, bij wie de bso-leidsters mogen<br />

aanschuiven om te luisteren hoe het moet.’<br />

Scholen zullen meteen roepen dat ze niet de financiële<br />

mogelijkheden hebben. Volgens Louis Tavecchio is dat niet de<br />

grootste hobbel. Er komen per 1 januari 2007 een paar leuke<br />

pilots waarvan men kan leren. Het gaat volgens hem allemaal<br />

tenminste tien jaar duren en kost tenminste vele honderden<br />

miljoenen euro’s.<br />

Maar wat veel moeilijker zal worden, zo vreest Tavecchio, is de<br />

culturele omslag: ‘We moeten echt af van het idee dat goede<br />

opvoeding alleen in het gezin plaatsvindt. Daar zullen de<br />

vrouwen zelf als eersten het voortouw in moeten nemen. Zij<br />

moeten verder emanciperen, de zorg voor kinderen ook uit<br />

handen willen geven en meer zorgtaken aan mannen<br />

overdragen. Als je naar het hoge percentage parttime<br />

werkende vrouwen kijkt, krijg ik wel eens de indruk dat veel<br />

vrouwen drie dagen werken en vier dagen zorgen de meest<br />

ideale verdeling vinden. Maar die vrouwen moeten op de stoep<br />

gaan staan en eisen dat de school verantwoorde, professionele<br />

kinderopvang organiseert of laat organiseren. Als zij zich daar<br />

niet voor inzetten, zal niemand anders dat doen.’<br />

Bron: www.zorgwelzijn.nl gepubliceerd op 4 januari 2006<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

32


2.3 GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING<br />

De emancipatie van een uniek opvoedingsmilieu<br />

Prof. dr. Louis Tavecchio Universiteit van Amsterdam<br />

Uit de presentatie 12 oktober 2006 Tilburg<br />

KERNVRAAG VOOR PEDAGOGISCHE KWALITEIT<br />

Staan Kindgerichte Doelen Centraal?<br />

DE VIER PEDAGOGISCHE BASISDOELEN:<br />

1. Veilige en warme omgeving<br />

2. Persoonlijke competentie<br />

3. Sociale competentie<br />

4. Socialisatie: aanbieden van regels, normen en waarden,<br />

‘cultuur’<br />

NCKO-Kwaliteitsmodel:<br />

STRUCTURELE KENMERKEN<br />

• Pedagogisch beleid<br />

• Ruimte, inrichting, materialen<br />

• Programma<br />

• Opleiding/training leidsters<br />

• Pedagogische ondersteuning<br />

• Voorzieningen voor leidsters<br />

• Leidster stabiliteit<br />

• Leidster-kind ratio<br />

• Groepsgrootte<br />

• Groepsstabiliteit<br />

Het Kwaliteitsmodel van het NCKO (Nederlands Consortium<br />

Kinderopvang Onderzoek)<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

KINDERDAGVERBLIJF<br />

33<br />

PROCESKWALITEIT<br />

Materiële omgeving<br />

LEIDSTER<br />

Andere<br />

OUDERS<br />

Leidstervaardigheden<br />

KIND<br />

Welbevinden<br />

Betrokkenheid<br />

Leidstervaardigheden:<br />

1. Sensitieve responsiviteit<br />

2. Respect voor de autonomie<br />

3. Structureren en grenzen stellen<br />

4. Praten en uitleggen<br />

5. Ontwikkelingsstimulering<br />

6. Begeleiden van interacties tussen kinderen<br />

Kindvariabelen:<br />

Betrokkenheid: Mate waarin kinderen gericht zijn op activiteit,<br />

concentratie, inzet van energie, persistentie en complexiteit<br />

Welbevinden: Mate waarin kinderen zich veilig voelen, op hun<br />

gemak, en plezier beleven aan activiteiten en interacties<br />

PEDAGOGISCHE KWALITEIT<br />

Is de optelsom van Structurele Kwaliteit en ProcesKwaliteit<br />

Pedagogische Kwaliteit bevordert welbevinden en ontwikkeling<br />

kind<br />

Opvoeding buiten het gezin:<br />

Een ontwikkelingsgerichte visie<br />

Voorbeeld: De peuterleeftijd<br />

Perspectief vanuit microniveau<br />

Dat betekent dat vooral wordt gekeken naar de ervaringen<br />

van het kind<br />

Hoe het zich voelt (‘welbevinden’)<br />

Hoe de (pedagogische) relatie en interactie met de leidster is<br />

Wat er nu precies gebeurt in het ‘primaire proces’ (de<br />

opvoeding in engere zin)<br />

N.B.: Beslissingen worden over het algemeen genomen op<br />

meso- of macroniveau!<br />

Ontwikkelingsopgaven in de peuterperiode (2.5-4 jaar) *<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

34


Kern: Sociale competentie<br />

* Uit: D. van den Boom (1999): Ouders op de voorgrond: Een educatieve lijn<br />

voor 0-18 jarigen. Utrecht: Sardes.<br />

Sociale domein<br />

aandacht van volwassenen trekken en vasthouden<br />

volwassenen als hulpbronnen gebruiken<br />

affectie uitdrukken en milde vijandigheid<br />

rollenspel<br />

Gedrag<br />

effectief begrijpen en communiceren<br />

complexe problemen oplossen, inclusief het zoeken van<br />

materiaal om iets te maken<br />

zelfcontrole bij afwezigheid van externe beperkingen<br />

vermogen activiteit te plannen en voor te bereiden<br />

vermogen om nieuwe objecten en situaties systematisch te<br />

exploreren.<br />

Centrale ontwikkelingsopgaven<br />

Constructief omgaan met leeftijdgenoten<br />

Representationele vaardigheden<br />

(d.w.z. zich een voorstelling van iets kunnen maken)<br />

Internaliseren van maatschappelijke eisen (belangrijk begin)<br />

Sekserol identificatie, ontwikkeling sekse-identiteit<br />

Centrale opvoedingsopgaven<br />

Positief en bevestigend omgaan met kind<br />

Sensitief zijn voor cognitieve niveau kind<br />

Soepel omgaan met ambiguïteit kind<br />

Disciplinering (liefst inductief!)<br />

Seksespecifieke benadering<br />

Algemeen: Denk aan de trits ‘interesse-motivatiebetrokkenheid’!<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

35<br />

Rol professionele opvoeder<br />

Transfer (overdracht) van het responsiviteitsmodel van de<br />

leidster naar leeftijdsgenoten<br />

Responsiviteit: gekenmerkt door inmenging in interacties<br />

met leeftijdgenoten, wanneer daar expliciet om gevraagd<br />

wordt zonder onnodige interferentie<br />

Regulering van gedrag d.m.v. inductie bevordert sociale<br />

cognitie en leidt tot internalisatie van morele normen<br />

Mogelijkheid: bevorderen van multicultural awareness bij<br />

deze leergierige en onbevooroordeelde kinderen<br />

Nieuwe <strong>Kindercentra</strong> (0 – 6)<br />

Zowel hele dagopvang als enkele dagdelen per week spelen<br />

Bieden goede ontwikkelingsbasis door ruimte te geven om<br />

gezamenlijk te spelen en op te groeien in eigen wijk<br />

Maar ook ontwikkelingsstimulering en (vroegtijdige)<br />

signalering van ontwikkelings- en opvoedingsproblemen<br />

Komen in de plaats van de huidige kinderdagverblijven en<br />

peuterspeelzalen en verenigen de functie van<br />

peuterspeelzaal en kinderdagverblijf<br />

Combinatie van (sterke) punten uit beide werksoorten<br />

Stimulering van sociaal-emotionele ontwikkeling (KO) en<br />

cognitieve ontwikkeling (PSZ)<br />

Opleiding/professionalisering (KO) en<br />

motivatie/betrokkenheid (PSZ)<br />

Planmatig handelen (PSZ/VVE) en ‘kindvolgende’ benadering<br />

(KO)<br />

Centraal: Perspectief van het kind<br />

Kind verdient het om optimale ontwikkelingskansen te<br />

krijgen<br />

In welke (opvoedings)context dan ook<br />

Voor kind volstrekt irrelevant of dat peuterspeelzaal,<br />

kinderopvang, crèche, zorgcentrum, dagarrangement of<br />

gezin heet<br />

GEEN OPVANG, MAAR OPVOEDING<br />

De emancipatie van een uniek opvoedingsmilieu<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

36


3 Voorbeelden uit het buitenland<br />

Ver van ons bed?<br />

Serv Vinders<br />

Het gras is niet altijd groener<br />

Nederland is niet meer het lelijk eendje van Europa<br />

Er valt veel te zien, te halen en te leren in Nederland<br />

Niet alles – ook al is het aansprekend – kan zo maar worden<br />

“overgeplant”<br />

Nederland is bijzonder omdat:<br />

Kinderopvang primair arbeidsmarktinstrument is<br />

Deeltijd opvang met deeltijd groepsleid(st)ers<br />

Verschil peuterspeelzaal - kinderopvang<br />

Kinderopvang altijd second best<br />

Babies al jong naar Kinderopvang<br />

Andere leeftijd start basisschool<br />

Ontwikkelingen in Nederland<br />

Initiatiefwet Hamer<br />

Motie Algemene Beschouwingen<br />

Verkiezingsprogramma’s<br />

Motie van Aartsen / Bos<br />

Subsidie voor ontwikkelen curriculum<br />

Ontwikkelingen buitenland<br />

Kinderopvang in veel landen groeisector<br />

Toenemende aandacht voor integratie en rol in voorkomen<br />

van achterstanden<br />

Integratie met andere voorzieningen (integrated services)<br />

Integratie school en BSO in school/ schoolorganisatie<br />

Pedagogische discussie langs lijnen curricula en afstemming<br />

beroep leraar/ leidster kinderopvang<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

37<br />

Voorbeelden uit het buitenland:<br />

Wrap around school in het Verenigd Koninkrijk Engeland<br />

Sure Start programma/ Head Start<br />

Taaltest in Duitsland<br />

Ganztagschulen in Duitsland<br />

Uitbreidingsprogramma’s in Engeland en Duitsland<br />

Bildungsprogram/ Laereplan<br />

Ervaringen uit buitenland<br />

Langdurig proces<br />

Start met visie<br />

Overheid/ politiek primaat bij keuze<br />

Kost (investeringen) gaat voor de baat (exploitatiekosten) uit<br />

Kwaliteit opvang sleutel tot erkenning van ouders<br />

Persoonlijke Conclusies<br />

Ontwikkelingen in Europa zijn vergelijkbaar<br />

We groeien naar elkaar toe<br />

Maar geen eenheidsworst<br />

Persoonlijke wensen:<br />

Langer ouderschapsverlof/ geen baby’s in dagopvang.<br />

Bredere functie dan arbeidsmarktinstrument.<br />

Voorkomen zwart-wit: daarom samenwerking<br />

kinderopvang-peuterspeelzaal. Er zijn veel meer<br />

overeenkomsten dan verschillen.<br />

Eerder later dan eerder schools. Dit betekent niet dat<br />

educatie pas bij 6 jaar start.<br />

Landen met beste resultaten in basisonderwijs in Europa<br />

starten pas met 6 jaar.<br />

Betere opleidingen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

38


3.1 UK: Sure Start<br />

What Sure Start is here to do<br />

Sure Start is a Government programme which aims to achieve<br />

better outcomes for children, parents and communities by:<br />

increasing the availability of childcare for all children<br />

improving health and emotional development for young<br />

children<br />

supporting parents as parents and in their aspirations towards<br />

employment.<br />

How will we achieve our aims?<br />

We will achieve our aims by:<br />

helping services development in disadvantaged areas<br />

alongside financial help for parents to afford childcare<br />

rolling out the principles driving the Sure Start approach to all<br />

services for children and parents.<br />

What we do<br />

Sure Start is the Government’s programme to deliver the best<br />

start in life for every child by bringing together early education,<br />

childcare, health and family support.<br />

Responsibility for delivering Sure Start rests in the Sure Start,<br />

Extended Schools and Childcare Group within the Department<br />

for Education and Skills<br />

Sure Start covers a wide range of programmes both universal<br />

and those targeted on particular local areas or disadvantaged<br />

groups within England.<br />

Integrated Early Years Services<br />

For some time we have been encouraging the delivery of<br />

childcare alongside early education and other health and family<br />

services.<br />

Sure Start Children’s Centres<br />

Sure Start Children’s Centres will build on existing successful<br />

initiatives like Sure Start Local Programmes, Neighbourhood<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

39<br />

Nurseries and Early Excellence Centres, and bring high quality<br />

integrated early years services to the heart of communities.<br />

There will be a network of up to 2,500 children’s centres by<br />

2008, and all the young children and their families in the most<br />

disadvantaged areas will have access to one.<br />

Then by 2010 there will be 3,500 - so every family has easy<br />

access to high quality integrated services in their community<br />

and the benefits of Sure Start can be felt nationwide. For more<br />

information see our Children’s Centres section.<br />

Sure Start Local Programmes<br />

Sure Start Local Programmes offer a range of early learning,<br />

health and family services to some 400,000 children living in<br />

disadvantaged areas - including 30% of under 4s living in<br />

poverty. For more information see Sure Start local<br />

programmes.<br />

Early Education<br />

All 3 and 4 year olds are now guaranteed a free, part time<br />

(12½ hours per week), early education place. There are over<br />

37,000 settings delivering free, Government funded, early<br />

education in the maintained, private, voluntary and<br />

independent sectors. Early Education Places<br />

For more on raising the quality of learning and development<br />

opportunities for children from birth to five years, and giving<br />

children the best possible start to their learning journey see<br />

Birth to Three Matters Framework and Foundation Stage<br />

Childcare<br />

At December 2005, the stock of registered childcare stood at<br />

more than 1.23 million places (over 90% more than the 1997<br />

level). See Looking for Childcare for more information on<br />

childcare options.<br />

There will be a childcare place for all children aged between 3<br />

and 14, between the hours of 8am to 6pm each weekday by<br />

2010, when there will be over 2 million sustainable childcare<br />

places for children up to 14. For more information see Extended<br />

Schools<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

40


Our principles<br />

The Sure Start, Extended Schools and Families Group supports<br />

families from pregnancy right through until children are 14,<br />

including those with special educational needs for those with<br />

disabilities up to age 16. The guiding principles, drawing on<br />

best practice in early education, childcare and Sure Start local<br />

programmes, are:<br />

1. Working with parents and children<br />

Every family should get access to a range of services that will<br />

deliver better outcomes for both children and parents, meeting<br />

their needs and stretching their aspirations.<br />

2. Services for everyone<br />

But not the same service for everyone. Families have distinctly<br />

different needs, both between different families, in different<br />

locations and across time in the same family. Services should<br />

recognise and respond to these varying needs.<br />

3. Flexible at point of delivery<br />

All services should be designed to encourage access. For<br />

example, opening hours, location, transport issues and care for<br />

other children in the family need to be considered. Where<br />

possible we must enable families to get the health and family<br />

support services they need through a single point of contact.<br />

4. Starting very early<br />

Services for young children and parents should start at the first<br />

antenatal visit. This means not only advice on health in<br />

pregnancy, but preparation for parenthood, decisions about<br />

returning to work (or indeed, starting to work) after the birth,<br />

advice on childcare options and on support services available.<br />

5. Respectful and transparent<br />

Services should be customer driven, whether or not the service<br />

is free.<br />

6. Community driven and professionally coordinated<br />

All professionals with an interest in children and families should<br />

be sharing expertise and listening to local people on service<br />

priorities. This should be done through consultation and by day<br />

to day listening to parents.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

41<br />

7. Outcome driven<br />

All services for children and parents need to have as their core<br />

purpose better outcomes for children. The Government needs<br />

to acknowledge this by reducing bureaucracy and simplifying<br />

funding to ensure a joined up approach with partners.<br />

Sure Start & the Govt<br />

Sure Start, Extended Schools and Childcare Group is part of the<br />

Children, Young People and Families Directorate of the<br />

Department for Education and Skills.<br />

Beverley Hughes is Minister for Children, Young People and<br />

Families with responsibility for Sure Start, on which she reports<br />

jointly to Alan Johnson, Secretary of State for Education and<br />

Skills, and John Hutton, the Secretary of State for Work and<br />

Pensions.<br />

Sheila Scales is the Director of Sure Start, Extended Schools<br />

and Childcare Group. It has a headquarters based in London<br />

and a regional structure with teams based in each of the nine<br />

Government Offices for the Regions.<br />

Who we work with<br />

Sure Start, Extended Schools and Childcare Group works with<br />

local authorities, Primary Care Trusts, Jobcentre Plus, local<br />

communities, public agencies and voluntary and private sector<br />

organisations. It aims to ensure delivery of free early education<br />

for all three- and four-year-olds; affordable, quality childcare<br />

and after-school activities in every area; and children’s centres<br />

and health and family support, particularly in disadvantaged<br />

areas where they are most needed. It works with parents to<br />

build aspirations for employment and for their children’s<br />

education.<br />

The policies and programmes of Sure Start apply in England<br />

only. Responsibility for early education and childcare in<br />

Scotland, Wales and Northern Ireland rests with the devolved<br />

administrations.<br />

Bron: www.surestart.co.uk<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

42


4 Project <strong>Kindercentra</strong> Zorg en<br />

Ontwikkeling: gemengd werken doe<br />

je zo:<br />

Het pedagogisch kookboek<br />

Inleiding<br />

Kinderstad streeft naar integratie van peuterspeelzalen en<br />

kinderdagverblijven en zet zich in voor de oprichting van<br />

<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling, waar kinderopvang en<br />

peuterspeelzaalwerk zoveel mogelijk ook fysiek worden<br />

samengebracht. Deze centra voorkomen een verdere<br />

segregatie in de samenleving en de specifieke deskundigheid<br />

vanuit de beide werksoorten wordt breed ingezet zodat alle<br />

kinderen van 0 tot 4 jaar, die onze kindercentra bezoeken,<br />

voldoende ontwikkelingskansen, uitdaging en verrijking wordt<br />

geboden.<br />

Om integratie te ondersteunen heeft Kinderstad een subsidie<br />

aangevraagd bij het agentschap SZW voor het project<br />

“<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling: gemengd werken doe<br />

je zo”. In augustus 2006 hebben we een partiele toekenning<br />

ontvangen.<br />

Het project pedagogisch kookboek, zoals nu voor u ligt, is de<br />

inhoudelijke uitwerking van de subsidieaanvraag.<br />

Kinderstad wil via het project pedagogisch kookboek de<br />

kwaliteit van de kinderopvang verder verhogen. Naast een<br />

emotioneel veilige omgeving voor kinderen willen we hen een<br />

verrijkende en uitdagende omgeving aanbieden. Dit omdat:<br />

• Kinderopvang de plek is waar ontwikkelingsgericht gewerkt<br />

kan worden wat de ontplooiingsmogelijkheden voor alle<br />

kinderen vergroot;<br />

• Kinderopvang is de plek om vroegtijdig achterstanden te<br />

signaleren en kinderen te stimuleren in hun<br />

(taal)ontwikkeling;<br />

• Het biedt kindercentra de mogelijkheid om een<br />

centrumgerichte aanpak te ontwikkelen in KC voor Zorg en<br />

Ontwikkeling (integratie KO/PSZ/CKO)<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

43<br />

• Kinderopvang de plek is waar steeds meer kinderen met<br />

gedrags- of ontwikkelingsproblemen komen;<br />

• Er binnen Kinderstad al ontwikkelingsgericht gewerkt<br />

wordt via Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) op<br />

peuterspeelzalen en de cursistenkinderopvang (CKO). De<br />

ervaringen van deze projecten bieden de kans om het<br />

ontwikkelingsgericht werken te verbreden naar andere<br />

kindercentra en vormen de basis voor het pedagogisch<br />

kookboek;<br />

• Gestructureerde werkmethoden zijn resultaatgericht en<br />

planmatig van opzet. Er worden vooraf doelen gesteld en<br />

activiteiten voorbereid. De resultaten zijn zichtbaar. Uit<br />

ervaringen van VVE-peuterspeelzalen en CKO’s blijkt dat<br />

planmatig werken het werkplezier van groepsleiding<br />

vergroot.<br />

• Er een doorgaande lijn ontwikkelingsgericht werken<br />

ontstaat tussen kinderdagverblijf, peuterspeelzaal,<br />

basisschool en buitenschoolse opvang. Dit houdt in dat de<br />

samenwerking tussen de werksoorten wordt versterkt;<br />

• Integratie van voorzieningen van peuterspeelzaalwerk en<br />

kinderdagverblijf voorkomt een vroegtijdige segregatie van<br />

kinderen;<br />

• Uit onderzoek blijkt dat de kinderopvang nog teveel gericht<br />

is op de opvang en verzorging van kinderen. Hierdoor<br />

blijven er kansen liggen om juist de ontwikkeling te<br />

stimuleren. Uit onderzoeken blijkt dat de inzet van VVEprogramma’s<br />

succesvol zijn en een positieve invloed<br />

hebben op de ontwikkeling van kinderen;<br />

• Ook voor kinderen in de BSO is een versterking van de<br />

kwaliteit van belang. Kinderen hebben minder speelruimte<br />

en speelmogelijkheden dan vroeger. Ouders hebben niet<br />

altijd de tijd en het organisatievermogen om<br />

buitenschoolse activiteiten voor kinderen te regelen die in<br />

het belang van hun ontwikkeling zijn.<br />

Kinderopvang in Nederland wordt nog teveel gezien als een<br />

arbeidsmarktinstrument. Hierdoor blijven kansen liggen om de<br />

kwaliteit van de kinderopvang te versterken in het belang van<br />

het kind. Kinderopvang kan een positieve bijdrage leveren aan<br />

de ontwikkeling van kinderen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

44


Kinderstad gaat de uitdaging aan om met het pedagogisch<br />

kookboek als instrument de ontwikkeling van alle kinderen van<br />

0 tot 6 jaar die onze kindercentra bezoeken te stimuleren en<br />

om groepsleiding te ondersteunen in het methodisch werken.<br />

In dit projectplan vindt u een uitwerking van de<br />

uitgangspunten, de doelstelling, de projectfasen en de kosten<br />

van het project pedagogisch kookboek.<br />

4.1 Uitgangspunten<br />

In dit project hanteren we een aantal uitgangspunten zoals<br />

deze zijn opgenomen in het algemeen en het pedagogisch<br />

beleid van Kinderstad. Daarnaast gaan we uit van de wettelijke<br />

kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang.<br />

4.1.1 Kinderstad algemeen<br />

Kinderstad is een grote en professionele kinderopvangorganisatie<br />

in Tilburg en Waalre met:<br />

• 19 kinderdagverblijven voor dagopvang van kinderen<br />

tussen de 0 en 4 jaar<br />

• 22 centra voor buitenschoolse opvang, voor schoolgaande<br />

kinderen van 4 tot 13 jaar<br />

• gastouderbemiddeling voor opvang bij gastoudergezinnen<br />

voor kinderen tussen 0 en 13 jaar<br />

• 3 centra waar cursisten van het ROC hun kind(eren)<br />

kunnen laten opvangen tussen 0 en 4 jaar<br />

• 34 peuterspeelzalen voor kinderen tussen 2 en 4 jaar<br />

'Thuis in Kinderstad', dat is het motto dat Kinderstad<br />

hanteert. Wij vinden het belangrijk dat alle kinderen zich bij<br />

ons thuis voelen en letten er dan ook op dat ieder kind goed tot<br />

z'n recht komt, zowel individueel als in de groep.<br />

4.1.2 Pedagogische visie van Kinderstad<br />

Wij beschouwen het opvangen, verzorgen, opvoeden en<br />

begeleiden van kinderen die door hun ouders/verzorgers aan<br />

ons worden toevertrouwd als onze kerntaak. De<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

45<br />

verantwoordelijkheid voor deze taak vraagt om het werken<br />

vanuit een heldere pedagogische visie. Deze visie is als volgt<br />

verwoord:<br />

• Voor de allerjongste kinderen is de geborgenheid en<br />

veiligheid als aanvulling op de gezinssituatie erg<br />

belangrijk. De sfeer in de groep, de gezelligheid en het<br />

vrije spel wat wij aanbieden sluit goed aan bij deze<br />

behoeften van jonge kinderen.<br />

• De dreumesen en peuters kunnen al meer vrijheid aan. Zij<br />

hebben meer behoefte aan spanning en uitdaging en willen<br />

hun leefwereld groter maken. De leid(st)ers stemmen de<br />

activiteiten voor deze kinderen af op deze behoeften.<br />

• Voor de VVE- peuterspeelzalen, gericht op de voor- en<br />

vroegschoolse educatie is door de gemeente gekozen voor<br />

ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen,<br />

signaleren en ondersteunen. Voor de reguliere<br />

peuterspeelzalen geldt ambitieniveau 1: spelen,<br />

ontmoeten, ontwikkelen en signaleren. Het ontwikkelen<br />

van VVE voor kinderdagopvang is opgenomen in het<br />

gemeentelijk VVE-beleid.<br />

• Op de buitenschoolse opvanggroepen bieden wij de<br />

kinderen een zinvol ontdekkingsklimaat, waarbij optimaal<br />

spelplezier centraal staat en waarin kinderen hun<br />

persoonlijke en sociale vaardigheden kunnen verbreden en<br />

verdiepen. Hierbij maken we een onderscheid in leeftijd.<br />

Tot de leeftijd van 9 jaar werken we met het concept huis<br />

met de kamers, waarin keuzevrijheid voor kinderen voorop<br />

staat.<br />

• Vanaf 9 jaar wil Kinderstad kinderen activiteiten aanbieden<br />

passend binnen de interesse en leefwereld van deze<br />

oudere kinderen. In dit kader starten we met de pilot van<br />

“buitenschoolse opvang (BSO) naar buitenschoolse<br />

activiteiten (BSA).<br />

4.1.3 Basisdoelen voor kinderen van alle<br />

leeftijdsgroepen<br />

In de wet kinderopvang staat opgenomen dat het pedagogisch<br />

beleid ten minste een beschrijving moet geven van de volgende<br />

pedagogische uitgangspunten:<br />

• het bieden van emotionele veiligheid;<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

46


• gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke<br />

competentie;<br />

• gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie;<br />

• de kans om zich waarden en normen eigen te maken.<br />

Deze doelen heeft Kinderstad in het algemeen pedagogisch<br />

beleid in onze eigen woorden omschreven.<br />

Met dit pedagogische kookboek willen we op een praktische<br />

wijze behulpzaam zijn bij de uitwerking van de pedagogische<br />

uitgangspunten met betrekking tot het bieden van uitdaging en<br />

verrijking.<br />

4.1.4 Aandacht voor de ontwikkelingsgebieden<br />

Het kookboek is zo opgebouwd dat kinderen van alle leeftijden<br />

en interesses voldoende variatie voorgeschoteld krijgen in<br />

ontwikkelings- spel- en activiteitenaanbod.<br />

De “schijf van 4” die de basis vormt voor gezonde<br />

pedagogische voeding bestaat uit:<br />

• welbevinden<br />

• motorische ontwikkeling<br />

• taalontwikkeling<br />

• sociaal-emotionele ontwikkeling<br />

4.1.5 Aansluiting bij VVE<br />

We sluiten aan bij de reeds ontwikkelde methodieken bij VVEpeuterspeelzalen<br />

en de CKO’s. Er wordt gewerkt met Piramide,<br />

Puk en Ko, T3, boekenpret en een eigen ontwikkelde methode<br />

voor kinderopvang 0 tot 4 jarigen. De training ouders de moeite<br />

waard, een training voor groepsleiding, gericht op het<br />

vergroten van de ouderbetrokkenheid maakt hier ook onderdeel<br />

van uit.<br />

4.1.6 Ouderbeleid<br />

De plaats en betrokkenheid van ouders is een belangrijk<br />

onderdeel in ons beleid. We zijn ervan overtuigd dat wanneer<br />

ouders de kans krijgen op een positieve manier betrokken te<br />

zijn bij de opvang dit een positieve uitwerking heeft op het<br />

welbevinden en op de ontwikkelingskansen van kinderen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

47<br />

4.1.7 Meetinstrumenten<br />

Als meetinstrument gebruiken we het instrument welbevinden.<br />

In de loop van het project wordt dit instrument aangepast op<br />

het pedagogisch kookboek. Hierbij gebruiken we als basis het<br />

observatie-instrument welbevinden wat vanaf 2006 op alle<br />

kinderstad - kinderopvanglocaties gebruikt wordt.<br />

Dr. B. Levering Lector van Fontys Hogescholen afdeling<br />

pedagogiek heeft toegezegd een rol te spelen bij de nulmeting<br />

en verdere monitoring van het project.<br />

4.1.8 Monitoring<br />

De monitoring van de resultaten van de pilots vindt op<br />

verschillende manier plaats:<br />

nulmeting en resultaatmeting via observaties en videoopnames<br />

documentatie via verslagen; fotoreportages en video<br />

4.1.9 Kaders en vrijheid voor teams<br />

Uitgangspunt is dat binnen ontwikkelde kaders er gekozen<br />

wordt voor een bottum-up benadering, zodat het gebruik van<br />

het pedagogisch kookboek aansluit bij de kwaliteiten en<br />

ervaringen van de teamleden als ook de doelstellingen,<br />

leeftijdsgroepen en accommodatiemogelijkheden van het<br />

kindercentrum. Actieve inzet van mensen leidt tot meer<br />

werkplezier, enthousiasme en verbondenheid met het werk wat<br />

de kwaliteit zal vergroten. De kans op weerstand (doen we het<br />

niet goed genoeg) vermindert en de veranderingsbereidheid<br />

/nieuwsgierigheid naar mogelijkheden neemt toe.<br />

4.1.10 Communicatie en verbreding<br />

Het pedagogisch kookboek is een integraal project waar<br />

iedereen – unitmanager - groepsleiding - kinderen –ouders -<br />

mee te maken krijgt. Het heeft invloed op het werken met de<br />

kinderen, de onderlinge samenwerking en ook de omgang met<br />

ouders. Daarnaast willen we ervaringen verbreden naar andere<br />

locaties. Dit betekent dat er in het project veel aandacht zal<br />

zijn voor allerlei vormen van interne en externe communicatie.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

48


4.1.11 Aansluiting bij kwaliteitsbeleid<br />

Het pedagogisch kookboek dient na de projectfase een plek te<br />

krijgen in het kwaliteitsbeleid. Tijdens de looptijd van het<br />

project worden evaluatiemomenten gepland om de voortgang<br />

en implementatie te bespreken in de bestemde overleggen.<br />

Mochten er uit de evaluaties bijstellingen komen, dan wordt het<br />

projectplan hierop aangepast.<br />

Evaluaties zijn gepland in november 2006, juli en november<br />

2007 en maart 2008.<br />

4.2 Doelstelling van het project<br />

4.2.1 Doelstelling<br />

Het ontwikkelen van een methodiek in de vorm van een<br />

pedagogisch kookboek. Dit kookboek bevat een methodische<br />

werkwijze die groepsleiding op locatie dagelijks hanteert om<br />

kinderen een verrijkende en uitdagende omgeving aan te<br />

bieden. Op de peuterspeelzalen en CKO’s is ook ervaring<br />

opgedaan boekenpret, laten spelen is een vak en ouders de<br />

moeite waard.<br />

4.2.2 Doelgroep<br />

De doelgroep bestaat uit groepsleiding en unitmanagers van<br />

peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en buitenschoolse<br />

opvang tot 6 jaar. In de toekomst wordt onderzocht of de<br />

methode bruikbaar is binnen het gastouderproject.<br />

4.2.3 Resultaten<br />

Een methodische werkwijze in de vorm van pedagogisch<br />

kookboek. Er wordt gezocht naar een passende vormgeving.<br />

Het is de bedoeling dat het kookboek dynamisch van opzet is.<br />

(Pedagogische) inzichten veranderen, organisaties ontwikkelen<br />

zich, maatschappelijke vraagstukken veranderen, evenals<br />

behoeften van kinderen, leiding en ouders.<br />

Het pedagogische kookboek moet dus flexibel<br />

aangepast/aangevuld kunnen worden zonder dat het format<br />

wijzigt. Onderzocht wordt of het kookboek een fysieke en/of<br />

digitale uitvoering krijgt<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

49<br />

Als we de methode succesvol kunnen uitwerken dient<br />

onderzocht te worden of e.e.a. in samenwerking met een<br />

professionele partij kan worden “vermarkt”.<br />

4.3 Methodiek en werkwijze<br />

Het project kent een gefaseerde opbouw. Inmiddels is er al een<br />

voorzichtige start gemaakt met de invoering van boekenpret op<br />

de kinderdagverblijven. Het is een thematische aanpak voor<br />

peuters, ontwikkeld door de bibliotheek Tilburg .<br />

4.3.1 Voorbereidingsfase:<br />

3 maanden: september/oktober/november<br />

• ontwikkelen van een basismodel waarin de<br />

ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen van kinderen<br />

uitgewerkt worden;<br />

• selecteren van pilot-locaties. Er nemen 5 pilot-locaties<br />

deel: SamSam, ’t Keetje, Vlinderberg, WipWap en ’t<br />

Hummeltje. Dit betekent deelname van 4<br />

kinderdagverblijven, 3 voorzieningen van buitenschoolse<br />

opvang en 2 peuterspeelzalen.<br />

• ontwikkelen van een nulmeting ontwikkelingsgericht<br />

werken in Kinderstad-kindercentra<br />

• voorbereiding workshop en trainingsaanbod in de<br />

uitvoeringsfase.<br />

4.3.2 Uitvoeringsfase: 6 maanden december 2006 tot<br />

en met juli 2007<br />

Workshop en training voor pilot-locaties<br />

In de pilot hanteren we de cirkel van theorie en praktijk. Dit<br />

houdt in dat het pedagogisch kookboek gaandeweg het traject<br />

met behulp van de pilot-locaties ontwikkeld wordt.<br />

De uitvoering van het project krijgt gestalte via workshops en<br />

training. In totaal worden er 5 bijeenkomsten van 4 uur<br />

georganiseerd. Hierbij worden bepaalde thema’s besproken en<br />

externe deskundigen ingezet. De bedoeling is dat iedere<br />

deelnemer hetzelfde referentiekader en kennisniveau<br />

ontwikkeld. Aan deze bijeenkomsten wordt per locatie<br />

deelgenomen door een unitmanager en de<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

50


kookboekpromotoren. En aantal groepsleidsters (per<br />

leeftijdsgroep wordt per locatie een kookboekpromotor<br />

aangesteld) krijgen de rol van kookboekpromotor en Kinderstad<br />

faciliteert deze in de taakurenregeling. De unitmanager en<br />

kookboekpromotoren krijgen de taak om datgene wat<br />

opgedaan is in de training te verankeren in hun team. Zij<br />

formuleren de algemene doelstellingen per deelnemende<br />

locatie, afhankelijk van soort kindercentrum, leeftijdsgroepen,<br />

medewerkers etc. Er kan b.v. een keuze worden gemaakt in<br />

centrumgerichte aanpak of juist groepsgericht. Voor ieder<br />

teamlid van de pilotlocaties is 1½ uur per maand gedurende 5<br />

maanden extra scholingstijd.<br />

Na iedere bijeenkomst formuleren de pilots actiepunten om in<br />

de navolgende periode aan te werken. Het versterken van de<br />

betrokkenheid van ouders bij het pedagogisch kookboek staat<br />

steeds op de agenda van de pilots.<br />

Onderwerpen voor de workshops zijn:<br />

Uitvoering nulmeting:<br />

• Wat bieden we nu aan als verrijking en uitdaging<br />

• Wat vinden groepsleiding van deze werkwijze<br />

• Wat vinden ouders belangrijk<br />

• Waar willen we naartoe<br />

Theoretische kennis en verdieping en vertalen naar eigen pilot<br />

• Kennis over ontwikkelingsgebieden en fasen van kinderen<br />

• Basiskennis beroepshouding: laten spelen is een vak,<br />

kijken naar kinderen, inrichting van de ruimte en<br />

pedagogische- en ontwikkelingstheorie<br />

• Kennis over VVE- en pedagogische methodieken<br />

(interactief voorlezen, projectmatig werken, Piklertheorie,<br />

ontwikkelen van routines, T3 Noord, Boekenpret en Reggio<br />

Emilia);<br />

• Observatie-instrument welbevinden<br />

• Ouderbetrokkenheid en het pedagogisch kookboek<br />

Uitwisselingsbezoeken naar kindercentra en peuterspeelzalen<br />

• VVE-peuterspeelzalen<br />

• Keetje: kindercentrumgericht werken<br />

• WipWap: Reggio Emilia in de praktijk<br />

• VVE-CKO<br />

• Brede school<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

51<br />

Observatie van kinderen en leidster-kind interactie.<br />

• Aangepaste versie van welbevinden<br />

• Werken met video<br />

coaching on the job<br />

• inhoudelijke voortgangsbegeleiding voor de unitmanager<br />

bij de uitvoering op het kindercentrum<br />

• omgaan met weerstanden binnen teams<br />

• per pilotlocatie is gemiddeld 25 uur beschikbaar voor<br />

extra pedagogische begeleiding<br />

cyclische proces als onderdeel van kwaliteitsbeleid en<br />

scholingsbeleid<br />

• Het project is onderdeel van het kwaliteitssysteem. Er is<br />

continue aandacht voor het cyclische proces van<br />

vaststellen-implementeren-evalueren en bijstellen.<br />

• Aandacht voor het pedagogisch kookboek bij de introductie<br />

van nieuwe medewerkers.<br />

4.3.3 Ontwikkelwerk pedagogisch kookboek: 2<br />

maanden juni en juli 2007<br />

Het pedagogisch kookboek, wat gaandeweg ontwikkeld is in de<br />

workshops/trainingen wordt nader uitgewerkt voorzien van<br />

praktische handleidingen, instrumenten en formulieren. Het<br />

pedagogisch kookboek wordt dynamisch vormgegeven doordat<br />

pedagogische en ontwikkelingspsychologische inzichten<br />

veranderen.<br />

4.3.4 Verbreding andere locaties: 7 maanden start<br />

implementatietraject pedagogisch kookboek naar andere<br />

locaties: augustus tot en met februari 2008<br />

Om vanaf het begin een breder draagvlak te ontwikkelen voor<br />

het pedagogisch kookboek worden verschillende middelen<br />

ingezet:<br />

• Studiedag, oktober 2006, staat in het teken van het<br />

kookboek;<br />

• agendapunt bij unitmanagersoverleg en halfjaarlijkse<br />

bijeenkomsten;<br />

• vaste rubriek in de Kinderstadkrant en Kinderstadjournaal;<br />

• publicatie in tijdschriften voor kinderopvang en K2journaal;<br />

• via website van Kinderstad<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

52


• scholing via trainingen en studiedag<br />

• opnemen in scholingsbeleid<br />

• onderdeel van immateriële doelen 2006-2007<br />

• inbreng en afstemming in brede schooloverleg<br />

• studiedag 2008 voor kinderopvangorganisaties en<br />

onderwijsinstellingen<br />

4.4 Projectorganisatie<br />

Om dit veranderingstraject in goede banen te leiden hebben is<br />

de onderstaande projectorganisatie opgezet:<br />

4.4.1 Projectraad<br />

Het project wordt bijgestaan door een projectraad bestaande<br />

uit interne en externe deskundigen op het gebied van<br />

onderwijs, VVE en pedagogiek. Deze groep komt gedurende de<br />

periode 3 keer bijeen. Zij zorgen voor inhoudelijke inspiratie en<br />

brainstorming. De reeds benaderde deelnemers zijn: Age<br />

Visser (Fontys), Rien Nouse (SOM) , Agnes van Hoessel<br />

(Kindermaatwerk), Marie-Helene v.d. Kam en Maria<br />

Timmermans (ROC Midden Brabant), Josette Hoex (NIZW),<br />

Anneke Elenbaars (KPC) , Maria Timmermans (ROC-<br />

Middenbrabant), Betty Vervoort (K2) en R. Kamer (uitgeverij<br />

NijghVersluys).<br />

Vanuit Kinderstad nemen hieraan deel Jeanne Buitenhuis ,<br />

directie, Jacqueline Ogier, projectmedewerker<br />

ontwikkelingsgericht werken en Marlies van Ginneken,<br />

coördinator Innovatie en Ontwikkeling als projectcoördinator.<br />

4.4.2 Projectteam<br />

Dit projectteam bestaat uit de unitmanagers en<br />

kookboekpromotoren van de deelnemende pilots en de<br />

projectmedewerker ontwikkelingsgericht werken. De<br />

unitmanagers zijn de projectleiders op locatie. Zij bespreken<br />

gedurende de pilotperiode de voortgang en implementatie van<br />

het project.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

53<br />

4.4.3 Projectcoördinatie<br />

De projectcoördinatie is in handen van de projectcoördinator,<br />

die zorgt voor de algehele coördinatie, de inhoudelijke input,<br />

procesbewaking en ondersteuning van teams, evaluatie en<br />

productie van het kookboek.<br />

De projectcoördinator wordt ondersteund door een stagiaire<br />

van de Fontys-HBO-pedagogiek en de projectmedewerker<br />

ontwikkelingsgericht werken.<br />

4.4.4 Ondernemingsraad<br />

Relevante aspecten die het personeel betreffen, zoals scholing,<br />

worden besproken met de ondernemingsraad.<br />

4.4.5 Oudercommissies<br />

Eenmalige centrale bijeenkomst met leden van de ouderraad en<br />

de pilots zullen hun ouder/activiteitencommissies op<br />

centrumniveau bij het pedagogisch kookboek betrekken.<br />

4.5 Financiering<br />

Kinderstad heeft een subsidieaanvraag Subsidieregeling<br />

Kinderopvang bij het agentschap SZW. sociale zaken ingediend.<br />

In augustus 2006 hebben we een partiële toekenning<br />

ontvangen. Het conceptvoorstel pedagogisch kookboek is de<br />

uitwerking van de subsidieaanvraag voor het project<br />

“<strong>Kindercentra</strong> voor Zorg en Ontwikkeling”<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

54


5 Initiatiefwetsvoorstel Mariette Hamer<br />

In deze reader zijn enkele passages van het wetsvoorstel van<br />

Mariette Hamer opgenomen.<br />

1.4 De rol van kinderopvang bij de stimulering van de<br />

ontwikkeling van kinderen<br />

Kinderopvang heeft niet alleen een economische waarde, al is<br />

ze daar ook van groot belang voor. Kinderopvang heeft ook<br />

belangrijke waarde voor de ontwikkelingsstimulering van<br />

kinderen.<br />

Uit bijvoorbeeld onderzoek in Scandinavische landen blijkt dat<br />

kinderopvang goed is voor de ontwikkeling van de sociale<br />

vaardigheden van de kinderen, voor de wijze waarop ze<br />

zelfstandig in het leven leren staan én voor hun<br />

taalontwikkeling. Zeker voor kinderen die dit laatste minder<br />

vanuit huis meekrijgen, zoals allochtone ouders, is dit<br />

belangrijk. In Nederland is dit juist een groep die weinig tot<br />

geen gebruik maakt van de kinderopvang.<br />

Uit het hierboven genoemde onderzoek van het SCP valt op dat<br />

naast de kosten van de kinderopvang voor ouders, de kwaliteit<br />

van de kinderopvang een heel belangrijk argument is om wel of<br />

geen gebruik te maken van kinderopvang. Het is dus nodig dat<br />

ouders weten dat kinderopvang juist een bijdrage kan leveren<br />

aan de ontwikkeling van het kind en dat het dus niet «zielig» is<br />

voor het kind. Daarvoor moet de kwaliteit van de kinderopvang<br />

wel op orde zijn. Op grond van Nederlands onderzoek blijkt dat<br />

de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland verder verbeterd<br />

moet worden, met name als het gaat om de pedagogische<br />

aandacht voor het kind. Dit is een belangrijke randvoorwaarde<br />

die de komende jaren gerealiseerd zal moeten worden.<br />

Opvallend is dat peuterspeelzalen een goed imago hebben en<br />

door ouders zeer positief beoordeeld worden. De<br />

peuterspeelzalen moeten echter onder moeilijke<br />

omstandigheden hun werk doen. Zij hebben te maken met<br />

beperkte en teruglopende subsidies en de ouders krijgen geen<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

55<br />

tegemoetkoming in de bijdrage die zij moeten geven aan de<br />

peuterspeelzalen.<br />

In de kinderopvang valt een onderscheid te maken in de<br />

opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar (de voorschoolse<br />

periode) en de opvang van kinderen van 4 tot 12 jaar voor en<br />

na de schooldag, dit is de buitenschoolse opvang. Voor wat<br />

betreft de aandacht voor de ontwikkeling van kinderen uit deze<br />

leeftijdgroepen is er een aparte aanpak nodig. Fysiek zijn deze<br />

vormen van opvang daarom vaak in verschillende ruimten<br />

ondergebracht, bestuurlijk gezien vallen zij vaak onder dezelfde<br />

instelling.<br />

De voorschoolse periode van 0 tot 4 jaar<br />

In de samenleving komt er steeds meer erkenning voor het<br />

belang van de voorschoolse voorzieningen in de periode van 0<br />

tot 4 jaar, voor het stimuleren van de ontwikkeling van<br />

kinderen en het bestrijden en voorkomen van onderwijsachterstanden.<br />

De erkenning blijkt uit de breed gedeelde opvatting<br />

dat de overheid moet investeren in programma’s voor kinderen<br />

vanaf ongeveer 2 jaar. Daarvoor is thans een belangrijke rol<br />

weggelegd voor het peuterspeelzaalwerk. De doelstelling van<br />

het peuterspeelzaalwerk is het creëren van optimale<br />

ontwikkelkansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4<br />

jaar door het aanbieden van passende speelmogelijkheden, het<br />

stimuleren van de algemene ontwikkeling, het bieden van<br />

laagdrempelige opvang en het vroegtijdig signaleren van<br />

achterstanden.<br />

Ongeveer een kwart van de organisaties voor peuterspeelzaalwerk<br />

biedt daarbij voorschoolse programma’s aan zoals<br />

Opstapje, Piramide en Kaleidoscoop1, en werkt daarbij samen<br />

met de scholen in de buurt.<br />

Het peuterspeelzaalwerk levert dus een belangrijke bijdrage<br />

aan de ontwikkeling van kinderen. Het peuterspeelzaalwerk valt<br />

echter niet onder de huidige Wet kinderopvang, maar kent een<br />

gemeentelijk regime. In de praktijk levert dit een onnodige<br />

verkokering op. Het peuterspeelzaalwerk staat ook onder grote<br />

druk. In verband met de financiële situatie zien gemeenten de<br />

noodzaak om te bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk.<br />

Mede uit financiële overwegingen besluiten gemeenten de<br />

voorschoolse programma’s onder te brengen bij scholen, die<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

56


hiervoor een groep «nul» moeten beginnen of een eigen<br />

peuterspeelzaal beheren. Dit heeft als groot nadeel dat er een<br />

concentratie ontstaat van kinderen met een potentiële<br />

taalachterstand, terwijl juist de omgang met kinderen met een<br />

qua leeftijd passend taalgebruik de taalontwikkeling van deze<br />

kinderen sterk kan bevorderen. Een ander nadeel is dat deze<br />

«voorscholen» vaak worden gekoppeld aan scholen die al veel<br />

kinderen met onderwijsachterstanden en/of allochtone kinderen<br />

hebben. Hierdoor vervroegt de schoolsegregatie zich naar de<br />

leeftijd van 2 jaar. Met andere woorden, in de grotere steden<br />

dreigt het ontstaan van «zwarte» peuterspeelzalen of<br />

voorscholen naast «witte» kinderdagverblijven. De VVEregeling<br />

heeft als landelijke regeling, bedoeld als<br />

ontwikkelingsstimulering voor alle kinderen die het risico lopen<br />

op een onderwijsachterstand, de verschillen tussen peuterspeelzaalwerk<br />

en kinderdagopvang derhalve geproblematiseerd<br />

en urgent gemaakt.<br />

De indiener wil deze segregerende ontwikkeling tegengaan. Het<br />

wetsvoorstel beoogt het ontstaan van kindercentra waarin de<br />

huidige kinderdagverblijven en peuterspeelzalen zodanig<br />

integreren dat er voor alle kinderen zo vroeg mogelijk aandacht<br />

is voor het stimuleren van de ontwikkeling. In deze<br />

kindercentra kunnen dan daarbij ook de extra voorschoolse<br />

programma’s worden aangeboden aan de kinderen die dat<br />

nodig hebben, bijvoorbeeld om hen te helpen het Nederlands<br />

beter te beheersen.<br />

Hiermee krijgt zowel de pedagogische kwaliteit van de<br />

kinderopvang een impuls en wordt het peuterspeelzaalwerk<br />

structureel ingebed. In de kinderopvang komt wat betreft de<br />

indiener de aandacht voor de ontwikkeling van kinderen<br />

centraal te staan. Dit is thans al zichtbaar binnen de<br />

instellingen die kinderopvang en peuterspeelzaalwerk<br />

combineren. Ook in de groepen met de kinderen uit de<br />

dagopvang wordt daar veel meer aandacht besteed aan<br />

bijvoorbeeld het themagerichte spelend leren zoals dit ook op<br />

de peuterspeelzalen plaatsvindt.<br />

Juist vanwege het grote belang dat ouders hechten aan de<br />

kwaliteit van kinderopvang bij de keuze om hier wel of geen<br />

gebruik van te maken, is de specifieke aandacht voor het<br />

centraal stellen van het kind in de opvang de komende jaren<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

57<br />

noodzakelijk. In de kwaliteitseisen zal daar expliciet rekening<br />

mee moeten worden gehouden. Ook in de gastouderopvang zal<br />

vervolgens meer aandacht voor de ontwikkelingsstimulering<br />

van kinderen moeten zijn om een volwaardig alternatief voor de<br />

kindercentra te blijven.<br />

3.2 Voor alle kinderen komt er meer accent op het<br />

stimuleren van de ontwikkeling<br />

De verschillende voorzieningen voor opvang van kinderen van 0<br />

tot 4 jaar hebben verschillende doelen. Peuterspeelzalen dienen<br />

met name een pedagogisch doel, de voorschoolse programma’s<br />

zijn er voor ontwikkelingsstimulering van achterstandsgroepen<br />

en de kinderdagverblijven en gastouderopvang zijn er vooral op<br />

gericht dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren. Dit<br />

wetsvoorstel wil deze doelen met elkaar verbinden.<br />

De integratie van de voorzieningen zoals in dit wetsvoorstel<br />

wordt voorgesteld leidt tot een nieuwe voorziening waarbinnen<br />

naast de huidige kinderopvang ook het peuterspeelzaalwerk en<br />

voorschoolse programma’s worden aangeboden. Het gaat dan<br />

naast het bieden van speelgelegenheid ook om het opvoeden<br />

en verzorgen van kinderen en het verbeteren van<br />

ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. Nederland kent op<br />

dit moment een groeiend aantal gecombineerde kinderopvang-<br />

en peuterspeelzaalinstellingen. Deze hebben positieve<br />

ervaringen met de uitwisseling en integratie van de<br />

werkvormen.<br />

Dit wetsvoorstel biedt het wettelijke kader voor het integreren<br />

van de voorzieningen voor kinderen van 0 tot 4 jaar, mogelijk<br />

gekoppeld aan activiteiten voor buitenschoolse opvang voor<br />

kinderen van 4 tot ongeveer 12 jaar.<br />

De integratie van deze voorzieningen wordt door middel van<br />

een geleidelijke invoering gerealiseerd. De voorgestelde<br />

maatregelen van dit wetsvoorstel zullen daarom door een<br />

meerjarig invoeringstraject bereikt worden. Door een langere<br />

aanloop te nemen kan er beter aangehaakt worden bij de<br />

ontwikkelingen die al gaande zijn op het gebied van onder meer<br />

de brede scholen voor 4 tot 12 jaar.<br />

Bovenstaande maatregelen zullen ertoe leiden dat kindercentra<br />

meer zullen inspelen op de behoeften van het kind. Dit kan<br />

naast opvang en verzorging variëren van de meer algemene<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

58


stimulering van de ontwikkeling van kinderen tot het signaleren<br />

en het bestrijden van achterstanden. Hieruit ontstaat een<br />

meerwaarde voor de kwaliteit van de opvang aan de kinderen.<br />

Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen komt via<br />

allerlei vormen van spelen en leren voor alle kinderen<br />

beschikbaar. Daarnaast kan er meer rust aan kinderen worden<br />

geboden, omdat zij langer dan bijvoorbeeld op de peuterspeelzaal<br />

kunnen worden opgevangen. Zo kan spelen, leren en<br />

rusten ook in een goede balans plaats vinden. Hierdoor ontstaat<br />

een veilige en vertrouwde omgeving waarbinnen het kind wordt<br />

uitgedaagd zich verder te ontwikkelen. Het kindercentrum is<br />

afgestemd op de leeftijdsfase en de ontwikkelniveaus waarin<br />

het kind zich bevindt voor de basisschoolleeftijd. Ook de<br />

verbinding met de basisschool als volgende stap in de<br />

ontwikkeling wordt in dit wetsvoorstel goed geregeld. De<br />

Onderwijsraad spreekt in dit kader van doorlopende<br />

ontwikkelingslijnen voor kinderen. De samenwerking van het<br />

geïntegreerde kindercentrum en de basisschool krijgt vorm<br />

door middel van overleg over de ontwikkeling van het kind bij<br />

de overdracht van het kindercentrum naar de basisschool,<br />

evenals bij het waarborgen van doorlopende leerlijn van de<br />

voor- en vroegschoolse programma’s. Hiermee worden de<br />

voorschoolse programma’s voor iedereen bereikbaar.<br />

Momenteel krijgen in bijvoorbeeld dunbevolkte gebieden niet<br />

alle kinderen de voorschoolse programma’s die zij nodig<br />

hebben. Door een koppeling met de wijkgebonden<br />

voorzieningen zal er altijd een kindercentrum in de buurt<br />

kunnen zijn. Praktische voordelen zijn ook dat er meer<br />

efficiency gehaald kan worden uit het gezamenlijke gebruik van<br />

inrichting en materialen, bezetting en begeleiding, gebruik van<br />

ruimtes, overhead etcetera. Hierdoor krijgt de samenleving een<br />

krachtige en duidelijke voorschoolse sector voor 0 tot 4 jaar en<br />

wordt de thans groeiende ongewilde segregatie in deze periode<br />

tegen gegaan.<br />

In de Beleidsbrief peuterspeelzaalwerk werden al een aantal<br />

toekomstmodellen voor het peuterspeelzaalwerk nader<br />

omschreven. Een van deze modellen was om een regeling voor<br />

peuterspeelzaalwerk te treffen naar analogie van de Wet<br />

kinderopvang. Jammer genoeg heeft deze beleidsbrief tot op<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

59<br />

heden geen vervolg gekregen. Het wetsvoorstel pakt de draad<br />

uit deze beleidsbrief weer op.<br />

3.3. Een aanbod van voorschoolse programma’s in de<br />

kindercentra<br />

Op dit moment is de VVE geregeld via de Wet op het primair<br />

onderwijs (WPO) in artikel 167. Binnen de Wet basisvoorziening<br />

kinderopvang en ontwikkelingsstimulering krijgen kinderen die<br />

behoren tot de doelgroep van de VVE vanaf 2 jaar recht op<br />

voorschoolse educatieve programma’s in een kindercentrum dat<br />

hiertoe is gekwalificeerd. Deze kindercentra worden<br />

geregistreerd conform het melding- en registratiesysteem zoals<br />

dit in het wetsvoorstel is opgenomen (zie toelichting<br />

artikelsgewijs). De kwaliteitscriteria voor voorschoolse<br />

programma’s worden bij lagere regelgeving geregeld. De<br />

toekenning van de financiering van de programma’s verloopt<br />

via de gemeenten, conform de huidige regeling van het<br />

onderwijsachterstandenbeleid. De gemeenten kunnen naast<br />

eigen middelen hiertoe een beroep doen op de middelen uit het<br />

onderwijsachterstandenbeleid. Er zal een groter deel van de<br />

doelgroep kunnen worden bereikt omdat de kosten voor het<br />

basisaanbod door de instellingen betaald kunnen worden uit de<br />

ouderbijdragen. Hiervoor ontvangen de ouders een<br />

inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag tot 16 uur als zij<br />

arbeid en zorg niet combineren. Als zij dit wel beiden<br />

combineren kunnen zij ook voor meer uren een toeslag<br />

ontvangen. Over het algemeen worden de voorschoolse<br />

programma’s echter niet voor meer uren aangeboden. De<br />

voorschoolse programma’s leveren zowel een bijdrage aan de<br />

signalering van ontwikkelingsachterstanden als aan de<br />

daadwerkelijke begeleiding om deze achterstanden te<br />

bestrijden. Hierbij moet gedacht worden aan het ondersteunen<br />

en stimuleren van de sociaal-emotionele- en de taal- en<br />

cognitieve ontwikkeling van kinderen. Daarbij vindt er actieve<br />

begeleiding plaats. Bij allochtone kinderen speelt het tijdig<br />

leren van de Nederlandse taal een belangrijke rol. Dit speelt<br />

overigens ook bij autochtone kinderen van ouders met een laag<br />

opleidingsniveau. In principe wordt voor de uitvoering van de<br />

programma’s conform de huidige regeling uitgegaan van twee<br />

beroepskrachten op een groep. Hier kan in de nieuwe<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

60


kindercentra meer maatwerk bij worden geboden, omdat kan<br />

worden aangesloten bij de bestaande peutergroepen.<br />

Daarnaast heeft het kindercentrum een rol bij de begeleiding<br />

van ouders. Zij dienen adequate antwoorden te krijgen op<br />

opvoedingsvragen, bijvoorbeeld hoe zij zelf ook peuters met<br />

een (dreigende) ontwikkelingsachterstand extra en effectieve<br />

aandacht kunnen geven en kunnen helpen bij het leren van de<br />

taal. Ook kan het kindercentrum samenwerken met projecten<br />

waarin ook de ouders de Nederlandse taal beter wordt<br />

bijgebracht. Dit kan verlopen via inburgeringsprogramma’s,<br />

maar ook via projecten zoals Opstap, Piramide en Kaleidoscoop,<br />

waarin ook aandacht is voor opvoedingsondersteuning.<br />

Met de basisscholen in de omgeving zullen er afspraken<br />

gemaakt worden over welke programma’s worden gebruikt,<br />

zodat er een doorlopende leerlijn kan zijn als de kinderen naar<br />

de basisschool gaan.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

61<br />

6 Achtergronden<br />

6.1 Leeftijdsgroepen<br />

Het item “Kind” in Wikipedia; de on-line encyclopedie die door<br />

internetgebruikers zelf wordt opgezet, is helder en duidelijk; er<br />

zijn baby’s, dreumesen, peuters en kleuters en pas daarna<br />

schoolkinderen.<br />

Uit Wikipedia (http://nl.wikipedia.org/wiki/Kind):<br />

Baby<br />

Een baby is een kind tot ongeveer 1 jaar.<br />

Een baby wordt geboren met enkele reflexen maar ontwikkelt<br />

zich na verloop van tijd lichamelijk en geestelijk. Een baby leert<br />

onder andere zitten, staan en lopen, dit zijn grove motorische<br />

ontwikkelingen. Doordat de baby veel in aanraking komt met<br />

zijn ouders leert hij reageren op andere mensen; dit is een<br />

sociale ontwikkeling. Een baby ondergaat ook veel 'fijne<br />

motorische ontwikkelingen' hij leert met zijn voetjes spelen en<br />

blokjes oppakken. Een baby wordt zo'n drie maal zwaarder dan<br />

bij zijn geboorte en ongeveer anderhalf maal zo lang.<br />

Dreumes<br />

Een dreumes is een kind van ongeveer 1 tot 2 jaar.<br />

Een dreumes leert onder andere spelen, torentjes bouwen met<br />

blokjes, traplopen en tegen een bal schoppen. Vooral de<br />

taalverwerving gaat nu met reuzenschreden vooruit.<br />

Peuter<br />

Een kind tussen de 2 en de 4 jaar noemt men een peuter. De<br />

taalverwerving neemt explosief toe en ook cognitieve<br />

vaardigheden ontwikkelen zich snel. De groeisnelheid van het<br />

kind neemt sterk af. Een peuter leert zijn wereld kennen en<br />

komt belemmeringen tegen, zoals dingen die niet mogen van<br />

zijn ouders. Ook leert de peuter dat hij een individu is en leert<br />

zichzelf los te zien van zijn ouders. Dit kan leiden tot driftbuien,<br />

ook wel aangeduid met de "peuterpuberteit".<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

62


Kleuter<br />

Een kleuter is een kind van 4 tot 6 jaar.<br />

Naarmate het kind ouder wordt is er meer invloed van buitenaf<br />

nodig om nieuwe functies te ontwikkelen. Een kleuter gaat voor<br />

het eerst naar de basisschool (Nederland) of naar de<br />

kleuterschool (Vlaanderen) waar hij veel kan leren. Kleuters<br />

leren onder andere kleuren, tekenen en de beginselen van het<br />

lezen, schrijven, knutselen, klimmen, fietsen, veters strikken en<br />

met andere kinderen spelen. Een kleuter groeit gemiddeld 8<br />

centimeter per jaar.<br />

Schoolkind<br />

Een schoolkind is een kind van 6 tot 12 jaar.<br />

Een schoolkind zit in groep drie tot en met acht van de<br />

basisschool, en leert daar onder andere schrijven, lezen en<br />

rekenen. Leren speelt hierbij een belangrijke rol. Motorische<br />

vaardigheden kunnen nu worden aangeleerd. Schoolkinderen<br />

gaan naar clubs en verenigingen, waar onder andere zwem- en<br />

muziekles gegeven wordt, of stappen naar het deeltijds<br />

kunstonderwijs. Over het algemeen is er een steeds grotere<br />

variatie in prestaties tussen individuele kinderen. Meisjes<br />

worden vlotter, bijdehanter en rijper dan jongens. In deze<br />

leeftijd zullen de kinderen langzamerhand leren met geld om te<br />

gaan en krijgen ze zakgeld van hun ouders.<br />

Het denken wordt nog steeds sterk beheerst door wat het kind<br />

waarneemt. Het kind ziet nog geen samenhangen, nog geen<br />

oorzaak-gevolg-verbanden. Dat betekent dat het nog niet<br />

denkt: als ik eerst dit doe, dan gebeurt er dan en vervolgens<br />

dat.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

63<br />

6.2 Taaltoets<br />

6.2.1 Premier twijfelt over verplichte taaltoets peuters<br />

Donderdag 28 september 2006 - DEN HAAG (ANP) -<br />

Premier Jan Peter Balkenende ziet wel iets in het VVDplan<br />

om met een taalmeting al vroeg taalachterstanden<br />

bij peuters op te sporen. Maar hij vroeg zich donderdag<br />

wel hardop af of die meting verplicht moet worden<br />

gesteld.<br />

Dat bleek donderdag tijdens de algemene beschouwingen in de<br />

Tweede Kamer. Het kabinet start volgens Balkenende<br />

experimenten met het vroeg toetsen van peuters en hij wil de<br />

resultaten daarvan afwachten. Het volgende kabinet kan dan<br />

een besluit nemen.<br />

VVD-leider Mark Rutte noemde de toezegging van de premier<br />

tijdens het debat ,,magertjes''. Hij wil meer actie van het<br />

kabinet. Volgens hem kan met een verplichte taalmeting voor<br />

de derde verjaardag voorkomen worden dat leerlingen later in<br />

de problemen komen en vroegtijdig van school gaan. Als blijkt<br />

dat de jonge kinderen met hun taal achterlopen, dienen ze<br />

volgens de VVD verplicht voorschoolse educatie of bijles te<br />

krijgen.<br />

Het verplichtende karakter deed Balkenende twijfelen. Hij riep<br />

Rutte op nog eens goed te bekijken wat de consequenties ervan<br />

zijn.<br />

Bron: Brabants Dagblad<br />

6.2.2 Kamer wil taaltoets peuters<br />

van onze parlementaire redactie<br />

Vrijdag 29 september 2006 - Den Haag - De Tweede<br />

Kamer wil dat alle peuters worden getoetst op een<br />

taalachterstand, zoals tijdens de algemene<br />

beschouwingen voorgesteld door VVD-leider Mark Rutte.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

64


Hij wil een verplichte taalmeting voor de derde<br />

verjaardag om problemen later te voorkomen.<br />

Het kabinet wilde niet verder gaan dan experimenten in enkele<br />

consultatiebureaus. Een ruime meerderheid van CDA, VVD,<br />

PvdA en LPF vindt dat onvoldoende, zo bleek gistermiddag<br />

tijdens de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer.<br />

Volgens Rutte is zo’n peutertoets belangrijk om<br />

taalachterstanden zo vroeg mogelijk te herkennen. Peuters die<br />

de toets niet halen, moeten eerder naar school, zodat hun<br />

taalniveau kan worden opgekrikt.<br />

Premier Jan Peter Balkenende noemde het een ’belangrijk<br />

initiatief’ en stelde voor vier miljoen euro uit te trekken om<br />

volgend jaar vier consultatiebureaus bij wijze van experiment<br />

peutertoetsen te laten afnemen.<br />

Rutte noemde dat ’onvoldoende’. Gesteund door een<br />

Kamermeerderheid wil hij meer actie van het kabinet. Volgens<br />

hem kan met een verplichte taalmeting vóór de derde<br />

verjaardag worden voorkomen dat leerlingen later in de<br />

problemen komen en vroegtijdig van school gaan. Als blijkt dat<br />

de jonge kinderen met hun taal achterlopen, dienen ze volgens<br />

de VVD verplicht voorschoolse educatie of bijles te krijgen.<br />

Het verplichtende karakter deed Balkenende twijfelen. Hij riep<br />

Rutte op nog eens goed te bekijken wat de consequenties zijn.<br />

Stoornissen<br />

Ook minister Maria van der Hoeven (Onderwijs) liet eerder de<br />

Tweede Kamer al weten wel wat te voelen voor een toets om<br />

stoornissen in taalontwikkeling bij peuters vast te stellen.<br />

Staatssecretaris Clémence Ross (Volksgezondheid) kondigde op<br />

haar beurt dit voorjaar aan te laten onderzoeken welke test<br />

daarvoor het meest geschikt zou zijn.<br />

De bewindslieden reageerden destijds op een onderzoek van<br />

het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, waaruit bleek dat<br />

de 5 miljoen euro die de toetsen kosten, een besparing van 10<br />

miljoen zou opleveren in het speciaal onderwijs. Bij een<br />

vroegtijdige ontdekking van taalachterstanden zouden jaarlijks<br />

2500 kinderen minder hierin terechtkomen.<br />

Bron: Brabants Dagblad<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

65<br />

6.2.3 Het is goed om peuters van twee een taaltoets af<br />

te nemen<br />

Zaterdag 30 september 2006 - Het enthousiasme voor<br />

het afnemen van een taaltoets bij peuters van twee jaar<br />

is niet bijster groot. Een meerderheid van de Tweede<br />

Kamer mag er dan donderdagavond mee hebben<br />

ingestemd, de meeste lezers vinden het niks om zulke<br />

jonge kinderen te onderwerpen aan een serieuze test.<br />

VVD-leider Mark Rutte, die het initiatief nam, hoopt dat zo’n<br />

verplichte taaltoets er toe leidt dat peuters met taalproblemen<br />

eerder extra begeleiding krijgen. Nu komt het volgens Rutte<br />

nog te vaak voor dat basisscholen geconfronteerd worden met<br />

kinderen van vier die amper of heel slecht Nederlands spreken.<br />

Het in de steigers zetten van zo’n taaltoets is ’weggegooid<br />

geld’, oordeelt Maria van de Wielen. Zij werkt al 32 jaar in de<br />

onderbouw van het basisonderwijs en volgt nu in Den Bosch<br />

een opleiding die zich met name richt op ’jonge risicokinderen’.<br />

Volgens Van de Wielen had Femke Halsema, de jonge moeder<br />

die GroenLinks leidt en donderdag tegen de toets stemde, het<br />

wél goed begrepen. „Een taalmeting verricht door vreemden<br />

voor peuters is onbetrouwbaar. Besteed dit geld aan goede<br />

peuteropvang en laat zo’n toets - als het dan toch moet - doen<br />

door de peuterleidsters. Zij zijn deskundig en de peuters zijn in<br />

een vertrouwde omgeving. Dit is een voorwaarde om initiatief<br />

te tonen tot spraak. De opmerking van Rutte dat peuters die de<br />

toets niet halen eerder naar school moeten, slaat als een tang<br />

op een mager varken. Hij kent de praktijk dus echt niet.<br />

Een groep van 25-30 kleuters met één juf/meneer. En dan nog<br />

peuters erbij met een taalachterstand! En dan verwachten dat<br />

juf/meneer in staat is om die weg te werken. Ik nodig Mark<br />

Rutte uit om eens een dag mee te draaien in mijn groep.“<br />

Volgens Pamela hebben onderzoeken voldoende aangetoond<br />

dat het geen zin heeft om kinderen zo jong te testen. „Peuter-<br />

en kleuteronderwijs is niet gebaat bij een op leren gerichte<br />

benadering.“<br />

De Kwestie van gisteren leverde 389 reacties op:<br />

Het is goed om peuters van twee een taaltoets af te<br />

nemen<br />

33% eens<br />

67% oneens<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

66


6.2.4 ‘Peutertoets volstrekt zinloos’<br />

Door Caroline Sander<br />

Zaterdag 30 september 2006 - DEN HAAG – De wens van de Tweede Kamer om peuters<br />

voor hun derde verjaardag te toetsen op taalachterstand is volstrekt zinloos. De<br />

taalontwikkeling van een kind verloopt zo grillig dat de uitkomst van zo’n test helemaal<br />

niets zegt.<br />

Dit stellen pedagoog Bas Levering en hoogleraar spraak- en<br />

taalstoornissen bij kinderen, Sieneke Goorhuis-Brouwer. Een<br />

meerderheid in de Kamer wil, op voorstel van de VVD, dat alle<br />

kinderen kort voor hun derde jaar een taaltest afleggen op het<br />

consultatiebureau. Peuters die een taalachterstand blijken te<br />

hebben moeten meedoen aan voorschoolse educatie.<br />

„Hebben politici dan helemaal niets geleerd?“, vraagt Bas<br />

Levering zich af. Volgens de pedagoog hebben wetenschappers<br />

al lang aangetoond dat het onmogelijk is om een kind rond zijn<br />

derde jaar te testen. In 1996 kwam de Onderwijsraad daarom<br />

met een advies om af te zien van de zogenaamde kleutertoets,<br />

stelt hij.<br />

„En niet zomaar, want wat kinderen van die leeftijd vandaag<br />

weten, zijn ze morgen weer vergeten. Je kunt met zo’n test de<br />

ontwikkeling wel vastleggen, maar het zegt niets. De uitslag is<br />

slechts kort geldig en er zijn enorme verschillen.“<br />

Sommige kinderen brabbelen volgens hem al op jonge leeftijd,<br />

maar anderen zeggen lange tijd weinig. „Maar als deze laatste<br />

groep begint met praten, komen er vaak meteen volzinnen uit.<br />

Dan zijn de verschillen weer verdwenen.“<br />

Bovendien wordt zo’n peutertoets inhoudelijk erg mager, meent<br />

prof. Sieneke Goorhuis-Brouwer. „Tweejarige kinderen hoeven<br />

nog niet zo veel te weten. Ze moeten een ‘zinnetje’ van twee<br />

woorden kunnen maken, tien woordjes kennen, lichaamsdelen<br />

kunnen aanwijzen en makkelijke opdrachten begrijpen. Meer<br />

kun je niet testen.“<br />

Goorhuis-Brouwer ziet niets in de verplichte voorschoolse<br />

educatie als kinderen niet slagen voor de peutertoets. Eerst<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

67<br />

moet je alle medische aspecten uitsluiten, vindt ze. „Vaak blijkt<br />

dat kinderen niet meekomen omdat ze bijvoorbeeld slecht<br />

horen. Dat heeft niets te maken met niet kunnen leren.“<br />

De beide deskundigen vinden het vreemd dat een meerderheid<br />

het plan steunt, terwijl de voltallige Tweede Kamer de<br />

kleutertoets in 2003 nog onaanvaardbaar vond. „Ik kan niets<br />

anders bedenken dan dat hier sprake is van een geheime<br />

agenda,“ aldus Goorhuis-Brouwer. „Volgens mij willen ze<br />

allochtone leerlingen eerder in contact brengen met andere<br />

kinderen om zo eventuele achterstanden snel weg te werken.<br />

Zeg dat dan gewoon eerlijk.“<br />

Bron: BN/De Stem<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

68


6.3 Begeleiding bij het spel baat<br />

6.3.1 Hulp bij doen alsof<br />

Spelen kinderen met ontwikkelingsproblematiek op een andere<br />

manier winkeltje dan leeftijdgenootjes zonder die problemen?<br />

Promovendus Pim van der Pol ging na hoe verbeelding<br />

functioneert in kinderspel en zocht daarbij hulp uit de<br />

semiotiek.<br />

‘Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen; en waarom zou mij<br />

dan het leren vervelen?’ dichtte Hiëronymus van Alphen (1746-<br />

1803). Hoewel dit didactische motto meer weg heeft van een<br />

wensdroom, schreef Van Alphen hiermee onbewust een aardige<br />

maxime die past bij een trendverschuiving in de pedagogiek.<br />

Waar de pedagogen vroeger vooral aandacht hadden voor de<br />

sociaal-emotionele ontwikkeling van het spel, wordt nu vooral<br />

gekeken naar de rol van cognitieve vaardigheden bij spelende<br />

kinderen.<br />

Enige tijd geleden werd een proefschrift verdedigd dat de<br />

speciale functie van zogenaamd ‘verbeeldend spel’ in de<br />

opvoedingssituatie benadrukt. Verbeeldend spel, zoals<br />

bijvoorbeeld winkeltje spelen, leert de kinderen omgaan met<br />

positieve en negatieve belevingen zonder dat dit concrete<br />

gevolgen heeft in de realiteit.<br />

Promovendus Pim van der Pol, een van de bewerkers van de<br />

klassieker ‘Baby- en Kinderverzorging & opvoeding’ van de<br />

befaamde dr. Spock, geeft in het eerste deel van zijn<br />

proefschrift een verhandeling over spel en verbeelden door de<br />

eeuwen heen. Zo komen we te weten dat Plato spel belangrijk<br />

achtte om kinderen alvast te trainen voor hun latere rol in de<br />

maatschappij. Rousseau vond het dan weer wijzer om het kind<br />

vooral kind te laten zijn. Als was het maar ‘[om]dat veel<br />

kinderen jong sterven en zich dan hun hele leven voorbereiden<br />

op een volwassenheid die zij nooit bereiken’.<br />

Om meer grip te krijgen op het fenomeen ‘spel’ introduceert<br />

Van der Pol de semiotiekopvatting van de Amerikaanse filosoof<br />

en logicus Charles Sanders Pierce (1839-1914). Pierce<br />

introduceerde een drieslagstelsel van hoe betekenis zich kan<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

69<br />

verhouden tot hetgeen wat die betekenis weergeeft. Dat kan op<br />

basis van gelijkenis zoals bij een foto, op basis van nabijheid<br />

zoals rook naar vuur verwijst en op basis van afspraak zoals<br />

een roos symbool staat voor de liefde.<br />

De orthopedagoog neemt deze semiotische omweg omdat die<br />

volgens hem een fijnmaziger manier van onderzoeken met zich<br />

mee brengt. Met behulp van die invalshoek kan verduidelijkt<br />

worden hoe betekenisverlening zich in het spel van kinderen<br />

ontwikkelt of op welk niveau het kind zit.<br />

Vervolgens gaat Van der Pol, die dertig jaar als orthopedagoog<br />

aan een medisch kleuterdagverblijf werkte, aan de slag met<br />

twee groepen van 45 kinderen. Gekeken wordt naar hoe er met<br />

verbeelding wordt omgegaan in een spelcontext. De ene<br />

onderzoeksgroep waren kinderen van drie tot vijf jaar met<br />

ontwikkelingsproblematiek. De andere groep was van dezelfde<br />

leeftijdscategorie maar zonder ontwikkelingsproblemen. Naast<br />

het verschil tussen deze groepen neemt hij ook sekse en<br />

etnische afkomst in beschouwing.<br />

In zijn onderzoek hanteert hij een observatiemethode die hij<br />

zelf heeft ontworpen en als orthopedagoog inzette als<br />

diagnostisch middel. Deze methode bestaat onder meer uit<br />

verschillende soorten rollenspellen en een spel met materiaal<br />

zoals blokjes of pionnen waar het kind zijn eigen betekenis aan<br />

kan geven.<br />

Uit de resultaten blijkt dat kinderen met<br />

ontwikkelingsproblemen alleen hetzelfde spelniveau als de<br />

‘gewone’ kinderen halen als ze hulp krijgen. Er moet hen vaker<br />

een voorbeeld gegeven worden van hoe het spel gespeeld moet<br />

worden. Al spelend vertonen kinderen met problemen ook meer<br />

problematisch gedrag. En in tegenstelling tot de populaire<br />

opvatting praten niet-problematische jongens meer in<br />

verbeeldend spel dan de meisjes uit diezelfde groep. De<br />

allochtone kinderen uit beide groepen vertonen achterstanden<br />

in spel- en taalontwikkeling.<br />

Kinderen met problemen kunnen dus tot een zelfde niveau<br />

kunnen komen als de ‘gewone’ kinderen, als ze maar hulp<br />

krijgen. Dat wordt door de onderzoeker als bemoedigend<br />

gezien want een hoger niveau van verbeeldend spel gaat<br />

samen met minder gedragsproblemen.<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

70


Pim J. van der Pol: Kracht en macht van spel en<br />

verbeelding. Een studie over spel en verbeelding bij kinderen<br />

met en zonder ontwikkelingsproblemen<br />

Promotie was 22 februari 2005<br />

Bron: Thomas Blondeau, Mare; Universiteitsblad Leiden 2005<br />

6.3.2 Spelen enzo....<br />

Kledder, boink! Dicht gaat het deurtje, kleine Jeroen schrikt ervan.<br />

Dan begint hij te lachen. Voorzichtig gaat hij weer naar het<br />

keukenkastje, met wat moeite krijgt hij het deurtje open en laat het<br />

dan weer los. Kledder, boink! Dicht gaat het deurtje. Jeroen schrikt<br />

en dan lacht hij weer, hij heeft plezier. Enne... dan ben jij de vader<br />

en ben ik... Eh, de moeder en deze is Sofie dat is ons kind. Enne...<br />

dan ben jij wezen werken en kom je thuis en dan gaan we eten en...<br />

dan doen we dat dit de tafel is en dan eten we pannenkoeken... Ja,<br />

maar vader komt wel heel laat thuis dan hebben jullie al gegeten...<br />

Zomaar twee voorbeelden waarin kinderen aan het spelen zijn.<br />

Ziet u ze al voor u? Kleine Jeroen met zijn keukenkastje, en de<br />

twee meisjes die vader en moedertje spelen. Kinderen en<br />

spelen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Kinderen over<br />

de hele wereld spelen. Spelende kinderen maken geen<br />

onderscheid in ras, cultuur of moedertaal. Zij verstaan elkaar<br />

door het spel! Kinderen spelen omdat ze het leuk vinden,<br />

omdat ze er zin in hebben. Spel wordt ook wel de 'taal' van<br />

kinderen genoemd.<br />

Spelen<br />

Spelen is een manier van bezig zijn die op alle leeftijden<br />

voorkomt. Zelfs volwassenen spelen. Zij spelen op hun eigen<br />

niveau en geven dit andere namen zoals: 'bewust leven' of<br />

'ontspanning'.<br />

Door te spelen leren kinderen hoe ze met dingen om kunnen<br />

gaan, ze verwerken er gebeurtenissen mee. Spel blijft het hele<br />

leven belangrijk. Een kind groeit op van baby naar peuter. Van<br />

kleuter naar schoolkind. Zo doorloopt het kind de ontwikkeling<br />

tot de volwassenheid in allerlei fasen. Dat zie je ook bij het<br />

spelen van het kind. Het spel van een kind blijft dan ook niet<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

71<br />

hetzelfde, maar maakt een ontwikkeling door.<br />

Er zijn verschillende theorieën over spelontwikkeling, die alle<br />

spelvormen en ontwikkelingsfasen onderscheiden. Hier wordt<br />

een van de theorieën wat uitgebreider toegelicht. Spelen is een<br />

bezigheid op zich. Door te spelen treedt, een kind in relatie met<br />

de wereld om hem of haar heen. Want ook als een kind speelt,<br />

kan het niet om de wereld waarin het leeft heen. Het kind heeft<br />

de wereld van alle dag nodig om te kunnen spelen. Het is een<br />

steun en achtergrond voor situaties die in de speelwereld<br />

gecreëerd worden. Dat wordt duidelijk in het bovenstaande<br />

voorbeeld van de meisjes die vader en moedertje spelen. Ze<br />

spelen na wat ze hun ouders zien doen! Als een kind denkt dat<br />

de pop echt verdriet heeft en hierin geen onderscheid kan<br />

maken met een echte baby, dan heeft het kind de werkelijkheid<br />

uit het oog verloren. Spelen staat daarom ook niet op zichzelf,<br />

maar is ingebed in de werkelijkheid van het kinderlijk bestaan.<br />

Spelvormen<br />

Binnen spel kunnen zes vormen onderscheiden worden die heel<br />

duidelijk de 'speelwerelden' van het kind weergeven. Iedere<br />

'speelwereld' begint bij een bepaalde ontwikkelingsfase. Wordt<br />

het kind ouder dan wordt deze 'speelwereld' uitgebreid en<br />

verdiept. Een jonge peuter begint een auto te laten rijden en<br />

rijdt tegen de tafelpoot en zegt: !Boem!. Later als het kind wat<br />

ouder is, laat het de auto naar de garage rijden om deze te<br />

laten repareren. Het spel breidt zich uit!<br />

Het spelend bewegen<br />

Een baby (0 - 2 jaar) maakt allerlei bewegingen met de handjes<br />

en voetjes, het gaat kruipen, stoeien, bellenblazen, en<br />

dergelijke. In deze fase ervaart het kind veel plezier in<br />

eenvoudige contact spelletjes (kiekeboespelletjes) en het<br />

spelen met actie - reactie materiaal. Een meisje kruipt<br />

doelgericht naar de duikelaar die vlak bij haar staat. Met haar<br />

hand slaat ze tegen de duikelaar, die dan beweegt en geluid<br />

maakt. Deze beweging kan het meisje geregeld herhalen. En<br />

denkt u nog eens aan bovenstaand voorbeeld van de kleine<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

72


Jeroen met zijn keukenkastje? Deze bewegingen gaan gepaard<br />

met plezier en met ontdekkingen en worden veel herhaald.<br />

Sensopatisch spelen<br />

Parallel met deze vorm zie je het Sensopatisch spelen.<br />

Sensopatisch spelen is spel wat gericht is op de zintuigen en<br />

dan voornamelijk op het voelen. Het materiaal is voornamelijk<br />

water, zand, klei en verf. Het kind doet ervaringen op door het<br />

spetteren in bad, zand door de handjes laten glijden, weer glad<br />

strijken, etc.. Langzaam zie je dat kinderen van het vormeloos<br />

bezig zijn, overgaan tot iets 'maken'. Vanaf ± 2 jaar gaan<br />

kinderen ontdekken wat er met bepaald speelgoed kan worden<br />

gedaan. Het kind leert de eigenschappen van het speelgoed<br />

kennen. Een bal kan rollen, een kopje hoort op het schoteltje,<br />

een kannetje is om te schenken, etc. Kinderen in deze fase<br />

doen veel speelse handelingen, zoals in- en uitpakken van<br />

blokjes uit een doos, popjes uit de bus halen en er weer<br />

inzetten, de bekende toren bouwen en weer omgooien. Het<br />

kind heeft er veel plezier in en herhaalt zijn spel daarom<br />

regelmatig.<br />

Spelend construeren en imitatiespel<br />

Als een kind ± 3 jaar is, gaat het deze vorm uitbreiden met het<br />

spelend construeren. Het kind gaat al spelend met het<br />

spelmateriaal iets construeren, iets bouwen, iets maken. Van<br />

verschillende dingen wordt er een geheel gemaakt. Wat<br />

kinderen spelen en waarmee ze spelen, gaat nu voor hen een<br />

betekenis krijgen. Het is niet zomaar met de blokken spelen.<br />

Nee, het wordt nu de toren die ze pas gezien hebben of een<br />

trein waar ze in gezeten hebben. Met tekenen zie je dat<br />

kinderen huizen of mensen meer<br />

herkenbare vormen kunnen geven. In deze fase komt ook het<br />

imitatiespel op gang. Een pop in bad doen, koffiedrinken uit het<br />

servieskopje.<br />

Fantasie en rollenspel fase<br />

Deze vorm wordt in de volgende fase verder uitgebreid en<br />

wordt dan ook de fantasie en rollenspel fase genoemd. Bij<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

73<br />

kinderen vanaf ± 4 jaar komt dit spel helemaal tot ontplooiing.<br />

In het fantasiespel toont het kind zijn belevingswereld. Dit spel<br />

laat aan de volwassene zien wat er bij het kind leeft, hoe het de<br />

dingen verwerkt en wat het kind dwars zit. Het voorbeeld van<br />

vader en moedertje spelen aan het begin van dit artikel<br />

illustreert dit goed. Een kind kan in dit spel de wereld<br />

veranderen zoals hij dat wil, want de speelwereld is immers<br />

niet de echte wereld! De speelwereld is niet echt maar net echt.<br />

Een pluche hondje wordt een gevaarlijke pitbull. Het kind weet<br />

dat het pluche hondje niet echt gevaarlijk kan zijn. Soms kan<br />

de realiteit een inbreuk maken op het spel wanneer<br />

bijvoorbeeld het voetenbankje als paard wordt gebruikt en<br />

moeder dit beeld verstoort door te zeggen dat het<br />

voetenbankje daar niet voor is. In de werkelijkheid zijn de<br />

mogelijkheden niet altijd reëel, maar in het spel kan het wel.<br />

Succes en gezelschapsspelen<br />

Deze spellen gaan kinderen spelen vanaf 5 à 6 jaar. Bij een<br />

kleuter zie je dat er steeds meer een groeiend begrijpen<br />

ontstaat voor spelletjes die aan regels gebonden zijn. Het kind<br />

komt meer tot samenspelen. In deze vorm leert het kind op de<br />

beurt wachten en het omgaan met winnen en verliezen. In het<br />

begin zullen kinderen nog afwijken van de bestaande regels en<br />

hun eigen regels maken. Naar mate kinderen ouder worden,<br />

gaan ze de bestaande regels gebruiken.<br />

In de kinderontwikkeling neemt spel een centrale en belangrijk<br />

plaats in. Bovenal betekent spelen plezier hebben in het bezig<br />

zijn. Voorwaarde is wel dat de ouders geduld hebben en kunnen<br />

meegaan in het spel van het kind. Kunnen genieten van en<br />

plezier hebben in het kind, oog hebben voor wat er in het kind<br />

omgaat en waar het interesse in heeft. Plezier hebben in en<br />

met je kind is onder andere een belangrijke voorwaarde om<br />

goed te kunnen opvoeden.<br />

Auteur: Tea Vogel (speltherapeute)<br />

Bron: www.chris.nl/index.php?pagina_id=2380<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

74


Deze expertmeeting werd, in opdracht van Kinderstad,<br />

georganiseerd door STRIP Nederland.<br />

STRIP Nederland is partner in advies, coaching, management<br />

en onderzoek.<br />

STRIP Nederland is actief op het gebied van kinderopvang,<br />

peuterspeelzaalwerk, dagarrangementen en Brede Scholen<br />

STRIP Nederland heeft, voor een aantal diensten en producten<br />

een tweetal langdurige samenwerkingsverbanden namelijk:<br />

• Stichting Brede School Nederland, voor alle activiteiten met<br />

betrekking tot de ontwikkeling, realisatie en het gebruik van<br />

Brede Scholen.<br />

• RADAR Kinderopvang, voor tevredenheidsonderzoeken onder<br />

klanten en medewerkers<br />

STRIP Nederland vof<br />

Emmastraat 8,5975 CL Sevenum<br />

Telefoon 077 - 467 35 59<br />

Fax 077 - 467 10 94<br />

E-mail info@strip-nederland.nl<br />

Website www.strip.nl<br />

Klein, Klein Kleutertje ........<br />

75

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!