26.09.2013 Views

N I E U W S B R I E F 2011 - 2 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

N I E U W S B R I E F 2011 - 2 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

N I E U W S B R I E F 2011 - 2 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

evaluatie Malta<br />

N I E U W S B R I E F<br />

ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU<br />

Uit onderzoek van <strong>RAAP</strong> blijkt dat bijna 40% van de waardevolle<br />

archeologische vindplaatsen in de bodem behouden blijft. De rest<br />

wordt opgegraven. Dat zijn tweemaal zoveel behouden vindplaatsen als<br />

verwacht op grond van het evaluatieonderzoek dat het ministerie van<br />

OCW liet uitvoeren naar de effecten van de Wet op de archeologische<br />

monumentenzorg.<br />

In oktober <strong>2011</strong> verscheen het advies van de Raad voor Cultuur naar aanleiding van<br />

de evaluatie van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Deze wet<br />

trad 1 september 2007 in werking met als doel tot een betere bescherming van het<br />

archeologisch erfgoed te komen. Het evaluatierapport dat bureau RIGO in opdracht<br />

van het ministerie van OCW opstelde, bevatte geen kwantitatieve gegevens over<br />

het behoud van vindplaatsen en de Raad adviseerde daarnaar onderzoek te laten<br />

doen. Behoud van archeologische vindplaatsen in de bodem (in situ) is immers<br />

een van de hoofddoelstellingen van de Wamz. Anticiperend op deze uitkomst deed<br />

<strong>RAAP</strong> op eigen initiatief onderzoek naar de doeltreffendheid van deze wet.<br />

Behouden, opgegraven of verloren gegaan?<br />

In totaal analyseerde <strong>RAAP</strong> 1979 onderzoeksrapporten in het kader van de cyclus<br />

van de archeologische monumentenzorg tussen 1 september 2007 en 1 mei <strong>2011</strong>.<br />

Het rapport ‘Wie wat bewaart, die heeft wat’ doet hier verslag van. Centraal<br />

daarin staat de vraag in welke mate na archeologisch vooronderzoek gekozen<br />

wordt voor behoud in de bodem, in welke mate voor opgraven en in welke mate we<br />

vindplaatsen ongezien verloren laten gaan.<br />

Van elke 10 behoudenswaardig geachte - oftewel waardevolle - archeologische<br />

vindplaatsen blijkt in 7 gevallen geadviseerd deze in de bodem te behouden.<br />

In 4 gevallen, om precies te zijn 38,2%, gebeurt dit ook. In de andere gevallen<br />

wordt de vindplaats opgegraven. Het evaluatierapport van RIGO gaat uit van 20%<br />

vindplaatsen die behoud blijven in de bodem. Dit percentage kan op basis van het<br />

onderzoek van <strong>RAAP</strong> dus met bijna het dubbele naar boven worden bijgesteld.<br />

Van de overige 60% vindplaatsen die opgegraven worden, blijft de archeologische<br />

informatie niet in de bodem behouden, maar elders. De vondsten gaan naar musea<br />

en depots en de onderzoeksresultaten komen via rapporten beschikbaar.<br />

<strong>RAAP</strong> onderzoek toont aan:<br />

4 van de 10 waardevolle<br />

archeologische<br />

vindplaatsen blijven in<br />

de bodem bewaard<br />

INHOUD<br />

<strong>2011</strong> - 2<br />

Geld besparen? Laat een goed PvE<br />

maken!<br />

erfgoedzorg<br />

Inrichtingsplan voor Castellum Fectio<br />

in Bunnik<br />

Bijzonder Romeins bouwpuin in Naaldwijk<br />

Veelgestelde vragen over kleine<br />

boorprojecten<br />

En verder onder meer: <strong>RAAP</strong> WO2 team wint<br />

SIKBeker | Geofysisch project Zeeuwse<br />

Bordeelschans | Groei detachering | <strong>RAAP</strong><br />

informatiemiddagen succes | integraal<br />

cultuurhistorisch project Ede.


In 3 van de 7 gevallen wordt het <strong>RAAP</strong>-advies tot behoud<br />

van de vindplaats in de bodem niet opgevolgd en wordt<br />

de vindplaats opgegraven. Verschillende overwegingen<br />

spelen hierbij een rol. Zo is bijvoorbeeld de trend dat<br />

private opdrachtgevers vaker besluiten tot een opgraving<br />

dan publieke opdrachtgevers. Tevens blijkt dat als er met<br />

een opgraving hoge kosten zijn gemoeid, vaker wordt<br />

besloten tot behoud in de bodem door planaanpassing.<br />

Bij grote plangebieden blijven vindplaatsen vaker<br />

behouden aangezien ze eenvoudiger in te passen zijn.<br />

In totaal analyseerde <strong>RAAP</strong> projectleider<br />

Ivar Schute met medewerking<br />

van Mirjam Lobbes (foto) 1979<br />

onderzoeksrapporten.<br />

Het onderzoeksrapport ‘Wie wat bewaart, die heeft<br />

wat’ is gepresenteerd tijdens het 5e lustrum symposium<br />

van <strong>RAAP</strong> op 17 november in Amersfoort. Het rapport<br />

is opgedragen aan prof. dr.Tom Bloemers, emeritus<br />

hoogleraar <strong>Archeologisch</strong>e Monumentenzorg,<br />

Landschap en Erfgoed, als dank voor zijn 25-jarig<br />

bestuursvoorzitterschap van de Stichting <strong>RAAP</strong>.<br />

Geïnteresseerden kunnen <strong>RAAP</strong>-rapport 2525 ‘Wie wat<br />

bewaart, die heeft wat’’ (auteurs: Ivar Schute, Marten<br />

Verbruggen en Mirjam Lobbes) bestellen via www.raap.<br />

nl. De kosten (inclusief verzending) bedragen € 15,00.<br />

Ook de aard van een project is een bepalende factor.<br />

Bij natuurontwikkeling bijvoorbeeld is meer oog voor<br />

cultuurlandschappelijke (dus ook archeologische) waarden<br />

en worden meer vindplaatsen in de bodem bewaard.<br />

Snelle en enorme prestatie<br />

Wie deze uitkomsten in kwalitatieve zin vergelijkt met<br />

de periode voor 2007, kan stellen dat in slechts enkele<br />

jaren een enorme prestatie is geleverd. Hoewel harde<br />

cijfers hiervoor ontbreken, laat de periode voor 2007<br />

zich samenvatten met de kwalificatie ‘dweilen met de<br />

Het <strong>RAAP</strong>-team dat onderzoek doet<br />

naar archeologische resten van de<br />

Tweede Wereldoorlog. V.l.n.r.: Ivar<br />

Schute, Jobbe Wijnen, Ruurd Kok en<br />

Laurens Flokstra.<br />

kraan open’. Veel archeologen - althans diegenen die<br />

deze periode bewust hebben meegemaakt - denken<br />

er met ‘vage ongerustheid’ aan terug. De enkele<br />

(provinciale) kwantitatieve studies die wat dit betreft<br />

beschikbaar zijn, ondersteunen dit beeld. Inmiddels<br />

wordt archeologische monumentenzorg daadwerkelijk<br />

betrokken in de ruimtelijke ordening. Op basis van de<br />

steekproef van <strong>RAAP</strong> kan geconcludeerd worden dat de<br />

archeologische monumentenzorg door de Wamz een<br />

enorme stimulans heeft gekregen. Het archeologisch<br />

erfgoed wordt daadwerkelijk beter beschermd.<br />

Tijdens het <strong>RAAP</strong> symposium overhandigde Tom Bloemers (oud-bestuursvoorzitter<br />

<strong>RAAP</strong>) het rapport aan Vevita Eichberger (projectleider evaluatie<br />

archeologiewetgeving bij het Ministerie van OCW) die aangaf zeer verheugd te<br />

zijn met het onderzoek van <strong>RAAP</strong><br />

onderzoek oorlogserfgoed<br />

<strong>RAAP</strong>-onderzoekers<br />

WO II archeologie winnen<br />

SIKBeker <strong>2011</strong><br />

De Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging<br />

Bodembeheer heeft het pionierende onderzoek van<br />

<strong>RAAP</strong> naar het erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog<br />

beloond met de jaarlijkse SIKBeker Archeologie.<br />

<strong>Archeologisch</strong> onderzoek naar sporen en resten uit de Tweede<br />

Wereldoorlog begint in Nederland vanzelfsprekend te worden.<br />

Het team van <strong>RAAP</strong> dat zich bezighoudt met WO II onderzoek<br />

heeft de discussie hierover vorm gegeven en door diverse<br />

onderzoeken de meerwaarde ervan aangetoond. Volgens de<br />

SIKB is <strong>RAAP</strong> in de afgelopen jaren overtuigend het meest<br />

grensverleggend bezig geweest met haar onderzoek naar<br />

sporen en resten uit de Tweede Wereldoorlog. Vandaar de<br />

benoeming tot ‘Meest succesvolle grenzenverlegger in de<br />

archeologie’.<br />

Uit het juryrapport:<br />

“Ze zijn op dit terrein pure pioniers die bij hun werk en missie<br />

op tal van vlakken letterlijk tegen grenzen aanlopen, zowel<br />

juridische, beleidsmatige, wetenschappelijke als praktische<br />

grenzen. Die grenzen weerhouden hen echter niet. Integendeel.<br />

De<br />

Ze<br />

onthulling<br />

gaan bewust<br />

van een<br />

discussies<br />

van de muntmedaillons<br />

aan, met collega’s<br />

op 13 juni (boven)<br />

uit het<br />

en de plaatsing<br />

ervan, met op de achtergrond <strong>RAAP</strong>-projectleider Jan Roymans (onder).<br />

archeologische veld en met de directe collega’s, maar ook met<br />

bestuurders, met het publiek en met andere belanghebbenden<br />

en betrokkenen, zoals de EOD, de vliegtuigwrakkendienst,<br />

etc. Dat doen ze niet alleen om de grenzen te bediscussiëren,<br />

maar om ze zo mogelijk tot het uiterste op te rekken of open te<br />

krijgen.”<br />

<strong>RAAP</strong> voerde in Amersfoort het eerste archeologisch onderzoek<br />

in een concentratiekamp in Nederland uit. Het onderzoeksteam<br />

deed ook gebiedsinventarisaties van WOII-sporen op de<br />

Grebbeberg en op het terrein van de Duitse luchtafweerstelling<br />

bij Arnhem, en daarnaast begeleidden de archeologen de<br />

berging van een vliegtuig uit WO II bij Apeldoorn.<br />

Om het hoofd te bieden aan alle praktische problemen die<br />

bij onderzoek naar oorlogserfgoed aan de orde zijn, zoals<br />

explosieven, stoffelijke resten en waarderingssystematiek,<br />

hebben de onderzoekers samenwerking gezocht met diverse<br />

deskundigen. De jury roemde niet alleen de creatieve wijze<br />

waarop het WO II team van <strong>RAAP</strong> met dergelijk complex<br />

onderzoek omgaat, maar ook haar kwetsbare opstelling en het<br />

interdisciplinaire karakter van het onderzoek.<br />

De winnaar van de SIKBeker voor de ‘Meest succesvolle<br />

grenzenverlegger in de archeologie’ werd bekend gemaakt<br />

tijdens het jaarcongres van de SIKB op 22 september in Den<br />

Bosch. De andere genomineerden waren het team Valkenburg<br />

uit Limburg en Ria Berkvens van Samenwerkingsverband Regio<br />

Eindhoven Milieudienst.<br />

Informatie WO II onderzoek: Ruurd Kok<br />

T 071-5768118 | E r.kok@raap.nl<br />

PRIKKEL<br />

Na archeologisch vooronderzoek<br />

worden vier op de tien<br />

archeologische vindplaatsen<br />

in de bodem (in situ) behouden, staat<br />

hiernaast te lezen. Het is het hoopvolle<br />

resultaat van een onderzoek dat <strong>RAAP</strong><br />

uitvoerde naar de effectiviteit van de Wet<br />

op de archeologische monumentenzorg.<br />

Vier op de tien is dubbel zoveel als de<br />

archeologische beroepsgroep gedacht had, afgaande op een enquête door<br />

onderzoeksbureau RIGO. Beide onderzoeken zijn zo actueel dat over het<br />

grote verschil tussen meting (<strong>RAAP</strong>-onderzoek) en beleving (enquête)<br />

nog geen inhoudelijke discussie is gevoerd. Een suggestie. Ervan<br />

uitgaande dat beide onderzoeken representatief zijn, zou een verklaring<br />

kunnen zijn dat meer archeologen dagelijks betrokken zijn bij opgraven<br />

dan bij beschermen, simpelweg omdat opgraven een zeer arbeidsintensief<br />

proces is. Dat heeft wellicht de beeldvorming beïnvloed.<br />

Interessanter nog dan de oorzaak van dit verschil, is de oorzaak van het<br />

succes van het in situ-beleid. Hoe komt het dat er zoveel archeologische<br />

vindplaatsen in de planvorming gespaard blijven? Ik vermoed dat de<br />

lezers met enig economisch inzicht de ware oorzaak kennen. Op opgraven<br />

staat namelijk een hoge boete die bovendien direct in rekening wordt<br />

gebracht, zelfs nog voordat er met bouwen kan worden begonnen. Dat<br />

werkt kennelijk veel effectiever dan de boete op een snelheidsovertreding<br />

die pas maanden na het delict in de brievenbus valt.<br />

De boete is ontleend aan het principe van de vervuiler betaalt, zoals<br />

al jaren gangbaar in de milieukunde. Als je de bodem vervuilt, moet je<br />

betalen voor het schoonmaken. Dat vindt iedereen logisch en eerlijk.<br />

Het was Rick van der Ploeg, rond 2000 Staatssecretaris van Onderwijs,<br />

Cultuur en Wetenschappen, die dit principe strikt toepaste. Hij meende<br />

dat wanneer de financiële consequenties van de archeologische<br />

monumentenzorg op tijd in de planontwikkeling worden ingebracht<br />

en op rekening komen van de veroorzaker, hiermee de mogelijkheid<br />

én de motivatie tot het zoeken van alternatieven groter zou zijn. Van<br />

der Ploeg heeft dus succes geboekt door archeologisch erfgoed als<br />

een economisch goed te behandelen. Een schaars economisch goed<br />

bovendien, met een boete als je het vernietigt. Dat dat heeft gewerkt,<br />

blijkt uit het <strong>RAAP</strong>-onderzoek. Het beste resultaat, dat wil zeggen de<br />

grootste kans op behoud van vindplaatsen, wordt overigens geboekt bij<br />

de grotere plangebieden. In die situaties is ook echt sprake van voldoende<br />

alternatieven en ruimte om de plannen ten gunste van het erfgoed aan<br />

te passen, zonder dat het gepaard gaat met hoge kosten. Opnieuw een<br />

mooie ondersteuning van de visie van Van der Ploeg.<br />

Als we toch bezig zijn de archeologie vanuit een economisch perspectief<br />

te bezien, dan kunnen we de volgende vraag stellen. Als archeologisch<br />

erfgoed een schaars economisch goed is, en de burger de consument<br />

daarvan, wie is dan eigenlijk de producent? Wie zet de cyclus van<br />

de archeologische monumentenzorg in werking? De archeologische<br />

wetenschap? Of de archeoloog die met de schep in de opgravingsput<br />

zijn werk doet? Ik denk het niet. Die eer komt de veroorzaker toe!<br />

De planontwikkelaar produceert erfgoed in de slipstream van de<br />

economische groei. Toch mooi, die kentering. Van vervuiler, werd hij<br />

vervolgens veroorzaker om ten slotte als producent de archeologie en de<br />

burger een dienst te bewijzen. Helaas heeft de economische crisis ook<br />

een archeologische keerzijde: met minder bouwactiviteiten zullen er de<br />

komende jaren in absolute zin minder vindplaatsen in de bodem bewaard<br />

blijven dan de afgelopen drie jaar. Jammer.<br />

Marten Verbruggen<br />

directeur <strong>RAAP</strong> <strong>Archeologisch</strong> <strong>Adviesbureau</strong>


onderzoek AMZ<br />

Geld besparen? Laat een goed PvE maken!<br />

Het Programma van Eisen (PvE) vormt het fundament van de archeologische monumentenzorg. Hierin stelt de<br />

overheid eisen aan archeologisch vooronderzoek, opgravingen en fysieke bescherming. Het PvE is ook het document<br />

waarmee de opdrachtgever van het onderzoek offertes voor de uitvoering daarvan aan kan vragen. Een goed PvE is<br />

dan ook een belangrijke voorwaarde om een archeologisch project zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.<br />

Overheid en initiatiefnemer<br />

De initiatiefnemer van een project waarbij verstoring van de<br />

bodem kan optreden, is verplicht een omgevingsvergunning aan<br />

te vragen. De overheid, in de regel de gemeente, heeft volgens<br />

de Monumentenwet de bevoegdheid van de initiatiefnemer een<br />

rapport te verlangen ‘waarin de archeologische waarde van<br />

het terrein in voldoende mate is vastgesteld’. Als vervolgens<br />

een behoudenswaardige archeologische vindplaats wordt<br />

aangetroffen, kan de overheid besluiten dat deze moet worden<br />

opgegraven of beschermd. Ook hieraan mag zij eisen verbinden.<br />

Het PvE is het document waarin de eisen aan het vooronderzoek,<br />

aan de opgraving of aan de fysieke bescherming staan vermeld.<br />

De gemeente dient zelf het PvE vast te stellen, het zijn<br />

immers haar eisen. Zij mag het PvE in eigen beheer opstellen,<br />

maar kan het ook uitbesteden aan gekwalificeerde (KNA)<br />

onderzoeksbureaus.<br />

Initiatiefnemer en onderzoeksbureau<br />

Om te voldoen aan de vergunningvereisten zal de initiatiefnemer<br />

van een bouwproject het gevraagde onderzoek conform het<br />

PvE (en KNA) moeten laten uitvoeren door een gekwalificeerd<br />

onderzoeksbureau. De initiatiefnemer wordt opdrachtgever<br />

van het archeologisch onderzoek. Hij dient er op toe te zien dat<br />

dit onderzoek voldoet aan de eisen die de overheid in eerste<br />

instantie aan hem heeft gesteld. Diezelfde overheid toetst het<br />

rapport aan het PvE. Voldoet het rapport niet aan de eisen dan<br />

loopt de initiatiefnemer het risico dat zijn vergunning in gevaar<br />

komt. Het is dus in het belang van de initiatiefnemer dat hij<br />

het PvE van te voren goed bestudeert en er op let of de eisen<br />

helder zijn geformuleerd en of er geen grote onzekerheden in<br />

het onderzoek schuil gaan. Is alles helder dan kan hij het PvE<br />

gebruiken om offertes mee aan te vragen. Is dat (nog) niet het<br />

geval, dan is het raadzaam de overheid om verduidelijking en<br />

eventueel herformulering te vragen.<br />

Inhoud bepalend voor kosten<br />

Het PvE dient dus twee doelen: de overheid stelt haar eisen<br />

aan de initiatiefnemer, en deze gebruikt ze vervolgens voor de<br />

aanbesteding van het onderzoek. Voor beide functies zijn de<br />

volgende drie punten uiterst belangrijk om aan te geven in het<br />

PvE, omdat ze de aard en de omvang en dus de kosten van het<br />

onderzoek bepalen:<br />

1. Doel- en vraagstelling van het onderzoek: waaraan moet<br />

het onderzoek bijdragen (waartoe) en welke vragen moeten<br />

in het onderzoek worden beantwoord (wat)? De doelstelling<br />

van een vooronderzoek is altijd de vaststelling van de<br />

archeologische waarde van het terrein; dan pas kan het<br />

onderzoek als afgesloten worden beschouwd.<br />

2. Uitvoeringswijze: hoe moet er worden onderzocht en welke<br />

vormen van specialistisch onderzoek zijn gewenst?<br />

3. Aantallen en hoeveelheden: de expliciete vermelding van<br />

aantallen vierkante meters, vondsten, monsters, etc.<br />

In het PvE is deze informatie onmisbaar om een goede<br />

vergelijking te kunnen maken van offertes van verschillende<br />

onderzoeksbureaus bij de aanbesteding. Op een vaag PvE kun je<br />

Nieuwe regels<br />

Sinds juni <strong>2011</strong> zijn de regels voor afwijkingen van het PvE<br />

veranderd. Het gaat om toevalsvondsten of onverwachte,<br />

bijzondere vondsten waarmee in het PvE geen rekening gehouden is.<br />

Bijvoorbeeld de vondst van een Romeinse boot als de archeologische<br />

verwachting uitgaat van een IJzertijdnederzetting. Bij dergelijke<br />

onverwachte vondsten dient de onderzoeker het initiatief te nemen<br />

voor overleg met de opdrachtgever, het bevoegd gezag en de<br />

depoteigenaar om te bespreken wat er met de vondsten gebeuren<br />

moet. De vraag is dan of er aanvullende eisen in het PvE gesteld<br />

moeten worden aan de veroorzaker en wie voor het behoud van de<br />

vondsten gaat betalen. De noodzaak om in het PvE de archeologische<br />

verwachting goed te specificeren, is hiermee dus nog groter dan<br />

voorheen.<br />

niet goed offreren: wat je niet vraagt, krijg je niet. Alleen met<br />

een goed gespecificeerd PvE zijn aspecten als tijd en geld beter in<br />

de hand te houden.<br />

Meer informatie over PvE’s is bij alle <strong>RAAP</strong>-kantoren<br />

verkrijgbaar.<br />

personeel inhuren<br />

Groeiende vraag naar<br />

gedetacheerde <strong>RAAP</strong><br />

medewerkers<br />

In het afgelopen jaar zag <strong>RAAP</strong> de vraag naar<br />

tijdelijk inzetbaar personeel enorm toenemen.<br />

Tot vorig jaar detacheerde <strong>RAAP</strong> slechts enkele<br />

medewerkers per jaar. Inmiddels zijn dat er<br />

ongeveer 20. Met name gemeenten en provincies<br />

maken gebruik van de mogelijkheid om tijdelijk<br />

personeel van <strong>RAAP</strong> in te huren.<br />

Voordelen detachering<br />

Veel voorkomende redenen om mensen te detacheren<br />

zijn speciale projecten, zwangerschapsverlof en extra<br />

ondersteuning in drukke periodes. De voordelen van<br />

detachering zijn evident. Het is een gemakkelijke manier om<br />

aan specialisten en KNA-gekwalificeerd personeel te komen.<br />

De medewerkers van <strong>RAAP</strong> brengen doorgaans brede kennis<br />

en veel ervaring mee. Een groot voordeel van gedetacheerde<br />

medewerkers is dat zij maar tijdelijk in dienst zijn. Als het<br />

project is afgerond, de werkzaamheden verminderen of als<br />

integraal cultuurhistorisch onderzoek<br />

Kruisbestuiving in cultuurhistorie<br />

Een integrale benadering van erfgoed in de gemeente Ede<br />

Het is één van de meest uitgebreide projecten die <strong>RAAP</strong> ooit op dit gebied uitvoerde: de integrale cultuurhistorische<br />

inventarisatie en waardering voor de gemeente Ede. Samen met Bureau Overland en Van Meijel Adviseurs in<br />

Cultuurhistorie is <strong>RAAP</strong> dit najaar met de inventarisatie gestart en de integrale aanpak werpt nu al zijn vruchten af.<br />

Integrale aanpak<br />

Aardkunde, archeologie, historische landschappen,<br />

landschapselementen, historische bouwkunde en historische<br />

stedenbouw: dat zijn de ‘ingrediënten’ voor een uitgebreide zoektocht<br />

naar het rijke erfgoed in de gemeente Ede. Deze integrale aanpak<br />

maakt het cultuurhistorische project uniek in zijn soort. “Voor zover<br />

bekend zijn nooit eerder al deze disciplines op zo’n gedetailleerde<br />

schaal verenigd”, aldus fysisch geograaf en archeoloog Nico Willemse,<br />

die de onderdelen aardkunde en archeologie voor zijn rekening neemt.<br />

Samen met historisch geograaf en projectleider Luuk Keunen is hij<br />

namens <strong>RAAP</strong> bij het project betrokken.<br />

Het erfgoed wordt op perceelsniveau geinventariseerd. Daarnaast<br />

maken een sectorale en integrale waardering van het erfgoed,<br />

evenals een ruimtelijke opzet voor een planologische vertaling,<br />

deel uit van dit project. Er wordt ook een groot aantal kaarten<br />

samengesteld en veldwerk gedaan. Nico Willemse voerde samen met<br />

een groot aantal vrijwilligers veldonderzoek uit op het Wekeromse<br />

Zand. Het doel hiervan was na te gaan of er nog natuurlijke bodems<br />

met het bijbehorende archeologisch erfgoed onder de stuifzanden<br />

bewaard zijn gebleven. Willemse: “Het resultaat was erg positief. Het<br />

oorspronkelijke maaiveld met mogelijke archeologische vindplaatsen<br />

In Oldenzaal is momenteel een team<br />

medewerkers van <strong>RAAP</strong> gedetacheerd voor<br />

een groot opgravingsproject op het St.<br />

Plechelmusplein.<br />

er financieel minder ruimte is, hoeven er geen mensen ontslagen<br />

te worden. Het kan bovendien goed zijn om regelmatig nieuwe<br />

mensen met een andere kijk en gewoontes in huis te hebben. Zij<br />

kunnen bijvoorbeeld nieuwe ideeën aandragen. Verder blijft de<br />

gedetacheerde werknemer in dienst bij <strong>RAAP</strong> die als detacheerder<br />

ook zorg draagt voor de werkgeversrisico’s, zoals doorbetaling van<br />

het loon bij ziekte.<br />

Veldteams en specialisten<br />

<strong>RAAP</strong> kan zowel veldteams als individuele medewerkers in<br />

vrijwel alle functies detacheren. Denk aan beleidsadviseurs,<br />

veldarcheologen, archeologisch projectleiders, GIS-medewerkers,<br />

fysisch geografen, projectmanagers en historisch geografen. De<br />

detacheringsperiode kan, afhankelijk van de behoefte van de<br />

opdrachtgever, variëren van enkele dagen tot een jaar of meer, en<br />

van één tot meerdere dagen per week.<br />

Meer informatie over detachering is bij alle <strong>RAAP</strong>-kantoren<br />

verkrijgbaar.<br />

bleek zeer goed bewaard gebleven. Dit onderzoek geeft een<br />

stimulans aan terreineigenaren om zich nog bewuster te zijn<br />

van het erfgoed in deze ‘Nederlandse woestijnen’.”<br />

Doelen<br />

De gemeente Ede gaat de kaarten met toelichtende rapportage<br />

voor een groot aantal gemeentelijke taken gebruiken.<br />

Allereerst zullen de voornaamste cultuurhistorische waarden<br />

in het bestemmingsplan geborgd worden. Daarvoor is in 2010<br />

al door <strong>RAAP</strong> en Overland een pilot voor het bestemmingsplan<br />

Agrarisch Buitengebied uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende<br />

nieuwe methoden ontwikkeld om cultuurhistorische waarden<br />

in bestemmingsplannen te verankeren. Deze methodiek<br />

wordt nu voor het gehele gemeentelijk grondgebied verder<br />

ontwikkeld.<br />

Daarnaast zal de gemeente de nieuwe informatie over het<br />

erfgoed gebruiken voor het formuleren van beleid binnen<br />

diverse beleidsterreinen. Op basis van een inventarisatie van<br />

wederopbouwerfgoed (1940-1965) komt er een voorstel voor<br />

nieuwe gemeentelijke monumenten. Ook andere gemeentelijke<br />

beleidsvelden kunnen van de informatie gebruik gaan maken.<br />

Het publiek wordt bereikt via diverse publicaties in de media<br />

en te organiseren evenementen. En uiteindelijk is het de<br />

bedoeling dat er een beeldende cultuurhistorische atlas gaat<br />

verschijnen.<br />

Kruisbestuiving<br />

Bijzonder aan dit project is de samenwerking tussen de<br />

vakgebieden. Het voordeel daarvan is volgens Luuk Keunen<br />

dat daardoor veel meer boven water komt dan wanneer<br />

er afzonderlijke inventarisaties worden uitgevoerd. De<br />

verschillende uitvoerders wisselen regelmatig hun nieuwste<br />

ontdekkingen uit en bezoeken samen locaties in het<br />

veld. Zo ontstaan nieuwe inzichten over de verschillende<br />

cultuurhistorische waarden van een gebied. Keunen<br />

geeft als voorbeeld dat het opmerkelijk is hoe vaak de<br />

stedenbouwkundige opzet van een dorp of stad nog<br />

teruggaat op het agrarische cultuurlandschap van vóór de<br />

verstedelijking. “Wegen, kavelgrenzen, reliëf, groen, veel<br />

van wat je in de bebouwde kom ziet, heeft nog een link<br />

met het oude landschap. Als je dat verhaal kunt vertellen,<br />

laat je de mensen zien dat ze geworteld zijn in een oud<br />

cultuurlandschap, ook al is de woonwijk waarin ze wonen<br />

misschien nog geen decennium oud.”<br />

In het voorjaar van 2012 ronden <strong>RAAP</strong>, Overland en Van Meijel<br />

hun inventarisaties af en start de waarderings- en adviesfase.<br />

In de zomer van volgend jaar verschijnt het eindrapport. Over<br />

de voortgang van dit project houden we u op de hoogte via<br />

deze nieuwsbrief.<br />

Projectleider Nico Willemse<br />

T 0575-567876 | E n.willemse@raap.nl


Inrichtingsplan voor<br />

‘schatkamer’ castellum<br />

Fectio<br />

Een bult in het landschap, meer herinnert er niet aan<br />

de resten van het Romeinse castellum Fectio aan de<br />

A12 bij Bunnik. Dat gaat veranderen. Een bijzonder<br />

inrichtingsplan rolde onlangs van de ontwerptafel.<br />

Drie betrokkenen over het plan voor dit verdwenen<br />

monumentale legerkamp.<br />

Edwin Wolvekamp, provincie<br />

Utrecht<br />

De resten van castellum Fectio liggen<br />

tot op heden verborgen onder een vrij<br />

onopvallende heuvel langs de A12:<br />

waarom heeft de provincie besloten om er<br />

een inrichtingsplan voor te laten maken?<br />

Het plan ontstond ongeveer drie jaar<br />

geleden. We kregen toen de kans om zo’n 15<br />

hectare grond aan te kopen ten westen van<br />

Fort Vechten, dat een onderdeel is van de<br />

Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het kader<br />

van de Ecologische Hoofdstructuur was<br />

eerder grond verworven en de boomgaard<br />

hadden we al in eigendom. Het is een<br />

bijzonder terrein en een rijksmonument, er<br />

was al veel over het castellumterrein bekend.<br />

Het zou mooi zijn om functies als recreatie,<br />

natuur en archeologie op die locatie te<br />

integreren. Wat ook meespeelt, is dat het<br />

castellum een onderdeel is van de Limes,<br />

de noordelijke grens van het Romeinse<br />

rijk, en als provincie zijn we betrokken bij<br />

een project om die Limes op de Unesco<br />

werelderfgoed lijst te krijgen.<br />

archeologie en inrichting Opdrachtgever:<br />

Wat waren voor de provincie de<br />

uitgangspunten voor het inrichtingsplan?<br />

De opdracht aan de ontwerpers van Parklaan<br />

was een integraal inrichtingsplan te maken<br />

waarin de drie aspecten van het terrein, dus<br />

recreatie, natuur en archeologie, verenigd<br />

Ontwerptekening in vogelvluchtperspectief van<br />

het hele gebied.<br />

zouden worden. Het zichtbaar en beleefbaar<br />

maken van het Romeinse castellum past daar<br />

natuurlijk helemaal in.<br />

Is de provincie tevreden met het ontwerp?<br />

Jazeker, de provincie is enthousiast over het<br />

ontwerp. Wat ik zelf het meest geslaagde<br />

onderdeel van het ontwerp vind, is het<br />

idee om de grond als het ware te egaliseren<br />

waardoor een plateau ontstaat. Door uit te<br />

gaan van het hoogste punt van het castellum<br />

en de rest van de omliggende grond op te<br />

hogen tot dat niveau, ontstaat een spannend<br />

geheel. Het castellum komt zo nog hoger en<br />

dus opvallender in het landschap te liggen.<br />

Wanneer kunnen de recreanten het<br />

gebied in gebruik nemen?<br />

Dat is een spannende vraag in deze tijd. Het<br />

is een ambitieus ontwerp dat bij realisatie<br />

ook veel gaat kosten. Er wordt bekeken hoe<br />

het financieel te regelen is. We zetten nu in<br />

op het realiseren van een eerste fase, waar<br />

de castellummuur en de principia niet in<br />

zijn opgenomen. Het besluit van Provinciale<br />

Staten wordt in december verwacht. Dan is<br />

duidelijk of en hoeveel geld er beschikbaar is<br />

om het inrichtingsplan te realiseren.<br />

Landschapsarchitect:<br />

Marcel Eekhout, Parklaan<br />

landschapsarchitecten<br />

Is het lastiger om een ontwerp te maken<br />

met als extra randvoorwaarde rekening<br />

te houden met het archeologisch<br />

erfgoed?<br />

Ja, dat is lastiger. Je hebt altijd wel<br />

randvoorwaarden, maar in dit geval dus<br />

een set extra. Aan de andere kant levert het<br />

verhaal van die plek ook inspiratie voor het<br />

ontwerp.<br />

Hoe begint een ontwerpproces waarbij je<br />

met diverse archeologische relicten, zoals<br />

castellum, limes, oude Rijn en vicus te<br />

maken hebt?<br />

Eerst hebben we een landschapsanalyse<br />

gemaakt. We hebben gekeken hoe de<br />

landbouw functioneert, hoe het zit met<br />

recreatie en welke eisen er zijn voor de<br />

ecologische verbindingszones. En tegelijk<br />

probeer je ook achter de essentie van de<br />

Romeinse tijd te komen. Waarin onderscheidt<br />

Castellum Fectio<br />

Castellum Fectio in Bunnik is een van<br />

de grootste en oudste Romeinse forten<br />

van ons land. Rond het begin van de<br />

jaartelling bouwden de Romeinen<br />

een houten fort aan de Oude Rijn en<br />

in de drie eeuwen daarna volgden<br />

nog eens vijf houten en een stenen<br />

fort op die locatie. Het castellum was<br />

onderdeel van de Romeinse Limes. Er<br />

verbleven 500 tot 1000 soldaten en<br />

vlakbij lag een kampdorp (vicus). Naast<br />

het castellum ligt Fort Vechten dat in<br />

1867-1870 werd gebouwd als onderdeel<br />

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.<br />

De provincie Utrecht wil dit kruispunt<br />

van twee militaire linies markeren.<br />

Parklaan Landschapsarchitecten kreeg<br />

de opdracht een inrichtingsplan op te<br />

stellen en schakelde <strong>RAAP</strong> in voor de<br />

archeologische input.<br />

deze plek zich van andere, wat is waar<br />

gevonden, hoe werkt het? Het is een<br />

zoektocht naar aanknopingspunten voor<br />

het ontwerp. De zoektocht resulteert in een<br />

hoop informatie en daaruit selecteer je dan<br />

datgene waar je ruimtelijk iets mee kunt en<br />

waar de recreanten iets mee kunnen. Een<br />

kwestie van brainstormen en schetsen. Het<br />

is heel handig om daar een archeoloog bij<br />

te hebben die beeldend mee kan denken en<br />

creatief is. Daarom was niet alleen beeldend<br />

kunstenaar Paul de Kort er vanaf het begin<br />

bij, maar ook archeoloog Ivar Schute.<br />

Wij hebben al eerder samengewerkt, aan<br />

inrichtingsprojecten voor de provincie Zuid-<br />

Holland bijvoorbeeld.<br />

Heeft u zich bij het ontwerpen laten<br />

inspireren door de bouwprincipes van de<br />

Romeinen?<br />

Het basisontwerp is een plateau waarop<br />

met een betonnen plint de contouren van<br />

het castellum worden weergegeven, dat is<br />

een lange zitrand. Daarbij hebben we wel<br />

gezocht naar een maatsysteem, want daar<br />

waren de Romeinen sterk in. Niet zozeer een<br />

exacte Romeinse maat, maar wel het principe<br />

van maatvoering hebben we overgenomen.<br />

Bijvoorbeeld in het standaard formaat<br />

van het strekmetaal waar de muren mee<br />

opgetrokken worden.<br />

Het fort kent wel zeven bouwfasen, waar<br />

is voor het ontwerp vanuit gegaan?<br />

Een volledige reconstructie van het castellum<br />

was niet de bedoeling, we zoeken het meer<br />

in de verbeelding. We hebben met moderne<br />

materialen naar een interpretatie gezocht en<br />

de laatste fase, de steenbouw, gekozen om<br />

te verbeelden. Die ligt namelijk het dichtst<br />

aan het oppervlak en daarover is het meest<br />

bekend. Op twee plekken zijn overigens<br />

ook stukken van eerdere houtbouwfasen<br />

verbeeld. Zo hebben we een lange houten<br />

bank ontworpen op een plek waar een houten<br />

castellummuur van de eerste bouwfase<br />

heeft gestaan. Het ontwerp is in principe<br />

demontabel. De gedachte daarachter is dat<br />

er vast nieuwe vondsten gedaan worden die<br />

weer tot nieuwe inzichten leiden. We weten<br />

nu niet 100% zeker hoe het vroeger zat, en<br />

het is handig dat je het ontwerp eventueel<br />

kunt aanpassen in de toekomst.<br />

Archeoloog:<br />

Ivar Schute, <strong>RAAP</strong><br />

In hoeverre is <strong>RAAP</strong> betrokken geweest<br />

bij archeologisch onderzoek naar de<br />

overblijfselen van castellum Fectio?<br />

Er is al heel vaak en ook lang geleden allerlei<br />

onderzoek naar het castellum gedaan.<br />

Zoveel zelfs dat er een apart onderzoek is<br />

geweest om dit allemaal weer op een rij te<br />

krijgen. <strong>RAAP</strong> heeft met name het terrein<br />

om het castellum in kaart gebracht, de vici,<br />

de grafvelden en het landschap waarin ze<br />

liggen. Ook hebben we een metaaldetectieonderzoek<br />

uitgevoerd in de boomgaard op<br />

het castellum.<br />

Wat was je bijdrage als archeoloog bij de<br />

totstandkoming van het plan?<br />

Elk inrichtingsplan beginnen we op dezelfde<br />

manier: Marcel Eekhout, Paul de Kort en<br />

ik komen op locatie bij elkaar voor een<br />

brainstormsessie. We hebben dit de laatste<br />

paar jaar voor zo’n tien projecten gedaan en<br />

naar mijn ervaring zijn deze dagen cruciaal.<br />

We nemen de tijd, lopen rond en ik vertel ze<br />

over de vindplaats. Het zijn vragen, wilde<br />

fantasieën, associaties en beelden die dan<br />

naar boven komen. En iedere keer blijkt<br />

achteraf dat we het centrale thema van het<br />

latere ontwerp dan al te pakken hebben.<br />

Heel bijzonder en inspirerend. Daarna<br />

gaan Marcel en Paul aan de gang met het<br />

ontwerp, dat ik dan voortdurend toets aan<br />

de technische randvoorwaarden, in dit geval<br />

Montagefoto van een deel van de castellummuur<br />

met torens. Onder: schets met betonnen plint. Links:<br />

bovenaanzicht inrichtingsplan met castellum Fectio en<br />

fort Vechten.<br />

die van de RCE. Een lastig proces, want het<br />

ontwerp is best complex en het was niet<br />

altijd duidelijk wat is toegestaan. Daarover<br />

is onderhandeld op basis van effectcijfers<br />

waarin ik heb voorzien.<br />

Zettingsberekeningen bijvoorbeeld.<br />

Daarnaast hadden we discussies met<br />

specialisten van de archeologische<br />

klankbordgroep en het voorlopig ontwerp<br />

is verder besproken in talloze commissies<br />

die allemaal groen licht moesten geven.<br />

Wil de gemeente het wel? Hoe staat de<br />

provincie er tegenover? Is het strijdig<br />

met de EHS? Boeren en pachters die<br />

erbij betrokken zijn, ga zo maar door. Bij<br />

enkele van die bijeenkomsten gaf ik als<br />

archeoloog tekst en uitleg.<br />

Wat kun je zeggen over de centrale visie<br />

die aan het ontwerp ten grondslag ligt?<br />

Ieder onderzoek naar castellum Fectio,<br />

hoe klein ook, levert weer onverwachte<br />

en bijzondere vondsten op. Wie nu door<br />

het terrein loopt, ziet een opvallende<br />

bult in het landschap, deels beplant<br />

met fruitbomen. Deze bult herbergt<br />

een potentieel aan informatie zonder<br />

veel parallellen in Nederland. Bij<br />

amateurarcheologen en, helaas, ook<br />

schatgravers duiken onverwachts<br />

vondsten op van uitzonderlijke kwaliteit<br />

en kwantiteit, zoals onlangs de<br />

schrijfplankjes. Toch resteert het meeste<br />

materiaal in die eenzame bult. Dat beeld,<br />

die ‘bult aan informatie’, de kracht die dat<br />

in zich herbergt, ging bij mij niet meer<br />

weg. Marcel vertaalde dat naar het beeld<br />

van een schat kamer. En dat in de context<br />

van een letterlijk monumentale vindplaats.<br />

Je verkijkt je op de grootte van het terrein<br />

en daarmee het legerkamp, die is namelijk<br />

enorm. Dat hebben we willen benadrukken<br />

in het ontwerp en gekoppeld aan die<br />

schatkamer-gedachte. Als het een unieke<br />

vindplaats is, laat het dan ook maar een<br />

uniek ontwerp zijn dat daar recht aan doet.<br />

Projectleider Ivar Schute<br />

T 071-5768118 | E i.schute@raap.nl


opgraving<br />

<strong>RAAP</strong> projectleider Kirsten Leijnse over<br />

BIJZONDER BOUWPUIN<br />

achtergelaten door Romeinen in Naaldwijk<br />

WANNEER<br />

“Op de eerste dag van het onderzoek eind mei<br />

dit voorjaar, was het bij de eerste schep al raak. Bij het<br />

aanleggen van de opgravingsput kwamen grote hoeveelheden<br />

bouwpuin naar boven. Ik dacht eerst: wat is dit? Maar ik zag<br />

al gauw dat het niet recent maar Romeins was. Stukken van<br />

dakpannen, brokken natuursteen, vloerbeton, mortel en zelfs<br />

vloerverwarmingselementen hebben we gevonden. Het leek<br />

erop dat we een hoek hadden aangesneden van een gebouw dat<br />

deels uit steen was opgetrokken. Dat het om een zeer bijzondere<br />

vondst ging, was snel duidelijk. Stenen constructies uit de<br />

Romeinse tijd zijn zeker in het westen van Nederland namelijk<br />

zeer zeldzaam. In Zuid-Holland kennen we ze alleen uit Rijswijk<br />

en Poortugaal.”<br />

WAAR<br />

“De opgraving vond plaats in Naaldwijk waar<br />

opdrachtgever FloraHolland, de grootste bloemenveiling<br />

ter wereld, circa 30 hectare bedrijventerrein ontwikkelt<br />

onder de naam Trade Parc Westland Mars. Sinds 2008 is <strong>RAAP</strong><br />

betrokken bij de realisatie van de plannen. Na een verkennend<br />

booronderzoek in het gehele plangebied, concentreerde<br />

het onderzoek zich sinds voorjaar van <strong>2011</strong> op twee<br />

opgravingslocaties pal aan de Middel Broekweg.”<br />

W AT<br />

“Het blijkt dat we een stenen kamer van 5 x 3 meter met<br />

een vloerverwarming, een zogenoemd ‘hypocaustum’ hebben<br />

gevonden. Vermoedelijk is het een houten boerderij met een<br />

stenen vleugel, een soort opkamer. Wellicht een porticushuis<br />

met twee zijvleugels, zoals bij het hoofdgebouw van een<br />

Hypocaustum zoals gevonden in Naaldwijk:<br />

een Romeins verwarmingssysteem waarbij de<br />

ruimte onder de vloer, die rust op lage bakstenen<br />

pijlertjes, via een oven verwarmd wordt.<br />

Romeinse villa. Afgaande op de keramiek die we vonden, dateert het<br />

bouwwerk uit circa 200 na Christus. Rondom het gebouw hebben we<br />

diverse brede sloten met zeer veel nederzettingsafval aangetroffen.<br />

Ontzettend mooi en ook veel import aardewerk, metaalvondsten,<br />

kralen, het materiaal vloog je om de oren! Uit één van de sloten<br />

kwam een houten schrijfplankje tevoorschijn. Wat daar op staat<br />

wordt nog onderzocht en mogelijk levert het informatie op over de<br />

eigenaar van het huis.”<br />

W IE<br />

“Je kunt wel stellen dat de bewoners van het gebouw met<br />

vloerverwarming geen gewone boeren waren. De aanwezigheid<br />

van het schrijfplankje geeft wel aan dat deze mensen konden lezen<br />

en schrijven. De grote hoeveelheid import aardewerk wijst op<br />

handelsconnecties en een zekere rijkdom. Mogelijk is het de woning<br />

van een veteraan die gediend had in het Romeinse leger en na zijn<br />

pensionering deze boerderij heeft laten bouwen.”<br />

W AAROM<br />

“Waarom het huis hier gebouwd is weten we nog niet. Dit<br />

najaar zullen we de opgraving afronden en hopelijk vinden we dan<br />

meer dat licht kan werpen op het verhaal van deze plek. Uit het<br />

proefsleuvenonderzoek is gebleken dat zo’n 400 meter naar het<br />

noorden, ook langs de Middel Broekweg, nog een tweede vindplaats<br />

ligt, maar deze wordt voorlopig niet bedreigd door bouwplannen.”<br />

Projectleider Kisten Leijnse<br />

T 071-5768118 | E k.leijnse@raap.nl<br />

Schrijfplankjes waren het Romeinse briefpapier.<br />

Op het hout zat een laag was gesmeerd waarin met<br />

een griffel een tekst geschreven kon worden.<br />

HOE ZIT DAT?<br />

Veelgestelde vragen over kleine booronderzoeken<br />

Dagelijks voert <strong>RAAP</strong><br />

booronderzoek uit<br />

overal in Nederland.<br />

Soms spectaculaire<br />

grote boorprojecten,<br />

maar voornamelijk<br />

heel veel kleine<br />

projecten. Efficiënte<br />

onderzoeken die snel<br />

duidelijk maken waar<br />

je als ontwikkelaar<br />

aan toe bent. Een<br />

beeldverslag met <strong>RAAP</strong><br />

projectleiders Reinier<br />

Ellenkamp en Bart<br />

Moonen in de hoofdrol<br />

geeft antwoord<br />

op veelgestelde<br />

vragen over kleine<br />

booronderzoeken.<br />

1<br />

Hoe lang duurt een booronderzoek.<br />

Dat hangt sterk af van het te onderzoeken oppervlak, de<br />

bodemsoort en de vraagstelling. Een verkennend booronderzoek<br />

in een plangebied van 2 hectare duurt gemiddeld niet meer dan een halve<br />

dag.<br />

2<br />

Hoe snel kan <strong>RAAP</strong> het booronderzoek uitvoeren? Onderzoeken<br />

in een gebied van beperkte omvang kunnen eigenlijk altijd<br />

tussendoor. Als er maandag gebeld wordt, kunnen we vaak<br />

diezelfde week al het veld in.<br />

3<br />

Wat moet er geregeld worden voordat jullie aan de slag gaan?<br />

Nadat de opdrachtgever betredingstoestemming heeft<br />

geregeld, maken we een quickscan om een idee te krijgen van de<br />

landschappelijke en archeologische context van het gebied. We zorgen<br />

voor een KLIC-melding en werkkaart, zetten die op de veldpc en kunnen<br />

met alle boormateriaal op pad.<br />

4<br />

Hoe gaat het booronderzoek in zijn werk?<br />

We zetten boringen in een systematisch grid met een Edelmanboor<br />

of guts. De opgeboorde grond controleren we op bodemkundige<br />

en geologische kenmerken en bij een karterend onderzoek zoeken we<br />

ook naar archeologisch materiaal. Daaruit is af te leiden of er sporen<br />

van menselijke activiteiten in de bodem zitten. Alle boringen worden<br />

ingemeten en de data gaan direct de veldcomputer in.<br />

5<br />

Wat levert booronderzoek op?<br />

Met booronderzoek checken we de archeologische verwachting<br />

in het veld, dus klopt de bodemopbouw en bodemgaafheid met<br />

wat verwacht werd? En we sporen archeologische vindplaatsen op. De<br />

resultaten worden gerapporteerd en we stellen een op de ontwikkelingen<br />

toegespitst advies op. Het laatste oordeel over hoe het verder gaat ligt bij<br />

de bevoegde overheid.<br />

6<br />

Hoeveel kost een booronderzoek?<br />

Net zoals de lengte van het onderzoek is dat afhankelijk van het te<br />

onderzoeken oppervlak, de vraagstelling achter het booronderzoek<br />

en de bodemsoort. Een halve dag booronderzoek inclusief voorafgaand<br />

bureauonderzoek kost over het algemeen maximaal € 2000,-.<br />

7<br />

In hoeverre wordt de bodem verstoord door het<br />

booronderzoek?<br />

Met de guts of Edelmanboor boren we een klein gat in de bodem en<br />

dat wordt altijd weer dichtgemaakt met opgeboorde grond. De verstoring<br />

is dus nihil en meestal is er na een flinke regenbui niets meer van terug te<br />

vinden.<br />

8<br />

Hoe snel kan ik de uitslag krijgen?<br />

Van elk onderzoek leveren we een (verplicht) rapport met<br />

boorstaten, conclusie en advies. Voor onderzoek van een dag<br />

leveren we gemiddeld 2 weken na de uitvoering van het veldwerk een<br />

digitaal conceptrapport. Dat volstaat veelal om de bevoegde overheid<br />

te verzoeken om een selectiebesluit. Bij grote spoed kan het incidenteel<br />

sneller en indien gewenst kunnen we na het veldwerk meteen de eerste<br />

bevindingen doorbellen.


geofysisch onderzoek<br />

Zeeuwse Bordeelschans puntgaaf in beeld<br />

Het bleek de enige methode om een 17e eeuwse schans in de Zeeuwse bodem op de sporen: weerstandsonderzoek.<br />

De weerstandsmetingen toonden aan dat de contouren van de verdwenen Bordeelschans bij Sluis nog puntgaaf in<br />

de bodem liggen. De provincie wil de schans nu weer zichtbaar maken.<br />

In opdracht van de Provincie Zeeland voerde <strong>RAAP</strong> in mei<br />

<strong>2011</strong> een geofysisch onderzoek uit op de vermoedelijke<br />

locatie van de verdwenen Bordeelschans. Deze schans<br />

uit het begin van de 17e eeuw bestond uit een aarden<br />

wal met grachten. De provincie wil in het kader van het<br />

Interregionaal IV-A project ‘Forten en linies in grensbreed<br />

perspectief’ de wallen van de nu volledig verdwenen schans<br />

bij Draaiburg (Zeeuws Vlaanderen) weer zichtbaar maken.<br />

Het project wordt gesubsidieerd door de EU.<br />

Maurits verdedigingslinie<br />

De zoeklocatie werd bepaald op basis van oude kaarten<br />

met afbeeldingen van verschillende verdedigingswerken<br />

die deel uitmaakten van de circumvallatielinie van Sluis.<br />

Deze verdedigingslinie werd in 1604 aangelegd door prins<br />

Maurits. Hij maakte daarbij gebruik van door de Spaanse<br />

legers aangelegde verdedigingswerken, zoals schansen,<br />

forten en redoutes. Daarnaast liet hij nieuwe schansen en<br />

forten bouwen die met elkaar in verbinding stonden via<br />

dijken, gedekte wegen en loopgraven. Deze werkwijze werd<br />

in de Tachtigjarige Oorlog (1588-1598) meerdere malen<br />

toegepast tijdens het beleg van steden. Het doel van een<br />

circumvallatielinie was het isoleren van de stad en het<br />

uitsluiten van versterking en bevoorrading van buitenaf. De<br />

Bordeelschans zou geslecht zijn vóór 1622, aangezien de<br />

schans als ‘verwoest’ staat aangeven op een nieuwskaart uit<br />

dat jaar. Op latere kaarten zijn geen aanwijzingen te vinden<br />

voor de ligging van een schans.<br />

Een eerder uitgevoerd booronderzoek zette vraagtekens<br />

bij de juistheid van de locatie. De aanwijzingen voor de<br />

ligging van de schans waren zeer summier. Projecties van<br />

prekadastrale kaarten op de huidige topografie zijn namelijk<br />

niet betrouwbaar, daarnaast zou een met het blote oog<br />

waarneembare verhoging in het plangebied te maken kunnen<br />

hebben met een kreekrug in de ondergrond - wat bevestigd<br />

Electrisch weerstandsonderzoek<br />

Weerstandsmetingen vormen<br />

een veelgebruikte geofysische<br />

onderzoekmethode om onder specifieke<br />

omstandigheden archeologische<br />

structuren op te sporen tot een diepte van<br />

1,5 meter onder het maaiveld. Met behulp<br />

van twee elektroden in de grond worden<br />

verschillen in elektrische weerstand van<br />

de bodem gemeten. De verschillen in<br />

weerstandswaarden worden hoofdzakelijk<br />

veroorzaakt door de grondsoort en<br />

mate waarin de bodembestanddelen<br />

vocht vasthouden. Vochtige grond<br />

geleidt elektriciteit beter dan droge<br />

grond. De verschillen kunnen duiden op<br />

archeologische resten in de grond, zoals<br />

grachten (lage weerstandswaarden) en<br />

fundamenten (hoge weerstandswaarden). Detail van de Nieuwskaart van het Beleg van Sluis in 1604<br />

van G. en J. Blaeu.<br />

werd door de boringen. In de boringen werden geen aanwijzingen<br />

gevonden voor de ligging van een gracht, wal of andere structuren zoals<br />

uitkijktorens, schuren, paden of verharding.<br />

Geen twijfel mogelijk<br />

De scepsis waarmee aan het elektrisch weerstandsonderzoek werd<br />

begonnen, sloeg al snel om in enthousiasme. Uit een pilot-meting<br />

kwamen de contouren van de schans zeer schep naar voren in de<br />

verschillen van elektrische weerstandwaarden van de bodem. Een<br />

daarop volgende vlakdekkende kartering met de weerstandmeter liet<br />

geen ruimte voor tijfel: de schans heeft zeker op deze locatie gestaan.<br />

De ligging en omvang van grachten en wallen, het terreplein dat ze<br />

omsloten, een poort en mogelijk een ronde toren op het terreplein zijn<br />

met succes in kaart gebracht.<br />

De inzet van geofysisch onderzoek bij deze volledig verdwenen<br />

vindplaats van kortstondige bestaansduur bleek de meest optimale<br />

en zelfs de enige manier om de schans in kaart te brengen. Zelfs zeer<br />

gerichte controleboringen op basis van de weerstandsmeting leverden<br />

geen bruikbaar resultaat. Er was geen afwijkende grachtvulling in de<br />

voormalige grachten aanwezig en de locatie van de voormalige wallen<br />

was nauwelijks herkenbaar. De resten van de schans zijn slechts aan<br />

de hand van zeer subtiele, niet met het blote oog waarneembare<br />

verschillen in de bodemopbouw te traceren.<br />

Het onderzoek onderstreept eens temeer het belang van geofysisch<br />

onderzoek bij dergelijke vindplaatsen, die door hun aard (grachten<br />

en wallen) gemakkelijk door de mazen van het net van de standaard<br />

karteringsmethoden (booronderzoek en zelfs proefsleuven) kunnen<br />

glippen.<br />

Projectleider Mina Jordanov<br />

T 071-5768118 | E m.jordanov@raap.nl<br />

Resultaten weerstandsonderzoek met duidelijk zichtbaar<br />

de contouren van de schans.<br />

Foto: Ruben Smit<br />

KORTE BERICHTEN<br />

<strong>RAAP</strong>-informatiemiddagen wegens succes vervolgd<br />

In navolging van vorig jaar organiseerde <strong>RAAP</strong> dit najaar weer een<br />

aantal informatiemiddagen voor haar klanten. Op het programma<br />

stond het onderwerp cultuurhistorie en bestemmingsplannen, de<br />

vraag waaraan een goed Programma van Eisen moet voldoen en<br />

per locatie was er een regionaal thema. Dat laatste varieerde van<br />

archeologie & publieksbereik in Zutphen en geofysisch onderzoek<br />

in Utrecht tot cultuurhistorie als inspiratiebron voor het ontwerp<br />

in Montfort. Daar eindigde de middag bovendien met een<br />

veldexcursie naar de Vlootbeek waar de muntmedaillons werden<br />

bekeken die geïnspireerd zijn op de vondst van een Romeinse<br />

muntschat. Gezien de vele positieve reacties van de bezoekers<br />

(“enthousiasmerend”, “informatief”, “daar kunnen we wat mee”)<br />

zullen de informatiemiddagen volgend jaar een vervolg krijgen.<br />

Over een aantal besproken onderwerpen zijn informatiebladen<br />

gemaakt, u kunt ze aanvragen via www.raap.nl.<br />

<strong>Archeologisch</strong>e landschapsmarker voor treinreizigers<br />

Op 2 november is langs de spoorlijn Eindhoven-Maastricht in<br />

Kelper-Oler bij de Mildert een kunstwerk onthuld dat herinnert<br />

aan prehistorische skeletresten die daar in 2010 gevonden zijn.<br />

Bij het begeleiden van werkzaamheden voor de hermeandering<br />

van de Tungelroyse beek ontdekten archeologen van <strong>RAAP</strong> botten<br />

van meerdere diersoorten en vuurstenen werktuigen: mogelijk<br />

vormen ze de neerslag van jagersactiviteiten in de Midden<br />

Steentijd. <strong>RAAP</strong> projectleider Jan Roymans opperde het idee om<br />

de vondsten tastbaar te maken met een beeld van een jagerverzamelaar.<br />

Vervolgens is een werkgroep geformeerd, bestaande<br />

uit de Stichting Ark, de gemeenten Leudal en Nederweert,<br />

Waterschap Peel en Maasvallei, Natuurmonumenten en <strong>RAAP</strong>, om<br />

het plan vlak langs het spoor te realiseren. Een beter podium kan<br />

de archeologie bijna niet krijgen.<br />

Projectleider Jan Roymans<br />

T 0495-513555 | j.roymans@raap.nl<br />

Column<br />

Even opletten<br />

Archeologen doen zelden spectaculaire<br />

vondsten, af en toe doen ze aardige<br />

vondsten, maar meestal doen ze gewone<br />

vondsten of ze vinden helemaal niets. De leukste is<br />

de vondst die net even afwijkt van wat je verwacht,<br />

die je bureau passeert of door je handen glijdt en<br />

bijna (weer) het vondstzakje in verdwijnt, maar<br />

dan opeens je aandacht trekt. Onlangs las ik een<br />

verhaal over een Peruviaanse knotskop, een soort<br />

prehistorisch stenen wapen dat in Rhenen(!) op een<br />

akker was gevonden en nu in bruikleen werd gegeven<br />

aan het tabaksmuseum in Amerongen. Kijk, het zal<br />

een hele klus zijn om iets te herkennen dat uit z’n<br />

context is geraakt en buiten je verwachtingspatroon<br />

ligt. Om niet te zeggen, iets totaal bizars dat de<br />

halve planeet over is gedwaald en daar niet behoort<br />

te zijn. Maar toch, het is evident iets ‘aparts’.<br />

Voor de goede orde: die knotskop is met de guano<br />

meegekomen, mineraalrijke vogelstront die op de<br />

tabaksakkers van de Utrechtse Heuvelrug - die waren<br />

er - als mest diende.<br />

Twee totaal andere voorbeelden. De Zebramossel.<br />

Het is een mosseltje dat me een keer door een<br />

collega in handen werd gedrukt - ik doe hier nu<br />

eenmaal de schelpanalyses. De mossel kwam uit<br />

een boorkern en zou dus iets kunnen zeggen over<br />

het afzettingsmilieu van een bepaald laagje. “Zout<br />

hè?”, zei de betreffende projectleider. Nee dus,<br />

het is de voor mij inmiddels klassieke verwarring<br />

tussen de zoutwatermossel die wij allemaal eten<br />

onder het genot van een glas witte wijn, en de uit<br />

Russische sferen afkomstige exoot, de Zebramossel.<br />

Oppervlakkig lijken ze op elkaar, met dat verschil dat<br />

de laatste in zoet water leeft. Ergo, de projectleider<br />

zat faliekant verkeerd met zijn analyse.<br />

Tweede voorbeeld. Een porseleinen schoteltje<br />

passeert mijn bureau - ik doe hier nu eenmaal het<br />

porselein. Ik werp een blik op het bodemstempel,<br />

draai werktuigelijk het schoteltje al om en moet<br />

een glimlach onderdrukken. Het besef komt net<br />

een seconde later dan de waarneming. Ik zie<br />

het stempel, denk het te weten, maar moet me<br />

corrigeren. Wie kent niet dat beeld van een sfinx<br />

met daaronder de naam P. Regout, Maastricht?<br />

Kijk anders even tussen het servies, er ligt er vast<br />

nog wel zo eentje. Maar wie kent het olifantje met<br />

daaronder de naam F. Regout, Maastricht? Het<br />

mislukte neefje dat aan het einde van de 19e eeuw<br />

vijf jaar lang een aardewerkfabriek exploiteerde tot<br />

groot ongenoegen van zijn ooms, de vennoten van<br />

de firma Petrus Regout & Co.<br />

Kortom, een porseleinen tegelwijsheid: wie niet<br />

kan determineren wat hij vindt, hoeft ook niet te<br />

zoeken.<br />

Ivar Schute<br />

Senior projectleider bij <strong>RAAP</strong>


KORTE BERICHTEN<br />

Vitrine vol vondsten voor woningbouwlocatie SWB<br />

In de hal van het kantoor van Stichting Woningbeheer<br />

Betuwe (SWB) in Lienden staat sinds kort een vitrine met<br />

archeologische vondsten. Pal daarnaast is een impressie<br />

te zien van de woningen die op die vondstlocatie<br />

gerealiseerd zullen worden. De vondsten zijn opgegraven<br />

tijdens het proefsleuvenonderzoek dat <strong>RAAP</strong> in mei <strong>2011</strong><br />

voor SWB uitvoerde in Plangebied Ingen-Het Woud. Met<br />

het provinciaal depot regelde <strong>RAAP</strong> dat een deel van de<br />

vondsten tijdelijk geëxposeerd mogen worden. Het gaat<br />

om aardewerk, glas en diverse metalen voorwerpen,<br />

waaronder enkele fraaie Romeinse fibulae. Toekomstige<br />

wijkbewoners en geïnteresseerden kunnen op deze<br />

manier kennismaken met de oudste bewoners van het<br />

gebied, die daar in de IJzertijd (vanaf 100 voor<br />

Chr.) neerstreken. Daarnaast heeft SWB ook<br />

een publieksfolder laten maken over de<br />

bewoningsgeschiedenis<br />

en het archeologisch<br />

onderzoek.<br />

Projectleider Erik Verhelst<br />

T 0575-567876 | e.verhelst@raap.nl<br />

COLOFON<br />

<strong>RAAP</strong> Nieuwsbrief <strong>2011</strong>-2, november <strong>2011</strong><br />

De <strong>RAAP</strong> Nieuwsbrief is een uitgave van <strong>RAAP</strong><br />

<strong>Archeologisch</strong> <strong>Adviesbureau</strong> B.V.<br />

<strong>RAAP</strong> is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau<br />

voor archeologische monumentenzorg en integrale<br />

cultuurhistorie, met vestigingen in Leiden, Zutphen,<br />

Drachten, Weert en Weesp.<br />

Aan dit nummer werkten mee: Marcel Eekhout, Reinier<br />

Ellenkamp, Eimert Goosens, Kirsten Leijnse, Mina<br />

Jordanov, Luuk Keunen, Jan Roymans, Ivar Schute,<br />

Marten Verbruggen, Erik Verhelst, Nico Willemse en<br />

Edwin Wolvekamp.<br />

Fotografie en cartografie: <strong>RAAP</strong> (tenzij anders vermeld)<br />

Vormgeving: Olav Odé<br />

Eindredactie: Caroline Hom<br />

Wilt u op de verzendlijst van de <strong>RAAP</strong> Nieuwsbrief komen<br />

te staan, of de nieuwsbrief juist niet meer ontvangen,<br />

stuur dan een e-mail naar receptie@raap.nl<br />

Folder bij Veluwse verwachtingskaart<br />

De gemeente Nunspeet heeft naast een archeologische<br />

verwachtingskaart ook een toelichtende folder daarbij laten<br />

maken. De door <strong>RAAP</strong> opgestelde verwachtingskaart (schaal<br />

1:10.000) laat zien waar archeologische resten liggen en in<br />

de bodem te verwachten zijn. Bij toekomstige ruimtelijke<br />

ontwikkelingen is voortaan tijdig rekening te houden met<br />

dit erfgoed. De folder is bedoeld voor aanvragers van een<br />

bouw-, aanleg-, sloop- of ontgrondingenvergunning. In deze<br />

publieksvriendelijke toelichting op de kaart wordt uitgelegd<br />

wat de gemeente via bestemmingsplannen voor archeologie<br />

regelt en welke praktische gevolgen de verwachtingskaart heeft<br />

voor ruimtelijke plannen.<br />

Projectleider Eimert Goossens<br />

T 0575-567876 | e.goossens@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Hoofdkantoor<br />

Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp<br />

Postadres: Postbus 5069, 1380 GB Weesp<br />

T 0294-491500 | E raap@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr)<br />

De Kiel 11, 9206 BG Drachten<br />

T 0512-589140 | E raapnnl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Oost-Nederland (Gld, Ov)<br />

Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen<br />

Postadres: Postbus 222, 7200 AE Zutphen<br />

T 0575-567876 | E raaponl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br)<br />

De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert<br />

T 0495-513555 | E raapznl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut)<br />

Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden<br />

Postadres: Postbus 4025, 2301 RA Leiden<br />

T 071-5768118 | E raapwnl@raap.nl<br />

www.raap.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!