26.09.2013 Views

Kwaliteitsindicatoren - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

Kwaliteitsindicatoren - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

Kwaliteitsindicatoren - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

Versie 1.0 januari 2007<br />

Interne indicatoren<br />

drs. A. Schuurhuis, UMC Utrecht<br />

drs. J.B.M. Harbers, TweeSteden ziekenhuis, Tilburg<br />

drs. N. Beersen, Kwaliteitsinstituut <strong>voor</strong> de gezondheidszorg CBO Utrecht


Werkgroep interne indicatoren NVA:<br />

drs. H.A.C. van Apeldoorn, Rode Kruis Ziekenhuis, Beverwijk<br />

dr. R.T.M. van Dongen, Universitair Medisch Centrum Sint Radboud, Nijmegen<br />

drs. J.B.M. Harbers, TweeSteden ziekenhuis, Tilburg<br />

dr. P.L. Houweling, Diakonessenhuis, Utrecht<br />

drs. Chr. Keijzer, Antoni v. Leeuwenhoek ziekenhuis, Amsterdam<br />

Prof. dr. H.E.M. Kerkkamp, UMC Utrecht<br />

drs. M. Rademaker, Gelre Ziekenhuizen, lokatie Apeldoorn<br />

drs. P.M.J. Rosseel, Amphia Ziekenhuis, Breda<br />

drs. A. Schuurhuis, UMC Utrecht (<strong>voor</strong>zitter werkgroep)<br />

dr. W.L.H. Smelt, Isala Klinieken, Zwolle<br />

dr. R.M.J. Wesselink, Antoniusziekenhuis Nieuwegein<br />

ir. T.A. van Barneveld, Kwaliteitsinstituut <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg CBO, Utrecht<br />

2


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 4<br />

Geïntegreerd kwaliteitsbeleid: meten en verbeteren eigen praktijk (interne indicatoren) 4<br />

Verantwoording afleggen: externe indicatoren 4<br />

Werkwijze 4<br />

Totale groslijst 6<br />

Huidige stand van zaken 8<br />

Factsheet 1 gebruik preoperatieve polikliniek 9<br />

Factsheet 2 nuchterbeleid 12<br />

Factsheet 3 profylactische peri-operatieve beta-blokkade bij<br />

risicopatiënten die een niet-cardiale operatie ondergaan 15<br />

Factsheet 4 epidurale katheters geplaatst bij abdominale vaatchirurgie en colonchirurgie 19<br />

Factsheet 5 epidurale katheters geplaatst bij laterale thoracotomieën 22<br />

Factsheet 6 onmiddellijke beschikbaarheid anesthesioloog 25<br />

Factsheet 7 warmtemanagement 28<br />

Factsheet 8 24-uurs verkoeverfaciliteit 30<br />

Factsheet 9 postoperatieve urineretentie 33<br />

Factsheet 10 ontslagcriteria verkoeverkamer 36<br />

Factsheet 11 postoperatieve pijnintensiteit 40<br />

Factsheet 12 aanwezigheid en functioneren van een Acute Pijn<br />

Service (APS) 42<br />

Factsheet 13 epidurale analgesie bij de partus 45<br />

Factsheet 14 life support code behandelbeperking 48<br />

Factsheet 15 het percentage geëvalueerde reanimaties 51<br />

Factsheet 16 Basic Life Support (BLS) training 54<br />

Factsheet 17 advanced Life Support (ALS) team beschikbaar 56<br />

Bijlage 1: Deelnemers aan de pilottest 59<br />

Bijlage 2: Variabelenlijst 60<br />

3


Inleiding<br />

Geïntegreerd kwaliteitsbeleid: meten en verbeteren eigen praktijk (interne indicatoren)<br />

In het kwaliteitsbeleid van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> (NVA) staat de<br />

veiligheid van patiënten en medewerkers door de aard van het vak centraal.<br />

De kwaliteitsvisitaties door de CKAP (Commissie Kwaliteitsbewaking Anesthesiologische<br />

Praktijkvoering), die sinds 1993 plaatsvinden, zijn een nuttig instrument gebleken om de<br />

kwaliteit en met name de veiligheid van de anesthesiologische praktijkvoering te verbeteren.<br />

De algemene ledenvergadering heeft in de afgelopen jaren een aantal<br />

<strong>Vereniging</strong>sstandpunten aangenomen, die de minimale normen beschrijven, waaraan de<br />

praktijkvoering dient te voldoen. Daarnaast zijn Multidisciplinaire Evidence Based Richtlijnen<br />

ontwikkeld in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg CBO over<br />

onderwerpen, die meerdere medische disciplines betreffen.<br />

Het implementeren van de Richtlijnen vereist niet zelden een grote verandering in de<br />

praktijkvoering, die niet alleen de anesthesiologen betreft. Bij de kwaliteitsvisitaties werd tot<br />

op heden niet gemeten of de richtlijnen gevolgd worden in een praktijk. Indicatoren, die zijn<br />

afgeleid van de richtlijnen, zouden als meetbare fenomenen behulpzaam kunnen zijn bij het<br />

inzichtelijk maken van verbeteringen in de eigen praktijkvoering en de uitkomsten van de<br />

geboden anesthesiologische zorg.<br />

Het nieuwe visitatiekader, waarin niet alleen het vakgroepsfunctioneren, maar ook de<br />

uitkomst van behandelingen en gehele zorgprocessen gepresenteerd dienen te worden, is<br />

gebaat bij goed bruikbare indicatoren.<br />

De mogelijkheid om met subsidie van VWS via de Orde van Medische Specialisten deel te<br />

nemen aan een ontwikkelingstraject <strong>voor</strong> interne indicatoren in de anesthesiologie werd door<br />

de werkgroep indicatoren van de NVA met beide handen aangegrepen.<br />

Verantwoording afleggen: externe indicatoren<br />

Inmiddels is de vraag van onze maatschappij om verantwoording af te leggen over de<br />

medische behandelingen niet meer te negeren. Politici, ziektekostenverzekeraars en<br />

patiëntenorganisaties vragen om inzicht door getallen die de kwaliteit van het medisch<br />

handelen weergeven. Door de Inspectie <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg hebben de indicatoren de<br />

ongelukkige term prestatie indicatoren meegekregen. De IGZ gaat ervan uit dat de medische<br />

prestatie en een gunstige uitkomst van zorg identiek zijn. Het vereist nog veel onderzoek om<br />

te bepalen <strong>voor</strong> welke indicatoren dit het geval is.<br />

Werkwijze<br />

Indicatoren naar organisatiemodel:<br />

Tijdens de brainstormfase is allereerst gezocht naar een bruikbare indeling van de<br />

indicatoren. De meest <strong>voor</strong>komende aandoeningen, frequentst uitgevoerde ingrepen, de<br />

4


hoogste mortaliteit en morbiditeit in de anesthesie, aandachtsgebieden, orgaansystemen,<br />

bestaande geaccordeerde Richtlijnen binnen de NVA en indicatoren van andere<br />

wetenschappelijke verenigingen zijn de revue gepasseerd. Uiteindelijk is gekozen <strong>voor</strong> de<br />

indeling naar het organisatiemodel van de anesthesiologische praktijkvoering in Nederland.<br />

De indicatoren van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Intensive Care worden overigens<br />

ondersteund door de werkgroep, maar maken in deze fase geen deel uit van de<br />

anesthesieset. Dit geldt ook <strong>voor</strong> de indicatoren van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Dagbehandeling en Kort Verblijf.<br />

De indeling is als volgt:<br />

• Preoperatief<br />

• Peroperatief<br />

• Postoperatief<br />

• Pijnbestrijding<br />

• Life support<br />

Groslijst , AIRE criteria, Invitational Conference, Anesthesiologendagen<br />

Alle eventueel bruikbare indicatoren zijn verzameld per organisatieonderdeel in een<br />

zogenaamde groslijst. Uiteindelijk werden dit er 85 in totaal. Vervolgens heeft de werkgroep<br />

in koppels van 2 personen de indicatoren per onderdeel beschreven met behulp van de<br />

AIRE criteria. Dit is een recent ontwikkeld instrument om indicatoren op waarde te schatten :<br />

Appraisal of Indicators by Research and Evaluation. In een aantal vergaderingen werden de<br />

zo beschreven indicatoren bekritiseerd en bijgesteld. Na de 2 e kritiekronde is een uitgebreide<br />

literatuursearch verricht om evidence en cijfers te vinden die de <strong>voor</strong>gestelde indicatoren<br />

konden onderbouwen. De methode van de EBRO cursus werd hier<strong>voor</strong> gevolgd. Dit leidde<br />

tot grondige herziening van de groslijst.<br />

Internationaal is slechts sporadisch iets bekend over zuivere anesthesie indicatoren. Meestal<br />

betreft het onderwerpen, die tot stand komen in samenhang met andere disciplines en met<br />

gebruikmaking van ziekenhuisregistraties, die verre van uniform zijn. De werkgroep heeft<br />

daarom de indicatorset nadrukkelijk met het oog op praktische bruikbaarheid samengesteld.<br />

Op 15 maart 2006 trad de werkgroep <strong>voor</strong> het eerst naar buiten met de nieuwe groslijst van<br />

44 indicatoren en beschrijvingen volgens de AIRE criteria in een Invitational Conference om<br />

de mening van andere anesthesiologen te peilen. Met name de compleetheid van de lijst en<br />

de primaire reacties van de genodigden zijn in het verdere traject meegenomen. Een keuze<br />

<strong>voor</strong> een kleinere set om mee te beginnen, een groeiset, is gemaakt door stemming van de<br />

werkgroepleden en de aanwezigen van de Conferentie. Gevraagd werd per onderdeel de 3<br />

beste en 3 slechtste indicatoren te benoemen. Hieruit bleef een set van 17 indicatoren over,<br />

die is gepresenteerd op de anesthesiologendagen 2006.<br />

Wetenschappelijke onderbouwing en verkrijgen van draagvlak<br />

De gevonden literatuur is per onderdeel en per indicator beoordeeld door de werkgroepleden<br />

en verwerkt in 17 factsheets. Het gehele pakket is aan alle anesthesiologen die lid zijn van<br />

de NVA <strong>voor</strong> de anesthesiologendagen toegestuurd en op het besloten deel van de website<br />

van de NVA geplaatst. In de Nieuwsbrief, van de NVA wordt regelmatig door de werkgroep<br />

verslag gedaan. Tevens heeft in 2007 dit onderwerp bij de regionale CD- en landelijke E-<br />

cursus van de aios aandacht gekregen.<br />

5


Totale groslijst<br />

Preoperatieve fase<br />

• POS volgens standpunten NVA;<br />

• totaal POS bezoeken versus totaal aantal electieven;<br />

• afgevallen om medische redenen versus totaal aantal electieven;<br />

• toepassing `preop` van nutricia of iets vergelijkbaars;<br />

• EPO <strong>voor</strong>geschreven;<br />

• % goed of fout ingeschatte moeilijke intubaties;<br />

• % cardiale risicopatiënten dat adequaat wordt <strong>voor</strong>behandeld;<br />

• % pulmonaal belaste patiënten dat wordt <strong>voor</strong>behandeld;<br />

• % klinische opname na dagbehandeling;<br />

• aantal postop overleden patiënten met ASA


- pat preop niet gezien<br />

- alarmen uitgezet<br />

- geen li/re markering<br />

• % cataractoperaties onder lokaal/regionaal met anesthesiologische bijsturing;<br />

• OK benutting in kantoortijd;<br />

• chirurgische tijd versus totale zittingsduur bij bij<strong>voor</strong>beeld heelkunde.<br />

Postoperatieve fase<br />

• beschikbaarheid 24 uur verkoeverkamer/PACU;<br />

• aantal bedden verkoever tov aantal OK`s;<br />

• aantal verpleegkundigen /verkoeverbed;<br />

• % pat met VAS


• aantal reanimaties t.o.v. aantal opgenomen patiënten;<br />

• % geslaagde reanimaties;<br />

• aantal patiënten met sedatie zonder anesthesioloog;<br />

• traumateam beschikbaar;<br />

• % trauma`s dat werd geëvalueerd multidisciplinair.<br />

Pijn<br />

• wachttijd pat tot 1 e policontact;<br />

• zenuwletsel door positionering;<br />

• APS aanwezig volgens NVA richtlijn;<br />

• pijnintensiteitsmeting, VAS>7;<br />

• wachttijd op poliklinisch contact bij acute pijn;<br />

• multimodale aanpak postoperatieve pijn;<br />

• responstijd <strong>voor</strong> epiduraal bij partus;<br />

• % partus met epiduraal;<br />

• NNT bij invasieve pijnbehandelingen.<br />

Huidige stand van zaken<br />

De werkgroep indicatoren heeft in mei 2006 de set indicatoren aangeboden aan het bestuur<br />

en de leden van de NVA. De set van indicatoren is door de NVA <strong>voor</strong>lopig geaccepteerd .<br />

Het <strong>voor</strong>behoud dat werd gemaakt bij de acceptatie heeft betrekking op de<br />

registreerbaarheid van de indicatoren. Pas na een advies hierover door de werkgroep kan tot<br />

autorisatie en implementatie worden overgegaan. De werkgroep heeft <strong>voor</strong> het uitvoeren van<br />

de pilottest een aantal anesthesiologen bereid gevonden om in hun ziekenhuizen (totaal 13<br />

ziekenhuizen) de indicatoren te testen (zie bijlage 1).<br />

Vanaf juli 2006 hebben 3 bijeenkomsten plaatsgevonden met vertegenwoordigers uit de 13<br />

ziekenhuizen, waarin de lijst van 17 indicatoren zijn besproken en een inschatting is gemaakt<br />

van de haalbaarheid ten aanzien van registratie. Uiteindelijk zijn 14 indicatoren geselecteerd<br />

om in de pilot te testen in de verschillende ziekenhuizen. De overige indicatoren zijn<br />

<strong>voor</strong>lopig geparkeerd omdat de werkgroep inschatte dat de uitvoering in de pilot te<br />

gecompliceerd zou zijn). Om de vergelijkbaarheid van de indicatoren te vergroten is <strong>voor</strong> de<br />

14 indicatoren een lijst met variabelen per indicator gemaakt (zie bijlage 2).<br />

De pilot is per 1 januari van start gegaan en zal naar verwachting tot en met 28 februari 2007<br />

duren. De werkgroep is <strong>voor</strong>nemens om op de <strong>voor</strong>jaarsvergadering de eerste resultaten te<br />

presenteren.<br />

De grootste hindernis bestaat uit het ontbreken van enige vorm van uniformiteit in de<br />

registratie van ziekenhuisgegevens en dus ook van anesthesiegegevens. De werkgroep<br />

heeft bij het bestuur de wens neergelegd om te komen tot een minimale dataset<br />

<strong>voor</strong> de anesthesiologische praktijk in Nederland, waarin o.a. de gegevens ten behoeve van<br />

de indicatoren worden vastgelegd. In de pilot zal naar verwachting ook een meer concreet<br />

advies aan de NVA geformuleerd worden over deze dataset.<br />

8


Factsheet 1 gebruik preoperatieve polikliniek<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Het poliklinisch adequaat vaststellen van de gezondheidstoestand van de patiënt, het juist<br />

inschatten van het peroperatieve risico en het zo nodig optimaliseren van de conditie van de<br />

patiënt leidt tot een veiliger peri-operatief proces. Bovendien wordt aan de patiënt tijdig<br />

informatie verschaft over de komende behandeling en wordt de behandelingsovereenkomst<br />

gesloten conform WGBO.<br />

Definitie<br />

Percentage patiënten dat gepland staat <strong>voor</strong> een electieve operatie en daar<strong>voor</strong> preoperatief<br />

beoordeeld wordt op een anesthesiologische polikliniek<br />

Teller: Het aantal electief geopereerde patiënten dat op een anesthesiologische<br />

polikliniek preoperatief beoordeeld is<br />

Noemer: Het totaal aantal electief geopereerde patiënten<br />

In- / en exclusiecriteria<br />

Spoedpatiënten worden geëxcludeerd, omdat de lokale afspraken ten aanzien van<br />

polibezoek te zeer variëren per ziekenhuis.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Effectiviteit, veiligheid, patiëntgerichtheid<br />

Doel van de indicator<br />

De indicator geeft inzicht in de manier waarop het preoperatieve traject georganiseerd is om<br />

vervolgens te streven naar een volledig operationele anesthesiologische preoperatieve<br />

polikliniek in elk ziekenhuis<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Na het verschijnen van het proefschrift van Dr. CLG Rutten uit 1996 met als titel “De<br />

anesthesiologische preoperatieve zorg” en het rapport “Preoperatief onderzoek” van de<br />

Gezondheidsraad in 1997 zijn diverse publicaties verschenen die het kwaliteitsbevorderende<br />

effect van een anesthesiologische preoperatieve polikliniek bevestigen. Dit is <strong>voor</strong> de<br />

<strong>Nederlandse</strong> vereniging <strong>voor</strong> anesthesiologie aanleiding geweest tot het formuleren van het<br />

verenigingsstandpunt “Preoperatieve zorg”:<br />

Het anesthesiologische deel van de preoperatieve zorg omvat:<br />

1. Beoordeling gezondheidstoestand van de patiënt in relatie tot de <strong>voor</strong>genomen<br />

ingreep.<br />

2. Risico-inschatting t.a.v. de <strong>voor</strong>genomen ingreep.<br />

3. Optimalisatie van de conditie van de patiënt.<br />

4. Voorlichting aan de patiënt of diens vertegenwoordiger.<br />

9


5. Het verkrijgen van informed consent (conform WGBO).<br />

6. Opstellen van het peri-operatief beleid.<br />

Door het tijdig (<strong>voor</strong>dat de operatie gepland wordt) anesthesiologisch preoperatief<br />

beoordelen van de patiënt is er gelegenheid om de conditie van de patiënt te optimaliseren.<br />

Dit leidt tot minder afzeggingen van electief geplande ingrepen.<br />

Door het uitsluitend op indicatie aanvragen van aanvullend onderzoek t.o.v. het oude<br />

leeftijdsgebonden protocollaire model kan hierop tevens een kostenbesparing gerealiseerd<br />

worden.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Streven naar een anesthesiologische preoperatieve polikliniek in ieder ziekenhuis conform<br />

het verenigingsstandpunt. Waarbij tevens het streven is om alle electief geplande patiënten<br />

in die preoperatieve setting te spreken.<br />

Validiteit<br />

Het eerder genoemde proefschrift van Dr. Rutten, het rapport van de Gezondheidsraad en<br />

het verenigingsstandpunt bevelen deze werkwijze reeds enige tijd aan. 1,2 Daarnaast wordt<br />

deze werkwijze ondersteund door diverse later verschenen publicaties. 4,5,6<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van deze indicator is naar de mening van de werkgroep goed en geeft<br />

een goed beeld van de werkwijze in de verschillende ziekenhuizen. Bij deze indicator worden<br />

patiënten die om welke reden dan ook afzeggen/afgezegd worden niet meegeteld.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Naar verwachting zal er een aanzienlijk onderscheid zijn in de werkwijze tussen de<br />

verschillende ziekenhuizen, hetgeen ook blijkt uit de visitaties.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

De werkgroep verwacht geen verstorende effecten door verschillen in casemix.<br />

Registreerbaarheid<br />

Bij een goed functionerende preoperatieve polikliniek zal het registreren van de teller geen<br />

probleem zijn. De noemer wordt door elk ziekenhuis standaard vast gesteld.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Rutten CLG: “De anesthesiologische preoperatieve zorg”, proefschrift 1996 “Preoperatief<br />

onderzoek”, rapport Gezondheidsraad 1997<br />

2. <strong>Vereniging</strong>sstandpunt “preoperatieve zorg”, <strong>Nederlandse</strong> vereniging <strong>voor</strong> anesthesiologie<br />

3. Garcia-Miguel FJ: Preoperative assessment, The Lancet 2003; 362:1749-57<br />

4. Ferschl MB, Preoperative clinic visits reduce operating room cancellations and delays:<br />

Anesthesiology 2005; 103:855-9<br />

10


5. Kantlay KL, The impact of a consultant anaesthetist led pre-operative assessment clinic<br />

on patients undergoing major vascular surgery: Anaesthesia 2006; 61:234-239<br />

11


Factsheet 2 nuchterbeleid<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Lange tijd werd gedacht dat een lange nuchtere periode de incidentie van aspiratie zou<br />

verminderen. Echter uit recente publicaties blijkt dit standpunt niet meer houdbaar. Uit deze<br />

publicaties blijkt het drinken van heldere vloeistoffen tot twee uur <strong>voor</strong> de operatie niet tot<br />

een hogere incidentie van aspiratie te leiden.<br />

Daarnaast is langdurig vasten onplezierig <strong>voor</strong> de patiënt en zijn er sterke aanwijzingen dat<br />

langdurig vasten <strong>voor</strong> de operatie een nadelig effect heeft op het postoperatieve herstel.<br />

Definitie<br />

Het percentage electief geplande patiënten dat tot twee uur <strong>voor</strong> de operatie helder vloeibaar<br />

vocht te drinken kreeg.<br />

Teller: Het aantal electief geplande patiënten dat tot twee uur <strong>voor</strong> de operatie helder<br />

vloeibaar vocht te drinken kreeg.<br />

Noemer: Het totaal aantal electief geopereerde patiënten.<br />

Inclusiecriteria<br />

Alle electief geplande patiënten<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid, effectiviteit<br />

Doel van de indicator<br />

De indicator geeft inzicht in het nuchter beleid van de verschillende ziekenhuizen en heeft als<br />

streven om het percentage electief geplande patiënten dat tot twee uur <strong>voor</strong> de operatie<br />

helder vloeibaar te drinken krijgt te verhogen.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Uit literatuuronderzoek blijkt dat preoperatieve inname van helder vloeibaar vocht tot twee<br />

uur <strong>voor</strong> operatie veilig is. Dit is <strong>voor</strong> een aantal landen aanleiding geweest om hun nuchter<br />

beleid te herzien en helder vloeibaar drinken tot kort (4-2 uur) <strong>voor</strong> de operatie toe te staan.<br />

Afgezien van het feit dat vasten onplezierig is <strong>voor</strong> de patiënt, zijn er ook sterke aanwijzingen<br />

dat vasten <strong>voor</strong> de operatie nadelig is. Als gevolg van preoperatief vasten ontwikkelt de<br />

patiënt postoperatief insulineresistentie. Dit heeft een nadelig effect op het herstel van de<br />

patiënt. Dat komt doordat insuline niet alleen de opname van glucose reguleert, maar ook de<br />

eiwitsynthese stimuleert. Dit is van belang is <strong>voor</strong> een goed functionerend immuunsysteem.<br />

In de praktijk blijkt insuline resistentie geassocieerd te zijn met een toename van infectieuze<br />

complicaties.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

12


Verhogen van het patiënten comfort preoperatief en het <strong>voor</strong>komen van insulineresistentie.<br />

Goede <strong>voor</strong>lichting over het nut van dit beleid aan zowel de patiënten als de<br />

verpleegkundigen is een vereiste om dit doel te bereiken.<br />

Validiteit<br />

Uit diverse publicaties blijkt dat langdurig preoperatief vasten niet noodzakelijk is ter<br />

<strong>voor</strong>koming van aspiratie maar wel het patiëntencomfort vermindert en insulineresistentie<br />

induceert. 1-10<br />

Betrouwbaarheid<br />

Mits het tijdstip waarop de patiënt <strong>voor</strong> het laatst gedronken heeft goed geregistreerd wordt<br />

door de verpleegkundige en op de holding wordt overgedragen, is de betrouwbaarheid van<br />

deze indicator goed en geeft deze een goed beeld van de werkwijze in de verschillende<br />

ziekenhuizen.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Naar verwachting zal er een aanzienlijk onderscheid zijn in de werkwijze tussen de<br />

verschillende ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

De werkgroep verwacht geen verstorende effecten door verschillen in casemix.<br />

Registreerbaarheid<br />

Voor goede registreerbaarheid is het noodzakelijk dat de verpleegkundige op de afdeling het<br />

tijdstip waarop de patiënt <strong>voor</strong> het laatst helder vloeibaar gedronken heeft goed vastlegt en<br />

dit overdraagt bij aankomst op de holding.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Agarwal A, Chari P, Singh H. Fluid deprivation before operation. The effect of a small<br />

drink. Anaesthesia 1989; 44(8):632-634.<br />

2. Hutchinson A, Maltby JR, Reid CR. Gastric fluid volume and pH in elective inpatients.<br />

Part I: Coffee or orange juice versus overnight fast. Can J Anaesth 1988; 35(1):12-15.<br />

3. Maltby JR, Reid CR, Hutchinson A. Gastric fluid volume and pH in elective inpatients.<br />

Part II: Coffee or orange juice with ranitidine. Can J Anaesth 1988; 35(1):16-19.<br />

4. Maltby JR, Lewis P, Martin A, Sutheriand LR. Gastric fluid volume and pH in elective<br />

patients following unrestricted oral fluid until three hours before surgery. Can J Anaesth<br />

1991; 38(4 Pt 1):425-429.<br />

5. Sutherland AD, Maltby JR, Sale JP, Reid CR. The effect of preoperative oral fluid and<br />

ranitidine on gastric fluid volume and pH. Can J Anaesth 1987; 34(2):117-121.<br />

6. Practice guidelines for preoperative fasting and the use of pharmacologic agents to<br />

reduce the risk of pulmonary aspiration: application to healthy patients undergoing<br />

elective procedures: a report by the American Society of Anesthesiologist Task Force<br />

13


on Preoperative Fasting. Anesthesiology 1999; 90(3):896-905.<br />

7. Eriksson LI, Sandin R. Fasting guidelines in different countries. Acta Anaesthesiol<br />

Scand 1996; 40(8 Pt 2):971-974.<br />

8. Van den BG, Wouters P, Weekers F, Verwaest C, Bruyninckx F, Schetz M et al.<br />

Intensive insulin therapy in the critically ill patients. N Engl J Med 2001; 345(19):1359-<br />

1367.<br />

9. Zerr KJ, Furnary AP, Grunkemeier GL, Bookin S, Kanhere V, Starr A. Glucose control<br />

lowers the risk of wound infection in diabetics after open heart operations. Ann Thorac<br />

Surg 1997; 63(2):356-361.<br />

10. Hausel J, Nygren J, Lagerkranser M, Hellström PM. A carbohydrate-rich drink reduces<br />

preoperative discomfort in elective surgery patients. Anesth Analg 2001;93:1344-50<br />

14


Factsheet 3 profylactische peri-operatieve beta-blokkade bij<br />

risicopatiënten die een niet-cardiale operatie ondergaan<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Profylactische ß-blokkade vermindert de peri-operatieve cardiale morbiditeit en sterfte<br />

statistisch significant. Het langdurig postoperatief continueren van de medicatie vermindert<br />

de kans op overlijden na één jaar met 86% en de kans op een myocardinfarct of cardiale<br />

sterfte na twee jaar met 63-66% (Damen et.al. NTVG 2004;148).<br />

Definitie<br />

Het percentage patiënten met één of meerdere risicofactoren <strong>voor</strong> peri-operatieve cardiale<br />

complicaties dat peri-operatief een ß-blokker <strong>voor</strong>geschreven krijgt.<br />

Teller: Het aantal patiënten met één of meerdere risicofactoren <strong>voor</strong> peri-operatieve<br />

cardiale complicaties exclusief de patiënten met een contra-indicatie <strong>voor</strong><br />

ßblokkade, die perioperatief een ß-blokker <strong>voor</strong>geschreven krijgen.<br />

Noemer: Het aantal patiënten met één of meerdere risicofactoren <strong>voor</strong> perioperatieve<br />

cardiale complicaties exclusief de patiënten met een contra-indicatie <strong>voor</strong><br />

ßblokkade.<br />

Inclusiecriteria<br />

1. Hoogrisico chirurgie (intra-peritoneale, intra-thoracale en alle vasculaire chirurgie)<br />

2. Coronairlijden (myocardinfarct of angina pectoris in de anamnese, pathologische Q’s in<br />

het ECG, gebruik van nitroglycerine, positieve inspanningstest, angina pectoris na<br />

eerdere coronairchirurgie of PTCA)<br />

3. Cerebrovasculaire ziekte (TIA of CVA in de anamnese)<br />

4. Insuline-afhankelijke diabetes mellitus<br />

5. Chronische nierinsufficiëntie (preoperatief serum kreatinine > 177 µmol/l)<br />

6. Bij twee of meer onderstaande risicofactoren:<br />

a. Leeftijd ≥ 65 jaar<br />

b. Hypertensie<br />

c. Roken<br />

d. Serum cholesterol ≥ 6,2 mmol/l<br />

e. Niet insuline afhankelijke diabetes mellitus<br />

Exclusiecriteria (contra-indicaties)<br />

1. Hemodynamische instabiliteit<br />

2. Hartfrequentie < 55 per minuut<br />

3. 2e of 3e graads AV blok zonder pacemaker<br />

4. Sick sinussyndroom zonder pacemaker<br />

5. Systolische bloeddruk < 100 mm Hg<br />

6. Acute decompensatio cordis of onbehandelde decompensatio cordis<br />

7. Linker kamer ejectiefractie < 30 %<br />

8. Acuut bronchospasme<br />

9. MAO-remmers in de 2 <strong>voor</strong>afgaande weken<br />

15


10. Cocaïne geïnduceerde myocardischemie<br />

11. Overgevoeligheid <strong>voor</strong> β-blokkers<br />

12. Onbehandeld feochromocytoom<br />

13. Ernstige leverfunctiestoornissen<br />

Relatieve contra-indicaties<br />

• Hypotensie en ritmestoornissen als patiënten digoxine, sotalol, calciumantagonisten,<br />

kinidine, amiodarone, propafenon, guanidinederivaten, procaïnamide, disopyramide,<br />

methyldopa, clonidine, lidocaïne, cimetidine, phenothiazines of lithium gebruiken<br />

• Patiënten met astma en chronisch obstructieve longziekten<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid, effectiviteit<br />

Doel van de indicator<br />

De indicator geeft inzicht in het aantal anesthesiologische afdelingen dat gebruik maakt van<br />

het protocol “profylactische perioperatieve β-blokkade bij risicopatiënten die een niet-cardiale<br />

operatie ondergaan”. Met als uiteindelijk doel reductie van peri-operatieve cardiale<br />

morbiditeit en sterfte.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

De laatste jaren is er veel literatuur verschenen over de positieve effecten van profylactische<br />

perioperatieve β-blokkade bij risicopatiënten die een niet-cardiale operatie ondergaan. Met<br />

name Dr. Poldermans heeft hier veel Nederlands onderzoek naar gedaan en Dr. Damen<br />

heeft een grote rol gespeeld in de meta-analyse over dit onderwerp. Het risicoreducerende<br />

effect van β-blokkade t.o.v. placebo is hiermee aangetoond. Onderwerp van studie is nog of<br />

andere anithypertensiva een nog groter beschermend effect hebben (Lindholm et.al. Lancet<br />

2005;366:1545-53). Naast dit veiligheidsaspect zijn er aanwijzingen dat het starten van de<br />

ßblokkade één week <strong>voor</strong> de operatie gepaard gaat met grote kostenbesparing (Fleischer<br />

et.al. Anesth. Analg. 2002;94:S61).<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Het streven is om meer ziekenhuizen te motiveren dit perioperatieve beleid in te voeren met<br />

als doel de peri-operatieve cardiale morbiditeit en sterfte te reduceren.<br />

Validiteit<br />

Literatuur toont een duidelijk beschermend effect van dit beleid aan.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Voor een goede betrouwbaarheid van deze indicator is het noodzakelijk om bij de<br />

preoperatieve screening een goede risico analyse te maken en bij voldoende risicofactoren<br />

ß-blokkade <strong>voor</strong> te schrijven (zie in- en exclusiecriteria). Aangezien er relatief veel in- en<br />

16


exclusiecriteria zijn, mag verwacht worden dat er enige heterogeniteit zal ontstaan in de<br />

scoring ervan, hetgeen invloed zal hebben op de betrouwbaarheid van de indicator.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Naar verwachting zal er een aanzienlijk onderscheid zijn in de werkwijze tussen de<br />

verschillende ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

Op basis van de in- en exclusiecriteria verwacht de werkgroep geen verstorende effecten<br />

door verschillen in de casemix.<br />

Registreerbaarheid<br />

Registreerbaarheid is eenvoudig te realiseren met een geautomatiseerd systeem. Indien een<br />

geautomatiseerd systeem ontbreekt dient een aantekening op de anesthesielijst gemaakt te<br />

worden. Het aanleveren van de indicator gegevens zal dan steekproefsgewijs moeten<br />

gebeuren.<br />

Ongewenste effecten<br />

Mits de in- en exclusiecriteria goed gehanteerd worden verwacht de werkgroep geen<br />

ongewenste effecten.<br />

Referenties<br />

1. Damen J, Poldermans D. Perioperatieve bètablokkade en niet-cardiale chirurgie: slowing<br />

the heart may save lives. Neth J Crit Car 2002;6:20-9<br />

2. Wallace A, Layug B et.al. Profylactic atenol reduces postoperative myocardial ischemia.<br />

McSPI Research group. Anesthesiology 1998;88:7-17<br />

3. Zaugg M, Tagliente T et.al. Beneficial effects from beta adrenergic blockade in elderly<br />

patients undergoing non cardiac surgery. Anesthesiology 1999;91:1674-86<br />

4. Poldermans D, Broersma E et.al. Bisoprolol reduces cardiac death and myocardial<br />

infarction in high risk patients as long as two years after successful major vascular surgery.<br />

Eur Heart J 2001;22:1353-8<br />

5. Stone JG, Foex P et.al. Myocardial ischemia in untreated hypertensive patients: effect of a<br />

single small oral dose of a beta adrenergic blocking agent. Anesthesiology 1988;68:495-500<br />

6. Mangano DT, Layug EL et.al. Effect of atenolol on mortality and cardiovascular morbidity<br />

after non cardiac surgery. N Engl J Med 1996;335:1713-20<br />

7. Rapchuk IL, Tonelli M et.al. Use of perioperative beta blockade in Canadian patients<br />

undergoing non cardiac surgery. Anesthesiology 2002;96:A1077<br />

8. Harwood TN, Butterworth J et.al. The safety and effectiveness of esmolol in the<br />

perioperative period in patients undergoing abdominal aortic surgery. J Cardiothorac Vasc<br />

Anesth 1999;13:555-61<br />

9. Coleman AJ, Jordan C. Cardiovascular responses to anesthesia. Influence of beta adreno<br />

receptor blockade with metoprolol. Anaesthesia 1980;35:972-8<br />

10. Magnusson J, Thulin T et.al. Hemodynamic effects of pre-treatment with metoprolol in<br />

hypertensive patients undergoing surgery. Br J Anaesth 1986;58:251-60<br />

17


11. Urban MK, Markowitz SM et.al. Postoperative prophylactic administration of beta<br />

adrenergic blockers in patients at risk for myocardial ischemia. Anesth Analg 2000;90:1257-<br />

61<br />

12. Fleischer LA, Eagle KA. Clinical practice. Lowering cardiac risk in non cardiac surgery.<br />

N Engl J Med 2001;345:1677-82<br />

13. Auerbach AD, Goldman L. Beta blockers and reduction of cardiac events in non cardiac<br />

surgery. JAMA 2002;287:1435-44<br />

14. Eagle KA, Berger TB et.al. ACC/AHA guideline update for perioperative cardiovascular<br />

evaluation for non cardiac surgery. Circulation 2002;105:1257-67<br />

15. Akhtar S, Barash PG. Significance of beta blocker in the perioperative period. Curr.<br />

Opin Anesthesiol 2002;15:27-35<br />

16. Fleischer LA, Berry CE. Cost effectiveness of perioperative beta blockade: a decision<br />

analytic model. Anesth Analg 2002;94:S61<br />

17. Kertai MD, Boersma E et.al. De invloed van beta blokkers op cardiale complicaties na<br />

een geslaagde operatie aan de grote vaten. Ned. Tijdschr Anesthesiol 2002;15:S21<br />

18. Martinez EZ, Kim W et.al. Postoperative use of beta blockers reduces mortality at one<br />

year in high risk surgical patients. Anesthesiology 2000;94:A238<br />

19. Cruickshank JM. Beta blockers continue to surprise us. Eur Heart J 2000;21:354-64<br />

20. Dahlof B, Devereux RB et.al. Cardiovascular morbidity and mortality in the Losartan<br />

Intervention For Endpoint reduction in hypertension study (LIFE): a randomised trial against<br />

atenolol. Lancet 2002;359:995-1003<br />

21. Sutton T, Rock P. Pro: beta blocker should be used in all patients undergoing vascular<br />

surgery. J Cardiothorac Vasc Anesth 1999;13:490-5<br />

22. Akhtar S, Silverman DG et.al. Preoperative beta blocker use in high risk patients: is<br />

there room for improvement? Anesthesiology 2002;96:A224<br />

23. Poldermans D, Boersma E. Beta blocker therapy in non cardiac surgery. N Engl J Med<br />

2005; 353:412-414<br />

24. Poldermans D, Boersma E et.al. The effect of bisoprolol on perioperative mortality and<br />

myocardial infarction in high risk patients undergoing vascular surgery. N Engl J Med<br />

1999;341:1789-94<br />

25. Lindenauer PK, Pekow P et.al. Perioperative beta blocker therapy and mortality after<br />

major non cardiac surgery. N Engl J Med 2005;353:349-61<br />

26. Lindenauer PK, Fitzgerald J et.al. The potential preventability of postoperative myocardial<br />

infarction. Underuse of perioperative beta adrenergic blockade. Arch Intern Med<br />

2004;164:762-6<br />

27. Biccard BM, Sear JW et.al. The pharmacoeconomics of peri-operative beta blocker<br />

therapy. Anaesthesia 2006;61:4-8<br />

18


Factsheet 4 epidurale katheters geplaatst bij abdominale<br />

vaatchirurgie en colonchirurgie<br />

1. Gebruik mi incontinentiedagboek<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Bevorderen van gebruik van epidurale katheter bij electieve abdominale vaatchirurgie en<br />

colonchirurgie, waarvan is aangetoond dat het een goede tot zeer goede pijnstilling mogelijk<br />

maakt, zowel tijdens als na de ingreep. Het betreft het stimuleren van aanbevelingen<br />

conform “de richtlijn Postoperatieve Pijnbehandeling 2003”. 1<br />

Definitie(s)<br />

Percentage electieve abdominale vaatchirurgie en colonchirurgie waarbij pre- of<br />

ntraoperatief effectief een epidurale katheter wordt geplaatst en gebruikt.<br />

Operationalisatie<br />

De indicator wordt berekend als percentage waarbij de;<br />

Teller: het totaal aantal ingrepen <strong>voor</strong> electieve abdominale vaatchirurgie en<br />

colonchirurgie, waarbij effectief een epidurale katheter wordt geplaatst vóór of<br />

tijdens de inleiding en wordt gebruikt per- en/of postoperatief, onafhankelijk<br />

van gekozen niveau, techniek of soort epidurale medicatie binnen een<br />

gegeven kalenderjaar.<br />

Noemer: het aantal electieve abdominale vaat- en colonoperaties binnen een gegeven<br />

kalenderjaar.<br />

In-/ exclusiecriteria<br />

• Laparoscopische ingrepen en endovasculaire stentprocedures worden uitgesloten.<br />

• Epidurale katheters ingebracht ná de interventie worden niet meegeteld.<br />

• Mislukte pogingen tot plaatsing worden uitgesloten van meenemen in de Teller. Het<br />

gaat er om dat de katheter ook werkelijk gebruikt werd intra- en/of postoperatief,<br />

echter zonder dat daar een kwaliteitsoordeel aan vast hangt.<br />

Type indicator<br />

Proces indicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid, effectiviteit en doelmatigheid<br />

Doel indicator<br />

In de eerste plaats het bevorderen van een superieure analgesie bij ingrepen waarvan<br />

bekend is dat zij zeer pijnlijk zijn en op de tweede plaats een vermindering betrachten van de<br />

perioperatieve morbiditeit en mortaliteit.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Bij majeure bovenbuikchirurgie is evidence based aangetoond dat epidurale analgesie een<br />

superieure techniek is <strong>voor</strong> het verkrijgen van postoperatieve analgesie 2 . Hiernaast is in de<br />

19


litteratuur ook aangetoond dat perioperatieve epidurale analgesie een bijdrage kan leveren<br />

aan een lagere postoperatieve morbiditeit zoals postoperatieve ileus en respiratoire<br />

complicaties bij hoog risico patiënten. 3,4,5<br />

Electieve colonchirurgie en abdominale vaatchirurgie zijn gekozen als context <strong>voor</strong> deze<br />

indicator omdat dit de meest pijnlijke vormen van chirurgie zijn én waarbij peri-operatieve<br />

epidurale analgesie nadrukkelijk meerwaarde biedt6. Epidurale intra- en postoperatieve<br />

analgesie worden daarenboven als een onmisbaar element gezien <strong>voor</strong> een vroegtijdige<br />

mobilisatie en verkorting van de ziekenhuisligduur.<br />

Vooralsnog wordt alleen gekeken naar het al dan niet (effectief) per en postoperatief gebruik<br />

van een epidurale katheter. De kwaliteit van de resulterende analgesie valt buiten het bestek<br />

van deze indicator.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Een goede organisatie van het logistieke proces bij het toepassen van en toezicht op<br />

peridurale analgesie verhoogt het aantal patiënten dat kan genieten van een veilige en<br />

effectieve toepassing van epiduraal analgesie bij electieve colonchirurgie en grote<br />

abdominale vaatchirurgie.<br />

In de toekomst zou kunnen gepoogd worden om ook de kwaliteit van de postoperatieve<br />

analgesie mee te nemen; dit zou bijv. door deze indicator te linken met de VAS score<br />

postoperatief bij dit soort ingrepen om alsnog een indicatie te krijgen van de kwaliteit van de<br />

peridurale analgesie bij deze majeure ingrepen.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

Technische problemen, contra-indicaties en risico’s maken het onmogelijk en ook<br />

onwenselijk om een epiduraal punctie/katheter bij alle electieve colonchirurgie en grote<br />

abdominale vaatchirurgie na te streven. Alleen al op basis van technische en logistieke<br />

problemen is bij 5-10 % der patiënten geen effectieve plaatsing van epidurale katheters<br />

mogelijk. 5 De incidentie van epiduraal hematoom is zeer laag maar de neurologische<br />

gevolgen zijn dusdanig dramatisch dat zeer secuur gewerkt moet worden om de incidentie<br />

van deze complicatie zo laag mogelijk te houden. De afweging tussen <strong>voor</strong>delen en risico’s<br />

van epidurale analgesie moeten steeds door de anesthesioloog gemaakt worden en<br />

besproken worden met de patiënt.<br />

Bij patiënten die afhankelijk zijn van antistolling kunnen sommige alternatieve technieken als<br />

intercostaal analgesie, PCA ook adequate analgesie verzekeren, zonder risico op epiduraal<br />

hematoom.<br />

Validiteit<br />

RCT met goed design, meta-analyses en richtlijnen van de NVA/CBO1. bieden Evidence<br />

Based ondersteuning aan het gebruik van deze indicator.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van de indicator is naar verwachting goed en kan gecontroleerd worden<br />

bij<strong>voor</strong>beeld bij kwaliteitsvisitaties.<br />

Discriminerend vermogen<br />

20


Vermoed wordt dat er een aanzienlijk onderscheid bestaat tussen verschillende<br />

ziekenhuizen. 3<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

In ziekenhuizen waar geen laparatomiën plaatsvinden is deze indicator niet van toepassing.<br />

Registratie<br />

De indicator is te inventariseren en te berekenen aan de hand van handmatig<br />

anesthesieverslag, een automatisch Patient Data Management Systeem of een<br />

operatiekamerregistratiesysteem.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1 Richtlijn Postoperatieve Pijnstilling<br />

http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/postoppijn2003.pdf/view<br />

2 Broekema AA, Veen A, Fidler V, Gielen MJ, Hennis PJ. Postoperative analgesia with<br />

intramuscular morphine at fixed rate versus epidural morphine or sufentanil and bupivacaine<br />

in patients undergoing major abdominal surgery. Anesth Analg. 1998 Dec;87(6):1346-53.<br />

3 Rodgers A, Walker N, Schug S, Kehlet A, van Zundert, et al. Reduction of postoperative<br />

mortality and morbidity with epidural or spinal anesthesia: results from overview of<br />

randomised trials. BMJ 2002; 321:1-12<br />

4 Brown AK, Christopher PJ, Wu CL Strategies for postoperative Pain management; Best<br />

Practice and Resaerch Clinical Anaesthesiology 2004;Vol 18 N°4: 703-717<br />

5 Rigg JA, Jamrozik, Myles PS, Silbert BS et al. Epidural Anaesthesia an Analgesia and<br />

outcome of major surgery: a randomised trial. Lancet 2002;359:1276-82<br />

6 Sitzman TB, Watson D, Schug SA. Combined General and epidural anesthesia for<br />

abdominal aortic aneurysm surgery. Techniques in Regional Anaesthesia and Pain<br />

Management 2000; vol 4-2: p 92-100<br />

21


Factsheet 5 epidurale katheters geplaatst bij laterale<br />

thoracotomieën<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Bevorderen van gebruik van epidurale katheter bij electieve laterale thoracotomieën,<br />

waarvan is aangetoond dat het een goede tot zeer goede pijnstilling mogelijk maakt,<br />

zowel tijdens als na de ingreep. Het betreft het stimuleren van aanbevelingen conform “de<br />

richtlijn Postoperatieve Pijnbehandeling 2003”. 1<br />

Definitie<br />

Percentage electieve open laterale thoracotomiën waarbij pre- of intra-operatief een<br />

effectieve epidurale katheter wordt geplaatst en ook per- en/of postoperatief wordt gebruikt.<br />

Operationalisatie<br />

De indicator wordt berekend als percentage met als:<br />

Teller: het totaal aantal electieve open laterale thoracotomieën waarbij effectief een<br />

epidurale katheter wordt geplaatst vóór of tijdens de inleiding en per- en/of<br />

postoperatief wordt gebruikt, onafhankelijk van gekozen niveau, techniek of<br />

soort epidurale medicatie in een gegeven kalenderjaar.<br />

Noemer: het aantal electieve open laterale thoracotomieën in een gegeven kalenderjaar<br />

In-/exclusiecriteria<br />

• Video assisted Thoracoscopy (VATS) en mediane thoracotomieën (via sternotomie)<br />

worden uitgesloten.<br />

• Epidurale katheters ingebracht nà de uitleiding worden niet meegeteld.<br />

• Mislukte pogingen tot plaatsing worden uitgesloten van opname in de teller. Het gaat<br />

er om dat de katheter ook werkelijk gebruikt werd, echter zonder dat daar een<br />

kwaliteitsoordeel aan vast hangt.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid, effectiviteit en doelmatigheid<br />

Doel indicator<br />

In de eerste plaats het bevorderen van een superieure analgesie bij ingrepen waarvan<br />

bekend is dat zij zeer pijnlijk zijn en op de tweede plaats een vermindering betrachten van de<br />

perioperatieve morbiditeit en mortaliteit.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Bij laterale thoracotomie wordt een epidurale katheter als state of the art beschouwd <strong>voor</strong> het<br />

verkrijgen van per- en <strong>voor</strong>namelijk ook postoperatieve analgesie, waarbij er tevens een<br />

positieve bijdrage wordt geleverd aan verbetering van respiratoire morbiditeit <strong>voor</strong>al bij hoog<br />

22


isicopatiënten. 2,3,4,5,6 Eenmaal ingebracht is die analgesie vrij éénvoudig te verzekeren,<br />

zowel in de OK, de verkoeverkamer, PACU of IC als op de verpleegafdeling gedurende<br />

enkele dagen postoperatief.<br />

Vooralsnog wordt alleen gekeken naar het effectief inbrengen en per/postoperatief gebruiken<br />

van een epidurale katheter. De kwaliteit van de resulterende analgesie valt buiten het bereik<br />

van deze indicator.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Een goede organisatie van het logistieke proces bij het toepassen van en toezicht op<br />

postoperatieve epidurale analgesie verhoogt het aantal patiënten dat kan genieten van een<br />

veilige en effectieve toepassing van epiduraal analgesie bij electieve laterale<br />

thoracotomieën.<br />

In de toekomst zou kunnen gepoogd worden om deze indicator te linken met VAS score<br />

postoperatief, waardoor alsnog een indicatie kan worden verkregen van de kwaliteit van de<br />

epidurale analgesie bij deze majeure ingrepen.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

Technische problemen, contra-indicaties en risico’s maken het onmogelijk en ook<br />

onwenselijk om een epidurale punctie/katheter bij alle electieve laterale thoracotomieën na te<br />

streven. Alleen al op basis van technische en logistieke problemen is bij 5-10 % der<br />

patiënten geen effectieve plaatsing van epidurale katheters mogelijk. 7 De incidentie van<br />

epiduraal hematoom is zeer laag, maar de neurologische gevolgen zijn dusdanig dramatisch<br />

dat zeer secuur gewerkt moet worden om de incidentie van deze complicatie zo laag<br />

mogelijk te houden. De afweging tussen <strong>voor</strong>delen en risico’s van epidurale analgesie<br />

moeten steeds door de anesthesioloog gemaakt worden en besproken worden met de<br />

patiënt.<br />

Bij patiënten die afhankelijk zijn van antistolling kunnen sommige alternatieve technieken als<br />

intercostaal analgesie, PCA ook adequate analgesie verzekeren, zonder risico op epiduraal<br />

hematoom.<br />

Validiteit<br />

RCT met goed design, meta-analyses en richtlijnen van de NVA bieden Evidence Based<br />

ondersteuning aan het gebruik van deze indicator.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van de indicator is naar verwachting goed en kan gecontroleerd worden<br />

bij<strong>voor</strong>beeld bij kwaliteitsvisitaties.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Vermoed wordt dat er een aanzienlijk onderscheid bestaat tussen verschillende<br />

ziekenhuizen. 3<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

In ziekenhuizen waar geen laterale thoracotomieën plaatsvinden is deze indicator niet van<br />

23


toepassing.<br />

Registratie<br />

De indicator is te inventariseren en te berekenen aan de hand van handmatig<br />

anesthesieverslag, een automatisch Patient Data Management Systeem of<br />

operatiekamerregistratiesysteem.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1 Richtlijn Postoperatieve Pijnstilling<br />

http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/postoppijn2003.pdf/view<br />

2 The comparative effects of postoperative analgesic therapies on pulmonary outcome:<br />

cumulative meta-analyses of randomized, controlled trials.Anesth Analg. 1998<br />

Mar;86(3):598- 612<br />

3 Thoracic epidural anesthesia combined with general anesthesia: the preferred anesthetic<br />

technique for thoracic surgery.<br />

4 Hasenbos M, van Egmond J, Gielen M, Crul JF. Post-operative analgesia by high thoracic<br />

epidural versus intramuscular nicomorphine after thoracotomy. Part III. The effects of per-<br />

and post-operative analgesia on morbidity. Acta Anaesthesiol Scand. 1987 Oct;31(7):608-15.<br />

5 Rodgers A, Walker N, Schug S, Kehlet A, van Zundert, et al. Reduction of postoperative<br />

mortality and morbidity with epidural or spinal anesthesia: results from overview of<br />

randomised trials. BMJ 2002; 321:1-12<br />

6 Brown AK, Christopher PJ, Wu CL Strategies for postoperative Pain management; Best<br />

Practice and Research Clinical Anaesthesiology 2004;Vol 18 N°4: 703-717<br />

7 Rigg JA, Jamrozik, Myles PS, Silbert BS et al. Epidural Anaesthesia an Analgesia and<br />

outcome of major surgery: a randomised trial. Lancet 2002;359:1276-82<br />

24


Factsheet 6 onmiddellijke beschikbaarheid anesthesioloog<br />

1. Gebruik -/ incontinentiedagboek<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Het bevorderen van de veiligheid bij het superviseren van twee operatiekamers volgens het<br />

verenigingsstandpunt.<br />

Definitie<br />

Aantal dagen per jaar met minder dan 2 anesthesiologen bij 2 geplande operatie<br />

programma’s.<br />

Operationalisatie<br />

Teller: Aantal dagen dat er in het ziekenhuis 1 anesthesioloog aanwezig is van 1<br />

januari t/m 31 december <strong>voor</strong> 2 geplande operatieprogramma’s<br />

Noemer: Totaal aantal dagen dat er 2 operatieprogramma’s draaien van 1 januari t/m<br />

31 december<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Deze indicator is van toepassing op ziekenhuizen/locatie met 1, 2 of 3 operatiekamers.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid<br />

Doel indicator<br />

Het bevorderen van de onmiddellijke beschikbaarheid van een anesthesioloog bij het werken<br />

op meer dan 1 operatiekamer.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

In de <strong>Nederlandse</strong> anesthesiologische praktijkvoering kan een anesthesioloog, behoudens<br />

de in- en uitleiding van de anesthesie, als regel maximaal de zorg op twee operatiekamers<br />

tegelijkertijd op zich nemen. Afhankelijk van de toestand van de patiënt, de wijze en de<br />

complexiteit van de anesthesie beslist de anesthesioloog of hij <strong>voor</strong> één of twee kamers<br />

verantwoordelijk wil zijn. Daarbij gelden de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />

• een anesthesioloog wordt bij zijn werkzaamheden geassisteerd door een<br />

anesthesiemedewerker;<br />

• de anesthesioloog verzorgt zelf de in- en uitleiding van iedere anesthesie en geeft,<br />

als hij de operatiekamer verlaat, duidelijke aanwijzingen aan de<br />

anesthesiemedewerker over de bewaking, het onderhouden van de anesthesie en de<br />

momenten waarop hij gewaarschuwd wil worden;<br />

• een gekwalificeerde anesthesiemedewerker is continu bij de patiënt aanwezig;<br />

• de anesthesioloog is direct beschikbaar;<br />

• beide operatiekamers liggen in elkaars onmiddellijke nabijheid;<br />

25


• de planning van de anesthesiologische zorg is zodanig dat twee gelijktijdige<br />

risicomomenten of risico-ingrepen zoveel mogelijk worden gemeden (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

ingrepen bij kinderen jonger dan 1 jaar, grote operatie met te <strong>voor</strong>zien instabiel<br />

beloop. De anesthesioloog is derhalve mede verantwoordelijk <strong>voor</strong> de OK-planning.<br />

In een onlangs gepubliceerd Nederlands onderzoek naar de invloed van de anesthesie<br />

praktijkvoering op morbiditeit en mortaliteit werd onder andere aangetoond dat de directe<br />

beschikbaarheid van een anesthesioloog bij een calamiteit de kans op postoperatieve<br />

mortaliteit en coma doet afnemen. 1 In de normale praktijkvoering waarbij er meerdere<br />

anesthesiologen in het ziekenhuis aanwezig zijn mag men aannemen dat er te allen tijde een<br />

anesthesioloog beschikbaar is bij een calamiteit tijdens een operatie of de verkoeverperiode.<br />

In die gevallen dat er slechts één anesthesioloog op het operatiecomplex aanwezig is, is de<br />

kans groter dat hij of zij bij een calamiteit zich niet kan vrijmaken. Daarom zal de<br />

aanwezigheid van een tweede anesthesioloog in het ziekenhuis de veiligheid verhogen in het<br />

geval er twee operaties gelijktijdig plaatsvinden. Het is onbekend hoe vaak de situatie “één<br />

anesthesioloog <strong>voor</strong> twee bezette operatiekamers” <strong>voor</strong>komt.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Het verminderen van de kans op een slechte afloop na het optreden van een calamiteiten<br />

door er zorg <strong>voor</strong> te dragen dat er in het geval van twee in bedrijf zijnde operatiekamers een<br />

tweede anesthesioloog in het ziekenhuis beschikbaar is. Indien dit niet mogelijk is zal slechts<br />

op één operatiekamer gewerkt kunnen worden. Deze verbetering kan geëffectueerd worden<br />

door de anesthesioloog in de planning te betrekken.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

De kans dat een calamiteit zich <strong>voor</strong>doet in geval van 2 simultaan draaiende operatiekamers<br />

is klein. Er zijn geen cijfers <strong>voor</strong> handen hoe het met deze indicator nu is gesteld. Verwacht<br />

wordt dat grote anesthesie vakgroepen <strong>voor</strong> deze indicator laag scoren. De indicator heeft<br />

dus mogelijk een bias <strong>voor</strong> de kleinere vakgroepen, die qua werkbelasting lastiger invulling<br />

aan deze werkwijze kunnen geven.<br />

Validiteit<br />

De validiteit van deze indicator is gebaseerd op een groot nationaal onderzoek van Arbous<br />

et.al bij meer dan 800.000 geopereerde patiënten. 1 De directe (intercom) beschikbaarheid<br />

van de anesthesioloog tijdens de onderhoudsfase van anesthesie verlaagde het risico van<br />

mortaliteit en coma significant (odds ratio 0.46; 95% CI, 0.31-0.66). Daarnaast toonde Silber<br />

et.al. aan dat zowel de mortaliteit in de eerste 30 dagen postoperatief en de mortaliteit na<br />

een complicatie significant lager waren onder directe supervisie van een anesthesioloog. 2<br />

Iedere logistieke vertraging van de directe beschikbaarheid van een anesthesioloog kan een<br />

co-factor zijn in de perioperatieve mortaliteit. 3<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van de indicator zal afhangen van de mate waarin deze goed<br />

geregistreerd kan worden.<br />

26


Discriminerend vermogen<br />

Naar verwachting zal er een aanzienlijk onderscheid zijn tussen verschillende ziekenhuizen.<br />

Hier zijn echter geen cijfers over beschikbaar.<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

Het zou kunnen dat <strong>voor</strong>al de ziekenhuizen met weinig operatiekamers (2-4) en kleine<br />

vakgroepen (3-5 personen) relatief hoog scoren door hun structurele beperkingen.<br />

Registratie<br />

De operatie programma’s worden in het algemeen gemaakt en bewaard in de daar<strong>voor</strong><br />

beschikbare software. Hierdoor is het aantal dagen met 2 operatieprogramma’s makkelijk<br />

vast te stellen. Legt men hiernaast de digitale agenda/rooster van de vakgroep dan is het<br />

percentage eenvoudig te bepalen. Zeer behulpzaam zou zijn wanneer de anesthesiologische<br />

bezetting vermeld wordt op het operatieprogramma.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Arbous MS, Meursing AEE, van Kleef JW, de Lange J, Spoormans HHAJM, Touw P,<br />

Werner FM, Grobbee DEMD. Impact of Anesthesia Management Characteristics on<br />

Severe Morbidity and Mortality. Anesthesiology, Volume 102(2). February 2005, pp 257-<br />

268.<br />

2. Silber JH, Kenedy SK, Even-Shshan O, Chen W, Koziol L, Showan AM, Longnecker DE.<br />

Anesthesiologist Direction and Patient Outcomes. Anesthesiology, Volume 93(1). July<br />

2000 pp 152-163.<br />

3. K. Fichtner, W. Dick. Erhebungen zur kausalen perioperativen Mortalität. Versuch einer<br />

deutschen „CEPOD-Studie“. Anesthesist 1997:46:419-427.<br />

27


Factsheet 7 warmtemanagement<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Voor patiënten die net geopereerd zijn is het bijzonder onaangenaam om onderkoeld te zijn<br />

in de recoveryperiode. Het postoperatieve rillen vergroot de zuurstofbehoefte.<br />

Daarnaast hebben cardiovasculare complicaties, toegenomen transfusiebehoefte,<br />

wondinfecties en verlengde opnameduur een aangetoonde relatie met het optreden van<br />

peroperatieve ondertemperatuur. De NVA complicatielijst vermeldt hypothermie (core<br />

temperatuur


Structureel warmtebeleid voeren pre- en peroperatief door maatregelen als warm afdekken,<br />

Bair huggers, warme infuusvloeistoffen bij polytransfusies, aanpassen ok temperatuur. Deze<br />

indicator lijkt goed bruikbaar om op eigen uitkomsten te sturen in het warmtebeleid.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

Als core temperatuur wordt de meting van de membrana tympani als standaard beschouwd.<br />

Validiteit<br />

Zie achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De meting kan door de verkoeverkamerverpleegkundigen betrouwbaar worden gemeten en<br />

vastgelegd.<br />

Discriminerend vermogen<br />

De casemix heeft invloed op deze indicator. Binnen een instelling kan op basis van eigen<br />

resultaten van deze indicator een verbetertraject ingezet worden.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

De kans op hypothermie neemt toe bij meer langduriger operaties. De casemix ten aanzien<br />

van operatieduur lijkt dus van belang.<br />

Registratie<br />

Routineregistratie op de verkoeverkamer verhoogt de registratielast niet. In het EPD vindt<br />

automatisch registratie plaats. Bij papieren dossier kan worden volstaan met steekproeven<br />

gedurende een maand.<br />

Ongewenste effecten<br />

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten.<br />

Referenties<br />

1. Frank SM, Beatti C ea, Unintentional hypothermia is associated with postoperative<br />

myocardial ischaemia. Anesthesiology 1993 mar; 78(3): 468-76<br />

2. Frank SM, Fleisher LA ea, perioperative maintenance of normothermia reduces the<br />

incidence of morbid cardiac events. JAMA 1997 apr9; 277(14): 1127-34<br />

3. Pestel GJ, Kurz A. Hypothermia- it`s more than a toy. Current Opinion Anaesth 2005<br />

apr; 18(2): 151-6<br />

29


Factsheet 8 24-uurs verkoeverfaciliteit<br />

1. Gebruik incontinentiedagboek<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Het bevorderen van de veiligheid van de postoperatieve zorg volgens het<br />

verenigingsstandpunt.<br />

Definitie(s)<br />

Beschikbaarheid van een verkoeverfaciliteit gedurende 24 uur.<br />

Op een verkoeverkamer worden patiënten aansluitend aan een ingreep onder anesthesie<br />

door verkoeverkamerverpleegkundigen bewaakt, onder verantwoordelijkheid van een<br />

anesthesioloog.<br />

Onder verkoeverfaciliteit wordt tevens verstaan een gereserveerd bewaakt bed op een MC of<br />

IC, waarbij de zorg onder verantwoordelijkheid van een anesthesioloog valt.<br />

Operationalisatie<br />

Beantwoording van de vraag: is er een verkoeverfaciliteit beschikbaar gedurende 24 uur per<br />

dag?<br />

a) ja, op een verkoeverkamer die gedurende 24 uur operationeel is (eventueel op<br />

oproepbasis);<br />

b) ja, op een gereserveerd bed dat beschikbaar is op een MC of IC, waarbij de zorg onder<br />

verantwoordelijkheid van een anesthesioloog valt;<br />

c) nee, de patiënt wordt op de OK verkoeverd door een anesthesiemedewerker;<br />

d) nee, de patiënt gaat na een ingreep rechtstreeks naar een verpleegafdeling.<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Geen<br />

Type indicator<br />

Structuur indicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid<br />

Doel indicator<br />

Het bevorderen van de veiligheid van de postoperatieve zorg.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Veel van de veiligheid van de hedendaagse anesthesie hangt samen met het <strong>voor</strong>kómen<br />

van incidenten in de postoperatieve periode. Inmiddels zijn standaarden opgesteld waaraan<br />

een verkoeverkamer qua apparatuur en personeel dient te voldoen. Bij de kwaliteitsvisitaties<br />

blijkt tijdens reguliere werktijden de verkoeverkamer (behoudens capaciteitsproblemen)<br />

doorgaans adequaat geregeld. Veel van de met de toediening van anesthesie<br />

samenhangende problemen doen zich echter <strong>voor</strong> buiten reguliere werktijden bij acute<br />

30


ingrepen. 1 Ook in het Nederlands onderzoek naar de invloed van de anesthesie<br />

praktijkvoering op morbiditeit en mortaliteit werd onder andere aangetoond dat het risico van<br />

postoperatieve mortaliteit en coma groter is bij ingrepen buiten kantooruren. 2 Daarnaast<br />

neemt de co-morbiditeit van patiënten verder toe, hetgeen de postoperatieve risico’s<br />

versterkt.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Uit een enquête onder <strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen in 2002 bleek in 35 ziekenhuizen niets<br />

geregeld te zijn <strong>voor</strong> het verkoeveren van patiënten buiten kantooruren. 3 Sindsdien hebben<br />

anesthesiologen wel verzoeken neergelegd bij directies om faciliteiten buiten kantoortijden te<br />

creëren, doch concrete resultaten laten vaak lang op zich wachten.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

De indicator is eenvoudig te beantwoorden wanneer de definities goed gehanteerd worden.<br />

Bij gebruik van bewaakte bedden op een IC of MC is het van belang dat deze ook te allen<br />

tijde beschikbaar kunnen worden gesteld <strong>voor</strong> postoperatieve patiënten.<br />

Validiteit<br />

Naast de studie van Arbous e.a. heeft recent onderzoek bevestigd dat ingrepen buiten<br />

kantoortijden leiden tot meer ongeplande IC opnames en een hogere mortaliteit. 4<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van de indicator zal afhangen van de mate waarin deze gecontroleerd<br />

kan worden, bij<strong>voor</strong>beeld bij kwaliteitsvisitaties door het stellen van de vraag ook aan andere<br />

disciplines (bijv. anesthesiemedewerkers).<br />

Discriminerend vermogen<br />

Het is aangetoond dat er een aanzienlijk onderscheid bestaat tussen verschillende<br />

ziekenhuizen. 3<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

In ziekenhuizen waar buiten kantooruren geen chirurgische ingrepen verricht worden is deze<br />

indicator niet van toepassing.<br />

Registratie<br />

De indicator kent geen registratielast.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Naar een verantwoorde verkoeverperiode – Advies Gezondheidsraad 1988.<br />

2. Arbous MS, Meursing AEE, van Kleef JW, de Lange J, Spoormans HHAJM, Touw P,<br />

Werner FM, Grobbee DEMD. Impact of Anesthesia Management Characteristics on Severe<br />

Morbidity and Mortality. Anesthesiology, Volume 102(2). February 2005, pp 257-268.<br />

31


Tevens als proefschrift: Arbous MS. Anesthesia-related risk factors for perioperative<br />

severe morbidity and mortality. Utrecht 1998.<br />

3. Smelt, WLH. Na de noodklok – postoperatieve zorg buiten kantoortijden is nog steeds<br />

onvoldoende. Medisch Contact 2002: 57; 788-89<br />

4. Haller G et al. Validity of unplanned admission to an intensive care unit as a measure of<br />

patient safety in surgical patients. Anesthesiology 2005; 103: 1121-29.<br />

32


Factsheet 9 postoperatieve urineretentie<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Het is wenselijk dat postoperatief bewust aandacht besteed wordt aan de mogelijkheid van<br />

postoperatieve urineretentie. Een niet opgemerkte urineretentie kan een groot probleem <strong>voor</strong><br />

de patiënt worden door overrekking van de blaas. Meestal heeft het geen ernstige lange<br />

termijn effecten, maar in sommige gevallen geeft zelfs een kortdurende overrekking ernstige<br />

invaliderende blaasfunctiestoornissen.<br />

Definitie<br />

Het % patiënten na spinale anesthesie (single shot), waarbij op basis van objectieve meting<br />

bij<strong>voor</strong>beeld met de bladderscan de blaasinhoud wordt vastgesteld<br />

Operationalisatie<br />

Teller: het aantal patiënten met spinale anesthesie waarbij op basis van objectieve<br />

meting bij<strong>voor</strong>beeld met de bladderscan de blaasinhoud wordt vastgesteld.<br />

Noemer: het totaal aantal patiënten met spinale anesthesie<br />

Inclusiecriteria<br />

Patiënten na spinale anesthesie<br />

Exclusiecriteria<br />

Alle patiënten waarbij peroperatief om chirurgische redenen een blaaskatheter wordt<br />

ingebracht.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Domein<br />

Patiëntgerichtheid, veiligheid<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Urineretentie is een vaak <strong>voor</strong>komend postoperatief probleem: in de literatuur worden<br />

frequenties gegeven van 4-20% na alle chirurgie. Bij<strong>voor</strong>beeld na liesbreuken 0-38%, bij<br />

heupchirurgie tot 55%. Aspecten van belang zijn geslacht (man), leeftijd (hoger) en<br />

<strong>voor</strong>geschiedenis, en peroperatieve hoeveelheid toegediende infuusvloeistof. Frequentie na<br />

ingrepen onder algehele anesthesie 4-25% onder spinaal anesthesie 3-42%. Ook<br />

postoperatief toegediende morfine is een factor. Een niet opgemerkte urineretentie kan een<br />

groot probleem <strong>voor</strong> de patiënt worden door overrekking van de blaas. Meestal heeft het<br />

geen ernstige lange termijn effecten, maar in sommige gevallen geeft zelfs een kortdurende<br />

overrekking ernstige invaliderende blaasfunctiestoornissen.<br />

Na spinale anesthesie blijft de blaasfunctie nog verstoord na de uitwerking van het motore<br />

blok.<br />

33


Pas als het sensibele blok tot S3 is afgenomen keert de normale functie terug. Bij<br />

intrathecale toediening van lidocaine 2% kan het tot 228 minuten duren <strong>voor</strong>dat er een<br />

regressie van het sensibele blok is tot S3.<br />

Voor de dagbehandelingpatiënten is er de aangepaste PAR-score, de PADDS-score waarin<br />

o.a. het item urineretentie is opgenomen.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Het streven is nul % urineretentie. Het aantal blaaskatheterisaties kan beperkt worden door<br />

toepassing van een goed protocol en een apparaat om de blaasinhoud objectief vast te<br />

stellen (zoals de Bladder Scan). Elke blaaskatheterisatie heeft een kleine kans op het<br />

introduceren van een infectie.<br />

Validiteit<br />

(zie achtergrond en variatie in de kwaliteit van zorg)<br />

Registreerbaarheid<br />

Afhankelijk van de beschikbaarheid van een elektronisch patiëntendossier. Indien dit niet<br />

beschikbaar is dient dit op de verkoever te worden vastgelegd.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van de indicator is goed bij een juist gebruik van apparatuur om de<br />

blaasinhoud vast te stellen.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Het is aannemelijk dat er een aanzienlijk onderscheid bestaat tussen verschillende<br />

ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

De indicator kan slechts worden toegepast in ziekenhuizen waar locoregionale technieken<br />

worden uitgevoerd.<br />

Registratie<br />

De indicator kent enige registratielast; eventueel kan gebruik gemaakt worden van<br />

steekproeven.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Aldrete JA: The Post-Anesthesia Recovery Score Revisited. J. Clin Anesth 1995; 7: 89-91.<br />

2. Booij LHDJ. Postoperatieve urineretentie en obstipatie. In: Postoperatieve zorg, Booij<br />

LHDJ et al. red. Utrecht 2002.: 267-277.<br />

3. Kamphuis E.T. Effects of spinal anesthesia on the functions of the lower urinary tract: A<br />

urodynamic approach. Acad proefschrift Utrecht 2000.<br />

4. Kamphuis ET et al Recovery of storage and emptying functions of the urinary bladder after<br />

34


spinal anesthesia with lidocaine and with bupivacaine in men. Anesthesiology 1998; 88 :<br />

310-6.<br />

5. Kuipers PW et al. Intrathecal opioids and lower urinary tract function; a urodynamic<br />

evaluation. Anesthesiology 2004; 100: 1497-503.<br />

35


Factsheet 10 ontslagcriteria verkoeverkamer<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Ontslagcriteria dienen als maat <strong>voor</strong> het herstel van de vitale functie. Het is wenselijk dat er<br />

postoperatief een helder en controleerbaar beleid is <strong>voor</strong> het ontslaan van de patiënt uit de<br />

verkoeverkamer naar de gewone verpleegafdeling. Dit ter <strong>voor</strong>koming van het ontslaan van<br />

nog instabiele patiënten naar de afdeling met alle potentiële gevolgen <strong>voor</strong> morbiditeit en<br />

mortaliteit.<br />

Definitie<br />

Gebruik van een Post-Anesthesia-Recovery-Score (PAR) als ontslagcriterium op de<br />

verkoeverkamer. Bij hoeveel % van de patiënten worden ontslagcriteria vastgelegd?<br />

Minimaal dient de PAR score te worden vastgelegd.<br />

Operationalisatie<br />

Teller: Aantal patiënten waarbij de PAR-score wordt vastgelegd (per maand/jaar);<br />

Noemer: Totaal aantal patiënten dat de verkoeverkamer passeert (per maand/jaar).<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Domein<br />

Veiligheid (eventueel effectiviteit)<br />

Doel indicator<br />

Het bevorderen van veiligheid van de postoperatieve zorg.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

In de praktijk blijkt dat in 40 % van de ziekenhuizen de verkoevermedewerkers zelfstandig de<br />

patiënten van de recovery ontslaat.<br />

Essentieel is dan dat er concrete en heldere ontslagcriteria zijn, de Aldrete-score – al dan<br />

niet aangepast – is daar een goed <strong>voor</strong>beeld van1. In het jaar 2000 werd de Aldrete-PARscore<br />

in bijna 40 % van de verkoeverkamers gehanteerd.<br />

Voordelen van de PAR-score zijn standaardisering, nulmeting bij binnenkomst, criterium <strong>voor</strong><br />

ontslag ligt vast, objectief criterium dat snel en eenvoudig is vast te leggen, trend is de<br />

volgen tijdens het verblijf op de verkoever, leidt tot sneller ontslag en achteraf is ontslag te<br />

verantwoorden. Een aantal aspecten worden niet gescoord, maar deze kunnen eventueel<br />

toegevoegd worden, zoals: pijnscore (VAS), misselijkheid en braken, nabloeding e.d.<br />

Mogelijkheid tot verbetering<br />

Door het toepassen van de afspraken (werken onder de verantwoordelijkheid van de<br />

anesthesioloog en het vastleggen van de ontslagcriteria) trachten de 40% compliance<br />

verhogen naar 100%. Ook buiten kantooruren kunnen zo complicaties en (her)opnames op<br />

verkoever/IC worden vermeden.<br />

36


Validiteit<br />

Er is enige discussie over welke score echt voldoet: Aldrete score, eventueel met<br />

aanpassingen <strong>voor</strong> het scoren van misselijkheid en braken, pijn, nabloeding en uitwerken<br />

locoregionale blokkade.<br />

Registreerbaarheid<br />

Volgens de operationalisatie wordt deze indicator op patiëntniveau geregistreerd. De<br />

registratielast is dan sterk afhankelijk van het gebruik van een papieren status of een EPD.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Naar de mening van de commissie is de betrouwbaarheid van de meting goed. Er is geen<br />

discussie over de zin van het gebruik van ontslagcriteria.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Uit kwaliteitsvisitaties van de CKAP blijkt dat er een aanzienlijk onderscheid bestaat in het<br />

gebruik van ontslagcriteria tussen verschillende ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/ beschrijving relevante casemix<br />

Verschillen in populatie of ziekenhuizen leidt niet tot een onbetrouwbare vergelijking tussen<br />

ziekenhuizen. De indicator is op alle ziekenhuizen met operatieve verrichtingen van<br />

toepassing.<br />

Registratie<br />

De indicator kent enige registratielast. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van<br />

steekproeven.<br />

Ongewenste effecten<br />

Er worden geen ongewenste effecten verwacht.<br />

Referenties<br />

1. Ahmad S et al. Impact of bispectral index monitoring on fast tracking of gynecologic<br />

patients undergoing laparoscopic surgery. Anesthesiology 2004; 100: 194-5.<br />

2. Aldrete JA, Kroulik D; A postanesthetic recovery score. Anesth Analg 1970; 49: 924-34.<br />

3. Aldrete JA: The Post-Anesthesia Recovery Score Revisited. J. Clin Anesth 1995; 7: 89-91<br />

4. Aldrete JA: Discharge Criteria. Bailliere’s Clinical Anesthesiology 1994; 8: 763-773.<br />

5. Chung F: Are discharge criteria changing? J. Clin Anesth 1992; 5: 64S-68S.<br />

6. Marshall S, Chung F. Assessment of ‘home readiness’: discharge criteria and<br />

postdischarge complications. Current opinion in anesth 1997; 10: 445-450.<br />

7. Olivera IS de: Recovery care facilities. Current opinion in Anesthesiology 1998; 11: 623-<br />

627.<br />

8. Plattner O, Zimpfer M. Postanesthetic considerations and complications after ambulatory<br />

anaesthesia. Current opinion in Anesthesiology 1999; 12: 663-666.<br />

9. Reyle-Hahn m et al. Komplicationen im Aufwachraum. Der Anaesthesist 2000: 49: 236-<br />

251.<br />

37


10. Smelt WLH, Meer BJ vander. Kan het gebruik van de PAR-score als ontslagcriterium het<br />

efficiënt gebruik van de verkoeverkamer bevorderen? Ned Tijdschr v <strong>Anesthesiologie</strong><br />

1996; 9: 13-15.<br />

11. Smelt WLH. Verontrust over verkoeveren. Zorg na spoedoperaties onvoldoende.<br />

Medisch Contact 2001; 56: 58-59.<br />

38


1 De PAR-score<br />

A) Spieractiviteit<br />

2: kan alle ledematen bewegen<br />

1: kan twee of drie ledematen bewegen<br />

0: geen actieve beweging van de ledematen mogelijk<br />

B) Ademhaling<br />

2: kan diep zichten en adequaat ophoesten<br />

Factsheet indicator ontslagcriteria verkoeverkamer 3/3<br />

1: ademt moeizaam, is kortademig<br />

0: geen spontane ademhaling<br />

C) Circulatie<br />

2: bloeddruk < 20% onder of boven de preoperatieve waarde<br />

1: bloeddruk tussen 20 en 50% afwijkend van preoperatief<br />

0: meer dan 50% afwijkend van preoperatief<br />

D) Bewustzijn<br />

2: volledig wakker en georiënteerd (naar plaats, tijd en persoon)<br />

1: alleen wekbaar op aanspreken<br />

0: niet wekbaar<br />

E) Kleur / zuurstofsaturatie<br />

2: saturatie > 92% bij kamerlucht<br />

1: met toediening van extra zuurstof saturatie > 90%<br />

0: met extra zuurstof saturatie < 90%<br />

Een patiënt met een score van 9 of 10 is voldoende hersteld om van de verkoeverkamer terug naar de afdeling te<br />

gaan.<br />

39


Factsheet 11 postoperatieve pijnintensiteit<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Postoperatieve pijn is een te verwachten, maar ongewenst bijproduct van een operatie. Niet<br />

alleen om humanitaire reden is pijn ongewenst, maar ook een <strong>voor</strong>spoedig herstel wordt<br />

negatief beïnvloed door postoperatieve pijn. Daarnaast lijkt het zo te zijn dat ernstige<br />

postoperatieve pijn in relatie staat tot het ontwikkelen van chronische pijn na een operatie.<br />

Het structureel meten van pijnintensiteit met een Visual Analogue Scale (VAS), Numerical<br />

Rating Scale (NRS) of Verbal Rating Scale (VRS) draagt bij aan de effectiviteit van de<br />

pijnbehandeling, waarbij 47 ernstige pijn.<br />

Deze indicator wijkt af van de Pijnindicator in de basisset van de IGZ. De IGZ indicator<br />

betreft een gemiddelde pijnscore lager dan 4 in de eerste 72 uur postoperatief. Doordat het<br />

om een gemiddelde gaat kunnen hoge pijnscores gecompenseerd worden door lage<br />

pijnscores. De NVA pijnindicator concentreert meer op het <strong>voor</strong>komen van ernstige pijn op<br />

enig moment in de eerste 72 uur postoperatief.<br />

Deze indicator zou gecombineerd kunnen worden met een procesindicator betreffende het<br />

percentage patiënten met minimaal 6 pijnmetingen in de eerste 72 uur postoperatief<br />

Definitie<br />

Het % klinisch geopereerde patiënten met ernstige postoperatieve pijn , VAS/NRS/VRS>7 op<br />

enig moment in de 1e 72 uur postoperatief.<br />

Teller: Het aantal patiënten met een pijnintensiteitmeting >7 in de 1e 72 uur<br />

postoperatief<br />

Noemer: Totaal aantal patiënten waarbij pijnintensiteit structureel gemeten is in de 1e<br />

72 uur postoperatief (minimaal 6 metingen in de eerste 72 uur postoperatief)<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Exclusiecriteria:<br />

• kleine kinderen, die geen score kunnen aangeven (leeftijdkleiner dan 6 jaar).<br />

• dagbehandelingpatiënten<br />

• (gesedeerde) patiënten die niet zelf de score kunnen aangeven.<br />

Inclusie van alle vormen van pijnbestrijding postoperatief.<br />

Zowel de pijnscore op de verkoeverkamer als op de verpleegafdeling worden geïncludeerd.<br />

Type indicator<br />

Uitkomstindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid, effectiviteit<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg.<br />

Door de meeste auteurs wordt ernstige pijn gedefinieerd als score >7 uit 10. Ernstige pijn<br />

komt <strong>voor</strong> bij 29% - 8% van de postoperatieve patiënten afhankelijk van de vorm van de<br />

40


analgesie. 1 Zelfs bij optimale organisatie van de acute pijnservice blijkt >5% van de<br />

patiënten ernstige pijn te lijden (M van Kleef, anesthesiologendagen 2005). Gestreefd moet<br />

worden naar


Factsheet 12 aanwezigheid en functioneren van een Acute Pijn<br />

Service (APS)<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Acute, postoperatieve pijn behoort tot een van de meest vóórkomende problemen na een<br />

operatieve ingreep. 1 Adequate behandeling is niet alleen van belang <strong>voor</strong> een groter comfort<br />

en patiënten tevredenheid maar ook tav het <strong>voor</strong>kómen van complicaties. Ook zou<br />

adequate behandeling bijdragen aan een verkorting van de opname duur en een mogelijk<br />

sneller herstel . 1 Een afname van de kans op het ontstaan van chronische pijnklachten is<br />

eveneens een gunstig lange termijn effect van adequate pijnbehandeling. 2<br />

In de Richtlijn Postoperatieve Pijnbehandeling van de NVA is met voldoende literatuur<br />

aangegeven hoe een dergelijke postoperatieve pijnbehandeling dient te worden<br />

georganiseerd. 3 De door anesthesiologen ingezette behandeling wordt door<br />

verpleegkundigen op effectiviteit en bijwerkingen gecontroleerd, vastgelegd, teruggekoppeld<br />

en zonodig bijgesteld. In de (internationale) literatuur scoort het hebben van een goed<br />

georganiseerde en effectieve APS als een van de belangrijkste kwaliteitskenmerken van de<br />

postoperatieve zorg. 4<br />

Definitie<br />

Deze valt in twee delen uiteen:<br />

A: aanwezigheid van geoormerkte (formatie van) verpleegkundigen of anesthesie-<br />

medewerkers, die gesuperviseerd door anesthesiologen, zich structureel bezig houden met<br />

de (protocollaire) behandeling van acute, postoperatieve pijn. In het geval van een<br />

opleidingskliniek <strong>voor</strong> anesthesiologen kan hier ook een arts-assistent in opleiding<br />

beschreven staan.<br />

B: percentage patiënten postoperatief welke door deze APS mede behandeld wordt.<br />

Operationalisatie<br />

A: Is er een verpleegkundig gebaseerde APS: ja/ nee<br />

B: Teller: Wat is het aantal (klinische) postoperatieve patiënten behandeld door de APS<br />

Noemer: totaal aantal geopereerde (klinische) patiënten waar een anesthesioloog<br />

primair bij betrokken is.<br />

Exclusie criteria<br />

Patiënten in dagbehandeling<br />

Type indicator<br />

A: structuur (aanwezigheid APS) en B: proces (functioneren van APS).<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid, doelmatigheid, effectiviteit.<br />

Variatie in de kwaliteit van zorg<br />

42


In de richtlijn Postoperatieve pijnbehandeling van de NVA (2003) werd in 30-40% van de<br />

ziekenhuizen een Acute pijn nurse gemeld. In het “resultaat telt” rapport van de IGZ 2004<br />

geven 61 ziekenhuizen aan over een APS te beschikken. De CKAP meet een aanzienlijk<br />

lager percentage bij de kwaliteitsvisitatie. Een realistische streefwaarde van > 80% zou<br />

binnen twee jaar haalbaar moeten zijn.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Een goede organisatie van postoperatieve pijnbehandeling zal het gehele operatieve traject<br />

verbeteren. Daarom is het nodig dat vakgroepen anesthesiologie formatie creëren <strong>voor</strong> een<br />

APS. Anesthesiemedewerkers, verkoeververpleegkundigen of verpleegkundigen van<br />

chronische pijn afdelingen zijn hier uitermate geschikt <strong>voor</strong>.<br />

Scholing en onderwijs aan verpleegkundigen en artsen verbetert de aandacht <strong>voor</strong><br />

postoperatieve pijn. Invoering en gebruik van postoperatieve pijnscores onder supervisie van<br />

de APS vormt een belangrijke schakel in kwaliteitsverbetering van postoperatieve<br />

pijnbehandeling.<br />

Validiteit<br />

De NVA-richtlijn postoperatieve pijnbehandeling kan worden gebruikt om dit te staven<br />

evenals diverse publicaties op dit terrein.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Via een enquête en interview van verpleegkundigen en artsen in het ziekenhuis tijdens de<br />

visitatie is de aanwezigheid van een APS betrouwbaar te beoordelen. Ook door toegewezen<br />

(verpleegkundige) formatie na te gaan.<br />

Zolang er geen goede centrale registratie <strong>voor</strong>handen is zal exacte registratie moeilijk<br />

realiseerbaar zijn. Invoeren van alle patiënten in een database vanaf de verkoeverkamer of<br />

het hebben van een EPD zou een oplossing kunnen zijn.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Goed. Zie ook Variatie in kwaliteit van zorg<br />

Minimale bias /case mix problematiek<br />

De commissie verwacht geen betekenisvolle case mix problematiek.<br />

Registratie<br />

Via OK planningssysteem, via verpleegkundigen op afdeling/verkoeverkamer/ intensive care.<br />

Op termijn via objectiveerbare OK management systemen.<br />

Literatuur<br />

1. Dolin S. Cashman J., Bland J. Effectiveness of acute postoperative pain management: I<br />

Evidence from published data. Br J Anaesth 2002; 89 : 409-423.<br />

2. Miaskowski C., Crews J. Ready L., Paul S., GinsbergB. Anesthesia-based pain<br />

services improve the quality of postoperative pain management. Pain(1999);80: 23-29.<br />

3. Kehlet H. Acute pain control and accelerated postoperative recovery. Surg. Clin. North<br />

Am 1999;79: 431-443.<br />

43


4. Richtlijn Postoperatieve Pijnbehandeling; <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

ism CBO; 2003. ISBN: 90-76906-66-1.<br />

5. Practice guidelines for acute pain management in the peri-operative setting<br />

Anesthesiology 2004;100:1573-1581<br />

44


Factsheet 13 epidurale analgesie bij de partus<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

Baringspijn wordt algemeen erkend als één van de ergste vormen van pijn. Tot op heden<br />

geeft de epidurale analgesie de beste pijnbestrijding met de minste bijwerkingen gedurende<br />

de partus. De toepassing is wereldwijd en internationale richtlijnen komen goed overeen. In<br />

Nederland wordt, in tegenstelling tot veel andere ontwikkelde landen, de bevalling als een<br />

natuurlijk gebeuren gezien met als gevolg dat aanvang en beloop van de partus worden<br />

afgewacht binnen bepaalde grenzen. De vraag om pijnstilling via een epiduraalkatheter komt<br />

daarom relatief vaak in de nachtelijke uren. Als belangrijk onderdeel van goede obstetrische<br />

en anesthesiologische zorg wordt de mogelijkheid gezien om 24 uur per dag, 7 dagen per<br />

week de mogelijkheid tot epidurale pijnstilling te bieden.<br />

Definitie<br />

Mogelijkheid <strong>voor</strong> epidurale pijnstilling 24 uur per etmaal, 7 dagen per week.<br />

Operationalisatie<br />

Aan anesthesiologen en obstetrici binnen een ziekenhuis wordt onafhankelijk de vraag<br />

gesteld. Dit om de fraudegevoeligheid van de indicator te verkleinen. Onderling verschil van<br />

mening komt tot uiting in de antwoorden. Indien alle disciplines hetzelfde antwoord geven,<br />

geldt dat als uitslag.<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Voor alle bevallingen, zowel met natuurlijk beloop als die waarbij een interventie plaatsvindt,<br />

van dode en levende kinderen moet epidurale analgesie op indicatie te allen tijden mogelijk<br />

zijn. Ziekenhuizen zonder obstetriepraktijk en bevallingen buiten een ziekenhuis worden<br />

geëxcludeerd.<br />

Type indicator<br />

Structuurindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgerichtheid.<br />

Variatie in kwaliteit van zorg<br />

Thans biedt 40% van de <strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen 24 uur service <strong>voor</strong> epidurale analgesie<br />

bij de partus (Nijhuis, Medisch contact 2005). Het streefniveau is om in >90% van de<br />

ziekenhuizen de mogelijkheid te kunnen bieden, bij de huidige filosofie omtrent het natuurlijk<br />

beloop van de partus en de organisatie van de obstetrische zorg.<br />

In Engeland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden, Finland, USA, Nieuw<br />

Zeeland, is deze indicator 60-100%.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

In de te ontwikkelen gezamenlijke richtlijn van NVA en NVOG zullen goede organisatorische<br />

45


afspraken als mogelijkheden besproken worden om deze indicator op het streefniveau te<br />

brengen. Tevens dient er aandacht te komen <strong>voor</strong> informed consent en <strong>voor</strong>lichting aan<br />

potentiële patiënten die daar prijs op stellen, bij<strong>voor</strong>beeld door de mogelijkheid te bieden<br />

<strong>voor</strong> een gesprek op de preoperatieve polikliniek (Stad, NTvA 1995). In algemeen<br />

<strong>voor</strong>lichtingsmateriaal, beschikbaar op de polikliniek obstetrie, kan gewezen worden op<br />

bijwerkingen en complicaties van epidurale analgesie bij de partus.<br />

Beperkingen bij het gebruik en interpretatie<br />

Het ontbreken van een eensluidend antwoord van obstetrici en anesthesiologen binnen één<br />

ziekenhuis, kan een simpel ja of nee beantwoorden onmogelijk maken. Dan is toelichting<br />

noodzakelijk binnen de vakgroepen of bij de kwaliteitsvisitatie.<br />

Validiteit<br />

Het bieden van de mogelijkheid van epidurale analgesie bij de partus zegt nog niets over het<br />

% patiënten dat daadwerkelijk met epidurale analgesie een goede behandeling van de<br />

baringspijn heeft gekregen. Een latere indicator kan dit onderwerp belichten.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Door anesthesiologen en obstetrici te bevragen lijkt het grootste frauderisico beteugeld.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Op basis ven ervaringen uit de kwaliteitsvisitaties en <strong>Nederlandse</strong> literatuur worden er<br />

aanzienlijk verschillen verwacht tussen ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/beschrijving van casemix<br />

Geen<br />

Registratie<br />

Jaarlijks eenmalige registratie door anesthesiologen en obstetrici. De indicator wordt<br />

vastgelegd in het jaarverslag, overlegd bij visitatie en bij extern gebruik op de eigen website<br />

geplaatst.<br />

Referenties<br />

1. J.G. Nijhuis. Bepaald geen luxe – epidurale analgesie tijdens de partus. Medisch<br />

Contact 2005; 60: 611-613<br />

2. H.H. Stad. Epidurale pijnbestrijding bij de partus, algemene en juridische aspecten.<br />

Ned T.v <strong>Anesthesiologie</strong> 1995; 8: 5-10.<br />

3. Guidelines ASA/ASOG, Pain relief during labor. ACOG committee opinion no. 295.<br />

Washington DC: American College of Obstetricians and Gynecologists, July 2004.<br />

4. K.Lee, K.M.Ho N.Z.Med.J. 2004 nov 26; 117 (1206): U1177. Obstetrical regional<br />

analgesia services in New Zealand : a national survey<br />

5. E.Bartusseck, S.Fatchi, J.Motsch, T.Grau. Der Anaesthesist 2004 2juli Umfrage zur<br />

aktuellen Situation der Regionalanasthesie im deutschsprachigen Raum,Verfahren der<br />

geburtshilfichen Anasthesie<br />

6. M.Krzysztof Kuczkowski Archives of Gynecology and Obstetrics 9 september 2004<br />

46


Anestetic management of labour pain: what does the obstetrician need te know?<br />

7. R.Burnstein R,Buckland, J.A.Pickett Anaesthesia 54 1999 634-640 A survey of epidural<br />

aneashesia for labour in the United Kingdom<br />

8. S.Bergeret, P.Loffredo, J.L.Bosson ea Ann Fr Reanim 2000 19 530-9 Enquete<br />

nationale prospective sur les alternatives a l`analgesie peridurale obstetricale<br />

9. Camann W. Pain Relief during Labor (Editorial). New Engl J Med 2005; 352: 718-20.<br />

47


Factsheet 14 life support code behandelbeperking<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

De NVA is van mening dat anesthesiologen mede verantwoording dragen <strong>voor</strong> de kwaliteit<br />

van het reanimatiebeleid in de instelling waar zij werkzaam zijn. Daartoe behoort een<br />

systeem dat er zorg <strong>voor</strong> draagt dat patiënten tijdig en adequaat gereanimeerd worden<br />

indien dat nodig is en patiënten ongewenste of nutteloze reanimaties en andere vormen van<br />

nutteloze intensieve zorg bespaard wordt. Daarom is het een uiting van kwaliteit indien een<br />

instelling er zorg <strong>voor</strong> draagt dat bij alle patiënten duidelijk vastgelegd is welke intensiviteit<br />

van zorg gewenst is.<br />

Definitie<br />

Het percentage patenten bij wie een code is vastgelegd in het dossier <strong>voor</strong> volledige<br />

behandeling dan wel behandelingsbeperking in geval van reanimatiesituaties.<br />

Operationalisatie<br />

Teller: Aantal patiëntendossiers waarin een code <strong>voor</strong> een eventuele<br />

behandelbeperking is vastgelegd.<br />

Noemer: Totaal aantal patiënten dossiers.<br />

Inclusiecriteria<br />

Steekproef of geautomatiseerde controle van patiëntendossiers.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Patiëntgericht<br />

Doel van de indicator<br />

Bevorderen dat patiënten de zorg krijgen die zij wensen en de zorg onthouden wordt die<br />

zinloos of ongewenst is. Daartoe is het noodzakelijk dat een systeem geïmplementeerd is<br />

waarin <strong>voor</strong> iedere patiënt een code <strong>voor</strong> eventuele behandelingsbeperking deugdelijk is<br />

vastgelegd.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Uit een enquête onder <strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen in 2000 bleek in 60% van de ziekenhuizen<br />

een niet-reanimeren beleid te bestaan. De kwaliteit waarmee niet-reanimeerbeleid<br />

ziekenhuisbreed wordt uitgevoerd is <strong>voor</strong>alsnog vrijwel onmogelijk te meten gezien de<br />

registratielast die dat met zich meedraagt. Praktischer is het om een oordeel daarover aan<br />

de locale gremia (reanimatiecommissie) over te laten. Om deze indicator werkelijk succesvol<br />

te doen zijn is een brede discussie en <strong>voor</strong>lichting op dit terrein van belang.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

48


Ziekenhuizen waar een code behandelbeperking niet deugdelijk is vastgelegd in de<br />

patiëntendossiers kunnen zich inspannen zulks alsnog te doen.<br />

Validiteit<br />

Dit is een ethisch onderwerp, daarom zijn er geen RCT’s <strong>voor</strong>handen. In een aantal<br />

rapporten en reviews is het belang van deugdelijke registratie van gewenst niveau van zorg<br />

voldoende aangetoond.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid van deze indicator is naar de mening van de werkgroep goed en geeft<br />

een goed beeld van de werkwijze in de verschillende ziekenhuizen, mits een steekproef van<br />

voldoende omvang wordt onderzocht, dan wel via een EPD gegevens verzameld kunnen<br />

worden.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Wij verwachten een groot verschil tussen ziekenhuizen.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

Niet van toepassing.<br />

Registreerbaarheid<br />

Door steekproefsgewijze controle van (elektronische) patiëntendossiers is deze indicator<br />

eenvoudig te controleren<br />

Ongewenste effecten<br />

Mits goed uitgevoerd zijn geen ongewenste effecten te verwachten.<br />

Referenties<br />

1. Haverkate I, van Delden JJ, van Nijen AB, van der Wal G. Guidelines for the use of donot-resuscitate<br />

orders in Dutch hospitals. Crit Care Med. 2000 Aug;28(8):3039-43.<br />

2. Wenger NS, Phillips RS, Teno JM, Oye RK, Dawson NV, Liu H, Califf R, Layde P, Hakim<br />

R, Lynn J Physician understanding of patient resuscitation preferences: insights and clinical<br />

implications J Am Geriatr Soc. 2000 May;48(5 Suppl):S44-51.<br />

3. Reilly BM, Magnussen CR, Ross J, Ash J, Papa L, Wagner M. Can we talk? Inpatient<br />

discussions about advance directives in a community hospital. Attending physicians'<br />

attitudes, their inpatients' wishes, and reported experience.<br />

4. Arch Intern Med. 1994 Oct 24;154(20):2299-308.<br />

5. Delden JJM van. Uitgangspunten <strong>voor</strong> een niet-reanimeerbeleid. Ned Tijdschr Geneeskd<br />

1995;139:268-72.<br />

6. Kamer RS, Dieck EM, McClung JA, White PA, Sivak SL. Effect of New York State's donot-resuscitate<br />

legislation on in-hospital cardiopulmonary resuscitation practice. Am J Med<br />

1990;88:108-11.<br />

7. Gevers JKM. Beleid ‘niet-reanimeren’. Ned Tijdschr Geneeskd 1991;135:1478-9.<br />

49


8. Broekman BF, de Vos R, Waalewijn RA Belemmeringen om in ziekenhuizen eventuele<br />

reanimatie altijd met patiënten te bespreken Ned Tijdschr Geneeskd. 2002 Dec<br />

7;146(49):2374-7.<br />

9. Fischer GS, Tulsky JA, Rose MR, Siminoff LA, Arnold RM Patient knowledge and<br />

physician predictions of treatment preferences after discussion of advance directives.<br />

J Gen Intern Med. 1999 Jan;14(1):68.<br />

10. Delden JJM van. Uitgangspunten <strong>voor</strong> een niet-reanimeerbeleid. Ned Tijdschr Geneeskd<br />

1995;139:268-72.<br />

11. Controversen bij ziekenhuisrichtlijnen <strong>voor</strong> niet-reanimeerbesluiten Verweij, M.F. en<br />

Kortmann, F.A.M. Ned Tijdschr Geneeskd 1997; 141(12); 575-7<br />

12. Beleid bij niet-reanimeren Leeuwen, A.M. van Ned Tijdschr Geneeskd 1991; 135(33);<br />

1487-92<br />

13. Beleid bij niet-reanimeren; een toevoeging aan het CBO-rapport Weisz, F.H. Ned<br />

Tijdschr Geneeskd 1991; 135(33); 1480-1<br />

14. Beleid 'niet-reanimeren' Gevers, J.K.M. Ned Tijdschr Geneeskd 1991; 135(33); 1478-9<br />

15. Leenen HJJ. Voorstel van wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst en de<br />

rechten van de patiënt. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:1805-11.<br />

50


Factsheet 15 het percentage geëvalueerde reanimaties<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

De kwaliteitswet zorginstellingen vereist verantwoorde zorg ten alle tijden <strong>voor</strong> alle patiënten.<br />

Toezien op de uitvoering van hulp aan patiënten in acuut levensbedreigende situaties is van<br />

belang om de kwaliteit van deze uitvoering te bewaken en te bevorderen.<br />

Definitie<br />

Het percentage reanimaties dat door een reanimatiecommissie is geëvalueerd.<br />

Onder evaluatie wordt verstaan het bespreken van het schriftelijke verslag in de commissie<br />

en de eventuele terugkoppeling daarvan naar de betrokkenen.<br />

Operationalisatie<br />

Teller: Aantal afgesloten evaluaties van reanimaties door een reanimatiecommissie<br />

in een kalenderjaar<br />

Noemer: Aantal uitgevoerde reanimaties in een zorginstelling in een kalenderjaar<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Voorlopig worden alle reanimaties, waarbij het reanimatieteam niet is opgeroepen<br />

geëxcludeerd om de registratie niet te onbetrouwbaar te maken.<br />

Type indicator<br />

Procesindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid<br />

Doel van de indicator<br />

Het doel van deze indicator is de kwaliteit van het reanimatiebeleid in een instelling te<br />

bevorderen, door een structurele evaluatie van alle reanimaties te vereisen door een daartoe<br />

bekwame reanimatiecommissie.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

In Circulation 1997, 95, 2213-2239 werd door de Amerikaanse, Europese, Canadese,<br />

Australische en Zuid Afrikaanse Reanimatie Raad een richtlijn geformuleerd waarin wordt<br />

aanbevolen het reanimatiebeleid en de uitkomst van reanimaties structureel te evalueren<br />

teneinde de locale kwaliteit van life support te optimaliseren. De meeste ziekenhuizen zijn<br />

uitgerust met een structuur om patiënten in acuut levensbedreigende situaties bij te staan, in<br />

de vorm van een reanimatieteam. Het valt onder de verantwoordelijkheid van de instelling en<br />

van de medische staf de kwaliteit van dit team structureel te evalueren. Gezien de specifieke<br />

deskundigheid van de anesthesiologen op het gebied van life support moeten zij betrokken<br />

zijn bij een dergelijke evaluatie. In Nederland zijn in alle ziekenhuizen dergelijke commissies<br />

actief. Het streven zou moeten zijn dat alle in Nederland intramuraal uitgevoerde reanimaties<br />

door een locale commissie beoordeeld worden.<br />

51


Mogelijkheden tot verbetering<br />

Daar waar geen commissie actief is kan deze ingesteld worden. Daar waar wel een<br />

reanimatiecommissie bestaat kan deze indicator er toe bijdragen dat de evaluaties<br />

structureel geschieden. Registratie van alle reanimaties is een <strong>voor</strong>waarde.<br />

Validiteit<br />

Er zijn geen RCT’s bekend die bewijzen dat een dergelijk beleid de kwaliteit van reanimaties<br />

verbetert. Echter, de vanuit alle continenten aanbevolen richtlijn dit toch te effectueren zien<br />

wij als een overtuigende validatie.<br />

Betrouwbaarheid<br />

De betrouwbaarheid is goed mits er een goede registratie van reanimaties bestaat en de<br />

locale reanimatiecommissie goede secretariële ondersteuning heft.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Wij verwachten op dit moment een groot verschil tussen instellingen. Wellicht zal door deze<br />

indicator dit verschil in de toekomst kleiner worden.<br />

Casemix<br />

Geen betekenisvolle casemix problematiek verwacht.<br />

Registreerbaarheid<br />

De indicator gaat er van uit dat er een reanimatiecommissie in elke zorginstelling bestaat,<br />

dan wel zou moeten zijn. Het is noodzakelijk dat alle reanimaties structureel gemeld worden<br />

aan de reanimatiecommissie, dat bij<strong>voor</strong>beeld middels een reanimatieformulier door de<br />

leden van het team na elke oproep tot reanimatie ingevuld en ingeleverd wordt. Indien aan<br />

die <strong>voor</strong>waarde wordt voldaan is de haalbaarheid van de registratie van het percentage<br />

geëvalueerde reanimaties geen probleem. Dit kan dan bij<strong>voor</strong>beeld blijken uit een<br />

jaarverslag van betreffende commissie.<br />

Ongewenste effecten<br />

Een systeem van reanimatieformulieren en een commissie die ze beoordeelt vergt een<br />

tijdsinvestering van de instelling<br />

Referenties<br />

1. In-hospital Resuscitation guidelines 2005, Resuscitation council (UK)<br />

www.resus.org.uk/pages/inhresus.pdf<br />

2. The European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2005<br />

3. In-Hospital Resuscitation<br />

A Statement for Healthcare Professionals From the American Heart Association<br />

Emergency Cardiac Care Committee and the Advanced Cardiac Life Support, Basic<br />

Life Support, Pediatric Resuscitation, and Program Administration Subcommittees<br />

4. Richard O. Cummins, MD; Arthur Sanders, MD; Elizabeth Mancini, RN; Mary Fran<br />

Hazinski, MSN, RN<br />

52


Circulation 1997, 95, 2213-2239<br />

5. Reanimaties in het ziekenhuis: verslaglegging met het Utstein-formulier en overleving<br />

van 183 patiënten in het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen, 1997-<br />

2000<br />

6. Keuper, W., Brouwer, M.A., Luijten, J.E., Uijen, G.J.H., Werf, T. van der en Verheugt,<br />

F.W.A. Ned Tijdschr Geneeskd 2003; 147(25); 1222-8<br />

53


Factsheet 16 Basic Life Support (BLS) training<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

De kwaliteitswet zorginstellingen vereist verantwoorde zorg ten alle tijden <strong>voor</strong> alle patiënten<br />

die in een zorginstelling zijn opgenomen. De indicator geeft inzicht in de mate waarin alle<br />

personeel dat directe patiëntenzorg levert getraind is in het verrichten van Basic Life Support<br />

(BLS) totdat een Advanced Life Support (ALS) getraind team de reanimatie kan overnemen<br />

om zo de kwaliteit van de reanimaties te verbeteren en de kans op overleven na een<br />

inhospital reanimatie van de patiënt te vergroten.<br />

Definitie<br />

Al het ziekenhuispersoneel dat betrokken is bij patiëntenzorg is getraind volgens de BLS<br />

principes.<br />

Operationalisatie<br />

Is al het personeel dat betrokken is bij patiëntenzorg getraind om met BLS te kunnen starten.<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Geen<br />

Type indicator<br />

Structuurindicator<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid<br />

Doel van de indicator<br />

De kans op overleven na een reanimatie in het ziekenhuis te optimaliseren <strong>voor</strong> opgenomen<br />

patiënten door al het personeel dat betrokken is bij patiëntenzorg te trainen volgens de BLS.<br />

Dit teneinde adequate reanimatie te geven totdat een ALS getraind team het over kan<br />

nemen.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Reeds in 1974 werd de eerste guideline <strong>voor</strong> resuscitatie gepubliceerd door de American<br />

Heart Association, deze is daarna diverse malen vernieuwd. Ook in Europa is een orgaan<br />

opgericht, de European Resuscitation Council (ERC), dat in 2005 de laatste guideline heeft<br />

gepubliceerd. 1 Het direct starten van BLS maakt de kans op overleven na de reanimatie<br />

groter. Op dit moment zijn geen <strong>Nederlandse</strong> gegevens beschikbaar.<br />

Mogelijkheden tot verbetering<br />

Een goede BLS training zal gefaciliteerd moeten worden door het ziekenhuis, hetgeen<br />

primair de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur is. De werkgroep is echter van<br />

mening dat ook het stafbestuur hier zijn verantwoordelijkheid in moet nemen en dat de<br />

anesthesiologen, eventueel in samenwerking met de cardiologen hier een sturende rol in<br />

54


zouden moeten hebben.<br />

Beperkingen bij gebruik en interpretatie<br />

De indicator is gemakkelijk te beantwoorden, wel dient ook aangegeven te worden hoe vaak<br />

het personeel op herhalingscursus gaat.<br />

Validiteit<br />

Ook de <strong>Nederlandse</strong> Reanimatieraad heeft in navolging van de ERC in maart 2006 nieuwe<br />

richtlijnen gepubliceerd <strong>voor</strong> BLS, deze zijn in feite een vertaling van de ERC richtlijnen. 2<br />

Betrouwbaarheid<br />

Door navragen bij verschillende betrokken disciplines is de indicator bij de kwaliteitsvisitatie<br />

betrouwbaar vast te stellen.<br />

Discriminerend vermogen<br />

Naar de mening van de commissie zijn er aanzienlijke verschillen tussen de ziekenhuizen te<br />

verwachten.<br />

Minimale bias/beschrijving relevante casemix<br />

Geen case mix problematiek verwacht.<br />

Registratie<br />

Registreren zal niet moeilijk zijn gezien het hier gaat om een structuurindicator, wel is van<br />

belang dat aangegeven wordt of het personeel ook op herhalingscursus gaat.<br />

Ongewenste effecten<br />

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten.<br />

Referenties<br />

1. ERC Guidelines for cardiopulmonary and cerebral resuscitation (CPR). Supplement to<br />

the journal Resuscitation december 2005<br />

2. www.reanimatieraad.nl en www.osg-vvaa.nl<br />

55


Factsheet 17 advanced Life Support (ALS) team beschikbaar<br />

Relatie tot kwaliteit<br />

De kwaliteitswet zorginstellingen vereist verantwoorde zorg ten alle tijden <strong>voor</strong> alle patiënten<br />

die in een zorginstelling zijn opgenomen. De indicator geeft inzicht in de aanwezigheid van<br />

reanimatieteams met als doel, gecombineerd met de indicator percentage geëvalueerde<br />

reanimaties, de kwaliteit van de reanimaties te verbeteren en zo de kans op overleven na<br />

een in-hospital reanimatie van de patiënt te vergroten.<br />

Definitie<br />

Een ALS getraind team is binnen 5 minuten ter plaatse na een melding van een reanimatie.<br />

ALS getraind team: een team van personen die alle de ALS training, zoals beschreven in de<br />

guidelines van de European Resuscitation Council, hebben gevolgd en zodoende bekwaam<br />

zijn in het toepassen van luchtwegmanagement, hartritmebewaking en -behandeling volgens<br />

de geldende normen. Belangrijk is dat de training iedere 2-3 jaar opnieuw wordt gevolgd,<br />

zodat alle leden van het team hetzelfde protocol volgen.<br />

Operationalisatie<br />

Is een ALS getraind team 7 maal 24 uur beschikbaar is <strong>voor</strong> reanimaties binnen 5 minuten<br />

na melding.<br />

In- / exclusiecriteria<br />

Geen<br />

Type indicator<br />

Structuur<br />

Kwaliteitsdomein<br />

Veiligheid<br />

Doel van de indicator<br />

De kans op overleven na een reanimatie in het ziekenhuis te optimaliseren <strong>voor</strong> opgenomen<br />

patiënten door het 7 maal 24 uur ter plaatse aanwezig zijn van een adequaat getraind ALS<br />

team binnen 5 minuten na een melding.<br />

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg<br />

Reeds in 1974 werd de eerste guideline <strong>voor</strong> resuscitatie gepubliceerd door de American<br />

Heart Association, deze is daarna diverse malen vernieuwd. Ook in Europa is een orgaan<br />

opgericht, de European Resuscitation Council (ERC), dat in 2005 de laatste guideline heeft<br />

gepubliceerd. 1 De overleving van een patiënt na reanimatie verbetert bij de aanwezigheid<br />

van een ALS getraind team in die klinieken waar <strong>voor</strong>heen geen beschikking was over een<br />

ALS getraind team. 2 Met name in de avond- en nachturen is het belangrijk dat de aanwezige<br />

artsen en verpleegkundigen goed getraind zijn, omdat in de meeste ziekenhuizen<br />

specialistische zorg dan niet beschikbaar is. De anesthesioloog maakt, afhankelijk van de<br />

56


organisatie in het ziekenhuis direct deel uit van het ALS team of hij vervult een<br />

achterwachtfunctie, maar hij draagt in ieder geval bij aan de training van het<br />

luchtwegmanagement van het ALS team.<br />

Op basis van ervaringen in de kwaliteitsvisitatie zal naar verwachting deze indicator in


Ongewenste effecten<br />

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten.<br />

Referenties<br />

1. ERC Guidelines for cardiopulmonary and cerebral resuscitation (CPR). Supplement to<br />

the journal Resuscitation december 2005<br />

2. Sandroni C, Ferro G, Santangelo S, et al. In-hospital cardiac arrest: survival depends<br />

mainly on the effectiveness of the emergency response. Resuscitation 2004;62:291-7.<br />

3. www.reanimatieraad.nl en www.osg-vvaa.nl<br />

4. Standpunten NVA<br />

58


Bijlage 1: Deelnemers aan de pilottest<br />

Albert Schweizer Ziekenhuis, Dordrecht dr. A.W.M.M. Koopman-van Gemert<br />

Alysis Zorggroep, Arnhem A. de Rijk<br />

P.M. Voesten<br />

Th.M.J. Schulpen<br />

J.K. van der Kamp<br />

Amphia Ziekenhuis, Breda dr. P.M.J. Rosseel<br />

Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam Chr. Keijzer<br />

Diakonnessenhuis Utrecht dr. P.L. Houweling<br />

Maaslandziekenhuis, Boxmeer C.F.G.M. Matthijssen<br />

Ziekenhuis Nij Smellinghe, Drachten J.M.E. van Gelder<br />

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, A’dam T. Klok<br />

UMC Nijmegen prof.dr. G.J. Scheffer<br />

D. Pluimers<br />

UMC Utrecht dr. L. van Wolfswinkel ,<br />

A. Schuurhuis<br />

Prof.dr. C.J. Kalkman<br />

TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg J.B.M. Harbers<br />

Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg G.J. Noordergraaf<br />

Westfriesgasthuis, Hoorn J.P. Hering<br />

59


Bijlage 2: Variabelenlijst<br />

1: Variabelen lijst <strong>voor</strong> indicatoren <strong>Anesthesiologie</strong>, t.b.v. pilot<br />

Variabele Vast te leggen waarde Bron Wie registreert Indicator instructie<br />

A0 Patiëntennummer ZIS Nodig om gegevens te<br />

kunnen koppelen uit<br />

verschillende systemen<br />

A1 Geopereerde patiënten OPERA/ verrichtingen registratie Af te spreken met ziekenhuis POS<br />

administratie<br />

Nuchterbeleid<br />

A2 Datum OK =dd-mm-jjjj OPERA/ verrichtingen registratie Af te spreken met ziekenhuis POS Datum behorend bij A2<br />

A3 spoed ingreep 1= ja<br />

2= nee<br />

A4 POS bezoek: 1= ja<br />

2= nee<br />

eigen registratie bijhouden op grond<br />

van spoeddefinitie<br />

administratie<br />

Anesthesioloog die test uitvoert POS<br />

Nuchterbeleid<br />

Afspraken systeem Met Poliregistratie afspreken POS<br />

A5 POS-datum: dd-mm-jjjj Afspraken systeem Medewerker Poliregistratie POS<br />

A7 < 4 uur nuchter 1= ja<br />

2= nee<br />

Invoeren op registratieformulier.<br />

Suggestie in bijlage 1<br />

A8 Open abdominale vaat operaties CTG- coderingen:<br />

33531 aneurysma aorta abdominalis<br />

gebarsten<br />

33556 reconstructie aorta/a<br />

renalis/iliaca<br />

A9 Open colon operaties CTG coderingen<br />

34752 AP aanleggen<br />

34850 AP opheffen: colonresectie<br />

34733 colectomie totaal + ileorectale<br />

Af te spreken met ziekenhuis<br />

administratie<br />

Af te spreken met ziekenhuis<br />

administratie<br />

Elke anesthesieafdeling<br />

definieert zelf “spoed”,<br />

omdat spoedpatiënten niet<br />

in ieder ziekenhuis op de<br />

poli gezien worden.<br />

Suggestie is om van de<br />

geopereerde patiënten terug<br />

te zoeken of ze op POS zijn<br />

geweest.<br />

Nuchterbeleid Verpleegkundige op de<br />

holding vraagt < 4 uur<br />

nuchter en noteert dat tbv<br />

Epiduraal bij<br />

laparotomie (colon<br />

en vaat)<br />

Epiduraal bij<br />

laparotomie (colon<br />

en vaat)<br />

pilot.<br />

60


A10 Epiduraal bij open colon -<br />

,vaatchirugie of laterale<br />

thoracotomie<br />

tijdens operatie: 1= ja 2 = nee<br />

anastomose<br />

34738 colonresectie<br />

35024 low anterior resectie<br />

35023 rectumextirpatie<br />

34832 darmperforatie overhechten<br />

34808 enteroanastomose<br />

34798 enterostomie<br />

34880 ileusoperatie<br />

Opera/<br />

Anesthesie verslag (elektronisch of<br />

papier)<br />

Registratieformulier<br />

A11 Laterale thoracotomie CTG- coderingen:<br />

32529 bullectomie, pleurectomie<br />

32530 lobectomie<br />

32581 longbiopsie<br />

32540 pleuro pneumonectomie<br />

32542 pneumonectomie<br />

32602 proef thoracotomie<br />

39212 thoracoscopie<br />

Anesthesioloog of<br />

anesthesieverpleegkundige<br />

Af te spreken met ziekenhuis<br />

administratie<br />

Epiduraal bij<br />

laparotomie<br />

Epiduraal bij laterale<br />

thoracotomie<br />

Het gaat om effectief<br />

geplaatste katheters. Dus<br />

geen mislukte pogingen tot<br />

plaatsing.<br />

Het gaat om effectief<br />

geplaatste katheters. Dus<br />

geen mislukte pogingen tot<br />

plaatsing.<br />

A12 Ontslag datum ziekenhuis Opera/ ZIS/ ziekenhuis administratie Af te spreken met ziekenhuis<br />

administratie<br />

Hypothermie<br />

A14 Ontslag verkoeverkamer Opera/ ZIS Ontslagcriteria<br />

1= ja<br />

Urineretentie<br />

2= nee<br />

Pijnintensiteit<br />

A15 kerntemperatuur op<br />

registratieformulier verkoever verpleegkundige Hypothermie Kerntemperatuur moet<br />

verkoeverkamer<br />

gemeten worden bij<br />

1= -< 35C<br />

aankomst op de<br />

2= > 35C<br />

verkoeverkamer<br />

A16 Single shot spinale anesthesie Opera/ verrichtingenregistratie/ verkoever verpleegkundigeop Urineretentie<br />

anesthesieverslagegging<br />

formulier<br />

A17 Peroperatief blaascatheter Registratieformulier Urineretentie<br />

A18 Objectief blaasinhoud bepaald Registratieformulier verkoever verpleegkundige Urineretentie De blaasinhoud moet<br />

op verkoeverkamer, bladderscan<br />

middels een objectieve<br />

ja/ nee<br />

meting zijn bepaald, bijv:<br />

bladderscan of echo.<br />

Catheteriseren is geen<br />

objectieve meting<br />

61


A19 PAR score vastgelegd formulier bij ontslag verkoever? verkoever verpleegkundige Ontslagcriteria De werkgroep stelt <strong>voor</strong> de<br />

PAR score lijst uit bijlage 2<br />

te gebruiken<br />

A21 Patiënten, waarbij pijnscore ->6 registratieformulier/ electronisch verpleegafdeling:VPLK<br />

Pijnintensiteit Excel formulier van CBO<br />

keer is genoteerd<br />

/Secretaresse<br />

<strong>voor</strong>stellen<br />

A22 Aantal patiënten met 1 of meer<br />

pijnscores >7<br />

registratieformulier/electronisch AFD secrt/ APS Pijnintensiteit<br />

A23 Geboortedatum ZIS Pijnintensiteit<br />

A24 Aantal keren dat reanimatietam<br />

is uitgerukt geparkeerd<br />

Reacie/telefooncentrale/portier Geëvalueerde<br />

reanimatie<br />

A25 Aantal oproepen reanimatieteam Reacie/telefooncentrale/portier Geëvalueerde<br />

reanimaties<br />

A26 Aantal ingevulde<br />

reanimatieformulieren<br />

A27 Alle direct bij patiëntenzorg<br />

betrokken medewerkers op<br />

peildatum<br />

A28 Alle direct bij patiëntenzorg<br />

betrokken medewerkers met<br />

BLS/ALS training<br />

reacie Geëvalueerde<br />

reanimaties<br />

Afdelingshoofden en<br />

hoofdverpleegkundigen/teamleiders<br />

Afdelingshoofden en<br />

hoofdverpleegkundigen/teamleiders<br />

Reanimatiecommissie of<br />

testanesthesioloog<br />

Reanimatiecommissie of<br />

testanesthesioloog<br />

Uitzetten bij<br />

reanimatiecommissie in het<br />

begin van de testperiode<br />

Uitzetten bij<br />

reanimatiecommissie in het<br />

begin van de testperiode<br />

Uitzetten bij<br />

reanimatiecommissie in het<br />

begin van de testperiode<br />

BLS In de pilot mag ziekenhuis<br />

zelf een peildatum bepalen.<br />

Uitgesplitst naar:<br />

% artsen<br />

% verpleegkunidgen<br />

%anesthesiemedewerkers<br />

% Verkoeerverpleegkunigen<br />

% rontgenlaboranten<br />

% overigen<br />

BLS<br />

62


Te berekenen variabelen:<br />

Te berekenen<br />

gegeven<br />

POS bezoek<br />

<strong>voor</strong> ingreep<br />

Patiënt in<br />

dagbehandeling<br />

Patiënten die<br />

direct naar de IC<br />

gaan<br />

Patiënten<br />

opgenomen<br />

->72UUR<br />

Variabele Formule Formule Validatie regels Benodigd <strong>voor</strong><br />

indicator<br />

A6 OK-datum- POSdatum<br />

A13 Ontslag datum –<br />

OK datum<br />

A2-A5 < 6 maanden POS<br />

A12 -A2 = 0<br />

A29 A1-A14 = als<br />

controlevariabele<br />

A20 ontslagdatum –OK<br />

datum = >3 dagen<br />

Leeftijd A30 OK datum -<br />

geboortedatum –=<br />

= als<br />

controlevariabele<br />

A12-A2 > 3 dagen Pijnintensiteit<br />

A2-A23 < 7 jaar =<br />

exclusie<br />

pijnintensiteit<br />

63


Bepaling van de indicator:<br />

Indicator 1 Pos bezoek Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald welke patiënten de<br />

POS bezocht hebben (A4). Dit POS bezoek mag niet langer dan 6<br />

maanden geweest zijn (A6)<br />

# A6<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die in de registratie periode een ingreep hebben ondergaan (A1). Van<br />

deze populatie worden de patiënten waarvan bekend is dat zij een acute<br />

ingreep ondergingen geexcludeerd (A3)<br />

#A1 - #A3<br />

Indicator 2 Nuchterbeleid Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald welke patiënten<br />

minder dan vier uur <strong>voor</strong> de ingreep nog iets gedronken hebben (A7=ja).<br />

# A7 = ja<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die in de registratie periode een ingreep hebben ondergaan (A1). Van<br />

deze populatie worden de patiënten waarvan bekend is dat zij een acute<br />

ingreep ondergingen geexcludeerd (A3)<br />

#A1 - #A3<br />

Indicator 3 profylactische peri-operatieve beta-blokkade bij risicopatiënten die een niet-cardiale operatie<br />

ondergaan is niet meegenomen in de pilottest.<br />

Indicator 4 Epidurale katheters geplaatst bij abdominale vaatchirurgie en<br />

colonchirurgie<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald welke patiënten een<br />

epidurale catheter hebben gekregen.<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die in de registratie periode een open laparotomie <strong>voor</strong> colon en<br />

vaatchirurgie ondergingen (A8 + A9). Van deze populatie worden de<br />

patiënten waarvan bekend is dat zij een acute ingreep ondergingen<br />

geexcludeerd (A3)<br />

Formule<br />

# A10 = ja<br />

(#A8 +<br />

#A9) – #A3<br />

Indicator 5 Laterale thoracotomie Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald welke patiënten een<br />

epidurale catheter hebben gekregen.<br />

# A10 = ja<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die in de registratie periode een laterale thoracotomie ondergingen<br />

(A11). Van deze populatie worden de patiënten waarvan bekend is dat<br />

zij een acute ingreep ondergingen geexcludeerd (A3)<br />

#A11 –<br />

#A3<br />

Indicator 6 Beschikbaarheid anesthesioloog Formule<br />

64


Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de dagen uit de<br />

noemer. Vervolgens wordt bepaald op hoeveel dagen daarvan 1<br />

anesthesioloog aanwezig was.<br />

Noemer Selecteer alle dagen waarop 2 operatie programma’s gelijktijdig<br />

draaiden op 1 locatie.<br />

Indicator 7a Temperatuur op verkoeverkamer Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald bij hoeveel<br />

patiënten de temperatuur is gemeten.<br />

#A15<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die in de registratie periode een ingreep hebben ondergaan (A1). Van<br />

deze populatie worden de patiënten waarvan bekend is dat zij in<br />

dagbehandeling zijn geopereerd uitgesloten (A13).<br />

#A1-#A13<br />

Indicator 7b Temperatuur op verkoeverkamer Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald welke patiënten bij<br />

aankomst op de verkoever een temperatuur hadden van -


Indicator 10 Ontslagcriteria verkoeverkamer Formule<br />

Teller Om de teller te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de populatie die is<br />

bepaald <strong>voor</strong> de noemer. Vervolgens wordt bepaald bij welke patiënten<br />

op de verkoeverkamer een PAR score is bepaald (A19).<br />

#A19<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die op de verkoeverkamer zijn geweest.<br />

#A14=ja<br />

Indicator 11A Postoperatieve pijnintensiteit Formule<br />

Teller Om de teller te bepalen wordt uitgegaan van de noemer . Vervolgens<br />

wordt bepaald bij hoeveel patiënten minstens 6 maal de pijnscore is<br />

bepaald.<br />

#A21<br />

Noemer Om de noemer te kunnen bepalen worden alle patiënten geselecteerd<br />

die postoperatief >72 uur opgenomen zijn geweest. Van deze populatie<br />

worden de patiënten die jonger dan 7 jaar zijn geexcludeerd<br />

#A20 –<br />

#A30<br />

Indicator 11B Postoperatieve pijnintensiteit Formule<br />

Teller Om de teller te bepalen wordt uitgegaan van de noemer. Vervolgens<br />

wordt bepaald bij hoeveel patiënten een pijnscore>7 is gemeten<br />

#A21<br />

Noemer De noemer bestaat uit de teller van indicator 11A<br />

Indicator 12a Aanwezigheid en functioneren van een Acute Pijn<br />

Service (APS)<br />

Teller Beantwoorden van de vraag: geoormerkte formatie verpleegkundige(n)<br />

aanwezig <strong>voor</strong> acute postoperatieve pijnbehandeling onder supervisie<br />

van een anesthesioloog: ja of nee<br />

Formule<br />

Indicator 12b percentage patiënten postoperatief welke door deze APS mede behandeld wordt.is niet<br />

meegenomen in de pilottest.<br />

Indicator 13 Epidurale analgesie bij de partus Formule<br />

Teller Beantwoorden van de vraag of epidurale pijnstilling 24uur/gaddag en<br />

7dagen/week mogelijk is<br />

Noemer Door alle anesthesiologen beantwoord ja/nee<br />

Door alle gynaecologen beantwoord ja/nee<br />

Indicator 14 life support code behandelbeperking is niet meegenomen in de pilottest.<br />

Indicator 15 Het percentage geëvalueerde reanimaties Formule<br />

Teller Aantal ingevulde reanimatieverslagen #A26<br />

Noemer Aantal oproepen van het reanimatieteam * of aantal keren dat<br />

reanimatieteam is uitgerukt<br />

#A25<br />

* Bij deze indicator moet ook het aantal keren dat reanimatieteam is uitgerukt geregistreerd worden. De<br />

pilot zal uitwijzen hoe de indicator verder gedefinieerd moet worden<br />

66


Indicator 16 Basic Life Support (BLS) training Formule<br />

Teller Het aantal personen uit de noemer dat in het afgelopen jaar BLS/ ALS<br />

training heeft gevolgd<br />

#A28<br />

Noemer Aantal direct bij de patiëntenzorg betrokken medewerkers, die op de<br />

peildatum in dienst zijn.<br />

#A27<br />

Indicator 17 Advanced Life Support (ALS) team beschikbaar Formule<br />

Teller Beantwoorden van de vraag is < 5 minuten na melding altijd een ALS<br />

getraind team ter plaatse: ja/ nee<br />

67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!