26.09.2013 Views

Taalscan - Klare taal rendeert

Taalscan - Klare taal rendeert

Taalscan - Klare taal rendeert

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Taalscan</strong><br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik<br />

2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips voor toegankelijk schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips voor toegankelijk mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

Instrument ontwikkeld door:<br />

Hilde de Vos (Huis van het Nederlands Antwerpen)<br />

Jes Leysen (Instituut voor Onderwijs en Informatiewetenschappen – Universiteit Antwerpen)<br />

Met medewerking van Sandy Reinenbergh (Huis van het Nederlands Antwerpen)<br />

Initiatiefnemer en uitvoerder: Huis van het Nederlands Antwerpen


<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 2


Inhoud<br />

Handleiding 4<br />

Instrument 1: Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 8<br />

Instrument 2: Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik 23<br />

Instrument 3: Tips voor toegankelijk schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik 29<br />

Instrument 4: Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik 51<br />

Instrument 5: Tips voor toegankelijk mondeling <strong>taal</strong>gebruik 55<br />

Inspiratiebronnen 75<br />

Bijlagen 76<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 3


Handleiding<br />

1. Inleiding<br />

Bij <strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong>, een stappenplan <strong>taal</strong>beleid voor bedrijven en organisaties, horen concrete<br />

instrumenten: een Taalomgevingsanalyse en een <strong>Taalscan</strong>.<br />

Met de Taalomgevingsanalyse inventariseert en analyseert het management op drie niveaus<br />

(directie, directe leidinggevende en werknemers) welke <strong>taal</strong>beleidsacties het bedrijf of de organisatie<br />

al nam en hoe iedereen deze acties evalueert. De analyse resulteert in een rapport dat suggesties en<br />

prioriteiten voor de toekomst voorstelt.<br />

De <strong>Taalscan</strong> inventariseert het <strong>taal</strong>gebruik van werknemers op het werk. De instrumenten<br />

Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik en Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik analyseren of het<br />

schriftelijk en/of het mondeling <strong>taal</strong>gebruik toegankelijk is voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers. Bij deze<br />

instrumenten krijgt de uitvoerder van de <strong>Taalscan</strong> verbetertips om het <strong>taal</strong>gebruik op het werk<br />

toegankelijker te maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

2. Doel voor de werkgever<br />

De werkgever wil <strong>taal</strong> als struikelblok op het werk detecteren en <strong>taal</strong> toegankelijker maken in het<br />

bedrijf of de organisatie en in de werkcontext van werknemers.<br />

3. Doelen van de <strong>Taalscan</strong><br />

Het doel van de <strong>Taalscan</strong> is drieledig: het <strong>taal</strong>gebruik inventariseren, analyseren en talige<br />

verbeteracties voorstellen.<br />

1. De Checklisten inventariseren het <strong>taal</strong>gebruik in de werkcontext van de werknemer. De<br />

werkgever krijgt een overzicht van het <strong>taal</strong>gebruik waarmee een werknemer op het werk wordt<br />

geconfronteerd. De checklisten brengen zowel schriftelijk als mondeling <strong>taal</strong>gebruik in kaart:<br />

welke teksten moet een werknemer lezen en schrijven, welke boodschappen en instructies moet<br />

hij begrijpen en geven, welke gesprekken moet hij voeren.<br />

2. De <strong>Taalscan</strong> analyseert het <strong>taal</strong>gebruik. Na het inventariseren van het <strong>taal</strong>gebruik kunt u met de<br />

instrumenten Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik en Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

analyseren of schriftelijke teksten en het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende<br />

werknemers toegankelijk zijn voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

3. De <strong>Taalscan</strong> geeft daarna verbeteradviezen om het schriftelijk en mondeling <strong>taal</strong>gebruik aan te<br />

passen en te stimuleren. De werkgever kan op basis van de analyse zelf verbeteringen<br />

aanbrengen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 4


Uiteraard kunnen ook niet talige-elementen de communicatie tussen werknemers verstoren:<br />

fysieke omstandigheden: lawaai, weersomstandigheden, verplaatsingen of verre locaties<br />

een slechte organisatie van het werk: slechte afspraken, …<br />

de manier waarop werknemers communiceren<br />

attitudes van sommige collega’s<br />

Voor een werkgever is het belangrijk om ook deze elementen te kennen en er een oplossing voor te<br />

zoeken. De <strong>Taalscan</strong> heeft hierin enkel een signaalfunctie en geeft geen adviezen voor het<br />

verbeteren van niet-talige struikelblokken.<br />

4. Inhoud en structuur<br />

Een bedrijf of organisatie kan de <strong>Taalscan</strong> inzetten volgens volgend schema:<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

Dit is volgens de auteurs het meest logische schema: van inventariseren naar analyseren en<br />

verbeteren. Maar in principe kunt u afhankelijk van de noden van het bedrijf of de organisatie zelf<br />

kiezen welk instrument u het beste gebruikt.<br />

Instrument 1: Checklisten <strong>taal</strong>gebruik<br />

Het eerste deel van de <strong>Taalscan</strong> zijn de Checklisten <strong>taal</strong>gebruik. Het resultaat is een inventaris van<br />

het <strong>taal</strong>gebruik per functie of job.<br />

De uitvoerder van de <strong>Taalscan</strong> duidt in de checklist de frequentie van het <strong>taal</strong>gebruik aan: dagelijks,<br />

wekelijks, maandelijks, zelden of nooit. Zo detecteert hij met welke teksten de werknemer vooral wordt<br />

geconfronteerd. Hij duidt bovendien aan of de werknemer deze tekst zelfstandig of met hulp moet<br />

verwerken. Beide elementen geven het management daarna de kans om sommige teksten prioritair<br />

aan te passen.<br />

Bij het mondeling <strong>taal</strong>gebruik duidt de uitvoerder ook de gesprekspartner aan. Zo kunnen indien nodig<br />

een aantal prioritaire acties gepland worden voor gesprekspartners die meermaals worden aangestipt.<br />

De werkgever hoeft niet alle checklisten van de <strong>Taalscan</strong> te overlopen. Hij kiest zelf welke checklisten<br />

hij inzet en welke niet.<br />

Voorbeelden:<br />

de werkgever scant enkel de schriftelijke teksten van één functie<br />

hij scant zowel het schriftelijk en mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

hij inventariseert uitsluitend het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van alle functies<br />

Instrument 2: Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik met verbetertips (instrument 3)<br />

Met het instrument Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik screent u de talige toegankelijkheid van teksten<br />

en examens voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers en kandidaat-werknemers. Daarna krijgt u tips om de<br />

talige werkcontext toegankelijker te maken.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 5


Instrument 4: Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik met verbetertips (instrument 5)<br />

Het instrument Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik laat u stilstaan bij de toegankelijkheid van het<br />

mondeling <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekenden in het bedrijf of de organisatie. Het doel is:<br />

reflecteren over het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende werknemers. Na de<br />

screening krijgt u tips om het <strong>taal</strong>gebruik van de Nederlandssprekenden toegankelijker te maken voor<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s. U krijgt bovendien tips over hoe zij ook het <strong>taal</strong>gebruik van<br />

laag<strong>taal</strong>vaardigen kunnen stimuleren.<br />

Een geheel of 5 delen<br />

Zoals boven aangegeven kunt u de verschillende delen van de <strong>Taalscan</strong> los van elkaar gebruiken. U<br />

hoeft de voorgestelde volgorde niet te volgen.<br />

Bent u vooral geïnteresseerd in de tips, dan gaat u onmiddellijk naar het deel met de tips.<br />

Hebt u pas na het lezen van de tips interesse in het inventariseren van <strong>taal</strong>gebruik van een<br />

bepaalde functie, dan gaat u naar de Checklisten <strong>taal</strong>gebruik.<br />

Stelt u dan pas vast dat er geregeld complexe schriftelijke teksten worden gebruikt, dan kunt<br />

u het instrument Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik inzetten.<br />

Wilt u vooral één van uw Nederlandssprekende werknemers ondersteunen in het formuleren<br />

van toegankelijke instructies, dan overloopt u met hem de tips van het mondeling <strong>taal</strong>gebruik.<br />

De Screeningsinstrumenten en de tips geven al bepaalde inzichten zonder dat u de checklisten hebt<br />

ingevuld. U reflecteert dan over het <strong>taal</strong>gebruik zonder de inventaris van het <strong>taal</strong>gebruik.<br />

Op deze manier bestaat de <strong>Taalscan</strong> uit 5 instrumenten, die u inzet in functie van uw vraag,<br />

interesse en behoefte op de werkvloer, namelijk:<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik<br />

2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Tips voor toegankelijk schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips voor toegankelijk mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Uitvoering<br />

U kunt dit instrument op papier invullen of digi<strong>taal</strong> verwerken.<br />

Wanneer u het formulier invult, krijgt u een verwijzing naar de pagina met verbeteradviezen.<br />

Wanneer u het instrument digi<strong>taal</strong> invult, dan kunt u doorklikken en krijgt u per onderdeel het<br />

overzicht van tips en verbeteradviezen.<br />

Een aantal talige knelpunten zult u wellicht bij elke functie detecteren.<br />

Bijvoorbeeld: een complex geschreven veiligheidsreglement dat aan de muur is bevestigd,<br />

ploegbazen die hun instructies in het dialect geven. Hiervoor kunt u misschien met één actie op alle<br />

werplekken talige verbeteringen invoeren. U kunt dit reglement visualiseren en in eenvoudig<br />

Nederlands herschrijven of u kunt tijdens een werkoverleg met de ploegbazen het <strong>taal</strong>gebruik<br />

bespreken.<br />

Andere talige knelpunten worden misschien slechts op één werkplek of bij één functie gesignaleerd.<br />

Bijvoorbeeld: een complex geschreven tekst over de bediening van een welbepaalde machine of een<br />

ingewikkeld rooster dat slechts op één dienst of door één persoon wordt gebruikt.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 6


U kunt op basis van de frequentie, gesprekspartners die meermaals zijn aangestipt en de meest<br />

aangeduide talige elementen zelf een prioriteitenlijst opstellen met talige verbeteracties.<br />

Dit instrument kan door werkgevers worden gebruikt. Het management duidt intern één of meerdere<br />

medewerkers aan die het beste deze <strong>Taalscan</strong> kunnen afnemen. Volgende personeelsleden kunnen<br />

hiervoor in aanmerking komen: direct leidinggevenden, ploegbazen, medewerkers van het<br />

personeelsmanagement, vormingsverantwoordelijken of –medewerkers, de werkgroep diversiteit of<br />

<strong>taal</strong>beleid, de coördinator <strong>taal</strong>beleid, … De <strong>Taalscan</strong> wordt het beste uitgevoerd door iemand die een<br />

bepaalde functie goed kent.<br />

Een anderstalige met weinig kennis van het Nederlands zal de specifieke woordenschat in dit<br />

document niet begrijpen. U laat de <strong>Taalscan</strong> het beste uitvoeren door iemand met voldoende<br />

<strong>taal</strong>vaardigheid.<br />

Dit instrument kan ook door intermediairen worden gebruikt die als procesbegeleider,<br />

projectontwikkelaar of coach met een bedrijf samenwerken.<br />

In beide gevallen plant de werkgever bij voorbaat waar en wanneer de verbeteradviezen worden<br />

besproken en wie een mandaat krijgt om verbeteradviezen in de praktijk om te zetten. Hij bespreekt<br />

eveneens wanneer en hoe de <strong>Taalscan</strong> wordt uitgevoerd en wat de timing hiervoor is.<br />

Het Huis van het Nederlands Antwerpen kan de uitvoerder hierin adviseren en ondersteunen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 7


Instrument 1 – Checklisten <strong>taal</strong>gebruik<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

Hieronder vindt u de structuur van de Checklisten <strong>taal</strong>gebruik. U kunt zelf opteren om het geheel te<br />

overlopen of slechts een onderdeel.<br />

Neem de gewenste vragenlijst door en stip per functie aan wat van toepassing is:<br />

1. Welke teksten moeten werknemers in deze functie lezen en schrijven?<br />

2. Welke gesprekken moeten werknemers in deze functie voeren?<br />

3. Zijn er op deze werkplek niet-talige elementen die de communicatie kunnen verstoren?<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 8


Checklist <strong>Taalscan</strong> – Functie – Schriftelijke vaardigheden<br />

Bedrijf/organisatie/afdeling: …………………………………………………………………………………………...……<br />

Functie die u scant: .………………………………………………………………….…………………….........................<br />

Uitvoerder:……………………………………………….. Datum uitvoering: ……….………….…..………..….<br />

Welke teksten moeten werknemers in deze functie lezen en schrijven?<br />

- Neem eerst even rustig de tijd om de volledige Checklist te bekijken. Dat vergemakkelijkt het<br />

invullen daarna.<br />

- Bekijk de lijst met mogelijke teksten die werknemers moeten lezen en schrijven. Duid aan wat<br />

iemand in deze functie zeker moet kunnen. Duid de frequentie aan waarmee een werknemer met<br />

deze teksten wordt geconfronteerd: dagelijks, wekelijks, maandelijks, zelden, nooit. Indien dit<br />

slechts ‘1 keer’ is, bijvoorbeeld bij een arbeidsreglement, duid dan ‘zelden’ aan.<br />

- Zet ook een kruisje (X) bij ‘zelfstandig of met hulp’. Dit duidt aan of de werknemer een tekst<br />

alleen moet verwerken of hij hulp moet/kan inroepen van een andere medewerker. Vul de lijst aan<br />

met teksten die niet in de lijst vermeld zijn.<br />

- Zet bij schrijven ook een kruisje (X) aan wie de tekst is gericht. We gaan ervan uit dat een tekst<br />

aan een onbekende of een leidinggevende die zonder hulp moet worden opgesteld, een<br />

moeilijkere opdracht is en in correcter Nederlands moet gebeuren. Teksten die met hulp gemaakt<br />

worden en gericht zijn aan bekenden of onmiddellijke collega’s kunnen vaak wat informeler<br />

opgesteld worden en vormen gemakkelijkere opdrachten. Indien vakken in het raster niet relevant<br />

zijn, werden ze grijs gemaakt.<br />

- Vermeld een 2-tal voorbeelden van de verschillende teksten in de linkerkolom.<br />

Voorbeeld:<br />

SCHRIFTELIJK TAALGEBRUIK FREQUENTIE HULP GERICHT<br />

AAN<br />

Teksten LEZEN<br />

Teksten SCHRIJVEN: de teksten die werknemers<br />

eventueel moeten schrijven, staan cursief gedrukt.<br />

Lezen: werkplanningen, takenlijsten,<br />

dienstroosters<br />

- Een weekschema op het takenbord<br />

- Takenlijst per dag<br />

Schrijven: ziektemelding, vakantieplanning …<br />

- Compensatiedagen aanvragen<br />

- vakantieplanning<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 9<br />

Nooit<br />

Zelden<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

X<br />

Met hulp<br />

X<br />

X<br />

X<br />

Onbekende<br />

Bekende<br />

X<br />

X


SCHRIFTELIJK TAALGEBRUIK FREQUENTIE HULP GERICHT<br />

AAN<br />

Teksten LEZEN<br />

Teksten SCHRIJVEN: de teksten die werknemers<br />

eventueel moeten schrijven, staan cursief gedrukt.<br />

1. Instructies en procedures<br />

Lezen: werkinstructies en werkprocedures N<br />

Schrijven: werkinstructies en werkprocedures N<br />

Lezen: veiligheidsinstructies, voorschriften,<br />

procedures, noodplannen<br />

Schrijven: veiligheidsinstructies,<br />

voorschriften, procedures<br />

Lezen: symbolen, pictogrammen, labels N<br />

Lezen: gebruiksaanwijzingen van producten N<br />

Lezen: bedieningsinstructies van machines N<br />

… N<br />

2. Standaardformulieren, schema’s, roosters,<br />

lijsten, tabellen<br />

Lezen: werkplanningen, takenlijsten,<br />

dienstroosters<br />

Schrijven: werkplanningen opstellen,<br />

takenlijsten, dienstroosters invullen<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 10<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

N<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

Met hulp<br />

Onbekende<br />

Bekende


Lezen: facturen N<br />

Schrijven: facturen opstellen en invullen N<br />

Lezen: bestelorders, aankoopbonnen,<br />

onkostennota’s<br />

Schrijven: bestelorders, aankoopbonnen<br />

onkostennota’s invullen<br />

Lezen: telefoonbericht N<br />

Schrijven: telefoonbericht opstellen N<br />

Lezen: inventaris, voorraadlijst N<br />

Schrijven: inventaris opmaken, voorraadlijst<br />

aanvullen<br />

Lezen: ziektemelding, vakantieplanning, … N<br />

Schrijven: ziektemelding, vakantieplanning … N<br />

Lezen: databasesystemen N<br />

Schrijven: databasesystemen N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 11<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

Met hulp<br />

Onbekende<br />

Bekende


… N<br />

3. Berichten: korte en lange berichten<br />

Lezen: mails, telefoonbericht, fax N<br />

Schrijven: mails, telefoonbericht, fax N<br />

Lezen: aantekeningen, memo’s N<br />

Schrijven: aantekeningen maken, memo’s<br />

opstellen<br />

Lezen: nota’s aan een bord (prikbord,<br />

whiteboard)<br />

Schrijven: nota’s op een bord schrijven<br />

(prikbord, whiteboard)<br />

Lezen: logboek, dagrapport N<br />

Schrijven: logboek, dagrapport invullen N<br />

Lezen: afspraken in een agenda N<br />

Schrijven: afspraken in een agenda noteren N<br />

Lezen: brieven N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 12<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

Met hulp<br />

Onbekende<br />

Bekende


Schrijven: brieven schrijven N<br />

Lezen: dienst- en bedrijfsmededelingen N<br />

Schrijven: dienst- en bedrijfsmededelingen<br />

opstellen<br />

… N<br />

4. Uitgebreide teksten<br />

Lezen: arbeidscontract, arbeidsreglement,<br />

onthaalbrochure<br />

Lezen: artikels, nieuwsbrieven N<br />

Schrijven: artikels, nieuwsbrieven schrijven N<br />

Lezen: verslagen van vergaderingen N<br />

Schrijven: verslagen van vergaderingen<br />

schrijven, samenvattingen maken<br />

Lezen: rapporten, cursussen,<br />

instructieboeken, …<br />

Schrijven: rapporten, cursussen, … opstellen N<br />

Lezen: presentaties N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 13<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

N<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

Met hulp<br />

Onbekende<br />

Bekende


Schrijven: presentaties opstellen N<br />

… N<br />

5. Teksten van communicatiesystemen<br />

Lezen: websites N<br />

Lezen: navigatiesystemen N<br />

Lezen: sms N<br />

Schrijven: sms opstellen N<br />

… N<br />

6. Andere teksten<br />

… N<br />

U kunt de toegankelijkheid van de teksten die laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers in deze functie moeten<br />

lezen met het instrument Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik analyseren. Daarna kunt u (indien<br />

nodig) met de tips het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik toegankelijker maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

Op pagina 29 vindt u verbeteradviezen om het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik en de schriftelijke context op<br />

het werk aan te passen.<br />

U vindt bij de <strong>Taalscan</strong> geen verbeteradviezen over hoe laag <strong>taal</strong>vaardige werknemers hun<br />

schrijfvaardigheid kunnen verbeteren. U hebt hiermee wel een inventaris van teksten die<br />

werknemers in deze functie moeten schrijven.<br />

U kunt dit overzicht aan een <strong>taal</strong>docent of <strong>taal</strong>coach Nederlands op de werkvloer geven. Hij kan deze<br />

inventaris verder uitdiepen, per werknemer analyseren wat de moeilijkheden zijn, wat de werkvloer en<br />

de werkgever verwacht. De <strong>taal</strong>coach kan zo schrijfopdrachten op maat maken die directe relevantie<br />

hebben voor de werknemer in deze functie.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 14<br />

Nooit<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Zelfstandig<br />

Met hulp<br />

Onbekende<br />

Bekende


Checklist <strong>Taalscan</strong> – Functie – mondelinge vaardigheden<br />

Bedrijf/organisatie/afdeling: …………………………………………………………………………………………...……<br />

Functie die u scant: .………………………………………………………………….…………………….........................<br />

Uitvoerder:……………………………………………….. Datum uitvoering: ……….………….…..………..….<br />

Welke gesprekken moeten werknemers in deze functie voeren?<br />

- Neem eerst even rustig de tijd om de volledige Checklist te bekijken. Dat vergemakkelijkt het<br />

invullen daarna.<br />

- Bekijk de lijst met mogelijke gesprekken die werknemers in deze functie moeten begrijpen en<br />

voeren. Duid aan wat iemand in deze functie zeker moeten kunnen. Duid de frequentie aan:<br />

nooit, zelden, maandelijks, wekelijks of dagelijks. Indien dit slechts ‘1 keer’ is, bijvoorbeeld bij een<br />

introductiegesprek, duid dan ‘zelden’ aan.<br />

- Zet een kruisje (X) bij de gesprekspartners waarmee de werknemer communiceert. We gaan<br />

ervan uit dat een gesprek met een onbekende of een leidinggevende misschien een moeilijkere<br />

opdracht is en in correcter Nederlands moet gebeuren. Gesprekken met bekenden of<br />

onmiddellijke collega’s kunnen vaak wat informeler zijn en vormen gemakkelijkere opdrachten.<br />

Schrijf er eventueel bij wie de ‘andere’ zijn.<br />

- Vul de lijst aan met teksten die niet in de lijst vermeld zijn.<br />

- Vermeld een 2-tal voorbeelden van gesprekken in de linkerkolom.<br />

Voorbeeld:<br />

MONDELING TAALGEBRUIK FREQUENTIE GESPREKSPARTNER<br />

Gesprekken voeren<br />

bestellingen begrijpen:<br />

- broodjeszaak: bestellingen<br />

- telefonische bestellingen<br />

een werkbespreking voeren:<br />

- over nieuwe machines<br />

- een teamoverleg<br />

Nooit<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 15<br />

Zelden<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

Leiding<br />

X<br />

Collega’s<br />

X<br />

Klanten<br />

X<br />

X<br />

Anderen<br />

X<br />

Verkoper


MONDELING TAALGEBRUIK FREQUENTIE GESPREKSPARTNER<br />

Gesprekken voeren<br />

1. Korte boodschappen begrijpen en geven<br />

bestellingen begrijpen N<br />

bestellingen doorgeven N<br />

korte vragen begrijpen (Bijvoorbeeld: aan<br />

een balie, van patiënten, …)<br />

op korte vragen reageren N<br />

werkinstructies begrijpen N<br />

werkinstructies geven N<br />

veiligheidsinstructies begrijpen N<br />

veiligheidsinstructies geven N<br />

vakterminologie begrijpen: technische<br />

handelingen<br />

vakterminologie gebruiken: technische<br />

handelingen<br />

vakterminologie begrijpen:<br />

gereedschappen, producten,<br />

materialen, machines, …<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 16<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Leiding<br />

Collega’s<br />

Klanten<br />

Anderen


vakterminologie gebruiken:<br />

gereedschappen, producten,<br />

materialen, machines, …<br />

… N<br />

2. Interne gesprekken voeren<br />

informatie begrijpen N<br />

informatie, hulp, advies vragen N<br />

informatie, advies geven N<br />

een gesprek voeren over een taak, een<br />

werkplanning bespreken<br />

een telefoongesprek voeren N<br />

iemand telefonisch correct<br />

doorverwijzen<br />

fouten en problemen melden N<br />

een afspraak maken N<br />

iemand waarschuwen N<br />

kritiek geven N<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 17<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Leiding<br />

Collega’s<br />

Klanten<br />

Anderen


gepast reageren op kritiek N<br />

een babbeltje slaan N<br />

vakantie of verlof vragen N<br />

… N<br />

3. Externe gesprekken voeren<br />

informatie begrijpen N<br />

informatie, hulp, advies vragen N<br />

informatie, advies geven N<br />

een gesprek voeren over een taak, een<br />

werkplanning bespreken<br />

een telefoongesprek voeren N<br />

iemand telefonisch correct<br />

doorverwijzen<br />

fouten en problemen melden N<br />

een afspraak maken N<br />

Nooit<br />

N<br />

N<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 18<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Leiding<br />

Collega’s<br />

Klanten<br />

Anderen


iemand waarschuwen N<br />

kritiek geven N<br />

gepast reageren op kritiek N<br />

een babbeltje slaan N<br />

… N<br />

4. Aan werkoverleg deelnemen<br />

een werkplanning bespreken N<br />

verslag geven over een taak N<br />

een werkbespreking voeren N<br />

aan vergaderingen deelnemen N<br />

een vergadering voorzitten N<br />

… N<br />

Nooit<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 19<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Leiding<br />

Collega’s<br />

Klanten<br />

Anderen


5. Opleiding en vorming volgen<br />

een cursus volgen N<br />

toolboxmeetings volgen N<br />

… N<br />

6. Gesprekken voeren via<br />

communicatiesystemen<br />

intercom of walkietalkie N<br />

webcam N<br />

… N<br />

Nooit<br />

U kunt de toegankelijkheid van het <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende collega’s en<br />

leidinggevenden van de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers analyseren met het instrument Screening<br />

mondeling <strong>taal</strong>gebruik.<br />

Op pagina 51 vindt u verbeteradviezen om hun mondeling <strong>taal</strong>gebruik en om de mondelinge context<br />

op het werk talig toegankelijker te maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

U vindt in de <strong>Taalscan</strong> geen verbeteradviezen over hoe laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers hun luister-<br />

en spreekvaardigheid Nederlands kunnen verbeteren. U hebt hiermee wel een inventaris van<br />

gesprekken die werknemers moeten begrijpen en geven.<br />

U kunt dit overzicht aan een <strong>taal</strong>docent of <strong>taal</strong>coach Nederlands op de werkvloer geven. Hij kan deze<br />

inventaris verder uitdiepen en analyseren waarmee een werknemer precies moeilijkheden ondervindt,<br />

wat de verwachtingen van de werkvloer en de werkgever zijn, wat precies de tekorten zijn van de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige werknemer. Hij kan tijdens een cursus Nederlands met behulp van deze scan ook<br />

meer luister- en spreekoefeningen op maat van de cursist en de werkplek maken.<br />

Op pagina 73 vindt u wel adviezen voor het management om Nederlands op de werkvloer te<br />

organiseren.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 20<br />

Zelden<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Z<br />

Maandelijks<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

M<br />

Wekelijks<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

W<br />

Dagelijks<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

D<br />

Leiding<br />

Collega’s<br />

Klanten<br />

Anderen


Checklist <strong>Taalscan</strong> - Functie – niet-talige elementen<br />

Bedrijf/organisatie/afdeling: …………………………………………………………………………………………...……<br />

Functie die u scant: .………………………………………………………………….…………………….........................<br />

Uitvoerder:……………………………………………….. Datum uitvoering: ……….………….…..………..….<br />

Zijn er voor deze functie niet-talige elementen die de communicatie verstoren?<br />

- Bekijk de lijst met mogelijke niet-talige elementen die de communicatie verstoren.<br />

- Duid aan in welke mate deze elementen de communicatie hinderen:<br />

1 niet 2 een beetje 3 hinderlijk 4 zeer hinderlijk<br />

- Vul de lijst eventueel aan.<br />

NIET-TALIGE ELEMENTEN 1 2 3 4<br />

1. Fysieke elementen<br />

Lawaai op de werkplek<br />

Slechte akoestiek in sommige ruimtes<br />

Beschermende kledij (oordoppen, …)<br />

Slechte weersomstandigheden<br />

Weinig bewegingsruimte op de werkplek (bv. een container)<br />

Constructies die het gehoor of het zicht verhinderen<br />

…<br />

2. Organisatorische elementen<br />

Een slechte organisatie van het werk (Bijvoorbeeld: slechte<br />

afspraken, …)<br />

Een hoog werkritme, stress<br />

Veel wisselende collega’s<br />

Veel verplaatsingen uitvoeren<br />

…<br />

3. Socio-emotionele elementen<br />

Werknemers hebben conflicten met elkaar of met klanten<br />

Werknemers hebben onduidelijke verwachtingen tegenover elkaar<br />

of tegenover klanten<br />

Werknemers of leidinggevenden zijn niet gemotiveerd<br />

Werknemers hebben onvoldoende communicatiestrategieën om<br />

goed te praten met elkaar (verschillende manieren waarop men<br />

boodschappen geeft en ermee omgaat)<br />

Werknemers of leidinggevenden hebben een slechte houding<br />

tegenover elkaar of tegenover klanten: racisme, ongenoegen<br />

wegens herhaaldelijke misverstanden, …<br />

Werknemers hebben weinig contact op het werk<br />

Werknemers kiezen voor een andere contact<strong>taal</strong><br />

Werknemers willen niet samenwerken met elkaar of met klanten<br />

…<br />

Bij deze niet-talige elementen vindt u geen verbeteradviezen. Signaleer aan de werkgever welke<br />

niet-talige elementen de communicatie geregeld verstoren op deze werkplek.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 21


<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 22


Instrument 2 – Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

Met de instrumenten Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik en Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik kunt u het<br />

Nederlands <strong>taal</strong>gebruik analyseren. De tips geven u informatie om het Nederlands toegankelijker te<br />

maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

Het instrument Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik screent of teksten en examens in het bedrijf of de<br />

organisatie toegankelijk zijn voor laag<strong>taal</strong>vaardigen.<br />

Handleiding<br />

1. Doel voor de werkgever<br />

De werkgever wil <strong>taal</strong> als struikelblok wegnemen door talige verbeteringen aan te brengen in het<br />

schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik waarmee werknemers op het werk worden geconfronteerd en in de<br />

schriftelijke examens van kandidaat-werknemers.<br />

Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik omvat een ruime waaier aan teksten: instructieteksten, handleidingen,<br />

schema’s en roosters, sollicitatieformulieren en vacatures, standaardformulieren, schriftelijke<br />

procedures, berichten (brieven, mails, mededelingen, …), artikels en verslagen, presentaties,<br />

cursussen, …<br />

2. Doel van het instrument<br />

Het instrument Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik is een hulpmiddel om de <strong>taal</strong> in schriftelijke teksten<br />

of examens en beoordelingen te screenen. Na de screening kunt u met de tips het schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik toegankelijker maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

Laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers kunnen zowel anderstaligen zijn die het Nederlands onvoldoende<br />

onder de knie hebben om in een bepaalde beroepscontext effectief te functioneren, als<br />

Nederlandssprekenden die vanwege hun laaggeletterdheid ook moeilijkheden ondervinden in<br />

bepaalde beroepscontexten. Sommige beroepscontexten eisen meer schriftelijke vaardigheden van<br />

de werknemers, andere meer mondelinge vaardigheden, nog andere meer <strong>taal</strong>vaardigheid in het<br />

algemeen. Omdat de gewenste <strong>taal</strong>vaardigheden voor elke beroepscontext verschillen, wordt in dit<br />

instrument niet vertrokken vanuit een bepaald niveau Nederlands.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 23


Voor beide groepen is het zinvol om het <strong>taal</strong>gebruik in het bedrijf toegankelijker te maken.<br />

Dit instrument richt zich op het screenen van teksten die al ontwikkeld zijn. Het is natuurlijk beter om<br />

bij de ontwikkeling van teksten rekening te houden met kwaliteitscriteria op het gebied van <strong>taal</strong>. De<br />

verbeteradviezen kunnen daarom ook als checklist tijdens het opstellen van examens of teksten<br />

gebruikt worden.<br />

3. Inhoud<br />

Het instrument bestaat uit 4 luiken:<br />

Luik 1 is een voorwaardelijke vraag over beroepshandelingen.<br />

Luik 2 gaat over de vraagvorm van examens die u het beste kiest voor laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemers. Wanneer u enkel een tekst screent, is dit luik niet van toepassing (nvt).<br />

Luik 3 gaat over de relatie tussen het <strong>taal</strong>niveau dat nodig is om een bepaalde functie uit te<br />

oefenen en het <strong>taal</strong>niveau van het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik.<br />

Luik 4 gaat over de tekst: vormgeving en <strong>taal</strong>gebruik van het examen of de tekst.<br />

Het eerste deel is een invulformulier. U vult de vragen in: ‘ja’, ‘soms’, ‘neen’ of ‘niet van toepassing<br />

(nvt)’. Bij elke vraag vindt u de voortgang van de screening.<br />

In deel 2 krijgt u verbeteradviezen. Deze adviezen kunt u ook als checklist bij de opstelling van<br />

examens of teksten gebruiken.<br />

4. Referentiekader<br />

Iedereen denkt vanuit zijn eigen referentiekader wanneer hij vragen opstelt voor een examen of<br />

wanneer hij een tekst opstelt. Dat kan bij het construeren van examens een valkuil zijn. Leg daarom<br />

het opgestelde examen voor aan een objectieve en neutrale persoon. Het is niet belangrijk dat deze<br />

persoon het juiste antwoord kent. Hij moet wel begrijpen wat er gevraagd wordt en wat er van hem<br />

verwacht wordt.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 24


Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik 1<br />

Bedrijf/organisatie/afdeling: .……………………………………………………………………………………………<br />

Examen of tekst voor: ………………………………………………..……………………………………………………...<br />

Examen of tekst gescreend door: …………………..…………… Functie: …………………………………………..<br />

Deel 1: invulformulier Ja Soms Neen Nvt 2<br />

1. Kunnen de beroepshandelingen beter in de praktijk getoetst of<br />

uitgevoerd worden?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 1 op p. 30.<br />

Zo neen of nvt, ga verder met de volgende vraag.<br />

Indien deels toetsbaar in de praktijk, ga naar punt 2.<br />

2. De gekozen vraagvorm<br />

2.1 Is de gekozen vraagvorm van het examen het meest geschikt voor<br />

de doelgroep (open vragen of meerkeuzevragen)?<br />

Meer informatie over de vraagstelling vindt u op p. 31.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 2 op p. 31.<br />

Voor teksten: niet van toepassing.<br />

2.2 Zijn de vragen opgesteld volgens de criteria van meerkeuzevragen?<br />

Meer informatie over de vraagstelling vindt u op p. 33.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 2 op p. 33.<br />

Voor teksten: niet van toepassing.<br />

3. Het <strong>taal</strong>niveau Nederlands<br />

3.1 Kunt u het <strong>taal</strong>niveau Nederlands inschatten?<br />

Probeer een juiste inschatting te maken van het niveau Nederlands van<br />

het examen of de tekst en van het niveau Nederlands dat u verwacht van<br />

de lezer. Dit is weliswaar geen makkelijke opgave. U kunt hiervoor de<br />

beschrijving van de <strong>taal</strong>niveaus van het Common European Framework,<br />

het bijgevoegde ‘beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling’ en de ‘cando<br />

formuleringen’ van ALTE gebruiken. Meer informatie over het niveau<br />

Nederlands vindt u op p. 36. Zie ook bijlage 2, 3 en 4.<br />

Indien u het niveau Nederlands niet kunt bepalen, ga dan verder naar 4.<br />

3.2 Is het niveau van de gevraagde lees- en/of schrijfvaardigheid<br />

hoger dan het <strong>taal</strong>niveau van de lezer?<br />

Indien ja of soms, ga naar situatie 3 op p. 36 (<strong>taal</strong>niveau).<br />

Indien neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

1 Het invulformulier is voor een groot deel overgenomen uit volgende bron: ‘Screeningsinstrument schriftelijke toetsen’ voor<br />

beroepsopleidingen en beroepsscholen, ontwikkeld door de Mondriaan onderwijsgroep in Den Haag ism het ROC Utrecht en<br />

het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Anderstaligen (ITTA) Amsterdam; www.mon3aan.nl.<br />

2 Nvt: niet van toepassing<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 25


4. Tekst en vormgeving van de tekst of het examen<br />

4.1 Introductie (Voor teksten niet van toepassing.)<br />

4.1.1 Is er een introductie bij het examen? Kan de deelnemer begrijpen<br />

wat er van hem verwacht wordt?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 37.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.1.2 Is de introductie bij het examen duidelijk?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 37.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2 Visualisering<br />

4.2.1 Is de lay-out van de tekst of het examen duidelijk?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 38.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2.2 Is de lay-out functioneel?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 38.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2.3 Zijn er foto’s en tekeningen bij de tekst?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 38.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2.4 Zijn de foto’s en tekeningen duidelijk?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 38.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2.5 Zijn de foto’s en tekeningen functioneel?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 38.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.3 Vragen (Voor teksten niet van toepassing.)<br />

4.3.1 Zijn de vragen in het examen ondubbelzinnig?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 40.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.3.2 Worden er in een vraag meerdere opdrachten tegelijk gegeven?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p. 40.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

Ja Soms Neen Nvt<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 26<br />

Ja<br />

Ja<br />

Soms<br />

Soms<br />

Neen<br />

Neen<br />

Nvt<br />

Nvt


4.3.3 Worden er (dubbele) ontkenningen gebruikt?<br />

Zo ja, ga naar situatie 4 op p. 40.<br />

Zo neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.3.4 Is alle (omringende) tekst bij de vragen nodig?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 41.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.3.5 Staan bij elkaar horende vragen, illustraties en antwoorden op<br />

dezelfde pagina?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 41.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4 Zinnen en teksten<br />

4.4.1 Is de context voor alle deelnemers bekend?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 42.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4.2 Past de instructie<strong>taal</strong> van het examen of de tekst bij de<br />

<strong>taal</strong>vaardigheid van de lezer?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 42.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4.3 Worden er lange teksten gebruikt?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p 43.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4.4 Worden er lange zinnen gebruikt?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p. 44.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4.5 Worden er complexe zinnen gebruikt?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p. 44.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.5 Woorden<br />

4.5.1 Zijn de vaktermen of vak<strong>taal</strong>woorden nodig?<br />

Zo neen of soms, ga naar situatie 4 op p. 46.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.5.2 Worden er moeilijke woorden gebruikt die in het examen of de<br />

tekst niet relevant zijn?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p. 46.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 27<br />

Ja<br />

Ja<br />

Soms<br />

Soms<br />

Neen<br />

Neen<br />

Nvt<br />

Nvt


4.5.3 Worden er typische Nederlandse uitdrukkingen of beeldspraak<br />

gebruikt?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p. 47.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.5.4 Staan er afkortingen in?<br />

Zo ja of soms, ga naar situatie 4 op p 48.<br />

Zo neen, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.5.5 Staan er stijlfouten of spelfouten in?<br />

Zo ja, ga naar situatie 4 op p. 48.<br />

Zo neen, ga naar situatie 5 op p. 48:<br />

Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet aan alle criteria !<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 28


Instrument 3: Tips en adviezen voor toegankelijk<br />

schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

In dit deel vindt u verbeteradviezen om het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik toegankelijker te maken en te<br />

verbeteren. Eerst krijgt u tips om de <strong>taal</strong>context te vereenvoudigen en aan te passen voor<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers. Daarna krijgt u nog enkele adviezen over het creëren van een <strong>taal</strong>rijke<br />

context.<br />

U vindt hier uitsluitend tips om zelf het <strong>taal</strong>gebruik in uw werkcontext aan te passen, dit wil<br />

zeggen talige acties die de werkgever en de Nederlandssprekende werknemers nemen om het<br />

<strong>taal</strong>gebruik in het bedrijf of de organisatie te verbeteren.<br />

U vindt hier geen tips om het <strong>taal</strong>gebruik van de laag<strong>taal</strong>vaardige of anderstalige werknemer te<br />

verbeteren. Om dit doel te realiseren, organiseert de werkgever het beste een cursus Nederlands op<br />

de werkvloer. De <strong>taal</strong>coach of de <strong>taal</strong>docent van de cursus kan de inventaris van de <strong>Taalscan</strong> en de<br />

analyse mee gebruiken als basis om het geschreven <strong>taal</strong>gebruik van de anderstalige werknemer te<br />

verbeteren. Hij heeft met dit overzicht een lijst van het <strong>taal</strong>gebruik waarmee de anderstalige op het<br />

werk wordt geconfronteerd.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 29


Deel 1: De <strong>taal</strong>context vereenvoudigen en aanpassen<br />

Hieronder vindt u bij situatie of het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet aan de gescreende criteria. Indien<br />

het niet voldoet, krijgt u per situatie een aantal adviezen. Hiermee kunt u het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

aanpassen voor laag<strong>taal</strong>vaardige lezers.<br />

Situatie 1: Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet niet op onderdeel 1, beroepshandelingen.<br />

Enkele voorbeelden van beroepshandelingen zijn: een apparaat bedienen, een rit met de<br />

auto/vrachtwagen maken, EHBO - vaardigheden tonen, een buis vervangen, een motor smeren,<br />

elektrische leidingen vervangen, een straat vegen, …<br />

Een schriftelijke tekst doet altijd een beroep op de leesvaardigheid en een examen dikwijls ook op de<br />

schrijfvaardigheid van een kandidaat. Wanneer u in een examen beroepshandelingen wilt screenen<br />

waarbij <strong>taal</strong> geen rol speelt of waarbij alleen mondelinge <strong>taal</strong>vaardigheid van belang is, dan kunt u de<br />

screening beter in de praktijk of in een praktijksimulatie uitvoeren. Een schriftelijk examen bevoordeelt<br />

de meer <strong>taal</strong>vaardige deelnemers en dat zijn niet noodzakelijk de meest geschikte kandidaten voor<br />

een bepaalde functie.<br />

Het is belangrijk om vooraf goed na te denken over wat u precies wilt meten. Wanneer u wilt meten of<br />

iemand een vaardigheid heeft van een bepaalde beroepshandeling, dan meet u dat het beste in een<br />

praktijksituatie. De kandidaat heeft dan de kans te tonen wat hij kan. Hij kan hierbij eventueel ook<br />

mondeling een toelichting geven. U hebt dan zowel een zicht op zijn proces als op het uiteindelijke<br />

resultaat.<br />

Wanneer een laag<strong>taal</strong>vaardige kandidaat schriftelijk moet beschrijven hoe hij een beroepshandeling<br />

uitvoert (bijvoorbeeld: een brief schrijven, een muur metselen) en wat zijn vaardigheden zijn, dan is de<br />

kans groot dat u niet zijn beroepshandelingen meet maar iets anders. Talige elementen kunnen<br />

verhinderen dat een laag<strong>taal</strong>vaardige kandidaat de vragen juist beantwoordt.<br />

Wanneer u vraag 1 in het Screeningsinstrument met ‘JA’ beantwoordt, dan is het niet zinvol om verder<br />

te screenen. Het is dan beter om na te denken over een andere toetsvorm. Wanneer u (om één of<br />

andere reden) verplicht bent om schriftelijke examens af te nemen, ga dan wel naar deel 2 - 3 en 4 en<br />

pas het examen in die mate aan dat minder <strong>taal</strong>vaardige kandidaten niet benadeeld worden.<br />

U kunt ook overwegen of u een tekst die louter gaat over beroepshandelingen niet beter<br />

demonstreert of mondeling toelicht in een praktijksituatie. Zo kan een laag<strong>taal</strong>vaardige de inhoud<br />

veel vlugger begrijpen. Hij krijgt dan de kans om woord en beeld te koppelen.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 30


Situatie 2: Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet niet op onderdeel 2, gekozen vraagstelling.<br />

1. Stel een toetsmatrijs en/of een scorewijzer op.<br />

Een handig hulpmiddel bij de samenstelling van een examen is een toetsmatrijs: dat is een<br />

overzichtstabel waarin u aangeeft hoe u vragen verdeelt over verschillende thema’s of vaardigheden.<br />

Een toetsmatrijs maakt het mogelijk om voor dezelfde selectie verschillende examens te construeren<br />

die inhoudelijk vergelijkbaar zijn. Een toetsmatrijs kan dan als een blauwdruk voor het opstellen van<br />

een examen dienen.<br />

Voorbeeld: vakman rollend materieel (exemplarisch)<br />

Onderwerpen Kennisvragen Inzichtsvragen Vaardigheden Attitudes …<br />

Techniek 5 vragen 5 vragen 10 vragen ---<br />

Verkeer 10 vragen --- --- ---<br />

Wetgeving 2 vragen --- --- ---<br />

Praktijk --- 5 vragen 10 vragen 10 vragen<br />

Samenwerking --- --- 3 vragen 5 vragen<br />

In de tabel bepaalt u zelf hoeveel vragen u wilt stellen over kennis, inzicht, vaardigheden, … bij welk<br />

onderwerp. Of u bepaalt de percentages en de verhoudingen tussen kennisvragen, inzichtelijke<br />

vragen, … Hoewel een toetsmatrijs vele voordelen biedt, wordt ze helaas nog niet vaak gebruikt.<br />

Wat meer gebruikt wordt, is een ‘scorewijzer’. In principe heeft de persoon die het examen aflegt het<br />

recht te weten hoe de punten over de vragen verdeeld zijn. Geef daarom bij elk onderdeel of bij elke<br />

vraag van het examen aan hoeveel punten iemand kan verdienen. Wanneer u open vragen stelt<br />

(bijvoorbeeld:. een briefje schrijven), bedenk dan goed op voorhand hoeveel punten te verdienen zijn<br />

en welke inhoudelijke en vormvereisten u stelt. Dit expliciteert u ook het beste in de versie van het<br />

examen voor de toetsafnemer.<br />

Bijlage 1 toont u een scorewijzer.<br />

2. Kies de juiste vraagvorm: gesloten en open vragen<br />

Bij de constructie van een schriftelijk examen kiest de maker tussen open vragen en gesloten<br />

vragen of meerkeuzevragen. Open vragen (waarbij er een samenhangende tekst, definitie, … moet<br />

geproduceerd worden) vergen meer van de schrijfvaardigheid van een deelnemer. Meerkeuzevragen<br />

of gesloten vragen stellen hogere eisen aan de leesvaardigheid van de deelnemer. Hij moet vaak het<br />

onderscheid vinden tussen erg verwante antwoordalternatieven. Bij het zoeken naar voldoende<br />

alternatieve antwoorden zijn de makers van een examen immers geneigd om hun toevlucht te nemen<br />

tot alternatieven die een kandidaat echt goed moet lezen om nuanceverschillen te herkennen en<br />

vervolgens af te leiden wat fout is. Het is daarom belangrijk om professionele en goed doordachte<br />

vragen op te stellen.<br />

Welke vraagvorm het meest geschikt is, hangt af van uw doelgroep en doel. Voor laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

kandidaten kiest u o.i. het beste voor gesloten vragen of meerkeuzevragen EN past u de vragen en de<br />

alternatieven (antwoorden) aan het <strong>taal</strong>niveau van de kandidaten aan.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 31


Hieronder staat een overzicht van de belangrijkste voordelen en nadelen van meerkeuzevragen en<br />

open vragen.<br />

Voordelen meerkeuzevragen:<br />

- Het verbeteren kost weinig tijd.<br />

- Het beoordelen is objectief, er zijn geen verschillen tussen de beoordelaars.<br />

- De schrijfvaardigheid is niet belangrijk.<br />

- U kunt op korte tijd relatief veel vragen stellen en laten beantwoorden.<br />

- Het opstellen van een scorewijzer is eenvoudig.<br />

- U kunt een gokbestraffing voorzien: bv. een goed antwoord = 1pt / weet niet = 0pt / een fout<br />

antwoord = - 0,25pt.<br />

(Dit is bijvoorbeeld gangbaar in de huidige PLATOV examens voor Frans en Engels, dit zijn<br />

niveaubepalingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs.)<br />

Nadelen meerkeuzevragen:<br />

- Er wordt een groter beroep gedaan op de leesvaardigheid van kandidaten omdat de nuances<br />

tussen de antwoordalternatieven soms erg klein zijn. Voor laag<strong>taal</strong>vaardigen kan dit extra<br />

problemen opleveren.<br />

- Naarmate het aantal antwoordalternatieven kleiner wordt, is de kans groter dat kandidaten het<br />

juiste antwoord kiezen, zelfs wanneer ze gokken.<br />

- Het construeren van vragen is moeilijk en tijdrovend.<br />

Voordelen van open vragen:<br />

- Kandidaten worden in het formuleren van een antwoord niet beperkt.<br />

- Open vragen bieden vaak meer kwalitatieve informatie over de <strong>taal</strong>vaardigheid (meerbepaald<br />

de schrijfvaardigheid) van kandidaten.<br />

- De beoordelaar kan aan de antwoorden zien in welke mate iemand iets kent, bepaalde<br />

inzichten heeft, bepaalde vaardigheden onder de knie heeft, … en waar zich problemen<br />

voordoen.<br />

Nadelen van open vragen:<br />

- Het is niet altijd gemakkelijk open vragen zo te formuleren dat iedereen duidelijk weet wat<br />

verwacht wordt. Kandidaten die de vraag niet helemaal juist begrijpen, beantwoorden de<br />

vragen soms vanuit hun eigen interpretatie. Zij worden dan afgestraft met een fout antwoord.<br />

Bij meerkeuzevragen zijn geen interpretaties mogelijk omdat er altijd een aantal antwoorden<br />

bij vermeld zijn.<br />

- Er wordt een groter beroep gedaan op de schrijfvaardigheid van kandidaten. Voor<br />

anderstaligen kan dit veel problemen opleveren omdat schrijfvaardigheid de vaardigheid is<br />

waaraan in een les Nederlands aan anderstaligen het minst wordt gewerkt, zeker bij de lagere<br />

niveaus. Ook laag<strong>taal</strong>vaardige Vlamingen hebben ‘schrijven’ dikwijls het minst nodig.<br />

- De beoordeling is moeilijker, minder objectief, er kan interpretatie tussen verschillende<br />

beoordelaars mogelijk zijn. Zorg daarom voor een zo eenduidig en expliciet mogelijke<br />

scorewijzer.<br />

- Het corrigeren is tijdrovend.<br />

Het formuleren van meerkeuzevragen is geen sinecure. Daarom vindt u hieronder informatie over het<br />

formuleren van goede vragen en over het formuleren van goede antwoordalternatieven.<br />

Omdat de auteurs er in dit instrument van uitgaan dat u voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers het beste<br />

kiest voor gesloten vragen of meerkeuzevragen, vindt u hier verder geen tips over het formuleren van<br />

open vragen. Meer informatie hierover vindt u op volgende websites: www.cnavt.org (klik op<br />

‘toetsenbank’ / klik op ‘toetstip’ met o.a. info over ‘validiteit’, ‘toetsefficiëntie’ ….) en<br />

www.NT2evaluatheek.be. (‘informatiepunt evaluatie’).<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 32


3. Formuleer ‘de stam’ bij meerkeuzevragen.<br />

De meerkeuzevraag bestaat uit een STAM (de vraag of een deel van een zin die de kandidaat<br />

vervolledigt) en uit ANTWOORDALTERNATIEVEN (de verschillende antwoordmogelijkheden).<br />

De stam is een heldere vraag of een probleemstelling.<br />

Tips:<br />

- Formuleer de stam bij voorkeur positief.<br />

Hoeveel millimeter is één micrometer?<br />

A. 0,1 mm<br />

B. 0,01 mm<br />

C. 0,001 mm<br />

D. 0,0001 mm<br />

E. weet niet (Dit alternatief is zeker van belang als u een gokbestraffing invoert.)<br />

- Formuleert u een vraag toch negatief, accentueer dan de negatie.<br />

Wat is GEEN aanwijzend meetgereedschap?<br />

A. een binnenschroefmaat<br />

B. een blokwinkelhaak<br />

C. een meetklok met standaard<br />

D. een schuifmaat<br />

E. weet niet<br />

- Formuleer de vragen als directe vragen. Geef zo weinig mogelijk tekst. De kandidaat moet<br />

onmiddellijk weten wat van hem verwacht wordt.<br />

Op welke datum begint de zomer?<br />

A. op 1 juni<br />

B. op 21 juni<br />

C. op 1 juli<br />

D. op 21 juli<br />

E. weet niet<br />

Variatie: Een brandblusser in een auto is maximum …<br />

A. 4 jaar oud<br />

B. 5 jaar oud<br />

C. 6 jaar oud<br />

D. weet niet<br />

Variatie: Ik gebruik een … om de muur te bezetten.<br />

A. pleisterspaan<br />

B. spaarbord<br />

C. truweel<br />

D. weet niet<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 33


4. Formuleer de ‘antwoordalternatieven’ bij meerkeuzevragen.<br />

De alternatieven bestaan uit het ‘goede’ antwoord en de ‘afleiders’ (de andere antwoordalternatieven).<br />

Het goede antwoord<br />

Vaak is het moeilijk om bij meerkeuzevragen plausibele alternatieven te bedenken. Daarom begint u<br />

het beste met het formuleren van het goede antwoord. Zorg voor één goed antwoord.<br />

Tips:<br />

- Formuleer eerst het goede antwoord.<br />

- Zorg ervoor dat het goede antwoord volledig is.<br />

- Zorg ervoor dat het goede antwoord niet opvalt in lengte (langer en gedetailleerder dan de<br />

andere alternatieven), of in enig ander opzicht (bv. een ander soort zinsconstructie).<br />

De afleiders<br />

Zorg voor genoeg relevante alternatieven. Voeg zeker ‘weet niet’ (of ‘Ik weet het niet’ of ‘geen idee’)<br />

toe als u met een gokbestraffing werkt.<br />

Tips:<br />

- De afleiders zijn helder geformuleerd, de onderlinge verschillen zijn duidelijk.<br />

Niet: Wat is de duurtijd van proces X?<br />

A. minder dan 10 minuten<br />

B. ongeveer 10 minuten<br />

C. 10 minuten<br />

D. iets meer dan 10 minuten<br />

E. ruim 10 minuten<br />

Wel:<br />

A. minder dan 10 minuten<br />

B. 10 minuten<br />

C. meer dan 10 minuten<br />

- Rangschik de alternatieven in een logische volgorde: opklimmende getalgrootte, alfabetische<br />

volgorde. Hierdoor vermijdt u dat u ongewenst toch een systeem in de<br />

antwoordmogelijkheden steekt.<br />

- Maak de alternatieven allemaal ongeveer even lang (max. 10 woorden).<br />

- Alle afleiders hebben hetzelfde uitgangspunt, dezelfde grammaticale structuur als het goede<br />

antwoord.<br />

- Antwoordalternatieven zoals ‘geen van bovengenoemde’, ‘alle bovengenoemde’ zijn niet<br />

wenselijk.<br />

- De verschillen tussen de alternatieven zijn best niet te groot.<br />

- Zorg ervoor dat de formulering niet in een bepaalde richting wijst. De woorden ‘altijd’ en ‘nooit’<br />

wijzen bijna altijd op afleiders. Er zijn immers voor heel veel dingen uitzonderingen. Absolute<br />

woorden geven daarom vaak aan dat ze niet het goede antwoord zijn.<br />

- Hou het aantal gegevens per zin klein.<br />

- Vermijd in de alternatieven herhaling van zaken die u ook één maal in de stam kunt zetten.<br />

- Als de alternatieven uit hele zinnen bestaan, beginnen ze met een hoofdletter en eindigen ze<br />

met een punt.<br />

- Als de stam doorloopt in de alternatieven, beginnen de alternatieven met een kleine letter en<br />

eindigen ze met een punt.<br />

- Bij een opsomming beginnen de alternatieven met een kleine letter en eindigen ze zonder<br />

punt.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 34


5. Taalgebruik bij het formuleren van stam en alternatieven<br />

Zie voor <strong>taal</strong>gebruik vooral bij situatie 4, vanaf p.16.<br />

6. Controlelijst meerkeuzevragen<br />

Algemeen:<br />

- Lees en beantwoord de vraag zonder naar de sleutel te kijken.<br />

- Als uw antwoord fout is, ligt dat aan de vraag.<br />

Controleer hiervoor of:<br />

er wel een goed antwoord is,<br />

er misschien meerdere goede antwoorden zijn,<br />

de vraag onduidelijkheden bevat,<br />

de alternatieven onduidelijkheden bevatten.<br />

- Voer dezelfde controle ook uit als uw antwoord goed is.<br />

- Is de vraag belangrijk genoeg om te stellen? (Is het een hoofdzaak, past de vraag in de<br />

toetsmatrijs?)<br />

- Meet de vraag ook wat de beoordelaar wil meten? (is het doel duidelijk?)<br />

De stam:<br />

- Bevat de stam een duidelijke vraag of opdracht?<br />

- Bevat de stam voldoende informatie om de vraag te kunnen beantwoorden?<br />

- Bevat de stam geen overbodige informatie?<br />

- Is de stam precies, beknopt, grammaticaal juist geformuleerd?<br />

- Bevat de stam geen dubbele ontkenning?<br />

- Als de stam toch een ontkenning bevat, is dat dan duidelijk zichtbaar gemaakt?<br />

De alternatieven:<br />

- Hebben alle afleiders enige plausibiliteit? Zijn ze geloofwaardig?<br />

- Wordt in het goede antwoord niet een term uit de stam herhaald?<br />

- Staan er geen woorden als ‘altijd, ‘nooit’ in?<br />

- Ontstaan er geen dubbele ontkenning tussen de stam en één of meerdere alternatieven?<br />

- Sluiten de alternatieven grammaticaal en inhoudelijk goed aan op de stam?<br />

- Bevatten de alternatieven geen herhaling uit de stam of van elkaar?<br />

- Zijn de alternatieven logisch gerangschikt?<br />

- Zijn de alternatieven voldoende van elkaar te onderscheiden?<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 35


Situatie 3: Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet niet op onderdeel 3, <strong>taal</strong>niveau Nederlands.<br />

Het gaat bij de vragen 3.1 en 3.2 niet om de afzonderlijke vragen of opdrachten maar om het globale<br />

oordeel over het niveau van het examen.<br />

Er mag geen verschil zijn tussen het <strong>taal</strong>niveau dat een kandidaat moet hebben om een functie uit te<br />

voeren en het <strong>taal</strong>niveau dat hij moet hebben om een (wervings)examen af te leggen. Een examen<br />

mag in talig opzicht niet onnodig moeilijk zijn of moeilijker zijn dan het <strong>taal</strong>gebruik dat iemand nodig<br />

heeft bij het uitvoeren van een job.<br />

Er kan eveneens een verschil zijn tussen het <strong>taal</strong>niveau van een tekst en het reële <strong>taal</strong>niveau van een<br />

lezer. Een handleiding van een bedieningsmachine is doorgaans opgesteld in complex <strong>taal</strong>gebruik,<br />

terwijl de bediening ervan misschien zeer eenvoudig is.<br />

Met behulp van het CEFR 3 , het bijgevoegde ‘beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling’ en de ‘can-do<br />

formuleringen’ van ALTE 4 kunt u het niveau Nederlands van een functie proberen in te schatten. De<br />

uitgangspunten hiervoor zijn de competenties die in een functie of een beroepssituatie vereist zijn. Dit<br />

geeft slechts een inschatting van wat iemand per niveau Nederlands moet kunnen in <strong>taal</strong> voor de<br />

vaardigheden: begrijpen (luisteren en lezen), spreken en schrijven. Hieraan kunt u het vereiste niveau<br />

Nederlands koppelen.<br />

De beschreven niveaus zijn A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Bijlage 2 toont u welke modules Nederlands<br />

als tweede <strong>taal</strong> (NT2) hiermee overeenkomen.<br />

Nadat het niveau Nederlands is ingeschat, kunt u het <strong>taal</strong>vaardigheidsniveau van een examen of van<br />

een tekst aanpassen, nl. woordgebruik, complexiteit van zinnen, lengte van teksten, …<br />

Voorbeelden:<br />

- Een schriftelijk examen wordt onnodig moeilijk wanneer het teksten bevat die langer zijn dan<br />

de teksten die in de beroepscontext gebruikt worden.<br />

- Een schriftelijk examen wordt onnodig moeilijk wanneer het teksten bevat die een complexere<br />

zinsbouw of woordenschat hebben dan de teksten die in de beroepscontext gebruikt worden.<br />

- Een schriftelijk examen of een tekst wordt onnodig moeilijk wanneer de deelnemer bepaalde<br />

situaties gedetailleerd moet beschrijven die hij in de beroepssituatie wel moet herkennen maar<br />

niet schriftelijk hoeft te benoemen.<br />

- Een schriftelijk examen wordt onnodig moeilijk wanneer een deelnemer een mogelijke aanpak<br />

van een probleem in een functie nooit schriftelijk moet noteren maar tijdens het examen wel.<br />

Let wel! Het bepalen van een instapniveau is een moeilijke en ook een tijdrovende opdracht. De bijgevoegde<br />

beschrijving is slechts een handvat om het globale <strong>taal</strong>niveau in te schatten. Een <strong>taal</strong>kundige kan u hierin<br />

wellicht veel beter op weg zetten. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf of een organisatie een cursus Nederlands op<br />

de werkvloer organiseert, dan kan de <strong>taal</strong>docent of <strong>taal</strong>coach u hierin beter ondersteunen.<br />

Ook de beoordeling van sommige aspecten van het <strong>taal</strong>gebruik van de deelnemer mag niet onnodig<br />

zwaar zijn.<br />

Voorbeeld:<br />

- Een kandidaat moet in een beroepssituatie nauwelijks schrijven. Het vereiste<br />

schrijfvaardigheidsniveau kan op basis van de vereiste beroepscompetenties geschat zijn op<br />

B 1 of RG 2 (Zie bijlage CEFR). De beoordelingscriteria bij het examen moeten dan bvb ook<br />

aantonen dat spelling en grammatica niet belangrijk zijn bij de beoordeling.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

3<br />

CEFR: Common European Framework of Reference for Languages - CEF (of het Gemeenschappelijk Europees<br />

Referentiekader van moderne vreemde talen)<br />

4<br />

ALTE (Association of Language Testers in Europe)<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 36


Situatie 4:<br />

Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet niet op onderdeel 4: introductie, vormgeving, vragen, zinnen en<br />

teksten, woorden.<br />

Luik 4 van dit instrument gaat over de tekst zelf, de vormgeving en het <strong>taal</strong>gebruik in het examen of<br />

de tekst. Ook de instructies voorafgaand aan een examen worden in dit luik opgenomen.<br />

1. Introductie<br />

- Is er een introductie bij het examen?<br />

Tekstbegrip wordt bevorderd als een lezer weet waarover het gaat en als hij weet wat er van<br />

hem verwacht wordt. Wanneer er geen introductie bij een examen is, weet een lezer of een<br />

kandidaat niet wat er van hem verwacht wordt.<br />

In de introductie neemt volgende elementen op:<br />

opbouw van het examen<br />

de duurtijd<br />

de procedure<br />

de beoordelingswijze<br />

een aantal oefenvragen<br />

eventueel een lijst met FAQ’s (veel gestelde vragen). Minder assertieve mensen zullen<br />

niet snel geneigd zijn om vragen te stellen in een groep. Op deze manier hebben ze toch<br />

de nodige informatie.<br />

Bij een gewone schriftelijke tekst hoeft u niet noodzakelijk een introductie te voegen.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Is de introductie duidelijk?<br />

Het <strong>taal</strong>gebruik van de introductie moet passen bij het <strong>taal</strong>gebruik van het examen. Let op de<br />

punten die hieronder vermeld staan: vormgeving, tekst, zins- en woordgebruik. Let ook op de<br />

gebruikte instructie<strong>taal</strong>.<br />

Een introductie is duidelijk wanneer:<br />

de lay-out verzorgd is<br />

de inhoud volledig is (opbouw, duur, procedure, beoordelingswijze, …)<br />

een aantal oefenvragen vermeld zijn<br />

het <strong>taal</strong>gebruik duidelijk is (dit is wanneer onderstaande tips over zinnen en woorden zijn<br />

toegepast)<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 37


2. Vormgeving<br />

- Is de lay-out duidelijk, functioneel?<br />

Een goede lay-out ondersteunt het tekstbegrip. Een onduidelijke lay-out kan verwarrend<br />

werken en kan de kandidaat veel tijd kosten. Een voorbeeld werkt verhelderend. Zet een<br />

voorbeeldvraag bij (ieder onderdeel van) een examen.<br />

Geef bij de vragen van een examen ook aan hoeveel punten een kandidaat kan verdienen.<br />

Aandachtspunten zijn:<br />

Het lettertype is eenduidig. Bepaalde lettertypes lezen gemakkelijker dan andere.<br />

Bijvoorbeeld: ‘Verdana 11 pt.’ is een zeer courante en duidelijk leesbare letter.<br />

De vragen zijn duidelijk van elkaar gescheiden.<br />

Vraag, antwoord en illustratie staan op één pagina.<br />

De nummering is logisch en overzichtelijk.<br />

Verwijzingen in vragen naar teksten en afbeeldingen zijn juist.<br />

De interpunctie is duidelijk en correct.<br />

Vragen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Zijn er foto’s en tekeningen bij de tekst? Zijn de foto’s en tekeningen duidelijk en<br />

functioneel?<br />

Foto’s en tekeningen zorgen voor een betekenisvol kader en creëren mee de context. Ze<br />

ondersteunen het begrip van tekst en <strong>taal</strong>. Dit geeft laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers de kans om<br />

sneller verbanden te leggen en meer inzicht te krijgen in een geschreven opdracht,<br />

procedures of een opeenvolging van werkinstructies. Let er evenwel op dat u het beeld en de<br />

<strong>taal</strong> samen aanbiedt. Door beelden te koppelen aan <strong>taal</strong> zullen die beelden ook achteraf op<br />

een betekenisvolle manier het gebruik van <strong>taal</strong> begeleiden. Als die beelden oorspronkelijk los<br />

van <strong>taal</strong> worden aangeboden, dan zal de koppeling beeld/<strong>taal</strong> achteraf veel moeilijker zijn.<br />

Zorg er wel voor dat de beelden effectief naar iets verwijzen. Wanneer ze louter dienen om de<br />

boel op te vrolijken, kunt u ze beter weglaten.<br />

Aandachtspunten zijn:<br />

Gebruik altijd foto’s van goede kwaliteit. Deze kwaliteit kan verloren gaan bij het<br />

fotokopiëren. Dan wordt de foto of illustratie onbruikbaar.<br />

Zet vragen/tekst en bijhorende illustraties op dezelfde pagina.<br />

Zorg ervoor dat er bij elke vraag of liefst bij zoveel mogelijk vragen illustraties staan.<br />

Laag<strong>taal</strong>vaardige lezers zullen geschreven <strong>taal</strong>gebruik vlugger begrijpen wanneer er<br />

een koppeling gemaakt wordt tussen woorden en beelden.<br />

Zorg ervoor dat er in examens bij zoveel mogelijk vragen functionele illustraties<br />

staan. Ga na of de illustratie echt past bij de vraag.<br />

Wanneer u een geschreven tekst moet aanbieden, zorg dan voor voldoende foto’s,<br />

zodat het een soort beeldverhaal wordt.<br />

Voorbeelden:<br />

o Voeg bij het veiligheidsreglement foto’s die woorden of begrippen of een<br />

opeenvolging van handelingen, verduidelijken.<br />

o Hang foto’s en tekeningen op met begeleidende tekst (slechts enkele korte<br />

zinnen) op de werkplek. Geef dit eventueel ook mee aan de laag <strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemer.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 38


o Voeg foto’s bij een handleiding of een gebruiksaanwijzing van machines of<br />

grondstoffen.<br />

o Hang ook wandplaten en foto’s met namen (van producten, gereedschappen,<br />

machines) op plaatsen waar laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers hun instructies krijgen.<br />

Dikwijls krijgen ze hun dagelijkse instructies op een algemene werkplek en niet op<br />

de werkplek waar ze hun specifieke taak uitvoeren of waar hun materiaal<br />

aanwezig is. Op deze manier kan men tijdens het geven van instructies steeds<br />

verwijzen naar de foto’s of de wandplaten.<br />

Visualiseer veel gebruikte procedures.<br />

Maak een beeldverhaal van gebruiksaanwijzingen.<br />

Maak een overzicht van de meeste gebruiksaanwijzingen. Visualiseer zo veel mogelijk<br />

stappen met duidelijke foto’s en tekeningen. Maak een opeenvolging van de verschillende<br />

stappen met foto’s. Pas de tekst, de zinnen en de woordenschat aan door gebruik te<br />

maken van de tips bij punt 4.<br />

Maak een fotoverhaal van procedures.<br />

Maak een overzicht van de meeste procedures. Visualiseer zo veel mogelijk stappen met<br />

duidelijke foto’s en tekeningen. Maak een opeenvolging van de verschillende stappen met<br />

foto’s. Pas de tekst, de zinnen en de woordenschat aan door gebruik te maken van de tips<br />

bij punt 4.<br />

Voorbeeld: verschillende veiligheidsprocedures, EHBO, …<br />

Creëer voorwaarden op de werkplek om informatie te visualiseren.<br />

Zorg voor mogelijkheden om informatie te visualiseren.<br />

Zorg dat er notitieblokken, een whiteboard of schoolborden op de werkplek zijn. Geef<br />

anderstaligen de kans EN DE TIJD om sommige <strong>taal</strong>elementen op te schrijven. Geef ook<br />

Nederlandssprekenden de kans om hun uitleg te ondersteunen met een schema, of om al<br />

eens een woord op de muur of op een bord te schrijven.<br />

Geef tijd om teksten te visualiseren.<br />

Het ontwikkelen of creëren van bovenvermelde tips kost uiteraard tijd. Geef iemand<br />

tijdelijk wat ruimte en tijd om een beeldverhaal te ontwikkelen van een procedure of om<br />

geschikte foto’s te zoeken en op te hangen in de werkruimte.<br />

Zet de schriftelijke context om in handelingen.<br />

Wanneer een werknemer een nieuwe techniek moet leren of een nieuwe machine moet<br />

uittesten, geef dan zelf de opdracht aan de machine en vertel telkens wat u precies doet. Op<br />

deze manier heeft de laag<strong>taal</strong>vaardige een duidelijk beeld van wat hij moet doen en hoort hij<br />

de uitleg in het Nederlands.<br />

Geef hem geen instructieboekje of handleiding, maar demonstreer en toon de instructies.<br />

Benoem exact wat u doet.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 39


3. Vragen (Voor teksten: niet van toepassing.)<br />

- Zijn de vragen ondubbelzinnig?<br />

Een kandidaat moet precies weten wat er van hem verwacht wordt. Voor minder <strong>taal</strong>vaardige<br />

kandidaten is het zeker belangrijk dat u een vraag zo expliciet mogelijk formuleert.<br />

Als u zelf het examen hebt opgesteld, bent u niet de persoon om te oordelen over de<br />

helderheid van de vraagstelling. Denk maar aan het feit dat u ook zelden fouten ziet in teksten<br />

die u zelf schrijft.<br />

Leg het examen daarom voor aan een neutraal iemand, niet iemand van hetzelfde vakgebied.<br />

Deze persoon moet niet het juiste antwoord kunnen geven, hij moet wel begrijpen wat er<br />

gevraagd wordt.<br />

Niet: In welke volgorde moet u, bij het demonteren van een accu, de klemmen afnemen?<br />

Wel: Je demonteert een accu. In welke volgorde neem je de klemmen weg?<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Worden er in een vraag meerdere opdrachten tegelijk gegeven?<br />

In één vraag geeft u slechts één opdracht. Voor minder <strong>taal</strong>vaardige kandidaten is dit extra<br />

van belang omdat de kans bestaat dat ze de vraag anders slechts gedeeltelijk zullen<br />

beantwoorden.<br />

Niet: Je moet in Limburg een vracht gaan leveren. Je rijdt het eerste uur tegen 90 km per<br />

uur, de volgende 20 km tegen 70 km per uur. Je rijdt daarna nog 15 minuten tegen 60<br />

km per uur. Je bereikt nu je bestemming, levert je vracht af en je rijdt terug naar de<br />

stelplaats. Hoeveel km heb je in to<strong>taal</strong> afgelegd? Hoelang heb je gereden?<br />

Wel: Hoeveel km moet je rijden?<br />

Je rijdt eerst een uur aan 90 km. Je rijdt dan 20 km aan 70 km per uur. Je rijdt daarna<br />

nog 15 minuten aan 60 km per uur. Dan kom je aan.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Worden er (dubbele) ontkenningen gebruikt?<br />

Negatieve vragen kunnen tot misverstanden leiden, formuleer daarom de vragen positief.<br />

Niet: Wat is geen functie van x?<br />

Wel: Wat is de functie van x?<br />

Niet: Waarom is het belangrijk dat je bij een defecte zekering, geen zekering gebruikt met<br />

een hogere weerstand?<br />

Wel: Je vervangt een kapotte zekering. Je gebruikt een zekering met een hogere<br />

weerstand. Wat kan er fout gaan?<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 40


- Is alle omringende tekst nodig?<br />

Bij tekstbegrip spelen vaardigheden als <strong>taal</strong>kennis, achtergrondinformatie en eigen<br />

opvattingen een rol. Alle informatie die u geeft, kan verkeerd geïnterpreteerd worden. Stel<br />

uzelf daarom volgende vragen: Is de informatie functioneel? Wat kan het effect van de extra<br />

informatie zijn?<br />

Niet: De buurman is zuinig. Hij verbruikt maar 8 m³ per jaar. Hoeveel water is dat?<br />

A. 8 liter<br />

B. 80 liter<br />

C. 800 liter<br />

D. 8000 liter<br />

Het is niet duidelijk wat de functie van de inleidende zin is in relatie tot het gevraagde.<br />

De woorden ‘zuinig’ en ‘maar’ kunnen bij de kandidaat de indruk wekken dat het om<br />

een laag getal moet gaan, waardoor hij voor A kiest.<br />

Wel: Hoeveel liter is 8m³?<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Staan alle bij elkaar horende vragen, illustraties en antwoorden op één pagina?<br />

Om verwarring te voorkomen, zet u het best vragen/illustraties en antwoorden die bij elkaar<br />

horen op één pagina. Het is niet handig om telkens van de éne pagina naar de andere te<br />

wippen om vraag en antwoord te lezen.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 41


4. Zinnen en teksten<br />

Vereenvoudig en herschrijf veel gebruikte teksten: formulieren, gebruiksaanwijzingen,<br />

schema’s, brieven, …<br />

- Is de context voor alle kandidaten bekend?<br />

Kandidaten of werknemers mogen door verschillen in voorkennis of cultuur niet bevoordeeld<br />

of benadeeld worden.<br />

Ga na of de context voor iedereen die deze tekst moet lezen duidelijk en gekend is.<br />

Verbanden die voor u (een leidinggevende, een ervaren werknemer, iemand die al jarenlang<br />

op dezelfde werkplek werkt, …) duidelijk zijn, zijn niet altijd voor iedereen duidelijk. Pas indien<br />

nodig de context aan zodat die door iedereen gekend kan zijn of geef bijkomende informatie<br />

over de context.<br />

Niet: Hoeveel % mag je een vuilniswagen overladen?<br />

Deze vraag is moeilijk te beantwoorden wanneer je niet bij een ophaaldienst werkt.<br />

Niet: Wie staat aan het hoofd van het stadspersoneel?<br />

Mensen die (nog) niet bij een overheid werken, hoeven dit niet te weten.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Past de instructie<strong>taal</strong> van het examen of de opdracht bij de <strong>taal</strong> van de functie?<br />

In schriftelijke examens of opdrachten wordt geregeld gebruik gemaakt van typisch schoolse<br />

instructie<strong>taal</strong>. Deze instructie<strong>taal</strong> kan een beroep doen op <strong>taal</strong>vaardigheid die niet relevant is<br />

voor een bepaalde functie. Vooral voor kandidaten die geen Nederlandstalige vooropleiding<br />

genoten hebben, kan dit voor problemen zorgen. U kunt de vragen ook anders formuleren.<br />

Niet: Motiveer je antwoord. Licht je antwoord toe.<br />

Wel: Waarom denk je dat? Waarom is dat zo?<br />

Niet: Mijn motivatie voor deze werkwijze is …. Toelichting bij de instructie.<br />

Wel: Waarom doen we dit zo? Waarom is dat zo?<br />

Niet: Geef aan wat u het beste kunt doen?<br />

Wel: Wat kunt u het beste doen?<br />

Niet: Wat verstaat men onder …? OF Men verstaat onder ….<br />

Wel: Wat is …? Wat zijn …? OF Dit is …? Dit zijn …?<br />

Wanneer instructies op verschillende manieren geformuleerd worden, kan dat ook voor<br />

verwarring zorgen. Gebruik geen synoniemen om hetzelfde te zeggen.<br />

Niet: oplossing/resultaat/antwoord/…<br />

Wel: Kies steeds hetzelfde woord om hetzelfde te vragen, vb ‘antwoord’<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 42


- Worden er onnodig lange teksten gebruikt?<br />

Teksten in het examen mogen niet langer zijn dan teksten die een kandidaat leest voor zijn<br />

werk. Bovendien moet er geen informatie in staan die niet functioneel is voor het<br />

beantwoorden van de vragen.<br />

Gebruik geen onnodig lange teksten.<br />

Is de tekst die u aanbiedt aan de werknemer noodzakelijk bij de uitvoering van zijn werk? Is<br />

alle informatie functioneel voor de uitvoering van zijn taak of het werk in het algemeen?<br />

Bekijk of u passages kunt schrappen.<br />

Geef alleen informatie die belangrijk is of geef deze informatie pas op het moment dat dit<br />

belangrijk is.<br />

Breng een duidelijke structuur aan in de tekst.<br />

Breng een duidelijke en visuele structuur aan in de tekst. Zorg voor titels en ondertitels,<br />

een introductie, een duidelijke lay-out met tussentitels.<br />

Duid belangrijke woorden in vet aan of onderlijn ze.<br />

Structureer de inhoud van de tekst met alinea’s en witregels. Dit geeft afgebakende<br />

gehelen aan en zorgt eveneens voor rustpunten tijdens het lezen.<br />

Bouw een tekst op in logische stappen en vertrek hierbij vanuit de voorkennis van de<br />

lezer. Verwijs naar wat de lezer al weet van het onderwerp. Op deze manier zal iemand<br />

met minder kennis van het Nederlands gemakkelijker nieuwe informatie opnemen.<br />

Standaardiseer veel gebruikte tekstsoorten: formulieren, schema’s, roosters, brieven,<br />

formuleringen.<br />

Gebruik dezelfde structuur bij veel gebruikte formulieren en roosters.<br />

Maak een overzicht van veel gebruikte formulieren. U kunt bij verschillende formulieren<br />

gebruik maken van dezelfde hoofding, dezelfde terminologie en woorden, dezelfde<br />

structuur. Op deze manier moeten werknemers slechts 1 keer de terminologie leren van<br />

complexe invulformulieren of roosters.<br />

Pas de tekst, de zinnen en de woordenschat aan en gebruik de vermelde tips.<br />

Bied zelf een duidelijke en eenvoudige structuur aan wanneer werknemers zelf<br />

formulieren en roosters moeten ontwikkelen.<br />

Wanneer u zelf een structuur aangeeft, dan past deze structuur in het geheel van de<br />

aanpassingen en verbeteringen die u doorvoert. Wanneer werknemers op de hoogte zijn<br />

van de tips, dan kunnen ze uiteraard de structuur zelf opstellen.<br />

Gebruik gestandaardiseerde brieven/mededelingen.<br />

Maak een overzicht van veel gebruikte inhoudelijke briefsoorten. Voorbeeld: uitnodiging<br />

voor een vorming, bedrijfsmededeling, wijziging van een reglement … U kunt bij deze<br />

teksten eenvoudige formuleringen gebruiken die in de meeste brieven kunnen terugkeren.<br />

U kunt ook dezelfde hoofding, dezelfde terminologie en woorden, dezelfde structuur<br />

gebruiken.<br />

Pas de tekst, de zinnen en de woordenschat aan en gebruik de hierboven vermelde tips.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 43


- Worden er onnodig lange zinnen gebruikt?<br />

Tips:<br />

- Maak zinnen van maximaal 10 woorden.<br />

Niet: Hoeveel is de maximaal toegelaten snelheid op een autoweg binnen de<br />

bebouwde kom, als er geen verkeersborden de snelheid bepalen?<br />

Wel: Je rijdt op een autoweg in de stad. Er staan geen borden. Hoe snel mag je<br />

rijden?<br />

- Zet het onderwerp voorop in de zin.<br />

Niet: Voor de muur naast het hek moet u een stelling plaatsen.<br />

Wel: U plaatst een stelling voor de muur naast het hek.<br />

- Gebruik geen passieve constructies, of liefst zo weinig mogelijk.<br />

Niet: U wordt uitgenodigd.<br />

Wel: De werkgever nodigt u uit.<br />

- Maak de zinnen zo directief mogelijk.<br />

Niet: U kunt overwegen om … Het is aangeraden om …<br />

Wel: U moet …<br />

- Formuleer kort en duidelijk.<br />

Niet: Het aantal deelnemers is aanzienlijk gestegen.<br />

Wel: Er zijn meer deelnemers.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Worden er complexe zinnen gebruikt?<br />

Zinnen in een examen, een opdracht of een tekst mogen niet complexer zijn dan zinnen die<br />

een kandidaat nodig heeft op of voor zijn werk.<br />

Zinnen zijn complex door het gebruik van voegwoorden om hoofdzinnen samen te voegen.<br />

Voorbeeld: Hij is een fantastische man, maar hij kan ook verschrikkelijk moeilijk doen.<br />

Zinnen zijn complex door het gebruik van voegwoorden om een hoofdzin en bijzin samen te<br />

voegen.<br />

Voorbeeld: Hij heeft echt slecht gewerkt, hoewel hij meestal wel het goede antwoord kent.<br />

Zinnen worden ook complex door het gebruik van meerdere verwijswoorden. Formuleer<br />

daarom korte krachtige zinnen met een duidelijke opbouw.<br />

Niet: De spanning, die men, wanneer de opstelling zich in een magnetisch veld bevindt, kan<br />

meten.<br />

Niet: De timmerlieden zijn niet allemaal competent. Dit probleem is al vaker gesignaleerd.<br />

Ook tussen de kwaliteiten van de metselaars bestaan grote verschillen. Het doet zich<br />

ook voor in andere sectoren.<br />

De afstand tussen het verwijswoord ‘het’ en ‘probleem’ waarnaar verwezen wordt, is<br />

hier te groot. Beter is om het woord ‘probleem’ te herhalen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 44


Niet: Afgebeeld is een thermostaat. Waarvoor wordt de grootste kracht geleverd als deze<br />

thermostaat sluit.<br />

Wel: Op de tekening staat een thermostaat. De thermostaat sluit. Wat levert de grootste<br />

kracht?<br />

Niet: Als er zwarte rook uit de uitlaat komt, kan dit te wijten zijn aan …<br />

Wel: Er komt zwarte rook uit de uitlaat. Hoe komt dat?<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

Let wel!!!<br />

De tips en adviezen die u hier hebt gelezen, gaan over het vereenvoudigen van zinnen en teksten.<br />

Vóór u zelf overgaat tot het vereenvoudigen van een tekst toch nog twee slotopmerkingen:<br />

- Zelf een tekst aanpassen houdt ook een risico in. Wijzigingen aanbrengen aan zinslengte en<br />

woordenschat kan een tekst soms ook moeilijker maken. Zorg ervoor dat u niet te veel<br />

informatie steekt in korte onnatuurlijke zinnen.<br />

- Wanneer u de tekst aanpast, kunnen er ook belangrijke nuanceringen of verbanden verloren<br />

gaan. Zorg dat het tekstbegrip niet verloren gaat omdat de verbanden tussen de zinnen niet<br />

duidelijk zijn. Laat daarom ook de aangepaste tekst nalezen door een objectieve neutrale<br />

persoon.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 45


5. Woorden<br />

- Zijn de gebruikte vak<strong>taal</strong>woorden nodig?<br />

Vak<strong>taal</strong>woorden tonen vakkennis. In de praktijk blijkt dat in examens en opdrachten soms<br />

vak<strong>taal</strong>woorden voorkomen die niet horen bij de functie waarvoor het examen is bedoeld, of<br />

die enkel kunnen gekend zijn door mensen die al in die bepaalde functie bij een werkgever<br />

werken.<br />

Hetzelfde geldt voor teksten. Soms moet iemand een gebruiksaanwijzing of een instructieblad<br />

lezen met een opsomming van vaktermen die hij in zijn praktijk nooit nodig heeft.<br />

Niet: Wanneer moet je de bandenspanning meten?<br />

Kandidaten moeten weten wanneer ze de bandenspanning moeten meten. Ze hoeven<br />

het woord ‘bandenspanning’ niet te kennen in het Nederlands.<br />

Vermijd daarom onnodig vakjargon.<br />

Werknemers hebben uiteraard vakjargon nodig bij hun dagelijkse taakuitvoering. Let er wel op<br />

dat in schriftelijke teksten enkel die woorden voorkomen die een werknemer ook moet kennen<br />

voor zijn werk.<br />

Voorbeeld: In gebruiksaanwijzingen staan veel specifieke woorden en vaktermen die een<br />

werknemer niet hoeft te kennen. Hij moet doorgaans wel het gebruik van een machine of een<br />

product kennen, hij moet met het product of de machine kunnen werken. Hij hoeft daarom niet<br />

de vakterminologie te kennen.<br />

o Gebruik enkel vaktermen die relevant zijn.<br />

o Herschrijf daarom moeilijke handleidingen en gebruiksaanwijzingen.<br />

o Gebruik een eenvoudige structuur, stapsgewijs, met eenvoudige zinnen, weinig<br />

vakjargon.<br />

o U kunt ook specifieke vaktermen omschrijven.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Worden er moeilijke woorden gebruikt?<br />

Het gebruik van veel voegwoorden kan zinnen complex maken. Bovendien kunnen sommige<br />

voegwoorden die vooral in schrijf<strong>taal</strong> voorkomen voor problemen zorgen.<br />

Niet: ofschoon, mits, doch, teneinde, noch … noch, zowel … als, …<br />

Wel: hoewel, als, maar, om, …<br />

Samengestelde woorden kunnen eveneens problemen opleveren en kunt u vervangen door<br />

eenvoudigere woorden.<br />

Niet: personenauto, de openbare verlichting, …<br />

Wel: auto, de lichten in de straat, …<br />

Niet: de zichtbaarheid is 5 meter,<br />

Wel: je kunt 5 meter ver zien,<br />

Constructies met voorzetsels zoals hieronder zijn archaïsch en kunt u het best vermijden.<br />

Niet: door middel van, met betrekking tot, ten behoeve van,<br />

Wel: door, over of voor, voor, …<br />

Ook werkwoorden met een vast voorzetsel kunnen problemen geven.<br />

Niet: Die problemen komen niet vaak voor. Gebruik maken van, een mededeling doen, …<br />

Wel: Die problemen zijn er niet vaak. Gebruiken, meedelen of zeggen, …<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 46


Ook constructies waarin werkwoorden voor het zelfstandig naamwoord staan, zijn moeilijk.<br />

Niet: Alle door de werkgever toegezegde afspraken …<br />

Wel: Alle afspraken die de werkgever heeft toegezegd.<br />

Niet: Het door u te storten bedrag is 200 euro.<br />

Wel: U moet 200 euro storten.<br />

Vervang beroeps<strong>taal</strong> door eenvoudige alledaagse woorden.<br />

Niet: asbest verwijderen<br />

Wel: asbest wegnemen<br />

Vereenvoudig zoveel mogelijk moeilijke begrippen.<br />

Niet: werkzaamheden, beleidsrichtlijnen, woonachtig, …<br />

Wel: werk, regels of instructies, woon, …<br />

Als woorden niet te vervangen of te vereenvoudigen zijn, omschrijf ze dan. Maar gebruik geen<br />

kinderlijke <strong>taal</strong>.<br />

Voorbeeld: veiligheidsharnas, dit is om je lichaam te beschermen …<br />

Gebruik geen holle woorden, woorden zonder betekenis, typische zinswendingen.<br />

Niet: melden, wij rekenen op, eventuele vragen, een bepaalde activiteit, aanwezigheid, u<br />

kunt terecht bij, onvoorziene omstandigheden, tijdig, gelieve, indien mogelijk, …<br />

Gebruik spreek<strong>taal</strong>, geen schrijf<strong>taal</strong>.<br />

Niet: steeds, omstandigheid, schrijfgerief, tijdig, vaker, voldoende, …<br />

Wel: altijd, situatie, pen en papier, op tijd, meer, genoeg, …<br />

Gebruik zoveel mogelijk transparante woorden. Sommige woorden zijn makkelijker omdat ze<br />

in verschillende talen ongeveer hetzelfde klinken.<br />

Niet: ongeval, verbetering, …<br />

Wel: accident, correctie, …<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Worden er typisch Nederlandse uitdrukkingen en beeldspraak gebruikt?<br />

Voor een anderstalige leveren Nederlandse uitdrukkingen en beeldspraak problemen op. Hij<br />

kent de uitdrukking niet en zal de betekenis van een woord proberen afleiden uit de letterlijke<br />

betekenis.<br />

Niet: de spits afbijten, de spanning is om te snijden, …<br />

Wel: beginnen, er is veel spanning/stress, …<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 47


- Staan er afkortingen in?<br />

De meeste anderstaligen kennen de gebruikelijke Nederlandse afkortingen niet. Schrijf<br />

daarom altijd alles voluit, als u de termen echt nodig hebt.<br />

Niet: maw,<br />

Wel: met andere woorden, …<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

- Staan er spelfouten of stijlfouten in?<br />

Ook spel- en stijlfouten zorgen voor verwarring bij anderstalige kandidaten.<br />

Let wel!!!<br />

Niet: Hoe herkent u en doorsnijdingsvlak?<br />

Wel: Hoe herkent u een doorsnijdingsvlak?<br />

De tips en adviezen die u hier hebt gelezen, gaan over het vereenvoudigen van woorden.<br />

Voor u zelf overgaat tot het vereenvoudigen twee slotopmerkingen:<br />

- Zelf het woordgebruik aanpassen houdt ook een risico in. Wijzigingen aanbrengen aan<br />

vakjargon en beschrijvingen geven van woorden, kan een tekst soms ook moeilijker maken.<br />

- Wanneer u het woordgebruik aanpast, kunnen er ook belangrijke nuanceringen of verbanden<br />

verloren gaan. Zorg dat het tekstbegrip niet verloren gaat omdat u het woordgebruik<br />

verandert. Laat daarom ook de aangepaste tekst nalezen door een neutrale persoon.<br />

Situatie 5: Het schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik voldoet aan alle criteria.<br />

Het examen of de tekst is <strong>taal</strong>kundig aangepast aan het niveau van laag<strong>taal</strong>vaardige lezers.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 48


Deel 2: Een <strong>taal</strong>rijke context creëren<br />

TIP 1 Visualiseer de schriftelijke context.<br />

TIP 1.1 Gebruik meer foto’s en tekeningen.<br />

Hang meer foto’s en tekeningen op in de werkomgeving.<br />

Het gebruik van foto’s en tekeningen roepen een hele context op die u niet met woorden<br />

hoeft te benoemen. Gebruikt u toch vakjargon dan zullen foto’s en tekeningen betekenis<br />

geven aan onbekende en moeilijke worden. U hoeft de woorden niet weg te laten, maar<br />

het <strong>taal</strong>gebruik wordt toegankelijker via het visualiseren van de <strong>taal</strong>. Werknemers kunnen<br />

zo gemakkelijker zowel de inhoud als de <strong>taal</strong> begrijpen.<br />

Maak naametiketten bij producten, gereedschappen en machines.<br />

Dit is de omgekeerde beweging. Op deze manier worden laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers<br />

steeds geconfronteerd met de juiste naam wanneer ze een gereedschap of een product<br />

moeten nemen. Beeld en <strong>taal</strong> worden gekoppeld.<br />

TIP 2 Geef werknemers de kans om teksten te leren begrijpen.<br />

Zorg voor extra hulpmiddelen op de werkplek.<br />

Zorg dat er op verschillende werkplekken woordenboeken, verklarende woordenlijsten,<br />

een tekstverwerkingssysteem met spellingscontrole, beeldmateriaal, video’s, … aanwezig<br />

zijn. Zo kunnen werknemers ook zelf op zoek gaan naar handvatten of betekenissen<br />

wanneer ze iets niet begrijpen.<br />

Suggesties voor woordenboeken: ‘van Dale Basiswoordenboek’’ en het van Dale<br />

pocketwoordenboek Nederlands voor Anderstaligen’. Deze woordenboeken bevatten<br />

uiteraard geen vak<strong>taal</strong>, maar cursisten Nederlands vinden het handige<br />

gebruiksinstrumenten.<br />

Geef informatie aan Nederlandssprekenden.<br />

Geef collega’s van laag<strong>taal</strong>vaardige medewerkers informatie over hoe ze hun schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik beter kunnen verzorgen. Dit kan in een vorming of tijdens een werkoverleg.<br />

TIP 3 Ondersteun schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik met mondelinge uitleg.<br />

TIP 3.1 Geef teksten zoveel mogelijk op de plaats van uitvoering.<br />

Geeft u een medewerker een schriftelijke tekst, ga dan naar de plaats waar hij een bepaalde<br />

opdracht moet uitvoeren of waar een bepaalde procedure van toepassing is. Daar kunt u<br />

bovendien duidelijker uitleggen wat hij precies moet doen of wat de procedure precies inhoudt.<br />

Op de werkplek zijn idealiter ook wandplaten, foto’s, handboeken, en andere hulpmiddelen<br />

aanwezig. Door <strong>taal</strong> aan beelden te koppelen zorgt u ervoor dat de medewerker de <strong>taal</strong><br />

gemakkelijker begrijpt.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 49


Voorbeelden:<br />

o Leg de veiligheidsprocedure uit op een werf of een werkplek waar u kunt verwijzen<br />

naar pictogrammen over veiligheid of waar u een demonstratie kunt geven van een<br />

veiligheidsprocedure.<br />

o Leg de gebruiksaanwijzing van een apparaat uit aan dat apparaat.<br />

o Overloop de onthaalbrochure wanneer u een medewerker een rondleiding geeft.<br />

o …<br />

Gebruik deze teksten bij voorkeur nadat u daarover instructies hebt gegeven.<br />

TIP 3.2 Geef altijd een mondelinge toelichting bij schriftelijke teksten.<br />

Omdat in schrijf<strong>taal</strong> dikwijls een andere terminologie wordt gebruikt dan in spreek<strong>taal</strong><br />

(bijvoorbeeld ‘informeren’ in plaats van ‘vertellen’, ‘aansluiten’ in plaats van ‘vastmaken’) is het<br />

belangrijk om de teksten steeds mondeling te overlopen. Ook de hoeveelheid tekst kan een<br />

struikelblok zijn.<br />

Voorbeelden:<br />

o Vertel in een werkoverleg waarover een belangrijke brief over personeelszaken gaat.<br />

o Licht werkroosters toe: welke woorden zijn belangrijk, wat moet de medewerker nu<br />

precies doen, …<br />

Gebruik deze teksten bij voorkeur nadat u daarover instructies hebt gegeven.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 50


Instrument 4 – Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

Met de instrumenten Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik en Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik kunt u het<br />

Nederlands <strong>taal</strong>gebruik analyseren. De tips geven u informatie om het Nederlands toegankelijker te<br />

maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers.<br />

Het instrument Screening mondelinge <strong>taal</strong>vaardigheid screent of het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van de<br />

Nederlandssprekenden in het bedrijf of de organisatie toegankelijk is voor laag<strong>taal</strong>vaardigen.<br />

Handleiding<br />

1. Doel voor de werkgever<br />

De werkgever wil <strong>taal</strong> als struikelblok wegnemen door talige verbeteringen aan te brengen in het<br />

mondeling <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende werknemers die met laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s op<br />

het werk communiceren.<br />

Het mondeling <strong>taal</strong>gebruik omvat een ruime waaier van gesprekken: korte boodschappen begrijpen en<br />

geven, instructies begrijpen en geven, langere interne en/of externe gesprekken voeren, aan<br />

werkoverleg deelnemen, een cursus op opleiding volgen, …<br />

2. Doel van het instrument<br />

Het instrument Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik is een hulpmiddel om te screenen of het<br />

<strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende werknemers toegankelijk is voor hun laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

collega’s. Het instrument zet eveneens aan na te denken over het mondeling <strong>taal</strong>gebruik en kan de<br />

uitvoerder inzichten geven over toegankelijk mondeling <strong>taal</strong>gebruik. Na de screening kunt u met de<br />

tips het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekenden toegankelijker maken voor<br />

laag<strong>taal</strong>vaardigen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 51


3. Inhoud<br />

Het instrument bestaat uit 5 luiken:<br />

Luik 1: het niveau Nederlands<br />

Luik 2: dialect en een duidelijke uitspraak<br />

Luik 3: moeilijk en complex <strong>taal</strong>gebruik<br />

Luik 4: de context<br />

Luik 5: ondersteunende elementen bij communicatie<br />

Het eerste deel van het instrument is een invulformulier. U vult de vragen in: ‘ja’, ‘soms of ‘neen’. Bij<br />

elke vraag vindt u de voortgang van de screening. In deel 2 krijgt u verbeteradviezen. Deze tips kunt<br />

u ook als checklist gebruiken, wanneer u geregeld met laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s op het werk moet<br />

communiceren.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 52


Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik Nederlandssprekenden<br />

Bedrijf/organisatie/afdeling: .……………………………………………………………………………………………<br />

Mondeling <strong>taal</strong>gebruik van: ………………………………………..………………..……………………………………...<br />

Gescreend door: ……………..………………………… Datum………………………………………..<br />

Nederlandssprekende werknemers<br />

1. Niveau Nederlands Ja Soms Neen<br />

Passen de Nederlandssprekende werknemers hun <strong>taal</strong>niveau aan het niveau<br />

van laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers aan?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 1 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

2. Dialect en een duidelijke uitspraak Ja Soms Neen<br />

2.1 Spreken de Nederlandssprekende werknemers op deze werkplek dialect?<br />

Zo ja, ga naar tip 2.1 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

2.2 Spreken de Nederlandssprekende werknemers op deze werkplek duidelijk<br />

(niet mompelen, niet binnensmonds spreken, …)?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 2.2 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

3. Moeilijk en complex <strong>taal</strong>gebruik Ja Soms Neen<br />

3.1 Geven de Nederlandssprekenden op deze werkplek vaak een lange uitleg<br />

of instructie aan laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s?<br />

Zo ja, ga naar tip 3.1 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

3.2 Geven de Nederlandssprekenden op deze werkplek vaak een<br />

ongestructureerde uitleg of instructie aan laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s?<br />

Zo ja, ga naar tip 3.2 en 3.3 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

3.3 Gebruiken de Nederlandssprekenden op deze werkplek vaak complexe<br />

zinnen met moeilijke woorden?<br />

(Bijvoorbeeld: Vooraan in de map die u gisteren kreeg, zit een vragenlijst.<br />

Voor volgende werkzaamheden gelden eventueel deze richtlijnen.)<br />

Zo ja, ga naar tip 3.4 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

3.4 Gebruiken de Nederlandssprekenden op deze werkplek bij het geven van<br />

instructies en informatie vaak formeel <strong>taal</strong>gebruik (stadhuiswoorden)?<br />

Zo ja, ga naar tip 3.4 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

3.5 Gebruiken de Nederlandssprekenden op deze werkplek vaak moeilijke<br />

vak<strong>taal</strong> bij instructies en gesprekken?<br />

Zo ja, ga naar tip 3.5 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 53


4. De context Ja Soms Neen<br />

4.1 Verplaatsen de Nederlandssprekenden op deze werkplek zich naar de<br />

plaats van actie wanneer ze een instructie of uitleg moeten geven?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 4 en 5 en ga vervolgens verder met de<br />

screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.2 Demonstreren de Nederlandssprekenden op deze werkplek hun instructie<br />

of uitleg?<br />

Zo ja, ga naar tip 4 en 5 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Indien neen of soms, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.3 Gebruiken de Nederlandssprekenden op deze werkplek foto’s en<br />

tekeningen, om hun instructie of uitleg te verduidelijken?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 4 en 5 en ga vervolgens verder met de<br />

screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

4.4 Gebruiken de Nederlandssprekenden op deze werkplek ook gebaren<strong>taal</strong><br />

en/of andere strategieën om hun instructies en uitleg te verduidelijken?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 4 en 5 en ga vervolgens verder met de<br />

screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5. Ondersteunende elementen bij communicatie Ja Soms Neen<br />

5.1 Controleren de Nederlandssprekenden op deze werkplek of<br />

laag<strong>taal</strong>vaardigen de instructie of de uitleg hebben begrepen?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 6 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5.2 Stimuleren de Nederlandssprekenden op deze werkplek laag<strong>taal</strong>vaardigen<br />

om Nederlands te spreken? (Bijvoorbeeld: door te laten verwoorden wat ze<br />

doen, waarom ze iets doen, uitnodigen om vragen te stellen, gesprekken<br />

bevorderen tijdens informele momenten.)<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 7 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5.3 Oefenen de Nederlandssprekenden op deze werkplek op voorhand<br />

gesprekken met laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 8 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5.4 Verbeteren de Nederlandssprekenden op deze werkplek de fouten van<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s op een respectvolle manier?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 9 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5.5 Creëren de Nederlandssprekenden op deze werkplek extra kansen voor<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s om hun Nederlands te oefenen?<br />

(Bijvoorbeeld: gecombineerde ploegen, een introductie bij nieuwe<br />

medewerkers, anderstalige verslag laten doen ipv de<br />

Nederlandssprekenden, …)<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 10 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

5.6 Zijn er Nederlandssprekenden aangesteld als <strong>taal</strong>peter of -meter?<br />

Indien neen of soms, ga naar tip 11 en ga vervolgens verder met de screening.<br />

Zo ja, ga verder met de volgende vraag.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 54


Instrument 5: Tips voor toegankelijk mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

<strong>Taalscan</strong><br />

Inventariseren Analyseren Verbeteren<br />

1. Checklisten <strong>taal</strong>gebruik 2. Screening schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik<br />

4. Screening mondeling <strong>taal</strong>gebruik<br />

3. Tips toegankelijk schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

5. Tips toegankelijk mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik<br />

In dit deel vindt u verbeteradviezen om het <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende werknemers<br />

toegankelijker te maken, te verbeteren en te stimuleren. Eerst krijgt u tips om de <strong>taal</strong>context voor<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers te vereenvoudigen. Daarna krijgt u adviezen over het creëren van een<br />

<strong>taal</strong>rijke context. Tot slot vindt u nog een aantal andere tips die niet direct thuis horen in de eerste 2<br />

categorieën, maar die u wel stimuleren om een betere en rijkere <strong>taal</strong>context te creëren.<br />

U vindt hier uitsluitend tips om zelf het <strong>taal</strong>gebruik in uw werkcontext aan te passen, dit wil<br />

zeggen talige acties die de werkgever en de Nederlandssprekende collega’s nemen om het<br />

<strong>taal</strong>gebruik in het bedrijf of de organisatie te verbeteren.<br />

U vindt hier geen tips om het <strong>taal</strong>gebruik van de laag<strong>taal</strong>vaardige of anderstalige werknemer te<br />

verbeteren. Om dit doel te realiseren, organiseert de werkgever het best een cursus Nederlands op<br />

de werkvloer. De <strong>taal</strong>coach of de <strong>taal</strong>docent van de cursus zal dan de checklisten van de <strong>Taalscan</strong> en<br />

de analyse kunnen gebruiken als basis om het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van de anderstalige werknemer<br />

te verbeteren. Hij heeft met dit overzicht een lijst van talige elementen waarmee de anderstalige op<br />

het werk wordt geconfronteerd.<br />

Achteraan vindt u wel een advies voor het management. Het bedrijf kan een aantal <strong>taal</strong>acties<br />

ondernemen om het <strong>taal</strong>gebruik van de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemer te verbeteren.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 55


Tips – Het <strong>taal</strong>gebruik van Nederlandssprekende werknemers verbeteren<br />

1. De <strong>taal</strong>context vereenvoudigen<br />

TIP 1 Maak een inschatting van de noodzakelijke <strong>taal</strong>vaardigheid van een functie.<br />

TIP 1.1 Probeer een zicht te krijgen op het <strong>taal</strong>niveau en de talige competenties van de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s<br />

5 Bijlage 2<br />

6 Bijlage 3<br />

7 Bijlage 4<br />

Probeer een juiste inschatting te maken van het niveau Nederlands en de noodzakelijke talige<br />

competenties van een functie. Dit is geen makkelijke opgave.<br />

U kunt hiervoor de beschrijving van de <strong>taal</strong>niveaus van het Common European Framework<br />

(CEFR) 5 , het beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling 6 en de can-do formuleringen van<br />

ALTE 7 bekijken.<br />

De uitgangspunten hiervoor zijn de competenties die in een functie of een beroepssituatie<br />

vereist zijn. Dit geeft slechts een inschatting van wat iemand per niveau Nederlands moet<br />

kunnen voor de vaardigheden: begrijpen (luisteren en lezen), spreken en schrijven.<br />

De beschreven niveaus zijn A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Bijlage 2 toont u ook welke modules<br />

Nederlands als tweede <strong>taal</strong> (NT2) hiermee overeenkomen.<br />

Met behulp van bijlage 5, het stappenplan om minimale talige competenties van een<br />

functie te bepalen, kunt u ook samen met een procesbegeleider of een <strong>taal</strong>docent<br />

Nederlands een inschatting maken van de talige competenties die iemand idealiter beheerst<br />

bij de uitvoering van een functie.<br />

Let wel! Het bepalen van minimale talige competenties en het niveau Nederlands is een<br />

moeilijke en ook een tijdrovende opdracht. De bijgevoegde beschrijvingen en het<br />

stappenplan zijn slechts handvatten om het globale <strong>taal</strong>niveau in te schatten. Een<br />

<strong>taal</strong>kundige kan u hierin wellicht veel beter op weg zetten. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf of<br />

een organisatie een cursus Nederlands op de werkvloer organiseert, dan kan de <strong>taal</strong>docent of<br />

<strong>taal</strong>coach u hierin beter ondersteunen. U kunt hiervoor ook contact opnemen met het Huis van<br />

het Nederlands Antwerpen.<br />

Onderstaande tips kunnen u zeker op weg helpen om het mondeling <strong>taal</strong>gebruik op de<br />

werkplek toegankelijker te maken voor laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 56


TIP 1.2 Hou ook rekening met de inhoudelijke achtergrond van een laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemer.<br />

Ga ook na of er geen inhoudelijk probleem is in plaats van een <strong>taal</strong>vaardigheidsprobleem.<br />

Wanneer een werknemer nauwelijks iets zegt of moeite heeft om iets te zeggen, dan kan het<br />

ook zijn dat hij inhoudelijk een opdracht of informatie niet begrijpt.<br />

U kunt bijvoorbeeld eerst vragen wat ze al over een onderwerp weten, eventueel uit ervaring<br />

of uit scholing. Voorkennis oproepen en verbanden tussen die voorkennis en de huidige<br />

opdracht/taak expliciet maken, draagt bij tot een beter begrip van de opdracht of de taak.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 2 Spreek duidelijk en algemeen Nederlands.<br />

TIP 2.1 Spreek geen dialect.<br />

Anderstalige werknemers leren tijdens hun Nederlandse lessen het juiste <strong>taal</strong>gebruik<br />

Nederlands en geen dialect. Wanneer zij van hun Vlaamse collega’s een opdracht of<br />

instructie krijgen in het Antwerps of het Oost-Vlaams is het logisch dat ze dit niet altijd<br />

begrijpen. Nederlandssprekenden spreken met laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers het beste<br />

Standaardnederlands. Dit wil niet zeggen dat zij een onnatuurlijk Nederlands moeten praten,<br />

wel dat ze hun <strong>taal</strong>gebruik wat moeten oppoetsen.<br />

Toch werkt dialect in twee richtingen en is het spreken van dialect een wisselwerking tussen<br />

de Vlaamse collega en de anderstalige. Wanneer een Vlaamse collega zich bewust is van zijn<br />

<strong>taal</strong>gebruik, zal hij zijn <strong>taal</strong>gebruik beter kunnen aanpassen in een gesprek met zijn<br />

anderstalige collega. Anderzijds kan de anderstalige werknemer ook wat dialect leren van zijn<br />

Vlaamse collega.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 2.1 Spreek duidelijk.<br />

Sommige werknemers mompelen, spreken binnensmonds, snel of articuleren onvoldoende.<br />

Dit kan voor begripsverwarring zorgen bij anderstalige werknemers die nog niet zo goed<br />

Nederlands kennen. Articuleren of trager spreken zorgt al voor heel wat duidelijkheid.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 57


TIP 3 Maak mondeling <strong>taal</strong>gebruik toegankelijk.<br />

TIP 3.1 Geef niet te veel informatie ineens.<br />

Geef geen kennis om de kennis. Werknemers moeten gegeven informatie over bijvoorbeeld<br />

nieuwe reglementen of veiligheidsinstructies kennen en kunnen toepassen. Ze moeten die<br />

informatie niet reproduceren. Overstelp hen niet met informatie die ze niet nodig hebben. Geef<br />

geen overbodige informatie. Geef alleen uitleg die op het moment dat u een instructie geeft<br />

belangrijk is.<br />

Bereid de informatie goed voor. Wat wilt u precies vertellen? Welke informatie hebben zij<br />

precies nodig? Zo kunt u overtollige informatie schrappen. Maak duidelijk wat u precies<br />

wilt verwoorden en hoe u dat wilt doen. Wat werknemers op dat moment niet (of nog niet)<br />

moeten weten of moeten toepassen, schrapt u het beste op voorhand uit de informatie.<br />

Na deze voorbereiding weet u precies welke woorden ze expliciet moeten kennen. Wees<br />

hierin selectief en schrap balast. Concentreer u enkel op woorden die ze echt moeten<br />

kennen.<br />

Voor het informatiemoment geeft u de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers eerst de grote lijnen<br />

van wat u wilt vertellen. Schrijf een aantal punten op een bord of toon een aantal foto’s die<br />

de grote lijnen weergeven. Zo richt u de aandacht op de belangrijkste informatie.<br />

Evalueer na uw betoog of ze de nieuwe informatie kunnen toepassen. Geef de<br />

werknemers eventueel een opdracht waaruit blijkt of ze de informatie hebben begrepen.<br />

Zo kunt u zien of ze de informatie hebben geïntegreerd.<br />

Voorbeelden: een vakantieformulier invullen, een ladder veilig zetten, …<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 3.2 Structureer uw uitleg.<br />

Wanneer u toch wat meer informatie ineens moet geven, dan kunt u de informatie<br />

verdelen in fasen. Per fase geeft u enkel de informatie of de instructie die op dat moment<br />

relevant of nodig is.<br />

Let er dan wel op dat de verbanden tussen de verschillende fasen duidelijk zijn. Wanneer<br />

u de informatie te veel verknipt, dan is de kans reëel dat het geheel niet meer duidelijk is.<br />

Zorg daarom voor een logische opbouw en geef eerst een overzicht van de verschillende<br />

fasen of stappen. Voeg daar onmiddellijk de verbanden aan toe (want, omdat, daarom).<br />

Geef de verbanden vooral met visuele ondersteuning, tijdens een demonstratie, in een<br />

reële context.<br />

Formuleer bij langere informatiesessies ook eerst het doel van de informatie. Zo weten<br />

werknemers ook duidelijker wat ze daarna met de informatie moeten doen.<br />

Bijvoorbeeld: Moeten ze een opdracht uitvoeren? Moeten ze de grote lijnen begrijpen en<br />

weten? Moeten ze na elke fase iets doen? Moeten ze ook de details begrijpen en<br />

onthouden? Moeten ze iets noteren?<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 58


Gebruik eenvoudige <strong>taal</strong> bij instructies.<br />

Voor instructies bij complexe opdrachten wordt al te vaak ook een erg complexe <strong>taal</strong><br />

gebruikt. De instructie op voorhand uitschrijven en zo verplicht worden om over de<br />

verwoording na te denken, kan een uitkomst bieden.<br />

Niet: Nadat je deze kopieën gemaakt hebt, dien je ze in de juiste postbakjes te<br />

klasseren en vervolgens stuur je een mail naar alle betrokkenen waar ze de<br />

nodige documenten kunnen vinden.<br />

Wel: Maak eerst de kopieën. Sorteer ze in de postbakjes van je collega’s. Stuur<br />

een mail naar je collega’s. Zeg in de mail dat de documenten in de postbakjes<br />

liggen.<br />

Controleer of de instructie is aangekomen.<br />

Het is niet voldoende om, na het geven van de instructie, te vragen of de opdracht is<br />

begrepen.<br />

Niet: Heeft iedereen de opdracht begrepen? Is het duidelijk? Ja? Begin dan maar!’<br />

Voor sommigen is het absoluut niet evident om toe te geven dat ze iets niet hebben<br />

gesnapt. Het effect is veel groter wanneer iemand de opdracht moet herhalen. Dit is zeker<br />

bij zeer laag<strong>taal</strong>vaardigen, een goede <strong>taal</strong>oefening in luisteren en spreken.<br />

Deel materiaal uit voor of na het geven van de instructie.<br />

Wanneer u tijdens de instructie teksten of ander materiaal uitdeelt, dan kan een deel van<br />

de instructie of de hele instructie, verloren gaan. Dan moet u het daarna nog eens<br />

overdoen. Als u eerst materiaal uitdeelt, moeten de werknemers even de tijd krijgen om<br />

het materiaal in te kijken. Het is dan wel lastiger om de aandacht opnieuw te trekken,<br />

omdat sommige werknemers toch al ijverig beginnen te lezen of te werken (zonder echt te<br />

weten wat ze moeten doen). Geef daarom eerst de instructie en deel pas daarna het<br />

materiaal uit.<br />

Zorg eerst voor de praktische organisatie, geef dan de instructie.<br />

Het mobiliseren van werknemers voor een opdracht kan een zeer fysiek gebeuren zijn.<br />

Zet de werknemers altijd eerst samen voor het geven van de instructie en wacht tot<br />

iedereen zijn plek heeft gevonden, anders gaan de gegeven instructies verloren in het<br />

rumoer.<br />

Wijzig een gegeven instructie nooit tijdens de uitvoering.<br />

Wanneer u merkt dat ondanks alles de instructie toch niet duidelijk is, is het slechtste wat<br />

u kunt doen de opdracht aanpassen, bijvoorbeeld een bepaalde fase laten overslaan.<br />

Wie na een mislukte instructie probeert de opdracht te vereenvoudigen, maakt het<br />

meestal nog ingewikkelder. Beter is om wel bij de opdracht te blijven maar de<br />

instructiefase te hernemen, eventueel enkel voor wie niet op het juiste spoor zit.<br />

Zet kernwoorden op papier. Dat geeft visuele ondersteuning.<br />

Laat de mondelinge instructie samengaan met het noteren van een aantal kernwoorden<br />

op papier, zodat de werknemer een samenvatting van de uitleg voor zich heeft en ernaar<br />

kan teruggrijpen als hij niet precies meer weet wat te doen. Als de werknemer voor het<br />

uitvoeren van een taak materiaal nodig heeft, toon dan ook tijdens de uitleg waar het ligt.<br />

De kernwoorden kunnen trouwens met behulp van de werknemer op papier gezet worden<br />

terwijl hij de instructies herhaalt. Een beeld zegt soms meer dan honderd woorden.<br />

Wanneer er goede illustraties beschikbaar zijn om de instructie te ondersteunen, gebruik<br />

ze dan.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 59


Splits instructies op in verschillende, aansluitende opdrachten.<br />

Als een opdracht uit verschillende opeenvolgende stappen bestaat, geef dan de instructie<br />

bij elk van de stappen. Het heeft geen zin om de hele opdracht op voorhand uit te leggen.<br />

Beperk de instructie tot datgene wat voor die fase relevant is. Geef duidelijk aan dat er<br />

nog stappen volgen en schets op voorhand naar welk eindproduct er gewerkt wordt.<br />

TIP 3.3 Standaardiseer een aantal formuleringen<br />

Gebruik dezelfde structuur bij veel gebruikte instructies.<br />

Maak een overzicht van veel gebruikte instructies. Gebruik dan geregeld dezelfde<br />

terminologie en woorden, dezelfde structuur. Op deze manier moeten werknemers slechts<br />

1 keer de terminologie van instructies leren.<br />

Bied een duidelijke en eenvoudige structuur aan wanneer werknemers zelf<br />

instructies moeten geven.<br />

Wanneer u een structuur aangeeft, dan past deze structuur in het geheel van de<br />

aanpassingen en verbeteringen die u doorvoert. Wanneer werknemers op de hoogte zijn<br />

van de tips, dan kunnen ze uiteraard de structuur zelf opstellen.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 3.4 Doseer uw <strong>taal</strong> evenwichtig. Maak het niet te complex of te moeilijk.<br />

Stop niet te veel informatie in korte onsamenhangende zinnen. Geef betekenisvolle informatie.<br />

Maak korte enkelvoudige zinnen met eenduidige woorden, maar maak het niet te kinderlijk.<br />

Blijf correct Nederlands spreken.<br />

Maak weinig tot geen samengestelde zinnen als dat niet nodig is om je boodschap over<br />

te brengen of je doel te bereiken. Spreek in enkelvoudige zinnen.<br />

Niet: Vooraan in de map die u op de cursus gekregen hebt, zit een vragenlijst.<br />

Wel: U hebt een map gekregen tijdens de cursus. Vooraan in de map zit een<br />

vragenlijst.<br />

Spreek met eenvoudige woorden en zinnen. Maar spreek wel correct. Vervoeg<br />

werkwoorden en spreek lidwoorden uit.<br />

Niet: Vooraan map zitten vragenlijst.<br />

Wel: Vooraan in de map zit de vragenlijst.<br />

Niet: Morgen jij naar werf gaan.<br />

Wel: Morgen moet jij naar de werf gaan.<br />

Geef niet te veel synoniemen, gebruik hetzelfde woord wanneer u daarmee uw doel wilt<br />

bereiken. Synoniemen kunnen verwarring scheppen.<br />

Niet: ploegbaas, chef, baas, meestergast (wanneer u dezelfde persoon bedoelt)<br />

Wel: ploegbaas (kies het meest gebruikte woord)<br />

Vereenvoudig zoveel mogelijk moeilijke begrippen.<br />

Niet: werkzaamheden, richtlijnen<br />

Wel: werk, regels of instructies<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 60


Gebruik geen holle woorden of woorden zonder betekenis.<br />

Niet: Hebt u nog eventuele vragen?<br />

Wel: Hebt u nog vragen?<br />

Niet: Die bepaalde activiteit moet in aanwezigheid van alle werknemers worden<br />

uitgevoerd.<br />

Wel: Alle werknemers doen die activiteit.<br />

Gebruik spreek<strong>taal</strong>, geen schrijf<strong>taal</strong>.<br />

Niet: steeds, schrijfgerei, tijdig, vaak, voldoende, …<br />

Wel: altijd, pen en papier, op tijd, dikwijls, genoeg, …<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 3.5 Pas op met vak<strong>taal</strong> en beroeps<strong>taal</strong>.<br />

Gebruik geen onnodig vakjargon en let op met vaktermen die een werknemer nog niet<br />

kent. Uiteraard hebben werknemers vak<strong>taal</strong> nodig in een werkcontext. Daarom moeten<br />

werknemers ook vak<strong>taal</strong> leren. Hoe een werknemer nieuwe woorden leert, leest u in tip 5.<br />

Toch maken nieuwe ongekende vaktermen het begrip zeer moeilijk. Voor een<br />

gespecialiseerd vakman of een werknemer met ervaring is een term heel logisch. Voor<br />

een beginnend werknemer of een anderstalige niet. Vraag u daarom steeds af of de<br />

vaktermen die u gebruikt nieuw zijn voor de werknemer of al gekend kan zijn.<br />

Gebruik enkel die termen die relevant zijn in een bepaalde situatie. Wanneer een vakterm<br />

te specifiek is en zelden of nooit voorkomt, dan zoekt u beter een andere term.<br />

Vaktermen gebruikt u ook het beste op de plaats waar die vakterm gebruikt wordt,<br />

bijvoorbeeld bij een product dat u kunt tonen, een machine die u kunt bedienen, een<br />

handeling die u kunt uitvoeren.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 61


TIP 4 Visualiseer de mondelinge instructie of informatie in een gesprek.<br />

Gebruik gebaren, voorwerpen, tekeningen of een demonstratie wanneer u een instructie geeft of een<br />

gesprek voert. Dit betekent niet dat je <strong>taal</strong> vervangt, maar dat ze via deze visualisaties toegankelijk<br />

wordt. Zo leren de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers de koppeling tussen het woord en het beeld.<br />

TIP 4.1 Geef de boodschap op de plaats van actie.<br />

Geeft u een medewerker een instructie of een uitleg, ga dan naar de plaats waar hij die<br />

opdracht moet uitvoeren. Daar kunt u bovendien duidelijker uitleggen wat hij precies moet<br />

doen. Op de werkplek zijn idealiter ook wandplaten, foto’s, handboeken, en andere<br />

hulpmiddelen aanwezig. Door <strong>taal</strong> aan beelden te koppelen zorgt u ervoor dat de medewerker<br />

de <strong>taal</strong> gemakkelijker begrijpt.<br />

Voer een werkbespreking ook uit op de werkplek. U hebt dan de mogelijkheid om ter plaatse<br />

dingen aan te wijzen of uit te beelden. Wanneer er problemen zijn met de werking van een<br />

machine, dan kunt u problemen beter bespreken en oplossen.<br />

Denk vooraf goed na over het kader van waaruit u een instructie of informatie wilt geven.<br />

TIP 4.2 Demonstreer uw mondelinge informatie.<br />

Wanneer u een nieuwe techniek moet tonen, of een nieuwe machine moet uittesten, geef dan<br />

de opdracht aan de machine en vertel telkens wat u precies doet. Zo heeft de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige een duidelijk beeld van wat hij moet doen.<br />

Geef een zo nauwkeurig mogelijke mondelinge beschrijving van wat u demonstreert. Zorg<br />

ervoor dat u de handelingen uitvoert, wanneer u ze benoemt.<br />

Laat de demonstratie verlopen vanuit het gezichtspunt van de werknemer. Doet u dit niet<br />

dan zal de werknemer die tegenover u staat informatie soms foutief begrijpen of<br />

interpreteren, bijvoorbeeld wanneer u richtinggevende woorden gebruikt (rechts, links,<br />

achteruit, …).<br />

Breng de handelingen aan vanuit informatie die u al eens eerder gegeven hebt, vanuit<br />

inzichten die werknemers al hebben. Dit is opnieuw een betekenisvol kader aanbieden.<br />

Een bepaalde handeling leidt tot een bepaald effect. Verwoord dit effect niet, maar laat de<br />

werknemer dit zelf ervaren. Dit leidt tot inzichten. Pas daarna verwoordt u de inzichten.<br />

Voorbeeld: laat een werknemer eerst een onveilige ladder ervaren.<br />

TIP 4.3 Ondersteun uw mondelinge informatie met foto’s, tekeningen.<br />

Het gebruik van foto’s en tekeningen roept een hele context op die u niet met woorden hoeft te<br />

benoemen. Gebruikt u toch vakjargon dan zullen foto’s en tekeningen betekenis geven aan<br />

onbekende en moeilijke woorden. U hoeft de woorden niet weg te laten, maar het <strong>taal</strong>gebruik<br />

wordt toegankelijker via het visualiseren van de <strong>taal</strong>. Werknemers kunnen zo gemakkelijker<br />

zowel de inhoud als de <strong>taal</strong> begrijpen.<br />

Foto’s en tekeningen zorgen meer voor een betekenisvol kader en creëren mee de context.<br />

Dit geeft laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers de kans om sneller verbanden te leggen en meer<br />

inzicht te krijgen in procedures OF een opeenvolging van werkinstructies. Let er echter op dat<br />

u het beeld en de <strong>taal</strong> samen aanbiedt. Door beelden te koppelen aan <strong>taal</strong> zullen die beelden<br />

ook achteraf op een betekenisvolle manier het gebruik van <strong>taal</strong> begeleiden. Als die beelden<br />

oorspronkelijk los van <strong>taal</strong> worden aangeboden, dan zal de koppeling beeld/<strong>taal</strong> achteraf veel<br />

moeilijker zijn. Zorg er wel voor dat de beelden effectief naar iets verwijzen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 62


Voorbeelden:<br />

o Bespreek het veiligheidsreglement met foto’s die woorden of begrippen of een<br />

opeenvolging van handelingen, verduidelijken.<br />

o Hang foto’s en tekeningen op met begeleidende tekst (slechts enkele korte<br />

zinnen) op de werkplek. Geef dit eventueel ook mee aan de laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemer. Verwijs tijdens een uitleg over een taak, een proces of een procedure<br />

naar de foto’s.<br />

o Hang ook wandplaten en foto’s met namen (van producten, gereedschappen,<br />

machines) op plaatsen waar laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers hun instructies krijgen.<br />

Dikwijls krijgen ze hun dagelijkse instructies op een algemene werkplek en niet op<br />

de werkplek waar ze hun specifieke taak uitvoeren of waar hun materiaal<br />

aanwezig is. Op deze manier kan men tijdens het geven van instructies steeds<br />

verwijzen naar de foto’s of de wandplaten.<br />

TIP 4.4 Maak een beeldverhaal van uw mondelinge informatie.<br />

Maak een overzicht van de meeste instructies. Pas de informatie, de zinnen en de<br />

woordenschat aan door gebruik te maken van de hierboven vermelde tips. Visualiseer zo<br />

veel mogelijk stappen met duidelijke foto’s en tekeningen. Maak een opeenvolging van de<br />

verschillende stappen met foto’s.<br />

Maak een overzicht van de meeste informatiemomenten. Pas de inhoud, de zinnen en<br />

de woordenschat aan door gebruik te maken van de hierboven vermelde tips. Visualiseer<br />

zo veel mogelijk stappen met duidelijke foto’s en tekeningen. Maak een opeenvolging van<br />

de verschillende stappen met foto’s.<br />

Voorbeeld: verschillende veiligheidsprocedures, EHBO, …<br />

TIP 4.5 Gebruik schriftelijke communicatie vooral als ondersteuning bij mondelinge<br />

communicatie.<br />

Wanneer u informatie geeft aan de werknemer, zorg dan ook voor een duidelijke<br />

schriftelijke neerslag. Deze schriftelijke informatie moet het verhaal op een herkenbare<br />

manier verwoorden en schematiseren. Zorg er wel voor dat dit past binnen het kader, de<br />

achtergrond en de cultuur van de werknemer. Dit geeft sommige laag<strong>taal</strong>vaardigen een<br />

houvast. Pas hierbij wel de tips toe die vermeld zijn bij het verbeteren van het schriftelijk<br />

<strong>taal</strong>gebruik.<br />

Schrijf tijdens het betoog ook de grote lijnen op een bord of een blad papier. Dit geeft de<br />

grote structuur weer van de informatieopdracht. Hierdoor hebt u achteraf ook de kans om<br />

aan de hand van deze structuur de essentie nog eens kort te herhalen.<br />

TIP 4.6 Creëer voorwaarden op de werkplek om instructies en informatie te visualiseren.<br />

Zorg voor mogelijkheden om informatie te visualiseren.<br />

Zorg dat er notitieblokken, een whiteboard of schoolborden op de werkplek zijn. Geef<br />

anderstaligen de kans EN DE TIJD om sommige <strong>taal</strong>elementen op te schrijven. Geef ook<br />

Nederlandssprekenden de kans om hun uitleg te ondersteunen met een schema, of om al<br />

eens een woord op de muur of op een bord te schrijven.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 63


Geef tijd om teksten te visualiseren.<br />

Het ontwikkelen of creëren van bovenvermelde tips kost uiteraard tijd. Geef iemand<br />

tijdelijk wat ruimte en tijd om een beeldverhaal te ontwikkelen van een procedure of om<br />

geschikte foto’s te zoeken en op te hangen in de werkruimte.<br />

TIP 5 Leg woorden uit.<br />

TIP 5.1 Gebruik nieuwe begrippen en woorden eerst in zoveel mogelijk contexten die voor een<br />

werknemer duidelijk en gekend zijn.<br />

Eerst moeten nieuwe begrippen of woorden receptief gekend zijn (dit wil zeggen: het woord<br />

kunnen herkennen en weten wat het betekent), pas dan kan een werknemer deze woorden<br />

productief/actief gebruiken in zijn <strong>taal</strong>. Dit kunt u vergelijken met het <strong>taal</strong>gebruik van een kind.<br />

Vooraleer een kind zijn eerste woorden uitspreekt, heeft het honderduit nieuwe en voor hem<br />

ongekende woorden opgevangen. Het duurt een tijdje vooraleer nieuwe woorden ook effectief<br />

gebruikt worden in het dagelijks <strong>taal</strong>gebruik. Of nog: het lukt u misschien wel om (stukken uit)<br />

een krantenartikel in een andere <strong>taal</strong> te begrijpen, maar u kunt niet zonder hulp van het artikel,<br />

in die <strong>taal</strong> vertellen wat de inhoud ervan is. Met andere woorden: u weet meer receptief dan u<br />

actief/productief kunt gebruiken. Dat is ook het geval bij anderstaligen die het Nederlands<br />

leren.<br />

Ga ervan uit dat werknemers de <strong>taal</strong> niet altijd moeten reproduceren als dat niet nodig is.<br />

Verwacht van een werknemer niet om bepaalde nieuwe woorden onmiddellijk te gebruiken,<br />

herhaal geregeld de nieuwe woorden in wisselende contexten. Daarna zal de werknemer de<br />

nieuwe woorden opnemen in zijn <strong>taal</strong>gebruik.<br />

TIP 5.2 Zorg voor betekenisvolle contexten.<br />

Laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers nemen veel informatie op uit de omgeving. Geef daarom<br />

nieuwe informatie zoveel mogelijk in een bekende praktijksituatie. Ga naar een werf wanneer<br />

u informatie wilt geven over de taakverdeling op de werf. Dit geeft werknemers meer kansen<br />

om inzicht te krijgen in de opeenvolging van taken, om duidelijker te begrijpen waarover het<br />

precies gaat.<br />

Denk daarom vooraf goed na over het kader van waaruit u nieuwe informatie geeft. Ga na<br />

welke informatie al gekend is en ga vanuit dat kader verder. Zorg voor een logische en<br />

stapsgewijze opeenvolging in de uitleg.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 64


TIP 5.3 Leg moeilijke woorden uit of toon ze.<br />

Gebruik zowel verbale als non-verbale manieren om de betekenis van woorden duidelijk<br />

te maken. Het is belangrijk om te variëren in uw aanpak.<br />

Non-verbaal:<br />

Voorwerpen<br />

Foto’s en tekeningen (zonder te veel afleidende details)<br />

Ondersteunende gebaren, uitbeelden<br />

Geluiden<br />

Verbaal:<br />

Beschrijvingen en definities: zorg er wel voor dat de beschrijving of de definitie niet<br />

moeilijker is dan het woord zelf. Een definitie kan snel heel abstract zijn.<br />

Voorbeelden of voorbeeldzinnen<br />

Synoniemen of tegengestelden<br />

Gradaties<br />

Categorieën<br />

In combinatie met andere woorden<br />

Vertalen: maar let op met vertalen. Zie tip 5.5.<br />

Uiteraard kunt u bij het uitleggen een combinatie van verbale en non-verbale manieren<br />

gebruiken. Hoe minder Nederlands de werknemer kent, hoe belangrijker de non-verbale<br />

ondersteuning is.<br />

Bied kernbegrippen aan.<br />

Denk goed na over welke woorden de laag<strong>taal</strong>vaardige collega zeker moet kennen. Bied<br />

deze woorden duidelijk aan, schrijf ze op (op een bord, op de muur, …) tijdens uw uitleg of<br />

instructie.<br />

Benadruk de nieuwe term met een duidelijke uitspraak, opvallende intonatie en herhaling.<br />

De werknemer kan zelf een woordschrift aanleggen.<br />

Geef de anderstalige werknemer de kans om zelf een woordschrift samen te stellen met<br />

veel voorkomende vaktermen en beroeps<strong>taal</strong>woorden. Hij kan hierin een omschrijving<br />

noteren, een voorbeeldzin, de verklaring, een tekening of de vertaling.<br />

Zorg er eveneens voor dat de laag<strong>taal</strong>vaardige weet bij wie hij terecht kan wanneer hij iets<br />

niet begrijpt. Dit is ofwel een collega, een directe leidinggevende of zijn <strong>taal</strong>peter of –<br />

meter. Zie hiervoor tip 11.1.<br />

TIP 5.4 Leg spreekwoorden en gezegdes uit.<br />

In het Nederlands zitten veel uitdrukkingen en gezegdes. Sommige mensen spreken ook met<br />

een zeer bloemrijke woordenschat. Voorbeelden: dat gaat te ver, hij stond op zijn achterste<br />

poten, hij begreep er geen snars van, hij heeft stalen zenuwen, …<br />

Voor Nederlandssprekenden zijn deze uitdrukkingen meestal wel duidelijk, voor anderstaligen<br />

vormen ze een struikelblok om een uitleg volledig te volgen. Let er in uw <strong>taal</strong>gebruik op dat u<br />

gezegdes en uitdrukkingen zoveel mogelijk vermijdt. Doet u dat niet, leg dan uitdrukkingen uit.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 65


TIP 5.5 Wees voorzichtig met vertalingen.<br />

Vertalen is zeker geen taboe wanneer u snel een bepaald doel wilt bereiken, namelijk een<br />

opdracht die snel moet uitgevoerd worden. Op lange termijn ontneemt u de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige leerkansen om de <strong>taal</strong> echt onder de knie te krijgen. Hij kan immers<br />

verwachten dat u toch het woord ver<strong>taal</strong>t.<br />

Anderstalige werknemers die voor elkaar vertalen in de eigen <strong>taal</strong>, een <strong>taal</strong> die u helemaal<br />

niet kent, houdt ook risico’s in. U hebt helemaal geen garantie op het resultaat. De kans<br />

bestaat dat er fouten of onvolledigheden in de vertaling zitten. U weet immers helemaal<br />

niet of de werknemer die ver<strong>taal</strong>t, zelf uw informatie goed begrepen heeft.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 66


2. Een <strong>taal</strong>rijke context creëren<br />

TIP 6 Controleer begrip.<br />

TIP 6.1 Laat een opdracht uitvoeren.<br />

Laat de werknemer een opdracht uitvoeren om te checken of hij de informatie begrepen heeft.<br />

Hij moet immers in de meeste gevallen de talige informatie niet kunnen reproduceren of<br />

vertellen. De uitvoering van een opdracht geeft u de garantie of hij de talige informatie<br />

begrepen heeft.<br />

TIP 6.2 Stel gerichte vragen.<br />

Stel geen vragen waarbij de collega enkel met ‘ja’ en ‘neen’ kan antwoorden. De kans is groot<br />

dat de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemer ja knikt en zwijgt. U gaat er dan vanuit dat de werknemer<br />

de instructie of uitleg begrepen heeft en dat is niet altijd zo.<br />

Met een open vraag dwingt u de laag<strong>taal</strong>vaardige collega wel om een volledig antwoord te<br />

formuleren.<br />

Niet: Hebt u de instructie begrepen? Zijn er nog vragen?<br />

Wel: Wat moet u precies doen?<br />

Wanneer de werknemer de open vraag toch niet begrijpt, ontleed dan uw vraag in meerdere<br />

kleine gesloten vragen. Deze vragen vereisen minder <strong>taal</strong>vaardigheid.<br />

Voorbeelden: van open naar meer gesloten<br />

Hoe moet je dit werkplan invullen?<br />

Moet je eerst x en dan y invullen?<br />

Moet je hier x invullen?<br />

TIP 6.3 Stel eenvoudige vragen.<br />

Een complexe vraag nodigt niet uit tot antwoorden. U weet dan ook niet waarmee de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige precies een probleem heeft. Heeft hij het niet begrepen? Kent hij het<br />

antwoord niet? Kan hij de opdracht om één of andere reden niet uitvoeren?<br />

Gebruik daarom eenvoudige en eenduidige vragen.<br />

TIP 6.4 Stel één vraag tegelijk.<br />

Wanneer u meerdere vragen tegelijkertijd stelt, dan kan het zijn dat de werknemer een deel<br />

van het antwoord vergeet. Hij moet dan teveel informatie tegelijkertijd verwerken.<br />

TIP 6.5 Laat de werknemer zelf het antwoord zoeken.<br />

Geef de werknemer genoeg tijd om na te denken en een antwoord te formuleren. Onderbreek<br />

hem niet onmiddellijk. Dring ook het juiste antwoord niet op wanneer hij het nog niet helemaal<br />

begrepen heeft. Herhaal dan de instructie of de uitleg.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 67


TIP 7 Stimuleer werknemers om te spreken.<br />

Tip 7.1 Grijp elk moment om werknemers aan het woord te laten.<br />

Tijdens het werk kunt u geregeld anderstalige werknemers vragen om te verwoorden wat ze<br />

op dat moment doen of waarom ze iets doen. Leg er duidelijk de nadruk op dat dit niet is om<br />

hen te controleren wel om hen te stimuleren hun <strong>taal</strong> te oefenen.<br />

Nodig alle werknemers uit om problemen te signaleren of vragen te stellen waneer iets niet<br />

duidelijk is of wanneer ze iets niet hebben begrepen.<br />

TIP 7.2 Bevorder het speken van Nederlands tijdens informele momenten.<br />

Sociale contacten zijn zeer belangrijke onbewuste <strong>taal</strong>oefeningen. Probeer af en toe eens een<br />

discussie tijdens de pauze uit te lokken. Stel vragen aan de anderstalige werknemers<br />

waardoor ze gestimuleerd worden om aan het gesprek deel te nemen.<br />

Dit bevordert ook een open klimaat tussen alle werknemers.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

TIP 8 Oefen gesprekken op voorhand.<br />

TIP 8.1 Bereid werkoverleg voor.<br />

Betrek laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s bij het werkoverleg. Het is niet altijd gemakkelijk om in groep<br />

in het Nederlands informatie, procedures of processen te bespreken. Werknemers moeten<br />

zich al zeker voelen over hun <strong>taal</strong>gebruik vooraleer ze voldoende lef en durf hebben om te<br />

participeren.<br />

Volgende tips kunnen helpen:<br />

Neem de agenda samen door.<br />

Bekijk bij welke onderdelen de medewerker iets wil inbrengen. Bereid de <strong>taal</strong> die hij<br />

hiervoor nodig heeft voor, licht een aantal onderwerpen al even toe zodat de grote lijnen<br />

voor de laag<strong>taal</strong>vaardige werknemer al duidelijk zijn voor de vergadering. Zo kan hij zich<br />

ten volle toeleggen op de details of op zijn eigen inbreng.<br />

Bereid de inbreng van de laag<strong>taal</strong>vaardig medewerker voor.<br />

Wanneer de medewerker zelf iets wil inbrengen, dan kunt u de talige elementen al samen<br />

even bekijken en oefenen. Wat wil de werknemer precies zeggen? Hoe kan hij dat<br />

zeggen? Welke reacties kan hij verwachten? Hoe kan hij reageren?<br />

Structureer de vergadering.<br />

Een vergadering is gebaat met een duidelijke structuur. In een vergadering met<br />

verschillende laag<strong>taal</strong>vaardigen is een goed gestructureerd overleg nog belangrijker.<br />

Wanneer mensen door elkaar praten, zal de laag<strong>taal</strong>vaardige veel minder kunnen<br />

begrijpen. Zorg ervoor dat iedereen aan bod komt, maar dat mensen niet door elkaar<br />

praten.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 68


TIP 8.2 Oefen telefoongesprekken.<br />

Iedereen moet wel eens een telefoongesprek voeren op het werk. Sommige mensen<br />

telefoneren graag, anderen niet. Sommige laag<strong>taal</strong>vaardigen durven ondanks hun beperkte<br />

kennis van het Nederlands snel telefoneren, andere weer niet.<br />

Volgende tips kunnen mensen stimuleren:<br />

Bereid gesprekken voor.<br />

Inventariseer situaties en reacties. Maak een lijstje met een aantal standaardzinnen.<br />

Oefen geregeld een aantal standaardgesprekken zoals het doorverbinden met een<br />

collega. Op deze manier weet de anderstalige wat hij moet zeggen en kan hij beter<br />

reageren op een aantal situaties.<br />

Stimuleer anderstaligen om de telefoon aan te nemen.<br />

Geef hen de gelegenheid om telefoongesprekken te voeren. Bespreek achteraf hoe het<br />

telefoongesprek verlopen is.<br />

TIP 8.3 Bereid ook gesprekken met externen voor.<br />

In een gesprek met een externe, bijvoorbeeld een klant, is het zeker belangrijk om de<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige werknemer te helpen. In dit soort gesprekken is er niet steeds ruimte voor<br />

vallen en opstaan. U kunt samen met de werknemer de inhoud en het woordgebruik<br />

overlopen. Wanneer het ook gaat over langere instructies of informatie, dan bekijkt u samen<br />

ook even de structuur.<br />

TIP 8.4 Geef fiches met standaardformuleringen.<br />

Wanneer het bedrijf al een cursus Nederlands op de werkvloer organiseert, kunt u de<br />

<strong>taal</strong>docent vragen om fiches op te stellen met standaardformuleringen die frequent worden<br />

gebruikt op de werkvloer.<br />

Voorbeelden:<br />

Volgens mij …<br />

Ik vind dat … Ik denk dat … Ik ben zeker dat …<br />

We vragen ons af …<br />

We stellen voor dat … Ik stel voor dat …<br />

Laat werknemers ook spreekkaders gebruiken. Dit geeft hen extra ondersteuning omdat de<br />

structuur al wordt aangeboden. Zij kunnen zich vooral concentreren op de inhoud van hun<br />

boodschap.<br />

Voorbeelden: Eerst …, daarna …, vervolgens …, ten slotte ….<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 69


TIP 9 Verbeter fouten op een respectvolle manier.<br />

TIP 9.1 Creëer een veilige <strong>taal</strong>- en leeromgeving.<br />

Werknemers moeten zich veilig voelen om Nederlands te durven spreken. In een tolerant en<br />

open werkklimaat waar collega’s geduldig zijn, een open en tolerante houding hebben en<br />

bereid zijn om mee naar oplossingen te zoeken bij talige problemen krijgt de laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemer het gevoel dat hij fouten mag maken.<br />

Een werknemer heeft het recht om <strong>taal</strong>fouten te maken, om talige risico’s te nemen,<br />

om complexe structuren en nieuwe woorden uit te proberen. Een bestraffende<br />

omgeving heeft hij dan niet nodig. Dat werkt contraproductief.<br />

Wanneer een werknemer fouten maakt in zijn <strong>taal</strong>gebruik, wijs dan in de reactie ook<br />

op wat wel goed is. Vermijd zeker om fouten te benadrukken in groep. Dat kan<br />

confronterend zijn.<br />

Samen lunchen, samen naar het werk rijden, deelnemen aan activiteiten verhogen de<br />

kans op wederzijds vertrouwen en betrokkenheid.<br />

TIP 9.2 Help laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers in hun <strong>taal</strong>verwervingsproces.<br />

De collega’s kunnen gestimuleerd worden om de anderstalige te helpen in zijn<br />

<strong>taal</strong>verwervingsproces. Collega’s kunnen met voldoende respect voor elkaar veel gemaakte<br />

fouten verbeteren en openstaan om <strong>taal</strong>vragen van de anderstalige te beantwoorden.<br />

Geef reactie op wat een medewerker zegt en hoe hij iets zegt. Zorg er wel voor dat u dat op<br />

een respectvolle manier doet. Fouten zijn een noodzakelijke stap in de <strong>taal</strong>ontwikkeling. Denk<br />

maar aan hoe wij zelf Frans of Engels geleerd hebben en zelfs aan hoe een kind verschillende<br />

stappen zet in zijn <strong>taal</strong>ontwikkeling. Geef daarom al eens een compliment wanneer een<br />

laag<strong>taal</strong>vaardige goede <strong>taal</strong>evoluties maakt. Zeg hem ook wanneer hij fouten maakt.<br />

TIP 9.3 Sensibiliseer de collega’s.<br />

De <strong>taal</strong>docent kan het lespakket tijdens of na de les toelichten aan collega’s en aanduiden wat<br />

de belangrijkste leerpunten zijn. Zij kunnen samen <strong>taal</strong> oefenen.<br />

Ook de <strong>taal</strong>peter of –meter kan hierover ingelicht worden. Het is makkelijker om te helpen bij<br />

<strong>taal</strong>problemen als hij weet wat de werknemer in de begeleiding Nederlands krijgt aangeleerd.<br />

TIP 9.4 Pas EHBO toe – Eerste hulp bij onbegrip.<br />

Elk tekstverwerkingsprogramma heeft een spellingscontrole. Maar leren omgaan met<br />

de suggesties van die computerfunctie is minder vanzelfsprekend dan gedacht. De<br />

<strong>taal</strong>peter of -meter kan daarbij helpen.<br />

De Taaltelefoon (078/15.20.25 of www.<strong>taal</strong>telefoon.be) is een <strong>taal</strong>adviesdienst van de<br />

Vlaamse overheid. De dienst geeft advies over spelling, woordgebruik, grammatica,<br />

uitspraak, <strong>taal</strong>conventies, formulering en stijl.<br />

Ook de website van de Nederlandse Taalunie (www.<strong>taal</strong>advies.net) probeert te<br />

antwoorden op de meeste <strong>taal</strong>vragen.<br />

En dan is er ook altijd nog Het Groene Boekje (op papier of online op<br />

www.woordenlijst.org). Het systematisch controleren van moeilijke en ook schijnbaar<br />

gemakkelijke alledaagse woorden kan een automatisme worden.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 70


TIP 10 Organiseer <strong>taal</strong>contact.<br />

Zorg er mee voor dat de laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s zoveel mogelijk het Nederlands kunnen oefenen.<br />

Stimuleer hen om Nederlands te spreken en zoek naar situaties waarin u hen kansen biedt om te<br />

spreken.<br />

Introduceer beginnende medewerkers bij de collega’s.<br />

Stel nieuwe medewerkers persoonlijk voor aan de collega’s. Neem de tijd om een praatje<br />

te maken. Laat de medewerker door verschillende collega’s rondleiden. Dit stimuleert<br />

alvast het onderlinge contact in het bedrijf of de organisatie. Op deze manier leert ook de<br />

nieuwe medewerker meerdere collega’s kennen en wordt hij gestimuleerd om met hen te<br />

praten en contact te houden.<br />

Maak ploegen of duo’s tussen laag<strong>taal</strong>vaardige + Nederlandssprekende<br />

werknemers.<br />

Laat laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers samenwerken met Nederlandssprekende collega’s. Zo<br />

stimuleer je het ‘natuurlijk’ <strong>taal</strong>gebruik van beiden. De anderstalige krijgt zo ook de kans<br />

om vragen te stellen, wanneer hij iets niet begrijpt.<br />

Laat de laag<strong>taal</strong>vaardige mondeling verslag uitbrengen.<br />

Laat de laag<strong>taal</strong>vaardige medewerker geregeld verslag uitbrengen van zijn activiteiten,<br />

zijn werk, zijn opdracht, de evoluties van een job. Op deze manier wordt hij gestimuleerd<br />

om na te denken over het <strong>taal</strong>gebruik van het werk. Zo zal hij in de toekomst ook meer<br />

kans krijgen om eventueel het woord te nemen op een vergadering.<br />

Betrek de laag<strong>taal</strong>vaardige bij alledaagse gesprekken.<br />

Denk op voorhand na over mogelijke onderwerpen die u met laag<strong>taal</strong>vaardige collega’s<br />

kunt bespreken. Voorbeeld: het nieuws, het weer, culturele evenementen van beiden,<br />

televisieprogramma’s, … Begin eventueel een gesprek met een andere collega en betrek<br />

de laag<strong>taal</strong>vaardige medewerker bij het gesprek. Stel vragen en ga in op zijn antwoord.<br />

Let hierbij wel op dat niet iedereen geïnteresseerd is in dezelfde onderwerpen. Zoek<br />

eventueel naar verschillen tussen culturen die u wel kunt bespreken.<br />

Let wel! Het is niet altijd gemakkelijk om een gesprek op gang te houden met iemand die nog niet zo<br />

goed Nederlands spreekt. Maak hierover geen grapjes. Die kunnen goed bedoeld zijn, maar kunnen<br />

verkeerd begrepen worden of kunnen niet duidelijk zijn voor iemand die een <strong>taal</strong> leert. Humor is één<br />

van de moeilijkste elementen bij <strong>taal</strong>verwerving.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 71


3. Andere aanpassingen om de <strong>taal</strong>context te verbeteren<br />

TIP 11 Neem ook een aantal niet talige acties om de <strong>taal</strong>context te verbeteren.<br />

TIP 11.1 Duid een <strong>taal</strong>peter of <strong>taal</strong>meter aan.<br />

De werkgever kan een <strong>taal</strong>peter of –meter aanstellen per anderstalige werknemer. Vele<br />

bedrijven en organisaties werken al met peter- en meterschap bij het onthaal en de inwerking<br />

van nieuwe medewerkers. Een peter of meter is een naaste collega van de nieuwe werknemer<br />

die zorgt voor een vlotte opvang. Hij informeert hem over het reilen en zeilen in een bedrijf of<br />

organisatie, stelt hem het bedrijf en de werknemers voor, beantwoordt vragen van de<br />

nieuwkomer, verleent steun waar nodig en leert hem doorgaans ook alle technische kneepjes<br />

van het vak.<br />

Een peter of meter kan ook talige ondersteuning of informatie geven wanneer een<br />

anderstalige nieuwe werknemer worstelt met bijvoorbeeld het <strong>taal</strong>gebruik van de<br />

onthaalbrochure of veiligheidsprocedures, wanneer hij een telefoongesprek even wil<br />

voorbereiden, wanneer hij een verslag moet doorsturen en twijfelt aan de gebruikte spelling.<br />

Gesprekken met RESOC en de sectorfondsen bevestigen dat deze <strong>taal</strong>ondersteuning<br />

voorlopig niet of nog niet is opgenomen in het takenpakket van een peter of meter. In de<br />

vorming tot peter of meter is wel een luik communicatie opgenomen, maar reflecteren op<br />

<strong>taal</strong>gebruik voorlopig nog niet. Toch is dit in functie van anderstalige nieuwe werknemers een<br />

zinvolle uitbreiding van de functie van meter of peter.<br />

TIP 11.2 Gebruik de werkomgeving als leeromgeving.<br />

Zorg voor woordenboeken op de werkplek.<br />

Geef aandacht aan nieuwe en moeilijke woorden. Zie ook tip 5.<br />

Maak woordkaarten bij de meest voorkomende gereedschappen, machines, producten,<br />

materialen.<br />

Zorg voor wandplaten met foto’s met de naam of de geschreven procedure.<br />

Zorg dat er voldoende schrijfgerief aanwezig is op elke werkplek.<br />

Geef werknemers tijd om deze hulpmiddelen te gebruiken.<br />

TIP 11.3 Oefen eerst in de praktijk, geef dan pas de theoretische onderbouw.<br />

Zorg ervoor dat een medewerker steeds eerst een opdracht of een werkproces kan oefenen in<br />

de praktijk vooraleer u er een theoretische uitleg over geeft. Op deze manier heeft hij de kans<br />

om een aantal termen eerst in de praktijk te leren. Wanneer u daarna een theoretische<br />

onderbouw geeft, dan is de informatie niet meer zo abstract en zal de werknemer de <strong>taal</strong> die u<br />

gebruikt beter begrijpen.<br />

Ga terug naar het invulformulier.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 72


Advies voor het management:<br />

het mondeling <strong>taal</strong>gebruik van laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers verbeteren<br />

Screening<br />

1. Om te weten welk <strong>taal</strong>traject de anderstalige het beste volgt, kan de werkgever het <strong>taal</strong>niveau<br />

Nederlands van een anderstalige werknemer laten screenen. Het screenen van de algemene<br />

<strong>taal</strong>vaardigheid kan bij het Huis van het Nederlands of bij één van de partners van het Huis. Deze<br />

screening bestaat uit een niveautoets om het algemene <strong>taal</strong>vaardigheidsniveau te bepalen. U<br />

kunt contact opnemen met één van de Huizen van het Nederlands.<br />

2. Wanneer een werkgever beslist om een interne cursus Nederlands op de werkvloer te<br />

organiseren is het niet noodzakelijk om vooraf het instapniveau van de werknemer te kennen. De<br />

<strong>taal</strong>coach van de VDAB zal dan een diagnostische screening uitvoeren die is gericht op de<br />

werkvloer en op de functie van de anderstalige. Hij ontwikkelt voor elk bedrijf of elke organisatie<br />

een aparte screening die is gebaseerd op de noden en eisen van de werknemer en de werkgever.<br />

Taaltraject<br />

Op basis van de screening kan de interne <strong>taal</strong>beleidscoördinator eventueel samen met een<br />

<strong>taal</strong>docent het <strong>taal</strong>traject van de anderstalige werknemer bepalen. Het is uiteraard ook mogelijk<br />

om een aantal <strong>taal</strong>trajecten van verschillende werknemers die met dezelfde tekorten of noden<br />

zitten, te bundelen. In het <strong>taal</strong>traject wordt aangegeven aan welke <strong>taal</strong>vaardigheden en welke<br />

talige competenties (of einddoelen) de anderstalige moet werken. Het is van groot belang om van<br />

werknemers geen onrealistisch hoog niveau van sociale <strong>taal</strong>vaardigheid te eisen. Het is zinvol om<br />

na de basismodules richtgraad 1 8 onmiddellijk te starten met Nederlands op de werkvloer, dat<br />

gekoppeld wordt aan de functie van de anderstalige. In het traject zijn ook evaluatie- en<br />

voortgangsmomenten bepaald. Gelijkaardige trajecten kan men ook clusteren en in groep<br />

aanpakken.<br />

De interne <strong>taal</strong>beleidscoördinator volgt de trajecten op.<br />

Aanbod Nederlands<br />

1. Voor uitbreiding van de algemene <strong>taal</strong>vaardigheid van de anderstalige werknemer kan de<br />

werkgever hem verwijzen naar het Huis van het Nederlands voor het reguliere <strong>taal</strong>aanbod<br />

Nederlands als Tweede Taal (NT2). Een consulent van het Huis van het Nederlands schrijft de<br />

anderstalige in de voor hem meest geschikte cursus Nederlands in. Dit kan zijn in een Centrum<br />

Basiseducatie, een Centrum voor Volwassenenonderwijs of een Universitair Talencentrum.<br />

Algemene <strong>taal</strong>vaardigheid geeft geen onmiddellijke verbetering van het <strong>taal</strong>gebruik op de<br />

werkvloer. De anderstalige leert Nederlands over verschillende contexten en thema’s in de<br />

samenleving maar niet het Nederlands (vakjargon, instructie<strong>taal</strong>, beroeps<strong>taal</strong>) dat de anderstalige<br />

onmiddellijk kan inzetten op zijn fysieke werkplek en in de bedrijfscontext. De werkgever zal het<br />

meeste rendement ondervinden bij een interne cursus Nederlands op de werkvloer.<br />

8 Bijlage 2<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 73


2. De werkgever kan de <strong>taal</strong>ontwikkeling van de anderstalige werknemer stimuleren via een intern<br />

georganiseerde <strong>taal</strong>opleiding of individuele <strong>taal</strong>ondersteuning Nederlands op de werkvloer.<br />

Hierin wordt functioneel <strong>taal</strong>gebruik aangeboden in betekenisvolle contexten (op de werkvloer).<br />

Men vertrekt vanuit de werkcontext van de werknemer en de noden die hij op het werk en op de<br />

werkvloer ervaart. Doorgaans is dit pakket gericht op de communicatie op de werkplek en op<br />

woordenschatuitbreiding.<br />

Een werkgever heeft de keuze uit een traditionele cursus Nederlands op de werkvloer of een<br />

cursus voor KMO's. Bij de traditionele cursus geeft de <strong>taal</strong>docent les in groep en in klasverband.<br />

Bij de methodiek die voor KMO’s is ontwikkeld, begeleidt een <strong>taal</strong>coach de anderstalige<br />

werknemer individueel op zijn werkplek in de talige noden die hij ervaart op zijn specifieke<br />

werkvloer. Tegelijkertijd geeft de <strong>taal</strong>docent of <strong>taal</strong>coach <strong>taal</strong>ondersteuning aan collega’s en<br />

ploegbazen. Hij geeft tips over communiceren met anderstalige werknemers of over het geven<br />

van instructies.<br />

Voor een cursus Nederlands op de werkvloer kan de werkgever de VDAB contacteren. In<br />

Antwerpen neemt ook Linguapolis hierin initiatieven.<br />

3. De werkgever kan ook in kaart brengen wat algemene tekorten zijn bij verschillende anderstalige<br />

werknemers: spreek-, luister-, lees- en schrijfvaardigheid, sleutelvaardigheden en/of<br />

leervaardigheden, grammaticabeheersing of sociale vaardigheden. De werkgever kan hiervoor<br />

een algemener pakket NT2 laten ontwikkelen bij één van de partners van het Huis van het<br />

Nederlands.<br />

Een voorbeeld:<br />

Linguapolis ontwikkelde een screening op maat van anderstalige trajectbegeleiders en docenten<br />

maatschappelijke oriëntatie van het onthaalbureau Pina, verantwoordelijk voor de uitvoering van<br />

het inburgeringsdecreet in de Stad Antwerpen. Na de screening stelde Linguapolis vast dat er<br />

twee groepen anderstalige werknemers bij Pina werken. De eerste groep heeft vooral nood aan<br />

het versterken van de zakelijke communicatie en het perfectioneren van de schriftelijke <strong>taal</strong>kennis.<br />

De tweede groep heeft nood aan de herhaling van een aantal grammaticale basisregels.<br />

Vervolgens besliste Pina op voorstel van Linguapolis om twee groepscursussen Nederlands te<br />

organiseren: zakelijke communicatie en grammaticaal remediëren. Beide cursussen<br />

vertrekken vanuit de communicatie op de werkvloer van de anderstalige werknemers en in beide<br />

pakketten wordt gewerkt met authentiek materiaal van de werkvloer: verslagen van werknemers,<br />

mails en telefoongesprekken, gesprekken die werknemers moeten voeren met verschillende<br />

instanties.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 74


Inspiratiebronnen<br />

1. Literatuur- en infolijst<br />

o Bronnenboek Pc en netwerk, tips voor de vakinstructeur; Huis van het Nederlands Brussel. (Deze<br />

publicatie kwam tot stand met de medewerking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het<br />

Brussels Hoofdstedelijk Gewest)<br />

o Informatie overbrengen aan <strong>taal</strong>zwakke werknemers; Hilde de Vos, Verbal Vision vzw, 2000.<br />

o Nederlands op de werkvloer, Een handleiding voor organisatoren en lesgevers Nederlands op de<br />

Werkvloer; A. Lanssens, S Speybrouck, A. Vanherf; 2001.<br />

o Nederlands op de werkvloer voor KMO vragenlijsten behoefteonderzoek; Centrum Taal en Onderwijs<br />

o Nederlands op de Werkvloer: Prikkels waarop je een discussie kan bouwen; Unizo-Jobkanaal<br />

o Nederlands op de werkvloer? Samen kan het; ABVV – Diversiteitsconsulenten<br />

o Servicepunt Arbeidsmarkt MKB: Taalkit voor werkgevers<br />

o Stichting Lezen en Schrijven: Laaggeletterdheid in het Werk, Een kwalitatief onderzoek naar lees-,<br />

schrijf- en rekentaken in de kenniseconomie; Aukje Smit, Ella Bohnenn en Astrid Hazelzet; maart 2006<br />

o Taalstages op de werkvloer; Simon Verhallen en anderen; 1996.<br />

2. Websites<br />

o www.alte.org<br />

o www.cnavt.org<br />

o www.cteno.be<br />

o www.NT2evaluatheek.be<br />

o www.expertisecentrumnt2.nl<br />

3. Ontwikkelgroep <strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong><br />

o Frieke Van Zundert, Huis van het Nederlands Antwerpen (Coördinator)<br />

o Geert Frateur, Universiteit Antwerpen – Linguapolis (tot maart 2007 Coördinator Zakelijke<br />

Communicatie)<br />

o Hilde de Vos, Huis van het Nederlands Antwerpen (Kwaliteitsmedewerker <strong>taal</strong>beleid)<br />

o Jes Leysen, Universiteit Antwerpen – Instituut voor Onderwijs en Informatiewetenschappen<br />

(Praktijkassistente Didactiek Nederlands aan anderstaligen) + CVO Antwerpen-Zuid (Begeleider Open<br />

Leercentrum)<br />

o Sandy Reinenbergh, Huis van het Nederlands Antwerpen (Projectmedewerker <strong>taal</strong>beleid)<br />

o Veerle Frateur, Universiteit Antwerpen – Linguapolis (Projectcoördinator)<br />

o Wim De Groof, Huis van het Nederlands Brussel (Kwaliteitsmedewerker)<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 75


Bijlagen<br />

Bijlage 1: scorewijzer uit een examen Nederlands aan anderstaligen<br />

Bijlage 2: niveaus Nederlands als tweede <strong>taal</strong>– NT2<br />

Bijlage 3: beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling<br />

Bijlage 4: ALTE – werkgerelateerde competenties Nederlands<br />

Bijlage 5: Stappenplan om de minimale talige instapcompetenties Nederlands te bepalen<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 76


Bijlage 1: scorewijzer uit een examen Nederlands aan Anderstaligen<br />

De cursisten die deze brief moeten schrijven hebben in principe minstens 480 uren Nederlandse les in een<br />

Centrum voor Volwassenenonderwijs achter de rug (= einde module 2.2)<br />

Schrijfopdracht 1: lezersbrief naar een tijdschrift /10<br />

Probleem: Je komt net terug van vakantie. Je had de vakantie geboekt via een bon in het tijdschrift FLAIR. Het<br />

was erg slecht!<br />

Opdracht: Schrijf een lezersbrief naar het tijdschrift FLAIR en beschrijf je slechte vakantie. Zeg iets over het<br />

hotel, het eten, de bediening, de omgeving,…<br />

briefconventies Alle onderstaande delen moeten aanwezig zijn om 1 punt<br />

te behalen:<br />

a. de datum, de gemeente/de plaats<br />

b. een aanspreking<br />

c. een goede afsluiting + naam<br />

→ zowel aanspreking (beste/geachte) als afsluiting moeten<br />

correct geschreven zijn.<br />

inhoud *de cursist schetst het probleem. Bij elk item waar de cs.<br />

over klaagt, wordt 1pt aangerekend.<br />

Maximum 3.<br />

grammatica *de volgorde in de zin is correct<br />

*correcte vervoegingen en tijden<br />

*cursist gebruikt ook samengestelde zinnen: hoofdzin +<br />

hoofdzin/bijzin<br />

(met voegwoord/conjunctie)<br />

woordenschat *De cursist kan zich niet uitdrukken wegens te weinig<br />

woordenschatkennis.<br />

*De cursist heeft een beperkte woordenschat (= minder dan<br />

basis) maar gebruikt soms foute of onbestaande woorden of<br />

woorden uit een andere <strong>taal</strong>.<br />

*De cursist heeft voldoende woordenschat. De cursist gebruikt<br />

basiswoordenschat en niet meer.<br />

*De cursist heeft een rijke woordenschat, heeft meer dan het<br />

gemiddelde niveau.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 77<br />

0 1<br />

0 1 2 3<br />

0 1<br />

0 1<br />

0 1<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3


Bijlage 2: gangbare niveaus Nederlands als tweede <strong>taal</strong> (NT2)<br />

Common<br />

European<br />

Framework of<br />

Reference for<br />

Languages (CEF)<br />

Officiële<br />

benaming<br />

Onderwijs<br />

Vlaanderen<br />

Centra<br />

Basiseducatie 9<br />

(CBE)<br />

A 1 Breakthrough Richtgraad 1 240 uur<br />

Module BENT 04<br />

Module BENT 05<br />

Module BENT 06<br />

Module BENT 07<br />

A 2 Waystage 240 uur<br />

Module BENT 08<br />

Module BENT 09<br />

Module BENT 10<br />

Termijn 10<br />

(2 x les<br />

per week)<br />

Centra<br />

Volwassenen<br />

onderwijs 11<br />

(CVO)<br />

Termijn<br />

(2 x les<br />

per week)<br />

Universitaire<br />

trajecten<br />

(bv: Linguapolis –<br />

Universiteit<br />

Antwerpen)<br />

Termijn<br />

(3 x les<br />

per week)<br />

ALTE<br />

(Association of<br />

Language Testers<br />

in Europe)<br />

1 jaar Niveau 1.1 (120u) 0,5 jaar Niveau 1 (90 uur) 3 maanden Niveau 1<br />

1 jaar Niveau 1.2 (120u) 0,5 jaar<br />

B 1 Threshold Richtgraad 2 Niveau 2.1 (120u)<br />

Niveau 2.2 (120u)<br />

B 2 Vantage Richtgraad 3<br />

Niveau 2.3 (120u)<br />

Niveau 2.4 (120u)<br />

Niveau 3.1 (120u)<br />

Niveau 3.2 (120u)<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 78<br />

1 jaar<br />

1 jaar<br />

Niveau 2 (90 uur)<br />

Niveau 3 (90 uur)<br />

3 maanden<br />

3 maanden<br />

Niveau 2<br />

1 jaar Niveau 4 (90 uur) 3 maanden Niveau 3<br />

C 1 Effectiveness Richtgraad 4 Niveau 4.1 (120u)<br />

Niveau 4.2 (120u)<br />

1 jaar Niveau 5 (60 uur) 2 maanden Niveau 4<br />

C 2 Mastery Richtgraad 5 Niveau 5<br />

9 Centra Basiseducatie geven cursussen Nederlands op richtgraad 1 voor kandidaten met maximum 10 jaar scholing (laaggeschoolden: gealfabetiseerden en analfabeten). Als voorbeeld is in<br />

deze tabel enkel het traject voor gealfabetiseerden opgenomen. Trajecten voor analfabeten duren nog langer.<br />

10 Er zijn verschillende formules mogelijk: overdag of ’s avonds, 2 x of 3 x of 4x per week, intensieve of gewone of verlengde trajecten. Als voorbeeld geven we voor CBE en CVO enkel het<br />

gewone traject van 2 x per week. Linguapolis heeft geen formule van 2 x per week, wel van 3 x per week.<br />

11 Centra Volwassenenonderwijs geven cursussen Nederlands voor kandidaten met meer dan 10 jaar scholing vanaf richtgraad 1. Laaggeschoolden kunnen hier ook terecht vanaf richtgraad 2.


CEF - gemeenschappelijke referentieniveaus: globale schaal<br />

Bron: Nederlandse Taalunie; Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen.<br />

Basisgebruiker A1 Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op de bevrediging van concrete behoeften, begrijpen en gebruiken.<br />

Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, wie<br />

hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk<br />

praat en bereid is om te helpen.<br />

A2 Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld<br />

persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een<br />

eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van<br />

de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op gebied van directe behoeften beschrijven.<br />

Onafhankelijke gebruiker B1 Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk,<br />

op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens reizen in gebieden waar de <strong>taal</strong> wordt<br />

gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan<br />

een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen<br />

geven over meningen en plannen.<br />

B2 Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van<br />

technische besprekingen in het eigen vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met<br />

moeder<strong>taal</strong>sprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen een inspanning met zich meebrengt. Kan duidelijke,<br />

gedetailleerde tekst produceren over een breed scala van onderwerpen: kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en<br />

daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties.<br />

Vaardige gebruiker C1 Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en<br />

spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met <strong>taal</strong> omgaan<br />

ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed gestructureerde en gedetailleerde<br />

tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruik maken van organisatorische structuren en verbindingswoorden.<br />

C2 Kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen. Kan informatie die afkomstig is uit verschillende gesproken en<br />

geschreven bronnen samenvatten, argumenten reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. Kan zichzelf spontaan,<br />

vloeiend en precies uitdrukken en kan hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties, onderscheiden.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 79


Bijlage 3: beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling<br />

Bron: Nederlandse Taalunie; Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde<br />

talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 80


<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 81


Bijlage 4: ALTE – werkgerelateerde competenties Nederlands<br />

Bron: www.alte.org – ALTE Work typical abilities. Vrij ver<strong>taal</strong>d.<br />

Niveaus Luisteren / Spreken Lezen Schrijven<br />

A1<br />

ALTE niveau<br />

Breakthrough<br />

A2<br />

Niveau 1<br />

B1<br />

Niveau 2<br />

B2<br />

Niveau 3<br />

C1<br />

Niveau 4<br />

C2<br />

Niveau 5<br />

Kan eenvoudige en routineuze berichten<br />

aannemen en doorgeven, bv. Vrijdag om 10u<br />

is het vergadering.’<br />

Kan in de eigen werkcontext eenvoudige<br />

verzoeken uiten.<br />

Bijvoorbeeld: Ik wil 25 … bestellen.<br />

Kanover eenvoudige zaken in de eigen<br />

wekcontext advies geven.<br />

Kan de meeste boodschappen, die aandacht<br />

verdienen tijdens een normale werkdag,<br />

aannemen en doorgeven.<br />

Kan effectief aan vergaderingen deelnemen<br />

binnen de eigen werkcontext, kan zaken<br />

beargumenteren.<br />

Kan complexe, delicate en controversiële<br />

thema’s (juridisch, financieel, …) behandelen<br />

en beoordelen in de mate dat hij/zij beschikt<br />

over de nodige specialisatie.<br />

Kan korte verslagen of productbeschrijvingen<br />

begrijpen over vertrouwde zaken, wanneer ze<br />

eenvoudige geformuleerd zijn en de inhoud<br />

voorspelbaar is.<br />

Kan de meeste korte verslagen of<br />

handleidingen uit de eigen werkcontext of<br />

werkervaring begrijpen, wanneer ze<br />

voorspelbaar zijn en wanneer er voldoende tijd<br />

is om ze te lezen.<br />

Kan in de eigen werkcontext de algemene<br />

betekenis begrijpen van routineuze brieven en<br />

theoretische teksten.<br />

Kan de meeste teksten begrijpen: verslagen,<br />

artikels en non-fictie teksten waarmee hij/zij<br />

onverwacht geconfronteerd wordt.<br />

Kan teksten begrijpen die niet in dagdagelijks<br />

Nederlands zijn opgesteld.<br />

Kan verslagen en teksten begrijpen waarmee<br />

hij/zij op het werk geconfronteerd wordt,<br />

inclusief complexe ideeën geformuleerd in<br />

complex <strong>taal</strong>gebruik.<br />

Kan een eenvoudige routineuze vraag schrijven<br />

naar een collega, bv. Mag ik 20 … hebben?<br />

Kan een kort begrijpelijk verzoek schrijven naar<br />

een collega of bekende persoon in een ander<br />

bedrijf.<br />

Kan redelijk accurate notities maken op een<br />

vergadering waar het onderwerp vertrouwd en<br />

voorspelbaar is.<br />

Kan alle routineuze opdrachten uitvoeren wat<br />

betreft goederen en diensten.<br />

Kan een brede waaier aan routineuze en nietroutineuze<br />

situaties aan waarin een<br />

professionele service verlangd wordt van<br />

collega’s en externe contacten.<br />

Kan volledig en accuraat notities maken tijdens<br />

en deelnemen aan een vergadering.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – maart 2008 82


Bijlage 5: Stappenplan om de minimale talige instapcompetenties Nederlands te<br />

bepalen<br />

Hoe goed moet iemands Nederlands zijn om een bepaalde opleiding te volgen of in een bepaalde<br />

functie aan de slag te gaan? Om die vraag gefundeerd te beantwoorden moet de werkgever minimale<br />

<strong>taal</strong>competenties vastleggen. Dit zevenstappenplan helpt hem daarbij.<br />

Inleiding<br />

Minimale talige instapcompetenties Nederlands vastleggen voor een opleiding of voor een<br />

bepaalde functie is geen exacte wetenschap. Het is een weloverwogen keuze die gedragen moet zijn<br />

door het bedrijf of de organisatie. Die keuze is het resultaat van een gezamenlijk denkproces van een<br />

kerngroep <strong>taal</strong>beleid of van een afdeling in een bedrijf of een organisatie.<br />

Bij de keuze moet rekening worden gehouden met een reeks interne en externe omstandigheden en<br />

beleidsbeslissingen:<br />

- kenmerken van beschikbare kandidaten op de arbeidsmarkt (krapte, overschot)<br />

- de <strong>taal</strong>eisen van de functie, de werkvloer<br />

- de heersende visie op aanwerving<br />

- het engagement dat de directie wel of niet wil nemen voor talig kwetsbare groepen<br />

- de werkcontext en de collega’s<br />

- de ambitie van de onderneming om onnodige <strong>taal</strong>drempels weg te werken<br />

- de ambitie om de werkvloer in te richten als <strong>taal</strong>leeromgeving.<br />

Het vaststellen van minimale talige instapcompetenties is dan ook een inschatting op een bepaald<br />

moment, in bepaalde omstandigheden en moet na een tijd worden geëvalueerd en aangepast.<br />

Taalbeleid<br />

Minimale talige instapcompetenties vaststellen is maar één actie uit het stappenplan <strong>taal</strong>beleid.<br />

Het is belangrijk die keuze in te bedden in aansluitende <strong>taal</strong>beleidsacties:<br />

- de bereidheid van het management om meer <strong>taal</strong>acties te ondernemen op de andere niveaus<br />

(de fysieke werkplek, de collega’s, de directe leidinggevenden, de klanten)<br />

- het sensibiliseren en ondersteunen van de omgeving waarin die werknemer tewerkgesteld<br />

wordt<br />

- het uittekenen van een leertraject Nederlands voor beginnende laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers<br />

(bijvoorbeeld een cursus Nederlands op de werkvloer)<br />

- het ondersteunen van laag<strong>taal</strong>vaardige werknemers op de werkvloer.<br />

Een kerngroep moet zeker ook nadenken over andere <strong>taal</strong>acties in het bedrijf of de organisatie. Zo<br />

niet is het vaststellen van minimale talige instapcompetenties een manier om laag<strong>taal</strong>vaardige<br />

werknemers uit te sluiten in plaats van hun meer kansen te geven.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – 21/09/2007<br />

83


Stappenplan<br />

Het vaststellen van de minimale talige instapcompetenties van één functie neemt naar schatting een<br />

tiental dagen in beslag tijdens een periode van twee maanden of meer. De schatting hangt af van een<br />

aantal elementen: de grootte van de organisatie of het bedrijf, de tijd en de bereidheid van<br />

leidinggevenden en werknemers om mee te werken, … Het is in elk geval belangrijk om voldoende tijd<br />

uit te trekken.<br />

Dit proces kan worden geleid door de coördinator <strong>taal</strong>beleid, de procesbegeleider, de <strong>taal</strong>docent van<br />

de cursus Nederlands op de werkvloer, maar ook door een kwaliteitsmedewerker van het Huis van het<br />

Nederlands Antwerpen 12 .<br />

Tijdens een aantal overlegmomenten bereikt de kerngroep <strong>taal</strong>beleid of de werkgroep van een<br />

bepaalde afdeling een consensus over de minimale <strong>taal</strong>competenties. De coördinator <strong>taal</strong>beleid of de<br />

procesbegeleider leidt de discussie in goede banen en stoffeert ze met gegevens die hij heeft<br />

verzameld op de werkvloer.<br />

Stap 1: het proces met de kerngroep of de werkgroep van een afdeling voorbereiden<br />

De procesbegeleider bespreekt de verschillende stappen met het management en/of de directe<br />

leidinggevende van een afdeling of met de betrokkenen. Hij maakt afspraken over timing, uitvoering,<br />

mogelijkheden en beperkingen.<br />

Geschatte tijdsduur: 1/2 dag<br />

Stap 2: gegevens op de werkvloer verzamelen<br />

De procesbegeleider krijgt een genuanceerd beeld van de <strong>taal</strong>eisen op de werkvloer via:<br />

- de <strong>Taalscan</strong>:<br />

De procesbegeleider voert de <strong>Taalscan</strong> uit en inventariseert het schriftelijk en mondeling<br />

<strong>taal</strong>gebruik waarmee een werknemer in een bepaalde functie geconfronteerd wordt.<br />

Geschatte tijdsduur: 1 dag (afhankelijk van de grootte van de afdeling of de omvang van de<br />

functie)<br />

- het schriftelijke <strong>taal</strong>gebruik op de werkvloer:<br />

o De procesbegeleider verzamelt het authentieke schriftelijke materiaal van de<br />

werkvloer dat geïnventariseerd is in de <strong>Taalscan</strong>.<br />

o De procesbegeleider bekijkt en beoordeelt het materiaal.<br />

Geschatte tijdsduur: 1 dag<br />

- het mondelinge <strong>taal</strong>gebruik op de werkvloer<br />

o Observaties op de werkvloer: de procesbegeleider registreert ter plaatse in welke<br />

talige situaties een beginnend werknemer kan terechtkomen.<br />

o Gesprekken op de werkvloer: de procesbegeleider spreekt met werknemers, klanten,<br />

leidinggevenden over hun talige verwachtingen van een beginnende werknemer.<br />

Geschatte tijdsduur: 2 dagen (afhankelijk van de grootte van de afdeling en de omvang van de<br />

functie)<br />

12 In deze bijlage benoemen we deze persoon verder als de procesbegeleider. Hij heeft bij voorkeur een goed zicht op de<br />

gangbare niveaus Nederlands als tweede <strong>taal</strong> (NT2) zoals vermeld na tabblad XXXX.<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – 21/09/2007<br />

84


Stap 3: de <strong>taal</strong>niveaus Nederlands voor de betrokkenen zichtbaar maken<br />

De procesbegeleider maakt met onderstaande hulpmiddelen de <strong>taal</strong>niveaus en mogelijke talige<br />

instapcompetenties concreet voor de betrokkenen op de afdeling en voor de kerngroepleden.<br />

Werknemers hebben vaak geen idee welke <strong>taal</strong>vaardigheid vereist is om van een bepaald<br />

<strong>taal</strong>vaardigheidsniveau te kunnen spreken of wat talige competenties zijn. Hieronder staan vier<br />

mogelijkheden om de werknemers een zicht te geven op wat dat betekent. Ze hoeven niet allemaal<br />

uitgevoerd te worden.<br />

- Referentiepersonen aanwijzen<br />

Het Huis van het Nederlands screent de <strong>taal</strong>vaardigheid van werknemers met een niveau<br />

Nederlands dat net volstaat om te functioneren op de werkvloer. Het <strong>taal</strong>niveau van die<br />

mensen kan richtinggevend zijn voor de talige instapcompetenties vereist bij beginnende<br />

werknemers.<br />

De kerngroep of de werkgroep moet het eens worden over welke personen in aanmerking<br />

komen. Het aantal referentiepersonen moet voldoende groot zijn.<br />

De betrokkenen van de afdeling, de directe leidinggevende of de kerngroep stellen<br />

werknemers voor. De procesbegeleider screent ze.<br />

Geschatte tijdsduur: 2 dagen (referentiepersonen zoeken, spreken en testen)<br />

- Videofragmenten bekijken<br />

Leden van de kerngroep of de werkgroep kunnen ook een beeld krijgen van de verschillende<br />

niveaus of talige competenties door een aantal gefilmde gesprekjes met anderstaligen te<br />

bekijken. De schriftelijke <strong>taal</strong>vaardigheid (lezen/schrijven) wordt hiermee niet expliciet<br />

gemaakt.<br />

Geschatte tijdsduur: 1/2 dag<br />

- Niveaubepalingstoetsen van het Huis van het Nederlands bekijken<br />

Leden van de kerngroep of de werkgroep kunnen ook als voorbeeld een aantal<br />

niveaubepalingstoetsen van anonieme personen van het Huis van het Nederlands bekijken.<br />

Op basis van die voorbeelden kunnen zij ook discussiëren over wat zij als minimum<br />

verwachten van beginnende werknemers voor een bepaalde functie.<br />

- Bezoek brengen aan lessen Nederlands<br />

Enkele leden van de werkgroep of de kerngroep kunnen ook een beeld krijgen van<br />

<strong>taal</strong>competenties door enkele <strong>taal</strong>lessen op verschillende niveaus te bezoeken.<br />

Stap 4: rapporteren en een lijst met talige competenties opstellen<br />

De procesbegeleider maakt op basis van zijn bevindingen uit stap 2 een voorstel. Hij maakt een lijst<br />

met de minimale talige instapcompetenties die hij selecteert uit het schriftelijke <strong>taal</strong>gebruik en het<br />

verwachte mondelinge <strong>taal</strong>gebruik. Voorts situeert hij die <strong>taal</strong>competenties op een <strong>taal</strong>niveau (volgens<br />

de Richtgraden uit de Opleidingsprofielen Moderne Talen).<br />

Geschatte tijdsduur: 1 dag<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – 21/09/2007<br />

85


Stap 5: de talige competenties op de kerngroep of de werkgroep bespreken<br />

De hulpmiddelen uit stap 3 brengen de meningen en de visies van de betrokkenen over hoe goed een<br />

beginnend werknemer talig moet kunnen functioneren aan de oppervlakte. De leden van de<br />

werkgroep of de kerngroep bespreken aan de hand van de hulpmiddelen de vereiste <strong>taal</strong>competenties<br />

en het beheersingsniveau.<br />

Ze bekijken ook de lijst met <strong>taal</strong>competenties die de procesbegeleider in stap 4 heeft opgesteld. Als er<br />

niet onmiddellijk een consensus is, moet de kerngroep of de werkgroep al discussiërend tot een door<br />

iedereen aanvaardbare consensus komen.<br />

Geschatte tijdsduur: 1 dag (2 x 1/2 dag)<br />

Stap 6: een eindrapport minimale talige instapcompetenties van een functie opstellen<br />

De procesbegeleider maakt na de consensus een samenvattend verslag of een rapport over de<br />

verwachte talige instapcompetenties voor een functie.<br />

Geschatte tijdsduur: 1 dag<br />

Stap 7: aanpassing aanwervingsprocedure en werkvloer aan de minimale talige<br />

instapcompetenties<br />

Wanneer de minimale talige competenties voor een bepaalde functie zijn vastgelegd, is het niet de<br />

bedoeling dat tijdens een sollicitatieprocedure of op de werkvloer hogere <strong>taal</strong>eisen aan kandidaatwerknemers<br />

worden gesteld. De coördinator <strong>taal</strong>beleid, het management en de werkgroep <strong>taal</strong>beleid<br />

waken erover dat de <strong>taal</strong>eisen in de aanwervingsprocedure en op de werkvloer overeenstemmen.<br />

Dat kan uiteraard talige aanpassingen van de aanwervingen en van de werkvloer met zich<br />

meebrengen.<br />

<br />

<strong>Klare</strong> <strong>taal</strong> <strong>rendeert</strong> – <strong>Taalscan</strong> – 21/09/2007<br />

86

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!