26.09.2013 Views

John Bunyan: Pelgrimage naar de eeuwigheid - Protestantse ...

John Bunyan: Pelgrimage naar de eeuwigheid - Protestantse ...

John Bunyan: Pelgrimage naar de eeuwigheid - Protestantse ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>: <strong>Pelgrimage</strong> <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong><br />

LEEN DEN BESTEN<br />

Vanaf <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw is er een stroming in het<br />

Protestantisme geweest die zich verzette tegen dorre<br />

leerstelligheid die men aantrof in <strong>de</strong> kerk en <strong>de</strong> nadruk leg<strong>de</strong><br />

op geloofsbeleving met hart, mond en daad. De stroming staat<br />

bekend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam Piëtisme. Aanhangers van het<br />

Piëtisme, piëtisten, lazen over het algemeen veel. Tot het<br />

klassieke repertoire behoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Navolging van Christus van<br />

Thomas à Kempis (circa1380-1472), Gedachten van <strong>de</strong> Franse<br />

filosoof Blaise Pascal (1623-1662) en vooral <strong>de</strong><br />

geloofservaringen van <strong>de</strong> individuele christen zoals die<br />

geschetst wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Engelse baptistische ketellapper en<br />

predikant <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> (Elstow, Bedfordshire 28.2.1628-<br />

Lon<strong>de</strong>n 31.8.1688) in zijn boek The Pilgrims Progress<br />

(Christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>).<br />

Ik geef een<br />

voorbeeld van<br />

dat laatste<br />

geschrift, dat<br />

in <strong>de</strong><br />

zeventien<strong>de</strong><br />

eeuw naast <strong>de</strong><br />

Bijbel het<br />

meest gelezen boek in Engeland en daarbuiten was.<br />

<strong>Bunyan</strong> schreef het in 1675 in <strong>de</strong> gevangenis. Het<br />

werd uitgegeven in 1678 1 en in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd<br />

vertaald in minstens 125 talen en dialecten. 2 Het is<br />

nog altijd in reformatorische kringen een<br />

klassieker. 3 Het beschrijft <strong>de</strong> weg van een christen<br />

<strong>naar</strong> het eeuwige heil langs allerlei beproevingen<br />

en verlokkingen.<br />

<strong>Bunyan</strong> 4 was evenals zijn va<strong>de</strong>r ketellapper. Hij<br />

moest daarom markten afreizen om geld te verdienen. Op 16-jarige leeftijd moest hij dienst nemen<br />

in het parlementaire leger. Hij leid<strong>de</strong> hij een tamelijk losbandig leven. Op zijn twintigste trouw<strong>de</strong><br />

hij en kreeg hij van zijn schoonva<strong>de</strong>r enkele christelijke boeken. Hij las <strong>de</strong>ze en begon na te <strong>de</strong>nken<br />

1 Zie voor <strong>de</strong> tekst met talloze illustraties en MP3 audio: http://www.verselink.org/topics/stories.html;<br />

2 T.D. Smid, ‘Een en an<strong>de</strong>r over Ne<strong>de</strong>rlandsche vertalingen van <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>’s Pelgrims Progress en over zijn betekenis als<br />

volksboek’, in: Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, jaargang 39, 1939, 215-236.<br />

3 Tussen 1682 en 1687 wer<strong>de</strong>n er bij <strong>de</strong> Amsterdamse uitgever Joannes Boekholt vijf drukken verzorgd met als titel Eens<br />

Christens Reyse Na <strong>de</strong> Eeuwigheid. Tot in <strong>de</strong> twintigste eeuw zijn van het boek uitgaven verschenen, terwijl volksprenten het<br />

verhaal visualiseer<strong>de</strong>n. Zie: Vroomheid per dozijn, uitgave van het Catharijneconvent te Utrecht, Utrecht 1982, 40. <strong>Bunyan</strong>s<br />

Eens Christens Reyse werd in 1682 geïntroduceerd met in <strong>de</strong> Voorre<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n Beschey<strong>de</strong>nen Leser <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘We beleven<br />

een <strong>de</strong>rtele Eeuwe, en ‘t moet al lecker gezaust zijn dat nu bij veele een smakelijke Spyse sal wesen ... Ach! dat er nu hier<br />

of daar een waere Sionyt, een Christen die syn voeten geset heeft op die Koninglijke weg, hier door eenigsints gesterck,<br />

gehoort en on<strong>de</strong>rricht moght wer<strong>de</strong>n; dat er ergens een dwalend Schaap van seyne dwael-weg afgelockt, en op <strong>de</strong> Pa<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s<br />

Vre<strong>de</strong>s gestelt wierd.’<br />

4 Over <strong>Bunyan</strong>s leven en werk, zie:<br />

- J.H. Gunning J.Hz., Blikken in <strong>Bunyan</strong>’s Pelgrimsreize, Kampen: Kok 1928.<br />

- <strong>John</strong> Brown, <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> (1628-1688), his life, times, and work, London: Hulbert 1928.<br />

- Frank Mott Harrison, A bibliography of the works of <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>, Oxford: Oxford University Press 1932.<br />

- Henri A. Talon, <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>, l'homme et l'œuvre, Paris: Éditions Je Sers 1948.<br />

- Henri Conradi, <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> in het hol van zijn levenstwijfel: een psychoreligische bena<strong>de</strong>ring, Amsterdam 1952.<br />

- G.J. Schutte, e.a., <strong>Bunyan</strong> in Ne<strong>de</strong>rland: opstellen over <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> in Ne<strong>de</strong>rland, Houten: Den Hertog<br />

1989.<br />

- H. van ’t Veld, De pelgrimsstaf is in mijn hand. <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> (1628-1688): een biografie, Utrecht: De Banier 2004.<br />

1


over zijn leven. Toen hij in 1653 na diepe<br />

aanvechtingen verzekerd werd van zijn geloof, wist hij<br />

zich geroepen om het evangelie te verkondigen. In<br />

1655 sloot hij zich bij <strong>de</strong> baptistengemeente van<br />

Bedford, zijn geboorteplaats, aan. Daar ontmoette hij<br />

mensen die het koninkrijk van God in <strong>de</strong> eigen<br />

historische werkelijkheid nabij wil<strong>de</strong>n brengen. In<br />

1656 begon hij er als leek te preken. De regering<br />

verbood het preken door leken. Omdat <strong>Bunyan</strong> zich<br />

daar niet veel van aantrok, werd hij in 1660 gevangen<br />

gezet. In <strong>de</strong> gevangenis schreef hij negen boeken. In<br />

een ervan, Grace abounding (Overvloedige gena<strong>de</strong><br />

voor <strong>de</strong> grootste <strong>de</strong>r zondaren, 1566), in <strong>de</strong>ed hij<br />

verslag van zijn leven. Tegelijk lever<strong>de</strong> hij zo een<br />

bijdrage aan <strong>de</strong> sindsdien in puriteinse kring graag<br />

beoefen<strong>de</strong> kunst van het vertellen van het eigen<br />

levensverhaal. In 1672 werd hij door bisschop Barlow<br />

van Lincoln vrijgelaten. Drie jaar preekte hij te<br />

Bedford en trok daarmee veel mensen <strong>naar</strong> zich toe.<br />

In 1677 beland<strong>de</strong> hij weer, nu voor zes maan<strong>de</strong>n, in<br />

<strong>de</strong> gevangenis. In die tijd schreef hij het boek dat<br />

hem voorgoed bekend maakte en een plaats gaf in <strong>de</strong><br />

reeks van klassieke schrijvers. 5 Opnieuw een vrij man,<br />

groei<strong>de</strong> <strong>Bunyan</strong> uit tot een gevierd prediker. Zo<br />

ston<strong>de</strong>n in Lon<strong>de</strong>n op een wintermorgen om zeven uur<br />

’s morgens al ongeveer 1200 mensen <strong>naar</strong> hem te<br />

luisteren. Sommigen noem<strong>de</strong>n hem ‘bisschop <strong>Bunyan</strong>’.<br />

Wat <strong>Bunyan</strong> typeer<strong>de</strong> was zijn eenvoud en <strong>de</strong><br />

authenticiteit van zijn vroomheid. De bekering tot<br />

God, <strong>de</strong> aanvechting en <strong>de</strong> geloofsstrijd ston<strong>de</strong>n voor hem centraal.<br />

2<br />

Johannes <strong>Bunyan</strong>, De Christen- en Christennereis<br />

<strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, opnieuw uit het Engels<br />

vertaald door C.S. Adama van Scheltema, 1868.<br />

5 Van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse uitgaven noem ik slechts <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>:<br />

- Eens Christens reyse na <strong>de</strong> eeuwigheyt, Amsterdam: Joannes Boekholt 1682.<br />

- Eens Christens reize <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, <strong>naar</strong> het Hoogduitsch van F.H. Ranke; verrijkt met eene inleiding, zijn<strong>de</strong> eene<br />

levensschets van <strong>de</strong>n schrijver, door G.H. Schubert, Te Groningen: Barghoorn 1833.<br />

- Eens Christens reize <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>: voorstellen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r verschei<strong>de</strong>ne zinnebeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n ganschen staat van een<br />

boetvaardige en godzoeken<strong>de</strong> ziel, uit het Engelsch vertaald, s Gravenhage: Van Golverdinge 1863.<br />

- De pelgrimstogt. Opnieuw bewerkt maar <strong>de</strong> oorspronkelijke uitgave, met Aanteekeningen van Thomas Scott. Voorafgegaan<br />

van een levensberigt van <strong>de</strong>n schrijver en eene inleiding tot diens werk door J.H.Gunning jr. Geïllustreerd met acht en zestig<br />

staalplaten, Amsterdam: W. H. Kirberger 1864.<br />

- De Christen- en christinnereis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, met aantekeningen van <strong>de</strong>n Engelschen predikant Robert Maguire M.A.,<br />

geïllustreerd met 100 Platen door H.C. Selous en M. Paolo Priolo, opnieuw uit het Engelsch vertaald door C.S. Adama van<br />

Scheltema, Amsterdam: Höveler & Zoon 1868; Dordrecht: J.P. van <strong>de</strong>n Tol 1978.<br />

- De christen- en christinnereize <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, uit het Engelsch vertaald door A.J. Kers; met oorspronkelijke<br />

teekeningen van beroem<strong>de</strong> kunste<strong>naar</strong>s, Doesburg: Van Schenk Brill 1906.<br />

- Des Pelgrims Reize van <strong>de</strong>ze wereld <strong>naar</strong> <strong>de</strong> toekomen<strong>de</strong>, vertaald door J.L. Pierson. Met een voorre<strong>de</strong> van H. Pierson,<br />

ingeleid door dr. J.v.d. Valk, twee <strong>de</strong>len, Neerbosch’ Boekhan<strong>de</strong>l 1908.<br />

- De Pelgrimsreis van <strong>de</strong>ze wereld <strong>naar</strong> <strong>de</strong> toekomen<strong>de</strong>, voorgesteld in <strong>de</strong>n vorm van een droom, met een en <strong>de</strong>rtig<br />

illustraties <strong>naar</strong> oorspronkelijke tekeningen van Harold Copping, Nijkerk: G.F. Callenbach 1924.<br />

- De Christen- en Christinnereis, ingeleid en vertaald door A.G. Wolf, Delft: Meinema 1928.<br />

- De christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>. Met negen gravures van Jan Luyken, Houten: Den Hertog 1979; <strong>naar</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse uitgave uit 1682.<br />

- De christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, voor kin<strong>de</strong>ren bewerkt door H. v.d. Brink, Amsterdam: Paulus Vereniging, omstreeks<br />

1950.<br />

- De Christenreis, opnieuw verteld door Rhoda Couldridge; geïllustreerd door Anna Couldridge; vertaald uit het Engels door<br />

M. Goedhart-Alberts, Kampen: Kok 1980.<br />

- Eens Christens reize <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, hertaald in mo<strong>de</strong>rn Engels door Jean Watson; vertaald uit het Engels door Cornelis<br />

Lambregtse; bewerkt door Evert Kuijt; geïllustreerd door Peter Wane, ’s Gravenhage: Boekencentrum 1980.<br />

- De Christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, in <strong>de</strong> huidige spelling overgezet uit het Engels door A. Bolhuis, Utrecht: De Banier<br />

1986.<br />

- Eens Christens reize <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, met ophel<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> aant. van Lambertus <strong>de</strong> Beveren, Lei<strong>de</strong>n: Groen 1988.<br />

- <strong>Bunyan</strong>’s Christenreis, naverteld voor jonge mensen door T. Mateboer, Utrecht: Den hertog 1962; Houten: Den Hertog 1990.


hemelvuur verbrand wor<strong>de</strong>n.<br />

Herhaal<strong>de</strong>lijk riep hij uit: ‘Wat moet ik<br />

doen?’ Zijn vrouw en kin<strong>de</strong>ren begrepen<br />

niet veel van zijn verdriet en dachten<br />

dat hij gek was gewor<strong>de</strong>n. Ze probeer<strong>de</strong>n<br />

zijn sombere stemming te verdrijven<br />

door hard en koel tegen hem op te<br />

tre<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> een lachte hem spottend uit;<br />

een an<strong>de</strong>r zei dat hij zich moest<br />

schamen; allen lieten hem, zon<strong>de</strong>r een<br />

woord van begrijpen<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> te spreken,<br />

over aan zijn lot. Christen trok zich terug<br />

in <strong>de</strong> eenzaamheid van zijn kamer, waar<br />

hij voor hen bad en hun<br />

gemeenschappelijk lot bejammer<strong>de</strong>. Ook<br />

ging hij vaak een stukje wan<strong>de</strong>len, in stil<br />

gebed of in een boek verdiept. Zo gingen<br />

<strong>de</strong> dagen voorbij met altijd weer<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zorgen.<br />

Toen hij eens aan het wan<strong>de</strong>len was en<br />

als <strong>naar</strong> gewoonte een open boek in zijn<br />

han<strong>de</strong>n had, zag hij een man op hem<br />

afkomen. Deze heette Evangelist.<br />

‘Waarom huil je?’ vroeg Evangelist.<br />

‘Omdat dit boek me zegt dat dood en<br />

na<strong>de</strong>rend oor<strong>de</strong>el me wachten en ik ben<br />

op geen van bei<strong>de</strong> voorbereid.’ Daarop<br />

haal<strong>de</strong> Evangelist een perkamenten rol<br />

voor <strong>de</strong> dag en ontrol<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze. De<br />

volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ston<strong>de</strong>n erop: ‘Vlucht<br />

voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> toorn.’ Toen Christen<br />

dit las, smeekte hij <strong>de</strong> man hem te<br />

zeggen waarheen hij vluchten moest. De<br />

Christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong> is een allegorie: een<br />

uitgewerkte voorstelling die niet letterlijk maar<br />

zinnebeeldig moet wor<strong>de</strong>n opgevat. De vorm is die<br />

van een dialoog. In zijn boek probeer<strong>de</strong> <strong>Bunyan</strong><br />

antwoor<strong>de</strong>n te formuleren op allerlei vragen die<br />

gelovigen in zijn tijd stel<strong>de</strong>n: Hoe vindt een mens rust<br />

voor zijn hart? Wat is rechtvaardigmaking? Hoe word<br />

je wat je in Christus al bent? Wat is zon<strong>de</strong>? Wat houdt<br />

waken in? Wat is bid<strong>de</strong>n? Waarom is er voortdurend<br />

twijfel in je leven? Wat is <strong>de</strong> hemel? Is die er wel?<br />

Het kruis was voor <strong>Bunyan</strong> het antwoord op elke<br />

levensnood. Net als bij <strong>de</strong> puriteinen was bij hem <strong>de</strong><br />

gedachte dat <strong>de</strong> mens een pelgrim is een diep en<br />

sterk element. Hij schreef dan ook in <strong>de</strong> gevangenis,<br />

als een vervolg<strong>de</strong> en van mensen verlatene, in een<br />

sobere stijl zijn verslag van <strong>de</strong> voortgang van <strong>de</strong><br />

pelgrim. Het geschrevene betrof <strong>de</strong> werkelijkheid van<br />

zijn eigen leven.<br />

Het allegorisch verhaal wordt gepresenteerd als een<br />

droom: In <strong>de</strong> stad Ver<strong>de</strong>rf woon<strong>de</strong> een man die<br />

Christen heette. Op zekere dag stond Christen in een<br />

grote benauwdheid en gebogen on<strong>de</strong>r het gewicht van<br />

een geweldig grote last op zijn schou<strong>de</strong>rs voor zijn<br />

huis een boek (<strong>de</strong> Bijbel) te lezen, waarvan <strong>de</strong> inhoud<br />

hem met angst vervul<strong>de</strong>: zijn gelief<strong>de</strong> stad zou met<br />

Illustratie in editie 1868.<br />

3


Illustratie in editie 1868.<br />

Illustratie uit editie 1868<br />

4<br />

man wees met <strong>de</strong><br />

vinger in <strong>de</strong> verte.<br />

‘Zie je daar dat<br />

poortje?’ Ga er <strong>naar</strong><br />

toe. Als je aanklopt,<br />

zal je gezegd wor<strong>de</strong>n<br />

wat je moet doen.’<br />

Christen ging op weg.<br />

Zijn vrouw en<br />

kin<strong>de</strong>ren zagen hem<br />

gaan en begonnen te<br />

roepen dat hij terug<br />

moest keren. Hij<br />

stopte zijn vingers in<br />

zijn oren en riep:<br />

‘Leven! leven! eeuwig<br />

leven!’ Hij keek niet<br />

meer om en versnel<strong>de</strong><br />

zijn pas. De buren<br />

zagen hem lopen en<br />

begonnen met hem te<br />

spotten. Sommigen wierpen hem scheldwoor<strong>de</strong>n na en an<strong>de</strong>ren schreeuw<strong>de</strong>n, dat hij wijs moest<br />

zijn en terugkeren. Twee van hen, Halsstarrig en Plooibaar, besloten hem <strong>de</strong>snoods met geweld<br />

terug te halen. ‘Wat zoek je toch en waarvoor zou je zelfs <strong>de</strong>ze bloeien<strong>de</strong> wereld willen<br />

prijsgeven?’ vroeg Halsstarrig. ‘Ik zoek een erfenis die in <strong>de</strong> hemel bewaard wordt en daar veilig is<br />

en die op een bepaal<strong>de</strong> tijd gegeven zal wor<strong>de</strong>n aan hen die haar zochten. Hier, lees er zelf maar<br />

eens over in dit boek.’ ‘Weg met je boek. Ga met mij mee’, riep Halsstarrig. Christen weiger<strong>de</strong>.<br />

Plooibaar gaf aan er iets voor te voelen mee te gaan met Christen en vroeg hem: ‘Weet je <strong>de</strong> weg<br />

wel?’ ‘Ja, Evangelist heeft me die gewezen’, antwoord<strong>de</strong> Christen. Halsstarrig ging terug <strong>naar</strong> huis<br />

en Plooibaar ging met Christen mee, omdat het hem geen slecht vooruitzicht leek.<br />

On<strong>de</strong>rweg vroeg<br />

Plooibaar aan Christen<br />

hem iets meer te<br />

vertellen over wat<br />

hem zoal bezig hield.<br />

Christen zei dat hem<br />

meer een innerlijk<br />

gevoel dan een<br />

hel<strong>de</strong>re voorstelling<br />

dreef en las voor uit<br />

het boek dat hem<br />

inspireer<strong>de</strong>. Plotseling<br />

raakten ze verdwaald<br />

in een moeras,<br />

Wankelmoedigheid<br />

geheten. Plooibaar<br />

kwam snel weer op<br />

het droge, aan <strong>de</strong> kant<br />

van stad Ver<strong>de</strong>rf. Hij<br />

was boos: ‘Is dat nu<br />

wat je me al die tijd<br />

voorgespiegeld hebt.<br />

Als onze tocht zo<br />

jammerlijk begint,<br />

wat moet dan straks<br />

het ein<strong>de</strong> zijn?’ Hij<br />

ging terug. Bij zijn<br />

thuiskomst werd hij<br />

als een wijs man<br />

geprezen. Christen raakte door het zware pak op zijn rug dieper en dieper in het moeras verzonken.


Gelukkig kwam een man <strong>naar</strong> hem: Helper.<br />

Deze trok hem op het droge en vertel<strong>de</strong> dat<br />

het moeras was ontstaan door <strong>de</strong> twijfel van<br />

zondaren, een twijfel die ontstond na<br />

tegenslagen.<br />

Eenzaam vervolgen<strong>de</strong> Christen zijn weg. Bij<br />

een kruising ontmoette hij Wereldwijs. Deze<br />

woon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> stad Zinnelust, een grote stad<br />

dicht bij <strong>de</strong> plaats waar Christen zelf woon<strong>de</strong>.<br />

Wereldwijs adviseer<strong>de</strong> hem <strong>de</strong> last die op hem<br />

drukte van zich af te werpen en te genieten<br />

van het leven. Christen las hem voor uit zijn<br />

boek. Triomfantelijk zei Wereldwijs: ‘Wees<br />

toch nuchter en wordt wereldwijs. Je verlangt<br />

van een zware last bevrijd te wor<strong>de</strong>n. Wel, ga<br />

<strong>naar</strong> het dorpje Ze<strong>de</strong>lijkheid even ver<strong>de</strong>r op.<br />

Daar woont Wettisch. Ga hem eens<br />

raadplegen.’ Christen volg<strong>de</strong> het advies op.<br />

On<strong>de</strong>rweg <strong>naar</strong> het dorp kwam hij Evangelist<br />

tegen. Die vroeg: ‘Waarom heb je <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

weg al zo snel verlaten?’ Christen vertel<strong>de</strong> dat<br />

hij <strong>de</strong> raad van Wereldwijs had opgevolgd.<br />

Daarop antwoord<strong>de</strong> Evangelist: ‘Wereldwijs is<br />

verzot op alles wat <strong>de</strong> wereld aan wijsheid<br />

oplevert; daarom gaat hij altijd <strong>naar</strong> <strong>de</strong> kerk<br />

in het dorp Ze<strong>de</strong>lijkheid. De leer en prediking<br />

waarin het minst over het kruis wordt<br />

gesproken, trekt hem het meest aan. Omdat<br />

hij zo wereldsgezind is, probeert hij je van<br />

Christen gaat <strong>de</strong> smalle poort, geopend door<br />

Welwillendheid, binnen. Kopergravure uit 1778.<br />

5<br />

Illustratie uit editie 1868.<br />

mijn wegen die goed zijn af te lokken. Hij stuur<strong>de</strong><br />

je <strong>naar</strong> Wettisch. Maar <strong>de</strong>ze kan je niet van je last<br />

bevrij<strong>de</strong>n. Nooit is iemand door hem vrij gewor<strong>de</strong>n.<br />

Wettisch is een bedrieger en zijn zoon, Heer<br />

Hoffelijkheid, is met al zijn fijne en voorname<br />

vormen, een huichelaar.’<br />

Christen luister<strong>de</strong> <strong>naar</strong> Evangelist en keer<strong>de</strong> terug<br />

op zijn schre<strong>de</strong>n. Hij vervolg<strong>de</strong> zijn weg <strong>naar</strong> het<br />

poortje. Hij sprak niemand meer aan en duld<strong>de</strong> niet<br />

dat an<strong>de</strong>ren hem ophiel<strong>de</strong>n. Na enige tijd kwam hij<br />

bij het poortje en klopte aan. Hij kreeg geen<br />

gehoor. Pas nadat hij verschei<strong>de</strong>ne malen geklopt<br />

en geroepen had, vroeg een stem: ‘Wie is daar?<br />

Waar kom je vandaan? Wat wil je?’ Christen<br />

antwoord<strong>de</strong>: ‘Ik ben een zwaarbelaste zondaar op<br />

weg <strong>naar</strong> Sion. Ik kom uit <strong>de</strong> stad Ver<strong>de</strong>rf. Wilt u<br />

mij binnenlaten?’ ‘Van ganser harte’, antwoord<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> eerwaardige man.<br />

Christen had nog nauwelijks een stap over <strong>de</strong><br />

drempel gezet of Welwillendheid trok hem <strong>naar</strong><br />

binnen. ‘Waarom doe je dat?’, vroeg Christen<br />

verschrikt. Welwillendheid verklaar<strong>de</strong>: ‘Er is hier<br />

vlak bij een groot kasteel dat van Beëlzebub is. Als<br />

iemand op het punt staat <strong>de</strong>ze poort binnen te<br />

gaan, maken Beëlzebub en zijn trawanten zich<br />

gereed om <strong>de</strong> boog te spannen in <strong>de</strong> hoop dat hun<br />

vurige pijlen <strong>de</strong> reiziger zullen treffen voor hij <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ur is binnengegaan.’ Nadat Christen van zijn


we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n had verteld, wees Welwillendheid recht voor zich uit en zei: ‘Zie je die smalle<br />

weg daar? ’Dat is het pad dat je van nu af aan moet volgen. Het is <strong>de</strong> weg die door <strong>de</strong> profeten,<br />

Christus en zijn apostelen gebaand is: een smalle rechte weg.’ ‘Zijn er geen bochten of afslagen in<br />

die weg?’ vroeg Christen. ‘Hij heeft veel zijwegen’, antwoord<strong>de</strong> Welwillendheid, ‘maar die zijn<br />

allemaal breed en kronkelig. Je zult merken dat je die niet moet volgen.’<br />

Christen zette zijn tocht <strong>naar</strong> <strong>de</strong> hemelstad voort. Hij ontmoette Uitlegger die hem inwijd<strong>de</strong> in het<br />

christelijk geloof. Uitlegger liet hem een schil<strong>de</strong>rij zien waarop een man stond afgebeeld die<br />

opkeek <strong>naar</strong> <strong>de</strong> hemel, een kroon op zijn hoofd en <strong>de</strong> wereld achter zich. Alleen zulke mensen<br />

hebben een plaats bij <strong>de</strong> Heer, zei Uitlegger. Vervolgens nam hij Christen mee <strong>naar</strong> een stoffige<br />

kamer. Een man probeer<strong>de</strong> stof weg te vegen, maar het werd alleen maar viezer. Uitlegger gaf een<br />

vrouw opdracht wat water te sprenkelen, zodat er zon<strong>de</strong>r problemen schoongemaakt kon wor<strong>de</strong>n.<br />

Uitlegger vertel<strong>de</strong>: <strong>de</strong> man is <strong>de</strong> wet; <strong>de</strong> wet maakt een mens bewust van zon<strong>de</strong>; <strong>de</strong> vrouw is het<br />

evangelie; het evangelie zorgt ervoor dat <strong>de</strong> christen voor <strong>de</strong> zon<strong>de</strong> (het stof) terug<strong>de</strong>inst. Uitlegger<br />

nam Christen nu mee <strong>naar</strong> een kamer waar twee kin<strong>de</strong>ren zaten, Lijdzaamheid en Hartstocht.<br />

Hartstocht (<strong>de</strong> wereld) keek boos omdat hij dingen wil<strong>de</strong> hebben die hun over een jaar waren<br />

beloofd. Hij kreeg wat hij wil<strong>de</strong> en lachte Lijdzaamheid uit. Maar Lijdzaamheid kreeg een jaar later<br />

zijn <strong>de</strong>el en verkreeg daarmee <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, terwijl Hartstocht niets dan vod<strong>de</strong>n over hield. Na<br />

dit gezien te hebben, troon<strong>de</strong> Uitlegger Christen mee <strong>naar</strong> een plaats waar een open haard<br />

brand<strong>de</strong>. Een man goot water op het vuur, maar het vuur ging steeds har<strong>de</strong>r bran<strong>de</strong>n. Dit kwam<br />

omdat aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant iemand steeds een beetje olie op het vuur gooi<strong>de</strong>. Het vuur, zo zei<br />

Uitlegger, is <strong>de</strong> Heilige Geest en <strong>de</strong> olie is Christus die steeds weer het vuur van <strong>de</strong> Heilige Geest<br />

doet opvlammen. Christen en Uitlegger trokken weer ver<strong>de</strong>r. Ze kwamen nu bij een groot, mooi<br />

paleis. Mensen liepen in het goud op het dak. Voor het paleis ston<strong>de</strong>n mensen die niet <strong>naar</strong> binnen<br />

durf<strong>de</strong>n. Een man schreef <strong>de</strong> namen op van hen die <strong>naar</strong> binnen gingen. Christen hoor<strong>de</strong> het vrolijke<br />

zingen van hen die binnen waren. Uitlegger<br />

en Christen zetten hun tocht voort. Ze<br />

kwamen in een donkere kamer, waar een<br />

man in een ijzeren kooi zat. Christen<br />

praatte met hem. Hij kwam zo te weten<br />

dat <strong>de</strong> man alles verbeurd had, omdat hij<br />

God moedwillig genegeerd en beledigd<br />

had. Als laatste liet Uitlegger Christen een<br />

man zien die net uit zijn droom wakker<br />

was gewor<strong>de</strong>n. De man tril<strong>de</strong>, want hij had<br />

gedroomd over <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>elsdag en gezien<br />

dat hij er niet klaar voor was en dat <strong>de</strong> hel<br />

zich voor hem open<strong>de</strong>. Christen nam alles<br />

wat hij gezien had mee in zijn hart en<br />

vervolg<strong>de</strong> vol goe<strong>de</strong> moed zijn weg.<br />

Hij liep over een smalle weg tussen twee<br />

muren, Verlossing geheten, en kwam bij<br />

het kruis. Toen hij <strong>naar</strong> <strong>de</strong> persoon die aan<br />

het kruis hing keek, viel het zware pak dat<br />

hij nog altijd meezeul<strong>de</strong> (zijn zon<strong>de</strong>n) van<br />

zijn rug in een geopend graf. Christen kon<br />

zijn geluk niet op. Er kwamen drie<br />

engelen. De eerste zei: ‘Je zon<strong>de</strong>n zijn je<br />

vergeven’ en gaf hem een teken op zijn<br />

voorhoofd. De twee<strong>de</strong> gaf hem een nieuw<br />

wisselkleed en <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> een boekrol.<br />

Met zijn geschenken vervolg<strong>de</strong> hij zijn<br />

tocht. Op een gegeven moment zag hij drie<br />

mannen: Dwaas, Luiaard en Verwaand. Ze<br />

waren geketend en lagen te slapen.<br />

Christen maakte hen wakker en zei dat hij<br />

een manier wist om van boeien bevrijd te<br />

wor<strong>de</strong>n. Ze luister<strong>de</strong>n niet. Ze zagen geen<br />

gevaar.<br />

Toen Christen ver<strong>de</strong>r liep over <strong>de</strong> smalle<br />

Illustratie van Johan Herman Isings (1884-1977), in: <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>,<br />

De Christen- en Christinnereis, Delft 1928.<br />

weg, zag hij twee mannen over <strong>de</strong> muur klimmen. Het waren Hypocriet en Formalist. Ze kwamen<br />

6


Christen bij Dwaas, Luiaard en Verwaand, in:<br />

J.H.Gunning, J. Hz. , Blikken in <strong>Bunyan</strong>’s<br />

Pelgrimsreize, Kampen: Kok 1928.<br />

uit het land IJ<strong>de</strong>le Eer en gingen <strong>naar</strong> <strong>de</strong> berg Sion<br />

om te bid<strong>de</strong>n. Christen vroeg hen: ‘Waarom<br />

kwamen jullie niet door <strong>de</strong> poort die aan het begin<br />

van <strong>de</strong>ze weg is gebouwd? Weten jullie niet dat er<br />

geschreven staat dat wie niet door <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur ingaat,<br />

maar van el<strong>de</strong>rs inklimt, een dief en een<br />

moor<strong>de</strong><strong>naar</strong> is?’ De mannen antwoord<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

weg door <strong>de</strong> poort veel te ver om was en liepen<br />

met Christen mee op. Deze wees hen op zijn<br />

kleding, het teken op zijn voorhoofd en <strong>de</strong> boekrol<br />

die hij bezat, <strong>de</strong> kenmerken waaraan <strong>de</strong> Heer op <strong>de</strong><br />

berg Sion hem zou herkennen. Ze lachten Christen<br />

uit. Met z’n drieën gingen ze voort. Alleen Christen<br />

zorg<strong>de</strong> dat hij <strong>de</strong> voorste bleef en met niemand<br />

meer sprak dan met zichzelf, en dat soms eens<br />

zuchtend en dan weer juichend. Hij las ook vaak in<br />

<strong>de</strong> rol die hem door één van <strong>de</strong> Blinken<strong>de</strong>n<br />

(engelen) gegeven was en werd dan zeer verkwikt.<br />

Ze kwamen aan <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong> heuvel Moeilijkheid<br />

waar een fontein was. Hier lagen, naast <strong>de</strong> rechte<br />

weg die <strong>de</strong> hoge, steile heuvel opging twee an<strong>de</strong>re<br />

wegen, Gevaar en Vernieling, aan <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong><br />

heuvel. Christen beklom <strong>de</strong> steile weg. Hypocriet<br />

en Formalist namen <strong>de</strong> wegen rond <strong>de</strong> heuvel<br />

omdat ze zich inbeeld<strong>de</strong>n dat ze aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

kant van <strong>de</strong> heuvel op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> weg zou<strong>de</strong>n<br />

uitkomen als Christen. De wegen leid<strong>de</strong>n hen <strong>naar</strong><br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang. Halverwege trof Christen een prieel<br />

waar vermoei<strong>de</strong> reizigers kon<strong>de</strong>n uitrusten. Hij begon er in zijn rol te lezen, werd door slaap<br />

overmand en <strong>de</strong> rol viel uit zijn hand. Iemand wekte hem en riep hem toe: ‘Ga tot <strong>de</strong> mieren, gij<br />

luiaard, en word wijs’. Toen Christen opstond, zag hij dat twee mannen <strong>naar</strong> hem toe kwamen:<br />

Vreesachtige en Mistroostige. Ze<br />

waarschuw<strong>de</strong>n hem voor <strong>de</strong> gevaren<br />

on<strong>de</strong>rweg. Christen antwoord<strong>de</strong>: ‘Waar zal<br />

ik heen vluchten. Als ik terugga kom ik<br />

zeker om, als ik in <strong>de</strong> hemelse stad kan<br />

komen, weet ik zeker dat ik veilig zal zijn.<br />

Ik moet het wagen.’ En hij ging ver<strong>de</strong>r,<br />

piekerend over wat <strong>de</strong> twee gezegd had<strong>de</strong>n.<br />

Hij zocht <strong>naar</strong> zijn rol om daarin te lezen,<br />

maar vond hem niet. Soms zuchtte hij, soms<br />

huil<strong>de</strong> hij en vaak verfoei<strong>de</strong> hij zichzelf om<br />

<strong>de</strong> dwaasheid, dat hij was gaan slapen op<br />

een plaats die alleen bestemd was om hem<br />

te verfrissen in zijn vermoeidheid. Hij ging<br />

vol zelfverwijt terug en vond bij het prieel<br />

zijn rol terug. Snel liep hij nu het overige<br />

van <strong>de</strong> heuvel weer op. Het werd donker.<br />

Zichzelf verwijtend zei hij: ‘Had ik niet<br />

geslapen, dan had ik nu een dak boven mijn<br />

hoofd. Ik moet nu wan<strong>de</strong>len zon<strong>de</strong>r<br />

zonneschijn, <strong>de</strong> duisternis be<strong>de</strong>kt mijn<br />

voetpad en ik moet het geluid van <strong>de</strong> nare<br />

schepselen horen vanwege mijn zondige<br />

slaap.’<br />

Toen hij zijn ogen opsloeg, zag hij een<br />

statig paleis, Sierlijk geheten, juist aan <strong>de</strong><br />

kant van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> weg. Bij het na<strong>de</strong>ren van<br />

het paleis ont<strong>de</strong>kte hij twee leeuwen. Ze<br />

waren geketend, maar dat zag hij niet. De<br />

Christen in werkkamer van paleis Sierlijk, in: J.H.Gunning, J.Hz.,<br />

Blikken in <strong>Bunyan</strong>’s Pelgrimsreize, Kampen: Kok 1928.<br />

7


portier, Waakzaam, merkte dat Christen wil<strong>de</strong> teruggaan en riep hem toe: ‘Is je kracht zo klein?<br />

Wees niet bang. De leeuwen zijn geketend. Ze liggen hier alleen om je geloof te beproeven.’ De<br />

portier bel<strong>de</strong> aan. Een jonge vrouw, Beschei<strong>de</strong>nheid, <strong>de</strong>ed open, nodig<strong>de</strong> hem uit binnen te komen<br />

en bracht hem in aanraking met Voorzichtigheid, Godsvrucht en Lief<strong>de</strong>. Deze vroegen hem waar hij<br />

vandaan kwam en waarom hij zijn reis had on<strong>de</strong>rnomen. Vervolgens nodig<strong>de</strong>n ze hem uit mee te<br />

eten. Aan tafel spraken ze over <strong>de</strong> Heer van <strong>de</strong> heuvel, over alles wat hij gedaan had en waarom hij<br />

dit paleis gebouwd had. Tot laat in <strong>de</strong> nacht waren ze in gesprek met elkaar. Nadat ze zich aan <strong>de</strong><br />

hoe<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Heer had<strong>de</strong>n bevolen, begaven ze zich te ruste. De volgen<strong>de</strong> morgen brachten ze<br />

Christen in hun stu<strong>de</strong>erkamer en lazen hem enige ge<strong>de</strong>nkwaardige da<strong>de</strong>n voor die sommige van zijn<br />

dienaren had<strong>de</strong>n gedaan: hoe ze koninkrijken had<strong>de</strong>n overwonnen, gerechtigheid geoefend,<br />

leeuwenmuilen toegestopt, uit zwakheid krachten had<strong>de</strong>n gekregen en in <strong>de</strong> strijd sterk waren<br />

gewor<strong>de</strong>n. Ook lazen ze stukken voor waaruit bleek hoe gewillig hun Heer was om ie<strong>de</strong>r in zijn gunst<br />

te ontvangen. De daarop volgen<strong>de</strong> dag brachten ze Christen in hun magazijn, waar ze hem allerlei<br />

oorlogswapenen lieten zien, die <strong>de</strong> Heer voor zijn reizigers gereed hield: een zwaard, een schild,<br />

een helm, borstwapenen, schoenen die niet verou<strong>de</strong>ren en gedurig gebed. Ze wezen hem dingen<br />

aan waarmee sommigen van zijn knechten won<strong>de</strong>rlijke dingen had<strong>de</strong>n verricht. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> dag<br />

lieten ze Christen <strong>de</strong> Liefelijke Bergen zien, waar sierlijke bossen, wijngaar<strong>de</strong>n en vruchten van<br />

allerlei soort, met bloemen, beken en fonteinen. De bergen wer<strong>de</strong>n Immanuels Land genoemd. Wie<br />

daar kwam, zag <strong>de</strong> poort van <strong>de</strong> hemelse stad. Christen besloot ver<strong>de</strong>r te reizen. Voor hij vertrok<br />

werd hij van het hoofd tot <strong>de</strong> voeten geharnast met wapens die alle waren beproefd, voor het geval<br />

hem een aanval op <strong>de</strong> weg te wachten stond. Beschei<strong>de</strong>nheid, Lief<strong>de</strong>, Godsvrucht en<br />

Voorzichtigheid vergezel<strong>de</strong>n hem tot in het dal, want een afdaling is zeker zo moeilijk als het<br />

beklimmen van een berg. De weg was glad en Christen gleed een paar keer uit.<br />

Christen kwam nu in <strong>de</strong> vallei Verootmoediging. Hier kwam hij Apollyon tegen, een monster zeer<br />

gevaarlijk om te zien en bekleed met schubben zoals een vis; hij had vleugels als een draak en<br />

voeten als een beer. Uit zijn buik kwamen<br />

vuur en rook en zijn mond was als <strong>de</strong> muil<br />

van een leeuw. Hij probeer<strong>de</strong> Christen ervan<br />

te overtuigen dat hij <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> weg was<br />

ingeslagen om van zijn pak verlost te<br />

wor<strong>de</strong>n. Hij had moeten wachten tot <strong>de</strong><br />

vorst zelf het van hem had afgenomen.<br />

Christen antwoord<strong>de</strong>: ‘De vorst die ik eer en<br />

dien, is genadig en vaardig om te vergeven.<br />

Maar wat meer is, <strong>de</strong>ze gebreken had<strong>de</strong>n mij<br />

in hun bezit, toen ik in uw land woon<strong>de</strong>;<br />

daar heb ik ze ingezogen; ik heb er ook<br />

on<strong>de</strong>r gezucht, en ben er bedroefd over<br />

geweest en heb vergiffenis gekregen van<br />

mijn vorst.’ Apollyon brak hierop in<br />

verwoe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n uit: ‘Ik ben een vijand<br />

van jouw vorst. Ik haat zijn persoon, zijn<br />

wetten, zijn volk’. Ook probeer<strong>de</strong> hij<br />

Christen <strong>de</strong> weg te versperren en schoot<br />

vurige pijlen op hem af. Christen wist ze met<br />

zijn schild af te weren. Wel raakte hij<br />

gewond. Na een zwaar en lang gevecht wist<br />

hij ein<strong>de</strong>lijk Apollyon met zijn zwaard<br />

zodanig te verwon<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze vluchtte.<br />

Christen dankte God dat <strong>de</strong>ze engel Michaël<br />

had gestuurd om hem te red<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

duivel (Beëlzebub) en trok ver<strong>de</strong>r.<br />

Zijn weg ging nu door het dal van <strong>de</strong><br />

Schaduw van <strong>de</strong> Dood. Christen ontmoette<br />

twee mannen. Ze vertel<strong>de</strong>n wat ze ook door<br />

dit dal wil<strong>de</strong>n trekken, maar nu,<br />

geschrokken door wat ze gezien had<strong>de</strong>n,<br />

terug wil<strong>de</strong>n. Ze zei<strong>de</strong>n: ‘De vallei was<br />

donker als pek, er waren veldduivels en<br />

draken van <strong>de</strong> afgrond; we hoor<strong>de</strong>n er<br />

Illustratie van Johan Herman Isings (1884-1977): Strijd met<br />

Apolyon, in: <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>, De Christen- en Christinnereis, Delft<br />

1928.<br />

8


voortdurend huilen en kermen.’ ‘Dit is <strong>de</strong> weg die ik moet gaan om tot <strong>de</strong> begeer<strong>de</strong> haven te<br />

komen’, antwoord<strong>de</strong> Christen en ging ver<strong>de</strong>r langs een gevaarlijke slijkpoel en over een<br />

buitengewoon smal pad. In het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vallei, niet ver van <strong>de</strong> weg af, zag hij <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong><br />

hel. Voortgaan<strong>de</strong> na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij vrij dicht het vuur. Hij hoor<strong>de</strong> treuren<strong>de</strong> stemmen en zag dat een<br />

troep boze geesten op hem afkwam. Een van <strong>de</strong> duivelen fluister<strong>de</strong> hem droevige belasteringen in<br />

het oor. Hij wist niet wat ervan te <strong>de</strong>nken. Ineens meen<strong>de</strong> hij een stem te horen van een man die<br />

zei: ‘Al ging ik in het dal van <strong>de</strong> schaduw van <strong>de</strong> dood, ik vrees niet, want Gij zijt bij mij’. Hij<br />

begreep hieruit dat meer mensen <strong>de</strong>ze weg gingen. Ook begreep hij dat God bij hem was. Toen het<br />

lichter werd, zag hij welke weg hij gegaan was: aan <strong>de</strong> ene kant een ravijn en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant<br />

een moeras. Aan het eind van het dal zag<br />

hij bloed, been<strong>de</strong>ren en as afkomstig van<br />

<strong>de</strong> pelgrims die tevoren <strong>de</strong>ze weg waren<br />

gegaan en op zeer wre<strong>de</strong> wijze ter dood<br />

waren gebracht door twee reuzen: Paus en<br />

Hei<strong>de</strong>n. Hei<strong>de</strong>n was inmid<strong>de</strong>ls dood en<br />

Paus was oud en zo ziekelijk en stijf dat hij<br />

weinig meer kon uitrichten.<br />

Christen kwam op een hoogte aan van<br />

waaruit hij vooruit kon zien. Hij zag<br />

Getrouwe. Samen al ver<strong>de</strong>r trekkend<br />

wissel<strong>de</strong>n ze uitvoerig hun ervaringen uit<br />

en bemoedig<strong>de</strong>n elkaar. Ze ontmoetten<br />

Mondchristen en spraken diepgaand met<br />

hem. Nadat afscheid genomen had<strong>de</strong>n van<br />

Mondchristen, stond het voor Getrouwe<br />

vast dat Mondchristen verloren zou gaan.<br />

Christen was gesterkt in zijn opvatting dat<br />

het geloof van mondchristenen alleen<br />

bestaat uit woor<strong>de</strong>n: in hun omgang zijn ze<br />

zo verdraaid en ij<strong>de</strong>l dat ze – ‘hoewel<br />

veeltijds toegelaten in <strong>de</strong> gemeenschap<br />

van <strong>de</strong> godzaligen’ – het christendom<br />

bevlekken en <strong>de</strong> oprechten bedroeven.<br />

Intussen kwam Evangelist bij hen lopen.<br />

Deze hield hen voor dat ze nog niet buiten<br />

het bereik van <strong>de</strong> duivel waren en<br />

vermaan<strong>de</strong> hen te blijven geloven in <strong>de</strong><br />

dingen die voor hen nog onzichtbaar<br />

waren.<br />

Zodra ze uit <strong>de</strong> woestijn kwamen, zagen ze<br />

een stad: IJ<strong>de</strong>lheid. In <strong>de</strong> stad werd kermis<br />

gehou<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> IJ<strong>de</strong>lheidskermis was veel<br />

te zien: huichelarij, bedrog, schouwspelen,<br />

dansen en springen, gekken, apen, boeven,<br />

moor<strong>de</strong><strong>naar</strong>s, overspelers, meinedigen. De<br />

Illustratie van Johan Herman Isings (1884-1977): Mondchristen<br />

en Getrouwe, in: <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>, De Christen- en Christinnereis,<br />

Delft 1928.<br />

heer van <strong>de</strong> kermis, Beëlzebub, nodig<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>r uit om van zijn ij<strong>de</strong>lhe<strong>de</strong>n te kopen. De pelgrims<br />

trokken door <strong>de</strong> stad. De waren die hier geveild wer<strong>de</strong>n, achtten ze van geen belang. Toen iemand<br />

hen vroeg wat ze wil<strong>de</strong>n kopen, antwoord<strong>de</strong>n ze: ‘Wij kopen <strong>de</strong> Waarheid’. Sommigen die dit<br />

hoor<strong>de</strong>n, staken er <strong>de</strong> gek mee, an<strong>de</strong>ren beschimpten hen, weer an<strong>de</strong>ren spraken verachtelijk over<br />

hen. Er kwam een grote opschudding. De pelgrims wer<strong>de</strong>n geslagen en in boeien gezet tot een<br />

schouwspel voor al <strong>de</strong> kermisgasten. De grootvorst van <strong>de</strong> kermis lachte om wat hen overkwam. Op<br />

een gegeven moment raakten <strong>de</strong> toeschouwers in handgemeen on<strong>de</strong>r elkaar. Christen en Getrouwe<br />

wer<strong>de</strong>n aangeklaagd als schuldig aan oproer en gevangen gezet. Toen ze enige tijd later voor <strong>de</strong><br />

rechtbank verschenen, beschuldig<strong>de</strong> Deugdhater hen dat ze afbrekers van <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l waren, oproer<br />

en ver<strong>de</strong>eldheid had<strong>de</strong>n aangericht en enigen had<strong>de</strong>n overgehaald tot hun gevaarlijke inbeeldingen<br />

en tot verachting van <strong>de</strong> weg van hun vorst. Drie getuigen tra<strong>de</strong>n hierop <strong>naar</strong> voren: Nijd, Bijgeloof<br />

en Mooiprater. Nijd wierp Getrouwe schijnheiligheid voor <strong>de</strong> voeten. Bijgeloof zei dat hij <strong>de</strong> pest is<br />

on<strong>de</strong>r het volk, want hij had gezegd dat zijn geloof niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> en God niet kon behagen.<br />

Mooiprater verweet hem Beëlzebub te verachten. Getrouwe werd veroor<strong>de</strong>eld, gegeseld, met<br />

9


messen en zwaar<strong>de</strong>n gestoken, gestenigd en aan een paal verbrand. Toen zijn tegenstan<strong>de</strong>rs met<br />

hem klaar waren, werd hij on<strong>de</strong>r het geluid van bazuinen opgenomen tot in <strong>de</strong> poort van <strong>de</strong> hemel.<br />

Christen werd teruggestuurd <strong>naar</strong> <strong>de</strong> gevangenis. ‘Maar Hij, Die alle dingen regeert en <strong>de</strong> kracht van<br />

hun woe<strong>de</strong> in Zijn eigen han<strong>de</strong>n heeft, beschikte het zo, dat Christen ontkwam en zijns weegs ging.’<br />

Christen kreeg Hoop als metgezel. Enige tijd later liepen Bijbedoeling, Geldbemin<strong>naar</strong>, Albehou<strong>de</strong>r,<br />

Wereldvriend een stukje met hen op. Toen na een lang gesprek bleek, dat ze Christen en Hoop niet<br />

kon<strong>de</strong>n overtuigen van hun gelijk, scheid<strong>de</strong>n zich hun wegen. Christen en Hoop kwamen door een<br />

vlakte en zagen een oud ge<strong>de</strong>nkteken. Het bleek <strong>de</strong> zoutpilaar te zijn waarin Lots vrouw veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

toen zij met een gierig hart omzag <strong>naar</strong> Sodom, waaruit zij, om behou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n, was<br />

gevlucht. 6 Toen ze hun weg vervolg<strong>de</strong>n, kwamen ze aan een mooie rivier. Ze rusten er uit, dronken<br />

van het water van <strong>de</strong>ze rivier dat zeer verkwikkend was en hun vermoei<strong>de</strong> geest <strong>de</strong>ed herleven, en<br />

aten van <strong>de</strong> vruchten van <strong>de</strong> bomen langs <strong>de</strong> rivier.<br />

Ver<strong>de</strong>r gaand, zagen ze naast <strong>de</strong> weg een wei<strong>de</strong> met een bijpad waarop IJ<strong>de</strong>l Vertrouwen liep. Deze<br />

zei hen dat het pad <strong>naar</strong> <strong>de</strong> poort van <strong>de</strong><br />

hemel leid<strong>de</strong>. Christen en Hoop volg<strong>de</strong>n<br />

hem. Plotseling viel IJ<strong>de</strong>l Vertrouwen in<br />

een diepe kuil, daar door <strong>de</strong> Vorst van het<br />

land gemaakt om ij<strong>de</strong>l roemen<strong>de</strong> dwazen<br />

daarin te doen storten. Hij werd door zijn<br />

val verbrijzeld. Christen en Hoop hoor<strong>de</strong>n<br />

een stem die hen opriep langs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

weg terug te keren. Ze gaven er gehoor<br />

aan, maar kon<strong>de</strong>n, omdat het inmid<strong>de</strong>ls<br />

donker was gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> hoofdweg niet<br />

terugvin<strong>de</strong>n.<br />

Ze kwamen bij kasteel Twijfel. De eige<strong>naar</strong><br />

ervan, <strong>de</strong> reus Wanhoop, greep hen en<br />

wierp hen in een duister, stinkend hol. Op<br />

advies van zijn vrouw, Ongeloof, roste hij<br />

hen zo vreselijk af, dat ze niet meer<br />

kon<strong>de</strong>n staan. De volgen<strong>de</strong> dag zei hij hen<br />

dat er geen an<strong>de</strong>re weg voor hen open was<br />

dan een eind aan hun leven te maken. Ze<br />

weiger<strong>de</strong>n dit en smeekten hem hen te<br />

laten gaan. Tevergeefs. Wanhoop liet hen<br />

in <strong>de</strong> kerker achter. De gevangenen<br />

brachten <strong>de</strong> nacht met bid<strong>de</strong>n door.<br />

Plotseling realiseer<strong>de</strong> Christen zich dat hij<br />

<strong>de</strong> sleutel tot <strong>de</strong> vrijheid in zijn hart droeg:<br />

Belofte. Hij pakte <strong>de</strong>ze en open<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur.<br />

Christen en Hoop zetten hun reis voort en<br />

kwamen aan <strong>de</strong> Liefelijke Bergen. De<br />

her<strong>de</strong>rs daar, Kennis, Ervarenheid,<br />

Waakzaam en Oprechte, gaven hen te eten<br />

en on<strong>de</strong>rdak. De volgen<strong>de</strong> dag lieten ze<br />

hen het landschap zien, gaven hen<br />

inlichtingen over <strong>de</strong> weg en adviseer<strong>de</strong>n<br />

hen zich te hoe<strong>de</strong>n voor pluimstrijkers en<br />

niet te slapen op <strong>de</strong> Betover<strong>de</strong> Grond.<br />

Christen en Hoop wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bergen af<br />

Illustratie van Johan Herman Isings (1884-1977): Christen en Hoop<br />

ontkomen uit het kasteel van Wanhoop, in: <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>, De<br />

Christen- en Christinnereis, Delft 1928.<br />

en ontmoetten Onkun<strong>de</strong> die uit het land Inbeelding kwam. Deze zei hen: ‘Volg <strong>de</strong> godsdienst van je<br />

land; ik zal <strong>de</strong> mijne volgen; wat <strong>de</strong> poort betreft, ie<strong>de</strong>r weet dat ze zeer ver is van onze<br />

provincie’. Ook zagen ze Kleingeloof, die weinig moed toon<strong>de</strong> en atheïst, die hen uitlachte toen ze<br />

vertel<strong>de</strong>n op weg te zijn <strong>naar</strong> <strong>de</strong> berg Sion. Aangekomen op Betover<strong>de</strong> Grond wer<strong>de</strong>n hun ogen<br />

zwaar van slaap. Om slaperigheid te voorkomen begonnen ze een geestelijk gesprek. Na enige tijd<br />

voeg<strong>de</strong> Onkun<strong>de</strong> zich weer bij hen. Christen probeer<strong>de</strong> hem <strong>de</strong> betekenis van het geloof uit te<br />

leggen. Op een gegeven moment verzuchtte Onkun<strong>de</strong>: ‘Jullie lopen zo hard. Ik kan jullie niet<br />

bijhou<strong>de</strong>n; het beste is maar dat jullie vooruitgaan; ik zal wel achteraan komen.’ ‘Wel Onkun<strong>de</strong>!’<br />

6 Genesis 19:26.<br />

10


zei<strong>de</strong>n zij, ‘wil je zo dwaas zijn en een goe<strong>de</strong> raad je wel tienmaal gegeven, zo in <strong>de</strong> wind slaan?<br />

Weldra zul je weten wat voor kwaad je zodoen<strong>de</strong> begaat; be<strong>de</strong>nk je nog terwijl het nog tijd is; ga<br />

niet ver<strong>de</strong>r, laat je door goe<strong>de</strong> raad behou<strong>de</strong>n. Maar wil je voortgaan in het verwerpen, je zult zelf<br />

het verlies dragen.’ Christen en Hoop lieten Onkun<strong>de</strong> achter.<br />

Al pratend kwamen ze in het land Getrouw<strong>de</strong>. Hier waren ze in het gezicht van <strong>de</strong> stad waar ze<br />

heen reis<strong>de</strong>n en ontmoetten enigen van haar bewoners (engelen). Hier werd het contact tussen <strong>de</strong><br />

Brui<strong>de</strong>gom en <strong>de</strong> bruid vernieuwd. Ja hier verheug<strong>de</strong> God zich over hen. Bij het voortgaan<br />

ontmoetten ze twee mannen in een gewaad dat blonk als goud en met gezichten die blonken als<br />

licht. De mannen informeer<strong>de</strong>n <strong>naar</strong> hun ervaringen on<strong>de</strong>rweg en nodig<strong>de</strong>n hen uit mee te gaan<br />

<strong>naar</strong> <strong>de</strong> stad. Ze wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n samen tot ze in <strong>de</strong> buurt van <strong>de</strong> stadspoort kwamen.<br />

Tussen hen en <strong>de</strong> poort was een diepe rivier. Deze moesten ze oversteken. Er was geen brug. Bij het<br />

oversteken dreig<strong>de</strong> Christen te<br />

verdrinken. Hoop probeer<strong>de</strong> het hoofd<br />

van Christen boven het water te hou<strong>de</strong>n<br />

en hem te troosten. Hij zei: ‘Deze<br />

angsten zijn geen tekenen dat God je<br />

verlaat, maar wor<strong>de</strong>n je alleen<br />

toegezon<strong>de</strong>n om je te beproeven,of je nu<br />

ook ge<strong>de</strong>nkt aan wat je eer<strong>de</strong>r en tot<br />

dusver van zijn goedheid genoot en ook<br />

op Hem vertrouwt in je benauwdhe<strong>de</strong>n.’<br />

Na enige tijd zag Christen Jezus Christus.<br />

Op datzelf<strong>de</strong> moment voel<strong>de</strong> hij grond<br />

om op te staan. Ze liepen nu <strong>naar</strong> <strong>de</strong><br />

overkant. Hun sterfelijk gewaad lieten ze<br />

in <strong>de</strong> rivier achter.<br />

Twee mannen in blinken<strong>de</strong> kleren<br />

verwelkom<strong>de</strong>n hen en vertel<strong>de</strong>n hen wat<br />

hen in <strong>de</strong> stad te wachten stond. Toen ze<br />

<strong>de</strong> poort na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, kwamen mannen ‘die<br />

onze Here liefhad<strong>de</strong>n toen zij in <strong>de</strong><br />

wereld waren en alles om Zijn heilige<br />

Naam verlieten’ hen ophalen. Ook<br />

verschei<strong>de</strong>ne trompetters van <strong>de</strong> koning<br />

kwamen hen tegemoet en ontvingen hen<br />

met gejuich en bazuingeschal. Omringd<br />

door hen kwamen ze bij <strong>de</strong> poort. Boven<br />

<strong>de</strong> poort was in gou<strong>de</strong>n letters<br />

geschreven: ‘Gelukkig zijn zij die Zijn<br />

gebo<strong>de</strong>n doen: zij kunnen over <strong>de</strong><br />

levensboom beschikken en zullen <strong>de</strong> stad<br />

door <strong>de</strong> poorten binnengaan’.<br />

Christen en Hoop gingen <strong>de</strong> poort door.<br />

Met dat ze dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n ze geheel<br />

veran<strong>de</strong>rd. Ze kregen een gewaad dat<br />

blonk als goud, een kroon tot teken van<br />

eer en een harp om mee te loven. De stad<br />

Illustratie van Johan Herman Isings (1884-1977): Christen en Hoop<br />

gaan binnen door <strong>de</strong> poort van <strong>de</strong> hemelse stad, in: <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong>,<br />

De Christen- en Christinnereis, Delft 1928.<br />

blonk als <strong>de</strong> zon, <strong>de</strong> straten waren van goud en daarop wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n er velen met kronen op hun<br />

hoof<strong>de</strong>n, palmtakken in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en gou<strong>de</strong>n harpen.<br />

Onkun<strong>de</strong> arriveer<strong>de</strong> ook aan <strong>de</strong> rivier. Hij werd overgezet door veerman IJ<strong>de</strong>le Hoop. Alleen stond<br />

hij nu voor <strong>de</strong> poort. Niemand moedig<strong>de</strong> hem aan. Hij klopte op <strong>de</strong> poort. Tegen <strong>de</strong> poortwachters<br />

zei hij dat hij in tegenwoordigheid van <strong>de</strong> Koning gegeten had. Ze vroegen hem <strong>naar</strong> het bewijs<br />

ervan. Hij kon het niet tonen. De Koning werd gemeld dat Onkun<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> poort stond. Maar <strong>de</strong>ze<br />

wil<strong>de</strong> hem niet ontvangen, integen<strong>de</strong>el, hij beval Onkun<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> voeten te bin<strong>de</strong>n. De<br />

twee Blinken<strong>de</strong>n die Christen en Hoop tot <strong>de</strong> stad had<strong>de</strong>n geleid, droegen Onkun<strong>de</strong> ‘door <strong>de</strong> lucht<br />

tot aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur die terzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> heuvel was en wierpen hem daar in.’<br />

<strong>Bunyan</strong> besloot zijn verhaal met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘En zo zag ik, dat er een weg <strong>naar</strong> <strong>de</strong> hel was zowel<br />

van <strong>de</strong> hemelpoort af, als vanaf <strong>de</strong> stad Ver<strong>de</strong>rf. Toen werd ik wakker, en zie, het was een droom.’<br />

11


<strong>Bunyan</strong> schreef in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> opkomst van het kapitalisme. Met Christenreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong><br />

wil<strong>de</strong> hij protest aantekenen tegen een cultuur van genot en plezier. Hij <strong>de</strong>ed dat met mid<strong>de</strong>len die<br />

hij aan die cultuur ontleen<strong>de</strong>. De individuele christen die uitsluitend op zijn heil uit is, reist <strong>naar</strong> <strong>de</strong><br />

toekomen<strong>de</strong> wereld. Bela<strong>de</strong>n met zijn zon<strong>de</strong>last gaat hij in zijn eentje <strong>de</strong> smalle weg van<br />

wereldmijding die <strong>naar</strong> <strong>de</strong> hemelse zaligheid voert. Bij het kruis van Golgotha kan hij zijn last<br />

afwerpen. De manier waarop <strong>Bunyan</strong> <strong>de</strong> reis beschreef, lijkt op <strong>de</strong> manier waarop het opkomen<strong>de</strong><br />

kapitalisme zichzelf rechtvaardig<strong>de</strong>: ‘je gaat helemaal alleen, je eigen zaligheid is het hoogste goed<br />

en <strong>de</strong> weg waarlangs is een weg van voortreffelijke individuele prestaties.’ 7 <strong>Bunyan</strong> beschreef <strong>de</strong><br />

weg <strong>naar</strong> Gods koninkrijk als een soort hor<strong>de</strong>loop <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong>, waarbij an<strong>de</strong>re mensen als<br />

een last van je moeten wor<strong>de</strong>n afgeschud. Christen was getrouwd en had kin<strong>de</strong>ren, maar die moest<br />

hij in <strong>de</strong> steek laten om <strong>de</strong> eeuwige zaligheid te kunnen beërven. Toen hij van huis wegren<strong>de</strong>,<br />

riepen zijn vrouw en kin<strong>de</strong>ren hem na om terug te komen, maar hij stopte zijn vingers in <strong>de</strong> oren en<br />

schreeuw<strong>de</strong>: ‘Leven, leven, eeuwig leven!’<br />

Boodschap van <strong>Bunyan</strong> is: alleen wie <strong>de</strong> strijd om het smalle pad aandurft en <strong>de</strong> gemakken van <strong>de</strong><br />

bre<strong>de</strong> weg versmaadt, ziet <strong>de</strong> poort van het hemels Jeruzalem (Sion) opengaan. Door God<br />

uitverkoren zijn betekent strijd in <strong>de</strong> wereld en alles op willen geven, zelfs je vrouw, kin<strong>de</strong>ren en<br />

vrien<strong>de</strong>n. Het betekent ook: Christus is voor je, maar in <strong>de</strong> hemel. Materiële zaken zijn tij<strong>de</strong>lijke<br />

zaken. Voor <strong>de</strong> eeuwige God telt niet of je rijk of arm was. Een mens is niet wat hij heeft. Hij is<br />

wat hij met zijn bezit doet. Uitverkiezing is niet uiterlijk meetbaar. Geloof is een zaak van het<br />

innerlijk. De innerlijkheid brengt een ascetische uiterlijkheid met zich mee.<br />

<strong>Bunyan</strong> teken<strong>de</strong> <strong>de</strong> weg van Christen als een weg van<br />

vreem<strong>de</strong>lingschap. Met <strong>de</strong> notie vreem<strong>de</strong>lingschap greep<br />

hij terug op een oersymbool van christelijk leven. In <strong>de</strong><br />

Bijbel werd al benadrukt dat <strong>de</strong> mens in <strong>de</strong> wereld is,<br />

maar haar niet toebehoort. 8 Kerkva<strong>de</strong>r Aurelius Augustinus<br />

(354-430) en allen die hem navolg<strong>de</strong>n, teken<strong>de</strong>n het<br />

christelijk leven als een pelgrimage, een leven on<strong>de</strong>rweg.<br />

Deze wereld is – zo benadrukten ze - weliswaar <strong>de</strong> enige,<br />

maar ze is niet <strong>de</strong> ware. De mens is op weg <strong>naar</strong> <strong>de</strong> ware<br />

wereld en moet zich daarom niet hechten aan <strong>de</strong><br />

natuurlijke verban<strong>de</strong>n van familie, clan of volk.<br />

Vreem<strong>de</strong>lingschap impliceer<strong>de</strong> voor hen verzet tegen <strong>de</strong><br />

zon<strong>de</strong>, onthechting van aardse goe<strong>de</strong>ren en positieve<br />

gerichtheid op het dienen van God en het liefhebben van<br />

<strong>de</strong> naaste.<br />

De Franse reformator Johannes Calvijn (1509-1564) stel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van vreem<strong>de</strong>lingschap centraal in zijn over<strong>de</strong>nking<br />

van het toekomen<strong>de</strong> leven: ‘En door welk soort van<br />

verdrukking wij ook gedrukt wor<strong>de</strong>n, altijd moeten wij<br />

zien op dit doel, dat wij ons gewennen tot <strong>de</strong> verachting<br />

van het tegenwoordige leven en daardoor opgewekt<br />

wor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> over<strong>de</strong>nking van het toekomen<strong>de</strong>. (…) De<br />

gehele ziel zoekt, daar ze verstrikt is in <strong>de</strong> verlokkingen <strong>de</strong>s vleses, haar geluk op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>. Om dit<br />

kwaad tegen te gaan, on<strong>de</strong>rwijst <strong>de</strong> Here door voortduren<strong>de</strong> bewijzen <strong>de</strong>r ellen<strong>de</strong> <strong>de</strong> zijnen<br />

aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid van dit leven.’ 9 ‘Er is geen mid<strong>de</strong>nweg: òf <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> moet ons waar<strong>de</strong>loos<br />

wor<strong>de</strong>n, òf zij moet ons in ongebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot zich vasthou<strong>de</strong>n. Daarom, indien wij enige zorg<br />

voor <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong> hebben, moeten wij ons <strong>naar</strong>stig hierop toeleggen, dat wij ons uit die slechte<br />

boeien losmaken. Ver<strong>de</strong>r, daar het tegenwoordige leven zeer veel bekoorlijkhe<strong>de</strong>n heeft, waardoor<br />

het ons verlokt, veel schijn van liefelijkheid, aangenaamheid en aantrekkelijkheid, waardoor het<br />

ons streelt, is het voor ons van groot belang, dat wij herhaal<strong>de</strong>lijk daarvan wor<strong>de</strong>n weggeroepen,<br />

opdat wij niet door zulke lokmid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n betoverd.’ 10 ‘… <strong>de</strong> gelovigen moeten zich gewennen<br />

aan zulk een verachting van dit leven, dat die geen haat tegen dat leven wekt en geen<br />

7<br />

Gerrit Manenschijn, Geplun<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, geterg<strong>de</strong> hemel. Ontwerp voor een christelijke milieu-ethiek, Baarn: Ten Have<br />

1988, 189.<br />

8<br />

Efeze 2:19, Hebreeën 11:13; 1 Petrus 2:1.1<br />

9<br />

Johannes Calvijn, Institutie of on<strong>de</strong>rwijzing in <strong>de</strong> christelijke godsdienst, boek III, hoofdstuk IX, Delft: Meinema, z.j. 210-<br />

211.<br />

10<br />

Calvijn, a.w., 212.<br />

12


ondankbaarheid jegens God. Immers dit leven, ook al is het vervuld van talloze ellen<strong>de</strong>n, wordt<br />

toch terecht gerekend tot <strong>de</strong> niet te versma<strong>de</strong>n zegeningen Gods.’ 11 ‘Hierop moeten dus <strong>de</strong><br />

gelovigen bij het waar<strong>de</strong>ren van het sterfelijk leven het oog gevestigd hou<strong>de</strong>n, dat ze, daar ze<br />

begrijpen, dat het in zichzelf niets dan ellen<strong>de</strong> is, <strong>de</strong>s te vuriger en gere<strong>de</strong>r zich geheel wij<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> over<strong>de</strong>nking van het toekomen<strong>de</strong> eeuwige leven. Wanneer men er toe gekomen is te vergelijken,<br />

dan kan het tegenwoordige leven niet alleen gerust veronachtzaamd wor<strong>de</strong>n, maar moet het ook, in<br />

vergelijking met het toekomen<strong>de</strong>, geheel en al veracht en versmaad wor<strong>de</strong>n. Want indien <strong>de</strong> hemel<br />

ons va<strong>de</strong>rland is, wat is dan <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rs dan een oord <strong>de</strong>r ballingschap? Indien het verhuizen uit<br />

<strong>de</strong> wereld is <strong>de</strong> ingang tot het leven, wat is <strong>de</strong> wereld dan an<strong>de</strong>rs dan een graf? En wat is in <strong>de</strong><br />

wereld blijven dan an<strong>de</strong>rs dan verzonken liggen in <strong>de</strong> dood? Indien bevrijd te wor<strong>de</strong>n van het<br />

lichaam betekent gebracht te wor<strong>de</strong>n in volkomen vrijheid, wat is het lichaam dan an<strong>de</strong>rs dan een<br />

kerker? Indien Gods tegenwoordigheid te genieten het hoogste geluk is, is het dan niet ellendig haar<br />

te missen?’ 12 ‘(…) indien wij be<strong>de</strong>nken, dat <strong>de</strong>ze onstandvastige, gebrekkige, ver<strong>de</strong>rfelijke,<br />

bouwvallige, verwelkelijke en wegkwijnen<strong>de</strong> tabernakel van ons lichaam daarom ontbon<strong>de</strong>n wordt,<br />

opdat hij weldra tot een vaste, volmaakte, onver<strong>de</strong>rfelijke, kortom hemelse heerlijkheid zou<br />

vernieuwd wor<strong>de</strong>n, zal dan het geloof ons niet dwingen vurig te verlangen datgene, waarvoor onze<br />

natuur terug<strong>de</strong>inst? Indien wij be<strong>de</strong>nken, dat wij door <strong>de</strong> dood uit <strong>de</strong> ballingschap teruggeroepen<br />

wor<strong>de</strong>n om ons va<strong>de</strong>rland, en dat wel ons hemels va<strong>de</strong>rland te bewonen, zullen wij daaruit geen<br />

troost verkrijgen?’ 13<br />

An<strong>de</strong>rs dan bij Calvijn was bij <strong>Bunyan</strong> <strong>de</strong> pelgrimsreis <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>eeuwigheid</strong> allereerst een weg van<br />

bekering. Deze weg had een begin in <strong>de</strong> angst van <strong>de</strong> mens die zijn schuld tegenover God leert<br />

kennen. Daarop volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ontmoeting bij het kruis van Christus. Maar <strong>de</strong> strijd was nog<br />

niet gestre<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> vlucht <strong>naar</strong> het kruis volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> verlichting met <strong>de</strong> kennis en <strong>de</strong> strijd om <strong>de</strong><br />

heiliging als strijd met <strong>de</strong> duivel, <strong>de</strong> wereld en het eigen vlees (<strong>de</strong> lusten en begeerten).<br />

<strong>Bunyan</strong> werd voor piëtisten in het gereformeer<strong>de</strong> protestantisme een autoriteit, een<br />

‘wegspecialist’. Miljoenen leg<strong>de</strong>n, zeer tegen zijn bedoeling in, <strong>de</strong> ervaring op hun eigen weg langs<br />

<strong>de</strong> meetlat van zijn verhaal. Ze stierven met <strong>de</strong> ogen gericht op <strong>de</strong> hemelse stad, terwijl ze in grote<br />

benauwdheid <strong>de</strong> doodsrivier overstaken. Tij<strong>de</strong>ns hun leven was vreem<strong>de</strong>lingschap kenmerkend voor<br />

hun houding in het publieke domein: ze waren wel in <strong>de</strong> wereld - en daarom was meedoen hun lot -<br />

ze waren echter geen burgers van <strong>de</strong>ze ‘tegenwoordige boze wereld’. Ze waren ‘vreem<strong>de</strong>lingen en<br />

bijwoners’, pelgrims op reis <strong>naar</strong> een beter va<strong>de</strong>rland.<br />

© Leen <strong>de</strong>n Besten, Zeve<strong>naar</strong> 25 april 2009.<br />

11 Calvijn, a.w., 213-214.<br />

12 Calvijn, a.w., 215.<br />

13 Calvijn, a.w., 216-217.<br />

Jan Luyken (1649-1712), Van <strong>de</strong> smalle en bree<strong>de</strong> Weg, gravure, in: Ze<strong>de</strong>lycke en Stichtelycke Gezangen, Amsterdam 1734.<br />

Luyken ont<strong>de</strong>kte in <strong>Bunyan</strong> een geestverwant. Zie H. van ’t Veld, 13 Bemin<strong>de</strong> broe<strong>de</strong>r die ik vand/ op 's werelts pelgrims<br />

wegen. Jan Luyken (1649-1712) als illustrator en me<strong>de</strong>reiziger van <strong>John</strong> <strong>Bunyan</strong> (1628-1688), Utrecht: De Banier 2000.


‘De bre<strong>de</strong> en <strong>de</strong> smalle weg’. Anonieme prent uit omstreeks 1875.<br />

Volgens <strong>de</strong> evangelist Mattheüs (7:13-14) zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Ga door <strong>de</strong> nauwe poort <strong>naar</strong> binnen. Want <strong>de</strong> bre<strong>de</strong><br />

weg, die velen volgen, en <strong>de</strong> ruime poort, waar velen door <strong>naar</strong> binnen gaan, lei<strong>de</strong>n <strong>naar</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang. Nauw is <strong>de</strong> poort <strong>naar</strong><br />

het leven, en smal <strong>de</strong> weg er<strong>naar</strong>toe, en slechts weinigen weten die te vin<strong>de</strong>n.’<br />

Het beeld van <strong>de</strong> wegen, <strong>de</strong> één lei<strong>de</strong>nd <strong>naar</strong> het eeuwige leven en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r <strong>naar</strong> <strong>de</strong> dood, komt vanaf <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw<br />

regelmatig voor in christelijke geschriften.<br />

Blijkens <strong>de</strong> afbeelding kun je op een tamelijk laat stadium vanaf <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> weg alsnog een smalle weg inslaan die <strong>naar</strong> het leven<br />

leidt – of omgekeerd.<br />

14


Jan Luyken (1649-1712), kopergravure in <strong>de</strong> editie van<br />

1683.<br />

15<br />

Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. Evangelist<br />

overtuigt christen van zijn dwaling: er schoten vlammen<br />

op uit <strong>de</strong> berg.


Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. Het huis van <strong>de</strong><br />

uitlegger: <strong>de</strong> kamer werd schoongeveegd.<br />

16<br />

Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. Christen bevrijdt<br />

zich van zijn last: hij zag drie mannen liggen.


Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. De heuvel<br />

moeilijkheid: klauterend op han<strong>de</strong>n en voeten vanwege<br />

<strong>de</strong> steilte van <strong>de</strong> plaats.<br />

17<br />

Jan Luyken, kopergravure: De vallei verootmoediging:<br />

uit zijn buik kwamen vuur en rook en zijn mond was als<br />

<strong>de</strong> muil van een leeuw.


Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. De vallei van <strong>de</strong><br />

schaduw <strong>de</strong>s doods: <strong>de</strong> boze<br />

18<br />

Jan Luyken (1649-1712), kopergravure. De kermis van<br />

<strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid: daar ston<strong>de</strong>n zij geruime tijd en waren<br />

allemans spot.


Jan Luyken 1649-1712), kopergravure. Christen en Hoop<br />

gaan <strong>de</strong> rivier over. Hoop kan nauwelijks het hoofd van<br />

zijn broer boven water hou<strong>de</strong>n.<br />

19<br />

Portret van Jan Luyken, door A. Boonen/P. Sluiter,<br />

<strong>naar</strong> A. Houbraken, on<strong>de</strong>rschrift van Adr. Spinniker.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!